Timor heeft men van zoveel gewigt in zeekeren opsigte g'agt dat daarover eene ernstige Jacob Mossel, 13 april 1756 – 29 april 1761 XXVII. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, JAN SCHREUDER en REYNIER DE KLERK, BATAVIA 13 april 1756. Kol. Arch. 2758, VOC 2866, fol. 30-52. (De retourschepen zijn in januari 1756 met de brieven van 31 december 1755 vertrokken. In antwoord op de voorjaarsbrief van Heren XVII van 12 april 1755 wordt voor de goedkeuring van de aanstellingsacten van schrijvers te Cheribon naar desbetreffende resolutie verwezen. Op verzoek van Johanna Oosterhout, weduwe van schipper Jan Pakmor, wordt bericht dat volgens resolutie van 11 juli 1750 te Colombo f 1704 licht of f 1363 zwaar geld op Pakmors rekening is bijgeschreven, maar dat te Batavia gemachtigden f 261 in de kas gestort hebben, waarvoor de doodrekening van Pakmor gecrediteerd wordt. Gouverneur Roelof Blok is per de Eendracht naar Makassar vertrokken en gouverneur Abraham Abeleven per de Deunisveld in februari naar Ternate. Die tijd zijn de barken de Buis en de Rijder naar het onbekende Zuidland vertrokken met instructies d.d. 6 februari 1756.) TIMOR secrete besoigne gehouden hebben op den 26e februarij, waarbij besloten is den sabander Paravicini (die in de Palembangse commissie blijken van bequaamheyd en trouw gegeeven had) als commissaris derwaarts te zenden, teneynde met alle de inlandse vorsten de contracten te vernieuwen, of tot ons over te locken die nog niet door verbonden g'attacheerd mogten zijn, wijders met de Portugeesen tot exclusie van andere te handelen. Hebbende tot meerder securiteyt 100 man medegegeeven om daar te blijven militeeren, insteerende nogmalen dat Uw Edele Hoogachtbare gelieven te betragten de Portugeese etablissementen en regten aldaar teegen andere op de cust van Mallabaar te verwisselen. Bij voorsz. geleegentheyd is teregt van pas gekomen de consideratiën over Timor door desselfs beschrijver, den raad extraordinair Reijnier de Klerk, reeds uyt de grond op den papiere gebragt, 'twelk den commissaris van veel nut zal konnen weesen in desselfs commissie. Na welkers aflopinge denselven Banjermassen zal aangieren en daarmede zijne commissie oeffenen, dat seer noodsakelijk schijnd, mits de sobere aanbrengen van peeper voor de Compagnie en om de verschillen tusschen den koning en kroonprins ten goede te beslissen. Fol. 31v-32v. PALEMBANG peper, maar Spaanse realen om te betalen ontbreken; de bark de Mossel is er onlangs zonder geld naartoe gezonden. SIAM 84.390 lb tin enz. samen ter waarde van f 77.846. Met de Elswoud werd uit Siam voor Ceylon 490 last rijst vervoerd en als passagiers Siamse gezanten en priesters, maar schipper Dirk Steyne verzeilde het schip boven Batticaloa. CHINA gepasseerd met lading respectievelijk van f 733.531 en f 398.416, exclusief goud ter waarde van f 140.480 te Per de Appelboom en de Voorland is uit Siam aangevoerd 580 Siamse last rijst, 480.000 lb sapanhout, (Dat uit Palembang vroeg in de tijd 1.000.000 lb tin is ontvangen, belooft een goede inkoop van tin en Uit China hebben de retourschepen de Sloten en de Getrouwigheid ultimo januari 1756 Bantam ---met bijvoeging dat, volgens berigt onser Cantonse carga's, geen de minste kans zal (De dienaren te Cochin Chine schreven 2 december 1755 dat ze in het midden van de maand zouden Batavia afgegeven. Op 21 maart 1756 is het directe schip de Giessenburg te Batavia aangekomen met directeur en lading ter waarde van f 491.130 aan goud, zink, porselein, zijde stoffen enz., waaronder het restant goud ter waarde van f 292.298. Te China is verkocht voor f 505.978, de lasten bedroegen f 96.401, netto inkomsten dus f 409.577, en van het Suratse schip voor f 64.713, na aftrek van de lasten f 48.238. Besteld werd onder een voorschot ruim drie ton goud van omtrent 21 karaat tegen f 312. Wegens goede kwaliteit en omdat pas later met koopwaren tegen marktprijs betaald hoeft te worden, is geaccepteerd 1152 picol thee bohea à taël 10,5, 621 picol congo à taël 17,5 en 1451 picol souchon à taël 21,5. Voor de vaart van de Engelsen op Limpho of Chusan wordt verwezen naar het bericht uit december 1755 en naar de secrete resolutie van 21 februari 1756) weesen die vaart te doen verbieden, also de gouverneur van Limpho, van meerder aansien als die van Canton, reets volkomen permissie voor den aanstaande gegeeven heeft met toestemming van het hof, zullende apparent het volgende jaar meede twee carga's aldaar overblijven. Haren voornaamsten inkoop heeft bestaan in zijde, welke ze egter redelijk duur betaald hebben tot … tail ’t picol, of na hare reekening à 72 stuyvers d' tail tot ƒ … 't lb. Daarenboven maakt de bark vragt tusschen Limpho en Chusan een merkelijke verswaring, die egter niet wel te vermijden is dewijl in die tusschenwijte sware stroomen loopen op een diepte van 40 à 50 vadem en de baar voor de rivier maar 18 voeten water houd. Zulx de Limpose negotie vrij onkostbaarder met Chineese jonken kan gedreeven worden, hoewel die weder dikwils gevaar lopen van de rijse na Batavia niet te konnen gewinnen. Egter schijnd dit voor de Nederlandsche Compagnie preferabel en daarom heeft men besloten hen toe te seggen een lading peper, tin en lood tegens de bevorens gewone prijsen. Waarenboven w' stipt zullen doen letten dat d' Engelsche scheepen hier op Batavia of onderweg niet voorsien werden van zodanige waren als Limpo trekt en doorgaans tot de lading van een jonk derwaart diend. Terwijl ook alle Chinase waren die van elders buyten den weg der ordinaire jonken te Batavia of Java en Macasser werden ingevoerd, met 15 procent tol hebben beswaard, in hope door deese weegen deese nieuwe avanturiers dien handel onvoordeelig te maken en hun weder te doen blijven bij de vaart op Canton tot gerustheyd van de Nederlandse Compagnie. Fol. 34v-36r. COCHIN CHINE vertrekken. MALAKKA zenden op straffe van boete. De zaak zal onderzocht worden.) SUMATRA'S WESTKUST Bij aparte en gemeene van 25 december, 23 januarij en 2 maart jongstleeden van Padang communiceeren de ministers de nieuwe vijandelijke invasie en postvatting der Engelschen in de baay Tappianoelie, hebbende een der regenten aldaar het onder den 27e december 1755 met ons gesloten contract afgedwongen, waarbij de beyde hoofdregenten van dat district niet alleen hun landen in volle eygendom aan de Compagnie, maar zig ook als onderdanen stellen, mits de Compagnie hen dan ter zee tegen hunne vijanden beschermden, tegen welke inbreuk door den Barosen resident Challies wel geprotesteert was den 15e februarij, dog waaraan die natie zig weynig kreunde. Waarom de ministers ordres en magt versoeken om door geweld weder die landen te occupeeren en daardoor hunne verdere temeraire ondernemingen te stuyten, en dus teffens onse gemaakte contracten te onderhouden in 't bewijsen onser hulpe aan de regenten. Waarop bij secrete resolutie van den 23e maart besloten is 't ministerie van Bancahoeloe eerst in bondige en ernstige termen te protesteeren jegens voorschreven geweldadig gedoente en mede eclattante satisfactie te eysschen wegens nog een ander geval, of delosie, aan Omdat Malakka schepen onnodig vasthoudt, is 23 maart 1756 besloten te bevelen deze direct door te De kopiebrieven van Coromandel en Ceylon komen rechtstreeks met de Ceylonse retourschepen. De het wapen van onse souverein door een Engelsch capitain Damn genaamt gedaan, door het afrukken van een merkpaal met het wapen voormeld Compagniesweegen op Poelo Babij bezuyden Natter gesteld, volgens missive van daar van 29 september 1755. Voor voldoenend antwoord op alle desen niet alleen, maar ook evacuatie van de baay en 't district Tappianoulie, mitsgaders herstelling van alles op de cust op den vorigen voet etc., of dat men ons door kragt van wapenen zal tragten te maintineeren, latende voor hun reekening de gevolgen. Voorts van Ayer Bangis, aan deese zijde Natter gelegen, possessie te neemen en aldaar een fortje te extrueeren en met militie te besetten. Teffens de regenten aan te sporen om de Engelschen uyt hunne landen te verdrijven, met qualificatie aan de ministers om hen met kruyt, lood enz. en desnoods met inlandse militairen te adsisteeren, ook te beloven dat men hen alsdan mede ter zee zal adsisteeren. Fol. 36v-38r. BENGALEN (Van Bengalen zijn in januari en maart 1756 aangekomen de Scholtenburg met 400 kisten opium en 2000 zakken salpeter en de Vosmaar met 800 kisten opium en 1750 zakken salpeter, gezamenlijke waarde inclusief enige andere goederen f 845.235. De dienaren daar zijn bij resolutie van 6 april 1756 gemachtigd en aangespoord om het grootste gedeelte van de salpeter door inpachting te verwerven. Dit besluit zal met de binnenkort vertrekkende schepen de Vosmaar en de Voorburg, die zo mogelijk 10 ton goud en zilver zullen meenemen, overgebracht worden. COROMANDEL EN CEYLON Voorland zal met vijf ton goud daarheen gezonden worden. ARAKAN pas in januari en maart 1756 via Bengalen ontvangen. De dienaren zijn daar via Mergui op 26 januari 1755 aangekomen; ze werden er slecht behandeld en konden alleen wat ijzer, staal en kleinigheden verkopen, en 60 last rijst en wat olifantstanden inkopen. Wegens het verlopen van de moesson en gebrek aan proviand waren zij 15 september 1755 naar Bengalen afgevaren, daar 23 september aangekomen en 29 november weer vertrokken met 13.500 ropia's om in Pegu rijst te kopen voor Coromandel en Ceylon; zie brief van 7 januari 1756. Op 29 december 1755 waren zij daar aangekomen. Zij waren daar door de koning goed ontvangen en er was hen een lading rijst toegezegd. MALABAR 420.900 lb peper, 150 last rijst en andere goederen gezamenlijk waard f 153.098.) SURAT narigt dat Bloemendaal van Mocha gereverteert was, en op dien handel een zuyver advans behaeld van ƒ 88.868,-. Welke bodem ze wegens sware leccagie in de rivier hadden moeten halen om te repareeren en schoon te maken, wanneer door onvoorsigtigheyd des loots op een bank gebragt zijnde, vervolgens op de wal was gebarsten. lb. ijser, was daardoor, en door 't insluyten der stad door de Geniems, de debiet dier goederen gering, egter gingen de overige redelijk van de hand. Fol. 40r-v. Een Fransch schip van Mauritius aldaar aangekomen met 500.000 lb. zuyker en 500.000 De brieven uit Arakan van 28 april, 1 augustus, 7 oktober, 29 november 1755 en 7 januari 1756 zijn Uit Cochin is 29 maart 1756 de Buitenzorg aangekomen met brieven van 6 en 9 februari 1756 en Met Mariënbosch is in februari ontfangen 't Sourats schrijvens van 24 december 1755 met Met het eerstgemelde schip zijn de overige verloste uyt de slavernij der Angreanen Uyt der ministers aparte brief van 25 december 1755 blijkt wat offertes dien rover ons Bassijn leverde veel stoffe tot reflexie uyt, doordien de Engelschen den handel aldaar (Te Surat is in 1755 verkocht voor f 692.100; hierop werd ontvangen f 943.423 of 1369/8 %. De lading van de Mariënbos bedraagt f 214.686 en van de Luxemburg met de pakken en balen voor Ceylon f 486.779.) overgekomen, onder welke de schipper Boot c.s. aan ons overgegeven hebben een relaas van 't gevegt met deselve, waarbij consteerende dat ze zig in die actie als wakkere mannen gekweeten hebben. Heeft men zig bij resolutie van den 19e maart jongstleeden over hunne conduite voldaan gehouden en hare gagiën wederom cours laten neemen van dien dag af dat te Souratta g'arriveert zijn. heeft laten doen van de inruyming eener sterkte etc., teneynde ons tot adsistentie tegen den Bassijnder, geconjungeert met de Engelschen, te beweegen. alleen begeeren en de Franschen desselfs possessie mede eysschende, terwijl hunne armee, onder commando van den heer Bussij, in aantogt was tegen den vorst Nanna, bij welken de Engelschen thans gezien zijn wegens hunne adsistentie in 't uytvoeren van desselfs project ter onderbrenging van den Angria, schoon die vorst aan den commissiant Kronenburg en bij brief aan den directeur de grootste verseekering van zijn gunst gedaan heeft, waarvan de uytvoering beloofd, nadat het voormelde project uytgevoert zal weesen. Staande de verdere verrigtingen door den commissiant bij zijn optogt na den voornoemde Nanna vermeld bij desselfs gewisselde brieven, waarin mede voordeelige voorslagen der voornaamste kooplieden om met ons te handelen aangehaald werden. Fol. 41r-42r. KHARG (Uit een brief van 27 september 1755 via Malabar uit Kharg ontvangen blijkt dat de handel daar, wegens onrust in het Perzische rijk, weinig vordert. JAVA schrijven van den gouverneur thans een derde gedeelte van Java, gelijkstandig met de twee keysers te bedoelen1. Intusschen had deselve zijne vossestreken egter niet konnen nalaten, maar had in december in 't Pranaragasche en vervolgens in 't Padjangse getragt in te dringen, van waar egter met verlies afgeslagen en geretireert was. En had de gouverneur de rijksbestierders der twee vorsten bij zig ontboden om, ingevolge onse aanschrijving, serieus te beramen efficacieuse middelen, waardoor Said t' onder of een eynd van de twisten zoude konnen werden te wege gebragt, en ons dienaangaande van desselfs consideratiën te dienen. Fol. 42v-43r. februari 1756 de ordonnantie van het kleinzegel zo veranderd dat de commissie- en actegelden voor de zeeofficieren voortaan voor de Compagnie zullen zijn, en is 5 maart beschikt over de boetes eerder aan de Academie de Marine en het Seminarium opgelegd) ---mitsgaders besloten de Maleytsche drukkerij omme vooreerst het Oude Testament, 'tgeen bijna g'absolveert is, te laten voltooyen en afdrukken, dog alsdan omtrent het Nieuwe nader te disponeeren. Voorts der scholarchen narigt gevordert nopens de middelen tot propagatie der christelijke religie onder de heydenen. Blijvende het vervolg, mits de indispositie van den gouverneur-generaal, nog leggen tot na 't vertrek deses. Fol. 43v. De gouverneur van Java houdt de briefwisseling met Mas Said open) ---welke ook op 't nieuw twee gezanten aan ons overgezonden heeft, schijnende volgens 't (Conform het voorgestelde in de memorie van bezuiniging voor Batavia van 30 december 1755 is 3 1 `te bedoelen’ bedoeld lijkt tot doel te hebben, d.w.z. aanspraak ter maken op. (Het rapport van de secunde Jan Drabbe van 25 april 1755 over het verlies op de Suratse gerassen, salempuris, dotij's en ponnebegesjes - zie resolutie GG en Raden 8 oktober 1754 - is onvoldoende bevonden. Op 27 februari 1756 is besloten dat degenen die deze textiel hebben gesorteerd en aangenomen, de Compagnie de schade moeten vergoeden. Te Batavia zijn aangekomen de Bosschenhove op 4 januari, de Slot van Kapelle op 13 januari, de Welgelegen op 14 januari, de Osdorp en de Sparenrijk op 18 januari 1756; de Bosschenhove zal via China voor de kamer Amsterdam repatriëren, de Welgelegen voor Enkhuizen, waaraan nog twee retourschepen toegevoegd zullen worden. De schepen uit Nederland, die in strijd met de resolutie van de Heren XVII van 8 april 1755 van geschut, ammunitie en kruit voorzien zijn, zullen volgens besluit van 22 maart 1756 bewapend worden. Bovendien zullen alle schepen in Azië, of die gebruikt worden voor een expeditie, naar de grootte van hun lading bewapend worden - zie resolutie van 22 maart 1756 -, die met de grootste lading voor de kust van Java met 2000 lb buskruit, die met een kleinere lading met 1600 lb. De schepen op de rede van Batavia en verder uit de wal zullen, indien nodig, door het admiraalschip dat daarvoor 10.000 lb aan boord heeft, van buskruit voorzien worden. Wegens de onzekerheid in Europa zijn bij resolutie van 31 december 1755 maatregelen ter verdediging van Batavia en andere kantoren voorbereid; zie geheime resolutie van 22 maart 1756. Het opperhoofd van het generaal soldijkantoor heeft op 2 maart 1756 een rapport ingediend over herstel van slordigheden en fouten in de soldij- en hospitaalboeken; zie hierover resolutie van 15 september 1755, patriase brief van 12 april 1755 en de antwoorden in de marge hierop waaruit blijkt hoe het daarmee staat. Al deze stukken met bijlagen worden naar de Heren XVII overgezonden.) En op desselfs voorstel de resolutie deser regeering van den 12e december 1737 te amplieeren, dat de afbetaling hier te lande der tevoren staande zoldijen zal mogen geschieden aan personen, welker verbonden tijd g'expireert is, schoon zig in geen nieuw verband engageeren, item aan die in burgervrijdom overgaan, en daartoe alomme consent te verleenen, teneynde te profiteeren van de grote winst die de betaling in India de Compagnie toebrengt en te beletten 't verkopen der dienaren zoldijreekening. Fol. 46r-v. zaak tussen hem en Elzo Sterrenberg herzien.) waarbij de Compagnie ten agteren is geraakt ƒ 846.109,15,8. Hebbende de generale winsten bedragen en de generale lasten dus meer winsten dan lasten Dog door meerdere ingenomene nadeelige posten van voorjarige reekening, aan onkosten van oorlog en verliesen ter zee tot India's vermindering Waartegen weder ten voordeele komt het meerdere ontfangene uyt Nederland als aan retouren versondene tot India's capitaal eygentlijk vermindert Blijvende onder ult. augustus 1754 groot een montant van ƒ37.264.727,2,-. Fol. 47r-47v. april 1756 zal men met de Bengaalse retouren proberen te vereffenen. Verzocht wordt de eis van contanten precies te voldoen, en vooral 500.000 Spaanse peso's van achten voor de inkoop van tin en peper en 100.000 voor China; in totaal wordt buiten China ruim 1.300.000 gevraagd.) Wijders bevind men het goud niet zo voordeelig als de ducaten, en dewijl niet weeten hoe met de stilstand der handel van China na Batavia aan genoegsaam goud zullen komen, versoeken w' dat de g'eyschte 81/2 thon aan ducaten en 1 aan goud, tesamen tot 91/2 thon aan ducaten mogen voldaan werden, zijnde alle zoorten van ducaten en wigtige of onwigtige De staatreekening der generale boeken van 1753/54 is den 30e maart ingedient, (Op verzoek van landdrost Louis Pijl van 2 maart 1756 is het vonnis van de Raad van Justitie in de (Het grote achterstal van de kamers Delft en Rotterdam in de liquidatie van het jongste retour d.d. 6 9.258.632, 8.908.967, ƒ 9, -, 1.195.775, 4, 846.109,15, 4 480.800,15, - 365.309,-, 4 ƒ - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 10 14 349.665,8, 12 (Op 19 maart 1756 is besloten ƒ 97.799 in contant op assignaties voor Nederland te accepteren welke gewild, als maar na rato van 't mingewigt goedkoper2 betaald werden. Want, schoon de Nederlandsche gecartelde alleen tot den penning voor Batavia dienen, zo konnen d' andere zelfs daarmede wel na hare waarde aan de man raken. En schoon 't eyndelijk zover gekomen is dat de ducaten te Tutucorijn hare waarde niet konnen halen, om de misselijke fanumreekening, en daarom na Mallabaar gezonden zijn, mag egter Ceylon wel ƒ 100.000 aan ducaten erlangen, dewijl tegen pagoden verwisseld gelijk 't behoord, nog wel zullen uytkomen. Fol. 47v-48v. met de Batavier verzonden zullen worden. Met dit schip worden tevens pelterijen uit Limpho verscheept met verzoek te berichten voor welke prijs ze verkocht zijn of zouden kunnen worden, en of er meer gestuurd moeten worden. Er is tevens groot gebrek aan geld, volk en masthout. Tin uit Palembang kan niet betaald worden, het Bataviaas garnizoen bestaat uit 1103 man, buitenposten en diverse dienstdoenden uit 391 man, schepen op de rede hebben bijna geen volk, schepen met beschadigd rondhout moeten voor anker blijven. Daarom wordt dringend verzocht de eis aan geld te voldoen, de schepen zoveel mogelijk volk mee te geven, vooral van de kamers waar het makkelijk te verkrijgen is en ook boven het bepaalde aantal, Azië ruim van masthout te voorzien en vooral in het eerste jaar twee schepen tegelijk te zenden. Bovendien wordt gevraagd om, als er wat zou verongelukken, het aan te vullen, want van de eis kan niets gemist worden. Op een onbetamelijk stuk van de Raad van Justitie, waar president Librecht Hooreman achter zit, en op een dito brief zijn bij geheim besluit van 13 april 1756 opmerkingen geplaatst. Heren XVII wordt verzocht te beslissen tot het weren van wanorde en tot genoegdoening van GG en Raden. Bij het sluiten van deze brief arriveerde het Rotterdamse schip Blijdorp met maar twee doden. Zo kwam er wat volk, maar dat helpt weinig, omdat de Kaap er veel volk afhaalde voor de retourschepen) insonderheyd de Barbera Theodora ten exempel kan strekken. En waartegen niet veel raad weeten, hoewel 't verstrekken van 12 mutsjes water de man in de warmte g'oordeelt werd een der beste behoedselen te wesen voor scheurbutieuse siektens. Zodat U Wel Edele Hoogachtb. alweder moeten versoeken 't voorsz. in consideratie te neemen en India daarvoor weder buytengewoon te assisteeren. Fol. 51r-v. sapanhout en gember, voor een totale waarde van ƒ 45.431.) ---en dat sommige scheepen al half uytgestorven zijn eer aan de Caab komen, waarvan (De lading van de Batavier, waarmee deze missive wordt verzonden, bestaat voornamelijk uit salpeter, 2 In interlinie toegevoegd beterkoop. (De argumenten van Heren XVII tegen het verstrekken van contanten in plaats van half goed en half ---dewijl de ondervinding sederd een reeks van jaren geleerd heeft dat gelijk de XXVIII. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK en REYNIER DE KLERK, BATAVIA 15 oktober 1756. Kol. Arch. 2758, VOC 2866, fol. 6-22. (Deze missive wordt verstuurd met de Vredestein. In het voorjaar heeft Batavia de missive van 13 april 1756 verstuurd met de Batavier. Pas op 27 augustus heeft men brieven van Heren XVII van 13 en 22 oktober 1755 ontvangen, die als volgt beantwoord worden. Voor de zaak van de dure verkoop van rijst en de verdenking van monopolie verwijst Batavia naar de brieven naar Banda d.d. 28 december 1753, 5 december 1754 en 28 december 1755 en naar de brieven van Banda d.d. 31 mei 1754 en 28 november 1755. De verantwoordingen van gouverneur Reynicus Siersma en andere personeelsleden te Banda zijn te vinden in de Bandase resoluties van 15 februari, 6 en 18 maart, en 16 april 1754, en in de`generale' brieven aan Nederland van 1753.) De verplaatsing van 't Banda's hoofdcomptoir na Lontoir is van geen de minste bedenkinge, als maar een quartier van Neira geleegen en ten uytersten nodig en pressant om 't garnisoen niet 's jaarlijks te zien wegsmelten; vide onse besoignes van 4 december 1753, brief na Banda ult. dier maand, brief van Banda na herwaards van 31 may 1754, nevens gehoude besoigne op 19 november en derwaards afgegane brief van 5 december 1754 en laastelijk de generale brieven na Nederland, dat is ult. december 1753 en 1754. En blijven egter de forten op Neira met oud volk na behoren bezet. Fol. 7r-v. geld aan het personeel te Makassar op rekening van soldijen, vindt Batavia te weing steekhoudend om het verstrekken van textiel weer in te voeren,) Compagnie aan de eene kant weynig voordeel had bij die verstrecking uyt hoofde van de weynige dienaren die genoodsaakt waren lijwaten te ontfangen, en dat daarenteegen die methode door de list van baatsugtige een voordelig middel voor de winkeliers gevonden is, alzo mede aan de andere zijde de ontfangers gans niet bevoordeeld heeft, nademaal zij den contanten penning voor hare oogen siende schemeren gemaklijk bekoord wierden tot hun nadeel een gering geld voor hun goed te ontfangen. Daarentegen is door de betaling in contant en de monture dragende dienaren hunne kustkleeding inkoops te besorgen, hare sobere conditie zover verbeterd dat thans met hare gagie en costgeld ordentelijk konnen rondschieten. En kan de west van India niet zoveele gewilde lijwaten uytleeveren, of men kan ze wel met goed voordeel te Batavia, Sumatra en om de oost slijten. ingevolge Uw Edele Hoogagtbare bevel na Palembang afgegeven hebben. Tot de geordonneerde vergoeding wegens de geleeden schade der E. Compagnie door 't verlaten van 't comptoir Jambij bij den resident Aalders, was reeds last gegeven aan den fiscaal, dog is hij sub reatu1 overleden, nalatende een insolvente boedel. Fol. 8r-9r. gecommitteerden die helpen bij het openen van de kisten opgesteld, naar Nederland sturen. De geringe hoeveelheid wollen manufacturen die Japan dit jaar nodig had, heeft Batavia slechts ten dele, en dan nog niet volledig overeenkomstig de eis, kunnen leveren. Het Japanse opperhoofd David Boelen heeft over de handel in 1753 een notitie opgesteld die naar Heren XVII wordt verstuurd. Het is bekend) voet kan gehouden werden, behalve dat men altijd de gewilde en winstgevende De visite van 't eyland Bliton zal denken w' nu gevolg nemen op onse ernstige ordre, die ---dat Japan om de willekeurige behandeling dier landaart niet altoos op een eenparigen (De kwaliteit van de wollen manufacturen is slecht. Voortaan zal men de verklaringen door de 1 Sub reatu, niet geheel duidelijk, zoiets als: terwijl de zaak diende. Op de vrage Uer Wel Edele Hoogagtbare nopens de Sociteyt ter Sumatra's Buyten Ten opzigte der Malakse masthouten werd Uw Edele Hoogagtbare het gevordert berigt (Bij het komende onderzoek naar Sumatra's Westkust zal blijken of er sprake zal zijn van voortzetting coopmanschappen niet aan handen heeft, waaronder men tellen kan de quik die op onse eysschen uyt Nederland in die tijd onvoldaan bleef. Egter wil men niet ontkennen dat een snedig opperhoofd altoos veel tot verbetering contribueeren kan. En dat men de sinlijkheid der Japanders ten deele voldoende, ook aan de andere kant Compagnies slag mede waarnemen kan in alle ordentelijkheid en sonder weder door te groote vervulling te grote stuyting te maken, 'twelk de opperhoofden dan serieuslijk zullen voorschrijven. van den commandeur Roseboom aangeboden, blijkende daarbij dat die houten maar emploij konnen vinden bij het uyterste gebrek aan Europese en dan nog maar voor scheepen die in de binnen zeën afvaren, sulx d' Europese niet konnen ontbeeren. En was daartoe wel meerder plaats te vinden, als Ceylon maar twee scheepen uyt Nederland 's jaarlijks toegedeeld wierde, en Bengale geene, wijl 'tgeen die plaatsen dan zoude manqueeren, wel over Batavia gaan kan sonder 't minste ongerief. En mogt er dan een schip voor de Caab apart geprojecteerd werden om van daar weder te repatrieeren en zo van tijd tot tijd, so zoude er geen plaats in de ruymen konnen manqueeren voor 'tgene India benodigt, so z' maar alle omtrend volladen wierden. Westcust2 diend dies oudcommandeur Idsinga bij een apart papier dat de progressen niet groot zijn geweest en dat er enige van d' oude participanten, die alle daarbij vermeld staan, reeds uytgeschijden zijn, terwijl daarbij meteenen blijkt wat insigt zulx ten opzigte van de Compagnie heeft. Fol. 9v-11r. of opheffing.) Uw Edele Hoogagtbare recommandatie om in opsigte der wilde caneel met omsigtigheid te werk te gaan ten eynde dat product niet kome te strecken tot prejuditie van den verkoop der Ceylonse fijne, heeft ons daarvan in 't geheel doen afzien en d' aan handen komende parthij vernietigen, terwijl alle mogelijke hindernis toebrengen aan den insaam der wilde, zoals reeds bij brief na Timor van ultimo december 1755 betragt hebben d' Endese3 te verwoesten. Ook is dies handel bij placcaat van den 29e maart 1754 geïnterdiceert, hoewel het waar is dat men die d' Engelse te Mallabaar en Bankoeloe niet onthouden kan, en de Spanjaarden die overvloedig in de Philippines hebben. dienen w' dat de Compagnie daarvan, mits intusschen in Bengale g'employeert is geworden, maar ƒ 20.000,- heeft gegaudeert. Maar of er te dier tijd andere scheepen aan de hand waren tot dat employ laat 't geheugen of d' inattentie daarop niet toe tans te beantwoorden, werdende Uw Edele Hoogagtbare wijders een distinct berigt aangeboden, behelsende de gedreven negotie door dese reederij en in wat voegen deselve bestaan heeft en gescheiden is. Fol. 11r-12r. geschrift ingedient', dat, gevoegd bij de resolutie van 3 september, naar Heren XVII wordt gestuurd. Over het gedrag van het Ceylonse pro interim bestuur inzake het innen van het geld van verkocht land en dergelijke, heeft Batavia de nodige besluiten genomen. De Hoge Regering verwijst hiervoor naar de brief naar Ceylon van 30 juli.) weder op hare vorige cours gesteld, terwijl men, ter vermijdinge van 't nadeel dat in den ontfang van zilvergeld en dies employ in den lijwaathandel te Tutucorijn, daar wel 15 à 20 percento verliest, sodanige ordres gesteld hebben, als w' hopen dat toereykende zullen wesen om in- en verkoop gaande te konnen houden. Fol. 12v-13r. 2 Een associatie van particuliere kooplieden die het monopolie hadden van de handel in goederen die door de Compagnie vrij gegeven waren. (VOC 2866, fol. 139-143). 3 Ende op de zuidkust van Flores. Op de gevorderde elucidatie aangaande de rederij van 't schip de Gouverneur Generaal (Over de lagere winsten te Coromandel in 1752/53 heeft raad ordinaris Librecht Hooreman `een Ingevolge Uw Edele Hoogagtbare g'eerde ordre heeft men het zilvergeld op Ceylon (Op de uitdrukkelijke order van Heren XVII heeft Batavia de prijs van de peper in Azië op ƒ 44,- (Men kan geen reden bedenken waarom de verkoop van kruidnagelen en nootmuskaat in Indië nadelig De opgave der Bassorase residenten wegens 101/2 percento aan lasten en ƒ ---egter tot nader last uytsonderende de weynige peper die aan de Manilhase en Limphose (Batavia is het niet eens met het denkbeeld) ---dat de winsten bij verkoop van specerijen in Indiën de voordeelen niet moeten per 100 lb gesteld,) traffiquanten verkogt werd, teegen 30 guldens, terwijl tot derzelver narigt diend dat, om de geringe prijs, derzelve in China dit jaar daarvan niets derwaards gesonden is en dus te meer na Nederland sal overgaan. Dog mogen egter niet nalaten te vertonen dat uyt d' executie deser ordre te dugten staat een verloop van negotie tot vreemde Europeërs en een magtigen toeleg op sluykerij. Fol. 13r-v. uytmaken, wijl daarvan den vertier in Europa so groot is dat desselfs debiet in Indiën dikwijls tot reëele schade verstrekt. Fol. 13v. zou zijn.) 10,10,- embalagie per pak op ontfangene Souratse lijwaten bij Bassorase brief na Batavia dato 11 januarij 1753, behelst niets ongewoons nog niets onbehoorlijks zover wij weeten. Zijnde onder de eerste vijf percento provisie die de dienaren te dier tijd toegestaan werden, een percento maaklaardij aan de Souratse inlandse makelaars, 21/2 percento aan Souratse tol en 2 percento aan ongelden, die dusdanig over de koopmanschappen in 't generaal gereekend werden en ook omtrend zo te staan komen. Fol. 14r. Manilla waren niet bereid de hogere prijs voor kaneel, nl. ƒ 6,- per lb, te betalen. Ze namen liever de Spaanse realen, die de Compagnie zo nodig heeft, mee terug. Als ze hadden geweten dat de in 1754 vastgestelde prijs van 80 stuiver zo aanzienlijk verhoogd zou worden, zouden ze niet naar Batavia zijn gekomen.) of de Mindanaose wilde caneel, die geen drie stuyvers 't lb. kost, reeds sover ingang bij de Spanjaards hadde dat de geestelijkheid in de Philippines hare chocolade daarmede bereydeden, en waardoor den vertier in die eylanden van 400 balen Ceylonse tot 200 balen zoude gedaald wesen, hetwelk overslaande na Mexico een gevoelige neep aan de Compagnie kan geeven. En wijders, ingezien zijnde eene bij den heer directeur generaal ter sittinge van 11 may overgelegde bereekening, waarbij de voordeelen op 625 balen met hare gevolgen, of 't besteden van 't geld in peper, op agt ton begroot werden, is beslooten aan de Manilhase handelaars voor dat maal zoveel caneel teegen 80 stuyvers het lb. af te staan, als te missen zoude wesen. Hetwelk dan ook gevolg genomen heeft tot een quantiteyt van 1039 baalen. En opdat deselve toekomende jaar uyt gelijke bedugting niet mogten agterblijven, is meteenen goedgevonden hetzelve besluyt ook te extenderen tot het aanstaande jaar en intusschen het welbehagen Uer Wel Edele Hoogagtbare hierover af te wagten. De voldoening van onsen geldeysch met 52 ton, en waarvan w' nog maar een kleen gedeelte ontfangen hebben, maakt ons gantsch magteloos, egter zal Bengale de preference gegeven werden van 'tgeene men ontfangt. Dog sal 's Compagnies handel, en spetiaal de besorginge van de voor de Compagnie gereserveerde lijwaten enz. rondstaan, zullen Uw Edele Hoogagtbare ons anders moeten assisteeren en niets afdingen van den tans overgaanden eysch van 71 tonnen. Welker noodzakelijkheid bij dezelve en bij resolutiën van 18 may en 31 augustus klaarlijk consteert en dat men bij gebreke den Indiasen handel en de retouren sal moeten inkrimpen, schoon beyde even nadeelig en dangereus. degeene welke bij 't reglement niet bekend stonden, heeft men nu eene ampliatie gemaakt die ter (Batavia zal in de december-brief nader verslag doen van de vestiging te Kharg. De handelaren uit Al 'twelke in overweging genomen en daarbij geconsidereert zijnde, dat de Samboangse De remarques omtrend de bagagie der thuysvaarende meest plaatshebbende omtrent De ducaten welke men alhier met een stempeltje merkt, om bij preferentie gangbaar te approbatie Uer Wel Edele Hoogagtbare overgaat. Zulx zomin in desen gepecceert is, als in 't aanstellen van raden van justitie, waarvan dezelve wel de approbatie maar geensints de electie aan sig gehouden hebben. Anders hadde men dezelve al over twaalf jaren na Nederland overgewesen. Zullende de verdre ordres bij brief van 22 october gegeven, in observantie gehouden werden en de capiteins en de capitein lieutenants buyten ongewone lasten van de Compagnie blijven, alzo de gagie na d' intentie den 7e september tot op 80 ƒ ter maand teruggeschreven is en commissarissen over de verlossinge het bevolene omtrent de ambagtsluyden aangerecommandeert is. zijn, komen alleen voor reekening van de Compagnie uyt Nederland, zijnde Hollandse gecartelde en wigtig, sonder dat daaromtrent enige reflexiën verder vallen. Maar bij onwigtige verstaat men dezulke die in Nederland bij 't gewigt gekogt konnen werden, 'tzij afgekeurde besnoeyde of uytheemse, waarvan de Venetiaanse de beste geagt werden, alle om te dienen voor de lijwaatcomptoiren om de west van India, alwaar al 't goud en zilver weder in 's lands munt verstempeld werdende, het ongemunte, of gebreckige bij 't gewigt nog het goedkoopste uytkomt, omdat d' andere met stempelkosten beswaard zijn. Dog nu men 't reeds met Hollandse gecartelde in train gebragt heeft, kan men 't daarmede voor geheel India wel stellen sonder dat hier andere gestempeld werden, als die in dese en de oosterse provintiën tot courant geld dienen. En welk merkregt ons in vroeger tijden nooit bedisputeerd is en principaal diend, omdat anders particuliere aansienelijke parthijen konden ontbieden om met 26 percento advans uyt te geven, 'tgeene de Compagnie nadeelig konde weesen, alzo 't goud een bepaalden aftrek heeft, daar 't zilver den standpenning is, 'twelk nog om schaarsheyd nog om overvloed in zigzelve klimmen of daalen kan. De overgesonden papieren van den ambassadeur der Nederlandsen staat bij den Turkse keyser de heer Hochepied, vervattende een reex van klagten over den Chareeksen resident Van Kniphausen, zullen deselve toegesonden werden met last om sig daarover bij Uw Edele Hoogagtbare te verantwoorden en sulx mogelijk zijnde direct over land. Den heer Bergsma kan zijne pretentie betaald werden, en de boeken daarvan zijn ter kamer Amsterdam te vinden, volgens berigt van 't opperhoofd over ’t zoldijcomptoir. Maar wegens de vergoeding van tekort bevonde goederen te Bantam uyt den boedel van den administrateur Van Rijn, zijn de papieren andermaal onder handen genomen en zullen daarvan in de december-brief verslag doen. Fol. 15r-19r. directeur-generaal Petrus Albertus van der Parra, raad ordinaris Pieter van de Velde en raad extraordinaris Nicolaas Harting bedanken Heren XVII voor deze gunst. Hiermee gaat men over tot het beschrijven van de belangrijkste gebeurtenissen in Azië. AMBOINA BANDA verzeylen van 't schip Diemen. TIMOR De Timorse commissie is afgelopen en de contracten zijn met de vorsten vernieuwt, wijders meest alle d' andere daarin getreden, ja zelfs de koning van Lifao, daar de Portugesen wonen, heeft zijn rijk aan de Compagnie opgedragen ---. Fol. 19v. (Men wenst Van Son geluk met zijn bevordering tot tweede advocaat van de Compagnie. De bevorderde Vandaar 700.000 lb kruidnagels ontvangen.) Banda heeft niet alleen een sober gewas, maar een gedeelte is nog gebleven door 't Jambij's koning heeft pardon verzogt en verkregen, en 't vorig tractaat met een (Over de geschillen met de Engelsen aldaar zal apart vergaderd worden, waarna verslag gedaan zal DJAMBI toepasselijke additie vernieuwt, waarna aldaar weder een resident geplaast is. Den raad ordinair J.G. Loten is op desselfs verzoek gepermitteert aan dese tafel te komen assisteren, en in zijne stede tot Ceylons gouverneur aangesteld den raad extraordinair Jan Schreuder, die reets derwaards vertrokken is. Fol. 20r. SUMATRA'S WESTKUST worden.) JAVA Java werd nog eenigsints ontrust door de stroopers van Maas Said, dog krijgen nu en dan nog al wat klop, zodat hij zeer verswakt nu weder ontrent zijn bijna ontoegankelijke schuylnesten geleegerd is met niet meer als 400 man. Fol. 20r-v. BATAVIA 400.000 lb. nagulen 297.900 lb. noten 80.000 lb. foelij 2.700.000 lb. coffij, alzo er geen meerdere overjarige in de pakhuysen zijn, drie à vier maal honderdduysend lb. tin, alzo Banka nu meer geeft als w' slijten konnen, en als een goede ballast geconsidereert werd. eysschen veel te laat gekomen zijn om ingevolge dezelve enige ordre derwaarts te konnen stellen. eenelijk tot speculatie, zomede wat Persise monsterwol, schoon hier seer gemeen aangezien, waarbij nog wat Javase wol van basterd schapen overgaat, waarvan dezelve, des begeerende, den aanqueek konnen doen voortzetten door ider schip enige best gewolde na India mede te geeven, zo rammen als wijfjes. Fol. 20v-21r. dringend geld nodig,) ---mankerende Bengale nu nog circa negentien thonnen, waarop wij tot nog toe maar tusschen de een en twee aan handen hebben. Niettegenstaande wij die directie de præferentie hebben gegeven, zelfs in dier voegen dat we in de dagelijksche huyshouding alhier met geleend geld hebben moeten te markt gaan, waardoor Batavia thans zo uytgeput is dat al het courant geld een rariteyt is geworden. ook veel minder als bevorens. Fol. 21v. voldoen.) (Batavia dringt aan op het volledig voldoen van de nu verstuurde eis voor Azië uit Nederland. Men heeft De manufacturen worden mede maar soberlijk gevordert en de verdere negotiegoederen (Batavia heeft 27 retourschepen uitgerust waarmee vervoerd zullen worden:) Gelijk mede de g'eyschte 100.000 lb. spiauter uyt den voorraad alhier, dewijl de Chinase Van d' Endese wilde caneel bekomen Uw Edele Hoogagtbare twee monsterkisten (De eis van benodigdheden is zo matig opgesteld dat Batavia Heren XVII vraagt deze volledig te XXIX. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK en REYNIER DE KLERK, BATAVIA 31 december 1756. Kol. Arch. 2759, VOC 2867, fol. 329-657. Het schip Vreedesteyn voor Rotterdam geprojecteerd heeft men tot een vroegschip laten dienen om, ingevalle er geen contra ordre legt, van de Caab binnen 't canaal door te zeylen zodra mogelijk, ter bestellinge onser nedrige preadvisen van 15 october, wesende ult. dier maand gevolgd van vijf andere retourscheepen die den 10e november buyten Straat geraakt zijn. En is sedert op den 17e november d' eerste maal ontfangen U Edele Hoogagtbare gevenereerde missive van 29 maart bevorens, in welkers antwoord diend dat de bonte bethilles en roemaals anno 1754, mits 't verlies van den handel te Mazulipatnam ten comptoire Palliacatta aanbesteed, om de verdere distantie en de nieuwigheid onvermijdelijk duurder hebben moeten vallen als bevoorens door de gewone verzameling te Mazulipatnam. En dat kan ook de reeden geweest zijn dat z' niet na vereysch zijn uytgevallen, hetwelk w' egter verwagten dat reets verbeeterd zal wesen, alzo de dit jaar van Chormandel overgebragte alhier deugtzaam bevonden zijn. Dog opdat een ongewone zoort en een te ruyme voldoening geen oorsake mogte zijn van een daling der prijsen, heeft men ter sessie van 16 deeser besoignerende over Uw Edele Hoogagtbare voorsz. briev, goedgevonden de Palliacatse bonte bethilles voortaan te excuseren totdat Uw Edele Hoogagtbare dezelve expres komen te vorderen, en uyt den aanbreng van dit jaar alleen na Nederland te zenden zoveel bonte bethilles en roemaals, als den Nederlandsen eysch komt te dicteeren, latende het overige alhier verkopen en spetiaal de duurdere Palliacatse bethilles, die apparentie hebben van redelijk voordelig debiet. Nederland gebruykt, sodanig dat ider partij aan boord werd nagewogen en door den eersten stuurman acquit verleend van den ontfangst, dat doorgaans wel uytkomt en anders al nu en dan op reekening der sjampanluy gesteld is. Welk acquit vervolgens van de specerijen ter resolutiën werd genoteerd, en waardoor alle suspiciën jegens de administrateurs moeten cesseren en de Compagnie een man heeft welke z' regtmatig aanspreeken kan, moet het ons seer smerten te zien dat telkens excessive minwigten bij uytleevering in Nederland bevonden werden. Dan dewijl er geen beeter middelen uyt te denken zijn tot verhoeding van dien, moet men blijven continueeren bij 't gebruyk, als voorsegt, over weinige jaren ingevoerd. Dog tot meerder accuratesse sal ider sockel foelij of baal caneel, genommeert, met 't bruto gewigt beschreeven, en zo genoteerd werden bij een gewoonlijk als bijlaag der factura overgaande waagrolle mitsgaders bij de facturen genoteerd welke persoonen daarvoor aan boort getekend hebben. Wesende ontrend de caneel desen jare van Gale te Batavia ontfangen, meede een gewone minheid ontwaard, waarvan men de vergoeding aldaar heeft laaten geschieden, te zien bij ons besluyt van den 4e mey. En kan ontrent de foelij absoluit geen dieverij plaatshebben, bijaldien de sockels wel geconditioneerd en ongeschonden werden overgebragt en komt alsdan de ongewone minderheid alleen voort uyt de vermijtering en indroging welke de in nat weer geplukte meer dan andere onderhevig is, nader en in 't breede te zien bij de radicale beschrijving van Banda tans overgaande. gerestitueert ter somma van ƒ 693,16,- en te Samarang ƒ 363,11,11 van Joost Cronesiek ingevolge Uw Edele Grootagtb. Ordre. Dog die van Francois Allot heeft men ten regte afgegeeven g'agt, als zijnde ten behoeve der Academie de Marine ontfangen weegens eene door dese regering hem opgelegde boete, waarvoor zijn reekening belast geworden is, en dus na zijn dood ten deele betaald met preferentie voor de crediteuren, die anders zijne gagie reets met arrest beswaard hadden, zulx de vaderlandse crediteuren daarbij geensints benadeeld zijn. Nadat men tans alle mogelijke voorzorge in 't verzenden van fijne specerijen en peper na De afbetaalde gagiën van Hendrik Jelpke en Martijn Wissel zullen te Cochin werden De zoldijreekening van Willem van Boneval is ten onregten gecrediteerd voor ƒ En insgelijks de volgende posten. Hermanus Valliand is anno 1741 ten onregte bij Wijders is Jacob Roket bij het boek van 1741/2 en 1743/4 qualijk gecrediteerd voor ƒ Maar het bij Uw Edele Grootagtb. ontdekt abuys in de zoldijreekening van Willem van Boneval is niet alleen reëel, maar doet meteenen een reeks andere te voorscheyn komen van vrij meerder gewigt, welke men tot beter verstand van zaaken uyt de mariginale beantwoording en memorie van het opperhoofd der logie sal overnemen en hier in het kort noteeren. 13.198,17,8, dewijl dese somma van den sequestor bij de Compagnie in bewaring genomen dus bij de negotieboeken in credit van Willem van Boneval geboekt is en de zoldijen niet aanging. Van welke ƒ 13.198,- vervolgens 't een en ander afgegaan zijnde, is 't slot gebleeven ƒ 9011,9,10,- welke door den sequester geligt zijnde, aan den curator ad lites is overgegeven en zo ten regte bij de zoldijreekening ten goede ingenomen. Dus den credit van ƒ 13.198 vervalt als ten eenemaal qualijk geschied zijnde, en de nadere credit van ƒ 9011,9,10 alleen egt is en door den curator ad lites in Compagnies cassa geteld ter overmaking na Neederland om de ducaton à 72 stuyvers betaald te werden, hoedanige clausule aan de eerste inboeking van ƒ 13.198,- ontbreekt en waaruyt men zoude mogen opmaken dat de afgave in Nederland niet konde gevergd werden. Dusdanig vind men bij het logieboek d' anno 1742/3 folio1061 Deliana Blesius, weduwe van Leonard Weijer, gecrediteerd voor ƒ 239.148,10,- dat wegens die boedel in bewaring bij de Compagnie gesteld was en in 't negotieboek ten regte ingenomen, waarbij vervolgens de rente komende, is er anno 1755/6 ƒ 275.406,4,10,- op de zoldijreekening van Leonard Weijer en weduwe ingeschreeven. Welk notoir abuys, boven en behalven dat die ƒ 239.148,- niet geteld zijn om na Nederland overgemaakt te werden, maar alleen de laaste in anno 1755/6 na Nederland overgeschreeven, ook nog oogenschijnelijk te zien is door 't boeken op de naam van een vrouw die immers geen reekening bij zoldijboeken hebben dan uyt kragte harer mans en geen andere in dezelve loopen als presente of geweese Compagnies dienaaren. Des Uw Edele Hoogagtb. deese eerste post gelieven te agten als van nul en geener waarde en de laaste alleen te honoreren. 5230,7,8 en naderhand ten regte voor ƒ 6377,16,5 waardoor de eerste som vervalt. George Gutchi anno 1742/3 abusive gecrediteerd met ƒ 8349,7,8 en wijders na behoren met ƒ 5139,-,14, welke alleen credit was. Fredrik Nicolaas Gimbergen anno 1741 ten onregte met ƒ 5136,18,12,- en in dit jaar verbeterd met ƒ 5364,5,15,-. Hendrik van Hoorn anno 1741 ƒ 1683,11,4 en nu verbeterd met ƒ 2033,3,6. Arnold Wijnand Wolfs anno 1742 ƒ 582,11,4 jongst verbeeterd met ƒ 2070,9,3,-. David van Hoogstraten anno 1741 gecrediteert voor ƒ 4895,10,- 'twelke vervalt en is jongst alleen ter overmaking geteld ƒ 115,1,10,-. Alle welke qualijk gecrediteerde posten alhier bij de boeken zijn geroyeert en waarvan de memorie onder de zoldijpapieren overgaat om met believen van Uw Edele Grootagtb. daarna mede uyt de wereld geholpen te werden. desselfs zoldijreekening gecrediteerd voor ƒ 211,6,4 en naderhand behoorlijk voor den ganschen boedel groot ƒ 1492,11,- die vervolgens aan weesmeesteren overgegeven zijnde, verevening gevonden heeft, zulx d' eerst gewaagde creditering nul en van geender waarde is. Jacobus Lurssenius anno 1742/3 ten onregte gecrediteerd voor ƒ 30.680,8,12,-; Adriaan van Namen voor ƒ 870,-; Pieter Versteeg ƒ 536,2,8; Christiaan Stemphers voor ƒ 2423,15,-; Cornelis van Veen ƒ 7629,18,12,-; Erasmus Kuijper ƒ 88,10,-. Welke seven posten mede moeten geroyeerd werden, nevens nog sodanige andere als voor 't afgaan deses ontdekt en bij aparte verbeterde memorie ter resolutie van ult. december ook bekend zijn. Bij welke Uw Edele Hoogagtb. mede blijken sal door wie en waardoor zulx bijgekomen is, terwijl 't eerste besluyt desaangaande genomen is der 16e bevorens. De afbetaalde gagiën op de overgemaakte reekeningen waarvan de actens of procuratiën gepasseert waren bij de notarissen Domburg en Gousset, heeft men hen ter somma van ƒ 1942 doen vergoeden en wijders ider in een boete gecondemneert van eenhondert ducatons, om reden ter resolutie van 17e deser te vinden, waarmede verhope Uw Edele Hoogagtb. genoegen zullen neemen. Gelijk mede dat Pierre La Charpentier tans assistend per 't schip Schagen thuysvaart. (Tot zover het antwoord op de brief van Heren XVII. Nu volgt de beschrijving van de kantoren. De kruidnageloogst was goed geslaagd. De Drie Heuvelen, Huis ten Donk en Anna hebben 692.605 lb Het gerequireerde acquit weegens de overgave van den boedel van Jacob Croese zijn w' niet vermogens te besorgen, omdat de zaake er niet na geconstitueerd geweest is, dat de curator zig daarmede zoude bemoeyen. Veelmin kan de Compagnie aangesproken werden over 't geeven van reekenschap, wijl dezelve ganschelijk uytgesloten werd door het octroy bij haar Hoogmogende den 26e november 1671 aan de curatoren ad lites verleend. En in dit geval denzelven meede, aangezien den overledene den curator hadde gesecludeert en executeurs benoemd, die gevolgelijk alleen den boedel konden aanvaarden en apparent aan den scheepsboekhouder wel een quitantie zullen gegeven hebben, dog welken persoon lange overleden is. Egter blijkt bij de bewijsen die nevens de zoldijpapieren overgaan, dat den boedel wesentlijk door de aangestelde executeurs beheerd is. Fol. 329r-335v. AMBOINA garioffelnagels en 4701 lb moernagels van daar aangebracht. Deze hoeveelheid was veel groter dan de vooraf door de inlanders gedane opgave. De opperhoofden van de vier kruidnagelkantoren en de gecommitteerden die de kruidnagels ontvangen, verscheept en betaald hebben, hebben de zuiveringseed afgelegd.) En aangezien bevonden was dat de Manipase stroosacken tot gebruyk voor de nagulen bij het lossen en laden niet sterk genoeg te weesen en dat men de benodigde quantiteid ook niet genoegsaam konde geleevert krijgen, zo hadden de ministers goedgevonden van dies verderen inkoop af te sien en als voorheenen weeder linnen zacken voor de nagulen te gebruyken. Hebbende de ministers ook ingevolge onse ordre om de nagulboomen tot 550.000 stux te vermeerderen, in ijder datij of dousong 15 stux boompjes doen aanplanten dat in getal van 3937 datijs die in die provintie gevonden werden, een nomber van 562.991 stux komt uyt te maken. En welk meerder getal dan de bepaalde 550.000 boomen zoude konnen strecken tot remplaseering van de oude uytgegane en gestorvene, dewelken na den jonsten opneem hadden uytgemaakt een getal van 5247 stux. Fol. 336v-337r. regen en felle oostenwinden aanzienlijk beschadigd. De inlanders hebben daarom de oogst geschat op 743 bahar of 408.650 lb kruidnagels. De ervaring heeft echter geleerd dat het veel beter kan uitpakken. Volgens het bestuur worden de oogsten de komende jaren beter dan enige voorgaande jaren. Gouverneur Gerardus Cluysenaar heeft tussen 13 oktober en 14 november 1755 de hongitocht ten noorden van Ceram ondernomen,) werden volbragt, maar is denzelven genoodzaakt geweest de Poelo Tiokos weeder terug te keeren, om zo 't mogelijk was een binneronde te doen. En waardoor Zijn E. in persoon niet hadde konnen onderzoeken de daarbij gelegene bogt van Cauwo alwaar volgens berigt een partij berg-Halphoreesen zig meterwoon ternedergezet hadden. Hetgeene egter door gecommitteerdens naderhand ten dien eynde afgezonden was verrigt, en volgens bekome rapport bevonden dat in die bogt op zeeker plaats genaamt Pikahoea onder een capitain Pattij Reres zig hadde nedergeset een deel Halporeesen uyt verscheide gehugtens in 't gebergte, ten getalle van 260 weerbare mannen, 150 vrouwen en een onbekend getal kinderen. Dat zij bereets een groote negorij hadden opgeregt en volgens hun zeggen weleer oorlog teegen de Alphoreesen van Sole in 't gebergte gevoert hadden, dog nu weeder versoent waaren. En dat zij tegens niemant meer vijandschap hadden, dan met de Pironeesen die aan de binnencust leggen, die haar steets vervolgd en genoodzaakt hadden haare negorijen te verlaaten, en zig aan strand onder de bescherming der E. Compagnie te begeeven. Waartoe zij versoek gedaan hebbende, alsook om een hoofd over haar te moogen hebben, met belofte zig als getrouwe onderdanen te zullen gedraagen, zo was zulx aan die bergvolkeren gepermitteerd en haar ook g'ordonneerd eenige uyt (Het kruidnagelgewas had er tot begin augustus 1756 zeer goed bijgestaan, maar was toen door zware ---dog door Zijn Edelens onpasselijkheid hadde de voyagie rontom Ceram niet konnen ---doordien veel, en weinig daarvan na de verzoeken der inlandse hoofden om goede ---waarvan drie over boord gesprongen en met swemmen na de wal ontkomen waaren, (Op verboden plaatsen zijn 5257 specerijbomen uitgeroeid. De indigocultuur heeft dit jaar slechts 94 lb den haare af te zenden na Piroe om den gouverneur te ontmoeten, teneynde hun verschil met die negorijs volkeren zouden konnen werden behoorlijk g'examineert. Fol. 337v-338v. (Voortaan moet de hongitocht met meer zorg uitgevoerd worden. De specerijplaatsen van Ceram moeten meteen nauwkeurig opgenomen worden en door de gouverneur aan de Hoge Regering doorgegeven worden. Batavia wil weten wat er op Ceram speelt en of er specerijbomen te vinden zijn. Het bestuur van Amboina heeft Batavia gemeld dat langs de Ceramse binnenkust weinig geschillen waren voorgekomen. De door gouverneur Cluysenaar tijdens de hongitocht genomen maatregelen zijn goedgekeurd. Het aantal kora-kora's waarmee de hongitocht elk jaar wordt uitgevoerd, wisselt sterk,) reedenen, werden g'excuseert, en stond de hongijtogt door den gouverneur Cluijsenaar in dit jaar in october weeder ondernomen te werde alzoo reets daartoe opontbooden waaren de correcorres. Fol. 339v. opgeleverd. Men moet de bewoners van Buru tot de indigocultuur aanmoedigen, ongeacht de door het bestuur geopperde bezwaren tegen de bevordering van deze cultuur. Batavia stemt ermee in dat Amboina ter stimulering van de padiplanters, die weinig padi aan de Compagnie leverden en per last 16 rsd ofwel ƒ 38,8,- ontvingen, de prijs heeft verhoogd met 2 rsd of ƒ 4,16,-. De pepercultuur moet ook zoveel mogelijk gestimuleerd worden ondanks berichten van het bestuur dat de meeste stekken en struiken doodgaan. Op Manipa zijn slechts 15 ranken over. Het patrouilleren door de pantjalang de Pepertuin langs de noord- en zuidkust van Ceram had niets opgeleverd, waarna de pantjalang in juli 1756 opnieuw naar de noordkust is vertrokken. De gezagvoerder heeft bij de bocht van Haya een kleine prauw met vier mannen veroverd,) dog de vierde, een moors inlander uyt de negorij Sirijsorrij genaamt Tahoea, was g'apprehendeert en met 23 lb. garioffelnagulen in dat praauwtje gevonden naar Ambon opgesonden. Welke zake vervolgens door den fiscaal ondersogt en den gedetineerden door den Raad van Justitie gecondemneert is, om gegeesseld, gebrandmerkt en voor 25 jaaren in de ketting geklonken, mitsgaders zodanig herwaarts gezonden te werden. Zomeede een moorse vrouw genaamt Pelepane die voor 15 jaaren van daar is verbannen als een meedewustige van die nagulen, omdat dezelve in haar huys geborgen waaren geweest, waarvan w' 't proces hebben opgeëyscht en ons ongenoegen betuygd over hare agterhoudentheid. Fol. 341r-v. (Het bestuur moet zich verantwoorden voor de foute opgave van de lasten in 1754/55. In de brief van 15 mei 1756 heeft men gesteld dat de lasten in 1754/55 ƒ 161.483 bedroegen ofwel ƒ 42.776 minder dan in de memorie tot bezuiniging is vastgelegd. Bij het nakijken van de Amboinse boeken bleken echter de lasten ruim ƒ 218.000 te bedragen, d.w.z. bijna ƒ 14.000,- meer dan de memorie stelt. Ook moet men zich verantwoorden voor het feit dat de `ordinaire ongelden' ƒ 5000,- hoger waren. Op herhaald verzoek heeft Batavia Amboina ontheven van de vorig jaar opgelegde belasting van ƒ 4098,- om de goede door het bestuur aangevoerde redenen. Volgens de brief van 26 september 1756 bedroegen de lasten in 1755/56 ƒ 150.115 en dus ƒ 50.000 minder dan in het reglement vastgelegd. Dit is een foute opgave omdat alleen de lasten van het hoofdkantoor en niet van de onderkantoren zijn meegerekend. De opbrengst van de sagobossen is gedaald met ƒ 618 tot ƒ 1870. Volgens het bestuur was dit toe te schrijven aan de aldaar enige maanden geheerst hebbende kinderpokken waardoor veel mensen geen sago uit de bossen konden halen en aan de grote schaarste aan rijst. 's Compagnies domeinen zijn op 31 augustus 1756 verpacht voor ƒ 17.697, d.w.z. ƒ 1675 meer dan in 1755. Zoals vorig jaar gevraagd heeft Batavia de nette kaarten van de vestingwerken en gebouwen ontvangen, alsmede het rapport van onderkoopman Jan Wolphart van Lingen en ingenieur Jean Guillaume d'Arnaut. De ingenieurs François Jacob Berg en C.A. van Luepken hebben ze onderzocht en hun rapport hierover aan de Hoge Regering gegeven. Hierop heeft Batavia een en ander aan Amboina gestuurd om zich daarnaar en naar de rapporten en tekeningen van Van Lingen en d'Arnaut te richten bij de uitvoering. De werken moeten een goede voortgang hebben. Amboina meldt dat) ---buyten de dagelijxe voorvallende reparatiën, behoorlijk g'absolveert geworden was het (Het kapitaal van de diakonie-armen bedroeg 6522 rsd of ƒ 15.653, van de leprozen ƒ 4616. Het nagulpakhuys, dat van een geheele nieuwe zoldering, vloer, deur en vengstercousijns etc. was voorsien geworden. Item de geheele vernieuwing van de brandvloer en een gedeelte van het dack van de kruytthoorn met een geheele flank van dies omver gevallene ringmuur, mitsgaders nog de geheele vernieuwing, buyten een gedeelte der muragie, van de bouwvallige en irreparable wagt met de daar annexe wooningen en vertrecken. Voorts het repareeren van de door de aardbeevings ontsette en voor het meerder gedeelte versleete paalen en swalpen van het zeehoofd. Zomeede eenige zolders, het leggen der vloeren in 't gouvernement, het repareeren van het klokhuys, het approprieeren van twee vertrecken en het extrueeren van twee combuysen en twee vertrekjes op de werf voor den opzigter der gebouwen. Gelijk ook de geheele vernieuwing van de wagt aan de kruytmoolen en meer andere kleenigheeden. Fol. 343v-344v. aantal leprozen bedroeg tien, buiten een slaaf die op hen paste. Het aantal burger- en Chinese vaartuigen bestond uit acht sloepen, acht sampans en vijf opgeboeide orembaaien. Ter bevordering van de godsdienst heeft Batavia de predikanten Albertus Meijnichus, Adriaan Pietersz. Steutel en Willem Wilberts gestuurd. Ds. Cornelis Grisse en ds. Johannes Werndley zijn al op Amboina. Gouverneur Gerardus Cluysenaar is op eigen verzoek verlost en mag naar Batavia terugkeren nadat hij de zaken op Amboina goed heeft overgedragen. Als opvolger is Meijert Joan van Idsinga, oud-gezaghebber van Sumatra's Westkust, aangesteld, die met de Pijlswaart naar Amboina is vertrokken. Ook de Blijdorp is daarheen gestuurd om kruidnagels te halen. Hoofd van Larike, Jan Brand, is op eigen verzoek naar Batavia verlost en wordt opgevolgd door onderkoopman Wijnand Bonvoust. Extra-ordinaris luitenant van de artillerie Hendrik Jansz. is bevorderd tot luitenant met een gage van ƒ 50,-. Opperchirurgijn van het kasteel, Matthijs Hartog, heeft de rang van onderkoopman gekregen met een gage van ƒ 40,-. Boekhouder en oud-secrtaris van justitie te Amboina Hendrik Ouman is bevorderd tot onderkoopman en vertrekt opnieuw naar Amboina in afwachting van werk. Zijn opvolger als secretaris van justitie, Jean Guillaume d'Arnaut, is bevorderd tot boekhouder. De rustgage van de 12 gegagiëerden is met een jaar verlengd. BANDA ontvangen d.d. 31 mei en 6 en 20 september 1756. De vorig jaar in de Dwaalbaai vervallen Meervliet is eindelijk in Batavia aangekomen. De Diemen is op de terugweg bij Lombok verongelukt met 127 sokkel foelie en 127.055 lb muskaatnoten aan boord. De meeste bemanningsleden zijn behouden in Batavia aangekomen. De op dit schip varende kapitein-luitenant Fredrik van der Lith is wegens zijn onverantwoordelijk gedrag ontslagen. De overige officieren zijn zodanig gestraft als te zien is in de resolutie van 28 september. Gouverneur-generaal en raden melden dat zij) perkeniers tot onder dato deses niet meer dan 3/4 lb. voor ieder hoofd 's daags te verstrecken, als wanneer sij onder ult. februari aanstaande nog aan handen souden hebben een restant van 6461/750 lasten. En waartoe sij wel genoodsaakt zijn geweest om reeden het schip Diemen sonder eenig reyst aldaar van Manado of eygentlijk Amoerang was verscheenen en haar van Ternaaten ook slegte hoope gegeven was, wegens het misgewas en ruïne der velden. 'tWelk ons heeft doen besluyten om het ministerium voor het aanstaande jaar te adsisteeren met 700 lasten van dien korl, namentlijk 400 lasten met het schip Voorland van Maccasser, 200 dito per Deunisveld van Java en 100 lasten benevens de verdere g'eyschte goederen per Noord Nieuwland direct van hier. Nopens de pretentie van Geertruijda Bleret op den boedel van Jacob de Swarte, breeder vermelt bij onse onderdanige voorjarigen, is ons door de bediendens berigt dat deselve onwettig was bevonden, also haare moeder Johanna Catharina de Swarte eene onegte dogter van gemelde Jacob de Swarte geweest was, en een legaat van drieduysend rijxdaalders genoten hadde, sijnde het restand van dien boedel groot ƒ 14.475,3,8 bereets herwaart overgemaakt. Met de Schagen, de Drie Papegaaien, de Diemen en een particulier schip heeft Batavia brieven vandaar ---omtrent de rijst g'approbeert hebben der ministers genomene maatregulen om aan de De slegte behandeling en gepleegde ontrouwe door de commissianten den (Batavia moet de zaak laten rusten omdat beiden inmiddels zijn overleden. Men verwacht grotere Niettegenstaande bij de gedane perkvisite door den gouverneur het verval en Tot de verpagting van 's lands in- en uytgaande regten, de basaar en de beduyking der onderkoopman Beijts en vaandrig Jonas, in 't breede vermelt bij der ministers ontfangene brief van den 31e may 1756 te wijdlopig om alhier te verhaalen, hebben ons ten hoogsten ontstigt. Fol. 347v-348v. nauwgezetheid van de naderhand aangestelde commissianten. De lasten zijn gedaald van ƒ 177.014 in 1753/54 tot ƒ 174.774 in 1754/55, de winsten gestegen van ƒ 60.026 tot ƒ 60.987, d.w.z. het tekort is gedaald met ƒ 3201 van ƒ 116.988 tot ƒ 113.787. De post timmerwerk en reparatie van ƒ 7229 in 1754/55 heeft Batavia alleen goedgekeurd `om de daarvan gegevene reedenen'. Het doet Batavia deugd dat de textiel 463/4 % en het bier 2131/4 % winst hebben opgeleverd. Men stemt in met) ---haare gemaakte prijscouranten en den inkoop van Saleyerse kleeden tot gebruyk voor de slaven, met qualificatie om die kleeden van Macasser t' eysschen en daarvan gebruyk te maken soals 't profijtelijkst is. onvermogen der perkeniers gebleeken was, voornamentlijk veroorsaakt door de groote sterfte der slaven en sware stormwinden, hadden de perkeniers nogal een goede partij specerijen gelevert, als sijnde ons met het schip Schagen toegesonden 546 sockels foelij en 147.065 lb. noten, en met de Drie Papagayen 267 sockels foelij en 200.445 lb. noten, buyten hetgeene met Diemen ter quantiteid van 172 sockels foelij en 127.055 lb noten gelijk voorsegt verongelukt is, en een quantiteid van 180.480 lb. stuckende en uytgeschotene noten, die verbrand sijn. Waaromme wij ook geresolveert hebben de ministers te gelasten met de verbranding der magere nooten te supercedeeren, totdat een ruymer insaam van de vette en middelbare hetselve sal permitteeren, en somede deselve en spetiaal den gouverneur serieuselijk gerecommandeert om de nodige toesigt te houden op de jatijplantagie, alschoon die nog niet na wensch wil voortgaan. Fol. 349r-350r. 50 jonge slaven naar Banda te sturen. Het bestuur van Banda moet ze tegen inkoopsprijs van 60 rsd per stuk aan de perkeniers verkopen. Batavia vertrouwt erop dat dit de specerijoogst zal vergroten,) ---met en beneevens de voorjarige bepaalde afgave van de rijst en hetgeene wij nu tot favoriseering der ingesetenen aldaar goedgevonden hebben, bestaande in den tholvrijen in- en uytvoer van allerhande goederen, buyten de tripangs en lijwaaten, also al het andere meest in eetwaren bestaat, en al hetwelke wij vertrouwen dat van de g'eerde goedkeuring Uwer Edele Hoogagtb. zijn sal. Warkayse paarlrheeven hadde sig alweder geene liefhebbers opgedaan, egter hadden de revenuen daarvan nog al belopen ƒ 3957,6,8,-. Fol. 350r-v. de fiscaal op deze post aanstellen. De verschuldigde rente moet betaald worden zodra zich daartoe een goede gelegenheid voordoet, bijvoorbeeld een rijke oogst. De tocht naar de Zuidwestereilanden was niet succesvol geweest omdat de gecommitteerden door windstilte en tegenstroom voorbij Wetter waren gedreven. Mede daardoor was de inkoop van was, karet en slaven gering geweest, nl. 33 pikol was, 114 lb karet en 12 slaven,) aan te wenden, speciaal ten aansien der Alphoreesen die ongeneegen scheenen met de voorlanders te willen handelen. Fol. 351r. (Wat betreft het bezoek aan de eilanden Ceram, Geser en Goram moet Batavia meedelen dat de gecommitteerden door tegenwind de parelbanken niet hebben kunnen bezoeken. Volgens het rapport van de regenten verkeerden ze in goede staat. Dat dergelijke opgaven weinig betrouwbaar zijn, blijkt uit het feit dat de (Batavia heeft de aanstelling van de secunde tot voorzitter van de weeskamer afgekeurd. Men moet altijd (Om de toestand van de perkeniers te verbeteren heeft Batavia het bestuur van Makassar gelast elk jaar ---omtrend welke laaste articulen wij de ministers gelast hebben alle mogelijke middelen Weshalven wij de ministers in bedenking gegeeven hebben om door middelen van Ook hebben wij de ministers gepermitteert het aanhouden van sout vleesch en speck om Dog daarenteegen heeft men gelast, het galjoot de Windhond als voor Banda te groot (Op de brief van het bestuur van 31 juli 1756 over de bezuinigingen heeft Batavia geantwoord) ---de basaar onverpagt te laten, also dies inkomsten dies onkosten maar even orangkaja's beweerd hadden dat er geen muskaatbomen te vinden waren, terwijl op aanwijzing van orangkaja Bella drie stuks op het eiland Koway zijn ontdekt en uitgeroeid.) meerder klem die volkeren te noodsaaken de gecommitteerdens na behoren t' adsisteeren, also sij sig niet ontsien hadden deselve door allerley uytvlugten so lange op te houden tot de tijd verloopen was en selfs de bosschen met gewapend volk te besetten. Maar dat er na d' opgave der gecommitteerdens geen specerijhandel soude gedreeven zijn tusschen de Cerammers en die van Macasser, is ons vrij bedenkelijk voorgekomen, weshalven wij daaromtrend ook nader elucidatie gevordert hebben. Also deselve op Poulo Ceram en Gisser eenige jonken, dat na onse gedagten geen groote jonken, maar jonkons of kleene inlandse vaartuygen sullen geweest zijn, hadden zien klaarmaaken, sonder dies getal en groote op te geeven, dat wij voortaan gelast hebben altoos te moeten geschieden, terwijl wij de ministers gequalificeert hebben tot d' afgave van een geschenkje aan den welmeenenden orangkaya Bella en de oppacking van den orangkaya Booij Cakoe die sig aan specerijhandel soude verdagt gemaakt hebben. Fol. 351v-352v. egualiseeren. Terwijl wij g'approbeert hebben het uyt den dienst setten van drie overtollige pennisten en op haare absurde vrage nopens den rang en commando tusschen de twee capitains g'ordonneert hetselve te defereeren aan den oudsten, mitsgaders geene afkorting bij verstrecking van goede maanden te doen. reeden sij vermeenen sulx nodig en dienstig voor het gemeen te zijn, en waarna zij haren eysch dan voortaan ook sullen moeten reguleeren. sijnde, na Amboina over te senden en de pantjalling Vlaanderen als uytgevaren aldaar te verkoopen. Fol. 352v-353r. omtrent het bezoek aan de smokkel eilandenden. De Hoge Regering meldt) schriftuur door den heer raad extraordinair De Klerk op den 12e november deeses jaars ter onser vergadering ingedient. Fol. 353r. Spaaij, waaromme wij ook gelast hebben daarover sowel als over d' arthillerij een aparte opsiender aan te stellen. Voorts hebben wij na derwaart gesonden met het schip Voorland over Macasser den capitain Leben en 100 militairen, mitsgaders met Noord Nieuwland direct van hier nog 100 soldaten benevens de versogte ambagtslieden, een stuurman en twee siekentroosters. Sijnde mede na derwaart om employ af te wagten gesonden den onderkoopman Nievelt en den boekhouder Poelenburg bevestigt als guarnisoenboekhouder met de qualiteit van onderkoopman, mitsgaders tot opperchirurgijn van het hospitaal aangesteld den op het schip Voorland dienstdoende opperchirurgijn Van Rhijn. Fol. 353v. TERNATE (De bark Amazone is aldaar aangehouden. Met de terugkeer van de vorig jaar al gestuurde Hageveld en de snelle terugkomst van de dit jaar gezonden Deunisveld heeft Batavia de brieven van het bestuur ontvangen d.d. 28 augustus 1755 en 20 juli 1756. Twee inlandse vaartuigen hebben brieven d.d. 3 april en 4 mei 1756 aangebracht. Over de inlandse zaken meldt Batavia) (Heren XVII zullen een kopie ontvangen. Batavia is het er niet mee eens) ---dat de bediendens het opzigt over de wapenkamer gedefereert hebben aan den capitain (In de geheime resolutie van 12 november kunnen Heren XVII lezen welke orders Batavia gegeven heeft ---dat door den gouverneur ter narigt sal moeten genomen werden seeker secreet ---dat ofschoon den koning van Tontolij met zijn volk was afvallig geworden, so de (Het bestuur moet onderzoeken) ---door wier toedoen het eygentlijk is gecauseert, en off die verlatinge wezentlijk geschied Tontolijse sergeant voorgeeft, sig tot hoofd stellende van de troup swervende Mandharesen, en 't andere roofgespuys aan dien oort te samen gerot, en dus deese, ongeagt één en andermalen door ons volk afgeslagen, evenwel sig niet hebben gerust, g'assisteerd door de Tontoliers, 's Compagnies post aldaar alweder te attaqueeren. Soodat eindelijk de besettelingen, die post verlaten hebbende, na Bwool waaren geretireerd met agterlating van eenig vernageld canon. Nogtans voor 't overige in de Moluccos alles in rust en vreede was, excepto dat de Tondaners met die van Tonsea in verschil g'raakt, teegens deselve in woede waren uytgebarsten, dog om die moetwillige te refreneren en tot reeden te brengen, het nodige zijnde besteld door de ministers. Hebben wij derselver gedrag en behandelinge in de saken betreffende 's lands volkeren en hunne vorsten omstandig beschreeven, en des gelievende te beoogen bij haare voorgeciteerde berigten in 't generaal goedgekeurt, teffens qualificeerende den voorgedragenen prins Jacobus Takkalima als koning over 't landschap Taboekan te moogen aanstellen, ten aansien de kranksinnigheid des ouden konings van nu meer als thien jaren tot nog toe continueerd. En verders over die wederhoorigheid der Tontoliers, en het het daarop gevolgt delogement der onse van daar, sodanige remarque makende als vermeld staat bij onse eerstdaags af te gaane rescriptie van hedigen datum. Fol. 354r-355r. is door dwang en om sig te salveeren, te meer men daaromtrend lachetijt verondersteld. En ten anderen eenige 's Compagnies bediendens g'imputeerd werden dat hunne gepleegde extorsiën en quade behandelinge omtrend de inlanders de primitive oorsaak zoude weesen, maar ook de daaronder benoemden hoofden hunner kruysvaartuygen, zo die zig suspect hebben gemaakt, op te senden met afgeschreeven gagie, nevens den sergiant-commandant van de post Bwool ten wiens laste verscheide klagten waren ingekomen. Zomede de post Tontolij, aangesien deselve van weinig nut voor 's Compagnies belangen werd bevonden, maar g'abandonneert te laten, en daarentegen door dies besetting versterkt aan te houden de post Bwool, die met dat renfort, zo wij meenen, genoegsaam het zwervend roofspuys zal konnen afweeren en ook bij goed gedrag der onse na alle apparentie in 't vervolg wel zoveel gezag zal krijgen over die van Tontolij dat deese met haar goud daar ten handel zullen komen. Ondertusschen eenige Bougineesen met drie praauwen door den koning van Bonij afgesonden, over Tanboekoe onder Ternaten na Madano onder Bonij sorteerende voorsien met pascen, verleend en onderteekend bij den geweesen Macassaars gouverneur Clootwijk, op deese en geene pretexten in de quale tot Gorontalo sig vertoond, en den resident haar ten eersten van daar teruggedimitteerd hebbende, om 't gevaar resideerende in d' admissie dier natie en diergelijke roofsugtig volk aan dien oirt als gants niet te vertrouwen, heeft men zulx voor welgedaan moeten aanmerken. Prohibeerende mitsdien de Maccassaarse ministers na de bogt van Gorontalo of door geheele bogt van Tomminij zoverre als 't Ternaats gebied strekt, voortaan pascen meer te verleenen. Maar volgens desselfs schrijven sedert aldaar een gerugt gespargeert zijnde, alsof die verdrevene suspecte gasten een magt verzamelden om op Gorontalo een inval te doen, zoo hebben die van Ternaten op sijne bedugting ten dien opzigte hem secours toegeschikt, om soo het er al op aankomen mogte d' aanvallers gelijk 't behoord te konnen repousseeren, hoewel men denkt dat het geen gevaar zal hebben gelopen. De drie hoofdkoningen der Moluccos, te weeten van Ternaten, Tidor, en Batchian, alsnog in vreede en goede harmonie leevende, heeft men den eerstgemelde, nadat hij anno passato behoorlijk was g'installeerd, en sowel de contracten geteekend en beswooren, als de restand schuld van sijn overleden vader laast nog maar 7000,- rds. groot geweest, met 2000,- rds. 's jaars uyt de recognitiepenningen te voldoen op sig, en aangenomen hadde den titul van Paducca Siri Sulthan Amirie Iskander, Moeda Sjah Mardan, vervolgens betoond sijne getrouwe aanklevinge in het niet willen accepteeren en ongeopend overgeven des briefs door den koning ---de culture van peper, waarvan den prijs op 8 rds. 't picol bepaald werd gehouden, (Het bestuur moet regenten en residenten aansporen tot het leveren van meer goud. Met de Hageveld en (Aan de zuidkant van Dodingo op Halmaheira zijn 93.755 specerijbomen uitgeroeid. Men is nu bezig van Bouton aan Zijn Hoogheid gerigt, bij translatie bevonden te sijn contineerende, in vrij wat bedekte termen, een aansoek en versekering van tot onderhouding van vriendschap buyten weeten van de Compagnie. Alwaarom wij ook hem niet hebben willen onthouden eene welverdiende louange daarover, gelijk men niet nalaat 't noodige toe te passen op de ontfangene brieven dier vorsten, tegelijk voldoende aan eenige der daarbij gedane versoeken die buiten 's Compagnies nadeel te accordeeren waren, voor 't overige op de beste wijse sig excuseerende. Fol. 355r-357r. met dit werk op Batjan en zal ook nog de Obi eilanden onder handen nemen. Alle in de memorie van oud- gouverneur Jan Elias van Mijlendonk genoemde plaatsen moeten een beurt krijgen. De inlandse vorsten moeten worden aangespoord) hunne onderdanen ernstig aan te prijsen, en ook werkelijk te doen voortzetten, als strekkende tot eyge intrest en haar welzijn, sooals den laast overleden Ternaats koning daarmeede bereets een begin heeft gemaakt. Fol. 358r. Deunisveld heeft Batavia slechts 2128 13/64 realen ontvangen. De vorsten van Gorontalo en Limbunu hebben na veel aandringen van de resident van Gorontalo eindelijk `een vrij aansienelijke besending' naar de goudmijnen van Limbunu gedaan. Batavia hoopt dat dit veel goud zal opleveren. Men moet de vorsten blijven aansporen tot het exploiteren van de goudmijnen. Het bestuur is gemachtigd de post Limbunu te herstellen, indien het nog noodzakelijk wordt geoordeeld om de goudopbrengst te vergroten. Batavia heeft vorig jaar gemeld) ---hoe men op haare favorable schrijvens, wegens den insaam van rijst op Manado en onder dies district, de scheepen Diemen en d' Anna langs 't vaarbaar bevonden vaarwater tusschen Celebes en Borneo door hadde afgevaardigt direct na Amoerang om de rijst die er volgens hunne communicatie soude en moeste ingesameld leggen, voor Banda en Amboina af te halen. Soo heeft men nader tijding erlangt dat deselve daar wel behouden waren verscheenen, maar de belading seer slegt was uytgevallen, vermits er nauwlijks soveel ingesaamd heeft gelegen, als tot derselver provisie nodig was. En dus die beide scheepen op den bepaalden tijd de geprojecteerde reyze na die beide gouvernementen hadden moeten voortzetten, sonder eenige rijst. Dog de ministers daaromtrend sig hebbende verontschuldigt, bijbrengende zodanige reedenen ter harer decharge die aanneemelijk bevonden zijn, te meer de schuld billijk toegeschreeven werd aan de misleydende berigten door den geweesen Manado's resident Gerard de Goede dienaangaande aan hun gedaan. En daarenboven zijn reprochabel gedrag in meer andere saaken ons voorgekomen zijnde, zo hebben wij denselven gedeporteerd van ampt, qualiteit en gagie om in dier voegen naar Nederland versonden te werden, nadat hij alles behoorlijk sal hebben verantwoord. En sulx zowel tot correctie als ten exempel van andere, wier post 't sij 's Compagnies saaken opregtelijk te tracteeren, daarbij voegende eene nodige recommandatie aan de ministers tot hunne narigt. als 't jaar bevorens. En om de verpagtingen van eenige geregtigheeden, indien mogelijk, op Gorontalo en Manado in train te brengen, dan wel so niet raadsaam werd g'agt die aldaar in te voeren, daarvan af te zien, laten wij, mits de ingebragte swarigheeden daarteegens door de residenten, het aan de ministers gedefereerd. Ook soude van d' agterstallen den koning van Gorontalo sijn schuld volkomen hebben afgelegd en 't tekort verantwoorde bij den gewesen sergeant-commandant tot Parigie, Peeper, belopende rds. 253,30,- verevend zijn geworden, zo door betalinge op zijn reeckening voorsoverre hij tegoed had, als effectueele betalinge van de rest in 's Compagnies cassa, hebbende de ministers aan den resident Thornton één jaar uytstel verleend, om te voldoen 't agterweesen van zijn schoonvader Coek, tans nog maar groot rds. 1832,27,-, ten aansien de Compagnie daarvoor door suffisante borgtogt genoegsaam is gesecureert. En den gewesen De domainen zouden anno passato hebben gerendeert rds. 3555,- of rds. 1208,- minder Omtrend den debiet van lijwaten voor welgedaan is te houden, werd egter eene gepaste resident Scheerens met ƒ 1539,15,- bij de Ternaatse hoofdboeken suyver tevooren staande, laten volstaan voor 'tgeen nog mogte bevinden te sullen moeten verantwoorden, integendeel accepteerende als in securiteit van den hiervoor geciteerde geweesen Manado's resident De Goede 5000,- rds. aan obligatiën, assignatiën, behalven dat hij nog heeft moeten stellen goede borgen voor de tekortkoming tot tijd en wijle sijne saken sullen sijn nagesien en afgedaan. Dog den Limbotto's koning was alsowel in gebreeken gebleeven ter voldoening van zijn agterstal, als die van Limboenen mits onvermogen, hoewel daarom egter niet nagelaten werd haar daartoe telkens aan te spooren, te meer den Gorontaals resident hoope heeft dat in der tijd de inpalminge van de ginter uytstaande schulden ten genoegen soude volgen. Fol. 359r-360v. (Batavia is het niet eens met) ---hunne ongequalificeerde afschrijvingen van 46 pees spreyen in een pak te min ontdekt, die wij ordonneeren herwaarts aan te reekenen met bijvoeging der authenticque bescheyden dier bevindinge, om daaromtrend te konnen handelen na behooren. Als nu ook accorderende op de gesuppediteerde elucidatie ten belange der ammonitiegoederen in den jaare 1744 aan de chaloup d' Uytgeleide verstrekt, mits dat bodemptje op de togt na de Papoese eylanden is verongelukt, de negotieboeken daarvan maar te moogen zuyveren, en nietteegenstaande de gemaakte schikkinge door de ministers in dier voegen als het vereyschte. reflectie gemaakt over haare restrictie na Gorontalo weegens de preysen dier doeken bij inruyling van goud en ook bij contantenverkoop, dewijl dit laaste geen plaats kan vinden op de goud gevende comptoiren, daar de inlanders niet anders dan goud hebben om te betalen de koopmanschappen die sij van de Compagnie komen te kopen. Dog wat aanbelangd den vertier zelfs, was in 't boekjaar 1754/5 tot Ternaaten op de verdebiteerde lijwaten, kostende ƒ 61.963,18,- inkoops, ƒ 34.381,5,8,- geprofiteerd en laast soude nog op de bij vendutie opgeveilde, ongewilde sorteerings ten bedrage van ƒ 1642,18,8,- een advance van ƒ 526,7,8 of 32 percento behaald, zomeede op 26 vaeten verkogt bier ƒ 1192,3,- makende 2201/2 percento gewonnen zijn 'twelk passabel is te agten. Derhalven laten wij de eysschen van dit gouvernement zo na mogelijk accompleteren, en sullen de ministers ditmaal al redelijk wel zijn voorsien met gewilde sortementen van lijwaten, voldoende teffens hunnen eysch van contanten met ƒ 48.000, toeschickende deselve nog ter bevordering der goudprocure de gerequireerde 2000,- rds. aan nieuwe dubbeltjes en schellingen, item 4 vaten heele duyten, alsoo de halve daar niet gangbaar willen worden. Welk één en ander met de verdere gepetitioneerde benodigtheeden afgesonden is per 't schip d' Anna, haar nogtans recommandeerende geen verkoop van lijwaten voor contanten te doen voor en aleer de goud gevende comptoiren behoorlijk zijn voorsien, om dus de residenten in staad te stellen meerder goud in te samelen en teffens te benemen alle exceptiën dat zij daartoe geen lijwaten genoeg aan de hand hebben gehad, zomede daarenboven sorge te dragen, niet alleen voor de restanten dat die eersten in tijds werden van de hand geset, maar ook voor de onvertierbaar leggende roode doeken, dat daarmeede 's Compagnies meeste voordeel werd betragt, of anders deselve maar over te senden. Fol. 361r-362v. ƒ 7398 tot ƒ 162.894 in 1754/55. Het tekort bedroeg dus ƒ 96.578. De aangevoerde redenen zijn zo aannemelijk dat Batavia zich erbij heeft neergelegd. Het bestuur moet wel blijven werken aan daling van de lasten en stijging van de winsten. Batavia heeft dit jaar met de Deunisveld voor ƒ 110.191 naar Ternate gestuurd. Met dit schip en met de Hageveld heeft men voor ƒ 58.615 van daar ontvangen, o.a. stofgoud, karet, parelmoerschelpen, enkele kleinigheden, en 33 pakken textiel die men daar niet kon verkopen. De bouw op Gorontalo van het vestingwerk met de daarbinnen gelegen gebouwen vordert zo goed dat de resident hoopt het dit jaar te kunnen voltooien. Op verzoek stuurt Batavia de bark de Leervis om daar dienst te doen i.p.v. de verongelukte bark Buren. Ternate beschikt dan over voldoende schepen om te patrouilleren. Jan Elias van (De winsten en inkomsten zijn gedaald met ƒ 2775 tot ƒ 66.315 in 1754/55, de lasten gestegen met (Batavia heeft geen opmerkingen bij de door het bestuur gegeven antwoorden op de brieven van Heren De ministers hadde boven de hiervoorgemelde twintig stux slaaven met 't schip de Drie Gouverneur Roelof Blok is op 19 februari 1756 met de Eendracht aldaar aangekomen,) ---en dien bodem vervolgens g'employeert ter afhaal van de op Boelocomba leggende Mijlendonk heeft de nieuwe gouverneur, Abraham Abeleven, volgens afspraak een memorie over de stand van zaken te Ternate nagelaten. Batavia stuurt Heren XVII hiervan een kopie.) En mits de dimotie van den hiervorengemelte geweesen Manado's resident De Goede, bereets door de ministers als fiscaal genomineerd, hebben wij in zijn plaats aangesteld tot het fiscalaat den alhier buyten actueel emplooy loopende koopman Matthijs Diderik van Haak, mitsgaders tot dispencier en zoldijboekhouder tegelijk den onderkoopman Zacharias L' Honoré, welke beyde derwaarts staan over te vaaren. Zo ook tot onderkoopman bevorderd den eerste clercq van politie en secretaris van Justitie aldaar Anthonij van der Truijn, teneinde als secretaris van politie te werden g'employeert zoo den gouverneur hem daartoe bequaam oordeeld, zijnde aan den opperstuurman en equipagiemeester Jan Jonkers van Lin vergunt uyt consideratie zijner langjarigen dienst en siekelijke lichaamsgesteldheid desselfs volle gagement. Fol. 364v-365r. XVII van 8 oktober 1753 en 10 oktober 1754. MAKASSAR 215 lasten rijst en 5996 bossen padij, welke daarmeede op den 2e may in dit gouvernement teruggekoomen is. Vervolgens 't schip de Drie Papegaayen met 300 lasten rijst, 6000 bossen padij en 20 slaaven op den 10e jannuarij na Banda vertrocken, daarenteegen hadde het schip Zaamslag den 20e februari van hier verzonden op Bima 1230 picols sappanhout, 7 picols wax en 71/2 lasten groene cadjang voor deeze hoofdplaats ingenoomen. Eenige Toradjoreese die zig tot Bima bevonden spargeerde dat op 't rif van Sumbauwa een schip zoude zijn verongelukt, dog na gedane informatie door den gouverneur Blok die hiervan door den resident was verwittigd geworden, zo verstond denzelven dat gezegde wrak 't schip Diemen was. Gelijk ook de barcq de Arnoldina Deliana na Bima gedestineerd, op den 9e december 1755 op het eyland Bonneratta is gebleeven, in welkers plaatse de chialoup de Herderin de ministers weder staad gezonden te werden. Papegaayen ook nog twintig met diverse burgervaartuygen na Banda ter voldoening van den eysch dier ministers, alsook drieëntwintig dienstbaare met de chialoup de Paarl na Amboina gezonden. En middelerwijl volgens hunne voorjaarige advijsen van den 20e may weeder na gewoonte een aanbesteeding gedaan van 500 lijfeygenen, bestaande in 370 mans- en 130 vrouwsperzoonen, terwijl door Radja Woena, in voldoening van 'tgeene hem is opgelegd ter vergoeding van de schade die de Compagnie geleeden door 't afloopen van het schip Rust en Werk, voorzoverre zijn aandeel betreft, na Maccasser gezonden heeft, een getal van 70 slaaven, dog waarvan vier op de reyze gesturven en dus maar 66 geleevert zijn. Van welk getal de hiervoorengemelde twintig na Banda verzonden weezende, de overige sesenveertig als van geen dienst voor de Maatschappij bevonden bij vendutie van de hand gezet zijnde, hebben rds. 1347,- of ƒ 3232,16,- met en beneevens tien oude afgeleefde slaaven en agt kinderen die bij het doen van den opneem door gecommitteerdens onnut g'oordeelt waaren, egter nog rds. 893 of ƒ 2193,4 gerendeert. En doordien reets alhier een goede quantiteid van 's Compagnies lijfeygenen aan handen zijn, die almeede veel tot de lasten deezer hoofdplaats contribueeren, zo hebben wij bij onze op heeden afgaande brief de ministers gelast om voor den aanstaande, te weeten de leverantie van 1758, niet meerder te doen aanbesteeden dan 400 stux, waarmeede wij denken 't te zullen kunnen stellen, bijaldien men door sterfte of desertie geen merkelijke vermindering van die dienstbaare komt te krijgen. Zoals wij ook ordre hebben gegeeven om 's jaarlijks 't gouvernement van Banda met vijftig kloeke jongens te voorzien. verongelukte barcq de Arnoldina Deliana, mitsgaders vier vaaten bier met het schip den Onder de gedane in- en afschrijvingen zijn de goederen uyt de hier voorwaartsgemelde Eendragt aangebragt, en even zoveel leggers Caabse wijn die ten eenemaal zuur en onbruykbaar bevonden, uyt dien hoofde ten overstaan van expresse gecommitteerdens uytgestort zijn, alsook een bedragen van ƒ 334,7,- voor eenige weinige equipagiegoederen aan den chialoup van den capitain der Chineese natie aldaar verstrekt, die g'employeert is geweest tot transport van den opperkoopman en secunde Sinkelaar en den capitain-militair Rijsweeber ter verrigting hunner commissie na Boeton, waarvoor dien Chineese hoofdman geen betaalinge heeft willen hebben, en eyndelijk 48 lasten 228 gantings rijst, 1804 bossen padij en eenige andere goederen door de brand in de post tot Bonthain vernield en bedurven, volgens gerecolleerde verklaring van den resident Deefhout; alsook eenige andere gevallideerde minderheeden die wij alle behoorlijk g'examineert hebbende, ook geen zwarigheid gevonden alle het voorenstaande te passeeren, behalven een getal van 419 kannen Caabse wijn die onder voorgeeven van de slegte gesteldheid van 't vaatwerk, een oude en algemeene exceptie der dispenciers in India, zoude uytgelekt zijn, waarteegens wij door het gemaakte reglement weegens de in- en afschrijvingen almeede hebben voorzien. En waarna de administrateurs in 't algemeen zig moeten rigten, gevolglijk ook 'tgeene op 't besluyt der ministers booven 't gevallideerde afgeschreeven, g'improbeert en ter vergoeding opgelegd is, alsook een quantiteid van twintig die op hondert ponden nootenmuschaten van Banda in 't gepasseerde jaar aangebragt, vermijterd en ingedroogd zijn, zonder dat eenig defect aan die specerijen bij den ontfangst is ontdekt, waarvoor den winkelier hadde behooren zorge te dragen en uyt dien hoofden goedgevonden hebbe die mindere quantiteid nooten uytkoopsprijs te doen betaalen. uytgaande regten voor rds. 920 per maand ofte 11.040 rds. in 't jaar gemeynd 'twelk rds. 1260 meerder is dan anno passato, die der sterke dranken alschoon voor 't jaar 1755 rds. 1840 heeft behaald, konde voor dit van 1756 tot geen rds. 1800 aan de man koomen, zodat de ministers genoodzaakt zijn geweest die bij weege van admodiatie aan den voorigen impostmeester tot rds. 1600 af te staan, welke pagter weynig dagen na den aanslag van dat middel versoek gedaan hadde om daarvan gelibereert te werden, ter oorzake dat denzelven een extract uyt de resolutie deeser hooge tafel in dato 13 februari 1756 hadden weeten te bekoomen. De topbanen zijn voor rds. 791,- aangeslagen, 'twelk rds. 46, 't hoofdgeld der Chineesen voor rds. 82 dat rds. 12,- en 't slagte van 't vee voor rds. 120,-, 'twelk almeede rds. 15 meerder is dan die in het voorleeden jaar hebben moogen gelden. Daarenteegen is de nieuwe bazaar voor rds. 170 in 't jaar en dus rds. 91 minder dan 's jaars bevoorens gemeynd. gecollecteerd rds. 776,32 ofte ƒ 1864,18, dat ƒ 988,8 meerder dan die van 't gepasseerde jaar geheeven is. voor de thiende van de Compagnie ingeschuurt 207 lasten 3281/2 gantings rijst en 7800 bossen padij, dat 61 lasten 268 gantings rijst en 3631 bossen padij minder is dan in het gepasseerde jaar opgelegd is, waarbij nog moet gereekent werden de hiervoorgenoemde en afgeschreevene 48 lasten en 228 gantings rijst en 1804 bossen padij door de brand in de post Bonthain vernield. Wij hebben uyt der ministers schrijven van den 20e may gezien dat den afgaande gouverneur Clootwijk deese heffing, mits de omstandigheeden van zaaken in persoon niet heeft kunnen doen, 'twelk ons gantsch tot geen genoegen heeft verstrekt waardoor dan de Bonijers ook weder 26.800 bossen padij onverthiend hebben vervoerd, dat voorleden jaar in een quantiteit van 28.600 bossen heeft bestaan. Vrij minder hebben dezelve in de noorder provintiën van Maros dit jaar weggesleept, also die thans maar 169.950 daar dezelve anno passato 195.750 bossen beliepen, 'twelk toegeschreeven werd aan een nauwer toesigt die men nu op de sluykers gehouden heeft. De verthiening in de zuyder provintiën of Boelocomba en Bonthain gedaan zijnde, was De inkomsten der domeynen voor 't jaar 1756 verpagt geworden, zijn de in- en Voor den twintigsten penning der verkogte vaste goederen is in 12 maanden Den inkoop van schilpadshoorn door de ministers aan den secunde Sinkelaar Den inkoop van wax ten bedrage van 10.000 ponden kostende ƒ 6528,- door den (Gouverneur Roelof Blok heeft Batavia verzekerd zijn best te zullen doen om deze inkomsten te Voor de thiende is in dit district geheeven 349 lasten 6705/6 lb. rijst en 21.005 bossen padij dat nietteegenstaande een schraal gewas circa 13 lasten rijst meerder, dog 4639 bossen padij minder opgelegd is dan in anno vergange. Fol. 366r-370v. vergroten.) gedemandeerd weezende, zo hadde denzelven geen caret dan bij kleene partijen kunnen magtig werden en zulx teegens ƒ 200,- de 100 ponden dat meerder dan de helfte boven dies reële waarde zijnde, was daervan afgezien. Maar omtrend den inkoop van rijst hadde de ministers op onze ordre gelast om 100 lasten in de zuyder provintie finaal op te doen, terwijl den resident Deefhout niet meerder dan ruym 85 lasten hadde kunnen koopen en inmiddels aan den resident van Bima g'ordonneert een aanzienelijke quantiteit van dat graan op te leggen, daar den gouverneur en Raad bereets ingekogt hadde 153 lasten teegens 303/8 rds. of ƒ 72,18,- 't last, beneevens 85.920 bossen onharige padij, om tot voorraad te dienen teneynde bij een onverhoopt slegt gewas geen gebrek aan leevensmiddelen te hebben. Fol. 370v-371r. (Het op het veld staande graan in de zuidelijke provincies belooft een rijke oogst,) ---gelijk wij ook op de in anno passato na derwaarts gezondene ordre tot den inkoop van groene cadjang bereets zeven lasten ontfangen, waarvan wij de ministers nader gelast hebben een goede quantiteit op te doen. secunde, volgens de almeede door de ministers aan hem opgedragene commissie geschied zijnde, komt vrij duur te staan, dewijl die vettigheid teegens rds. 34,- de picol of ƒ 81,12,- veel te hoog is ingekogt, en hebben uyt die oorzaake gelast vooral niet meerder als 30 rds. voor de picol van 125 lb. te besteeden, of anders van den verdere inkoop af te zien. interdiceeren van de vrije vaart op Mangarij en Ende, welke plaatzen eertijds een groote quantiteid wax, olij en anderen huysselijke benodigtheeden tot gerief der ingeseetenen op Maccasser uytleeverde, daar deselve thans volgens der ministers schrijvens na elders vervoerd werden. Welke dan ons in consideratie hebben gegeeven om die vaart voor de burgers en onderdaanen weder open te zetten, zonder dat dezelve zig oostelijker dan wel zuydelijker zullen moogen begeeven, waardoor niet alleen den inwoonder weeder floreeren, maar ook ten voordeele van de maatschappij den impost der inkoomende regten merkelijk steygeren, en boovendien een meerder vertier in den lijwaathandel veroorzaaken zal. Deese propositie schoon strijdig teegens onse secreete resolutie van den 26e februarij en 't aangesz. dientweegens op den 19er> october jongstleeden, hebben wij vooreerst wel kunnen accordeeren onder zeekere bepaaling en wel voornamentlijk den aanbreng van wilde canneel te verbieden, alzo dezelve zo in geur als couleur van de veritabele Ceylonse genoegzaam niet wel te onderscheiden zijnde, door eene vermenging die baatzugtige kooplieden om hun gewin grooter te maaken, onder de opregte heel ligt zoude doen, en daardoor zo in Europa als Indiën veel van hun weezentlijke waardij verliezen. En uyt dien hoofden de ministers wel uytdrukkelijk gelast teegens den aanbreng der valsche of wilde canneel alle attentie te verleenen. 13e november 1755 omgezet voor ƒ 742, 2, g'avanceerd ƒ ,, 5e jannuarij 1756 8 13, ,, ,, ƒ 8 Alle deeze schaarsheit der goederen werden door de ministers toegeschreeven aan het De vendutiën zijn op diverse tijden weder gehouden, te weeten op den -daarop 2, - ƒ 2.029, 15, - ƒ969, ƒ ,, 15, 3.949, 16, 8 11.801, 2.064, ,, 14, ,, 4, - ƒ 8.328, 19.408, 794, 8, - 194, 2, - 281, 2, - 304, 4, - 38.797, 13, - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 3, ƒ 215, 4, 8 ƒ 74, 5, - ƒ 113, 3, 8 ƒ 105, 4, 8 - met ƒ ,, - ,, ,, ,, ,, te zamen 12.578, ,, ,, 5e april 1756 3e may 1756 3e julij 1756 geevende op 't kostende van ƒ 26.219,10,- door elkanderen een advance van 48 percent ruym, 'tgeene nog passabel is in een tijd dat het geld als tot zijn voorige gestalte scheint weedergekeert en in 't binnenste gedeelte der bergen gezonken is. Omtrend den verkoop van lijwaaten hadde de ministers een preuve genoomen om te kunnen weeten wat 't voordeeligste zoude weezen, namentlijk dezelve uyt de winkel te laaten verkoopen en ten dien eynde een corgie ofte 20 pees van eyder zoort afgegeeven, om te zien wat daarvoor uyt de hand zoude kunnen bekoomen, en na verloop van weinig tijd eenige van diezelve zoort van kleeden bij vendutie van de hand te zetten om daardoor onmiddelijk te kunnen ontdecken aan wat zijde de schaal oversloeg. Zoals dan ook het laaste inderdaad voordeeliger en zeekerder, daar het eerste absoluit schadelijk en zorgelijker bevonden is, want uyt de winckel was intusschen verkogt ten bedragen van ƒ 1819,16,- waarop geprofiteerd is ƒ 669,9,- ofte 581/4 percent, daar en teegendeel ook even tot dienzelven dag dat de winkel opengestaan heeft, bij openbaare vendutie omgezet is een montant van ƒ 19.408,4,- met een winst van ƒ 8328,14,- ofte 75 percent en dus bij de vendutie 163/4 percent meerder voordeel als bij verkoop uyt de winkel behaald. Gevolglijk hebben wij de ministers gelast bij het houden van publicque vendutiën te blijven continueeren, schoon den winckelier 3 percent boven de behaalde 75 percent advance g'offereerd hadde, dewijl het hazard te groot is om de ministers te constringeeren voor de voldoening in te staan, wanneer een sodanig subject in gebreeke van betaaling quam te blijven. Fol. 371r-373v. opgenomen door speciale gecommitteerden en vergeleken met de boeken en ordonnantiën. De gewezen resident van Bulukumba en Bonthain, Gustaaf Lodewijk van Liebeherr, is op last van de Hoge Regering met de stukken te zijnen laste naar Batavia gestuurd.) En belangende de weeskamer hebben de ministers op zeeker copia request door Jacobus van Arrewijne en Jan Philippus de Vreede tot Amsterdam ter illustre vergadering van Uw Hoog Edele Grootagtb. gepresenteerd aan hun toegezonden, ons in antwoord gediend dat het aandeel van Jan de Vreede, zoon van Michiel de Vreede, door den capitain-militair Frans Hendrik Langert, als in huwelijk hebbende de nagelaatene weduwe van voornoemde Michiel de Vreede, in den jaare 1739 ter weeskamer van Maccasser was gebragt, welker monboirs ook die penningen weeder aan weesmeesteren alhier hebben geremitteerd, die dezelve aan de hier zijnde volmagt van De Vreede hebben afgelangt. visa versa zoveel geschreeven is, dat men met reeden zoude kunnen en moogen vaststellen dat het voortzetten dier verwstoffen genoegzaam in staad was zoveel voordeel af te werpen dat het grootste gedeelte der jaarlijkste uytdeelingen aan de participanten daaruyt zoude gevonden werden. Maar met dit anil gewas is het evenals met veele zaaken, parturiunt montes nascitur ridiculus mus, de in anno passato gevorderde en nu jongst bekoomene twee vaaten zodanig bereyd als aldaar gebruykelijk is, en gevolglijk lakmoes weegende bruto lb. 392, beloopende met dies ongelden op ƒ 30,-, bewijzen dit gezegde, want wij hebben die natte verwe alhier na de Javase en zoals dezelve in het vaderland gerequireerd werd, weder doen prepareeren en bevonden dat zo slegt van alloy is dat tenaauwernood onder de vierde zoort zoude mogen gesteld werden. Om dan eenmaal een eynde van zo nodeloose tijd en kosten verquisting te De indigoculture al voor 't begin deeser eeuw een articul geweest waarover bij de brieven (Zoals gelast in de brief van Heren XVII van 10 oktober 1754 wordt elke maand de grote geldkas (Ten eerste loopt men het gevaar dat de inlander door het planten van de peper afziet van het bebouwen ---dat die aanplanting op Saleyer, een plaats niet alleen vrugtbaar maar alwaar de (Betreffende het verbouwen van het oude ziekenhuis tot een buitenwoning voor de gouverneur om aldaar de ---dat voor die kosten eene opene gaanderij aan welkers beyde eynde een kamer zal (Met de pepercultuur gaat het beter. In de tuin van de Compagnie zijn al vruchten aan de stekken ---van welke zoveel als in twee backen konde pooten na Amboina gezonden zijn, dog maaken, hebben wij goedgevonden in 't vervolg geheel en al deese indigovoortplanting op Maccasser te staaken. Fol. 374r-375r. gekomen,) omtrent het voortzetten van die peeperplanten op de geheele cust van Celebes, vinden de ministers zwarigheid. Fol. 375r. van rijst. Makassar is de broodkamer van Amboina en Banda en levert ook Batavia rijst in tijden van schaarste. Ten tweede is de kust zo lang dat het onmogelijk is smokkel door Chinezen en inlanders te verhinderen. Men heeft besloten) Compagnie alleen de heerschappij heeft, en die volkeren derzelver tributarissen zijnde, geen gevaar onderheevig is dat eenige vuyl gewinzoekers de peeper in hunne handen zullen krijgen. En daarom hebben wij gelast om de Saleyereesen met alle zagt en vriendelijkheid aan te moedigen tot het cultiveeren van die plant, ten welken eynde de ministers aangeschreeven is om dat district met een groote quantiteyd stecken in backen geplant te voorzien, en op de gedoentens van den resident te letten dat denzelven niet te rigoreus zo omtrend het opleggen als vorderen der boetens zal mogen zijn. Fol. 376r. inlandse groten te kunnen ontvangen, heeft men het voorstel van gouverneur Blok aangenomen) weezen, in 's Compagnies thuyn gemaakt en het evengezegde gasthuys met weynig geld gerepareert kan werden om alsdan de sabandharij finaal te verkoopen. Fol. 376v. van de hem opgelegde vergoeding van ƒ 12.000 in, met uitzondering van drie posten t.w.v. ƒ 1678. Hij had afdoende aangetoond waarom de lasten ƒ 12.000 hoger waren dan volgens de memorie tot bezuiniging toegestaan. De lasten van 1755/56 bedroegen ƒ 206.071. Gouverneur Blok heeft Batavia verzekerd dit bedrag sterk te kunnen laten dalen, evenals de winsten ƒ 102.740 te kunnen laten stijgen.) heeft ons seer mishaagt, dewijl zulks door hun eygen toedoen heeft moeten geschieden en daarom aangeschreeven dat voortaan de intresten van al zulke à deposito genoomene hoofdsomme voor haar reekening zullen zijn. payement door de ministers gevorderd, daar onder ult. april het restand der cassa eenelijk bestond uyt rds. 4688,37,- te weeten aan payement rds. 4130,21,- en aan duyten rds. 5581/3 ofte ƒ 11.253,1,-, en gevolglijk hunne petitie gezonden zo van deeze als van den voorjarige eysch. bestaande de gezondene contanten in ƒ 205.440,- na de Indiase valuatie bereekend, zoals zulks nader onder 'tgeene deesen jaaren van hier versonden is komt te blijken, namentlijk 'tzedert primo jannuarij tot dito deses 5000 2700 900 420 900 chitzen ordinaire Sourats bethilles gemeen gebleekt cust roemaals geruyte dito guinees gemeen gebleekt dito chitzen Pattenase Bengaals (Batavia willigt het verzoek van de gewezen gouverneur Jan Dirk van Clootwijk om ontheven te worden ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - 19.319,1, 14.325,7, - 9.731,14, 8 3.867,11, 8 3.356,17, 8 Eene negotiatie van 10.000 rds. teegens den intrest van 1/2 percent per maand Want bij de provisioneelen eysch is niet meerder dan 12.000 rds. aan nieuw Nederlands Dog 'twelke z' egter verbeterd hebben bij hunnen nu overgekomen formeelen eysch, pees ,, ,, ,, ,, 1.096,3, 8 665, 18, - 342, 9, 8 8, 8, 8 374, 19, 8 122, 10, - 205.440,-, - 51.553,11, 8 324.949,1, 8 bedraagd ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 3.914,2, - 2.978,15, 8 2.801,2, 8 1.080,9, - 985, 15, 8 945, 19, - 1803, 6, - 205, -, - 688.000 rijst kostende 273.750 sappanhout 23.000 cadjang 10.875 wax 392 indigo in 2 vaten 500 slaaven sprijen of palemposen Sourats moerissen gebleekte cust salempoeris roode dito gingam penasse dito parcallen roode cust dito blaauwe dito deekens gecattoeneerde Sourats goenijs lange Bengaals fluweelen Hollands lakenen in soort ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, kassen porceleynen lb. radix china snuyftabak lb. coffijboonen ,, aan contanten 'tgeene uyt diverse administratiën afgescheept en aangereekend is bedragende volgens de factuuren 1098 400 480 300 320 320 240 1000 3 3 3 1061/4 36 1000 in eevengemelde tijd is alhier aangebragt lb. Equipagie, arthillerijgoederen en 't aangereekende Fol. 377v-378v. betuygd heeft de contracten te zullen onderhouden, terwijl den rijxbestierder der carraeeng Tello van zijne weerbarstige conduites, scheint te willen afsien. Ondertusschen hebben zig nog geene zwarigheeden opgedaan. Het hof van Bonij dat eenigzints blijken van onstandvastigheid geeft door het clandestien schrijven en den inhoud van zeekere brief aan den koning van Tontolij, waarover bij de aparte brief op heeden den gouverneur Blok 't noodige is aangeschreeven. der aderen die 't goud zullen uytleeveren, terwijl het zilver dat uyt de erts van daar ontfangen gehaald is, op verre na de kosten van de smeekoolen niet kan goedmaken, zoals Uw Hoog Edele Grootagtb. uyt een afschrift van 't dierweegens ingekoomen berigt zullen kunnen afneemen en dienthalven bij de afgaande brief van den 30e januarij dezes jaars de ministers gelast geen de minste kosten hieraan te doen. Ons verder eerbiediglijk gedragende aan 'tgunt bij de aparte aankomende en afgaande brieven aan den gouverneur over deeze koninginne is geschreeven. heeft twee ambassadeurs aan ons gezonden, die wij den 27e september hebben ontfangen, inhoudende hunne beswaarnisse over de gepretendeerde 1000 slaven in voldoening van de schaade die de Compagnie geleeden heeft door het aflopen van 't schip Rust en Werk, alsmeede hunne afkeer tot het extrueeren van een fortres of sterkte op dat eyland. Waarover wij hun g'antwoord en voorgeslagen hebben gevolmagtigde te zenden die met behoorlijke (Over de inlandse vorsten meldt Batavia) ---dat den koning van Goah ons (bij een brief alhier den 8e junij ontfangen) De volkeren van den koninginne van Tannette zijn zeer ijverig beezig met het opzoeken De commissie na Boeton was geheel niet na verwagting uytgevallen, dog dien koning 9.770,-, 8 5.475,-, - 468, -, - 6.998,8, 35, 2, - 36.000,-, - - 60.447,19, - 113.194,9, 8 ofte te zamen Met die van Mandhaar zijn de contracten tot ons groot genoegen opnieuw geteekend en Den koopman en geweezene fiscaal Steeven Winkelman in anno passato aangesteld tot (De Raad van Justitie heeft Heren XVII hierover een brief gestuurd d.d. 31 december 1756.) Den onderkoopman en resident van Bima Willem Coutrier is op desselfs versoek van die credentiaalen voorzien zullen zijn, waarmeede men alsdan over 't een en ander zoude kunnen handelen, en intusschen haar verzeekerd van op Maccasser als voorheen te kunnen navigeeren zonder dat haar 't minste leed zal werden aangedaan zoals ook zulks de ministers op 't ernstigste gerecommandeert is. beswooren ---. Fol. 378v-380r. (Batavia verwijst naar de geheime resolutie van 28 december 1756 voor de besluiten over de resoluties van Makassar van 9 mei 1755 ten opzichte van de memorie tot bezuiniging. Het verwondert de Hoge Regering dat de gewezen gouverneur Jan Dirk van Clootwijk die met zijn particuliere vaartuig op weg was van Makassar naar Batavia, te Benkulen is aangekomen om van daar met een Engels schip naar Europa te vertrekken.) eerste administrateur der pakhuyzen op Onrust en de Kuyper, dog met en beneevens evengezegde gouverneur Clootwijk door den Raad van Justitie deezes casteels gerequireerd zijnde, is op desselfs aankomst met het schip den Eendragt door welgemelde Raad van Justitie in corporeele apprehensie genoomen, alsook den boekhouder en geweezene secretaris van Justitie op Maccasser Christoph Reijnhard Wehr. Fol. 381r. dienst ontslagen en daartoe weeder aangesteld den onderkoopman en secretaris van politie Hermanus Burggraaf. En zijn na derwaarts geprojecteerd den geweezene fiscaal van Bantam en den ordinair clercq ter onser secretarij Johan Christiaan Helmkamp om uyt die beyde een secretaris van politie, ten keuze en na het goedvinden van den gouverneur Blok aan wien wij zulks gedefereert hebben, aan te stellen. gehonnoreert met den rang en titul van mayor, behoudens de gagie en emolumenten die hij als capitain genooten heeft, om aldaar als hoofd der militie te ageeren. Den capitain Benjamin Petrold om zijne langjaarige dienst en ouderdom gegageert en den capitain Jan Mulder als boven 't bepaalde getal zijnde, na deeze hoofdplaats verlost. Fol. 381v-382r. Makassar uit de brief van Heren XVII van 10 oktober 1754 heeft gegeven, nl.) ---dat den gouverneur Blok de verthiening in de zuyder en noorder provintiën in perzoon zal heffen, dan wel bij eenige voorvallen die hem in dit zijn oogmerk zoude kunnen verhinderen, door een eerlijk persoon laaten doen. Teffens verzeekerende dat bijaldien geen plage over den landbouw komt, de E. Compagnie 's jaarlijx uyt die beide provintiën 700 lasten rijst voor tiende kan heffen. Fol. 382r-v. BANDJARMASIN pikol witte peper, samen 899.750 lb, van daar aangebracht.) bestaan in 461/2 caraten, sijnde het één en ander aangerekend met een somma van ƒ 144.839,14,-. aan goederen en koopmanschappen ƒ 35.118,-,8, berekenende te samen ƒ 101.743,-,8. resident gevallig dus vermeerdert was met een partij van 1688 pikols die de Chinesen weegens (Voor de peper verwijst Batavia naar de door het bestuur gegeven oplossing in de brief van 20 mei 1756. De Ouwerkerk, de bark de Spreeuw en de hoeker de Don Quichot hebben 6988 pikol zwarte en 211 De ruwe diamanten door den resident ingekogt en herwaarts overgesonden, hebben Daarentegen heeft men weder na die residentie versonden aan contanten ƒ 66.625,-,- en Omtrend de voormelde peperinsaam, ofschoon deselve volgens 't schrijven van den Den capitain-militair Jan Casper Rijsweeber in erkentenisse van zijne diensten (Batavia meldt tot slot het belangrijkste deel uit het antwoord dat het bestuur op het gedeelte over (Men moet ervoor zorgen dat goede jaren door nog betere worden gevolgd en niet door slechte zoals de (De resident moet voortaan geen grote reparaties meer laten uitvoeren zonder toestemming vooraf. Volgens gebrek aan contanten en slegte debiet hunner koopwharen niet hadden konnen betalen, hebben wij egter aan denselven ons genoegen getoont. Fol. 383r-v. afgelopen jaren het geval is geweest. Het streven moet zijn dat Bandjarmasin weer die hoeveelheid peper gaat leveren die men zich bij het opnieuw aldaar vestigen had voorgesteld. De resident mag een plan voor de bouw van een stenen pakhuis opstellen. Batavia wil weten wat het gaat kosten, wat een goede locatie is en hoe het het beste gebouwd kan worden om helemaal brandvrij te zijn, alvorens een besluit te nemen.) Op des residents iterative instantie ter ontheffing van de hem opgelegde betaling, weegens hetgene in anno 1753 op eygen authoriteyt aan timmeragiën, reparatiën etc. heeft bekostigt tot ƒ 8688,13,-, hebben wij de helft of ƒ 4344,6 ter afschrijving laten valideeren. Fol. 384r-v. de brief van 18 juli 1756 leven de vorsten in goede harmonie. Batavia hoopt hier de vruchten van te kunnen plukken. Commissaris Johannes Andreas Paravicini is vandaar met de Osdorp teruggekeerd. Hij moest onderzoek doen naar de oorzaken van de geringe leverantie van peper en naar de middelen om hierin verbetering te brengen. Hij heeft een rapport opgesteld dat aan Heren XVII wordt gestuurd. Hij heeft contracten met vorsten en groten vernieuwd en enkele artikelen ten voordele van de Compagnie bedongen. Batavia komt hier in een volgende missive op terug.) TIMOR De onsekerheid van de vreede in Europa en de aangelegentheid van dit comptoir ten opsigte van de oosterse provintiën, heeft ons op den 26e februari deeses jaars doen resolveeren den oppercoopman en sabandhaar Johannes Andreas Paravicini als commissaris derwaarts te senden, teneinde met alle de inlandsche vorsten de contracten te vernieuwen of tot ons te lokken die nog niet door verbonden g'attacheert mogte zijn. Fol. 386r. (Voor meer informatie verwijst Batavia naar de geheime resolutie van 26 februari 1756 en de geheime instructie voor Paravicini van 10 maart 1756. Later zal men Heren XVII verslag uitbrengen. In 1756 is van daar aangebracht 71.015 lb wilde kaneel van Ende, 135.929 lb was, 184.058 lb sandelhout, 14.413 lb groene katjang en 44 lb indigo, samen t.w.v. ƒ 96.454. Batavia heeft van daar brieven ontvangen d.d. 22 juli, 28 augustus en 28 september 1756. Batavia meldt) voorjarige ordre en om reden als bij de materie van dit comptoir in anno passato in het breede staat vermeld, ten eenemaal verboden was, tot encouragement in het aanplanten en afbrengen van andere producten de tolvrijheid voor den invoer van dien is beloofd en de bediendens teffens g'ordonneert het restand wilde canneel, bestaande circa in 200 picols, hetgeen door gebrek aan bequaame scheepsruymte niet hadde konnen afgescheept werden, ten overstaan van den geheelen raad van politie door het vuur te vernietigen en daarvan een berigt onder presentatie van eede overzenden. verboden), hebben w' goedgevonden den uytvoer van de drooge alleen te verbieden en contrabande te verklaaren, en gelast van de jongst overgesondene 44 ponden, waarvan de eerste soort of 4 ponden seer goed is bevonden, soveel te senden als maar immers doenlijk zal zijn, dog de andere soort of 40 ponden dewelke so hart en steenagtig is dat dezelve geen derde soort kan genaamt werden, te verbeteren of agterweegen te laaten. Fol. 386v-387v. stuurt zoveel mogelijk planten.) 't eyland Timor zoude gaan voltooyen, door een swaare storm beloopen en verongelukt was, ---dat aan de Endeneesen handelaars aan wien het canneelschillen volgens onse Dog belangende de indigo (waarvan den handel zoo in geprepareerde als natte was (De peperplanten doen het beter dan eerst. De laatst gestuurde planten zijn goed overgekomen. Batavia Voorts gesien wesende dat de pantjallang de Loper met de kaartemaaker, die de kaart van De pagten en thollen waaren ult. augustus opgeveild en hadde gerendeert, als rds. ,, ,, ,, rds. 2060, -, - 1600, -, - 1100, -, - 655, -, - 5415, -, - rds. rds. 5700, -, - 285, -, - te samen rds. 2400, - 1650, - ,, 1100, - ,, ,, 550, - ,, ,, ,, 's Compagnies domeynen arak en tapneering de topbanen hebben w' geresolveert weeder van hier een ander kaartemaker te senden om het begonnen werk te voleyndigen. Zijnde weegens de geborgen goederen van dat vaartuyg de bediendens zowel het nodige aangesz. als omtrend diverse defecten en minderheeden op de ladingen van het schip Osdorp en de barcq de Vrijheid aldaar ontwaard. die van de wax, slaven en zandelhout ,, ,, ,, En in anno passato gelden de eerste ,, tweede ,, derde ,, vierde dus deesen jaare minder welk verlies vergoed was door de ingevoerde verpagtingen van het slagten van 't beestiaal tot rds. 500,- en het chiappen der waxkaarsen tot rds. 425,-, soodat alle de pagten voor den jaare 1756/7 belopen rds. 6340,- of rds. 640,- meerder dan bevoorens. De paarlbank van Amerassie was de novo opgeveild maar geen liefhebbers daartoe gevonden, 'twelk de bediendens toeschreeven omdat in de eerste twee à drie maanden geen gelegentheid was daarvan een preuve te nemen. En waaromme geresolveert waren deselve nader op te veilen, hetgeen w' geordonneert hebben sonder versuym jaarlijks te doen. Fol. 387v-388v. winsten gedaald met ƒ 2197 van ƒ 19.663 tot ƒ 17.465, d.w.z. Timor is met ƒ 8426 verachterd,) van 140 koppen daar hetselve in het jaar bevoorens maar 50 man uytmaakte, en de vermindering der winsten door gebrek aan goed overleg, alsoo blijkens de negotieboekjes van 1753/4 onder ult. augustus 1754 een montand van ƒ 40.467,5,- aan lijwaaten en andere coopmansz. aldaar aan handen geweest is. Fol. 389r. onverkoopbare textiel en andere koopwaar moeten zo snel mogelijk naar Batavia teruggestuurd worden. De daling van de kwaliteit van de textiel, zowel door bederf als anderszins, is voor rekening van het bestuur gelaten.) slordige behandeling van het opperhoofd en secunde bij het overneemen der pakhuysen van den gewesen secunde Hoselie, aangezien zij na 't scheynt niet nodig g'oordeelt hebben van hem te vorderen een behoorlijk transport, 'tgeen hij nu geweigert had te geven. En waaromme w' geresolveert hebben om, bijaldien het presente opperhoofd en secunde de pakhuysen hebben aanvaard sonder dat de gecommitteerdens bij den opneem volgens de ordre zijn present geweest en deselve hebben getekent, te laten voor hunne reekening en verantwoording. Maar den opneem inteegendeel ten overstaan van gecommitteerdens na behooren geschied zijnde, zal den geweesen secunde Hoselie moeten vergoeden alle hetgeene bevonden zal werden bij de pakhuysen te manqueeren, en waarvoor in so een geval zijn gagie, en die niet toerijkende zijnde ook zijne goederen, konnen g'arresteerd werden, zullende gemelde Hoselie vervolgens de boeken moeten opmaken, en effen stellen tot den dag dat hij uyt zijne bediening geset is, of daartoe door arrest genoodsaakt werden wanneer dezelve door den secunde Faucherau zullen moeten vervolgt Wijders is ons tot groote ontstigtinge uyt de bediendens brieven tevooren gekomen de ---welke vermeerdering der lasten principaal veroorsaakt is door het swaar guarnisoen (De lasten zijn gestegen met ƒ 6229 van ƒ 17.825 in 1752/53 tot ƒ 24.054 in 1753/54, de (De lasten moeten door bezuinigingen dalen en de winsten door mercantiele middelen stijgen. Alle De brigantijn de Mossel, het schip de Gerechtigheid, de sloep de Golconda en het scheepje de Wereld zijn en tot ult. aug. 1757 toe, compleet afgesloten, bij retour van de barcq de Vrijheid, die in het laast van september van daar vertrekt sonder langer uytstel te willen dulden, overgesonden werden. Intusschen hebben w' op den van daar ontfangen eysch van contanten, koopmansz. en benodigtheeden een bedragen van ƒ … per de barcq de Vrijheid voldaan, [het te versendene per de barcq de Vrijheid kan alsnog niet ingevuld werden, vermits dat kieltje nog niet volkomen geladen is] en de bediendens ernstig gerecommandeert onsen eysch, en wel insonderheid de daarbij bekendgestelde quantiteid cadjang om het gebrek alhier, compleet te besorgen. Fol. 389v-390v. (Het bestuur heeft in de brief van 28 september 1756 antwoord gegeven op het deel over Timor in de missive van Heren XVII van 10 oktober 1754. Vaandrig Emanuel Oel en de sergeanten Frederik Jansz. en Hendrik Wilthuijsen zijn gepensioneerd, vrijburgerschap werd verleend aan assistent Jan Tielman en bootsman Jan Pieter van Heerst en in dienst werden genomen de jongens Jan Daniel Bijnon en Andries Fredrik Vent. PALEMBANG naar Palembang gezonden met contanten, goederen en verdere behoeften met een gezamenlijke waarde van ƒ 285.964. Van daar werd ontvangen met Compagnies schepen 531.920 lb zwarte peper t.w.v. ƒ55.293, 18.666 lb witte peper t.w.v. ƒ 3908 en 562.500 lb tin t.w.v ƒ 144.240, en met schepen van de koning 1.192.612 lb zwarte peper t.w.v. ƒ 137.388 en 2.555.398 lb tin t.w.v. ƒ 735.953. Bovendien is ontvangen 152 realen goud met een waarde van ƒ 6052. Op 12 november 1756 werd naar Palembang geschreven dat er onvrede was over het bericht van 30 november 1755 dat lasten en onkosten samen met de verliezen in 1754/55 ƒ 42.179 bedroegen, zodat in vergelijking met vorig jaar het tekort ƒ 7599 was. Gelukkig bleek uit de brief van 6 oktober 1756 dat de lasten over 1755/56 maar ƒ 27.684 bedroegen en de winst dit jaar ƒ 3452 was, terwijl er vorig jaar alleen een verlies van ƒ 1020 was. Het kantoor heeft een positief saldo van ƒ 17.947. De peper werd niet volgens de verwachting geleverd, maar er is veel tin met `s konings vaartuigen aangevoerd. De residenten is opgedragen de leveringscontracten voor tin en peper te handhaven en de koning ervan te doordringen dat hij ze moet nakomen. Omdat er in 1756 reeds 20.000 pikol tin is ontvangen en veel minder peper, kan er in 1757 niet meer tin aangenomen worden. Het is in het belang van de Compagnie om een goede relatie met de koning te onderhouden. Het opperhoofd Huijbert Johan de Heere zorgt er goed voor dat de nodige producten binnenkomen. Op verzoek van Heren XVII is bevolen een verkenningstocht naar Biliton te ondernemen om te rapporteren wat er te verkrijgen zou zijn.) DJAMBI de Heere den 29e junij deses jaars geschreeven, ons contentement betuygd over dat eyndelijk den Jambijsen koning een regt denkbeeld gekreegen hebbende van de calamiteyten, die hij, door het verbreeken van den vreede met de Compagnie hemzelfs, zijn rijk en onderdaanen hadde berokkend, zig zeer bereidvaardig en als reykhalsende getoond hadde om die breuke van zijne kant, hoe eerder hoe liever te willen heelen en dat hij tot bereiking van dat oogmerk een aanzienelijke gesantschap naar Palembang gezonden hadde, met volle magt om onder de mediatie van des Palembangs sulthans met den eersten resident op onse nadere goedkeuring den vreede met de Compagnie te herstellen, op zodanige gronden en voorwaarden als bij de overgezondene acte van conventie bekendgesteld, gevonden zijn, hebbende wij g'approbeert de verrigtingen in desen opzigte van gemelde resident. Fol. 393r-v. (Resident Huijbert Johan de Heere is opgedragen de sultan te bedanken voor de verzoening. Boekhouder Pieter Chevijn is aangesteld als resident te Djambi; bovendien zijn er heen gestuurd 1 korporaal, 12 militairen, 1 ondermeester en 2 kanonniers. Het is de bedoeling om er slechts een beperkte bezetting aan te houden in een bamboe huis binnen een houten palissade, maar de resident te Palembang moet de post wel voorzien van wat noodzakelijk is en van contanten. Minzaam en omzichtig gedrag tegenover de vorst van Djambi is noodzakelijk; voor nadere informatie wordt verwezen naar het afschrift van de brief daarheen van 29 juni 1756 en naar de Aangaande Jambij hebben wij bij een apart briefje aan den eerste resident Huijbert Johan Uit het feit dat in 1754/55 in Siam de lasten ƒ 12.043 waren en de inkomsten maar ƒ 109, zou zijn Met 't schip Voorland is voor deese hoofdplaats aangebragt: ,, thin van Ligoor ,, thin Siams ,, thin in geschenk lb. sappanhout ,, thin ,, gomlak op stokjes voor 't patria ,, gomlak op stokjes voor India ,, geconfijte gember ,, namrak ,, witte waxkaarsen ,, dito bruyne Bataviase uitgaande en inkomende briefboeken. Enige lagere dienaren te Palembang zijn volgens het reglement bevorderd. SIAM op te maken dat dit kantoor maar opgeheven moet worden. Hoewel de lasten nu ƒ 2901 minder waren dan verleden jaar en de inkomsten ƒ 2383 bedroegen, wat een gunstig verschil van ƒ 2274 met verleden jaar is. Maar de inkomsten van ƒ 109 in 1754/55 kwamen slechts voort uit de verstrekte maandgelden en niet uit de verkoop van textiel, zodat verlies duidelijk onvermijdelijk is. Dit jaar zullen er inkomsten zijn uit de verkoop van kleden die verleden jaar zijn aangevoerd. Volgens opdracht heeft resident Nicolaas Bang in 1754/55 de Elswoud beladen met 50.000 lb sapanhout en 490 kojang rijst voor Ceylon. Met dit schip zijn op verzoek van het Siamse hof enige gezanten en priesters meegenomen, maar het schip verzeilde bezuiden Batticaloa; zie ook missive XXVII onder Siam.) 4135/23 lasten rijst 50.000 10.904 6000 8000 9322 1357 2000 6000 benevens eenige potten met atchiar in soort ensz. En met het schip den Appelboom: 862/23 lasten rijst 400.000 lb. sappanhout 62.683 8885 1918 bedragende de factuuren van beide de voorsz. scheepen tezamen ƒ 77.846,1,8. Fol. 395v-396r. (Met de Akerendam is verzonden 10.000 zilveren dukatons t.w.v. ƒ 39.000 Indische valuatie om in Siam rijst voor Ceylon te kopen, en met de Lekkerland 10.000 gekartelde dukatons t.w.v. ƒ 40.000. Met de Kattendijke, volgens resolutie van 30 juli 1756 uitgezonden om sapanhout en rijst voor Batavia af te halen, is verzonden aan geschenken, uitrusting, andere goederen en proviand t.w.v. ƒ 17.624, alles tezamen voor ƒ 96.624.) resident alweder de handen van den berquelang tot drie differente reyzen moeten vullen, 'twelk een oude usantie, en gevolgelijk tot een genoegsame wet geraakt zijnde, niet wel te veranderen is zonder gevaar te loopen van zomtijds een verbod van den uytvoer van rijst te zien uytkomen. Bedragende deeze geschenken een montant van ƒ 1302,9,- die wij g'approbeert, dog daarenteegen hem gelast hebben ons ter genoegen aan te toonen waarom de geschenken van 't hof jongst ontfangen ƒ 2493,13,- minderwaardig bevonden zijn, dan die men tot onderhouding van vriendschap 's jaars bevoorens na derwaarts gezonden heeft; waaromtrend wij oplossinge moeten verwagten. Egter heeft men het Siamse hof, zoals hiervooren gesegd, zijne begeerte bewilligd door het zenden van drie mandarijns en een rey van priesterschaar na dat van Candia, om die beide hoven door het continueel transport derzelve steeds verpligt te houden, terwijl de kosten genoegzaam voor de maatschappij van geen of weinig belang zijn, ten waare dien gantschen stoed over deeze hoofdplaats hunne reyse na Ceylon pretenteerde te neemen. Zoals den koning van Siam den resident daartoe aangezogt en iterative maalen voorslagen heeft laaten Tot het erlangen van eene qualificatie tot den inkoop en afscheep van rijst heeft den doen, welke Zijn Majesteit, door verscheide zwarigheeden dienaangaande in consideratie te geeven, daarvan heeft weeten te diverteeren, dat wij niet alleen gelaudeert, maar ook hem aangeschreeven hebben die overvoer altoos op de minzaamste wijze te moeten beletten. Fol. 396v-397v. (Goedgekeurd wordt dat de resident in Siam in 1755 ƒ 32.000 tegen 11/4 % per maand leende om de noodzakelijke rijst voor Ceylon in te kopen; volgens zijn brief van 15 januari 1756 had hij slechts ƒ 3964 in kas. Dit bewijst weer eens hoe nodig contanten uit Nederland zijn om zwaar drukkende schulden af te lossen. De chao-klangs hebben in 1755/56 de textiel van de Appelboom voor een derde in contanten, een derde in tin en de rest in sapanhout voldaan. De handel in tin op Ligor, in 1754 ondernomen op verzoek van het Siamse hof, is tegen verwachting slecht uitgevallen. Boekhouder Pieter Kleiman, die in plaats van de overleden onderkoopman Martinus Jonas met de hoeker Ter Veer naar Ligor gezonden was om zoveel mogelijk tin in te kopen, bemerkte dat de koning van Siam reeds 230 kati zilver had gestuurd om tin te kopen, waarvan hij in zijn brief van 25 maart 1755 resident Nicolaas Bang verwittigd heeft. Hoewel er te Ligor een paspoort was verleend om 617 baar tin voor rekening van de koning, de phra-klang, de prinsen en prinsessen naar Siam te zenden en ondanks dat alle vreemde natiën van de handel zijn uitgesloten, was er een Engelse sloep onder commando van Lodewijk Lord gekomen, die op de Maleise kust tin tegen opium zou hebben geruild. Er is hierover door Kleiman bij de gouverneur van Ligor geprotesteerd, maar) ---heeft de maatschappij geene satisfactie bekoomen, maar inteegendeel den Engelzen zwerver genoegzaam geprotecteerd geworden, zoals ook gedurende het aanweesen van gedagte Kleeman gezegde gouverneur had de doen uytvoeren 1028 bhaaren of lb. 363.912,- , op fundament dat alle den inkoop bereets voor het vernieuwen der contracten was geschied, terwijl voor reekening van de Compagnie in 't geheel maar ingekogt 62.683 lb. die na Siam verzonden, buyten nog 3787 lb. thin die aldaar verbleeven zijn. Om alle welke reedenen wij niet raadzaam geoordeelt hebben 't comptoir Ligoor langer aan te houden, maar 'tzelve weder te abandonneeren en de hoeker Ter Veere met alle 'tgeene van de Compagnie aldaar berustende is, naar Judja doen stevenen, vermits nog op de eydele beloften, zo van den koning als berquelang, dan wel op de verstandhouding tusschen hun, en de grooten tot Ligoor, eenige staad kan werden gemaakt. Fol. 399r-v. (Om het gezag onder de bondgenoten te handhaven is per brief van 14 augustus 1756 geprotesteerd bij de phra-klang. Twee pakken textiel die daar verleden jaar voor tin geruild zijn, brachten 30 % winst op, wat gezien de kosten te weinig is. JAPAN Op 8 juni 1756 is er over Japan overlegd en men is zeer tevreden over de goede resultaten van de handel. In 1755 was na aftrek van alle lasten het saldo ƒ 50.617; dit is ƒ 25.899 beter dan in 1754. De inkomsten waren ƒ 162.331 of ƒ 5278 meer dan in 1754, de lasten ƒ 111.714 of ƒ 20.621 minder. Hoewel de dienaren zeggen dat de lasten niet verder te drukken zijn, is erop aangedrongen ze niet meer dan in 1755 te laten belopen en zeker onder de ƒ 112.000 te blijven, zoals in het reglement van menage van 9 mei 1755 is vastgelegd. De geldende voorschriften voor de handel werden bevestigd en als de Japanners de voorwaarden nadeliger maken dan in het contract voor 1753, moet men optreden zoals vastgelegd in de brief uit Batavia van 26 mei 1752, maar wel voorzichtig en slechts in uiterste noodzaak. Goedgekeurd is dat er 5000 lb Satsumase kamfer boven de eis geaccepteerd werd op het dringend verzoek van de gouverneur van Nagasaki, die te vriend gehouden moet worden. Draadkoper, omdat het in Batavia en elders niet gewild is, en zwavel, omdat de kwaliteit van het monster slecht is, zijn niet aangenomen. Het terugzenden van gevlekt en bedorven Nankings linnen, van onverkoopbare loassen en taffachelas gingam, het laatste omdat ze niet egaal en te kort zijn, is aanvaard. De gingams zijn echter te Batavia met 27 1/8 % winst verkocht. Daarom is opdracht gegeven bij verscheping beter te letten op kwaliteit en maten.) qualificatie voor ƒ 8109,- , zijnde ƒ 709,- meerder dan in anno 1671 daarvoor is besteed geworden, hebben wij gepasseert, en dus de bediendens gequalificeert tot dies afschrijving, De aanbesteeding van het nieuwe pakhuys den Doorn ingevolge onse voorheen gegevene Ook heeft men tot voorkoming van commotiën met de Japanders en een nodeloos (Volgens gebruik vertrok het opperhoofd van dit jaar Herbert Vermeulen en keerde David Boelen, (Afgeschreven zijn de generale geschenken in 1755 t.w.v. ƒ 54.463 en verkoopsprijs ƒ 56.630, en die alsmede van de verdere gedane reparatiën aan 's Compagnies verdere gebouwen en vaartuygen ter montand van ƒ 983,1,8,-, met recommandatie egter van sorge te moeten dragen dat alles hegt en sterk gemaakt werde, teneinde, sonder sooveele reparatiën als men 's jaarlijks gewoon is te doen, van 't voorschreeven pakhuys lange gebruyk te kunnen hebben. Fol. 402r-v. van de hofreis van ƒ 23.192. Overlegd is over het zenden van een derde schip per jaar om het koper minder gevaar te laten lopen en meer suiker en sapanhout te kunnen vervoeren; zie resolutie van 10 juni 1756 . Hoewel opperhoofd David Boelen, in Batavia aanwezig, het afraadde - zie zijn bericht bij de resolutie - is besloten de Japanners te laten kiezen tussen twee of drie schepen. Hun moet voorgehouden worden dat met drie schepen genoeg sapanhout en suiker aangevoerd kan worden en de vaart van Siamse jonken met sapanhout niet meer nodig zal zijn; zie de brief naar Japan van 26 juni 1756 . Er is 63.217 kati plaatkoper, privé ingekocht en aangevoerd, en afgenomen voor ƒ 57,12,- de honderd pond.) verblijff onser dienaren aldaar, gelijk dat in anno passato omtrend een der pennisten heeft plaats gehad die mits gemaakte schulden bij die natie op Decima had moeten verblijven, de bedientens gelast om immediaat na de komst der scheepen en dat 's jaarlijks op pæne van deportement, aan de gesamentlijke pennisten en mindere bediendens te verbieden eenige schulden te maken bij den Japander onder wat naam, of op wat wijse, sulks ook weesen mogte. Fol. 403v-404r. opperhoofd in 1755, terug als zodanig. De te Batavia overleden dispensier en pakhuismeester Jan Koopman werd vervangen door de uit Japan komende negotieboekhouder Jan Hek in de rang van koopman, terwijl in diens plaats in de rang van onderkoopman met ƒ 40 per maand de boekhouder en beëdigd schrijver Johannes Reijnouts aangesteld is. Naar Japan werden 26 juni 1756 de schepen de Radermacher en Keukenhof gezonden met een lading t.w.v. ƒ 396.833, maar om de vereiste ƒ 500.000 of 250.000 taël te halen werden met de Radermacher bij gebrek aan beter onvoordelige goederen meegegeven. De Radermacher en de Keukenhof zijn 5 december 1756 weer terug. Uit de meegekomen brief d.d. 13 oktober 1756 en het rapport van Herbert Vermeulen van 4 december 1756 blijkt dat alles goed verliep: de gangbare 11.000 kisten koper zijn door de Japanners vlot geleverd, voor de goederen zijn de vorige prijzen bedongen plus het opgeld van 6000 taël of ƒ 12.000, terwijl aan het genoemde koper, draadkoper, Satsumase kamfer, porselein, lakwerk en fruit voor ƒ 433.709 is aangevoerd. Het resultaat is echter ongunstiger dan verleden jaar, want op de afzet van ƒ 323.668 inkoopsprijs is slechts een winst behaald van ƒ 22.850 of 7 %. De winsten en voordelen waren ƒ 135.725, de lasten ƒ 112.874; vergeleken met 1755 is het kantoor met ƒ 27.766 achterstallig geraakt door ƒ 26.605 minder inkomsten en ƒ 1160 meer uitgaven) ---welke eerste de ministers zeggen veroorsaakt te zijn, doordien er seer veel ongewilde goederen, waarvan men egter verpligt is der Japanders eysch zowat te voldoen ten bedrage van ruym ƒ 97.000,- met 30 percent verlies hebben moeten omgeset worden en het laaste door het meerder beschenken van twee nieuwe extraordinaris rijxraden dan in anno passato, al hetwelke onder de ordinaire besoigne in het aanstaande jaar naader staad overwogen en 't nodige daarop beslooten te werden. haar verleende ordre de Japanders bij verscheide gelegentheeden op 't minnelijkste hebbende tragten voor te houden, en te animeeren tot het toestaan van nog een derde bodem, al was het om 't andere jaar. Daarinne nogtans niet hebben kunnen reüsseeren, alzoo zij daartoe absoluit geen toestemming hebben willen verleenen, onder voorgeeven sulks een ordre van het hof te zijn, en dat buytendes genoeg met twee scheepen konden gerieft werden. 'tGeen onse bediendens seggen aan te merken als een sistema van 't hoff, niet alleen ten einden onse handel niet verder te doen uytdijen, maar ook om ons daar te houden om te kunnen blijven handelen. Deels vermits de inwoonders daar te lande sig meer als ooyt toeleggen op 't maken van allerleye inlandse stoffen, waarvan eenige al redelijk goed waaren en waardoor ook den aftrek der onsen Voorts melden de bediendens bij haren soëven gewaagden brief dat zij ingevolge de aan (Zie verder de brieven uit Japan en het rapport van het opperhoofd Herbert Vermeulen in het Bataviase soo groot niet meer was, als bevorens en ten anderen, wijl zij de zuyker en 't sappanhout, en andere pondgoederen in geene grotere quantiteiten begeerden, als daarop niet gesteld zijnde, dat het gebruyk daarvan sig verder als tot de gegoedste luyden uytstrecken soude, buyten en behalven dat de betalinge niet in geld nog ook niet in staafkooper soude kunnen geschieden, wijl het eerste absoluit en 't andere in grooter quantiteid als de thans vervoerd werdende, door het hoff op 't scherpste verboden was. Fol. 406r-407r. inkomende briefboek. Bovendien wordt nog bericht dat in de vergadering van 14 december 1756 de radicale beschrijving van Compagnies handel in Japan, door de beschrijver van dit kantoor raadordinaris Jacob van der Waeyen opgesteld, is besproken. De voorstellen daarin, de genomen besluiten en de beschrijving zijn te vinden in de overgezonden geheime resoluties van 14 oktober 1755. CHINA Berichten over de Chinase handel in 1755 zijn onder 31 december 1755 direct met de schepen de Sloten en de Getrouwigheid verzonden. Uit het rapport van de kooplieden van 23 februari 1756 blijkt dat de winsten op de ingevoerde goederen t.w.v. ƒ 822.079 ƒ 485.744 bedroegen en op de contanten van ƒ 1.201.198 ƒ 6744. Bovendien is er ƒ 64.713 winst gemaakt op katoen, tin en rotan die uit Surat en Malakka aangevoerd zijn t.w.v. ƒ 126.205. De totale winst is ƒ 557.201, daarvan afgetrokken de lasten van ƒ 96.401 op de directe handel en van ƒ 16.480 op de Suratse vaart maakt een zuivere winst van ƒ 444.320 of ongeveer 22 %. De winst van 1755 is vergeleken met die van 1754 ƒ 374.080 minder door de grote zending in 1754 en de geringe winst op zilver en contanten van een 1/2 % die het merendeel van de invoer vormden) ---dog voornamentlijk, volgens de getuygenis van den directeur en carga's, weegens de meer en meer toenemende verergering der tijden en van den handel in China. Terwijl de groote aanbreng van koopmansz. door de Europeesche natiën, en restanten die daardoor 's jaars van dezelve in China overblijven, soowel aan de eene kant een groote vermindering van prijs op deselve bij verkoop na zig sleept, als dat de sterke trek der producten en goederen die 't land geeft, aan de andere kant een gewilde en duuren inkoop veroorsaakt, waardoor op de peeper, die voorleden jaar nog 114 percento aan winst had afgeworpen, tans maar 72 percento gewonnen is, en de thee met een verhoging van ƒ 6,4,6,- per picol heeft moeten werden ingekogt. Buyten nog de wederwaardigheeden waarmeede de carga's klagen in 't begin te hebben moeten worstelen door het tegengaan van een monopolischen handel, die men hadden getragt in te voeren, alleen bepaald aan eenige daartoe expres aangestelde kooplieden, mitsgaders de swarigheeden om met de Chinase cooplieden te negotieeren door de weinige securiteit die men bij afgave van 's Compagnies negotiegoederen aan dezelve heeft, zodat de carga's zeggen genoegsaam als genoodsaakt geweest te zijn alleen met Tsja Honqua c.s. te handelen om de koopmansz. niet aan slegte en ongegoede bij hasard te fieeren, en teffens versekert te zijn dat se alles teegen den gewonen tijd van versending in gereedheid stonden te erlangen, mitsgaders in deugtsame wharen. Fol. 408v-409v. hele vaderlandse eis te voldoen. Hopenlijk wordt hun bewering dat bij aankomst in Europa zou blijken dat de thee de kwaliteit van die van andere natiën overtrof, bevestigd en zal de verkoop in Europa van de met vier schepen verzonden goederen t.w.v. ƒ 2.623.061 de hoge inkoopsprijzen weer goedmaken. De orders voor de directe vaart op China zijn gegeven. Gezonden werden de schepen de Bosschenhove en de Eendracht voor Amsterdam, de Vrijburg voor Zeeland, de Welgelegen voor Enkhuizen; de Brouwer gaat over Malakka. De lading is ƒ 855.155 waard en bestaat voornamelijk uit 2.199.705 lb tin, 224.763 lb lood, 200.298 lb suiker, 369.937 lb Cheribonse areka, 22.321 lb Timorees sandelhout, als onderlaag 190.000 lb Siams sapanhout, 13.089 lb kruidnagelen, 80 lb Ceylonse kaneel en 3014 lb hoog blauwsel en bovendien voor ƒ 502.280 aan zilver, totale waarde ƒ 1.357.636. Daar komt bij wat de Malakse ministers aan Malaks tin en andere koopwaar via de Brouwer naar China afgevoerd hebben. Uit de brief van 8 oktober 1756 uit Malakka blijkt dat de (Compagnies kooplieden zeiden erin geslaagd te zijn deugdelijke en zuivere soorten te verwerven en aan de ---over welke irreguliere en despoticque behandeling men voorsz. ministers niet alleen (De directie van de handel is opgedragen aan de directeur van het vorige jaar Eijso de Went; de (Ter compensatie en om het zenden van geld te voorkomen, is de ongewone hoeveelheid van bijna Kievitsheuvel, daar aangekomen na een mislukte reis naar Surat en nadat de lading in Malabar was gelost, op eigen gezag van dit kantoor met de Brouwer naar China is gezonden met slechts 148.715 lb tin) gereprocheert, maar hen ook, volgens het aangetekende ter Malakse besoigne van 11 november jongstleden, het nadeel dat de Compagnie aan meetloonen etc. voor gemelde schip in China sal moeten betalen, ter vergoeding opgelegt heeft, refereerende ons ten deesen eerbiedig aan gemelde besoigne. Fol. 411r. kooplieden Bordels en Bangeman, en de onderkooplieden Fredrik Benedictus Brand, Robberts, Tholasan en Blijdenburg zijn wegens sterfgevallen en afgeloste personen aangevuld met de onderkooplieden Boonen, Helmers, Berend Kersseboom, Boerse, Cramer en Van de Polder. Aan Boonen is een instructie d.d. 18 mei 1756 meegegeven tevens geschikt om het kantoor overeenkomstig het plan van de Heren XVII op te heffen, nadat de missie is uitgevoerd.) En eerstelijk aangaande den verkoop dat, wijl ons de slegte markt die de peeper in den voorleden jare heeft aangetroffen, niet dan gants onaangenaam is voorgekomen, also daarvoor na veel getalm en dan nog op conditiën om de eene helfte daarvan met koopmansz. in 't aanstaande jaar te voldoen, niet meer dan thail 8 of ƒ 34,- de picol van 1221/2 lb bedongen heeft konnen worden, zijnde alweder ƒ 7,7,8 minder dan de verkoopsprijs van 't gepasseerde jaar. Wij ook uyt consideratie die prijs dus van jaar tot jaar verminderende, al te gering is om met desselfs aanvoer te continueeren, te meer voor dezelve niet alleen te deser hoofdplaats een hogere prijs bedongen, maar ook bij versending na 't vaderland met vrij meer advance gedebiteerd kan worden, goedgevonden hebben van die korl niets te senden. En waartoe wij als doen te eerder overgegaan zijn, omdat de carga's geen de minste versekering deden dat dezelve in 't vervolg een hogere markt zouden belopen, maar ter contrarie daarvan onder die, mits weder eysch doen indien deselve voor de jongste prijs dan wel volgens de markt zouden mogen van de hand zetten, uyt oorsaak der grote restanten daarvan in China nog zijnde, en waardoor de Chineesen ten eenemaal afkeerig en vreesagtig waren tot dies acceptatie en contractatie. Fol. 411v-412v. 2.200.000 lb tin daarheen verscheept naast de 148.715 lb uit Malakka met de Kievitsheuvel. Hoewel de recente prijs voor tin taël 18,7,2 of ƒ 63,7,6, ofschoon ƒ -,-,8 de pikol minder dan verleden jaar, mogelijk wordt geacht, is opgedragen te proberen een hogere prijs te bedingen. Sapanhout is slechts meegezonden als onderlaag in het ruim van de thuisvarende schepen en niet voor verkoop, omdat daarop verleden jaar 16 % verlies geleden is. Laken noch enige andere goederen werden gezonden wegens recent verlies of geringe winst; wel is vervoerd 225.000 lb lood van de eis van 300.000, Timorees sandelhout en een partij Cheribonse areka in de hoop op een winst van respectievelijk 19 en 94 % van vorig jaar. Suiker is gezonden wegens de grote voorraad in Batavia, hoewel de kooplieden ter plaatse somber zijn over de afzet; de prijzen zijn immers redelijk en het ruim was toch leeg. Omdat 5800 lb nootmuskaat en 8300 lb kruidnagelen tegen normale prijs verkocht werden, is 13.000 lb kruidnagelen gestuurd, maar wegens grote voorraad en slechte afzet geen nootmuskaat.) canneel aldaar aan te brengen, heeft men goedgevonden één baal ter preuve derwaarts te zenden met ordre egter aan de carga's, indien voor 't pond derzelve geen ƒ 6,- te bedingen sal weesen, die baal in 't geheel weeder terug te brengen. wanneer men onderstelde dat de nieuwe patriasen eysch spoedig genoeg soude aangebragt werden om hen tot een rigtsnoer toegezonden te worden, bij provisie gequalifiseert tweederde van de voorjarige besending en eysch van de thee van 't nieuwe gewasch, buyten 3224 picols thee in soort door hen in anno passato na 't afloopen van den geheelen handel om dies goedkoopheid ingekogt, om in deese handeltijd met koopmansz. voldaan te werden, item van de zijde en zijde En dewijl de koopman Tsja Honqua voorgeslagen had om eenige picols fijne Ceylonse Omtrend de inkoop voor den teegenswoordigen handel had men de carga's in 't begin, en (Er is opdracht gegeven de vier retourschepen vol te laden met fijne thee, bepaalde zijde en zijde stoffen, Eyndelijk hebben wij de carga's ter prompte voldoening aan de begeerte van U Wel Ed. (Omdat de eis wegens vertraging van de schepen nog niet binnen is en het laatste schip naar China niet stoffen etc. in de vereyschte soorten en qualiteiten te bespreeken en in te koopen, om vervolgens bij ontfangst van den eysch zig na dies inhoude sonder afwijking te reguleeren, en hen teffens g'ordonneert van de lakwerken en porcelijn geen aanbesteeding voor het toekomende te doen, tenzij gemelde eysch het contrarie dicteerde, maar al het ingekomene af te senden en 't porcelijn tot onderlaag in de vier scheepen te verdeelen, daaronder mede begrepen het jongst volgens de overgesondene afteekeningen aanbestede voor twee scheepen. Fol. 414r-v. langer opgehouden kon worden, is opdracht gegeven voor het nog te verzenden eenderde gedeelte van de thee de lopende voorschriften te blijven volgen. Getracht moet worden de inkoopsprijs van thee te verlagen, wat bij verminderende vaart op China mogelijk moet zijn. Daarom is de opdracht van 1754 vernieuwd) ---om namentlijk nevens den koopman Tsja Honqua c.s. nog meer gegoede kooplieden in den handel t' admitteeren, nadien het negotieeren met één koopman alleen en in 't geheel, wel eenigsints na monopolie scheen te gelijken, buyten 't gevaar dat men onderworpen is in 't risiqueeren van so een groot capitaal onder één man, die alsdan teveel vermoogen erlangt om den handel te dwingen en den markt na sijn goedvinden te stellen. Fol. 415r. porselein, lakwerken en thee bohea uit het nieuwe gewas. De eerste retourschepen zullen, net als vorig jaar, vertrekken tussen 1 en 10 november, de laatste eind december, maar als er bericht komt over oorlog in Europa moeten ze samen eind december vertrekken. In het voorjaar is 13731/72 mark goud of taël 8987 à ƒ 315 ontvangen t.w.v. ƒ 432.778 en voor Batavia en de buitenkantoren 302.500 lb zink, 236.700 lb aluin, 2040 stuks Nankings linnen en het gevraagde porselein en andere goederen, exclusief het goud t.w.v. ƒ 198.832. Besteld werd onder vooruitbetaling om te leveren in december 1756 en januari 1757 93942/72 mark goud of taël 6150 à ƒ 311,16,6 het mark. Opdracht werd gegeven goud te contracteren tot een maximum prijs van ƒ 350 het mark onder goedkeuring van verzending op assignatie naar Nederland en Batavia, het laatste met een opgeld van 6%, als de ladingen nodig zijn om de rekening sluitend te krijgen. De inkoop van zink en aluin is wegens te grote voorraad stopgezet, die van zijde en zijde stoffen wegens de hoge prijs.) Hoogagtb. gelast na het aflopen van den handel met den geheelen ommeslag van daar op te breeken en ten dien einde meubilen en alles wat aan handen is te verkoopen, mitsgaders de huur van de factorij op te zeggen, sonder imand of iets, 'tzij door aanbesteding als andersints, voor een toekomende handel aldaar agter te laaten blijven, om met het schip de Brouwer te samen herwaarts over te komen, waarvan de vertrekdag als bevorens tusschen den 10e en 15e februarij bepaald is. Fol. 416v. COCHIN CHINE (De verwachting was dat Jan van Oldenzeel en Capelle in staat zouden zijn geweest om het kantoor Cochin Chine conform het bevel van de Heren XVII en de geheime instructie op te heffen. Daarom was het rapport d.d. 1 januari 1756, dat door Van Oldenzeel bij terugkomst werd overhandigd, met daarin de mededeling dat de opbreking was mislukt en Cappelle met twee schrijvers op bevel van de koning werd vastgehouden, bijzonder onaangenaam. Bovendien was in 1755 op de koopwaar en contanten t.w.v. ƒ 108.655 slechts ƒ 13.428 winst gemaakt of 125/16 %; de lasten bedroegen inclusief de scheepsrechten ƒ 46.995. Batavia is te meer ontsticht omdat de waren uit gewilde en door de kooplieden gevraagde goederen bestonden, zoals peper, lood, sandelhout en rotan.) moeyelijkheeden en vexatiën hen door den sabandhaar aangedaan, en de arrive aldaar van wel 22 jonken buyten een Frans schip. Dog schoon men sulx in allen niet kan contradiceeren, heeft men hen egter te kennen gegeven dat dien handel ons eenigsints suspect is voorgekomen, en terwijl se bij hun rapport melden dat een parthij Malaks thin met voornoemd Frans schip aldaar is De redenen waaraan de carga's die slegte verkoop toeschrijven, bestaan meest in de aangebragt, zijn zij gelast berigt te geeven, en te bewijsen hoe en waar de Franschen aan hetselve gekomen sijn. 'tWelk door den carga Oldenzeel ingediend is ter sessie van den 29e junij, waaruyt men egter weinig ligt heeft konnen scheppen om de Malakse ministers te verdenken. Fol. 417v-418r. (De lading van de Kievitsheuvel uit Cochin Chine bestond uit, exclusief suiker, 10.000 stuks linnen en 3500 stuks zijde stoffen voor Europa die minder in rekening zijn gebracht door de reductie van de kwan van 60 tot 55 stuiver. Het geeft ongenoegen dat van de bestelde 10.000 taël zijde slechts 2704 geleverd zijn, niets voldaan is van de gecontracteerde 100 stuks goud en met de restanten niets is ingekocht. Voor Surat was 6922 pikol suiker ingekocht, de kandij voor ƒ 11,9,8 het pikol en de poedersuiker gemiddeld ƒ 9, wat per pikol ƒ 2 minder was dan vorig jaar. Met de Kievitsheuvel is in het totaal t.w.v. ƒ 174.611 vervoerd. De kooplieden zijn nog eens gewezen op de instructie tot opheffing van het kantoor en aangespoord deze met ijver en vaardigheid uit te voeren. Om de opheffing te verhullen werd de Oosthuizen daarheen gezonden met wat grove waren, terwijl om de onkosten te drukken het innemen van vracht werd toegestaan. Er is van Batavia evenwel geen vracht aangeboden. Verwezen wordt verder naar de geheime instructie van 20 juli 1756. De 100 pikol goud, met de koopvrouw Moetoedoe in 1754 gecontracteerd, moet bemachtigd worden en de lading van de Oosthuizen t.w.v. ƒ 13.075 bestaande uit laken, grein, tapijten, rotan en als proef wat duiten en penningen moet afgezet worden en het nog aanwezige kapitaal moet nog besteed worden. In goud moeten omgezet worden tegen 200 tot 220 quans de 10 taël de schulden van de koning voor zink en andere zaken t.w.v. ƒ 74.376, maar linnen en zijde mogen niet geaccepteerd worden, tenzij er echt niet anders te krijgen is. Als er tenslotte geen goud of andere retouren van waarde te verwerven zijn, mag er desnoods suiker gekocht worden, waarna met het hele hebben en houden vertrokken dient te worden.) Tot de inpalming der aldaar uytstaande schulden, bijsonder van voormelde koopvrouw, sijn de carga's gerecommandeerd wat meer aandrang en ernst te gebruyken, alsmede hetgeene den koning weegens inkoop van spiaulter is schuldig gebleeven, schoon naderhand door denzelven op een onwettige wijse g'arresteerd is gehouden, waartoe, indien deselve door billijke vertogen niet mogt te persuadeeren sijn, zij hun guarand sullen moeten soeken op den grootsegulbewaarder, die dienaangaande versekering gedaan had te sullen sorgen dat de Compagnie daarbij geen schade kwam te lijden. Fol. 420r. uitvoeren. Mocht de koning niet toestaan dat iedereen vertrekt, dan moeten de restanten zoveel mogelijk in veiligheid gebracht worden, de zaken op een laag pitje gehouden en toch getracht worden om van een gelegenheid om te vertrekken gebruik te maken. In elk geval komt er geen ander schip meer. MALAKKA noodzakelijkheden ƒ 64.319, te zamen voor ƒ 113.609, waarvoor ontvangen ƒ 149.926, bestaande uit 50.068 lb tin, 80 stuks masthouten en rondhouten, diverse goederen en geretourneerde oorlogsammunitie, 121 kisten Cochin Chine's linnen en zijde stoffen en 5 kisten ruwe zijde, de laatste twee aangevoerd met de Kievitsheuvel. Vervolgens naar Coromandel verzonden 17692/255 mark goud, naar Bengalen 90.000 lb sapanhout, 2 stuks masthouten, een kistje gouden staven in 1755 met de Giessenburg uit Cochin Chine aangevoerd, naar China 148.715 lb tin, naar Surat 50.0621/2 lb tin, 166 lb olifantstanden en 50.000 lb sapanhout. Wat deze goederen kosten kan nog niet bepaald worden.) 126.481,13,8 en bestaan in 176521/1445 marken goud 194.343,- 421,- 9050,- 850,- 6625,- ƒ ƒ lb. thin ƒ lb. eliphantstanden ƒ lb. zagoe lb. bossen bindrottings ƒ lb. bensuin ƒ Naar Malakka is in 1756 verzonden aan contanten ƒ 49.290, aan koopwaar, provisie en verdere (Onderkoopman Capelle en boekhouder Reesloot, te bevorderen tot onderkoopman, moeten dit alles Daarenteegen hebben de aldaar ingesamelde coopmansz. van anno 1755 bedragen ƒ 60.042, 56.928, 471, 18, - 488, 14, - 285, 12, - 1.272, 17, 9, -, - - - pees masthouten Te saamen ƒ ƒ 6.992, 126.481, 3, 13, 8 8 (Meer bijzonderheden zijn te vinden in de brief uit Malakka van 9 april 1756. De dienaren is dit in (Over dit gouvernement werden besluiten genomen op 20 juli en 11 november 1756; antwoord op de brief 61,- Fol. 421v. van 10 oktober 1754 van Heren XVII is te vinden in de brief uit Malakka van 8 oktober 1756 waarvan vertrouwd wordt dat ze nagekomen zal worden vooral wat de verwerving van tin aangaat. Opdracht was gegeven uit de Brouwer op weg naar China 200.003 lb poedersuiker uit te laden en te bevrachten met alle tin en andere benodigdheden, behalve het sapanhout, om voor China gewilde goederen voorradig te hebben. Maar bovendien was de Kievitsheuvel, na haar vergeefse reis naar Surat, om een deel van de 148.715 lb tin mee te nemen expres naar China gezonden. Dit eigenmachtige optreden was tegen alle regels. Daarom zijn de dienaren beboet met alle meetlonen, merktekenkosten en andere lasten gebruikelijk voor een schip in China opdat ze voortaan de belangen van de Compagnie beter zullen behartigen. Evenmin was het in het belang van de Compagnie om de Woitkensdorp met 6000 Spaanse realen en 10 kojang zout naar Kedah te zenden of naar Batubara om rijst op te halen, omdat dit zo'n onfortuinlijke reis was) ---dat den opged. kiel gecommandeert hebbende schipper Berg, benevens nog 31 schepelingen op voorsz. Batoe Baroe door den rover Radja Alam1 en de sijne, dewelke sig vlugtende uyt de rivier Syac derwaart geretireert hadde, deerlijk vermoort, en van alles beroofd sijn geworden. Maar nog daarenboven meermelde bodem in geen gering gevaar is gebragt, van door dese rovers almede te werden overrompelt, dog hetwelk haar door de tijdige resistentie der overgeblevene schepelingen mislukt, en dien kiel door het kappen van sijn ankertouw met verlies van 2 dooden nog gelukkig gesalveert en vervolgens dusdanig ter Malacse rheede gereverteert is. Fol. 423r-v. zijn totaliteit en de vermoorde schipper Pieter Berg ten dele aan te rekenen, omdat hij volgens zijn instructie met de 100 last rijst te Kedah ingekocht, direct naar Malakka had moeten gaan en niet naar Batubara. Batavia heeft zijn ongenoegen laten blijken en erop gewezen dat er tijdiger en op minder gevaarlijke manier in rijst had moeten worden voorzien. Er is weinig over nagedacht, net zomin als over de mogelijkheid dat inwoners van Malakka zelf rijst gaan opkopen. Als het zenden van een schip om rijst in Kedah te halen nog verantwoord was, dan was de opdracht naar Batubara te varen dat niet,) expeditie na Syac, als vijandig is geconsidereert en oversulx met deese besending allenthalven veel is gerisiqueert geworden, mitsgaders dat deselve alsoo absurt en ongeschikt is aangelegt en ondernomen, als de sedert daarop gevolgde expeditie na voorsz. Batoe Baroe, teneynde van ged. Radja Alam onder allerhande bedrijgingen het geroofde goed etc. te reclameeren. conformeeren met der ministers propositiën om desen Radja Alam over dese en meer andere euveldaden na merites te straffen, maar haar ook teffens g'ordonneert hebben de eerste en beste occasie daartoe te capteeren, soo hebben wij aan de andere kant ons egter genoodsaakt gevonden de ministers in nadrukkelijke termen aan te schrijven met hoedanig een ergernis ons deese hare gants laakbare verrigtingen sijn te vooren gekomen, nademaal deselve, sonder eenige reflexie te slaan off de tijd tot het neemen van een regtmatige en billijke satisfactie wel geboren was, tot dit besluyt sijn overgegaan, en waardoor hetselve dan ook van sodanige, en voor dat gespuys belaggelijk gevolg is geweest, dat ged. vlootje na het verspillen van een parthij kruyd en looth binnen 24 daagen vrugteloos heeft moeten reverteeren. Fol. 424v-425v. bestemming Coromandel, de twee andere voor Bengalen. De Meervliet is gezonden voor gebruik rond Malakka en in ruil voor één à twee niet bruikbare vaartuigen, de sloep de Haak en de hoeker Don Quichot. In het openbaar is aan de meest biedende het van Malakka teruggekeerde scheepje de Haas verkocht ten gunste van genoemd (Naar Malakka zijn gezonden de Wereld, de bark de Rijder en de Drie Heuvelen, de eerste met ---nademaal haar geensints onbewust konde wesen dat ged. plaats, selfs al voor d' Want, schoon wij ons aan de eene zijde niet alleen heel gaarne hebben willen 1 Raja Alam, zoon van Raja Kecil van Siak (Vos, Gentle Janus, 69, 85, 95, 97, 99). Dog daarenteegen is ons tot genoegen gebleeken dat de revenuen van 's lands domeinen gouvernement. Het is geen bewijs dat het met de handel van kwaad tot erger gaat, dat er te Perak door de de Haas maar 29 bhaar tin is aangevoerd. De dienaren daar schrijven dit toe aan de koning van Perak, die liever zijn rijk ruïneert dan tin te leveren. Deze afkeer van de vorst is toe te schrijven aan frauduleus handelen van de dienaren en op zijn best aan de onbekwaamheid van de posthouder te Perak. Nauwkeurig onderzoek is gewenst en als excessen blijken, moet er rigoureus opgetreden worden, opdat de Compagnie de opbrengst van de tin, waar ze het monopolie van heeft, niet door de neus geboord wordt. Daarom zijn de dienaren gemachtigd een gezantschap naar de vorst van Perak te zenden om hem te herinneren aan het verdrag van 1753, waarbij hij beloofde dat alle tin aan de Compagnie zou worden geleverd. Opdat het gezantschap succes heeft, moeten er mannen met durf, oplettendheid en kennis gestuurd worden. De stuurman van de sloep de Salapadjang, Nicolaas Swart, een soldaat en vier Javanen, uitgezonden om de bij Laroet kruisende sloep Jaffnapatnam te vervangen en om 10.000 Spaanse realen naar Perak over te brengen, zijn gedeserteerd met meeneming van 1000 Spaanse realen die aan de stuurman en vaandrig Pietersz. gegeven waren om tin in te kopen. Er zijn nog geen berichten hoe dit heeft kunnen gebeuren zonder dat iemand er lucht van gekregen had, en daarom is de fiscaal opgedragen nauwkeurig onderzoek te doen aleer maatregelen genomen worden. Ondanks de aansporingen in 1755 aan de dienaren te Indragiri is er niet veel veranderd. De inkomsten waren ƒ 44.787, de lasten ƒ 4577, de rendementen ƒ 11.196 of 25 %, waarvan noch de kosten van de uitrusting van het schip, de soldijen enz., noch de van daar gebrachte ruim 142 mark goud afgetrokken zijn. De vaart daarheen en de handel zijn derhalve niet in het belang van de Compagnie. Daarom is bevolen deze vaart te staken zolang er geen zekerheid is op 50 % rendement. Daarentegen is het bevel, gegeven per brief van 21 oktober 1755, voor een expeditie naar de Nicobar eilanden herhaald, maar niet uitgevoerd wegens gebreken aan de Haas en aan andere schepen. Het is bijzonder onaangenaam dat de koopwaar in 1754/55 maar ƒ 27.191, of ƒ 25.995 minder dan het vorige jaar, opgebracht heeft, wat volgens de dienaren komt door minder afzet van specerijen, katoen en andere koopwaar.) bij verpagting onder ult. december anno passato waren g'accresseert tot ƒ 96.165,12,- , sonder dat daaronder al egter begrepen zijn de inkomsten van 't sabandhaerschap, gemerkt de ministers onse in anno passato verleende ordre om deselve almede in voegen als alle andere domeinen te verpagten, sodanig hebben g'interpreteerd dat wij genoodzaakt sijn geworden haar sulx andermaal te bevelen. 3744,-,- en zijn de ministers, conform het geresolveerde in onse besoigne van den 20e julij, g'ordonneert dese inkomsten almede onder de andere generale pagten op te veilen en het kostbaare sabandhaarshuys, dat alsdan onnodig sal weesen, na het voorbeeld van Macasser te verkoopen. Fol. 429v-430r. opgelopen tot ƒ 175.075, of ƒ 52.265 meer dan het vorige jaar, zodat er ten opzichte van 1753/54 een achterstal van ƒ 85.051 is. Of de dienaren de nodige zuinigheid betracht hebben, valt pas te zeggen nadat de visitateur-generaal de staatrekeningen gecontroleerd heeft. Nadere informatie is te vinden in de algemene brief naar Malakka.) is gebleken hoedanig seeker fameusen en winderigen Fransen swerver, bekent onder de naam van capitain Le Blanc, niet alleen de hardiesse heeft gehad bij den koning van Trangano, onder presentatie van eene jaarlijxe recognitie tot 5000 Spaanse reaalen, instantie te doen tot opbouw eener logie aldaar, maar ook nog daarenbooven, over en ter zaeke op Salangoor omtrend den inkoop van thin niet na wensch konde reusseeren, om reden de bedugting der inwoonders dat de Compagnie uyt weerwrake sig meester van haare havens soude maken, sig heeft derven onderstaan bij een brief aan den gouverneur Dekker gecarteert, in seer expressive termen staande te houden het regt der Bougineesen op de zeeplaatsen door overwinningen en giften verkregen, met verdere annotatie dat uyt hoofde voorsz. sustineerende, op de Compagnie te konnen verhalen de schade die hem stond te werden toegebragt, so wanneer sijn natie niet kwam te Hebbende het ankeragiegeld voor vijf scheepen sooals in anno passato gemonteert ƒ (Hoewel er tevredenheid was over het verminderen van de lasten in 1754, zijn ze in 1755 helaas weer En intusschen ten aansien der vreemde natiën alhier noteeren dat ons tot verwondering (Tijdens de aanwezigheid van de koning van Johore in Malakka is met hem een verdrag2 gesloten (Helaas lukte het niet een dergelijk verdrag met de koning van Trengganu te sluiten, omdat deze En alhoewel ons aan d' eene kant tot genoegen consteerde dat ged. koning van Trangano, bemagtigen sodanigen 1000 bharen thin als de Salangoreesen, volgens zijn voorgeeven, aan hem debet waaren. op fundament van de subsisteerende alliantie met zijn schoonvader den Johoorsen kooning en de Compagnie, deesen swerver met zijn versoek voor ditmaal van de hand heeft geweesen, soo komt ons aan de andere kant dog seer ergerlijk te vooren der ministers in cas subject gehoudene conduites, om namentlijk deesen windmaker met zijne ongefundeerde pretentie over te wijsen tot den koning van Johoor, en sulx ter zake dien vorst den aggresseur der Salangoreesen was. En dewijl dit geensints quadreert met het jongst tussen desen vorst en de Compagnie geslooten tractaat, so hebben wij de ministers dienaangaande, alsowel als ten aansien het admitteeren van ged. avanturier, in ernstige termen gereprocheert en onder de nodige remarques teffens g'ordonneert in 't vervolg alle diergelijke windmakers direct met hunne pretenties aan ons te addresseeren sonder in het minsten met haar in eenig debat te treden. Fol. 431r-432r. waarbij uitsluitend de Compagnie het recht kreeg te Siak en in andere gebieden van deze vorst tin te kopen. Zoals uit brieven uit Malakka blijkt, belooft dit voordelen, waarvoor de dienaren ter plaatse geprezen zijn.) Egter met dese remarques en beveelen dat de ministers noopens het 10e articul van dat tractaat weder met de koning sullen moeten tragten in conferentie te treden, en hetselve door een nadere ampliatie dan wel, met een separaat articul, te vermeerderen, namentlijk dat ged. Sijn Majesteid geene vreemde Europesen, al waren deselve schoon met een pas voorsien, in sijn rijk sal mogen admitteeren, maar alle deselve bij aankomst van de hand moeten wijsen, en sulx ter vermijding van de occasie tot bedrog en froude hieronder verborgen leggende, en waarvan sommige waaghalsen en liefhebbers van den sluykhandel zig somtijds tot hun voordeel souden konnen bedienen. Fol. 432v-433r. aanvoerde geen zeggenschap te hebben over de peper van zijn onderdanen. Er wordt van uitgegaan dat hij de belofte om bij aankomst van een schip bij voorrang peper te leveren tegen marktprijs zal nakomen. De dienaren zullen er op letten dat er voordeel wordt getrokken uit zijn goede humeur en dat de peper goed binnen komt. Omdat opperkoopman Jeronimus Tonneman nog niet uit Ternate arriveerde, is in zijn plaats als secunde en hoofdadministrateur benoemd de uit Colombo komende Noël Anthon Lebek. De equipagemeester Bellermont heeft de toevoeging titulair-luitenant met ƒ 32 per maand gekregen en in hun provisionele dienst als secretaris van justitie en opperchirurgijn van het hospitaal zijn respectievelijk bevestigd boekhouder Van Seets en oppermeester Meijsner, terwijl de vaandrigs Johannes Telenius Kruijthof en Van Vloten naar Malakka zijn gezonden. Afgekeurd wordt dat onderkoopman Everhard Cramer werd toegestaan om zonder bezwaar een reisje naar Batavia te maken; dit is verder verboden. Tevens wordt afgekeurd dat de secretaris van politie de vreemdelingen introduceert, omdat dit bij het ambt van licentmeester hoort. De secretaris van politie Frans Lodewijk Piazzol is zijn ambt en plicht als ambtelijk schrijver te buiten gegaan met een getuigschrift in een zaak tussen de gerepatrieerde kapitein Heemskerk en de koopman Andries van Bockum. De Raad van Justitie wil hem oproepen - zie de resolutie van GG en Raden van 6 augustus 1756 - en men heeft besloten alle stukken hem aangaande op te zenden en de fiscaal op te dragen naar bevind van zaken tegen hem te procederen. De Raad van Justitie vroeg in de notulen van 11 augustus 1756 hierover opheldering, waarop het proces opgevraagd is, waarbij werd besloten Piazzol op te roepen, zodat in deze een behoorlijk besluit wordt genomen. Voor het overige wordt verwezen naar de geheime en gewone brieven naar Malakka van 9 april, 18 mei, 10 juni, 13 en 14 september, 8, 23, 26 en 30 oktober en 17 november 1756. Het succes van de expeditie naar de rivier Siak en de onderneming tegen het moord- en roofnest Selangor zijn beschreven in de brieven aan de Heren XVII van 31 december 1755 en 13 april 1756. Eindelijk zijn op 28 oktober 1756 per de Admiraal Tromp de gewone en geheime berichten van 8 oktober 1756 ontvangen. 2 Zie Corpus 6, 77-80. ---sij sig alegter genecessiteerd hebben bevonden tot aanhouding van eevengemelde En om daarin te meerder te reusseeren hebben wij al teffens g'approbeert de voorsz. Wegens het onverwachte bericht zouden er 100 inlandse militairen heen gezonden worden, maar het schip de Meervliet is op de rede opgehouden en 11 november 1756 is er nader overlegd. De berichten zeiden dat de koning van Trengganu en Radja Mahomet3, hoewel tijdig ontboden om te spreken over een expeditie naar Lingga, Selangor, enz., pas op 11 juni 1756 was verschenen, respectievelijk het geheel had laten afweten. Op 9 april 1756 was nog niets met het oorlogseskader uitgericht,) vloot, eensdeels om den Johoorse vorst geen reedenen van klagten te suppediteeren en anderendeels tot resistentie van den berugten roover Radja Alam, dewelke, ongeagt onlangs nog so een gevoelige neep heeft gekreegen, in magt sodanig was g'accresseert dat hij sig reets voor 't grooste gedeelte van een plaats om en bij Siac, genaamt Coeboe4, meester gemaakt en alles g'approprieert hadde ter bemagtiging van de rivier Siac en onse bezetting op Poulo Gontong, waarin hij bij absentie van onse vloot ongetwijfeld soude hebben gereusseert. Hierbij quam nog dat door het verjaagen van desen roover uyt de evengemelde rivier alle de Bougineesen in de Straat Malacca in alarm gebragt, en meer dan ooit teegens de Compagnie verbittert waren, voorts dat die van Dain Cambodja, waarbij haar de Manicabers en Rombouwers gevoegt hebben, de landerijen alomme beset hielden onder het excerceeren van terible moorden en brandstigtingen tot selfs om, en in Malacca's voorsteede, hetgunt dan ook een penible angst en vreese onder de inwoonderen, mitsgaders duurte en schaarsheid aan leevensmiddelen teweege heeft gebragt. Om welk een en ander de ministers tot een besluyt waren getreden met de vaartuygen van den koning van Trangano, nadat van hunne gebreeken op Malacca waren verholpen, benevens 't meermelde esquader een expeditie na Lingi te doen en Dain Cambodja op 't leyf te vallen en van daar te vernestelen. Gelijk sulks ook gevolg genomen hebbende, van sodanigen uytslag is geweest dat de onse na 't behalen van een volkomen overwinning op Malacca sijn gereverteerd, wanneer de ministers vervolgens resolveerden een gedeelte van het esquader na herwaarts terug te senden. Dog op bekome tijding dat Radja Alam met 70 à 80 baloos of inlandse vaartuygen de rivier van Bouquit Batoe sodanig ingesloten hield dat er niets uyt nog in konde passeeren, daarvan weeder hadden moeten resilieeren en tot behoud van Poulo Gontong sig genecessiteert gevonden den Admiraal Tromp neevens vier mindere vaartuygen na derwaarts te senden, die ook na het veroveren van drie vaartuygen en het verjaagen der evenged. vijanden weder kort na dato op Malacca waren gereverteerd. Als wanneer de ministers al verder hadden besloten voorsz. Radja Mahomet met eenige ammonitie en het veroverde canon ter leen te voorsien en evengemelde rivier Bouquit Batoe en die van Lingi te doen bekruyssen, mitsgaders ten dien einde en meer andere verrigtingen, de aldaar aanwesende overige vaartuygen van het evenged. kruysvlootje, benevens alle de daarop bescheide gemeene militairen en onderofficieren die reets tot op 67 man vermindert waaren, aldaar aan te houden. Fol. 436v-438r. uitgezonden zal worden; hij is nu overbodig geworden en de uitleg wordt aanvaard. De dienaren wordt wel verweten dat zij de eerste expeditie zolang hebben uitgesteld en ze worden aangespoord om de vriendschap met de koning van Trengganu te onderhouden en de koning van Johore met hulp van inlanders tegen Radja Alam te steunen om deze uit de rivier Siak te houden, alsmede Compagnies bezetting op Pulau Gontong te beveiligen.) adsistentie aan Radja Mahomet, om dien vorst daardoor almeede staande te houden en bij nader invasie soveel mogelijk de magt van dien rover te konnen weederstaan en afkeeren. Dog egter onder dese remarque omtrend den laastgenoemde ten uyttersten attent en verdagt te weesen, dat de ondervinding te meermalen heeft aangetoond en evident beweesen, dat op de vriendschap en geswore trouwe der inlanderen weinig staad is te maaken om sig met eenige seekerheid daarop te konnen verlaten, ja dat daarvan nog jongst een leevendig exempel was te vinden in den Bouginees prins Radja Hadje die trouwlooslijk sijn geswooren eed aan den koning van Johor 3 Bedoeld lijkt Raja Mahmud van Siak (Vos, Gentle Janus, 99). 4 Coeboe, lijkt samen te hangen met kubu, een benteng of schans. (In het overleg van 11 november 1756 is besloten en op 17 november bericht dat de oorlogsvloot niet (Bevolen wordt door de Straat van Malakka te patrouilleren en in Malakka de vrede te handhaven. Zedert primo januarij tot ult. december deses jaars is van daar aangebragt: 7356 ponden extraordinaire witte 55.176 dito ordinaire witte 19.500 dito swarte of peeuw hadde verbroken, en tot die van Lingi was overgelopen, ongeagt nu nog de gants niet favorable verwe, waarmeede desen Radja Mahomet bij een rapport van den boekhouder Dirksz. werd afgemaald en de suspitie of accusatie onder meer andere hem ten laste gelegd dat geheime correspondentie met Radja Alam hield. Fol. 439r-v. Een schriftelijk voorstel welke middelen daarvoor dienstig zijn wordt afgewacht. De gevolgen van trage berichtgeving, waardoor er door het verlopen van de moesson geen troepen meer gezonden konden worden, zijn voor rekening van de dienaren ter plaatse. Het zou hebben bijgedragen aan de rust onder de bevolking die nu zelf schansen en vestingwerken moet herstellen. Daarin zal zo gauw mogelijk voorzien worden, zodat gauw gunstige berichten doorgegeven kunnen worden. De opbrengsten van de op Siak veroverde goederen volgen nog, waarvan de verdeling, volgens artikel 29 uit de orders van 28 november 1747, gedeeltelijk is geschied, zoals blijkt uit het bericht van 9 april 1756. Op verzoek van de uitvoerders is 10 december 1756 besloten onder hen te laten verdelen ƒ 6000 uit het veroverde kanon onder aftrek van wat kapitein-luitenant Jakob Klaasz. en de zijnen reeds ontvingen.) SUMATRA'S WESTKUST mq. 923,2,9,141/2 of thailen 5540,- schaars goud, soo voor de Compagnie genegotieerd als van de societijt5, en in geschenk ontfangen: 26.959 ponden swarte peper 82.032 dito bensuin in soort, als 7571/2 ponden campher Baros, daarvan 211 lasten padij mq. 2567/36 oud ingewisseld silver pajement nevens diverse andere goederen te samen bedragende een somma van ƒ 461.890,7,-. Aan diverse silvere geldspetiën ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, Fol. 441r-v. december 1755, alsmede over die van 4 januari, 23 februari, 2 en 20 maart, 24, 28 en 30 april, en 2 juni 1756. Over de inlandse zaken is besloten) ---sekeren Radja Alam, broeder van den koning van Sillida en mederegent, mitsgaders seer na geparenteert aan de vorst van Songitrap (dewelke over meewustigheid van moord aan een gemeen Maleijer gepleegd geapprehendeert zijnde, door de ministers uyt hoofde van zijne 5 De Padangse Sociëteit; ze had van 1751-1757 het monopolie van de handel op Java in benzoë en kamfer baros (Plakaatboek 6, p. 74-79, 7, p. 213-214). koopere duyten Cormandelse, Bengaalse en Souratse lijwaten ijser, staal en andere coopmanschappen 150 lasten zout provisiën en benodigtheeden, etc. contra geschenken voor inlandse groten diverse aanreekeningen 402 ponden capalla eerste soort 2051/2 dito Awa tweede dito 150 dito kakkij derde dito (Er is op 5 juli 1756 vergaderd over de brieven van 15, 23 en 26 juli, 29 september, 7 november en 27 En daarentegen weder derwaarts gesonden een montant van ƒ 543.205,12,-, namentlijk ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 2.775,-, 50.400,-, 410.141,15, 31.830,12, 3.748,10, 27.460,9, 2.448,15, 14.400,10, 543.205,12, 8 - - 8 - - Somma hooge geboorte ter onser dispositie stond herwaarts gesonden te werden), op het versoek dier vorsten na het gebergte te verbannen. En bovendien de ministers gequalificeert om, ingevalle de gemelde vorsten daardoor zoude gecomplaiseert werden tot eene verdere verbintenisse aan de Compagnie, den voorschreeven Radja Alam uyt onsen naame te verleenen eene opene brief van pardon, teneinde hem te ontbloten van de vreese, die hem over sijn quaad bedrijf geduerig zoude moeten ontrusten. Om welke reden w' ook gepasseert hebben het verleend pardon aan de regenten van Pakandangang weegens begane misslagen in anno 1751 en g'approbeert de aanstelling van eenige regenten in steede der overledenen en door ouderdom ontslagene, in verwagting dat de nieuw verkorene de wettigste, bequaamste en de Compagnie het meeste genegen zullen zijn geweest. Terwijl w' het vogelvrij verklaren van den hoofdregent van Passaman over sijn rooven, moorden, en 't ontrekken van 's Compagnies gesag almede hebben gepasseert, in hoope dat, schoon dese resolutie niet geheel ten effecte mogte komen en dus eenlijk een retraite veroorsaken, iets toebrengen zal aan de rust daar ter custe hebbende. Wijders voor welgedaan aangemerkt dat de regenten van Bajang en Batang Capas, die valschelijk beschuldigd waren met de Engelschen in onderhandeling geweest te zijn, volkomen satisfactie hadde bekomen door het teregtstellen van de valsche beschuldigers voor de vergadering van de Sapoelouboa Bandhaers6 na haar wetten, en dat aan dezelve op hun versoek was gegeven een Compagnies vlag tot vermijding van soo een laster en tot een teeken dat zij onder de Compagnie zullen blijven sorteeren. Fol. 442r-443r. (Het is aangenaam dat de contracten met de volken te Tiku en Nias gesloten zijn. Omdat de sloep de Goudvink wegens een lek terug moest keren en de regenten wensten dat de Compagnie zich eerst daar vestigde, is het contract met de volken van Singkel nog niet gesloten. De regenten zouden anders van het hoofd van de Atjehers daar tirannie ondervonden hebben, waarom bevolen is zich daar te vestigen. Het is goedgevonden aan de Padangse regenten op hun verzoek af te geven 18 last zout voor rsd 46 of ƒ 110,8,- het last, mits zij zich ijverig gaan bezighouden met de verbouw van peper. Deze is te Padang, Airhadji en Indrapura in de gewenste staat, maar in de noorderdistricten buiten Priaman zijn wel stekken maar geen peperplanten gevonden, wat door aanmaningen van de regenten verbeterd kan worden. Men moet de inlander rsd 8,- of ƒ 19,4,- het pikol in gewenste munt betalen om de Engelsen te dwarsbomen. Daarom moet de keizer van Indrapura tegen het koninkje van Mukomuko, die hem een stuk peperland betwist, ondersteund worden. Er is geen toestemming verleend om zowel te Terusan Bona als te Silaut om twisten te voorkomen een omheining op te richten met acht man, omdat het niet zo noodzakelijk schijnt.) nademaal in anno 1754/55 van daar alhier ontfangen is een quantiteit van en deesen jaare maar dat een different ten quade geeft van Waarom ook bij missive van 27 augustus ons ernstig ongenoegen daarover hebben betuygd en de ministers geordonneert in dat stuk wat meerder vigilantie te tonen, en voorts haar opgelegd de vergoeding van ƒ 2233,5,-, of hetgeene in deesen jaare op 't van daar ontfangen goud tegens onse soo speciale ordre teveel berekend is, soo ook het bevonden minwigt van 3 oncen en 14 Engels op een staaf goud nommer 10 per 't schip de Princes van Orange op Batavia en per 't schip 't Huys ten Donk op Chormandel aangebragt ten bedragen van ƒ 169,11,8,- en teffens ontzegt het onredelijk versoek van de participanten in den handelsocietijt dat haar overgesonden goud tot thailen 2341/2 of marcq 391/12, in stede van rds. 171/2 of ƒ 42,-,- de reaal fijn, dan wel ƒ 378,-,- het marcq fijns, teegens de marktsprijs op Batavia mogten werden aangenomen en haar ƒ 378,-,- voor 't marcq fijns volgens accoord laaten goeddoen. Mitsgaders de ministers aanbevolen op de deugd van de ordinaire benzuin wat beter te doen letten als in de laaste jaaren is geschied, of dat de schade die op al sulke slegte wharen mogte mq. 958, 2, 10, - mq. 923, 2, 9, 141/2 mq. 35, -, -, 171/2 Onder de negotiesaken is den insaam van goud ons niet voldoende te voren gekomen, 6 Sapuluh Buah Bandar, de `Tienhavens' ten zuiden van Painan aan de baai van Batang Kapas. Wijders hebben w' nog bij een extract uyt onse resolutie van den 23e december vallen, zullen verhaeld werden op degeene die deselve ingesameld versonden en nagesien hebben. 1755 g'ordonneert de betaalde renten op de genegotieerden capitalen Batavia waards aan te reekenen en de retouren met 4 procent, in steede van de bevorens bepaalde 3 percento, te beswaren, item bij een circulaire missive van 18 may om de canneel tot ƒ 6,- 't pond, het staafeyser en looth 't cento ƒ 18,-,-, staal ƒ 30,-,-, spijkers kleene soort ƒ 25,- en groote soort ƒ 18,-,- de hondert ponden te verkopen. Fol. 444v-445v. (Omdat de textielhandel floreert, is naar Sumatra's Westkust zoveel verzonden als aanwezig was en goedgekeurd om de hoge verkoopsprijs voor dongrys, zeildoek, bethilles, parcallen en rode salempuris, zoveel als nodig is voor afzet, te verlagen onder vermelding van de rendementen er dan op gemaakt. Aan wie het betreft is een vergoeding opgelegd voor 80 stuks guinees gebleekt dat gemist wordt op de Prinses van Oranje; de zaak is verdacht, afgezien van een garantie op de boedel van de overleden schipper W.J. van der Gort. De algemene inkomsten bedroegen in 1754/55 ƒ 121.418, ƒ 5249 minder dan het vorige jaar, door geringe afzet van textiel waar helaas gebrek aan is, hoewel de inlanders het zeer begeren en ze nu met hun goud naar het gebergte moesten terugkeren. Doordat de jongste zending aanzienlijk is, zal dat nu niet gebeuren. De lasten bedroegen dit boekjaar ƒ 110.316, ƒ 14.270 minder dan het vorige, zodat de overwinst ƒ 11.101 is.) ƒ 1643,9,- , namentlijk de inkomende regten 's heeren geregtigheid 't kleenzegul mitsgaders de pagt der sterke dranken dat rds. 310,-,- of ƒ 744,- minder is dan het voorige jaar, voortkomende doordien desen jaare een kleender getal dienaren in dit commandement zijn geweest. Fol. 446v-447r. van ƒ 35.074 te letten en tevens op schulden van wie het betreft wegens het verlies op het gesnoeide payement, uitgezonderd het opperhoofd van Airhadji Christiaan Ernst van Sijffert en de secunde van Pulau Tjinkuk Van Elst die daarvan zijn vrijgesproken in de vergaderingen van 30 juli en 10 augustus 1756. Het verlies op het gesnoeide geld van de diaconie moet door haarzelf gedragen worden en na smelting tot 421/2 stuiver de reaal zwaarte aan de Compagnie overgegeven worden.) van de 5 percento van den verkoop der koopmansz. soo tot Padang als Poulo Chinco en Adjerhadja, mits ook voor de helft instaande, soo meede aan de administrateurs 5 percento op den insaam der padij in overmaat om daaruyt de vermindering goed te maken. En verder toegestaan om alle de padij en rijst die aldaar ter verkoop mogte aangebragt werden, voor de Compagnie aan te slaan en na aftrek van het benodigde in de huyshouding herwaarts te senden, dog sonder desen insaam sooverre te extendeeren dat men deselve met eygen scheepen van Bayang, Batang Capas of Nias zoude gaan afhalen, ten ware zulx met de vaartuygen onder dit commandement gehorende sonder versuym van nodiger werk konde geschieden, of dat een schip in 't passeeren daardoor niet verlet wierde en mits de peeperinsaam de preferentie hebbe. october 1754 ons niets te remarqueren voorgekomen zijnde, zullen w' alleen maar noteeren dat hetselve bij de Padangse briev van 27 december 1755 is geïnsereert. Fol. 447v-448r. (Zie over de inval van de Engelsen in de baai van Tapanoeli de generale missiven van 13 april en 15 september, de geheime besluiten van 22 april en 10 augustus 1756, tevens de geheime brieven naar Padang van 13 en 30 april en 27 augustus 1756, alsmede de geheime brief van 13 april aan de Engelsen te Benkulen en hun onverdragelijke antwoord van 16 juni 1756, in de ontvangen en verzonden geheime briefboeken. Predikant Simon (Uitstaande oude schulden zijn vereffend en er werd aangespoord om op de inning van de lopende schulden Onder de huyselijke saken is aan den commandeur op desselfs versoek toegelegt de helft De inkomsten tollen en geregtigheeden hebben deesen jaare beloopen rds. 684,37,- ofte rds. 425, 19, - rds. 53, 18, - rds. 206, -, - rds. 300, -, - of ƒ 1020, 19, - ƒ 128, 2, - ƒ 494, 8,- ƒ 720, -, - In de beantwoording van Uw. Ed. Hoogagtb. extract missive van den 10e voor Ceylon voor Souratta } voor Amsterdam 143.161,1, 777.450,15, 151.670,10, 84.974,6, Bengalen kwam ter sprake in de vergaderingen van 31 mei, 1 en 28 juni, 5 juli, 3 en 16 augustus Roppius komt over voor bediening van de heilige sacramenten. Voor de overleden koopman en eerste administrateur Willem van Rijn is het opperhoofd van Pulau Tjinkuk Fredrik van de Wal, die opgevolgd is door onderkoopman Van Staveren, aangesteld. De gewezen resident van Airhadji Christiaan Ernst van Sijffert is bevorderd tot onderkoopman en weer daarheen vertrokken, direct gesteld onder het hoofdkantoor Padang en niet meer onder Pulau Tjinkuk volgens de resolutie van 10 augustus en instructie van 27 augustus 1756, te vinden in het Indische afgaande briefboek. Vaandrig Jan Steenbergen en equipagemeester Krijgsman is wegens ouderdom hun gage verleend. Verdere mutaties in de in de aanhef van deze brief geciteerde vergaderingen en de afgaande brieven van 30 april, 4 juni, 17 en 27 augustus en 20 november 1756. BENGALEN 1756. Gewone en geheime brieven d.d. 5 juni, 2 september, 7 november, eind augustus en 9 november 1755, 10 en 23 januari en 15 maart 1756 werden van daar ontvangen met de schepen Prinses van Oranje, Vosmaar, Scholtenburg en Oosthuizen, terwijl over land via Coromandel de brief van 5 juli 1756 ontvangen werd. Met genoemde schepen is aangevoerd) ---een cargasoen van 944.773 lb. salpeeter 212.570 lb. amphioen 219 pakken armosijnen en lijwaeten a diverse goederen En dewijl van daar nog afgestoken is als per Leyden ,, Vlietlust ,, Wiltrijk en ,, ,, ,, Zoo consteerd dat het gantsche retour geschikt heeft met de scheepen Vosmaar, Voorburg, Visvliet, de Naarstigheid, 's Gravesande, Scholtenburg, Buytensorg, het Huys ten Donk, de Drie Heuvelen en de barcq de Rijder als, aan goud bij gewigt ,, ,, ,, Perziaanse zilvere ropia's ,, Fol. 450v-451r. (Dit kapitaal, met de restanten van eind februari 1756 en het zilver uit Europa, is voldoende voor het verzenden van een lading rijst op een onderlaag van niet minder dan 4000 zakken salpeter voor Ceylon, en ter voldoening van de Indische en de Nederlandse eis voor 1756/57, die per schip bepaald is op 20 à 22 ton schats. In de vergadering van 31 mei 1756 is er goedkeurend over gesproken dat de Vosmaar bestemd voor Batavia bij voorkeur opium en ter voorkoming van bederf geen rijst meevoerde. Aan de schipper van het Kasteel van Tilburg is het loodsgeld van ƒ 1221, dat betaald is aan een Franse loods, gerestitueerd; de Compagnies loodsen waren bezig geweest met de andere vijf schepen, maar voortaan zal er steeds één of meer loodsen beschikbaar gehouden moeten worden voor de vroeg komende schepen en om het risico van ondeskundige loodsen te voorkomen. De hiermee samenhangende inkoop van equipagegoederen voor ruim ƒ 3000 is goedgekeurd. Voortaan echter moet er een per schip gespecificeerde eis van equipagegoederen naar Batavia worden gezonden om dure inkoop bij vreemde natiën te voorkomen. Het is goedgekeurd en kan voortgezet worden om boven de gewone twee maanden gage, net als in 't Casteel van Tilburg } de Hercules de Gouverneur-Generaal voor Delft - 93.565,3, 8 11.919,8, 582.782,13, 8 - 435.699,13, - 556.332,11, 473.796,4, 8 Waarteegens men weeder tot voortzetting van den handel als anderzints derwaarts diverse coopmansz., equipagiebehoeftens, provisiën etc. bhaar zilver goude maticaals en Venetiaanse ducaaten 226.512,15, 4 2.554.427, -, - 27.716,5, 155.359,12, 8 ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 741.279,18, - 3.705.295, 10, 12 Sommeert 3.311.352, 6, - - - 8 - - voor Zeeland Sommeert En ten tweede: om jaarlijx in de brieven aan ons te noteeren 't bedragen van de Batavia, aan de schepelingen van retourschepen wegens schaarsheid aan levensmiddelen 3 rsd de man te verstrekken, maar zonder de rijksdaalder op 64 stuivers te stellen. Voor verzending naar het vaderland zijn aangewezen voor Amsterdam de Buitenzorg en de Scholtenburg, voor Zeeland de Visvliet, voor Delft de Naarstigheid en voor Rotterdam het Huis ten Donk. Twee schepen moeten voor 10 november 1756 vertrekken, tenzij dat ondoenlijk is of de Republiek in oorlog is. In die gevallen moeten de schepen gezamenlijk medio januari 1757 vertrekken in een staat van verdediging die beter is dan die van de Vosmaar, die via Nagapattinam naar Nederland vertrok met maar 1750 zakken salpeter in het ruim, waarom het geschut op die plaats als ballast was genomen. Hierover en over de reis van de Wildrijk zijn ernstige verwijten gemaakt en is aangespoord de schepen naar Batavia spoedig te laten vertrekken met 4000 zakken salpeter als onderlaag. Het wekt verbazing dat de brieven overlopen van klachten over gebrek aan contanten. Er is immers 457/40 ton schats gezonden en het retour was maar ƒ 2.047.087, buiten het restant van vorig jaar en de opbrengst van de koopwaar. Ongenoegen is uitgesproken en de verwachting kenbaar gemaakt dat de eisen vervuld zullen worden en de schulden afbetaald. Hopenlijk wordt er niet meer over geldgebrek geklaagd en dient er een overzicht gemaakt te worden van de kas bij de eerste geldzending vorig jaar en van de aanwending van het kapitaal van 457/40 ton schats. Dergelijke informatie dient ieder jaar gegeven te worden.) genegotieerde capitaalen, met de daarop verloopene interessen, en van wie, mitsgaders wanneer dezelve zijn opgenoomen. geld se sullen denken benodigt te hebben tot de compleete voldoening der eysschen; en groote cassaboek, dan wel een specifique aanthoning van den staad van het zoogenaamde geldpakhuys, soo te Houglij, als op de subalterne comptoiren, teneinde verzekert te zijn dat aldaar geen groote restanten maand voor maand nodeloos sullen blijven voortlopen. Gelijk dat nu en dan wel eens gebeurd, en waarvan een bewijs te vinden is in de aanhouding tot Decca van een somma van ƒ 85.700,19,8, die aldaar niet eens employ heeft kunnen vinden, en ook de sobere voldoening van maar 13 packen diverse lijwaaten sulx ten overvloede aantoond. Invoegen wij over deese onoplettendheid ons ongenoegen betuygd en de ministers een naauwkeuriger toezigt op dit sujet hebben aanbevoolen, en daarnevens gequalificeert om, bijaldien zij tegen de maand januarij of februarij aanstaande geen genoegsaam capitaal mogten aan handen hebben tot de compleete voldoening der eysschen en teffens geen geld tegens 6 percent konden negotieeren, alsdan de benodigde penningen tegens 9 percent op te neemen, ten waare se egter eenig profitabeler middel konden uytdenken. Fol. 454v-455v. (Opgenomen gelden moeten zo snel mogelijk worden afgelost, mits de opium- en zijdehandel en ook de Japanse eis er geen nadeel van hebben. Te Hooghly is volgens de resolutie van 27 mei 1755 textiel aanbesteed tegen de prijs van het vorige jaar, hoewel de kooplieden heftig protesteerden tegen de eis dat de doeken niet meer dan 50 draden per duizend van de monsters mochten afwijken. De fijne kleden moeten opwegen tegen de tweede van de eerste soort zeven, de derde van de tweede acht, en de grove de tweede soort vier en de derde zes ten honderd. Zo komt het textiel weer op de oude kwaliteit en brengt ze veel winst op. Al deze maatregelen zijn goedgekeurd. Als de volle eis niet vervuld kan worden, moet men de meest winstgevende goederen inkopen,) addenthais 200 100 100 200 keper de Mohumpoer sologesjes fijne sersicken demicaelse sirsikken de Sirpoer charchanijs kismisse neusdoeken gemeene fijne chuklassen de Mohumpoer chalbast Ten derde: om in de maand januarij of februarij insgelijx aan ons op te geeven hoeveel Ten vierden: om, buyten een kleene cassareekening, jaarlijks aan ons over te maaken het ---dog daarenteegen heeft men g'excuseert, 't volgende geweef, namentlijk: {dito Cassimbazaarse 2. aligiassen de Malda 1. Aliabanees armosijnen dubbelde gestreepte zijde restassen7 200 6000 gerassen fijne Boerongse 30.000 {salempoeris gemeene Houglijse dito 30.000 guinees gebleekte 2000 zeildoek gemeene gebleekt 400 Fol. 456r-v. (De redenen zijn de geringe winst op de salempuris uit Hooghly van 33/4 en het aanzienlijke verlies van 477/8 % op de overige bij verkoop door de kamer van Zeeland in 1754, uitgezonderd in het geval ze deugdelijk zijn en in overeenstemming met de lasten te dragen door Hooghly. Omdat Decca tot een simpele post teruggebracht is, moet de textiel van daar te Hooghly ingezameld worden. De verhuur van het bleekveld te Decca moet de kosten van een schrijver goedmaken. Aan de Heren XVII wordt ter goedkeuring het voorstel voorgelegd om wegens gebrek aan contant geld de prijs betaald voor fijne textiel te verhogen met 1 en 11/8 ana per ropia, voor grove textiel te Kasimbazar tot 77/8 stuivers het stuk guinees en 315/16 de salempuris gerassen en dongrys. Wellicht stellen de dienaren het wat te rooskleurig voor vergeleken met aanbesteding tegen 12 % of lenen van geld tegen 9 % per jaar en komt het niet overeen met hun opzet, omdat ze al vaak klaagden over het duurder worden van de textiel. Voor hun handelwijze moeten de dienaren zich maar bij de Heren XVII verantwoorden. GG en Raden keurden de inkoop te Patna van 7400 stuk textiel met een verhoging van 6 % voor risico en rente goed en gaven opdracht om het kantoor jaarlijks tijdig van geld te voorzien om zoveel mogelijk echt een deugdelijk goed boven de eis in te kopen. Ter voorkoming van fraude moeten alle westerse kantoren het textiel merken met het monogram van de VOC, waarboven een B. Maatregelen tegen fouten zijn goedgekeurd en er is aangespoord alles te doen ter bevordering van de handel, terwijl de beloften gedaan in de marginale beantwoording op de brieven van de Heren XVII van 28 maart en 10 en 17 oktober 1754 nagekomen zullen worden. Van de geëiste textiel voor de koning van Siam mogen vier soorten waarop 20 à 25 % winst te behalen is, aanbesteed worden, de soesjes tegen ƒ 16,10, de soesjes Nababie tegen ƒ 13,10 en coutenijs uit Dignagar tegen ƒ 4,10,-. Op de aanbesteding van dit jaar voor Nederland en Azië moest volgens de brief van 15 maart 1756 meer betaald worden, wegens problemen met de moslimregenten waardoor vooruitverstrekking niet mogelijk was. Om vertraging te voorkomen is het goedgekeurd naar bevind van zaken te handelen, mede om het vertrek van de vijf retourschepen niet te hinderen, maar het ware beter geweest als er intussen contracten met de kooplieden gesloten waren.) De zijdeprocure tot Cassimbazaar, daaromtrend hebben wij d' eere U Wel Edele Hoogagtb. gants reverentelijk te bedeelen hoe, volgens 't geadviseerde der ministers bij verhaspeling van dit gespin, zig ontdekt heeft dat de monsters adapangia koomen te staan op ƒ 8,14,423/34 't lb. cabessa, de tannij op ƒ 8,7,51/5 het lb., cora en de mochta, of het florettegaren, op ƒ 5,9,71/34 't lb. auel. Sulx 'tselve in vergelijk van het voorige jaar een verschil ten quade uytlevert, te weten op d' eerste tot ƒ -,12,219/34 't lb. of 71/2 percent, de tweede tot ƒ -,8,1033/34 het lb. of 51/2 percent en op de derde soort ƒ -,5,126/17 per 't lb. of 510/17 percent. En 'twelke aan de gepleegde baldadigheeden der troupes van den titulair nawab Sirraij Uddulla aan de boeren, item het quynen en sterven der zijdewormtjes gants aanneemelijk toegeschreeven weesende, sowel gepasseert is als de daaruyt ontstane verduring bij inkoop der dubbelde armosijnen tot ƒ 16,10,- en die der Japanse sorteering tot 311/2, mitsgaders de sjappalens tot 15 stuyvers 't pees, boven de 3/4 percent rente 's maands. Vervolgens sijn de bediendens aldaar gequalificeert op den ouden, of eigentlijke vroeger jarigen voet, in te koopen: 17.000 lb. zijde adapangia tannij en 40.500 ,, 19.000 ,, mochta ,, ,, 7 De aantallen staan in de marge en lijken later toegevoegd te zijn. Den handel van salpeeter te Patna, na het voorbeeld van anno passato met den pagter Inmiddens genadert weesende tot het aangelege articul van silver en derselver vermunting (Het is goedgekeurd dat de dienaren te Hooghly zo ijverig waren om de salpeter districten Singia en Mau Fol. 459r-v. (Bevel is gegeven om als proef voor het vaderland een klein partijtje dubbele armozijnen eerste soort te verwerven. De voortijdige nadelige verkoop van zijde te Surat is goedgekeurd - zie de resolutie van 30 augustus 1755 -, maar daarvan zijn de directeur te Hooghly Adriaan Bisdom en de leden van de raad Lucas Jurriaansz. Zuijdland, Van der Sluijs en De Lely uitgezonderd, omdat zij provisie op de verkoop genoten en daarom pro rato belast moeten worden.) van dat zilt in name Mierafzel ter quantiteit van 20.000 sak teegens ropia's 3,8 of ƒ 7,12,13/29 de maon gedreeven, dog door invasie der troupes van den ralcassen Amisjent ten dage der leverantie berooft, mitsgaders daarvan maar 17.966 ingekomen, door een tweede negotiatie met zekeren Choja Asserat tot 4530 zak à ropia's 3,12,- de maon. Dit gebrek gesuppleerd weesende, soo hebben wij, schoon privé authoritate, ondernomen en 71/2 percent duurder sijnde, hetselve voor ditmaal gepasseert met interdictie tot sodanigen, of diergelijken inkoop in 't vervolg te treeden dan na bekomene qualificatie der Houglijse ministers. Fol. 460r-v. te pachten. Deze districten zouden 4.350.000 pond per jaar kunnen opleveren en de oude praktijk om zelf salpeter in te zamelen wordt weer hersteld. Dit is veel beter dan te handelen met de genoemde pachter, die bovendien meer en meer willekeurig zal optreden. De pachtpenningen zullen wel binnen de perken gehouden moeten worden, zodat de Compagnie er voordeel van heeft. Maar als dat niet lukt, moet wel alles op alles gezet worden om de eis van 4.000.000 lb te voldoen. Ondanks tegenslagen en concurrentie zijn zelfs nog met 51/2 % prijsverlaging 1359 kisten opium verworven. Omdat de afzet gedaald is, is de eis voor dit jaar 1200 kisten, maar tenminste 1100.) in de Carriemabatse munt, so moeten wij U Wel Edele Hoogagtb. dienaangaande tot ons sensibel leetweesen bedeelen dat ons daaromtrend met veel ergernis is te vore gekome, hoe allesints trouwlooslijk d' Compagnie 'tseedert veele jaare herwaarts aldaar is behandelt geworden. En dat men dit bedrog steeds heeft getragt te coloreren met dat spatieuse dog in der daad en waarheid niets bewijsend argument, namentlijk dat de mooren die het gezag in de munt hebben, in alles willekeurig ageren en wij aldaar minder dan niets te seggen hadde, sonder van die gepretexteerde quade behandeling in de munt eenige nadere oplossing of demonstratie te doen. Soo is 't gants niet onwaarscheinlijk dat de Compagnie daarmeede een considerabel nadeel is toegebragt, en wanneer men bij naspeuring van voorgaande tijden nog ontwaard dat er na anno 1743 wel jaaren zijn geweest waarin de Compagnie vrij redelijker is getracteerd dan in vorige en deesen tijd, mitsgaders alverder reflecteert dat men met al ons onophoudelijk schrijvens niet eens een nette en distincte reekening van het vermunte silver kan optineeren, so moeten wij uyt deese omstandigheeden op vrij solide gronde sustineeren dat de waagen buyten 't spoor loopt. Want om van de gepasseerde tijd niet te reppen, so behoeft men maar eens sijn attentie te vestigen op het jongst van daar ontfangene rendement weegens het vermunte silver in dato ult. october anno passato, alwaar onder meer andere consteert dat het bhaar silver 11 penningen 20 grijnen ter quantiteit van 9529,9,8 marcq fijn, of 9664 marcq in gewigt, bij versmelting in de munt tot Carriem-abath afgeworpen heeft ropia's swaarte 203.235,111/3 of ƒ 320.096,4,8 sonder nogtans daarbij te melde hoeveel ropijen swaarte dese quantiteid silver na de aloude usantie en muntsreekening had behooren uyt te leveren, mitsgaders hoeveel dierhalve bij die versmelting meerder verlooren is. Fol. 461v-462v. er bij dit rendement 2 % smeltverlies gerekend en 51/2 % muntonkosten, dus een aftrek van 71/2 %. De Compagnie moet hiermee tevreden zijn, alsof het sicca ropia 's van 11 penningen 20 grein waren, terwijl bij proeven hier en elders bleek dat ze niet meer dan 11 penningen 12 grein, ten hoogste 11 penningen 14 grein, waard waren. Het vermoeden rijst dat de Compagnie niet krijgt wat haar wettig toekomt. (Hoewel er in het Mogol-rijk geen muntplaats is waar de onkosten enz. meer dan 4 % bedragen, wordt Eerstelijk: dat de Compagnie in de Carriem-abatsche munt tot Bengale 41/2 Dit een en ander dan met die attentie welke dat subject meriteert ingesien en overwoogen Hoewel de twee eerste versmeltingen met 31/2 % verlies niet door de moren maar door gewone smelters werden uitgevoerd, moet toch geconcludeerd worden dat de moren en andere dienaren zich verrijken door de eigenaars bedriegelijk van de specie te beroven. Daarom is wel voorgesteld, zoals door de vroegere Bengaalse directeur Louis Taillefert in diens memorie van overgave, zilver te verkopen in plaats van te laten munten, wat 23/5 % winst boven de Indiase reductie zou geven. Als dit allemaal zeker was, dan zouden GG en Raden hiertoe graag toestemming geven, maar ze vonden in de papieren van de Compagnie niet de vereiste aanknopingspunten voor een dergelijke verlating van de Bengaalse munt. Het is duidelijk dat, omdat 90 à 91 sicca de 100 ropia's zwaarte de verkoopprijs te Hooghly en Kasimbazar is, wat enige procenten verlies geeft, er enige misrekening plaats zal vinden, waarover opheldering nodig is. De oorsprong van dit alles is natuurlijk de verkoop van zilver te Patna voor ƒ 32,3,13 het mark bruto, wat ruim 2 % meer is dan Batavia er voor in rekening brengt.) zijnde, soo sal men eeniger maaten konnen veronderstellen, percent benadeelt werd, 'twelke geaddeert bij de ƒ 31,-,95/8 die het marcq van 11 penningen 20 grijnen onlangs afgeworpen heeft, soo behoorde de Compagnie voor het marcq ƒ 32,81/2 te werden goedgedaan, als wanneer men nog genoegsame redenen van klagten soude konnen formeeren over diverse andere ongelden, dewelke alhier meerder dan ergens elders opgebragt en gedetraheert werden. Ten tweeden: dat soo wanneer men de prijs van ƒ 32,3,13,-, waarop het marcq van 11 penningen 20 grijn 'tsedert 1752 in Patna gebragt is, in vergelijking brengt bij den verkoop in Houglij tot ƒ 30,2,12 of de Bengaalse vermunting tot ƒ 31,-,95/8, het eerste evident alsdan sal aantoonen de probiteit van 't opperhoofd aldaar, te meer dewijl de ropij door het gantsche mogolsche rijk deselve en nergens anders dan in de zeewaarts gelegene provintën het verval in het alloy plaatsvind, sooverre dat de Patnase ropij van 't gerequireerde aloy eer hoger, als lager van intrinsique waarde zal zijn, als de Carim-abadse of Bengaalse. continuatie zodanig gefraudeert wierd, den verkoop alsdan, booven de vermunting, te prefereeren zoude zijn, wijl 't different van 3 percent niets is in teegenstelling van 't gevaar en intrest ongerekend het ongerieff. Fol. 464r-465r. moeten nakomen. Daarom zijn directeur Adriaan Bisdom en het opperhoofd te Kasimbazar George Lodewijk Vernet hiertoe aangespoord en zijn ze gemachtigd te handelen gelijk in Patna geschiedde, dan wel in het belang van de Compagnie anderszins. Er is verzocht om een rapport van welk gehalte de in 1754 met de Visvliet aangevoerde 354 staven baar zilver waren, en waar en op welke manier ze in de boeken zijn opgevoerd, omdat ze slechts bij een apart rendement vermeld stonden het mark met de lasten voor ƒ 32,16,101/2, en met een verkoopsprijs van ƒ 31,2,153/4 of een verlies van ƒ 1,13,103/4. Er is een ernstig verwijt van gemaakt dat het aparte rendement niet werd aangeboden. Hierbij was er net zoveel onoplettendheid, als aan de andere kant het belang van de Compagnie behartigd werd met de verkoop te Patna van 131/2 ton baar zilver voor ƒ 32,3,13 het mark, wat een winst gaf van ƒ 21.695 of 25/8 %. Dit is geprezen en) verkreegen heeft een aparte smeltplaats te Cariem-abaath, weezende de ministers op voordragt van den afgegane directeur Taillefert gequalificeerd tot den inkoop van 't gehugtje Kaksiale of kleen Chandernagoor, gemerkt 'tselve aan 's Compagnies dorp Sintsura grensende en opgegeven geworden is als een zeer welgeleegen plaats ten insaam van lijwaten, principaal in troubele tijden. Fol. 466r. (Goedgekeurd zijn de verkoop van koopwaren bij opslag op 13 november 1755 t.w.v. ƒ 144.219 voor ƒ 208.050 of 1445/32 % en van 40.000 lb Travancoorse peper voor ƒ 56 de 100 lb of 293 %. Ten derden: dat hieruyt resulteert dat, indien de Compagnie in de Carim-abatse munt bij (Hieruit blijkt dat de ambtsdragers en dienaren te Bengalen hun eed van trouw en eerlijkheid beter ---wijders ook gepasseert hebben het afgegeve geschenk tot ƒ 315,-, waardoor men ƒ 30, -, - ƒ 25, -, - ƒ 18, -, -, } } 't lb. op 't cento lb. op ,, ,, ,, ,, ,, ,, ƒ 6, -, - ƒ 18, -, - Wegens goede verkoop is besloten om jaarlijks 100.000 lb Travancoorse peper naar Bengalen te zenden en in te kopen op de kust van Coromandel, zolang deze goede winsten behaalt.) Ook hebben wij op den 27e april deses jaars g'arresteert en op den18e mey daaraan alomme na de buytencomptoiren geordonneert, den verkoop der onder volgende goederen teegens de neevenstaande prijsen, als de canneel staafijser en looth staal schot- en pompspijkers } } glasnagels platkoper8 en } duykers } mitsgaders alle grotere dito's in veronderstelling dat derselver prijsverhooging den sleet geensints hinderlijk en vrij aangenamer boodschap zal weesen, als die der verminderde winsten deeser directie in 't boekjaar 1754/55 in vergelijking van het voorige tot ƒ 162.200,7,-, mitsgaders de vermeerderde lasten tot ƒ 67.856,2,8. En gemerkt dit laaste geensints beantwoord aan onse verwagting, so hebben wij daaromtrend onse dispositie gesurcheert tot tijd en wijle den visitateur-generaal die boeken g'examineert en geconfronteerd, mitsgaders gedient zal hebben van sijne schriftelijke bevinding of daarbij in alles wel d' ordres g'observeert sijn geworden. Fol. 466v-467r. (In de resoluties van de vergadering van 1 juni 1756 en in de brief van 30 juli staat vermeld wat er over de memorie van menage is gezegd. De belastingen en vergoedingen de dienaren opgelegd, zijn voor onvermogenden op hun soldijrekening gezet en contant voldaan door de overigen. Het is niet de bedoeling dat de ƒ 100 die bij resolutie van 26 juni 1755 voor ieder schip dat de loodsen binnen de Ganges brengen, is vastgesteld, tussen de dienaren wordt verdeeld. Het moet ten goede komen aan de loodsen, opdat zij worden aangespoord met des te meer oplettendheid de schepen langs de vele gevaarlijke banken in de rivier te brengen. Ten aanzien van de vorderingen op de oud-directeur Jan Kersseboom vermeld in de brief van 31 december 1755, is conform de brief naar Bengalen van 5 augustus 1755 door de dienaren, nadat alle politieke en militaire dienaren in de raad gehoord waren, besloten deze op te schorten tot de komst van de nieuwe directeur Adriaan Bisdom. Zo hing deze zaak tot 18 februari 1756 toen de dienaren op de subalterne kantoren en te Hooghly hadden verklaard dat ze niets ten laste van Bisdom wisten in te brengen. Alleen fiscaal Jacob Larwood Schevichaven diende een memorie in - zie resolutie van 18 februari - die echter van zo'n waarde is dat er geen zaak op gebaseerd kan worden.) aangebooden een bondel met papieren, raakende de pretentiën van 's Compagnies tweede makelaar Damoedher, ter lasten van evengemelde directeur Kersseboom, weegens (zo denselven voorgeeft) diverse afgeperste penningen en andere hem ten laste gebragte zaken, waaronder teffens gevonden werd zeekere obligatie groot ƒ 200.013,11, die den ged. directeur ten behoeven van dien man heeft gepasseert, om daar uyt te vinden het nog ten agteren staande weegens het aandeel dat denselven in de hem, en de eerste makelaar aldaar tot vergoeding van de derwaarts successive teruggesondene amphioen is opgelegd, ter montand van ƒ 75.444,15,12, nevens dies verlopene intresse, zo hebben w' ten aansien van de eerstgemelde besloten den meergemelde directeur zig daarop in scriptis te laten verantwoorden. En ten belange van 't laaste, denselven alhier in cassa doen tellen de voormelde nog onbetaald geblevene amfioenschuld van genoemde makelaar, mitsgaders ten opsigte van 't meerder bedragen van die obligatie, de gemagtigdens van den presenten directeur Bisdom en fiscaal Schevikhaven (op wiens naam deese schuldbrief is overgeschreeven), de vrijheid gelaten voor het intrest hunner principalen, des geraden vindende, Maar vermits bij der ministers advisen van den 15e maart deeses jaars ons is 8 Platkoper, bedoeld lijkt platkoppen, spijkers of nagels met een platte kop. (Zodra oud-directeur Jan Kersseboom zijn verantwoording heeft ingediend, volgt nader bericht. De Eerstelijk: dat ons volk beschuldigd zijnde in zeekere ontmoeting tusschen de sorge te drage, en hen ten dien einde die obligatie, sowel als de daarneevens overgesondene acte van cessie, ter hand gesteld. Fol. 468v-469v. scheidende directeur Louis Taillefert heeft de zaken overgedragen aan zijn opvolger Adriaan Bisdom. Wegens het overlijden van Auguste Tabuteau is de eerste pakhuismeester Robbert Hendrik Armenault tot opperkoopman en hoofdadministrateur bevorderd, voor wie als vervanger de koopman Johannes Bacheracht is gezonden samen met onderkoopman Jacob Johan van Hoorn ter aflossing van de tweede pakhuismeester Arend Hooreman die als tweede dispensier naar Batavia moet komen. Bovendien zijn benoemd onderkoopman Crombou tot secunde in de kledenzaal te Hooghly, Hendrik Cornelis Kingma als kassier, Brueis als gewoon gecommitteerde te Kasimbazar. Het ontslag uit de dienst op eigen verzoek van de goed bekend staande textielleverancier Vendilaalsje is bevestigd, hoewel drie andere betrouwbare mannen in zijn plaats zijn benoemd, namelijk Raadsjent Serkaar, Affanentgoept en Saamram. Omdat er zo weinig mogelijk veranderingen doorgevoerd moeten worden, was het beter geweest om Vendilaalsje te overreden aan te blijven. Ook de scheidende directeur Louis Taillefert had in zijn memorie vervanging ontraden. Omdat fiscaal Jacob Larwood Schevichaven erbij betrokken is, is de inhechtenisneming van makelaar Damoedher nog niet goedgekeurd, omdat het onderzoek tegen hem aan de pro-interim fiscaal Menso Isinck is opgedragen. De gevolgen zijn voor directeur en raad, aangezien directeur Adriaan Bisdom wegens een belediging die hem zou zijn aangedaan door Damoedher, deze niet onpartijdig tegemoet getreden is. Wegens al deze onzekerheden wordt het optreden tegen Damoedher niet zonder meer goedgekeurd, zeker daar bij de Bengaalse regering veel met uitstel te bereiken is en er de kans is dat er bij het hof van de nawab geklaagd wordt. De nieuwe vorst is tuk op geld en zeer handig om zijn onwettig gedrag de schijn van recht en rede te geven. De dienaren in Bengalen hebben daar in eerdere en recente brieven voorbeelden van gegeven, bestaande uit) rivierwagters te Paansdaar en een escorte van onse militie die een partij van Patna afkomende amphioen en lijwaeten convoyeerde, een van die wagters doodgeslaagen te hebben, het Moxudabaatse hoff op die valsche accusatie niet alleen het comptoir Cassimbazaar ontrust, maar ook teegens eenige onzer inlandse dienaaren tot arrest en pijnbank geprocedeerd heeft, invoegen de ministers eyndelijk genoodsaakt zijn geworden die harde zaak, welke van quaad tot erger wierd, met 9500,- ropia's af te kopen, die dan ook als afgedwongene penningen zijn gepasseert. Ten tweeden: dat den Dheccasen stedehouder Kisschentjent van de bediendens aldaar heeft g'extorqueerd een somma van ƒ 11.023,- dewelke mede goedgevonden is in te schikken, wijl de noodzakelijkheid dier gedane contributie uyt zijne gepleegde geweldenarijen gebleeken is, en men anderzints te dugten had dat de reets gedane bezetting der huyzen van onze dienaaren met pions, de verhindering in den aanbreng van leevensmiddelen en het arresteeren zoo van den adsistent Stul, als van den quartiermeester van de chaloup, de Dheccasen koopman welhaast zoude gevolgd zijn geworden met de gedreigde arresteering der residenten. ropia's heeft afgekneveld, onder pretext dat zekere Daroga van de vloot een mansie, of inlandse schipper, zoude hebben doodgeslagen, nietteegenstaande den adalet off moorsen raad van justitie, ten kosten van nog 250 ropia's daarenbooven, die zaak off beschuldiging als onbewijsbaar verklaard en men ook zelfs den autheur dier valse accusatie ons in handen geleverd, dog daarenteegens zig wederom voor dien field g'interesseerd heeft, welke betaling men dan almede heeft moeten passeeren. Ten vierden: dat, alhoewel men zig hadde gevlijd dat alle ongelden tegelijk met d' opbrake van 't Dheccase comptoir zoude gedaan zijn, het contrarie van dien zig egter van agteren komt te vertoonen, alzoo de gewezene lijwatier aldaar Kebool Ramciel een pretensie maakt van ƒ 16.938,6,8,- die hem voor en bij de herstelling van dat comptoir en voor de komste aldaar van den resident en de verdere bediendens gedeeltelijk door de regeering ontroofd en gedeeltelijk door hem als gomasto off factoor gedebourseerd zouden zijn. Omtrend welke zake bij Houglijse resolutie van den 23e februarij anno passato een Persiaans request van dien koopman g'insereerd is, en waarbij denzelven allegueerd dat hij den resident Isink te meermalen over de Ten derden: dat den Houglijsen fausdaar de ministers een sommetje van tweeduyzend (De Engelsen hebben uit naam van hun koning geprotesteerd tegen de weigering van de Compagnies En ten vijfden: dat de Engelschen, nadat den nawab Seraad Juddoulla, in plaats van sijn restitutie van die penningen aangesprooken heeft, kunnende wij niet begrijpen welke redenen de ministers hebben gemoveerd een zaak van die aangelegenheid zoo lange sleepende te houden, te meer nadien zij bij hunne missive van den 15e maart jongstleden zelfs zeggen dat er motiven waaren voor de subite voldoening van die gelden, 'twelk meede in dier voegen begreepen, en haar dierhalven ten dien einde g'ordonneerd is. overleeden grootvader, het bestier in hande had gekreegen, een aarde schans te Calcatta opgeworpen en, sonder na de reclames van dien vorst te luysteren, eenen Kissendas, die voorheen onder den nawab van Dhecca geweest, dog thans in ongenade gevallen was, geprotegeert hadden. Waarover Zijn Excellentie op het kragtigste geoffenseert zijnde, eerst het Engels fort te Cassimbazaar en naderhand met een magt van circa 60 à 70.000 man 't sterke fort te Calcatta na een beleg van drie daagen ingenomen en de krijgsgevangenen gemassacreert of in de ketens doen klinken, mitsgaders vervolgens de geheele stad totaliter geruïneert heeft. Inmiddens denselve onse ministers ettelijke reyse om assistentie teegens de Engelschen verzogt en deeze sulks volstandig geweigert hebbende, daardoor gelegentheid heeft gevonden haar strax, na de verovering van Calcatta, in te sluyten en vervolgens te noodsaaken tot betaling van een aansienlijke somma van 400.000,- ropia's, ongereekent de onkosten die om zijn eysch van 2.000.000 ropia's tot op de evengemelde somma vermindert te zien, gespendeert, item die bij den vervoer van 's vorsten leger in den aftogt van Calcatta gedaan hebben moeten werden en nog circa 100.000 ropia's beloopen, dog waarvan U Edele Hoogagtb. en ons ruymer berigten zullen toekomen en dus onafgedaan blijft. Fol. 471v-474r. dienaren om hen hulp te verlenen. Bovendien zal een schuld van de Deccase koopman Saktiram van 25 à 26.000 ropia's niet gedelgd worden, omdat hij als dienaar van de Engelsen door de gemelde gebeurtenissen geruïneerd is. Tot overmaat van ramp leed de Compagnie nog een verlies van een ton of ƒ94.951 door het verongelukken van de Voorburg bij het opvaren van de Ganges bij het Jannegat; de contante gelden waren al ontscheept, maar de lading ging geheel verloren. COROMANDEL december 1755, en van 10 januari 1756; op 24 mei, 17 oktober en 10 november 1756 met de bark de Wereld, en de schepen de Voorland en Blijdorp de brieven van 26 maart, 10 augustus en 27 september 1756. Met deze schepen en de Sparenrijk en Blijdorp, de eerste uit Jagannathpur en Bimlipatam, de andere uit Sadras en Pulicat, beide in november 1756 aangekomen, is aangevoerd ...) ƒ 2528 packen lijwaten in soort bedragende aan diverse koopmansz. en goederen ƒ Te zamen monteerende ƒ Daarentegen hebben w' met de volgende scheepen, als met Voorland op den 13e april, Visvliet den 11e, Blijdorp den 28e mey, Sparenrijk, en Schravesanden den 9e en Scholtenburg den 22e junij, item de Wereld op den 8e october passato derwaarts versonden een bedragen van ƒ 350.536,4,8 aan koopmansz. etc., verdere benodigtheeden en ƒ 636.498,6,8 aan goud, buyten en behalven nog 17692/155 marcq, of 1592121/160 realen, per 't scheepje de Wereld in december 1755 van Malacca derwaarts geschikt ter montand van ƒ 60.042,17,- met ordre, indien de Ceylonse ministers van 't laaste mineraal of wel pagoden eysch mogten doen, deselve daarmede na vermogen te assisteeren, voornamentlijk indien zij 't alles niet mogten benodigen. Fol. 475r-v. 1755 aangaande de slechte verpakking van de in 1754 in Nederland aangevoerde textiel. Men wordt aangespoord de opmerkingen en bevelen ter harte te nemen en wegens aangekondigde veranderingen in Uit Coromandel zijn op 29 maart 1756 via Ceylon ontvangen de brieven van 28 november en 24 1.711.362, 9, 38.578,6, 8 1.749.940, 15, - 8. (Bij brieven van 13 april en 11 mei 1756 is Coromandel ingelicht over de klacht in de brief van 12 april Alweder in deliberatie gekoomen 't poinct van de deterioreerende lijwaatinsaam te deeser laatsgenoemde brief om grove en gebleekte moerissen met een lengte van 33 el en een breedte van 23/8 cobido's als proef te Nagapattinam te laten vervaardigen. Hierop moet bij inkoop een voorkeursrecht verworven worden. In verband met de zeldzaamheid moeten ze ook in Porto Novo en Pulicat aangemaakt gaan worden; monsters dienen daarheen te gaan. Het is duidelijk doorgegeven dat GG en Raden onsticht zijn over de slechte emballage van de textiel en dat daarom bij ontvangst van de brief de pakken direcht gecontroleerd moeten worden. Mochten er onregelmatigheden zijn dan moeten disciplinaire straffen opgelegd worden. Het verstrekte materiaal voor de emballage is voldoende en voor de grove doeken mag niet meer dan toegestaan gebruikt worden. Bij controle van de textiel, die in 1755 met de Persijnenburg, de Naarstigheid, het Huis ten Donk en de Eendracht aangevoerd was, bleek ze van slechte kwaliteit en dun geweven; het ongenoegen hierover is duidelijk gemaakt. Op 11 en 13 mei 1756 werd vergaderd over de uit Coromandel ontvangen brieven van 24 augustus, 15 oktober, 28 november en 24 december 1755, en die van 10 januari 1756. Ter sprake kwam de verkeerde inzet en het gebruik van de Persijnenburg verleden jaar, waardoor ze een buitengewoon lange en gevaarlijke reis had. Per brief van 9 juni 1756 zijn de nodige orders gegeven.) custe, en dat niet alleen in opsigte van derzelver deugt en hoedanigheid, maar ook omtrend de quantiteiten. Want bij die gelegentheid nagegaan hebbende hoe gedurende de eerste veertig jaaren van de teegenswoordigen eeuw, door den anderen geslagen, 's jaarlijks aldaar zijn ingesameld ruym 4000 packen, en dat daarenteegen de leverantiën zedert maar 2000, ja selfs minder hebben afgelevert. Siet men wijders dat 'tgeene in anno passato is ontfangen, alleen bestaad in 1955 packen, want ofschoon de ministers bij haare advijsen van den 28e november 1755 seggen dat de procure in dat jaar 2160 packen heeft bedragen, en dat er dus 248 packen meerder als in 1754 soude sijn ingesameld, so hebben wij sulks geensints als een reëele saak kunnen stellen, omdat van den gemeene insaam 506 packen daar ter custe sijn overgebleeven; 'tgeen ten opsigte van Sadraspatnam booven het ordinaire en dus niet wel aanneemelijk is. Fol. 477v-478v. waarom althans niet een gedeelte van de 506 achtergebleven pakken zijn verzonden. Besloten is te bevelen dat in de jaarlijkse eerste brieven niet alleen wordt vermeld in hoeverre de eis voldaan kan worden, maar ook bij het tegemoetkomen aan een eis en in de brieven, hoeveel voldaan is en wat nog ontbreekt zonder verwarrende vermenging met de eis van het vorige jaar. Ieder jaar moet strikt gescheiden gehouden worden. In 1756 werd ontvangen 2528 pakken textiel, waaronder het guinees in pakken van 30 à 40 stuks in plaats van de vroegere 20 stuks. Naar aanleiding van de brief van 24 december 1755 is, om de dienaren de handen niet te binden de verhoging van 21/2 % op de textielcontracten te Nagapattinam en betaling in nieuwe pagoden met een opgeld van 8 % goedgekeurd. Tevens is akkoord gegaan met het besluit van 18 december 1755 om te Jagannathpur de prijzen voor textiel voor Nederland als volgt te verhogen) op ijder guinees fijn op ijder pees guinees Compagnies ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, mits dat alle die lijwaten van behoorlijke deugt sullen sijn, en haare volle lengte en breete komen in te houden. Alhoewel ons vrij aangenamer is te vooren gekomen de aanbesteeding der Wentepalemse of gesayde kleeden te Paliacatte aan eenige vermogende cooplieden tot een quantiteid van 88 packen, na 't genoteerde bij der ministers brief van den 15e october 1755 en 't dierweegens vermelde bij de voorjarige materie deses gouvernements. Fol. 479v-480r. besproken en is vastgesteld) pagode 31/2 of 37/8 percento soort 23/8 dito ,, salempoeris fijn ,, salempoeris gemeen ,, zeyldoek van 24 cobido's ,, dongrijs met roode hoofden ,, 41/16 ,, 315/16 ,, ,, 11/2 37/8 ,, 315/16 ,, ,, 51/4 ,, 111/16 ,, -15/32 ,, -11/16 ,, -25/32 ,, ,, -7/16 (De onvrede hierover is kenbaar gemaakt en uitleg is gevraagd waarom de eis niet voldaan werd en ,, gemeen ,, ,, ,, ,, ,, (In de speciale vergadering van 11 juni 1756 is een stuk van de gouverneur-generaal over de textielhandel 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Om alle het guinees gemeen dat er inkomt de helfte voor 't vaderland en d' helfte voor India te laten verdeelen. Te doen besorgen de volle voldoening van 't fijn gebleekte guinees na uyterste vermogen. Alsmeede het guinees vaderlandse soort, al moest er een matige verhooging toegestaan werden, op pæne van confiscatie van al wat particulier aankomt, so den eysch niet voldaan werd. Dat de g'eyscht werdende grove en fijne witte moeris compleet zullen moeten werden besorgt op de eene of andere wijse, op pæne als vooren. De ministers te gelasten de salempoerisweeverijen soveel mogelijk op te beuren en dat geweef geheel voor India te schikken. Dog daarenteegeen de baftas niet voor India maar voor 't vaderland te doen besorgen. De brandams en boelangs te Portonova te doen besorgen en een gedeelte van 't g'eyste te Sadraspatnam ter preuve te laten aanmaken. De roemaals Indiasche zoort te Paliacatta en Jaggernaijkpoeram te doen besorgen, so men daar beter als te Masulipatnam kan teregtraken. Dog de roemaals d' esta en roemaals sesterganti niet boven den eysch te laten voldoen. Cambayen fijne gingang en chelassen te Paliacatta te laten voldoen met preferentie voor particulieren. 11. Dongrijs met rode hoofden, welke de noord niet na genoegen kan besorgen, eens in de Nagapatnamse dorpen te laten probeeren. 12. Omtrend 't Jaffanapatnamse roodgoed, waarvan weinig inkomt, door die bedientens jaarlijks reekenschap te laaten geeven hoe het met de weeverijen en verwerijen gesteld is, en waar 't aan hapert, teffens opgeevende wat er ingekomen is en wat er manqueert. 13. De lijwaten tot gemeene roodverwerijen van Chormandel op sijn tijd te laten besorgen na 14. De tapes van Nagapatnam en Paliacatta bij aanbesteeding of inkoop te doen besorgen bij Jaffanapatnam. preferentie van alle particulieren. 16. 15. Dese, sowel als alle andere geschilderde doeken, op den ontfangst der eysschen de cooplieden te doen opgeeven, om ten eersten het lijwaat te besorgen en de schilders in handen te stellen. Voorts de verdeeling der eysschen immediaat na den ontfangst te laten geschieden over de respective comptoiren, en so weinig tijds met over en weer schrijven te verspillen, als maar immers mogelijk zal weesen. 17. Den eysch voor de hospitalen bij preferentie te laten besorgen, 'tsij bij aanbesteeding of inkoop, en de hemden daar se gemaakt kunnen werden. 18. Het fijn guinees van rds. 10,- te Nagapatnam te laten besorgen eer er een stuk particulier ingekogt werd. Alsmede 't extra guinees om de noord bij preferentie, vooral 't particuliere. 19. 20. De gingang beddetijk te Nagapatnam of Paliacatta compleet te laten besorgen. 21. Dog 't zeyldoek groot te excuseeren totdat weder g'eyst werd. 22. Voor Japan (om altoos buyten verlegentheid te blijven) jaarlijks te laten voldoen 1000 pees taffachelas ordinaire lang 21 en breet 21/4 cobido's na de remarques bij den Japanschen eysch, 200 pees taffachelas fijne verbeterde stoffe en 800 pees salempoeris bruyn blauw. 23. Op alle lijwaat vertierende comptoiren te doen observeeren dat de eysschen die jaarlijks na den anderen gedaan werden, eenigermaaten overeenkomen en malkanderen wat gelijken. 24. Het blauw goed voor Malacca te Portonovo te laten voldoen. 25. Vermits Portonovo, welkers dorp de Franschen onder hare giften reekenen, in verval raakt en weinig goede lijwaeten meer levert, oversulx 't wit guinees en salempoeris 26. 27. gemeen en fijn en meer andere lijwaaten die in India getrokken sijn, te Tegenapatnam te laten besorgen. En someede onsen resident te Masulipatnam te demandeeren den insaam der aldaar vallende roode neusdoeken teegens de opgegevene prijs van ƒ 100,- de 320 pees ordinaire van 1 el, de ongelden geschat op ƒ 5 en de grotere na rato, in deeser voegen dat van de eerstgemelde twee derde en van de laaste een derde gedeelte sullen moeten voldaan werden. En laastelijk de ministers te laten onderstaan en van berigt dienen of men den Mazulipatnamsen handel niet soude kunnen verleggen na Paliacatta of Jaggernaijkpoeram, dan wel hoe de Franschen geneegen mogten weesen de Compagnie daar te laten handelen. Ten opsigte van de fortificatiën ten deesen gouvernement, sowel als die van de overige Fol 480v-483r. (Zie over het bovengenoemde de geheime resolutie van 11 juni en de geheime brief naar Coromandel van 22 juni 1756. Slechts is op 1 juli nog geschreven dat de eis van textiel voor Japan van het lopende jaar nog niet veranderd moet worden. De afzet van de koopwaren was goed. Volgens de brief van 28 november 1755 was deze in 1754/55 ƒ 753.883 of ƒ 61.998 meer dan het vorige jaar. Hoewel er 26 november 1755 nog 23.361 lb foelie, 80.199 lb kruidnagelen en 116.421 lb nootmuskaat in voorraad was, is 5000 lb foelie en 70.000 lb kruidnagelen besteld. Dit is slecht overleg; de nootmuskaat en andere specerijen moeten zo snel mogelijk verkocht worden ter voorkoming van bederf en schade. Goedgekeurd is het verlies van ƒ 17.877 of 83/8 % op de verkoop te Jagannathpur van 51.400 zilveren dukatons, omdat dit niet excessief was bij de lage prijs van het zilver ter plaatse, en dat op de vermunting van goud tot pagoden en fanums. Het betrof volgens de brief van 24 augustus 1755 dertien stuks goud t.w.v. ƒ 50.723. Voorts is, volgens de brief van 15 oktober, met het schip de Wildrijk goud t.w.v. ƒ 1288 aangevoerd en tenslotte een partij Padangs goud met de Hercules volgens de brief van 28 november t.w.v. ƒ 1314. Ook de tekorten op de ontvangen ladingen zijn geaccepteerd. Volgens de verbeterde staat overtroffen in 1753/54 de inkomsten de uitgaven met ƒ 250.852, zodat in vergelijk met het jaar er voor er ƒ 179.921 meer winst is gemaakt. Er is genoegen uitgesproken over het vertoog in de brief uit Coromandel van 28 november 1755 en de reactie op de resoluties van 7 en 12 november betreffende de punten van menage is te vinden in stukken van de vergadering van 13 mei 1756 en in de brief naar Coromandel van 9 juni.) westersche comptoiren ter onser sessie van den 22e maart laastleden sodanige maatregulen genomen hebbende tot derzelver securiteid, om bij eenige onverhoopte vredebreuk met de Franschen natie teegens eenige onderneemingen van die kant bestant te sijn, als bij secreete resolutie van dien datum en ons afgegane secrete brief aan den gouverneur Vermond, sub dato 13 april deses jaars vermeld staan. So hebben wij 't daarbij ook vooreerst laaten berusten en de ministers eenlijk gelast om, ingevolge de ordres daarbij vervat, met de verbetering derselve en het verdere aanbevolene so spoedig doenlijk voort te vaaren, met verdere qualificatie om almede ten eersten te laten voortgang neemen de herstelling van de gebreeken aan de fortificatiën en gebouwen daar ter custe door den bewusten swaren storm in de maand november 1754 veroorsaakt, en waarvan een specificque opgaaf, neevens de calculatie van dies kostende, werd g'insereerd bevonden bij haare resolutie van den 21e junij 1755 ten bedrage van pagoden 11.441,10,10 of ƒ 54.918,16. Dat wel een fraye somma uytmaakt, dog daaromtrend wij om de wille van dies noodsakelijkheid ons wel moeten berusten, op de gedane betuyging en versekering der ministers dat daaromtrend de suynigheid in alle opsigte betragt zal worden. Egter hebben wij ten opsigte van de door haar voorgenomene demolitie van de punt Scheteldoekshaven, even als die onnut sou wesen, beslooten hun in bedenking te geeven of daarvoor niet behoorde gemaakt te worden een postje, ofwel een borstweering, sodanig dat de rivierkant die anders soude openblijven, daardoor gedekt wierde. Sonder dat wij nogtans nodig hebben geoordeelt dat seker huys bij de Scheteldoekshaven staande, volgens der ministers propositie weder geheel vernieuwt of opgehaalt soude werden, ter bewoning voor den capitain of commandant der buytenstad, nadien sulks te kostbaar vallen en denzelven wel een woning in huur zal betrekken kunnen. (Zoals uit de brieven van 15 oktober en 28 november 1755 blijkt, heeft de verpachting van de domeinen Fol. 485v-487r. (Hoe het gouvernement hierop antwoordde is te lezen in de geheime brief van gouverneur Steven Vermont en secunde Jan van Teylingen van 10 augustus 1756. Goedgekeurd is de uitgave in 1754/55 aan timmerwerk en reparaties van ƒ 22.731, ofwel ƒ 2817 minder dan het vorige jaar, en aan geschenken ƒ 10.588 inkoop- en ƒ 13.957 verkoopwaarde. Het laatste is respectievelijk ƒ 6160 en ƒ 7030 meer dan in 1753/54, vooral door meer geschenken te Palicol, Jagannathpur en Bimlipatam. Te Palicol doordat de nawab in het vorige jaar geen geschenk ontving, de faujdars van Mogalturru en Penukonda in 1754/55 voor 1753/54 geschenken ontvingen en doordat aan de leveranciers van dekens, de nawab radja Mahindrawarom en verscheidene andere personen ƒ 2545 in- en ƒ3180 verkoops besteed moest worden. Te Palicol hoefde in 1753/54 door de beroving door de Maratha's de laatste zes maanden geen geschenk gegeven te worden. Verzocht werd zuinigheid te betrachten en geen nutteloze uitgaven te doen. Zo was het uitbetalen van 2270 ropia's aan prins Visia Ramarasu nutteloos en daarom geheel voor rekening van de dienaren te Bimlipatam.) Alichan, die zijn tweejarig geschenk te Palicol had opgeëyscht, met een jaar was gecontenteerd, maar ook dat den vorst van Tansjour blijkens der ministers brief van den 28e november 1755 door toedoen van den gouverneur Vermond sig had laten tevreedenstellen met den ontfangst der gewoonen recognitiepenningen en elephanten voor twee in steede van de bevorens op sijn aansoek geresolveerde driejaarige afgave vooruyt. Invoegen wij ook g'approbeert hebben de door de ministers gegevene ordres aan de Sadraspatnamse bediendens om, indien sulks niet langer konde werden getraineert, alsdan van de reets een tijd lang in suspens gehoudene vier en een halfjarige pagtpenningen in geschenk voor den regent van dat dorp, eerst die van twee en een half jaar na Arcadoe op te senden en, ingevallen daarmeede niet tevrede mogten sijn, dan tot de afgave van drie en een half jaar te treeden. Fol. 488v-489r. te Nagapattinam in dat jaar 6748 pagoden, of 1063 pagoden minder dan in 1754 opgebracht, wat door een storm veroorzaakt zou zijn. Als de rijstvelden weer in orde zijn, zullen de pachten ook omhoog gaan. De domeinen te Pulicat werden voor ƒ 2068, of ƒ 19 meer, verpacht, de eronder ressorterende dorpen voor drie jaar voor pagoden 880 d.w.z. 60 meer als vorig jaar, en de velden te Sadras zijn in 1754 voor drie jaar verpacht. Zoals in de generale missive van verleden jaar is vermeld, bemachtigden de Fransen de kastelen Nogeloe en Mogalturru, en het fortje te Penukonda. De verwerving van het eiland Jagannathpur in eigendom van prins Visia Ramarasu is tot rustiger tijden uitgesteld, omdat het gevaarlijk zou zijn geld te geven aan enige inlandse groten om de noord terwijl hun strijd tegen de Fransen nog onbeslist is. Zouden ze verliezen dan is alle geld nutteloos uitgegeven; zie hierover de brieven uit Coromandel van 24 augustus 1755 en 29 september 1756. Goedgekeurd is de overeenkomst met de Engelsen over uitlevering van deserteurs; zie Coromandelse resolutie van 10 april en brief van 24 augustus 1755. Het optreden tegen de Fransen die, zoals reeds vermeld in de brief van verleden jaar, Porto Novo hadden omsingeld, was slap. Omdat in het rapport van de gecommitteerden Hugo Pieter Fauré en David Coenraad Vick werd geconcludeerd dat het afstraffen van enige inwoners daar door onderkoopman Johannes Derkinderen was geschied ter handhaving van de achting voor de Compagnie, is het onjuist de reiskosten van deze twee gecommitteerden ten laste van Derkinderen te laten komen. De afstraffing was een tegemoetkoming aan de klachten van de havildar ter plaatse die weinig voldoening had ontvangen voor zijn klachten over enige inlanders.) wanneer diergelijken geval eens weder mogte exteeren, men geweld met geweld zal moeten keeren en geensints zoveel laffe en nodelose complimenten maken, als in dit opsigt met betrecking tot de Franschen geschied is, met ordre aan den gouverneur Vermond die natie sulks bij deese of geene occasie eens onder 't oog te brengen, wijl 't geensints te dulden is, sig op sulke geringe voorwendsels als de Franschen in deesen hebben g'allegueert, immediaat en dat in een tijd van vreede, een geheele plaats voorsien met geschut en andere ammunitie te sien insluyten en alle toevoer van eetwaaren, ja selfs het drinkwater beletten, sonder dat men gebruyke de middelen die men aan handen heeft, om diergelijke vijandelijke actiën teegen te gaan, gelijk in dit Daarenteegen hebben wij als een goede zaak aangemerkt, niet alleen dat den nabab Assan Des wij onder eene serieuse remarque de ministers hebben voorgehouden dat, so (Conform de opdracht in de secrete brief van GG en Raden van 5 juni 1755 hebben de dienaren te So sullen wij hier nog maar alleen ter speculatie van U Wel Edele Hoogagtb. noteeren dat geval maar al te seer plaats heeft gehad. En vermits wij geen reedenen hebben kunnen vinden waarom gemelde Terkinderen de voldoening der gemelde rijskosten is opgelegt, so zijn de ministers ook gelast geworden denselven daarvan te libereeren. Fol. 491v-492r. Coromandel een uitgebreid rapport direct via Ceylon naar patria gezonden over het optreden van de Fransen sinds 1750 toen zij Machilipatnam hebben ingenomen. Op basis daarvan kunnen de Heren XVII satisfactie eisen voor deze tegen alle recht en redelijkheid indruisende acties. Als de Compagnie ze zou laten passeren dan zouden andere Europese naties aangespoord worden de heerschappij over haar bezittingen aan zich te trekken. Omdat uit de brief van Ceylon van 6 mei 1756 blijkt dat er uit Travancore over de landweg peper naar de bocht van Tondi of Tegenapatnam en vervolgens naar Coromandel naar vreemde kantoren vervoerd wordt, moet daarvan door de Compagnie zoveel mogelijk opgekocht worden voor ƒ 25, of zelfs ƒ 30 de 100 pond. Correspondentie hierover met Ceylon is wenselijk met het oog op middelen meer peper op te kopen, zoals in het briefje naar Coromandel via Ceylon van 24 augustus 1756 aangegeven. Voor verdere huiselijke zaken wordt verwezen naar de brief aan Coromandel van 9 juni 1756.) den voorraad van buscruyt, na 't genoteerde bij der ministers brief van den 28e november 1755, te Nagapatnam, Paliacatte, en Sadraspatnam bestaan hebbende in 98.833 lb., buyten 'tgeene op de verdere comptoiren (die de restanten van 'tselve nog niet hadden overgesonden) aan handen was, wij de ministers gelast hebben het altoos daarheenen te dirigeeren dat se steeds de jongste bepaalde quantiteit van 100.000 lb. in voorraad hebben. En opdat de kruytmakerij aldaar sonder interruptie zal kunnen voortgang hebben, heeft men haar met Voorland toegeschikt 40.000 lb. salpeter, als daarvan niet te wel voorsien wesende. En vermits blijkens opgemelde missiven haren voorraad van nelij maar was bestaande in 33.0623/4 parra's, dat niet meer als eenentwintigmaandigen voorraad uytmaakt, so hebben wij haar ook gerecommandeert deselve tot een vierjarige consumptie te suppleeren. Fol. 495r-v. Silvius; luitenant Lodewijk Frijtag en Jan Godloff Haselman zijn gezonden ter ondersteuning van de militie en de 100 inlanders i.v.m. versterking van de kust; de provisionele aanstelling van onderkoopman Christiaan van Teylingen tot fiscaal te Nagapattinam onder bevordering tot koopman met ƒ 50 per maand, ter vervanging van de overleden Daniel Doll van Ourijk, en de benoeming van de onderkoopman Jan Aping tot opperhoofd te Bimlipatam zijn goedgekeurd; in plaats van de onderkoopman Jacob Leonard Topander, die weer adigar en muntmeester te Nagapattinam is geworden, is tot tweede fiscaal en kassier te Pulicat benoemd de onderkoopman Nicolaas de Joncheere; in plaats van de boekhouder Abraham Nieuwenhuijzen, die tot ontvanger te Nagapattinam is benoemd, is de onderkoopman Jean Jacques Tremblay tot resident te Tegenapatnam aangesteld; van boekhouder tot onderkoopman zijn bevorderd de Pulicatse pakhuismeester Frederik Lovenaar, de adigar van de dorpen Jasper Theodorus Pheijffer en de assistent Jan Willem Bosschaart, terwijl in die kwaliteit als Machilipatnams resident vertrokken is de vroeger daar posthoudende assistent Jan Andries Diedloff. Deze benoemingen zijn vervat in de geheime resolutie van 11 juni 1756. Tenslotte zijn naar Coromandel vertrokken de vaandrig Frederik Brugman en de buitengewoon vuurwerker Johan Adam Croonberg, de laatste om op het hoofdkantoor en de subalterne kantoren het kaliber van de kanonnen te controleren, de kogels met de mal te vergelijken en de ammunitie van oorlog te onderzoeken.) voorgevallene met betrekking tot de zaken te deser custe verhandelt hebbende, kunnen wij niet afsijn nog bij deesen U Wel Edele Hoogagtb. te suppediteeren hetgeene ons uyt der ministers naderhand ontfangene advisen van den 26e maart, 10e augustus en 29e september deses jaars is te vooren gekomen van die natuur te zijn, dat wij de kennisse daarvan U Wel Edele Hoogagtb. niet mogen onthouden. En dierhalven hebben wij de eere te melden dat in de eerste plaats volgens haare hier voorwaarts gemelde tweede missive met opsigt tot de g'ordonneerde besigtiging van de embalagie der bereets in den band gebragte lijwaatpacken te (Ds. Wiardus Bernardus Hommes is naar Coromandel gestuurd ter vervanging van ds. Henricus Dusverre so kort doenlijk 't resultaat onser gehoudene besoignes en 't verdere Nagapatnam, geene bedriegerijen omtrend derzelver afpacking ontdekt zijn geworden, en dat men genoodsaakt is geweest voor 't te Sadraspatnam aanbesteede guinees, salempoeris, baftas en parcallen, 3 pagoden op het pak van 40 pees van 't lang en gelijke 3 pagoden voor 't pak van 160 pees van het kort geweef, meerder als in anno passato te besteden en sulks om redenen van de troubeleuse constitutie van dien oird, item het gebrek en duurte van het cattoen en garen. Daarenteegen was de apparentie van een ruyme insaam te Jaggernaijkpoeram redelijk voordelig, en te Palicol had men de nodige ordres verleend tot dies behartiging, dog te Palicol waren de contracten nog niet gesloten, mits de gerugten nopens de afkomst der Maratthijs en de daardoor veroorsaakte onrustige toestand van die plaats. Doende de ministers voor het overige bij hunne laaste geciteerde missive de kragtigste versekering dat ze alles wat maar immers kan werden uytgedagt in 't werk sullen stellen om den insaam niet alleen langs hoe meer te doen aanwackeren, maar ook dies verbetering in soorten te weege te brengen. Dog versoeken ook teffens dat in consideratie mag werden genomen, dat het haar niet te imputeeren is, dat de tijden van jaar tot jaar sodanig verslegten, dat dezelve niet in comparatie kunnen koomen bij die voor 25 à 30 jaaren geleeden, wanneer noorder Chormandel alleen jaarlijks meerder lijwaten leverde, dan nu de geheele cust van Chormandel kan doen, alsoo in die tijden alles in rust en vreede was en ook de eetwharen veel beterkoop, terwijl den arbeidsman mede gerust in sijn woning en aan den arbeid konde blijven en ook onse competiteuren soo sterk niet woelden, daar nu ter contrarie het gehele land genoegzaam zonder ophouden in rep en roer, door den oorlog tussen de inlandsche mogentheeden zijnde, alles daardoor even duur, ja in prijs verdubbeld was. Buyten en behalven dat den weever en alle andere arbeidslieden noyt versekert in hare huysen of woningen weesende, van de eene boschagie na de andere sworven en den meesten tijd haare arbeid verloren, al hetwelke de ministers seggen ook d' oorsaak te zijn van de merkelijke verhoging der prijsen van 's Compagnies lijwaten, met vergelijking teegens de voorige tijden. Fol. 497r-499r. (De inkomsten in 1754/55 bedroegen ƒ 881.002, of ƒ 183.826 meer dan in 1753/54, de lasten ƒ 452.908, of ƒ 22.795 meer, zodat er ten opzichte van augustus 1754 een verbetering is van ƒ 161.030. Dit is zeer aangenaam en hopelijk is 1755/56 niet minder voordelig. In de brief van 10 augustus 1756 worden de volgende winsten op de koopwaren vermeld:) Te Nagapatnam zedert september tot junij ingesloten ,, Paliacatta geduurende dieselve tijt 8 ,, Sadraspatnam in de maand februarij ,, Portonovo in september, october, november, december en februarij ƒ 8 ,, Jaggernaijkpoeram zedert september tot mey inclusive ,, Bimilipatnam in februarij en maart 8 10e augustus passato dat den kelledaar9 of slotvoogt van Walecondapoeram, met name Mahamadoe Hoesseen, den gouverneur Vermond bij een brief en door een sendeling versoek gedaan hebbende, niet alleen tot cultiveering van vrindschap, maar ook ter bemiddeling van desselfs zaken omtrend den nabab Mamoet Alichan, mitsgaders de Engelschen en Franschen uyt hoofden deselve hem niet wel quamen te behandelen. Zijn Edele daarop eenlijk in beleefde Ten opsigte der moor en heidensche regeering meld der ministers brief van den Te zamen uytmakende 8 162.030,18, 396.472,19, 87.367,18, 90.856,10, 41.278, 8, - - - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 8.719,11, 6.219,13, 9 Kelledaar, killadar, commandant van een fort, kasteel of garnizoen. (Het vonnis in het proces voor de Raad van Justitie tegen Gijsbert van Velsen en Jacobus Henricus van termen en op pretext van zijn onvermogen om iets tot desselfs voordeel te kunnen uytvoeren, zig daaromtrend geëxcuseert hadde. Voorts dat den Tansjoursen vorst bij sijn aankomst te Tawaloer volgens den gebruyke door gecommitteerdens verwelkomt en gecomplimenteerd, mitsgaders met 't ordinaire geschenk ter waarde van ruym 300 pagoden begiftigt zijnde, dien vorst sig daarmede volkomen content gehouden en de onsen van sijne gunst versekert had, waardoor die ambassade sonder eenige rencontre was volbragt geworden. Daarenteegen hadden hier voorwaarts te meermalen gemelde prins Visiamarasoe weder een nieuwe pretensie ten lasten der gewesen Bimilipatnamse opperhoofden Van Velsen en Van Jever geformeert ter montand van 25.000 ropijen, die hij zeide voor derselver reekening verguastreerd te hebben voor het bouwen van een fort en 't aanregten van een munterij. 'tGeen egter door gemelde opperhoofd fort et ferme was genegeert en waarvan den uytslag is geweest dat hij, van gedagte pretensie niet willende afsien, had laten weeten dat die somme in mindering strekken konde van de bevoorens door de ged. bediendens aan hem geleende 40.000 ropia's, waarvan reets bij onse voorjarige materie is gewag gemaakt en dien conform gelaten zijn voor reekening en verantwoording van gemelde Van Velsen en Van Jever. Fol. 499v-500v. Jever, bevolen bij brief van 5 juni 1755 wegens ontoereikend gedrag bij het overvallen van Bimlipatam door de Maratha's, liep uit op geseling en brandmerking, zowel als 20 jaar verbanning. Voorts moeten zij de gelden terugbetalen tijdens de Maratha inval gelicht uit de kas te Bimlipatam van ƒ 256.651, de gefraudeerde 10.000 ropia bij de verstrekking aan Visia Ramarasu, de 22.000 ropia voldaan aan particuliere leveranciers en de uit de grote geldkas gelichte en naar Bengalen gezonden 3000 ropia, te zamen ƒ 48.000. Voor hun rekening is gelaten het grote tekort te Bimlipatam van ƒ 310.705, de pachting van prins Visia Ramarasu van Bimlipatam voor 99.870 ropia en het voorschot daarop van 40.000 pagoden, alsmede 25.000 ropia aan deze prins voor de vergunning tot het bouwen van een fort en het oprichten van een munterij en tenslotte 2270 ropia aan 12 zogenaamde Turkse krijgers. De veroordeelden dragen de kosten en worden in handen van justitie gesteld. Op hun schulden kunnen in mindering komen de ropia's die uit de as en puinhopen tevoorschijn komen, alsmede die door het nieuwe opperhoofd uit de put gehaald zijn, tot in totaal 39.000 stuks en ook de opbrengst van de verkoop van hun goederen, wat ze nog aan douceur tegoed hebben, wat is binnengekomen en nog binnenkomt op de schulden van de kooplieden en op de genoemde pacht. Aan Van Jever kan ƒ 6469 bij de weesmeesters uit de nalatenschap van zijn moeder in mindering komen. Verklaard is dat beide sinds 5 oktober 1755, ofwel sinds de aankomst van de nieuwe opperhoofden in Bimlipatam, geen gage ontvangen hebben. De beide veroordeelden zijn in beroep gegaan bij de Raad van Justitie te Batavia en zijn in de boeien geslagen met de Blijdorp daar aangekomen.) passato een verschil voorgevallen met den heer Engelsch gouverneur George Pegot te Madras over de occupatie door de bediendens te Portonovo van seker gebouw, of eygentlijk eenige stroohuysen, item een steene goedon of huysje in het dorp Ariavettij, onder het district van Triwendapourum en de Engelsche compagnie sorteerende. Dog men heeft dien heer aangetoond dat Sijn Edele daarin door de sijnen misleid is geworden, wijl 't een en ander reets voor 100 jaaren de Compagnie toegehoord en men nog in anno 1751, om reeden de Franschen daar eenig gewelt pleegden, aldaar een vlaggestok opgeregt en een corporaal met ses pions gesteld heeft, soodat, ofschoon die manschappen sedert sijn ingetrokken, die plaats nogtans onder de magt en besitting van de Compagnie gebleeven is. Des het niet meer dan billijk was dat onse bediendens daar niet gemolesteerd nog gevexeerd wierden, maar een gerusten zeet bleef behouden, waarop verders niet gevolgt is. Daarenteegen hadden de heeren Deenen te Tranquebare een gantsch onaangenaame visite van eenige Tansjourse volkeren gekreegen, gecauseert door haaren hoofdvisiadoor Peroemaalnaijker, die volgens erlangt berigt in stede van eenen Ramanaijker door den Tansjoursen vorst daartoe verkooren weesende, naardat eenigen tijd dien dienst selve had waargenomen een ander in sijn plaats had gesteld en zig na Tansjour begeeven had. Als wanneer voorsz. Ramanaijker op het dorp Anendamangelan onder Tranquebare gehorende gekomen, hetselve soowel als de daaromher leggende plaatsen geplunderd hadden, zoodat de Deenen, Omtrend de vreemde natiën is volgens der ministers brieff van den 10e augustus nadat zij voormelde Peroemaalnaijker vrugteloos hadden ontbooden, eenen Insappanaijker tot visiadoor hebben aangesteld. Dog waarop den eerstgemelde neevens eenige Tranjourders afgekomen zijnde, zig van de in de dorpen weidende koebeesten en ander hoornvee had meester gemaakt, en hierop door de Deenen het boovenwerk van een heidensche pagood afgebroken en er een batterij van gemaakt weesende, om hetgeene Peroemaalnaijker en de sijnen mogten onderneemen te beletten en af te keeren. Soo had den albeschik Manosiappa zijnen zoon met 1000 ruyters en 2500 voetknegten in drie parthijen verdeelt afgesonden na de conterijen die van de Deenen bezett waaren, waarvan een capitain met 40 man de aangekomene volkeren vier uuren gaans van haaren post verjaagt hebbende in het terugkeeren onder de Tansjourders geraakt en door dezelve omcingelt zijnde, daarteegens wel gestreeden, dog mits gebrek aan kruyt en loot zig genoodzaakt had gevonden na een groote pagoot te Tillialie te retireeren, alwaar se alle van 's vorsten volk souden sijn gemassacreert geworden. En waarna den Tansjourders selfs op het casteel Dansburg een attacque hadden gewaagt, dog door het canon van hetselve aan het deynsen geraakt weesende, hadden se egter deese en geene plaatsen belegert en het de Deenen benauwt genoeg gemaakt, als hebbende selfs onse ministers versogt om haare vijanden geen de minsten hulpe toe te bregen, 'tgeen men haar ook beloofd had. Zedert waaren se door de Franschen met volk bijgestaan, waardoor, en ook mits de komst van een schip uyt Europa, de Tansjourders voor het grootste gedeelte weder weggetrocken waaren. Fol. 502v-504v. (Het schip de Bevalligheid, dat door Nederland bestemd was om direct naar Bengalen te gaan, is door ons opgedragen na Kaap de Goede Hoop eerst Coromandel aan te doen om de aan boord zijnde militie daar aan land te zetten. Het schip is op 4 september 1756 te Nagapattinam aangekomen en heeft daar 86 militairen aan land gezet ter versterking van het garnizoen van die kust en is op 12 september naar zijn uiteindelijke bestemming Bengalen vertrokken. CEYLON Uit Ceylon werden ontvangen brieven van 25 augustus 1755, 24 januari, 26 februari, 19, 24 en 25 maart, en 19 april 1756. De besluiten naar aanleiding daarvan genomen, zijn bij de brieven van 15 mei, 24 juni, 23 augustus, 1, 3 en 30 september 1756 naar Ceylon doorgegeven. De goede verstandhouding met het Kandysche hof blijkt duidelijk uit de twee gezantschappen die het naar Colombo zond. De keizer en de edelen moeten in deze goede stemming gehouden worden en alles wat nadelig is voor de Compagnie dient vermeden te worden. Zo werden onredelijke eisen ten aanzien van de parelbanken in de kiem gesmoord en is daarvan niets meer vernomen.) Daarenteegen door de jongst te Colombo aangeweest zijnde gesanten ter gelegendheid van de afscheidsaudiëntie tot onse uytterste bevreemding aansoek heeft laaten doen, omme in den eliphantshandel te participeeren en, indien sulx niet kon werden g'accordeert, ten minsten vrijheid te hebben om één of twee kleine tonies met negotiegoederen van Putulang of elders te mogen versenden, nadat die vaartuygen alvoorens door onse gecommitteerdens souden wesen gevisenteerd. Over welk onverwagt en nietmin bedenkelijk onderwerp w' in onse bijeenkomst van den 27e julij gedelibereert en daarneevens in consideratie genomen sijnde dat, hoeseer men sig gevleit hadde, dat het hof op de bereids bevorens gedane nadrukkelijke remonstratiën met diergelijke ongefundeerde pretensiën nimmer soude opdagen, de uytkomste alegter 't contrarie heeft bevestigd, mogelijk in dat denkbeeld, of op dat fundament dat wij het spul, op de iterative instantiën moede werdende, eindelijk daarin soude consenteeren en dus voor 't hoff een deure openen, om ons bij continuatie met diergelijke pernitieuse versoeken te aborderen. Fol. 507r-v. nimmer zal worden ingewilligd. Aangezien het hof zelf nieuwigheden nooit zal toestaan, moet het zulke dingen niet van de Compagnie vragen. Wat met de olifantenhandel wordt verdiend, besteedt men voor een aanzienlijk deel ter wille van de koning. Daarbij ging zo pas de Elswoud ten onder, die in het vorige jaar boeddhistische priesters (Bevolen werd zo'n verzoek, mocht het herhaald worden, af te wijzen en duidelijk te maken dat het Dog daarenteegen hebben wij voor welgedaan aangesien dat de ministers ter believing Het Maduresche rijk fluctueert genoegsaam in sodanige troublen en beroertens als wij bij uit Siam transporteerde. Tevens is aan Kandysche en Siamse gezanten overtocht naar Siam gegeven en zijn de gezanten daar en ook in Colombo met alle egards ontvangen. Deze ontvangst, de soldijen van de opvarenden en de uitrusting waren duur, alsook de forten langs de kust en de garnizoenen om de koning te beschermen tegen vijandelijke aanvallen.) der gedagte ambassade, en insonderheid van den Candiasen dessave der Drie en Vier Corles, die men wil dat meer dan andere hofedelen tot conservatie der vriendschap tusschen veelmelte Sijn Majesteit en de Compagnie soude contribueeren, den gecondemneerden inlander Cicero uyt sijn bannissement hadden ontslagen en op vrije voeten gesteld. Fol. 509r. (Gouverneur Joan Gideon Loten mag de hem door de Kandysche vorst geschonken getande olifant en enig goudwerk houden in aanmerking genomen dat even waardevolle contrageschenken nodig zijn. Het vasthouden van schepen om Kandysche gezanten naar Siam te brengen, zoals de Akerendam te Colombo gedurende drie maanden, wordt afgekeurd en met overreding moet geprobeerd worden gezanten voortaan in februari of maart, jazelfs in april, direct naar Siam te laten gaan zonder Batavia aan te doen. Zo kan het vroeg zenden van een schip voorkomen worden en smokkel door de gezanten geweerd. Uit de resolutie van GG en Raden van 25 mei en 11 juni 1756 blijkt dat daarvan sprake is geweest.) onse voorjaarige advisen Uw Wel Edele Hoogagtb. reverentelijk hebben bedeelt, als hebbende onse ministers geen behoorlijke satisfactie kunnen bekomen op de gedaane doleantiën bij den Tirnevelhosen landregent over het stout en ten eenemaal onbetamelijk gedrag van den kregeligen Cattaponaik, wiens volk onse inlandsche bedientens (sekerlijk met sijn voorkennisse) vier deserteurs digt bij sijn fortje geattrapeerd, wederom ontweldigt en op Cailvelho aan Compagnies goede ingesetenen gepleegt hadden alderhande soorten van baldadigheeden. In soverre dat wij, uyt hoofde der sigtbaare noodsakelijkheid, als onvermijdelijk tot mainctiën van Compagnies agtbaarheid om dien oirt, hebben gearresteerd de ministers bij reïteratie te qualificeeren om 't aarde fortje van dien vrijheer bij d' eerste bequame gelegentheid onder de voet te halen, teneinde dien petulanten knaap voor den aanstaanden door een gevoelige correctie wat handelbaarder te maaken. Sijnde het ons daarenbooven nietmin bedenkelijk tevooren gekomen dat den evengeciteerde Tirnevelhosen landregent door een olabrief het Tutucorijnsche opperhoofd niet alleen had gecommuniceerd sijn voorneemen om den poellie theuver met desselfs aanhangers Mandemia en Nairgaan Kataka, die tot Walipotoir genadert zijnde veele hostiliteiten pleegden, ten eenemaal uyt te roeyen, maar dat hij sig ten dien einde tot Chitaroe bevond en ook versoek hadde gedaan om met buskruyt, koegels en vuursteenen ten emporte van 5000 ropia's te mogen werden gerieft, met verdere insinuatie dat, dewijl de Engelschen sig bereids bij hem hadden gevoegt en hem op alderley wijse assistentie verleende, de E. Compagnie dus den Armane bij so een gelegentheid behoorde bij te staan. Fol. 510r-511v. goedgekeurd, omdat concurrenten zich daar zouden kunnen indringen. Tevens is akkoord gegaan met het oordeel dat de dienaren te Tuticorin slordig waren opgetreden, alsof deze kwestie voor de Compagnie weinig om het lijf had.) Schoon het de Compagnie gants niet om 't even is of den oorlog door der Armane diep in 't land, dan wel langs de stranden teegens de heidensche vorsten en vrijheeren werde gevoert, dewijl haar belang tot veiligheid der stranden die haar regtmatig toekomen, absoluit medebrengt de laaste teegens alle vijandelijke attentaten te mainctineeren, van wat kant de agressie ook mogt werden gedaan. Fol. 512r. over de positie van de thevar van Poele en de uitgestrektheid van zijn land, zodat er beter besloten had kunnen worden of het beter was buiten de onrust te blijven, dan wel de thevar van Poele met wapenen te ondersteunen. Nu (Daarom hadden de dienaren te Tuticorin hun superieuren te Colombo veel meer informatie moeten geven (Gezien het besluit van de dienaren ter plaatse van 13 april 1756 is het afwijzen van dit verzoek (Het gedrag van de resident is goedgekeurd en de weigering van passen aan de thevar van Kotta moet is er onzekerheid over zijn positie en die van zijn aanhangers Mandemia en Narigaan Kataka, en over de legerplaatsen Walipotoir en Chitaroe. Daarvan is de dienaren een verwijt gemaakt en hun is bevolen duidelijker te zijn over de namen, landen, macht en toestand van de heidense vorsten, vrijheren en lagere landsgroten. Dan kan er naar bevind van zaken opgetreden worden en de neutraliteit gehandhaafd blijven, zolang de moslim regering diep in het land oorlog voert tegen de heidense vorsten en poligars. Dat is nu het geval, maar de landregent van Tirunelveli kan het met de Engelsen gaan munten op Compagnies stranden en establissementen. Dan kan niet stilgezeten worden en moet het dreigende geweld door een krachtige ondersteuning afgewend worden.) Den cattatheuwer, wandeld meede nog op 't selfde pad, na volgens het genoteerde bij onse eerbiedige van anno passato aan Uw Wel Edele Hoogagtb. gerigt, als admitteerende en favoriseerende sonder de minste bekommering alle sluykhandelaars in sijne havens, regulregt strijdig met het contract10 tusschen de Compagnie en hem gesloten, waarvan diversche staaltjes bij de voorsz. advijsen werden te berde gebragt en onder andere dat hij aan drie vaartuygen op de Mallabaar met peeper en areek geladen, niet alleen bescherming in sijne havens hadde verleent, maar ook, in weerwil der protestatiën van de Kilkaresche bediendens, die kieltjes had laaten ontlossen en onder alderhande frivole exceptiën gerefuseert de passen af te geeven. Waartegen onse ministers, conform onse intentie, sig hadden bediend van de wet der vergelding en gedagte residenten gelast, niet alleen teegen sulke bondbreuken telkens te protesteeren, maar ook voortaan geen de minste adjude te verleenen, nog aan den vorst of desselfs onderdanen, refuseerende als een gevolg van dien de gewone passen na Mallabaar. Soals sulx door den meermelde Kilkareschen resident, volgens de nadere advijsen der ministers, bereids letterlijk was g'observeert ontrend de twee versogte zeebrieven door zijnen landpagter Saminaden, ter sake desselfs vaartuygen waaren gedestineerd ter afhaal van gesneeden of gekookten areek van de Mallabaar. Fol. 513v-515v. voortgezet worden totdat hij de contracten stipt nakomt. Bovendien moeten passen tegen de bedoeling van GG en Raden in verleend, of van schepen met verboden goederen, niet gerespecteerd worden, opdat deze Maruase vorst zal bijdraaien. De dienaren van de koning van Travancore leverden voor het eerst te Kaap Comorijn 21.9811/2 lb peper die voortaan betaald moet worden met pagoden de 100 lb voor ƒ 25, ofwel het kandijl van 500 lb voor 261/4 nieuwe pagoden, zoals vastgelegd in het contract11 te Cochin gesloten.) Hebbende wijders voor welgedaan gehouden dat de Ceilonse ministers op het versoek der Mallabaarsche aan hoog gemelde Zijn Majesteid hadden afgegeeven 500 pees snaphaanen met 5000 stux vuursteenen, dan dewijl de Tutucorijnsche bediendens meinen dat er jaarlijks peper uyt het Trevancoorse rijk over den landweg in 't theuversche gebied soude werden aangebragt, dog voor het grootste gedeelte na de Bogt van Tondij of Tewipatnam en vervolgens vandaar langs de Cormandelse kust na vreemde comptoiren. Hebben wij voor den dienst van Uw Wel Edele Hoogagtb. in onse bijeenkomst van den 30e julij besloten omme de gouverneurs van Ceilon en Cormandel eens met den anderen te laten overleggen of er geen mogelijkheid soude resideeren, om een contract met die leverantiers aan te gaan omme alle hunne peeper voor een aanneemelijke prijs te accepteeren, hetsij ter Madureesche kust op een onser comptoiren, dan wel op Cormandel, soals de aanbrengers best soude convenieeren. 'tGeen dan mogelijk g'oordeelt werdende, sonder uytstel sal moeten werden betragt. Fol. 516r-v. (Het besluit van 14 en 18 augustus van het afgelopen jaar om de inlandse hoofden hun vordering voor geleverde areka uit te betalen is goedgekeurd, maar het is nodig er op toe te zien dat de gewone man zijn aandeel ontvangt. Ook kan wegens de vervallen staat van de inwoners van Jaffna en Mannar de verkoop van de Ponnerische gronden en de gebieden tegenover Mannar uitgesteld worden, opdat de gelden voor reeds verkochte gronden des te eerder binnenkomen. De dienaren in Jaffna waren daar zo traag mee dat er naar andere middelen om hen aan te zetten gezocht gaat worden. Op het achterstal voor verleden jaar verkochte landerijen van ƒ 10 Zie Corpus IV, 328-330. 11 Zie Corpus 6, 3-8. (De inzameling van textiel op de kust van Madurai was zeer slecht; er is maar voldaan Te meer nu de ministers de lijwaathandelaars bij een scherp mandaat hadden gedreigt dat 168.462 is slechts voor ƒ 21.801 ingelopen, zodat er nog ƒ 146.660 overblijft. Ook de maatregelen om de adigar van de sayedelvers te dwingen zijn schuld van 71431/2 lb saye contant te voldoen, en niet in natura met een opslag van 12 %, zijn goedgekeurd. Bij uitstel mag er tot directe afdoening worden overgegaan, omdat deze man voor zijn sayewortels een clandestiene uitweg zoekt, wat hem afgeleerd moet worden. De verkoop van landerijen te Jaffna in 1738 moet gehandhaafd blijven, ondanks dat de kooppenningen slechts gedeeltelijk voldaan zijn. Het zou te hard zijn wat betaald werd niet in aanmerking te nemen, zeker daar er bij de afloop van het vijfjarige termijn oogluikend op betaling is gewacht. De dienaren moeten een middenweg bewandelen, zoals vastgelegd in de resolutie van GG en Raden van 8 juni 1756,) ---, maar ook vooral om sorg te dragen dat de bediendens ter invordering niet door omkoping als aldersints eenig uytstel komen te verleenen. Want om ons zegul te hangen aan sulke of diergelijke ruïneuse expediënten om de kopers de landerijen somaar eensklaps af te nemen, sonder de minste restitutie van 'tgeen zij daarvoor hebben betaald, hebben wij, om 's lands goede ingesetenen niet te exponeeren aan hun totaal bederf, als ten uyttersten onredelijk gerejecteerd en de ministers daarbenevens gelast dat er voortaan maar vier ontfangers souden aangehouden en de overige werden afgedankt. Fol. 519r-v. 9731/2 balen, ofwel 8302/3 minder dan de vaderlandse eis, terwijl er op de eis voor Azië 414 pakken onvoldaan zijn. Aangezien het geldgebrek was opgeheven, is dit te wijten aan onoplettendheid en luiheid van de dienaren te Tuticorin. Als er geen verbetering komt, zullen ze zich de woede van GG en Raden op de hals halen.) so zij langer in gebreeken bleeven aan hunne verbintenisse te voldoen, de schuldige niet alleen uyt den handel geset, maar ook op een gevoelige wijse soude werden gecorrigeert. Welk drijgement wij verhoopen dat alzowel ten goeden sal opereren, als dat de ministers om reeden bij hun besluyt van den 5e junij anno passato breedvoerig g'allegueerd, de pagood als den minsten prijs om aan de kooplieden in betaling te werden verstrekt op 171/2 fanums hadden gesteld. Dog daarenteegen hadden wij ons geflatteert dat de Tutucorijnsche bediendens in observantie van hun pligt en schuldige gehoudenisse stiptelijk souden hebben g'optemporeert de haar so duydelijk voorgeschreven ordre bij onse voorjarige van den 30e september, behelsende om de bereekening van fanums in 't geheel af te schaffen, schoon de uytkomst het contrarie ten vollen heeft aangeweesen. Oversulx wij met reden moeten besluyten dat hun die bedriegelijke bereekening soseer ter herte gaat, dat het haar onmogelijk scheint daarvan te kunnen desisteeren. Als waaromme wij ten dage der besoigne de noodige maatregulen hebben beraamt om, was het mogelijk, dese so verderfvelijke siekte waaraan den lijwaathandel soveel geleegen legt, eens uyt den grond te geneesen. Dog om in desen met een gepaste ordre te procedeeren, hebben wij tot fundament van de volgende propositiën genomen 't gecommuniceerde door de Tutucorijnsche bedientens aan de Colombose ministers bij schrijvens van den 24e maart, behelsende ten principaalen dat sij onse voorjarige ordre om het accord in pagoden teegen ƒ 4,10,- of 90 stuyvers te sluyten, in stede van in fanums, en d' aanbesteeding bij corgies in plaats van stukken te doen, aan de gesamentlijke kooplieden hadden geproponeert, maar dat die menschen gerefuseert hadden die goude munt voor die waarde te accepteeren. Onder een nadere betuyging dat sij al in den voorleden jare hadden geklaagt over het groot verlies op den pagood en versogt dat die muntspetie haar voor 16 ½ fanums maar mogt werden aangereekent, te meer omdat de pagoden, schoon zij nog 141/2 fanums of ƒ 3,82/5 in 't land quamen te gelden, bij opluyking van den handel nogal meer stonden te daalen, onder betuyging dat de kooplieden absolut hadden geweigert een enkelde pagood hoger als 161/2 fanums te aceepteeren, sonder de minste versekering te willen geeven weegens de compleete voldoening der eysschen. Fol. 520r-521v. (Hieruit blijkt duidelijk dat de dienaren ter plekke de bevelen eigenzinnig hebben uitgelegd, want de aanbesteding in corges weerhield de kooplieden niet van een contract. Eerder zijn zij ervan afgehouden doordat de pagode onbegrijpelijker wijze op 90 stuivers is gesteld, waarvan in de brief van 30 september geenszins is gerept. De pagode moest op de marktprijs gewaardeerd worden. De dienaren van Tuticorin hadden moeten berekenen wat verleden jaar de textiel netto met of zonder verlies op de pagode in halve stuivers had gedaan. Als deze som dan in pagoden was uitgedrukt, hadden ze de kooplieden moeten vragen hoeveel pagode ze de corge wilden hebben, zodat ze konden bepalen of er enige winst op de textiel te behalen was en hoeveel de prijs met die van verleden jaar verschilde. Door loven en bieden was men dan tot een prijs in pagoden gekomen, in plaats van een vruchteloze berekening van de koers van de pagode in guldens of fanums. De dienaren is nadrukkelijk bevolen voortaan zo tewerk te gaan en de dienaren in Colombo vroegtijdig te informeren over de resultaten. Zo is een contract te sluiten zonder bedriegelijke fanumberekening. Nu is het verlies op een oneigenlijke rekening afgeschreven en was de textiel in feite duurder dan ze is berekend. Dit alles staat niet alleen duidelijk in de brief van GG en Raden van 24 augustus 1756, maar ook in de zes voorschriften ter voorkoming van verdere onregelmatigheden. Als dit en de bevelen in de brieven van 30 september 1755 en 30 juli 1756 niet nagekomen worden, zullen GG en Raden andere maatregelen nemen. Ook is opdracht gegeven van alle schepen die daar met rijst aankomen, de witte ruwe en blauwe textiel op te kopen, indien er enige winst op te maken is. Daartoe zijn een prijscourant en bevelen toegezonden om de vraag bekend te maken en handel in deze textiel door anderen te verbieden, terwijl particuliere aanvoer van Maduraische textiel verboden blijft; aanvoer van beschilderde en bonte kleden blijft zoals ze was. De dienaren zijn volgens opdracht van de Heren XVII gelast om guinees en calmcaries van 76 en 23 cobido's 1 en 13/4 cobido langer te laten maken. De prijs kan naar verhouding aangepast worden, maar veranderingen in formaat in de patriase eis mogen uitsluitend met toestemming van GG en Raden doorgevoerd worden, als het zoals in dit geval nadelig voor de verwerving is,) weefgetouwen, bij 't verlengen of verbreeden der kleden genecessiteert werden andere in plaatse op te regten, dat voor die menschen niet alleen selden mogelijk, maar ook door het aanmaken van nieuwe kammen veel tijd verspilt, gevolgelijk den insaam veel vertraagt, regulregt strijdende teegens Compagnies interest en de pligt der ministers, welkers continueele attentie in dese dagen onvermijdelijk dient verdubbeld om den kwijnende handel, voor wiens totale verval sij selfs vreesen, meer dan ooyt op te beuren en te brengen tot sijn vorige florisante staad. Fol. 525r. verantwoordingen van de opperhoofden Noël Anthon Lebek en Johannes Ferdinandus Crijtsman, en van de gezamenlijke dienaren daar, zijn ontvangen. Op basis hiervan is goedgevonden de verliezen van ƒ 142.097 op de verwisseling van pagoden en de fanummunterij op de winst- en verliesrekening van vorig jaar af te boeken met aftrek van ƒ 90.581 winst op verkocht goud en enige muntspecie. De dienaren moeten pro rato terugbetalen wat zij zich zonder toestemming aan 2 % premie op verkocht goud hebben toegeëigend in totaal ƒ 13.046, maar de soldijrekeningen mogen ontheven worden van de genoemde verliezen. Wel te berekenen zijn de minder berekende halve stuiver per rijksdaalder op de naar Nederland verzonden textiel belopende als gezegd ƒ 13.064. Conform het besluit van 14 juni 1756 moeten alle bedragen gecontroleerd worden en de dienaren moeten verantwoording afleggen en aantonen waar die halve stuiver in de specie is gebleven, zodat een goed beeld van deze verdachte handelingen wordt verkregen. Bovendien werd de pagode bij besluit van 10 augustus 1753 en het beraad over Ceylon van 2 september 1755 op 90 stuivers gesteld. Aan de Europese en inlandse dienaren te Manapar en Kaap Comorijn is ƒ 4,8,142/9, en te Kilakkarai op ƒ 3,13,93/5 voor kostgeld en gage toegerekend. Deze verlaging is nadelig en daarom is het besluit te Ceylon van 13 april 1756 om de pagode aan de dienaren te Ponnekail voor kostgeld en soldij op ƒ 3,12,- te stellen afgekeurd en bevolen ze in alle gevallen op ƒ 4,10,- te waarderen met een verhoging voor uitsluitend mindere dienaren bij het duurder worden van levensmiddelen, maar in geen geval minder. Slechts zo is een zuivere koopmansrekening mogelijk. De verpachting van de duikerij van kinkhoorns op de kust van Madurai heeft slechts ƒ 28.920 opgebracht, wat ƒ 13.080 minder is dan de ƒ 42.000 van 1754. Daarom is in de vergadering van 14 juni 1756 besloten op proef in 1757 de duikerij zelf te exploiteren en de kinkhoorns naar Bengalen te verschepen. In de vergadering van 30 juni is vastgesteld dat de Compagnie zelf in het vorige jaar 115.816 stuk eerste, tweede en derde soort, en 34.529 stuk ---, overmits de wevers, wier gantsche vermogen doorgaans bestaad in hunne (In de brieven is gezien dat de dienaren te Tuticorin gedebiteerd zijn voor ƒ 189.477 en dat de Gelijk wij met betrekking tot den considerabelen agterstal der Pringalijsche jagers ten ---omdat wij deese of diergelijke maatregulen considereeren als de bequaamste en vierde soort had verzameld t.w.v. ƒ 14.304, wat ƒ 27.384 minder is dan de verpachting in 1754. Alle proefnemingen hebben nog niet uitgewezen wat voordeliger is. Daarom is een besluit hierover aan Ceylon overgelaten, maar bij uitvoer naar Bengalen moet de prijs bij afzet ter plaatse in rekening gebracht worden. Omdat ze de laatste maal ƒ 18.000 of ƒ 720 meer dan verleden jaar heeft opgebracht, moet de verpachting van de duikerij langs de Mannarse en Kalpitiyase stranden worden voortgezet. De inzameling van de grote en kleine kaneelogst bracht de aanzienlijke partij van 8125 balen, ofwel 40 balen meer dan het vorige jaar, op. Hopelijk zal door de ijver en aansporing van de dienaren nog eens de nodige 10.000 balen voor Nederland en 1000 voor Azië verworven worden. De verhoging van de prijs voor een pak guni van de eerste soort tot ƒ 2,182/7 en van de tweede soort tot ƒ 2,112/7 is onvermijdelijk, omdat het nodig is als pakmateriaal en de kooplieden het niet voor minder wilden verkopen. Er mag echter om de guni weer op de vroegere prijs te brengen niet meer gekocht worden dan voor verpakking van de kaneel nodig is. De verwerving van Singalese peper is toegenomen tot 94.060 lb eind april, wat hoop geeft dat het tot een belangrijk product zal worden, wanneer er wordt toegezien op goede behandeling, snelle betaling en vervoer.) getalle van 771/2 beesten voor 381/2 jaren, bij resumptie van het dierweegens door de ministers genomen besluyten sub 19 augustus anno passato als seer aanneemelijk hebben geconsidereert de redenen die de ministers avanceeren ter ontheffing van dien considerablen debet, ter sake van de invoering eener generale elephantsjagt, in een daartoe expres gemaakte coraal. Waarbij die menschen mede g'assisteert, en dus geen gelegendheid meer gehad hebben om aan elephanten te geraken, buyten en behalven dat sij sedert het afschaffen der jagten langs de boord der Wannij van de landen die deese jagers tot hun onderhoud vrij besaten, de gewone geregtigheeden sijn subject gebleeven. Als hetwelke door ons rijpelijk overwoogen en daarneevens gelet sijnde op de essentiëliteit der g'allegueerde motiven, hebben wij in de afschrijving van een gedeelte dier agterstallen gecondescendeert, te weten 'tsedert den jare 1741, of de interdictie van de bevoorens gewone jagt in kuylen of stricken, onder deese mits en absolute begeerte dat de rest door de gedagte jagers sonder eenig verder dilay sal moeten werden opgebragt, dan wel in contant voldaan. Fol. 530r-v. aangewezen, namelijk de Slot van Kapelle, de Giessenburg, de Drie Papegaaien en de Hof d' Uno. In de vergadering van 10 juni is besloten dat Ceylon een vijfde schip mag uitrusten, indien de restanten van verleden jaar dat noodzakelijk maken, maar bij gebrek aan scheepsruimte verdiend niet zoals verleden jaar de kaneel, maar textiel de voorkeur. Naar Ceylon is aan goederen, uitrusting en provisiebehoeften ƒ 256.886 gezonden en van daar is ontvangen ƒ 53.515. De gezagvoerders van de Oostkapelle zijn zeer juist veroordeeld tot een boete van 6 maanden gage wegens het niet navolgen van de zeilorders,) efficasieuste middelen om de zeeofficieren oplettender te maaken in hun aanvertrouwden dienst, van wiens precise en trouwe behertiging veeltijds dependeerende is de welvaart van soveele zielen en de behoudenis van Compagnies dierbaare scheepen en kostelijke ladingen. In welken opsigte misschien ook wel eenigermaten reprochabel sullen bevonden werden de overheeden van het ontrend 8 mijlen besuyden Batticalo gestrande schip Elswout, waarbij de maatschappije behalven kiel en goed nog seven man heeft verloren, dat in dese slegte tijden wel anders te wenschen was, schoon wij niet twijffelen of de ministers sullen sig wegens de oorsaken van dit droevig ongeluk wel ten scherpsten doen informeeren, of het bij pligtversuym, dan wel of die ongelukkige dit fatale geval onvermijdelijk is te beurt gevallen. Fol. 531v-532r. (De jaarlijkse eis is duister en onordelijk. Er is niet anders uit te halen dan dat er eind augustus 1755 14 ton schats was, met de sedert ontvangen dukaten en duiten genoeg voor de handel. Wellicht was er enig gebrek aan contant, doordat er eind februari 1756 geen verslag hierover is gedaan. Daarom is in de vergadering van 30 juni 1756 toestemming gegeven om assistentie te vragen van de dienaren te Coromandel, of desnoods van particulieren te lenen tegen de laagste rente. Bij een opneming of verslag over de grote en kleine kas moet de specie (In de vergadering van 20 april 1756, dus vroegtijdig om de dienaren te gerieven, zijn vier retourschepen En dewijl Uw Wel Edele Hoogagtb. ons bij derselver hoog gevenereerde letteren van den en haar boekprijs vermeld worden. Van de benodigheden moet wat uit Nederland komt direct van daar gevraagd worden en wat te Batavia wordt geleverd of daarheen gebracht, van daar ter plaatse. Dierlijke vetten en boter moeten van Kaap de Goede Hoop gevraagd worden, omdat ze daar goedkoper zijn dan te Bengalen, en katjang, was en kaarsen van Batavia, maar wasdoek van Coromandel. In de kerkelijke zaken is het beroep van predikant Johannes Jacobus Meijer, met de Rozenburg daar aangekomen, goedgekeurd en hebben de dienaren te Ceylon, conform de order van de Heren XVII, hem aangesteld als lector philologia sacra bij het seminarium; hem is jaarlijks een vat bier, een last rijst, 45 kannen Franse wijn en 50 lb Friese boter toegekend. Het verzoek van de predikanten om enige rijst is ingewilligd, terwijl predikant Philip de Mello te Jaffna op zijn verzoek volgens het reglement in gage is verhoogd. De rsd 676,581/2 lichte stuivers die Bartholomeus Martheze 34 jaar geleden als beschadigde borg van de onbekende erfgenamen van de vrijburger Noethe met veroordeling tot betaling van de onkosten in Compagnies kas had moeten storten, zijn, omdat die erfgenamen tot op heden niet zijn komen opdagen, aan zijn zonen Hendrik Levin Martheze en Nicolaas Bernardus Martheze gerestitueerd. De aangewezen commandeur van Malabar Casparus de Jong mag zijn landerijen verkopen onder de voorwaarden waaronder ze hem werden toegestaan, nl. ze met peper te beplanten; bij verwaarlozing zullen ze weer in handen van de Compagnie overgaan.) 13e october anno preterito hebben gelieven te gelasten om den cours der silvere muntspetiën à costij wederom te stellen op den voorigen voet, te weten de ducaton op 13 schellingen, de Souratse ropia teegens 30 stuyvers, de nieuwe schelling tot 71/2 stuyvers, de dubbelde stuyvers voor 21/2, en de duyt teegens 1/4, soo hebben w' ten dage der besoigne, om reeden bij onse resolutie van den 3e september g'allegueert, goedgevonden de ministers nog deesen jaare daarvan te verwittigen, tot narigt en observantie, sooals sulx ook effect heeft gesorteerd bij onse laaste na dat gouvernement afgevaardigde van ult. september. Dog om egter pagoden tot den lijwaathandel bijeen te krijgen, hebben w' de ministers al teffens gerecommandeert dat den eliphantshandel, de Jaffanapatnamse inkomsten, de chancosverkoping en des mogelijk den arreek en Kilkarreschen handel voor pagoden sal moeten werden gedreven, en de daarvoor inkomende bij de cassaboeken apart te laten verantwoorden. Fol. 534v-535r. augustus 1756 is besloten om te Colombo of Galle ten minste één pak van iedere sortering Tuticorinse textiel te inspecteren en prijzen, en de ondeugdzame voor Nederland in Ceylon te houden, dan wel naar Batavia te zenden. Voor het overige wordt verwezen naar de brieven uit Ceylon van 11 november 1755 en 24 januari 1756. Onder de dienaren vonden de volgende veranderingen plaats.) Een begin makende met den opperkoopman Lebeck wiens aanstotelijke en irreverent gedrag tegens sijn wettigen gebieder den heer Loten begaan, ons haast soude genecessiteerd hebben tot het appliceeren van een correctie overeenkomende met sijn sotte eygenwaan en genoegsaam onvergeefvelijke disobediëntie. Dog de hoop op sijne beterschap heeft ons voor ditmaal overgehaalt dat w' uyt een singuliere inschikkelijkheid, maar tot sijn ontslag uyt de hoofdadministratie en stilstand van gage hebben geprocedeert, en verplaast na Malacca om wat nader onder ons oog te sijn, onder desen verstande dat sijn gagie niet eerder sal cours nemen voor de hoofdadministratie ten gemelte gouvernemente aan hem Lebeck sal weesen overgetransporteerd. Fol. 536r-v. (Goedgekeurd zijn de volgende mutaties: de aanstelling van eerste pakhuismeester Abraham Samlandt tot hoofdadministrateur onder bevordering tot opperkoopman, in wiens plaats de tweede pakhuismeester Johannes Blaauwsteyn is benoemd onder bevordering tot koopman, en als tweede pakhuismeester en winkelier zijn bevestigd de onderkooplieden Lucas Arends Schokman en Albert Homoet; de dispensier Christiaan Drijhaupt wisselde zijn aanstelling met winkelier Philippus Mattheus Trekels en in plaats van de naar Quilon verplaatste koopman Marcellus Bles, is onderkoopman Justinus Rutgard Kriekenbeek aangesteld als secretaris van politie onder de daarbij horende rang van koopman; de werkeloze onderkoopman Johannes Toussaint is in zijn plaats benoemd (Met de assignaties op Europa wordt gehandeld als eerder bevolen, maar in de vergadering van 31 tot eerste gezworen klerk; in plaats van de afgeleefde Arend Jansz. Schokman is onder bevordering tot koopman Jan Arend Noé tot president van de tuinbeschrijving benoemd; in plaats van de op zijn verzoek ontslagen Johannes Erfson is tot administrateur te Trincomale benoemd Adriaan Moens gezworen klerk op de secretarie te Colombo onder bevordering tot onderkoopman; koopman en negotieboekhouder Jan Scharken is tot administrateur te Galle benoemd en de onderkoopman en opzichter van de Mahabadde Henricus Leembrugge tot opperhoofd van Kalpitiya, terwijl boekhouder en gecommitteerde bij de areka Jan van der Weerd onder bevordering tot onderkoopman als vervanger van de laatste is aangesteld; Barend Kriekenbeek en de apotheker Jan Philip Stork zijn tot onderkoopman bevorderd. Hoewel al twee jaar geleden een stel voorbeelden zijn toegezonden, zijn de jongst ontvangen negotieboeken toch weer in de oude trant ingericht. Daarom is Godfried Kretschmar, onderkoopman en eerste suppoost werkzaam op de generale directie te Batavia, tot koopman en negotieboekhouder benoemd, terwijl zijn voorganger Huijbert Hogerwaard ander werk moet krijgen. Tevens is goedgekeurd dat de werkeloze onderkoopman Cornelis Ens tot tweede visitateur is aangesteld en de sergeant Jan Hendrik Blankenburg tot extra luitenant; dat de vaandrigs Adam Felix Bisschop en Jan Harman Schreuder tot luitenant zijn bevorderd; dat de luitenant dessave te Mature Anthonij Diderig, van wie de dienst wegens onnodigheid is ingetrokken, tot koopman is bevorderd; dat kapitein Gerard Adolph graaf van Efferen en vaandrig en hoofd te Caliture Christiaan Jan Pruyts verlossing naar Nederland is verleend en dat ter vervanging van de eerste de luitenant Jacobus Bouer tot kapitein is bevorderd. De onder-luitenant van de Colombose cavalerie Jan Cornelis van Ossenberg is naar Batavia opgeroepen, terwijl de onderkooplieden Michiel Hemme, Jacob Gerard Overbeek en Willem Jacob de Graaf, de gezworen klerk Johan Scholts met de assistenten en provisioneel assistenten Johannes de Cauw, Willem van de Mast Limbergen, Frans Georg en Philip Braunwalt en 285 inlandse krijgers naar Ceylon zijn gezonden. Wegens de verlossing naar Nederland van de Malabarse commandeur Frederik Cunes en pakhuismeester Gijsbert Jan Feith onder borgtocht van respectievelijk rsd 20.000 en rsd 4000, is de commandeur van Galle Casparus de Jong tot commandeur van Malabar aangesteld, die vervangen zal worden door de dessave te Jaffna Ras Maquet, die op zijn beurt met bevordering tot opperkoopman opgevolgd wordt door de administrateur Anthony Mooyaart. Deze wordt opgevolgd onder bevordering tot koopman door de fiscaal Philippus van der Spar, terwijl voor fiscaal reeds naar Ceylon vertrokken is onderkoopman Bernandus Brouwer. Hoewel militairen en personen met een ander beroep onder geen beding naar een politieke functie mogen overgeplaatst worden, is bij uitzondering wegens bijzondere dienstvervulling de kapitein en dessave te Mature Jan Bauert bevorderd tot opperkoopman met ƒ 80.) MALABAR Men heeft berigt van daar ten opsigte des oorlogs die tusschen Ragia Trevancoor en de princen van Tek en Berkenkoer, anno passato voortsleurde, met eenige scheinbaare hoope voor de laastgenoemde dien kans verkeerd te zijn, en den eerstgemelde sedert zodanige progressen had weeten te maken dat die twee manmoedige dog rampspoedige vorsten, ontblood van allen onderstand, door verloop van volk en mits de schandelijke verlaatinge hunner geallieerdens, diverse vastigheeden hebbende verlooren, finaal uyt het veld geslaagen, als ballingen hier en daar swerven en sig ophouden moeten in de bovenlanden, op bijna ontoegangelijke plaatsen tevergeefs heromsiende om hulpe. Waarna den Trevancoor, geene teegenkantingen meer ontmoetende, met zijne magt seer diep in 't Cochimse rijk doorgedrongen was tot aan Castella, op 2 meylen na aan de stad, capteerende daartoe occasie door de verfoeyelijke sorgeloos en lafhertigheid dies konings, die sig in 't minste niet had gekreund dien indrang te weeren, maar inteegendeel gants berispelijk gedraagd sonder iets in 't werk te stellen tot nut van zijn land, eenlijk den melancolijken toestand zijner saaken telkens recanteerende bij de ministers, welke dus genoodsaakt zijn geweest den overwinnaar bij weegen van versoek te limiteeren, binnen die paalen geene hostiliteyten te laaten pleegen aan de ingezetenen, als sorteerende onder 's Compagnies protectie, schoon 't toegestaan is dat de overheerde onderdaanen na het regt des oorlogs aan hem behoorlijke geregtigheeden opbragten. Onderwijlen zoude den tambaan, inderdaad met zijn Cochimse Hoogheid gereconcilieerd en werkelijk bezig zijn den Trevancoorse vorst, die zo lange als zijnen voorstander, of ten minsten op dat pretext, heeft g'ageerd te beweegen 't Cochimse rijk te ruymen. Hoewel die versoening niet dan al te laat uytgewrocht is te taxeeren, en bijgevolge het nu seer beswaarlijk valt te gelooven dat zulx iets ten goeden kan 't Rijk van Mangattij was niet alleen van buyten in dat gevreesd gevaar voor Trevancoors coöpereeren, of dien hoogmoedigen en nietmin heersugtigen conquerant, alleen om den tambaan te believen, van zijne gemaakte conquesten, meest aller zuydelijke Cochimse landen, en verscheide aldaar opgeworpene paggers tot verseekeringen zijner possessie, zoo gemackelijk afstappen zal ten eynde 't een en ander met desselfs vriendschap weeder te geeven aan den koning van Cochim, daar hij bereets den paljetter en codacherij caymaal, twee der voornaamste princen des rijks, eerst krijgsgevangene en daarna voor een aansienlijk montand van 32.000 ropia's laatende randsoeneeren, sig tributair heeft gemaakt, en zo men segt alverder prepareerd na de noord te rucken, waardoor de vorsten van Paroe, Mangattij, Cranganoor en andere landregenten haar in de uyterste verlegendheid vinden. Fol. 540r-541v. (De dienaren te Malabar worden geprezen dat ze met alle middelen het totale verval van het Cochinse rijk probeerden te voorkomen en Travancore buiten dat rijk te houden, maar overeenkomstig het jongste contract moet tevens de vriendschap met Travancore in stand gehouden worden. Minnelijk optreden en overreding moet de koning bewegen het contract na te komen, waartoe de verstrekking van ammunitie, 300 geweren, 3000 stuks vuurstenen en 50 vaatjes buskruit zeker zal bijdragen. Volgens het bestuur blijkt uit zijn vriendelijk gedrag en uit de peperleverantie dat het afstaan van 100 kandijl poedersuiker voor de prijs van verleden jaar van 52 ropia het kandijl of ƒ 78 de 100 lb zijn uitwerking op de koning niet gemist heeft.) overmagt, maar ook van binnen alsoo erg gesteld door tweespalt tusschen den koning en den kroonprins, mits de fijtelijkheeden die zij teegens den anderen pleegen, waarin de koning van Cochin sig had gewickeld met aan dien prins eenige hulpe toe te schicken. Onaangesien men daarmeede niet heeft willen bemoeyen en dit ook volkomen onse approbatie heeft gevonden, wijl de minste beslommeringe met de inlandse vorsten nu notoir verre het beste is. Maar volgens nadere communicatie zouden de ministers op de klagte van dien koning en de geheele gemeente van Mangattij, en derselver herhaalde nadruckelijke instantiën om 's Compagnies protectie teegens gedagte kroonprins, die zo uytspoorig dien wettigen vorst in zijn paleys genoegsaam als beslooten houd, zulx niet 't eenemaal mogende declineeren, den kroonprins, om dat rijkje niet langer te verontrusten, maar dies koning meer ontzag toe te draagen, in ernstige termen gerecommandeerd, mitsgaders den Cochimse koning aangeraden hebben zijn volk thuys te roepen, en in plaatse van met andere affaires te brouilleeren in een tijd dat zijn staad en rijk na haaren geheelen ondergang hellen, liever voor zijne eyge saaken te sorgen, gelijk het behoord. Te meer de onderhandelinge zijnentweegen aangevangen tot accomodement en accoord met den Trevancoor, selfs op eenige voor hem harde conditiën, te beoogen bij haaren apparten brief van 26 junij deses jaars, door het slegt beleyd zijner tot die conventie afgesondene gezanten gantschelijk teniet is geloopen. Invoegen dat den laastgemelde vorst verders na geen propositiën luysteren wil en nu besig is zijne conquesten te versterken, de veroverde landen onder verscheide hoofde te verdeelen, en aldaar andere wetten en reglementen in te voeren. hunne genegentheid gaaven genoegen, teffens door de voldoeninge der contracten, en sulx wierd van 's Compagnies zijde ook na behooren beantwoord door reciproque betooninge van vriendschap. Maar men dugt dat den onmin tusschen beide gereesen over drie goude beelden, door het volk van den laastgemelde uyt een pagood of tempel booven Barsseloor geroofd, welke den eerstgemelde wil wederom hebben, eerlange uytbarsten zal tot openbaare vijandschap, zo Adij Ragia het blijft weigeren. Ongeagt den raad der ministers, die Colastrijs pretentie billijk vindende, hem tot de restitutie en ter vermijdinge eener nadeelige verwijderinge vriendelijk vermaand hebben. Ondertusschen zullen Uw Edele Hoogagtb. zijne onderneminge op het rijk van Canara en verhandelinge met de Angreanen, zo om eene onverhinderden vaart voor zijne onderdanen te hebben, als ter verlossinge onser bij die rovers gevangene manschappen, omstandig beschreeven vinden bij hunne aparte brieven van 19 julij, 31 october anno passato en 9 februarij deses jaars. Fol. 542r-544r. Den prins regent van Collastrij en den moorsen regent Adij Ragia, continueerende in Dog sedert heeft men bij der ministers deeser dagen ontfangene laaste schrijvens, (Hoewel het een zeer vijandelijke daad was, heeft men besloten om de inbeslagneming van drie scheepjes van vissers wonende in Compagnies gebied onder Chettuvay, door de rover Cotta Marcaar nu over zijn kant te laten gaan en het hem bij gelegenheid betaald te zetten, terwijl de dienaren naar bevind van zaken mogen handelen ten aanzien van zijn pretenties tegenover deze vissers. Hoewel de zamorin zijn kwade gezindheid blijft tonen, de contracten niet nakomt en het rijkje Arangola overmeesterd zou hebben, liet hij Compagnies beschermeling de Pazhancheri Nayar, de post Paracaroo en het land van Chettuvay met rust. Zijn dienaren dwingen van Compagnies scheepjes op de Ponnani rivier niet alleen ankergeld af, maar beletten het vervoer van koehuiden, hoewel de onlangs ingestelde tol van 11/2 gouden fanum de twintig betaald wordt. De joodse koopman Ezechiël Rabbi wordt ingeschakeld om de voor verpakking van de Ceylonse kaneel nodige koehuiden te Cochin binnen te krijgen. Het is beter gering onrecht te dragen dan tot uitersten met kwade gevolgen over te gaan, waaronder als represaille het verdubbelen van de tol op zamorinse vaartuigen te Cochin valt, waarmee voortgegaan kan worden totdat de dienaren van de zamorin hun aanspraken laten varen. Daarom moet de middenweg bewandeld worden, omdat de uitslag van wapengeweld onzeker is maar de kosten niet.) gedateert 4 september, berigt erlangd dat de samorijnse troupen niet alleen in de landen van Paijencherij Neiro gevallen waaren en allerhande hostiliteiten bedreeven, mitsgaders hem gedwongen hadden de geregtigheid van twee jaaren en daarenboven nog swaare boetens te betaalen aan dien vorst, maar ook dat zij dieper doordringende 's Compagnies conquest Paponettij geïnvadeerd, aldaar also baldadig huyshoudende, de boom en aardvrugten gedestrueerd en de nelij der verpagte landen van de Compagnie met arrest beslagen, mitsgaders de besettelingen van Pollicarro genoodsaakt hebben dat postje te verlaaten en de wijk te neemen na het fort Chettua. Voorts dat op die indrang en gepleegde feytelijkheeden, daardoor ten vollen komende te blijken dat den sammorijn, het masquer van zijne zoolange gehoudene ingetoogendheid afleggende, dus openbaar de vijandelijke actens van de zijne authoriseerd. Mits dien eenige militairen derwaarts afschickende tot resistentie van dat geweld, zodanige mesures genoomen waaren als omstandig bij dien brief vermeld staan, waarop wij nader het nodige sullen besluyten. Fol. 545v-546r. (Omdat de signatty van Quilon haar panden niet aflost, kunnen ze verkocht worden. Nu Mar Thomé en de Syrische aartsbisschop Basilius zich verzoenden, is hun schuld van ƒ 4800 afgelost, evenals die van Alangadu. Van het veroverde Paponetty zijn de rechten van ƒ 1887 en 21.168 parra rijst geïnd en de braakliggende gronden werden bestemd om aan ijverige bewoners ter bebouwing te geven. Schulden van pachters moeten geïnd worden, alsmede vier last rijst als recht van de Velosenadu Nambiyar en 1526 gouden fanums en 26763/4 parra rijst als opbrengst afgestaan door de Pazhancheri Nayar. De inkomsten van Compagnies gronden en Paponetty bedroegen in 1754/55 ƒ 32.122 en van de domeinen ƒ 39.312 of ƒ 804 minder dan het vorige jaar; de tienjarige verpachting van de zoutpannen bracht ƒ 11.066 of ƒ 145 minder dan in 1745 op. De inkomsten in 1754/55 waren ƒ 245.125, of ƒ 125.679 minder, de lasten ƒ 443.883, of ƒ 18.765 meer dan in 1753/54, zodat het tekort ƒ 198.758 is, of ƒ 144.445 meer dan dat jaar. De mindere inkomsten zijn veroorzaakt door de slechte afzet in 1754/55, doorlopende tot februari 1756, uitgebreider toegelicht in de brieven direct over Ceylon verzonden. Wellicht dat toestemming om de prijs van poedersuiker zonodig te verlagen, de afzet bevordert. Met de Amerongen zijn goederen t.w.v. ƒ 266.585 verzonden en is van daar in 1755/56 ontvangen ƒ 255.618. Verzocht is de hogere uitgaven aan soldij en koelielonen, benodigdheden te Cannanur, de barrièremuur en de kruitkelder te verantwoorden en in het algemeen de uitgaven te beperken en de inkomsten te vergroten. Aan reparatie, timmerwerk en geschenken t.w.v. ƒ 489 inkoopsprijs is ƒ 115 minder gespendeerd, maar van de gevraagde anderhalf ton goud is de helft gezonden, terwijl het overige uit Nederland zal komen.) dus lb 593.0781/4 meerder als 't voorgepasseerde jaar, nietteegenstaande eensdeels de Sijriaanse christenen, Coenje Aijpa en Aijpora Mapules, weder niets hebben gecontribueerd, mits de overheersing van 't Berkenkoerse rijk, waaruyt zij bevoorens den peper haalden, en anderdeels met de leverantiën vanweegen den Trevancoor in den beginne al vrij wat schoorvoetende had Den insaam van Mallabaarse peper had anno passato 1.928.5961/4 lb beloopen, (Maar Travancore toont zich nu wat ijveriger, levert peper en belooft de contracten te voldoen, waarop de toegegaan, alwaarom men ook wel heeft konnen gelooven dat hij meer als 1000 candijlen peeper aan de Engelsche sal hebben laaten furneeren door slinkse en bedekte weegen, te meer die natie en andere rijkelijk peper in China hebben aangebragt gehad. Fol. 549r. dienaren goede hoop hebben. De in Cochin gebrachte brief van de Portugese onderkoning in Goa aan de gezant van Portugal in Nederland Ambrosio Pereira de Berredo is reeds in april 1756 met de Batavier verzonden. Men moet tegen de Fransen op zijn hoede zijn.) Maar van de Deenen zoude een schip tot Colletje g'arriveerd zijn en na ontlossing van suyker, lood en thin voor den Trevancoor, 100 candijlen peeper gekreegen hebben, dog Zijn Hoogheid houd sig als niets daarvan wetende. Ook hadden zij nieuwen instantiën gedaan om haar op Eddewaga, leggende tusschen Coylans Paroe en Ansjenga, te mogen nederzetten, 'tgeen door dien vorst afgeslagen was. Nogtans hielden sig 3 à 4 te Colletje op, na alle apparentie om 't een of ander bij den Trevancoor te besolliciteeren, waarvan 't oogmerk nog onbekend is. En nopens het pretense regt der Engelse te Ansjenga aangaande de passen vermeld bij onsen voorjarigen advijsen, wierd op de klagte der ministers daarover aan de regeering van Bombhay gedaan, antwoord verwagt. Fol. 550r-v. aangezuiverd, deels stelden zich borgen, wat aanvaard is wegens zijn gezondheid; hij krijgt geen werk meer. De bepalingen en besluiten naar aanleiding van de reactie van het Malabarse bestuur in zijn brief van 26 juni 1756 op de memorie van menage van de gouverneur-generaal van 1 mei 1753, zijn vervat in de brief naar Malabar van 31 oktober. Op hun verzoek zijn commandeur Frederik Cunes wegens voortdurende ziekte en onderkoopman en pakhuismeester Gijsbert Jan Feith wegens zijn bezwaarlijke familie eervol ontslagen en mogen ze, mits dubbele borgtocht stellende, via Ceylon repatriëren. Casparus de Jong, commandeur te Galle, wordt de nieuwe commandeur en onderkoopman Jacob Calcoen pakhuismeester, terwijl ondertolk Simon van Tongeren, die de overleden oppertolk en vertaler vervangt, tot onderkoopman is bevorderd. Verder wordt verwezen naar de antwoorden in margine uit Malabar op het extract uit de brief van de Heren XVII van 10 oktober 1754, en naar de Malabarse brieven van 19 juli en 31 oktober 1755, van 6 en 9 februari, 27 maart, 7 april, 14 mei, 26 en 28 juni en 4 september 1756, alsmede naar de brieven naar Malabar in het Batavia's uitgaande briefboek van 13 april, 30 juni, 24 augustus, 30 september en 31 oktober 1756.) SURAT (Hopelijk is dit de laatste keer dat er over de rover Kanhoji Angria geschreven moet worden.) Nademaal dezelve, door de Engelsche en Bassijnders gedreygt van g'attacqueert te worden, gemagtigdens naar onse directeur op Souratta gesonden en door hem het eyland Dewger, leggende op de Mallabaarse cust vier mijlen van zijn hoofdplaats Geria gelegen, aan d' E. Compagnie in vollen eygendom g'offereert heeft onder conditie dat de Compagnie hen daarenteegen zoude beschermen teegens den aanval sijner vijanden. als dat hij, zodra de toen nog resteerende gevangene aldaar met de barcq Jaccatra g'arriveert soude weesen, aan haar dierweegen zoude bescheid geeven en intusschen daarover na deeze hoofdplaats schrijven, mitsgaders hij de swarigheeden te kennen geeft die in d' acceptatie van deese offerte ten opsigte van den Bassijnder voor d' E. Compagnie soude resideeren. Alsmeede, omdat, voor de rescriptie op deeze periode ons gebleeken is dat d' Engelschen en Bassijnders voormeld haar desseyn ten effecte gebragt en door de eerste de gantsche zeemagt van den Angria vernielt, de hoofdplaats Geria ingenomen en een considerable schat, bestaande volgens opgave in meer als 2.000.000 ropia's aan contanten, vierhondert ponden ongemunt silver en over de 200.000 ropia's aan mineralen, aldaar buyt gemaakt en buytendien nog een grote meenigte lijwaten en andere goederen van daar weggesleept hebben. Terwijl teffens de Engelsche, teegens de gemaakte condities en accoorden met de Bassijnders, alles in possessie hielden 'tgeen sij (De tekorten van de consumptieboekhouder te Chettuvay Jan Fredrik Greij zijn deels door hem Ofschoon nu den directeur op deese presentatie aan haar niets anders g'antwoord had, (Omdat Kanhoji Angria nu niets meer bezit, werd zijn aanbod met het argument dat de Compagnie op Terwijl wij onder beschouwing van 't gewoonlijke lott dog naare uyteinde van deesen Een nieuwe blijk dat deese, onder alle Europische naties ons 't meeste nadeel in de hadden, en waardoor den Bassijnder dol en raasend geworden sijnde, toen daarop uyt was om hun deese gespeelde tour betaald te setten. Fol. 552r-553r. de Malabar kust al genoeg bezit, afgewezen.) berugten zeeschuymer, U Wel Edele Grootagtb. meedebedeelen moeten dat om sulks ter uytvoer te brengen den vorst Nanna of Bassijnder, daartoe met de Engelschen geconjungeerd sijnde, aan dezelve heeft belooven moeten op hunne expresse begeerte, eer en alvoorens sij tot d' assistentie van hem teegens ged. Angria hebben willen resolveeren, aan d' onsen absoluit en sonder de minste bedenking te interdiceeren de vaart en handel op Bassijn mitsgaders onsen commissiant van daar te doen delogeeren. Ingevolge van welke pretensie, den vorst Nanna, hoewel seer teegens sijn sin, sooals den directeur meld, en nietteegenstaande hij bij continuatie overtuygende blijken van sijne welmeenendheid aan den commissiant gegeeven hadde, dan ook was genoodsaakt geweest de quaade oogmerken en intenties van onsen teegenparthij in te willigen en gemelde onsen commissiant sijne depêche te verleenen. negotie toebrengende heeren Engelschen niets onbesogt laaten wat hunnen handel voordeelig maaken kan, 'tsij dat hunne poogingen met de pligten van eer en probiteit overeenkomen, off niet. En 'tgeen ons diende aan te setten op dezelve wijse met hun te ageeren en het poinct van intrest 't principaalste oogmerk te laten blijven van alle onse handelingen met dezelve. Nademaalen, waar 't regt de reedelijkheid en trouwe ophoud, men altoos sijne beste reekening daarbij vind met gelijke munt desulke te betaalen en dezelve daardoor tot rekkelijker concepten te brengen. Fol. 553v-554v. gezocht met koopman Trimmikseet te Poona, die voorstelde dat de Compagnie één à twee schepen naar Danda Rajapur, een weergaloze haven bij Chaul beter geschikt voor handel op de Deccan dan Bassein, te zenden, waarvoor hij van de vorst ter plaatse Jakut Khan vergunning zou los krijgen. In het octrooi - zie de Suratse geheime bijlagen - bedraagt de tol 13/4 %, maar toen Louis Taillefert, opvolger van De Rot, deze zaak aanpakte, maakten de gouverneurs van Surat aanspraak op de uitgaande tol; zie de geheime brief van 2 maart 1756. De schepen de Lapienenburg, Middelburg en Huis te Boede onder commissiant Hendrik Cronenberg daarheen gezonden met een geschenk voor Jakut Khan van ƒ 2234, werden door hem boven verwachting zeer vriendelijk ontvangen.) schrijven van den 4e april om aldaar een residentie op te regten en eenige manschappen met een gewaapent vaartuyg daar aan te houden, mitsgaders, tot een openbaar teeken van Compagnies possessie, de Nederlandse vlag van dezelve te laate waayen, maar assisteerende selfs de ontlossing onser scheepen met sijne oorlogsgalbets en faciliteerende alles tot een favorablen uytslag van onsen handel. Engelsche water onder haaren wijn mengen, Geria de hoofdplaats van den Angria aan den Bassijnder ingeruymt hebben, of dat doen zullen, den Bassijnschen gouverneur Sancradje Pandet een brief aan onse ministers afgesonden heeft met versoek van voortsetting der handels te deeser plaatse, dog die heel flauwtjes beantwoord is, en teffens de gerugte willen alsof den vorst Nanna, jaloers over deese onse nieuwe trafficque, reets ordres soude gesteld hebben om den uytvoer van coopmansz. van Denda Rajapoer na het Deccanse te verhinderen, gevolglijk wij ons ook niet flatteeren konnen dat deese der ministers wel beraisonneerde onderneming en besending na Denda Rajapoer van lange duur sal zijn, off 't voorgestelde oogmerk bereiken konnen. Fol. 556r-v. (Omdat de voordelige handel in de Deccan hiermee ten einde kwam, heeft directeur Johan de Rot contact En hoewel, volgens de jongste secrete brief des directeurs van den 3e may, de Presenteerende en versoekende niet alleen, blijkens desselfs aan den directeur gerigt (De aftredende en aantredende directeur zijn voor hun oplettendheid en ijver openlijk geprezen en zullen de aanspraak van de stadsgouverneur op de tol zeker te boven weten te komen. De bouw van de nieuwe loge gaat traag, doordat de Suratse gouverneurs, die zelfs niet toestaan een pannendak op het nieuwe pakhuis te leggen, ondanks extra geld, nadat de toegestane aanleg van een beschoeiing langs de rivier en de bouw van twee huizen op of achter de twee grote beren voltooid waren, verhinderden dat er nog iets aan gedaan werd. Directeur Louis Taillefert wil geen stap doen zonder uitdrukkelijke instructie hoeveel er aan de bouw besteed mag worden. De Engelsen blazen de moslimregering kwade gedachten in, zodat de bouw, die aangevangen werd onder directeur Jan Schreuder, thans gouverneur van Ceylon, geen voortgang zal hebben al zou men er veel geld insteken. De directeur wordt geprezen voor zijn oprechtheid in deze en nadat het voordeel van een nieuwe loge tegen de gemaakte kosten, en het nadeel van voortdurende weigering van de Suratse gouverneurs de bouw goed te keuren tegen hun eisen wanneer een nieuwe loge zou zijn opgetrokken, waren afgewogen, is besloten in zoverre er niet steeds geld wordt geëist, met de bouw voort te gaan. Wat opgetrokken wordt, moet minimaal als pakhuizen bruikbaar zijn en de onkosten moeten gedragen worden, opdat het doel van vrije in- en ontscheping bereikt wordt, maar het afbouwen van het ene en het optrekken van het andere huis op de beide stenen beren mag respectievelijk niet meer dan ƒ 12.000 en ƒ 20.850 kosten. De dienaren zijn verzocht te rapporteren welke kans er op voltooiing van de loge is, hoeveel dat voor de bouw en het krijgen van permissie zou kosten en hoe lang dat zou duren. Als het echter weggegooid geld zou zijn, moet er nu en dan een geschikte woning bij de werf aangekocht worden. Intussen zou de oude loge wat gerepareerd en bewoonbaar gemaakt kunnen worden, of de huidige eigenaar stadsgouverneur Safdar Muhammad Khan zou hiertoe bewogen kunnen worden, terwijl met hem een huur voor 10 jaar en een optie voor 10 jaar af te sluiten zou zijn, dan wel van het voorkoop recht van de Compagnie om met voorrang dit pand voor 20.000 ropia's te kopen, gebruik te maken. Als één van beide niet toegestaan wordt, dan moet de gouverneur maar gezegd worden dat hij de Compagnie de handel te Surat maar totaal moet verbieden, omdat dan op een andere manier de garantie geëffectueerd moet worden. Publiek geweld is redelijk als de opbouw van een nieuwe loge gestaakt moet worden, de oude opgekocht is en niet tegen een redelijk prijs verhuurd en bewoonbaar gemaakt wordt.) Den staad der directie aangaande hebben de ministers, om de slegte constitutie der vaartuygen, aan ons versogt om nog twee nieuwe smalscheepen en een overdekte horrij te moogen laaten aanmaken en sulx als absoluit noodsakelijk voorgesteld, wilde sig de Compagnie niet door den tijd ten eenenmale daarvan destitut sien. Alwaaromme wij, so tot het lossen als laden der scheepen, afhaal der retouren van de buytencomptoiren en convoy der kooplieden die goederen van de Compagnie koopen, daarin gecondescendeert hebben, onder conditie nogthans dat twee van d' oude, als Batavia en de Jonge Susanna, buyten staad bevonden werdende de Compagnie meer van dienst te sijn, daarenteegen afgelegt werden, en 't getal der vaarthuygen voor deese directie bij de memorie van menage van Zijn Excellentie den heere gouverneur- generaal geprojecteerd, dus met twee stuks vermeerdert en daarbij absoluit en voor altoos bepaalt blijve. Fol. 560r-561r. onvermijdelijk wordt gevonden, is geantwoord dat noch Heren XVII, noch GG en Raden die kunnen geven en dat de dienaren ter plaatse naar bevind van zaken in het belang van de Compagnie moeten handelen. Dat voorschotten nodig zijn wordt niet ontkend. Het is loffelijk dat op de eis van 1754/55 van 2500 pakken textiel reeds 2297 binnen zijn. Het verdient aanbeveling zowel het kantoor te Broach, dat voordelig is, als dat te Ahmadabad aan te houden, zolang daar de prijzen voor textiel, inclusief de onkosten, die te Surat niet overtreffen. De vergoeding van schade bevolen door de Heren XVII in hun brief van 12 april 1755, op de verkoop in Nederland van Suratse gerassen, salempuris, dotia's en ponnebegesjes, moet geschieden door degenen die ze inkochten uitgezonderd die`à costij'12 beschadigd waren. Goedgekeurd wordt dat textiel van de makelaar te Ketsmanduwe aanvaard is, hoewel ze 10 % slechter dan het monster was, maar het eisen van schadevergoeding moet niet uitgesloten worden. Textiel van mindere kwaliteit dan het monster moet niet naar Nederland, maar naar Batavia waar verkoop met enige winst nog wel mogelijk is, gezonden worden. De klacht dat de prijs van uit (Op het verzoek om toestemming tot het geven van voorschotten op textielleverantie, wat in Surat 12 À costij, wellicht van costume, zoals gewoonlijk, normaal beschadigd. Cochin Chine toegezonden olifantstanden van ƒ 231,13,- de 100 lb die uit Malakka ruim ƒ 100 de 100 lb overtreft, is onduidelijk, omdat grootte en zwaarte niet is aangegeven en ieder weet dat de prijs daarvan afhankelijk is. Fijne Ceylonse kaneel die onder de vastgestelde prijs verkocht zou moeten worden, mag naar Batavia gaan, mits het niet meer gevraagd wordt en staal dient men in de pakhuizen aan te houden in plaats van onder de prijs te verkopen. De openbare verkoop voor de volgende prijzen wordt goedgekeurd: karet met 50 % winst, staal tegen de vaste prijs van ƒ 30 de 100 lb, benzoë en valse parels inkoopsprijs, gomlak op stokjes met 15 % en goudverf met 10 % winst, agelhout met 10 % verlies. De eis van 15.000 lb benzoë is merkwaardig, omdat er geen winst op wordt gemaakt. Dat er nog in de pakhuizen door makelaars gekochte, maar onafgehaalde goederen t.w.v. ƒ 462.937 liggen, waarop eind november 1755 ƒ 112.500 voldaan was, moet maar geaccepteerd worden, als maar voor de winstderving wordt zorg gedragen en de oude gewoonte wordt hersteld om alle gegoede kooplieden tot de inkoop toe te laten, zodat onafhankelijkheid van deze doortrapte inlanders ontstaat. Aftredend directeur Johan de Rot mag het ontvangen geschenk van vorst Nanna bestaande uit een erekleed en hoofdsieraad met edelstenen, het laatste getaxeerd op ƒ 1200, behouden. De inkomsten waren in 1755/56 ƒ 876.508, of ƒ 244.054 meer dan vorig jaar, de lasten ƒ 582.400, of ƒ 379.744 meer dan vorig jaar, het laatste veroorzaakt door de kosten van de nieuwe loge, het loskopen van gevangenen bij Kanhoji Angria en een hogere geschenkenrekening, tezamen ƒ 320.223, zodat aan zuivere winsten exclusief vrachten, slijtage van de schepen, soldijen en andere onkosten niet meer overblijft dan ƒ 294.107. De Compagnie moet wel radeloos zijn over de geringe voordelen die niet veel zullen verbeteren wegens de fatale uitslag te Bassein en de voortdurende strubbelingen met en de ongehoorde dwarsheid van de Suratse machthebbers. Waarom zou zij dan langer op deze voet in Surat blijven, als de geringe winst van ƒ 255.024 voortkomt uit verkoop van specerijen die op alle plaatsen om de west gewild zijn? GG en Raden hebben vertrouwen in de schranderheid en oplettendheid van de dienaren ter plaatse en nemen aan dat dit hen dubbel zal aanmoedigen het belang van de Compagnie te behartigen. Zij hopen zo aan de intentie van de Heren XVII tegemoet te komen. Aan maandelijkse kosten op de buitenkantoren is voor Ahmadabad en Ketsmanduwe ieder ƒ 450 en voor Broach ƒ 300 uitgetrokken, exclusief reiskosten van en naar Ahmadabad van ƒ 1205, Ketsmanduwe ƒ 465 en Broach ƒ 265, terwijl deserteurs van de Engelsen ƒ 12 gage krijgen, onderofficieren ƒ 14 en de maatregelen om desertie uit eigen gelederen tegen te gaan goedgekeurd zijn.) En aan der ministers gewoone attentie gerecommandeert 't gedrag van den presenten Engelschen scheff aldaar mr. Ellis, die al voor lange in d' ongevallen onsen resident Kniphausen te Bassoera met het Turkse gouvernement ontmoet, getoond heeft dat hij aan 't poinct van intrest alles sacrifieerd onverschillig of zijn gedrag met de pligten van een honnet man quadreerd, dan niet. Ook hebben wij als een blijk van der ministers goede voorsorge en oplettendheid aangemerkt dat sij, om de door den afgegaanen directeur De Roth verkregene voorregten belangende de vaart en handel op Zindi (waarvan wij volgens onse jongste schrijvens bevoorens hadden afgesien) niet te verliesen, de negotie door onse makelaars aldaar op onse naam lieten drijven en in activiteyd sogten te houden. Fol. 567r-v. worden. Op onderwichten te Danda Rajapur op specerijen van 7, 8, 9, ja zelfs 10 % die naar fraude rieken, is volstaan met een eed van zuivering. Dit is afgekeurd en voor de onderwichten boven 2 % moeten de gezamenlijke dienaren borg staan, terwijl ze moeten uitleggen waarom ze de scheepsleiding zo behandelden. De schippers van de Middelburg, Luxemburg en Huis te Boede is een verklaring afgenomen; schipper Tobias Sielkens van de Lapienenburg is overleden en Kornelis de Nijs van de Mariënbos is naar de Golf van Perzië vertrokken. Ze verklaarden dat ze de bruto gewichten hadden bepaald en niet zoals voorgeschreven de netto. Voorts moet er een beëdigd rapport komen van de gecommitteerden die te Danda Rajapur de specerijen hebben zien wegen. Omdat niets erop wijst dat hij zichzelf bevoordeelde of de uitgaven niet deed, is de eerste dienaar op Ahmadabad, P.A. de Bellon ontheven van de terugbetaling van ƒ 3047 aan extra kosten gemaakt op de reis met de karavaan naar zijn kantoor. De assistent, de onderchirurgijn en Compagnies makelaar die hem vergezelden, hebben verklaard dat de uitgaven nodig waren ter redding van hun leven en bescherming van goederen tegen brand en roof. Deze post en het losgeld van de gevangenen van Kanhoji Angria ten bedrage van ƒ 22.995 mogen afgeschreven worden. Bij terugzending van onverkoopbare manufacturen uit Ahmadabad mogen niet alleen de vervoerskosten, maar ook de verzekering tegen 13/4 % in rekening gebracht worden. Ook de gewone en buitengewone geschenken (Als de zaken er beter voorstaan en er meer kennis over deze streek is, kan er gebruik van gemaakt Der ministers versoek om met onse ordres gesterkt te worden hoe sij sig omtrend de 17 voor het hof van Poona en dergelijke t.w.v. ƒ 43.012 bij inkoop en ƒ 51.208 bij verkoop zijn goedgekeurd. De kosten van ƒ 3300 van twee horry's die van inlanders waren gehuurd en op weg naar Ketsmanduwe door zeerovers in beslag zijn genomen, zijn afgeschreven en de equipagemeester Ter Valk is ontheven van de vergoeding van 293 canasters poeder- en kandijsuiker die in een gehuurde horry van de op de rede liggende Giessenburg zonder convooi naar de wal waren gezonden en door sultanpoerse zeerovers waren buit gemaakt. De officieren van de Giessenburg verklaarden dat de kwartiermeester van deze horry wegens zwaar weer het touw naar dit schip had moeten losgooien. Om bij laat opdagen van een schip niet in verlegenheid te raken, moet per het tweede schip steeds wat van alle geëiste waren gezonden worden. Met het laatste schip hoort een weergave van de eis en wat daarvan vervuld is in tweevoud mee te komen, terwijl met het eerste schip bericht moet komen in hoeverre het zich laat aanzien dat de eis vervuld wordt. De gevraagde twee scheepsladingen katoen voor Bengalen moeten voldaan worden; de putjuk voor Japan bestemd moet vers en van goede kwaliteit zijn en van Sindh naar Batavia gezonden worden en, omdat er maar 50 % winst op te behalen is, mag geen kwik of vermiljoen uit Batavia of van andere plaatsen besteld worden. De contracten met Compagnies makelaars voor katoen tegen ƒ 204,15,- het kandijl af te halen in zeehavens zijn goedgekeurd. Het bericht dat de Fransen van Mauritius door de inlander gewilde goedkope koffie, maar van minder kwaliteit dan die van Mokka, aanvoerden is ongeloofwaardig; waarom is dan geen koffie van Java besteld die de Franse ver overtreft?) moorsche en van den Angria verloste zeevarende, dewelke hunne tegoed hebbende gagie tot dato dat sij weer in Souratta waaren g'arriveert eyschten, en met de weduwen van de gesneuvelde, die hun dagelijks seer lastig vielen en de logie omringden, souden gedragen, terwijl van sulk een geval geen voorbeeld bij de Compagnies was, hebben wij b'antwoord dat sij sig daaromtrend na de gewoonte bij andere natiën gebruykelijk, reguleeren, dog vooral sorg moesten dragen dat wij door zulk een ongelukkig geval niet verder verleegen en distitut raakten van de moorsche zeevarende, die de Compagnie van veel dienst zijn, en van welke manschappen wij met een ijder schip een ploeg bestaande in 50 stuks van de beste en bequaamste in die dienst, al was het met eenige verhoging van gagie, verwagten zouden. Compagnie reets beweesen, aan de makelaars te laten offereeren een goude ketting met dito medailje voor een ijder, gerepliceert dat wij in 't vervolg wel daartoe willen overgaan, bijaldien deese onse inlandsche bediendens maar eerst wat evidenter preuves van derselver trouwe aan ons suppediteerden. Fol. 571v-572v. van de directeur om niet in te gaan op het verzoek van de heerser te Bassein daar weer te komen handelen is verstandig, wanneer hij geen zekerheid geeft dat zijn vrienden de Engelsen, of andere nationaliteiten, niet meer zullen prefereren. Besloten is, in de hoop op een redelijke prijs, het schip de Roon met suiker en andere waren naar Danda Rajapur te zenden voor handel op de Deccan. De suiker kan daar, of desnoods in andere havens langs de kust, vanaf het schip met slechts 25 % winst verkocht worden, terwijl het resterende in Surat ontscheept moet worden. De redenen hiervoor zijn concurrentie met suiker uit Mauritius, Manilla en Cochin Chine, grote aan bederf onderhevige voorraad en goede afzet ter plaatse. Een besluit op het voorstel om te Danda Rajapur een onderkoopman, een boekhouder, twee schrijvers en vijftien militairen aan te houden, wordt opgeschort tot er meer informatie is.) Sooals wij meede van der ministers propositie om jaarlijks een schip met vragtgoederen naar Mocha te zenden afsien, omdat de scheepen na derwaarts navigeerende, weegens de aldaar meer als elders grasseerende worm afgevaaren raaken, en meer in hoedanigheid en deugd verminderen als 't reëel voordeel, 'tgeen daarop kan becijffert worden, importeerd. moeten bedeelen een fataal en ongelukkig geval ontmoet met het schip Bloemendaal, 'twelke van Mocha teruggekomen zijnde, op het door dies commandeerende capitain Marchis aan den directeur De Roth gedaan schriftelijk rapport als dat hetselve so lek was, dat hij gevaar liep op de rheede daarmeede te zinken, met een bijgevoegt versoek om binnen de rivier daarmede te Ook is op derzelver propositie om, tot een teeken van erkentenis voor de diensten aan de (Op voorstel van het bestuur is onderkoopman Johannes Sanderus weer in dienst genomen. Het besluit Laastelijk sijn wij genoodsaakt tot slot van deese materie U Wel Edele Grootagtb. te (Alles wat mogelijk was is van het wrak gehaald t.w.v. ƒ 42.155 en bij gebrek aan kopers is het moogen komen, waar niet de minste swarigheid in resideerde. Mitsgaders, nadat den directeur bevoorens den capitain-luytenand Sielkens en equipagiemeester Valk de rivier had laaten peilen, en door deese zee verstandige berigt wierd dat er waeter genoeg op de bank was om gemeld schip binnen te brengen, blijkens resolutie van den 30e september anno passato bij hem en den Soeratsen raad genoomen, beslooten hebben den voorslag van capitain Marchis te amplecteeren en ged. schip door een loots binnen de rivier te laaten brengen. Alwaar 'tselve gelukkig en wel over de bank gekomen zijnde, door dien loots op een bank van welsand gebragt en door 't swaar arbeiden eindelijk geborsten en gebleeven is. Hebbende sig daarop den loots immediaat met de vlugt gesalveert en den capitain Marchis, kort voor sijn depart na herwaarts, 'tselve expediënt ('tgeen teegenswoordig meer als ooyt scheynt in de mode te komen) gekoosen, mitsgaders sig na d' Engelsche logie geretireert, van waar hij aan den directeur Taillefert bij een brief, die onder de bijlagen U Wel Edele Grootagtb. reverentelijk gepresenteerd word, genotificeert heeft de reeden van zijn desertie. Fol. 574v-576r. gesloopt. Het verzoek van kapitein Marchis kon niet geweigerd worden; zie de resolutie van het bestuur te Surat. Na onderzoek van de fiscaal dat de stranding de schuld van de loods was, besloot het bestuur het daarbij te laten. Door het laat binnenkomen van deze papieren is nog niet besloten over een bevestiging van de uitspraak van de fiscaal, maar het bestuur te Surat beval de fiscaal wel bij daging middels afkondiging tegen Marchis te procederen en deze zaak zo gereed te maken voor de rechtbank.) PERZIË KHARG Alhoewel den resident Van Kniphausen bij sijne voorjaarige berigten ons hoope gegeeven hadde tot eenen beetere vertier en meerdere opnaam van den handel ten zijnen comptoiren en wij ingevolge van dien aan U Wel Edele Hoogagtb. in anno passato eerbiedigst bedeelt hebben de favorable verwagting die wij daarvan hadden. negotie aldaar, blijkens der ministers jongste schrijvens van den 27e september per de chialoup de Maria Laurentia over Cochim en 9e december 1755 per 't schip Vlietlust over Gamron, ('tgeen de laaste sijn die wij van daar ontfangen hebben) in deselve quijnende staad blijft, nademalen de caravanen door de continueele troubles in het Persische rijk ten eenemaale stilstaan en daardoor den debiet van tijd tot tijd vermindert. armee Aghwaanen tot omtrend Chorasseen g'advanceert en door een rebel, die Candahaar in sijn absentie bemagtigd had, genoodzaakt geworden terug te keeren. Waardoor een ander pretendent tot de kroon, in naame Asserat Chan, die Ispahan in possessie had en 'tselve uyt vrees voor eerstged. armee reets verlaaten hadde, weerom aldaar gereverteerd was en Ispahan door herhaalde contributies en geweldenarijen in eenen desolaten toestand gebragt had. Terwijl weer een derde pretendent, naamens Karrien Chan, sig inmiddels, na de retraite van Asserat Chan uyt Ispahan, van Chiras en gevolglijk van de heele Desictan tot aan de zeestranden had meester gemaakt. En nietteegenstaande denselven nogal tamelijk wel regeerde, was den coopman en alle inwoonders egter voor het haaren seer bedugt en waardoor hun de moed tot eenige negotie ten eenemaalen benoomen wierd. Deese troubles en stroperijen waaren dierhalven d' oorsaak dat de caravanen in de gepasseerde goede mousson niet waaren afgekoomen en dat de permissie tot het vertrek derselver, ofschoon reets g'accordeert, weer ingetrokken was, en waardoor den handel, sowel aldaar als op Bassoera, (volgens ontfangene berigten) ten eenenmaale stilstond, blijvende op laastgenoemde plaats de lijwaaten der Engelschen particuliere, die al heel groot waaren, onverkogt leggen. Fol. 577r-578r. Soo moeten wij thans, ofschoon ongaarne, U Weledele Hoogagtb. communiceeren dat de Sijnde Achmat Schaa, een der pretendenten van de Persische kroon, met een sterke (Omdat ze ze niet aan inlandse vaartuigen durven mee te geven, zonden de dienaren sinds 9 december Het quaadaardig gedrag en de verderffelijke desseynen van den sjeeg van Boucher, die 1755 geen boeken, maar wel de rendementen, namelijk een verkoop in 1754/55 t.w.v. ƒ 67.873, wat wil zeggen 88 % inkomsten. Volgens het bestuur is dit gezien de tijden niet slecht. De tegenspoed moet maar gedragen worden en de resident is te prijzen om zijn antwoord op brieven van de pasja van Bagdad en om zijn contrageschenk aan diens gezant Muhammad Ali Beg, waarvan de kosten van ƒ 3000 afgeschreven kunnen worden. De nieuwe gelia ontvangen van Mir Hossim, regent van Bandar-e Rig, in korting op zijn schuld, kan voorzien van manschappen onder een onderstuurman zeeroof tegengaan en de aanvoer van levensmiddelen veilig stellen.) seedert eenige tijd begonnen had de cooplieden die van Karreek goederen naar Boucher bragten, 10 percent tholl aff te neemen onder eenen expresse verklaring dat sulks geschied is omme haar te noodzaaken niets op Karreek in te koopen, veroorsaakte volgens der ministers schrijven meede een groote hindering in den handel. Alwaaromme de ministers aan Karrien Chan diesweegen waaren klagtig gevallen en aan denselven gedeclareert hadde dat, bijaldien hij daarvoor in 't vervolg niet geliefde zorg te draagen, d' Compagnie sig soude genoodsaakt sien deesen quaadwillige regent op een gevoelige wijs tot reeden te brengen. Fol. 579r-v. (Het blijft zaak op te letten en als de regent zulke kwaadaardige trekken niet afgeleerd worden, zullen ze het doel van dit nieuwe kantoor ernstig afbreuk doen. Daarom is nog geen besluit genomen over het voorstel om het eiland waar het fort Mosselstein op ligt, met een kanaal af te snijden, tenzij de kooplieden die er ook van zouden profiteren, het betalen. Het is beter om geen risico te lopen met verandering in de handelsmethoden; daarom is vervoer van specerijen over land voor de verantwoording van het bestuur. De lakenrassen, gekeperde wollen stoffen, wegens dikte en zwaarte slecht verkoopbaar, toch maar proberen zo goed mogelijk te verkopen en geen Nederlandse manufacturen, textiel van Indische kantoren, kwik, noch vermiljoen te vragen, tenzij verkoopbaar met 50% winst. Maar poedersuiker, waarvan veel voorraad is, kan onder de prijs verkocht worden. Ter bevordering van de handel en tegen het geldgebrek mogen als betaling koperwerken voor ƒ 80 de 100 lb aangenomen worden.) paarlen, esmaragden en robijnen, die, volgens het voorgeeven van den thans hier presenten opperkoopman en geweesen Gamrons resident Van Schoonderwoert veeltijds in Persiën te koop worden gepresenteerd, na eene door hem opgemaakte en van ons aan de Karreeksche ministers toegesondene prijscourant, waarvan de copia tot U Wel Edele Hoogagtb. speculatie in 't aankomend briefboek is ingeschreeven, teffens inkoop te doen en een proeff te neemen, mitsgaders, so deselve bij receptie ons niet mogten aanstaan, deselve alsdan aan haare gemagtigdens voor het inkoops kostende souden werden overgegeeven. Fol. 581r-v. lb zijn. Omdat hij niet bekende, is een kleine moslim handelaar die een samenzwering onder de door Batavia gevraagde Turkse soldaten probeerde te smeden, voor dwangarbeid naar Cochin gezonden, terwijl de daarbij betrokkenen weggejaagd zijn. Dit is goedgekeurd, maar van het in dienst nemen van Arabische soldaten moet, aangezien ze niet voldeden, verder afgezien worden. Ingestemd wordt met het verstrekken van kostgeld: aan soldaten en matrozen ƒ 7,10,- en korporaals en konstabelmaats ƒ 10,10,- per maand, dit in plaats van rantsoenen. Herinnerd wordt aan het voldoen van het nog ontbrekende op de liberale gift ofwel vijftigste penning. Eerste resident Tido Frederik van Kniphausen moet rechtstreeks bij de Heren XVII antwoorden op het bezwaarschift tegen hem bij de Staten Generaal van de ambassadeur te Constantinopel Elbert baron de Hochepied; een afschrift dient naar Batavia te gaan. Het bestuur is dankbaar dat Batavia tevreden is en Van Kniphausen ziet zijn bevordering tot opperkoopman als een blijk van waardering. De verkoop aan de Engelsen van de factorij te Basra, toegestaan bij instructie van 21 juli 1753, maar later door Batavia afgekeurd, kan gemakkelijk ongedaan gemaakt worden. Beloofd is strikte neutraliteit tegenover de inlandse regenten te bewaren, tenzij Compagnies belang beslist anders gebiedt. Vriendschap met hen is slechts te verwerven door grote geschenken (De inkoop en sortering van Kirmanse wollen stoffen wordt aanbevolen, al zou het tegen 50 stuivers het Onder qualificatie om van diamanten, so losse als gesette, item geboorde en ongeboorde ---de meerdere prijsz die volgens het sentiment van deese regeering op Bassoera voor de en hoop op hulp: het was beter gevonden geen geschenken en wel drie vaatjes buskruit en 50 stuks drieponder kogels te geven.) D' aangedragene onvoorsigtigheid aan deese regeering van dat sij Mir Hassem, regent van Bender Rich, hadden geholpen, had enkel en alleen bestaan in de boot van 't schip Pasgeld met 8 Europeese en twee drieponder stukken dewelke, in steede van quaade gevolgen die sij anders daarvan hadden verwagten moeten, sulken schrik onder de Persiaanen verwekt en sulk een ontsag voor d' Europeese hun had g'inspireert dat den Boucheersen regent, die hun bevoorens dikwils gedreygd had van hun op Karreek te sullen overvallen, zeedert die tijdt nooyt weer daarvan gerept hadde, voedende desselfs quaadaardigheid thans sig alleen met die hoope van in der tijdt den eersten resident Van Kniphausen op een moordadige wijs te sien van kant te helpen, dog waarin de ministers meenen dat hij, alsomin als in het eerste desseyn, reüsseeren sal. Fol. 584r-v. (De opdracht te Basra iemand te plaatsen is nog niet uitgevoerd, omdat kennis door het verblijf van drie jaar daar, informatie van inlandse kooplieden en ondervinding met handel voor eigen rekening, leerden dat alles veiliger en goedkoper te Kharg kan geschieden. De rijke Basrase koopman Ali Eben Duschi werd daar door de hoofdmakelaar van de gouverneur verhinderd met de kooplieden handel te drijven, zodat hij zijn goederen wel aan hem moest verkopen. De Engelsen verkochten in twee jaar uitsluitend aan deze monopolist, waarbij op te merken valt dat,) goederen te krijgen was, alleen bestond in 't verkoopen op credit van drie à vier maanden, waartoe sij niemand durfden qualificeeren, te meer in een plaats als Bassoera teegenswoordig daar de gouverneur sonder de minste reeden eensklaps gegoede coopluyden tot beedelaars maakt. Buyten en behalven dat de ropij teegens 6/10 schellinge aldaar g'accepteert wierd en op Karreek maar teegens 5 schellingen, 'tgeen 12 percent ten nadeele van haar uytleeverde en 'twelk de residenten seggen misschien de valsche grond te sijn, waarop sig de aangepreezene hooge prijs op Bassoera fundeerde. Fol. 585r-v. sortering, omdat kooplieden met het oog op het risico van de zee zo'n bedrag niet durven investeren. De tweede resident is meegegaan om afpersing door de pasja van Bagdad, die daar op bezoek zou zijn, te voorkomen en zo mogelijk de goederen op monster vanaf het schip te verkopen. Batavia keurt dit project en de betoonde voorzichtigheid goed. Er zijn nog geen nadere berichten, doordat de Krabbendijke en de Huis ter Duine nog niet binnen zijn. Brieven naar Kharg werden op 8 juli 1756 met de Mariënbos en Pasgeld, bestemd voor Muscat en Diwel Chindi, meegegeven en op 31 oktober zijn per de Stralen over Gamron nadere bevelen verzonden.) GAMRON Gamron heeft alsoo weynig aan onse verwagting beantwoord, als het zo-even afgehandelde Karreek en de per 't schip Pasgeld onder den 24e julij anno passato aan ons gegevene hope tot het opluyken van den handel door de getroffene vreede tusschen Kerriem Chan en Nessier Chan, waarvan wij dienvolgende bij onse vorigen generalen rescriptie aan Uw Ed. Hoogagtb. eerbiedigst mentie hebben gemaakt, is alwederom tot water geworden. Nademalen de residenten bij derselver advisen van den 28e december per 't schip Vlietlust alhier ontfangen ons communiceeren dat het Persiaansche rijk nog geensints in rust, maar thans meer als ooyt getroubleert was. Alwaaromme zij ook zig met de Engelsche hadden genoodsaakt gevonden ieder twee groote vaartuygen en 82 Arabiersche soldaten in dienst te neemen, teneinde eeniger maten te konnen resisteeren teegens de magt van Kerriem Chan, die hun gedreygt had een visite te geeven en weshalven den gouverneur van Gamron met alle de kooplieden zig reets uyt vrees naar Ormus had geretireert. Fol. 587r-v. (Wegens de onrust in het Perzische rijk kan er daar, in de Golf van Perzië en vooral te Gamron weinig ten voordele van de Compagnie gedaan worden. Dat blijkt ook uit het boekjaar 1754/55 waarin op ƒ 100.045 inkoop niet meer gewonnen is dan ƒ 92.720, wat nog door de beugel kan, als de lasten niet ƒ 29.837, d.w.z. ƒ (De bark de Loo is naar Basra gezonden met ƒ 106.000 inkoop aan Bengaalse textiel Turkse Van wat aangelegendheid daarenteegen Karreek, zelfs bij voorsz. resident Van 2047 meer dan in 1753/54 hadden bedragen. In 1753/54 waren de winsten ƒ 29.235 meer, zodat het voordeel in 1754/55 ƒ 31.283 minder was dan in 1753/54 en de zuivere winst in 1754/55 ƒ 58.579 bedroeg. De lasten waren hoog door het in dienst nemen van Arabische soldaten en van twee vaartuigen tot ƒ 1525 en door een onthaal van de gouverneur Molla Ali Sjah t.w.v. ƒ 1055, terwijl het logeboekƒ 1245 en de scheepssoldijen ƒ 1526 meer bedragen dan in 1753/54. Deze oorzaken doen er niet veel toe als in de toekomst deze buitengewone lasten niet kunnen worden vermeden. Daarom is per de Mariënbos en Pasgeld op weg naar Muscat en Diwel Chindi via Gamron het bericht gezonden dat, als het Perzische rijk niet tot rust komt, de vaart en handel beter gestaakt kunnen worden en Gamron verlaten. De aftredende resident, opperkoopman Jacob van Schoonderwoerd, schreef in zijn memorie voor de huidige resident de koopman Gerrit Aansorg dat, als gages, slijtage van schepen, rente op kapitaal en handelsrisico meegerekend zouden zijn, Gamron in 1754/55 verlies had geleden. Dan staan er nog schulden uit van 28 ton gouds die slechts met geweld ingevorderd kunnen worden, als het verblijf te Gamron is beëindigd.) Schoonderwoert, werd aangesien, blijkt bij meermelde sijne op Gamron teruggelatene memorie, wanneer hij schrijft te vermeenen zeer wel g'imformeert te zijn dat Nessier Chan, met den sjeeg van Boucher, door onse mededingers de heeren Engelschen opgestookt en daartoe aangeset, eenigen tijd geleden met deselve een besluyt had genomen om, wanneer aldaar zoude arriveeren, gelijk hij Nessier Chan van sints was geweest, hem Van Schoonderwoert bij het doen van een visite gevangen te neemen, Compagnies logie te sluyten en de goederen te versegulen, mitsgaders hem niet eerder te largeeren voor en aleer Karreek wederom door de E. Compagnie g'evacueert zoude zijn. Zijnen vervanger Aansorg daarom aanradende, alle omsigtigheid hierin te gebruyken en zig door het geeven van een visite niet te risicqueeren, maar zig onder pretext van ziekte veel liever te excuseeren en den secunde in desselfs plaats derwaarts te zenden. Fol. 589v-590r. (Hieruit blijkt van welk belang deze twee vorsten en de Engelsen Kharg voor de Compagnie vinden en dat ze er voor zichzelf nadeel van verwachten. Het bestuur moet zijn oordeel hierover aan GG en Raden doen toekomen. Om de handel te bevorderen en wegens gebrek aan geld in het Perzische rijk kunnen oude koperwerken tegen ƒ 80,-,- de 100 lb geaccepteerd worden, maar contanten hebben de voorkeur, namelijk diverse ropia's tegen 27 stuivers, Venetiaanse ducaten tegen ƒ 6,15,-, terwijl de opdracht voor drie soorten ropia's niet meer dan 24 stuivers te geven, is ingetrokken. Met juwelen en kleinoden, waaronder het bestuur ter plaatse geslepen diamanten, geboorde en ongeboorde parels, smaragden en robijnen verstaat, mag, zoals dat op Kharg gebeurt, een proef genomen worden. Bovendien is een ruime hoeveelheid Kirmanse wol besteld voor 50 stuivers het pond, als ze maar soort bij soort en kleur bij kleur verpakt zijn. Textiel en vooral het blauwgoed mag niet langer met 30 % voordeel en wollen manufacturen met een geringe winst van 25 % à 30 % verkocht worden, maar uitsluitend ten minste met 50 % voordeel. De wollen manufacturen zijn desnoods met lagere winst af te zetten, omdat ze niet lang kunnen liggen en elders niet verkoopbaar zijn, maar dan moeten ze niet langer gevraagd worden. Met de poedersuiker, die 31 oktober 1756 met de Stralen aangevoerd is, kan de markt gevolgd worden, al zou maar 25% winst gemaakt worden. Overtollige kruidnagels, waar volgens de memorie van de gewezen resident Jacob van Schoonderwoerd 4 à 6000 lb van af te zetten is, en andere binnen een jaar niet te verkopen goederen, moeten naar Kharg of naar elders gezonden worden om te verkopen. Van Schoonderwoerd heeft zijn Suratse wisselschuld van ƒ 45.000 voldaan. Bij het vertrek van de Vlietlust zat er ƒ 3778 in de geldkas; Van Schoonderwoerd heeft het kantoor aan Gerrit Aansorg overgedragen. Goedgekeurd zijn de kosten van het huren van twee weerbare vaartuigen, het in dienst nemen van 82 Arabische soldaten, het geschenk aan Muhammad Karim Khan en het onthaal van Molla Ali Sjah. Resident Aansorg is op zijn verzoek bevorderd tot koopman. De afgetreden resident Van Schoonderwoerd heeft overtollige goederen mee naar Kharg genomen en welke daar niet verkoopbaar waren, met de Vlietlust naar Muscat gezonden,) ---van dewelke hij den 7e jannuarij laastleeden aldaar g'arriveert sijnde, die plaats door een Engelse chialoup weinig dagen bevorens aldaar g'arriveert, sodanig van ijser en spiaulter vervult sag dat hij maar een geringe quantiteyt van sijn inhebbend eyser tegens de bepaalde prijs van 17 ƒ de 100 lb. met 300 canassers poedersuyker à ƒ 16 d' 100 lb. van de hand setten konde, op welkers bedragen ter montant van ƒ 11.541,8,- blijkens rendement ƒ 8595,17,8 of 75 percent (Jacob van Schoonderwoerd berichtte ook dat de gouverneur van Diwel via een te Muscat wonende ---repliceerende wijders ten reguarde van zijn versoek om een schip gelijk Vliedlust dat In den beginne van october sustineerde denselven teffens de beste tijd tot den handel Met een bijgevoegd schriftelijk versoek van den iman van Masquetta aan den en passant geprofiteerd sijn. Onder advertentie dat aldaar jaarlijks gemakkelijk een mediocre scheepslading aan coopmansz. verdebiteerd werde konde, bijaldien men maar 3 à 4 maanden aldaar vertoefde en de coopluyden een matige tijd tot betaling gaf, proponeerde in sulk geval om de scheepen na binnen en agter de forten te laten loopen, alsoo de buyten rheede slegt en dangereus was. aldaar te sijn, nademalen dan veeltijds d' occasie sig presenteerden om de Mochase coffij teegens 6 stuyvers 't lb. te bemagtigen, mitsgaders goede Succotoerase aloë en andere gommata aldaar in te koopen. eerstondergetekende gouverneur-generaal, waarbij denselven notificeert dat hij Masquetta uyt handen der Persianen gerukt en in sijn possessie had, mitsgaders dat hij al voor lange tijden een vriend der Hollanders geweest sijnde, nu van intentie was sijne genegentheid nader aan deselve te doen blijken en dierhalven versogte ijmand na herwaarts te senden om den handel van de Compagnie aldaar te drijven, onder belofte van alle hulpen en vrijheid, alsmeede dat hem een nieuw schip, gelijk Vliedlust, met sijn geschut, ankers, touwen en verder toebehooren voor het kostende mogte werden overgelaten, aanneemende dies bedragen prompt te sullen voldoen aan diegeenen die Sijn Excellentie daartoe soude qualificeeren. Fol. 594r-595r. koopman de Compagnie had uitgenodigd daar te komen handel drijven. In de vergaderingen van 27 en 29 april, en van 27 en 22 juni is besloten ter wille van de afzet van suiker, die ruim voorradig is, de Mariënbos en Pasgeld met een gesorteerde lading naar Muscat en Diwel Chindi te zenden met op het eerste schip als kapitein Kornelis de Nijs en de onderkoopman Johan Christiaan Gotze, en op het tweede als kapitein Wolphert Abraham Brake en onderkoopman Nicolaas Mahue; er wordt naar een instructie voor hen verwezen. Voor de iman van Muscat is met de Mariënbos een brief van de gouverneur-generaal meegegeven, waarin het voornemen tot handel te Muscat staat vermeld. Verzocht wordt Compagnies dienaren daarbij ten dienste te zijn en er voor te zorgen dat deze handel voordelig is voor beide landen, met name door contante betaling,) wij thans een dito niet aan handen of te missen hadden en dat dies versending van hier derwaarts dierhalve soolange diende uytgesteld te blijven, totdat ons een bekwame gelegentheid daartoe aan handen kwam, die sig misschien in de aanstaande jaare, wel soude presenteeren, onder eene bijgevoegde notitie dat sulk een schip, met seyl en treil wel op 100.000 ropia's of ƒ 150.000 soude te staan koomen. Fol. 596v. KAAP DE GOEDE HOOP juiste maatregelen genomen, hoewel menselijke middelen weinig of niets baten. Daar er geen nadere berichten zijn, is hopelijk door Gods `goedheid en alvermogende hulpe' deze ziekte nu voorbij.) getal 's Compagnies lijfeygenen, hebben wij goedgevonden, ten eynde de bediendens zoveel mogelijk buyten verleegendheid te houden haar toe te schikken 30 mans- en 20 vrouwenslaaven, in soort en van differente landaard. Zijnde teffens den fabricq alhier gerecommandeerd wel toe te sien dat er geene wierden afgesonden dan die reets de kindersiekte hadden doorgestaan, gemerkt die siekte besmettelijk valt in voegen wij ook anno passato reets geprohibeerd hebben geene slaaven te moogen aanbrengen of overvoeren dan die de kinderpokjes hebben gekreegen, om dus te prevenieeren dat de mansz. op 's Compagnies scheepen daarmede niet werde g'infecteerd. Fol. 597r-v. Maar aan de andere zijde door ons gereflecteerd zijnde op de sterfte van een considerabel (Op Kaap de Goede Hoop heeft de pokken zeer veel dodelijke slachtoffers geëist. Het bestuur heeft de Eind december 1755 is een algemeen verslag toegestuurd en het vervolgbericht is per brief van 13 april Dienvolgens ter gerespecteerde aandagt van U Wel Ed. Hoogagtb. brengen dat d' heer (Het bestuur heeft op bevel van de Heren XVII maatregelen genomen voor de bewapening van de schepen in verband met Algerijnse zeerovers. Batavia meent dat de tweede retourvloot goed uitgerust en van munitie voorzien was. Om redenen vermeld in de geheime resolutie van 31 december 1755 werd Kaap de Goede Hoop bevolen om het jaarlijkse schip voor Bengalen op te dragen Nagapattinam aan te doen en daar alle militairen voor Bengalen te ontschepen. Goedgekeurd wordt dat het Ceylonse retourschip de Liefde, dat wegens lekkage in de Saldanhabaai was binnengelopen, is gelost en de lading, in overeenstemming met de opdracht, met een schip dat uit Nederland aangekomen is, is doorgestuurd. Dit was de Oranjezaal waarvan de enige lading, namelijk contanten en bemanning, over de andere schepen is verdeeld en die zo direct naar Nederland kon terugkeren. Omdat de textiel met minder dan 50 % winst is verkocht, is bevolen voortaan hierop gemiddeld met een half kapitaal winst te boeken. Europese medicijnen moeten voortaan uit Nederland komen en niet meer uit Batavia of Ceylon. Uit Kaap de Goede Hoop is ontvangen in 1756 voor ƒ 171.191 en het daarheen verzondene met de Snoek en Voorzichtigheid bedraagt ƒ 61.020. JAVA'S OOSTKUST 1756 gekomen. Aan het Compagnies bestuur en de rijksbestuurders van de twee vorsten die naar Semarang waren ontboden, is gevraagd wat ze de beste middelen vonden om de ondergang van Mas Saïd te bewerkstelligen en een einde aan de twisten te maken.) Hartingh aan voorsz. staadsministers heeft voorgesteld: Eerstelijk: hoe men nu al soveel schatten ten dienste der vorsten had verspilt en dat men nog evenwel in een geduurige waapenkreed verseerde, sonder daarvan vooralsnog een vast en versekert eynde te voorsien. Ten tweeden: of den soesoehoenang en sulthan niet vermogend souden sijn, buyten 's Compagnies assistentie, Soeriacoesoema alleen het hoofd te bieden en te overmeesteren, dan wel of sij daartoe geen kans souden sien met behulp van alleen onse dragonders buyten infanterij. Daarop deselve verklaart hebben wel in staat te weesen om dien rebel het hoofd te kunnen bieden, dog niet so dat sij hun in cas van attacque de overwinning souden durven belooven sonder 's Compagnies auxilaire magt, maar wel wanneer daarmeede gesterkt mogten zijn, stellende 't egter ondoenlijk om buyten inlandsch voetvolk te marcheeren, dewijl die in 's vijands vervolging te paard de ammonitie en bagagie decken moet. Weshalven dan ook toen, nadat alvoorens in aanmerking was gekomen dat, uyt eene inactiviteyt onser troupes na het voorstel van hierbij afgegaan secreete schrijvens van den 31e december anno passato, om daarmeede onse eyge landen te beveiligen en de vorsten met meermelde rebel het alleen te laten afhaspelen, niet anders stond te dugten dan een accressement van zijn aanhang, daar men, inteegendeel ageerende, hoop had dat zijn troup hoe langs, hoe meer soude vermindert raaken, behalven dat ook nimmer te denken was dat hij sig ooyt door d' onse soude laaten opgesloten houden, maar wel in 't naam sijnde op alle finesses uytweesen om hier of daar door te breeken en een invasie te doen in het een of ander district, besloten wierd: Eerstelijk: om bij de cavallerie eenlijk te voegen de nog in dienst sijnde 800 inlanders, om in compagnie van des soesoehoenangs en sulthans volkeren, teegens denselven Soeriacoesoema op te trecken en hem daarmeede onophoudelijk te vervolgen; Ten tweeden: om een een leegertje te plaatsen tot Panawangang op de lemietscheiding van Grobogang, ten fine te verstercken tot bewaring der stranden; Ten derden: om het campementje van Tappellan tot decking der oosterse bovenlanden nog vooreerst daar te laaten; Ten vierden: om ook in 't veld te trecken 400 Madureesen onder 't bevel van des pangerang Setjademingeras zoon, radeen Tommogong Tjacranagara; Ten vijfden: om Souracarta en de Mattarm met de infanterie dusdanig te versterken dat niet alleen die landen, en van de Cadoe en Baggaleen daardoor gedekt souden sijn, maar ook daaruyt ---sijn intusschen hier en daar al eenige schermutselinge voorgevallen en eerstelijk in den bij de minste beweeging af te steeken een paar hondert man om den vijand in sijne ruïneuse desseynen te prevenieeren; en Ten laasten: dat d' heer Hartingh bij het openen van de veldtogt, neevens de regenten van Samarang en Caliwoengo, met 70 Europeese militairen uyt de infanterie en dragonders in 't centrum op Salatiga soude weesen om des vereysschende her- of derwaarts altijd schielijk eenige manschappen af te kunnen detacheeren en de nodige ordres expedieeren aan de leegerhoofden respective. Fol. 600r-602r. (Deze plannen zijn goedgekeurd en er is bevolen zoveel inlanders in dienst te nemen als de gouverneur kan krijgen en nuttig oordeelt, opdat aan de onrust een einde komt en ook aan de onkosten, die door de goede diensten van gouverneur Nicolaas Harting vergeleken met het vorige jaar vrij veel zijn verminderd. Voordat de moesson toeliet de veldtocht te beginnen,) beginnen van de maand april op Ponangang in het Zuydergebergte tusschen een partij van Soeriacoesoema, aan 't hoofd hebbende desselfs schoonzoon Soemanagara, eygen, soon van den Mattarms Tommogong Djajawinata, en een detachement van 's sulthans Dalmsche volkeren, dat deselve op de vlugt sloeg en gelegentheid gaf aan deesen Soemanagara om, soals daartoe sijne genegentheid al lang geleegen had, sig bij den sulthan te verneerderen, aan wien ook hierdoor is cijnsbaar geworden 't westelijke gedeelte van 't Zuydergebergte, waaruyt dien rebel nog altijd sijn toevoer heeft gehad. Invoegen dat breeder te sien is bij het apart schrijvens van daar van den 26e der voornoemde maand april, waarin ook den 11e teegens een patrouille van desselfs pepattij Coedonowersa Sijn Hoogheits voorwagt b'oosten Tambayat is slaags geweest en 't hoofd daarvan gemelte Djojo Soeronollo met vier gemeene op 't slagveld doodgebleeven. En zijn in een tweede actie ook tot ons overgekomen vijf mantries, buyten welke nog zijn gevolgt 17 van de principaalste voorvegters van veelen: Soeriacoesoema met hun paarden en volle waapens, nadat desselfs voorwagt tusschen den 17e en 18e mey des morgens te drie uuren op de negorij Samasoenga door den capitain en commandant van 't leger tot Cayoe Apa, Jan Willem Hertzogenraad, was overvallen en helder geklopt geworden met agterlating van eenige dooden, paarden, snaphaanen, vendels en pieken. Hebbende sig kort daaraan in selver voegen in dat leger bij den majoor Steenmulder gesubmitteerd 37 koppen, daaronder twee voorname hoofden. van sijn schuylnest Doho opgebroken en heeft na veele slinkse touren, daarmede de onse tragten te abuseeren, na de noord gemarcheert wesende, voor het campement van Panawangang sodanig sijn hoofd gestoten dat met verlies van 5 man en 2 paarden in twee parthijen heeft moeten afdeinsen. Te meer omdat den majoor Steenmulder hem met geforseerde marschen nasettende, zeer nabij was en sedert neevens het leger van den sulthan Assidue vervolgt heeft oostwaarts heen tot na Awie, in welke route Rembang in brand gestooken en wijders eenige huysen in de assche gelegt heeft, sonder ons leger af te wagten, dat hem egter uyt de oost weder na de west en zuyd heeft gedreeven en agterhaalt den 22e aug. op de passer Tigoewono daar hij, door onse Javanen aangegreepen wesende, immediaat de vlugt nam na de negorij Soegemaning, digt agter 't houtbosch van Damak, met verlies van 13 man, 23 paarden, 1 vendel, 1 pistool en 11 snaphaanen, neevens eenige andere kleenigheeden meer, sonder dat men hem, mits den invallende avond boschwaart in vervolgen konde, maar egter den 24 dito in het Simosche inhaalde, daar den sulthan met hem in gevegt rakende denselven, onaangesien so verwoet ageerde, dat tot tweemaal toe teruggeslagen zijnde met sijn Dalmsche volkeren van een paard steeg en met de bloote krits in de vuyst op de onse inviel, ten eenemaal uyt malkander heeft geslagen en wel so dat hij in de uyterste confusie heeft moeten decampeeren en agterlaaten 53 dooden op 't slagveld, daaronder 7 mantrie Dalms en ses andere hoofden, 8 vendels, 4 trommen, daaronder 3 kopere, 54 geweiren, 3 paar pistoolen, twee boogen, waarvan de eene met goudbeslag, hondert paarden en even soveel pieken etc. Intusschen de leegers in beweeging komende is Soeriacoesoema den 11e junij In welke actie ook desselfs pepattij Coedonowersa is gequest en van onse sijde gesneuvelt sijn 1 trompetter, 1 dragonder en 7 Javanen, luyd Samarangse aparte missive van primo september deses jaars. Zedert wanneer hij weder na Doho, sijn oude schuylhoek, getrokken is, swervende dan eens hier dan daar sonder een vast verblijf te houden, soekende alleen ons te mislijden door 't uytsenden sijner patrouilles, die nu en dan egter, gelijk wij de eer hebben gehad in 't voorbijgaan aan te roeren bij onse missive van den 15e october, werden geknipt, soals daarvan en van de onderwerpelingen breedvoerig spreekt de aankomende secreete brief van Samarang van den 1e october voorsz., waartoe wij, om alle prolixiteyt te eviteeren, de vrijheid neemen Uw Ed. Hoogagtb. ten deesen opsigte over te wijsen, alleen nog maar aanhalende dat, terwijl Maas Saïd of Soeriacoesoema ons leger gins en her in 't rond heeft gevoert, sijn land dat hem altijd heeft aangekleeft, namentlijk Matesse en Laro, door onse Madureesen sodanig is geruïneert dat het daarvan nog wel eenigen tijd gevoel zal hebben. Denselven heeft, ongeagt alle deese teegenspoede evenwel nog de hardiesse gehad, wanneer de legers hem meenden in 't Zuydergebergte met geweld te agtervolgen, van met één, twee à 300 koppen, nadat alvoorens door een andere parthij elders een losse beweeging had laten maaken en dus de onse ontslipt, stil na de Mattarm op te rukken, in schein alsof 't de zoon van den sulthan pangerang Depattij was, om Zijn Hoogheids dalm in brand te steeken, maar is daar evenwel so onaangenaam onthaalt dat hij met verlies van 30 dooden hals over kop de vlugt heeft moeten neemen. Sodat Uw Ed. Hoogagtb. uyt dit voorenstaande evident zal blijken dat onse wapenen dit jaar alomme hebben gevictoriseert. Fol. 602v-605v. (Verder succes wordt van God afgesmeekt. Nu zijn de troepen in de winterkwartieren, maar Mas Saïd, die zich nu in het Ongoboyangse schuil houdt, moet in het voorjaar weer opgejaagd worden en moet met volk van de vorsten, Compagnies dragonders en inlandse troepen en ook met een versterking van 100 à 150 rekruten gemakkelijk in toom te houden zijn. Gouverneur Nicolaas Harting leverde het bijgesloten kort vertoog van Java's noordoost kust en toonde in zijn financieel verslag aan dat hij in zijn twee en een halfjarig bewind op de onkosten ƒ 836.985 bespaard heeft door de vrede met sultan Mangkubumi. Er is overlegd of Hartings aanwezigheid nog vereist is. In de vergadering van 17 december 1756 is hij in een geheime resolutie geprezen om zijn opmerkelijke diensten en om de vrede. Om Mas Saïd met zijn geringe aanhang geheel te verdelgen, is hem verzocht aan te blijven. Hoewel dit jaar de rijstoogst op sommige plaatsen slecht is uitgevallen, zodat op de pacht voor Oeloedjamie ƒ 4500 is kwijt gescholden, op de boom te Semarang een maandelijkse korting van ƒ 1500 is gegeven en aan de pachters van Surabaja en Gresik ieder ƒ 450 per maand voor de laatste twintig maanden pacht, werd 4200 last rijst aangevoerd, waarvan het vrije vervoer op voordracht van de dienaren - zie brief van 24 maart 1756 - weer hersteld is.) 130 lasten groene cadjang en boontjes 187.1321/2 lb. zuyker 21.496 cannen clappusolij 8625 lb. cattoene gaarens 13.875 lb. peeper swarte 11.8371/2 lb. dito lange 1875 lb. indigo 11/2 lb. ruwe zijde 100 lasten zout 36 pees ruwe bergkleetjes, behalven de aangetimmerden vaartuygen en afgescheepte houtwerken van diverse soort, te samen in gelde beloopende ƒ 339.574,10,-. Bestaande de verdere herwaarts overgebragte producten in: Waarenteegen wederom derwaarts gesonden zijn ƒ 260.955,- aan contanten, ƒ 571.663, 8 655.202, - 83.538, 8 - 8 98.751, 8 15.212, - Hebbende de gedemanueerde koopmansz., mits den geringen aftrek dit jaarlijk eenlijk op ƒ 2, ƒ 1, ƒ 18, 465.084, 17, 563.835, 18, ƒ 1, ƒ 3, 175.153,6,12 aan koopmansz., provisiën etc. en aan wissels ginter in cas geteld ƒ 461.865,19 dus te samen uytbrengende een aansienlijk montand van ƒ 897.973,5,1213. een inkoopsbedraagen van ƒ 39.683,-,- afgeworpen ƒ 7798,- advans ofte 195/8 percento, welkers vermeerdering door alle mercantile middelen serieuslijk hebben aanbevolen. En ook door den koopman en eersten pakhuysmeester Hendrik Duurvelt, blijkens onse resolutie van den 28e junij, doen vergoeden diverse minderheeden in sijn administratie, ontdekt bij confrontatie der restanten teegens de negotieboeken, volgens missive vandaar van den 7e may en de teffens overgesonde documenten. Bij de staadreekening, getrokken uyt de negotieboeken van 't boekjaar 1754/5, consteerd dat 't gouvernement op sigselfs genomen veragtert is ƒ 98.751,1,8, ofte in vergelijking van 't jaar bevorens ƒ 15.212,3,- wanneer de winsten beliepen en de lasten dus de lasten meer als de winsten waarentegen de winsten anno 1754/5 hebben bedragen ƒ ƒ en de lasten Sodat de lasten de winsten surmonteeren en gevolgelijk dit laaste jaar meerder veragtert Fol. 607v-608r. bedroegen, is de vermindering van de voordelen toe te schrijven aan de terugstortingen aan pachters, en aan de betaling van provisiegelden voor drie jaar vooruit. Daarom is dit aanvaard, maar de provisiegelden moeten voortaan per jaar worden uitbetaald en geboekt. In de vergadering van 17 december 1756 is op de brief van het bestuur van 1 november toegestaan om de pachter van Oeloedjamie gedurende twee jaar terug te geven jaarlijks ƒ 1500, die van Pekalongan voor acht maanden ƒ 1155 per maand en die van Djoana voor twaalf maanden ƒ 510 per maand. De pachter van de eilanden Karimunjawa is ontslag van pacht verleend per eind december 1757 en hem is bovendien het restant achterstal van de tol te Semarang over 1749, 1750 en 1751 van ƒ 7454 kwijtgescholden, terwijl bij resolutie van 6 juli en 24 augustus 1756 is afgeschreven ƒ 9480 voor achterstal pachten en havengelden van Sidaju en Bangkalan over 1746, 1747 en 1748. Verder is besloten, omdat ze ver het land in liggen, op het einde van 1756 de pacht op de markten van Wallahan en Tandjung in te trekken om de inwoners soelaas te bieden en de rijstverbouw te bevorderen, zoals Nicolaas Harting voorstelde. Hem is ook opgedragen de Javaanse regenten uit te nodigen zelf pachter te worden: elk in zijn district voor ongeveer de gemijnde prijs; zie de geheime resolutie van 17 december 1756. Als ze dat wensen kunnen de susuhunan en de sultan ook voor de gangbare prijs de vogelnestklippen en tabak uit Kedoe pachten.) voorleeden jaarse advisen aan Uw. Ed. Hoogagtb. van ult. december, hebben wij met één in 't district van Batang geaugmenteerd en dus voor den aanstaande gefixeert tot op 8 gepriviligeerde molens ter sitting van den 29e april passato, maar bij latere resolutie van den 30e april uyt aanmerking der considerable quantiteiten suyker die te deeser hoofdplaats in voorraad laagen en den weinigen verthier om de west van India teffens, verstaan geen Javase, Bantamse nog Cheribonse te accepteeren, maar alleen Jaccatrase voorsover de benodigtheid eyscht ter quantiteid van 40.000 picols. En voor 't overige aan de burgers en ingesetenen aldaar Het getal der Javase zuykermoolens tot op seven bepaald zijnde, na uytwijsens onse (Naast de oorlogslasten die in 1754/55, ondanks het afdanken van inlanders, nog ƒ 706.414 13 Verbeterd tot ƒ 897.974,5,12. (Aan reparatie van de zaagmolen te Japara is ƒ 10.922 besteed, wat op de kosten van het zagen in de vrijheid te laten om die zoetigheid, (waarmeede sij anders geen uytweg souden weeten), te mogen voor den inlandsen handel vervoeren beoosten Malacca en te Malacca zelfs, of waar sleet kunnen vinden, mits de tholsgeregtigheid voor den uytvoer betalende. Fol. 609v-610r. rekening gebracht zal worden. De ringmuur te Djoana is gereed en het huis van onderkoopman Pieter Meerman is voor ƒ 7026 als residentswoning overgenomen. Het gouvernement en vaartuigen daar voor Compagnies gebruik aanwezig, mogen als algemene lasten afgeschreven worden. Pekalongan met de onderhorigheden Batang, Wiradesa en Oeloedjamie is van Tegal afgescheiden en tot een apart kantoor gemaakt met als resident de huidige boekhouder en pakhuismeester Philip Bregart. De patrouilleschepen die in mei 1756 zijn uitgezonden ter bestrijding van de zeerovers, maakten een groot vaartuig meester en vier sampans, die ter animering aan de opbrengers gelaten zijn; tevens zijn 40 man gedood. Bestuurlijke mutaties die hebben plaats gevonden, zijn als volgt: het opperhoofd te Surabaja de koopman Abraham Christoffel Coertsen wordt opperkoopman met de titel gezaghebber in de Oosthoek; resident te Sumenep Johannes van Adrichem als zodanig bevestigd en bevorderd tot onderkoopman; aangesteld tot resident te Japara onderkoopman Dionisius Pauw in plaats van de tot koopman en commissaris van de inlanders benoemde onderkoopman Johannes de Pril; benoemd tot resident te Qualladamak, in plaats van de overleden onderkoopman Hermanus van Rhenen, de koopman Benjamin van Doorn nu tweede aan het hof te Surakarta; treinboekhouder14 Jacob Beuse benoemd tot administrateur aan het hof te Mataram in de rang van onderkoopman, welke wordt opgevolgd door de inlandse soldijboekhouder Isaac Sifflé in de rang van onderkoopman; in plaats van de overleden Nicolaas Minnen is tot tweede pakhuismeester te Semarang aangesteld de assistent Abraham Casimir Comans onder bevordering tot onderkoopman; secretaris van politie Willem Fokkens is benoemd tot geheimschrijver van de gouverneur-generaal onder bevordering tot opperkoopman, zijn vervanger is koopman Hermanus Munnik. Militaire mutaties: kapitein en commissiant aan het hof bij de sultan, Christiaan Donkel, krijgt titel en rang van majoor met een verhoging van gage tot ƒ 100 per maand; in het korps dragonders is kapitein-luitenant Jan Christoffel Beuman bevorderd tot kapitein; luitenant Charles Louis Colmond is bevorderd tot kapitein-luitenant, onderluitenant Jan van Duuren tot luitenant, kornet Leonard Ertzinger tot onderluitenant; wachtmeesters Coert Hendrik Rijgers en Fredrik Carel Hans Bruno baron van Polnitz zijn bevorderd tot kornet; als vaandrigs zijn tot de infanterie overgegaan de onderluitenant Jan Andries Hijdecker en de kornets Carl van Langer, Fredrik Martens, Balthazar Anthon en Coenraad Zeebach, terwijl tot kapitein is bevorderd luitenant David Bacheracht en tot vaandrig de sergeant Matthijs Clos.) CHERIBON aanmerkelijke insaam gevolgt van 1.785.600 lb. coffij en 7000 lb. peeper. Hebbende den aanbreng der overige producten bestaan in: 599.800 lb. poerderzuyker 10.875 lb. cattoene garen 9625 lb. indigo 369.937 lb. areek 4190 bossen padij 4892 pees balken 95.000 pees leggerduygen, buyten andere houtwerken meer, welke te samen in gelde bedragen een som van ƒ 310.524,18,-. Waarenteegen wederom derwaarts van hier vervoert is aan mercantile en consumptible wharen een montand van ƒ 278.845,8,-. Het rijstgewas is evenals in het voorgaande jaar door de vehemente hitte op het veld verdort en slegt uytgevallen zodat daarvan weinig of geen inzaam is geschied buyten eygen benodigtheid. Maar daarenteegen den inslag van zuyker so groot geweest dat wij, om de moolenaars in geen verlegentheid te brengen, Na het schrale jaar van anno 1755 is er tot ons bijsonder genoegen deesen jaare een 14 Trein, legertros, voertuigen en lastdieren met bagagage achter een leger aangevoerd. Zijnde ons bij de staatreekening getrokken uyt de handelboekjes van anno 1755/6 tot Bij onse laaste generale rescriptie sub ult. december anno passato hadden wij de eer U aan hen dezelfde vrijheid als aan die van Java gelaten hebben om die zoetigheid te vervoeren werwaarts sleet kan vinden, gelijk onse resolutie van den 30e april breeder komt aan te wijsen. Ten reguarde van de zijdeculture hebben wij, om deselve te bevorderen en de Compagnie egter op geen ongelden te jagen, die van een dagelijks dagloon van 6 stuyvers per man, soals een particulier betaalt, al vrij hoog op stok souden lopen, best geoordeelt en gevolgelijk ook geordonneert de zijdenwormen te verdeelen onder degeenen die geneegen mogten zijn deselve te behandelen, sullende alsdan voor het eerste pond zijde genieten twaalf guldens, die wij desulke hebben laaten toezeggen. genoegen gebleeken dat de lasten van dit comptoir, bedragen hebbende ƒ 19.737,3,8, in vergelijking van het jaar bevoorens wanneer ze beliepen ƒ 30.924,7,-, nu minder zijn geweest ƒ 11.187,3,8,-, schoon de winsten van dit laaste boekjaar, sommeerende ƒ 82.235,14,-, ook minder zijn als die van anno 1754/5, gemonteerd hebbende ƒ 93.369,4,8,-, dus door weyniger lasten egter dit jaar 't voorige in voordeel surpasseert ƒ 53,13,-. Fol. 613r-614v. BANTAM Wel Ed. Hoogagtb. te præadverteeren dat onse residentie van 't eyland Poulo Gondi om de ongesondheid van die plaats stond opgebroken en weder overgebragt te werden, op de instantiën van den sulthan deses rijks, na Lampong Toulong Bauwang, ter plaatse daar de Compagnie weleer haar etablissement op de post Valkenoog heeft gehad. Hetgeen dan nu ook effect heeft gesorteerd met het derwaarts zenden van den koopman Krijn Laven als resident met de noodige besetting. Fol. 615r. (Koopman Krijn Laven kreeg een instructie voor de vestiging van het kantoor en om de inlanders aan te sporen peper te leveren. Op 23 december 1755 was, overeenkomstig de orders naar Lampong en Bantam in 1740 en 1741, om de geschillen sinds 1733 ontstaan tussen de Bantammers, Palembangers en de inlanders uit de weg te ruimen en alle verwijdering te voorkomen, besloten te gelasten,) ingesamelde peeper 'tzij na Palembang of na Bantam, dan wel herwaarts na Indias hoofdplaats te vervoeren onder behoorlijke brieven van geleide, mits dat dien korl in geene als Compagnies handen quamen te vervallen en gesorgt wierden voor sluykerij in deselve. Schoon wij anders van opinie waaren dat een directe leverantie aan de maatschappij beeter aan het ware en eygentlijke oogmerk van den inlander soude voldoen, zijne betalinge daar genietende van onsen resident. Maar aangesien den Bantamse vorst daarteegens contrarievertoogen door den commandeur aan ons heeft laaten doen, bij schrijvens van den 26e april jongstleeden, en versogt dat den afbreng van peper van Lampong Toulang Bouwang bij continuatie geschieden mogt op den presenten voet, zo hebben wij sulx g'accordeert, namentlijk dat de Lampongse volkeren van de zijde daar Bantam meede in verdrag leeft, door hare jurragans de peper sullen laaten afbrengen na Bantam en daar na gewoonte werden betaalt, en die van de kant van Palembang door de inwoonders derwaarts om, ten overstaan der bediendens van den koning van Palembang, daar in 's Compagnies pakhuysen opgeslagen te werden door onsen resident. Fol. 615v-616v. 3348 bahar ofwel 1.255.520 lb peper, samen met de gevraagde 1786 stuks kwadraat- en 10.000 metselstenen enz. kostende ƒ 162.008. Verzonden daarheen is voor ƒ 312.618, namelijk aan goederen en andere behoeften ƒ 39.498 en aan contanten ƒ 273.120. Het kantoor is in 1755/56 ƒ 35.447 minder verslechterd dan het vorige jaar; het bestuur is daarvoor geprezen.) Wij hebben nogthans om der noodsakelijkheid wille, op het secreet schrijvens van den commandeur Van Ossenberch van den 22e may passato, denselven gequalificeert te (Behalve de achtergebleven 1546 bahar is uit Bantam aangevoerd de bescheiden hoeveelheid van ruim ---aan de Lampong Toulang Bauwangse volkeren vrijheid te vergunnen haare (Luitenant Lodewijk Vrijdag is naar Coromandel overgeplaatst en fiscaal Johannes Tinne naar Het verzoek van Librecht Hooreman om ontslag als voorzitter van de Raad van Justitie wordt vullen de opening die in 't fort Speelwijk gevonden word aan de nieuwe punt, of de zoogenaamde katoog, tusschen de beneeden en booven batterij ter lengte van 150 en diepte van 15 voeten voor een somma van ƒ 2424,16,- alsmeede om de verlande gragt rondsom gemelde fort uyt te laten modderen voor ƒ 1950,- en de doorsnijding stoppen aan de zuydkant met een dam, so na aan de rivier als mooglijk sij. Fol. 617r-v. Makassar; de laatste is opgevolgd door Lodewijk Wilkens de Lisle. BATAVIA ondersteund. Daar de eerste secretaris is verkozen tot baljuw, is Jan Willem Hasebroek als zodanig benoemd en opgevolgd door de geheimschrijver mr. Willem Arnold Alting als tweede. In het schepencollege is koopman Jacobus Mersen vervangen door koopman Gerard van der Does en het overleden burgerlid Jacobus van Velzen is opgevolgd door de oud-koopman Pieter Spieser. In de weeskamer is de in juni 1756 overleden Jan Carel Hertzogenraad opgevolgd door koopman Hermanus Munnik; haar kapitaal bedraagt eind augustus 1756 ƒ 4.967.096 en de overige rente in de kas van de Compagnie gerestitueerd bedraagt ƒ 8329. De heemradenkas is in 1755/56 ƒ 1539 ingeteerd, zodat het kapitaal verminderd is tot ƒ 95.525. De overleden burger-heemraad Arnoldus Smit is opgevolgd door burger-kapitein Simon Joseph. Directeur van de bank Jan Schreuder is vertrokken; in diens plaats is verkozen Reynier de Klerk; in plaats van de gerepatrieerde commissaris van de bank Albert Nak is benoemd schepen Abraham van Reynoy; aangezien Abraham David Cavallier vrijburger werd, is in diens plaats tot boekhouder en secretaris van de bank benoemd onderkoopman Christiaan Nab. De commissarissen van zee- en commerciezaken van verleden jaar blijven in functie om hun zaken af te handelen. Het huis van de bank is aan de gebruiker overgedaan tegen kostprijs. Het presidium van de commissarissen van huwelijkse en kleine rechtszaken is, wegens vertrek van Roelof Blok naar Makassar, overgegaan op mr. Meijert Joan van Idsinga en, wegens diens benoeming tot gouverneur van Ambon, wederom op de oud-gouverneur van Ternate Jan Elias van Mijlendonk. Van Idsinga is als president boedelmeester opgevolgd door boekhouder-generaal Pieter Wenting; het kapitaal van de boedelkamer bedraagt ƒ 294.507. Baljuw Pieter Greving is op verzoek ontslagen en opgevolgd door secretaris Michiel Romp; drossaard Louis Pijl is overleden en opgevolgd door onderkoopman Korp en verder zijn aangesteld burger-kapitein Christiaan Willem Meij tot derde vendumeester, Andries Christiaan Salle tot vijfde notaris en mr. Johan Christoffel Schultz tot procureur. In Batavia zijn 2289 nieuwe Chinezen toegelaten.) Onder de kerkedienaren is den predikant Wiardus Hommes van Ambon g'excuseert en na Nagapatnam beroepen in stede van den predicant Hendricus Silvius, die van daar overgekoomen en hier in den dienst ten eylande Onrust geplaast is. Predikant Hermanus Wijpkens is in stede van Ambon in den dienst der Bataviase gemeente beroepen; Hermanus van der Wert tot leraar in de Maleytse gemeente alhier, en de predikanten Adriaan Pieter Steutel, Albertus Meijnichus en Willem Wilbers na Ambon. De leeraren Simon Boppius, Petrus Marchant en Gerardus Cornelis Bastiaanse zijn in gagie verhoogt tot ƒ 130,- per maand. ter sessie van 20 april besloten zijnde te staaken, heeft men egter aan den gouverneur-generaal, op de betoonde inclinatie om zulks bij deese goede geleegentheid ten sijnen kosten te vervolgen, het nodige papier enz. inkoopsprijs geaccordeert en wijders den 10e aug. beslooten het uyt verstrekte Portugees psalmboek met noten weder ten lasten der E. Comp. te laten herdrucken. De kerkemiddelen zijn in het verleeden jaar geaccresseert met ƒ 9505,2,- en dus geklommen tot ƒ 43.918,14,-. De diaconij is het zelve jaar ƒ 2239,- veragterd, waardoor derzelver capitaal vermindert is tot ƒ 280.444,4,-. Het leprosenhuys is g'advanceert met ƒ 477,10,-, bedragende aldus dat fonds ƒ 103.899,19,-. De kerkenreekening der Augsburgse gemeente is desen jare weder ƒ 3979,- veragterd en overzulks in 't geheel te quaad ƒ 7008,15,8. van 600.000 ƒ, waarmeede men van mey tot augustus besig geweest is, en toen van ƒ 360.000,- Het drucken der bijbel in de Maleitse taale, reets gevorderd tot aan het nieuwe testament, De negotie heeft al wederom nu en dan eene negotiatie van penningen gerequireerd, eerst (Tien staven zilver van de kamer Zeeland met een ongewoon stempel zijn in de Bengaalse munt niet Den inkoop in 't boekjaar 1755/6 te Batavia heeft bestaan in: Jaccatra's peper Bantamse en Mallabaarse dito Palembangse tin Banka's sappanhout beyde teegen 41/2 percento 's jaars. Onder en tusschen had men de zilvere baaren al voor een tijd als contant laaten verstrecken en de tellers van geld op assignatiën doen beloven het renten harer penningen tot ult. december, met welk een en ander men ternauwernood de noodigste verstreckingen gaande gehouden heeft, en was het genegotieerd capitaal onder ult. aug. bedragende een som van ontrent tagtig ton, buyten ƒ 518.794,- sonder intrest lopende, waarvan aan intressen voor een jaar voldaan zijn ƒ 305.938,5,-, dat nog dragelijk zoude weesen quam er Bengale niet bij. Maar dat verslindend gewest brengd de Compagnie meer intrest teegen 9 percento in reekening als op tweemaal het Bengaals retour kan verevend werden, zulx derzelver retouren eygentlijk wel 18 percento intrest zouden moeten dragen, nietjegenstaande haare memoriën van genegotieerde penningen maar tusschen de tien en twintig tonnen florijnen lopen, die men dagte eerlange afgelegd te zien. Dog door de sware intressen van niet minder dan vijf ton en hare exorbitante uytgaven, die alles inslokken wat men fourneeren kan, van erg tot erger overgaan zelfs boven begrip, waarom men een commissie benoemd heeft om de deugdelijheid deeser en andere Bengaalse reekeningen sedert anno 1750 tot heeden na te gaan. Fol. 619v-621v. geaccepteerd en daarom naar Batavia teruggezonden. Omdat werd geconstateerd, zoals al in Bengalen, dat ze negen grijn onder het allooi waren, zijn ze retour gezonden.) lb. kooper Japans in platen 76.910 ,, 98.542 ,, 1.192.612 ,, 2.526.323 ,, 121.847 bos bindrottingen 25.242 lb. gomlak op stokjes 10.833 ,, cauris de Manilha's 74.037 salpeeter ,, 104.890 coffijboonen ,, 2.294.387 cattoene gaaren dito ,, 23.077 ,, curcuma dito 35.965 dito indigo ,, 5280 dito peeper ,, 39.426 ,, candijzuyker dito 401.578 10.462.019 ,, dito poederzuyker met eenige mindere articulen te samen beloopende een somma van ƒ 2.196.729,-. Fol. 621v-622r. Mauritius te Surat en elders, is besloten slechts 5.000.000 lb te accepteren, wat bij de geringe eis uit Surat en Perzië voldoende moet zijn om de aanvoer van elders tegen te gaan.) De verkoop bestaat in: balen canneel 1039 nagelen lb. 2250 nooten ,, 1187 ,, peeper 62.500 tin 43.750 ,, poederzuyker 326.223 ,, lijwaten wolle manufactuuren en andere dingen die te samen bedragen ƒ 598.878,- 1200 (Wegens de goede suikeroogst in 1754 en 1755 en de aanvoer uit Manilla, Cochin Chine en zelfs kisten Patnase amphioen tot ƒ 1.296.000,- ,, ,, ,, ,, dito dito dito dito Bij resolutie van 27 april heeft men om de duurdere aanreekening uyt Nederland de à ƒ 30,- d' 100 lb. ,, ƒ 18,- ,, ƒ 18,- ,, ƒ 25,- ,, ƒ 18,- dierhalven monteerd den gantschen verkoop ƒ 1.894.878,-. volgende goederen in verkoopsprijs g'augmenteerd het staal staafeyser lood kleene spijkers groote dito bereekende ruym 50 percent advans. Fol. 622v. (Omdat de Compagnie twee maanden geen voorraad had, meende de Opium Sociëteit van de 1200 kisten er 200 niet te hoeven afnemen. De regering zag dat anders en daarom is verzocht 100 kisten naar het westen van India te mogen zenden, wat met uitzondering van Bengalen toegestaan is. Tevens is 10 september en 5 oktober 1756 besloten de eis wegens de slappe afzet te verminderen tot 1200 kisten, of tenminste 1100 bij schaarste in Bengalen. Bengaals directeur Jan Kersseboom is bij besluit van 10 augustus 1756 de vergoeding opgelegd van een fout in zijn negotieboeken van ƒ 91.350, waarde ƒ 82.717 ten onrechte ten voordele ingenomen, met een zesde van ƒ 91.350 voor de ontdekker, de boekhouder-generaal. Naar rato van bevoordeling is onder de Bengaalse dienaren het verlies op Deccase textiel in Nederland van ƒ 21.308 verdeeld; zie de resolutie van 14 september 1756. Op rekening van verlies ter zee voor 1753/54 is afgeschreven ƒ 230.017 voor de Wimmenum en de Vrede die verloren zijn gegaan in gevecht met Kanhoji Angria, en ƒ 5972 voor de Prinses Carolina die op de uitreis vermist is. Er is bij besluit van 28 april 1756 ƒ 36.590 afgeboekt op ter zee verloren goederen en op minder renderende goederen uit de Zuidzee die naar Manilla gezonden waren. Wegens vermiste goederen van de Engelse sloep de Surprise is op 3 december 1756 ƒ 6462 afgeboekt en bij overeenkomst aan kapitein Burman betaald. De wilde kaneel van Ende of Timor is overeenkomstig de oktoberbrief verbrand. Afgeschreven zijn bij resolutie van 14 september 1756 een tekort van 47 vaten vlees op 439 Amsterdamse vaten en een groot deel van een partij glazen die gebroken zijn door slechte verpakking, waarover instructies voor verbetering zijn doorgegeven aan de kamers Zeeland, Delft en Rotterdam. Honderd last slechte tarwe is opnieuw gebakken om gratis aan de soldaten en de matrozen verstrekt te worden. Afgeschreven is een tekort wegens diefstal in de grote winkel t.w.v. ƒ 1428 en 14.701 lb koffiebonen bedorven bevonden bij het openbreken van de vloeren in de pakhuizen op de eilanden Onrust en Kuiper, alsmede twee last rijst en 66 last tarwe in het graanmagazijn. Tekorten op de medicinale winkel zijn bij resolutie van 4 juni 1756 ten laste gebracht van de eerste administrateur Rijnier Harmensz. en de tweede Christiaan Rose, wat wegens nadere stukken nog wel herzien zal moeten worden; tevens is op 30 juli 1756 ƒ 4015 aan bedorven medicijnen afgeschreven. Bij resolutie van 24 augustus 1756 is genoteerd de verbranding van 2910 lb stof en kruintjes van kruidnagelen, 52.891 lb nootmuskaat, 8087 lb foelie, tevens 195 zeer bedorven sokkels, en 35.185 lb wilde kaneel, en tevens een correctie bij de resolutie van 13 augustus van 17.411 lb nootmuskaat.) In den beginne van dit artikel gemeld zijnde den inkoop van 2.500.000 lb. tin Banka's van Palembang, met 's konings vaartuygen aangebragt, waarbij nog komt 562.500 lb. per Compagnies bodems van daar overgebragt, zullen Uw Edele Hoogagtb. ligt bevroeden dat, schoon w' volgens contract voortaan maar 2.500.000 lb. in 't geheel zullen accepteeren, w' egter eenige scheepsruymte benodigen om dezelve na China te voeren, dat ons wat verleegen maakt, dewijl w' alsnog in 't duystere verseeren ontrent de mesures die Uw Ed. Hoogagtb. deswegen zullen gelieven te neemen, en bij welker ontstentenis w' geen raad zouden weeten met eene waare die men nooit dan na de jongste bezending ten genoegen heeft konnen bemagtige, en nu niet weer kan opgesegt werden, of w' zouden de peper meteenen moeten ontbeeren en beyde zien wegsleepen door allerhande competiteuren. Dat ontrent het laaste product nog het onaangenaamste besluyt opmaakt, wijl w' nu in den verkoop van peeper in China al eene groote winst voor India derven om Nederland maar een ongewone ruyme toedeeling te doen, mits de meerdere prijsen aldaar en U Wel Ed. Hoogagtb. begeerte, hetwelke w' dan ook hoopen een besondere reeden te zullen uytmaaken ter voldoening der gedane geldeysch tot suppletie van 'tgeen w' in deesen dubbeld missen. Onder de navigatie gehoord billijk gemeld te werden het approbeeren van de zeekaarten (In uitvoering van de geheime resolutie van 22 maart 1756 waren in mei slechts de Lycochton en van beoosten Zunda's Engte en de Straat Malacca, opnieuw verbeterd opgemaakt, item de gestelde ordre bij ampliatie op het salut ter besuyniging van buskruyt; vide resolutiën van 3 febr. en 7 december. Fol. 625r-626r. Herstelder voor de oorlog uitgerust. Uit het feit dat het moeite kostte rijst etc. van Java af te halen, blijkt dat de zeemacht bij tegenslag gebrekkig is. Hopelijk komen de schepen net zo voorspoedig als de vroegschepen aan, zodat het gebrek aan volk afneemt. Er zit niets anders op om, zoals op 5 juli 1756 besloten, Chinezen in dienst te nemen, maar dat is nog niet gelukt, wegens hun tegenzin onder Compagnies volk te dienen. De barken de Rijder en Buis hebben op hun expeditie respectievelijk weinig en niets uitgevoerd; zie de verbalen uit de journalen of deze zelf. Een schuitje van boombast van de kust van Carpentaria wordt meegezonden; twee inlanders van daar zijn nog in leven, één spreekt al Maleis. De zeevloot bestaat uit 43 schepen van 150 voet, 61 van boven de 130 voet, 3 van boven de 100 voet, samen 107 schepen. De uitkomende schepen zijn alle veilig aangekomen; zeven kregen de volle premie, waaronder vijf paasschepen.) De zeemagt is vermindert door het stranden van Bloemendaal in Souratta, Elswout op Ceylon, Diemen bij Bima en Voorburg in Bengalen, wijders door 't afleggen en verkopen van Hageveld met zeil en treil voor ƒ 36.000,- het Haasje tot ƒ 7800,- en Dieshoek ter sloop voor ƒ 4008,-, weesende de Turkse passen van vier gebleeve scheepen in october reets overgesonden. Fol. 627r-v. (Ten laste van de desbetreffende kantoren zijn bij besluit van 21 december 1756 in de equipageboeken kleine vaartuigen voor ƒ 115.752 afgeschreven en ten laste van het vorige jaar 32 vaartuigen voor ƒ 102.107. Omdat het gewone werkvolk niet voldoende affuiten voor de artillerie kan maken, zijn deze gecontracteerd tegen ƒ 480 de 18 lb. Overtollige geweren en toebehoren in de wapenkamer te Batavia zullen aldaar en om de west van India verkocht worden, omdat ze daar wat opbrengen. Aan de westzijde van de stadsbuitenwal is de punt West- Friesland afgebroken en vervangen door twee bastions voor ƒ 19.200. De heren raden Pieter van de Velde en Reynier de Klerk, die zijn benoemd tot commissarissen over de fortificatiewerken, hebben een rapport over de staat van het waterkasteel en de werken van verleden jaar ten westen van de stad opgesteld, dat na hun vertrek behandeld zal worden. Het oude arakpakhuis dat te dicht onder het bolwerk de Saffier staat, is voor ƒ 4646 voor de sloop verkocht. De nieuwe pakhuizen zullen het komende jaar gereed zijn, alsmede een pakhuis op de ankerwerf. De verlaten in de westerstadsgracht zijn ook bijna klaar. De besprekingen over de Bataviase memorie van bezuiniging tweede deel zijn weergegeven in de brief van 13 april 1756 en in de vergaderingen van 25 mei en 1 juli is besloten,) opgemaakte bepaalinge bij deese regeering in 't jaar 1745 gevolgd van een weloverlegd ingevoerd gebruyk van dien door de buytenregenten van dien tijd, sodanig te herstellen dat de ongelden van het binnen- en buytenhospitaal, zo aan spijse, drank, kooygoed, verschoning en medicijnen etc. zullen komen te staan op 101/4 stuyvers de man daags, waarvan men reekend dat z' agt verteeren, zodat er dan maar 21/4 stuyvers ten laste der E. Compagnie blijven, daar deselve 4 stuyvers a costgeld uytwint, neevens nog eenige bepalingen bij voorsz. besluyten vervat. bad en dies koste 's jaars bepaald op ƒ 7148,-, mitsgaders die van 't hospitaal der moorse matroosen op ƒ 1092. Fol. 628v-629r. (Opmerkingen over het garnizoen zijn te vinden in de resoluties van 1 juli 1756. Van de Jakatrase landen zijn er acht verkocht voor ƒ 13.593. Ingezameld is 2.488.125 lb koffie, 59.812 lb peper, 22.062 lb garen, 9093 lb indigo.) Nadat het nu soveele jaaren met ijver ontrent de peeperculture geprobeert is, komt klaar te blijken dat deese landen daartoe de vereyschte hoedanigheid niet bezitten, in dier voegen, dat 't een groote last voor den inwoonder uytmaakt ses à seven jaaren de tuynen te moeten bewerken Vervolgens is den 1e julij schicking gemaakt aangaande 't hospitaal aan 't warme ---de ingeslopene abuysen in de verstrecking aan de hospitaalen, sedert de daar (De veiling van Compagnies domeinen te Batavia van eind december 1756 bracht ƒ 841.248 op, d.w.z. sonder eenige vrugt en dan nog in de hoope van een verzoetend genot teleurgesteld te werden door geringe gewassen die van korten duur zijn. En daarom heeft men de pæne gesteld op de gebreckige leverantie van peeper na rato der coffij ingetrocken en liever de coffij op ses rds. 't picol, laatende de peeper tot seven rds. verhoogt. Fol. 629v-630r. ƒ 24.048 minder dan verleden jaar. Twee scheepjes kregen in juli vergunning voor vrije vaart met toegestane goederen naar de west van India, mits ze geen textiel terugbrachten. De Engelse sloep die het vorige jaar door muiters was veroverd, is op verzoek van het bestuur van Benkulen teruggegeven; de moordenaars kregen te Batavia de doodstraf. Een van Padang naar Batavia gezonden Engels vaartuig zou om de geringe waarde teruggegeven zijn, als de gezaghebbers niet allerlei kosten geclaimd hadden voor welk bedrag het schip zeker te verkopen zou zijn geweest. Het schip is hen toen ontzegd, waarop zij met allerlei futiele argumenten kwamen en beloofden dat ze nog een ander klein vaartuig zouden doen teruggeven. Het geval verliep als volgt.) D' eerste prauw van Bankoeloe met een pas van den gouverneur Pijbus om te vaaren op Natter, Chincol en Nias noord opvaerende is eerst g'ankerd voor Battang Capas, heeft daar reyst ingekogt, en vervolgens op de reede van Padang, welke ministers die prauw in arrest namen en na inventarisatie herwaarts sonden, vide haare brief van 7e november 1755 inventaris en pas, en dat ingevolge onse ordre bij brief na derwaart dato 25e aug. 1747, waarbij w' gelastende d' Engelse die tussen Poelo Chinco en Baros komen negotieeren, aan te houden en herwaart te senden met suffisante bewijsen daartoe behorende, waaraan egter bij die van Padang geensints voldaan is en waarop d' Engelse sig ook beroepen, sowel ten opsigte van dit als 't na te meldene vaartuyg bij hunne brief van 16e junij 1756. mishandelt met de herhaalde onwettige inbeslagneeming van onse vaartuygen, dewelke door noodweer of gebrek aan benodigtheeden gedwongen geweest zijn eenige plaatsen nabij uwe posten aan te doen, en zulx onder voorgeeven dat zij daar gekoomen waaren om tot nadeel van uwe Compagnie eene verbode handel te drijven, egter sonder in staat te weesen daarvan eenige graad van bewijs tevoorscheyn te brengen etc. Dog dit laatende ter verantwoording der Padangse ministers, heeft men tot voorkoming van bederf, vaartuyg en lading doen verkoopen, hebbende volgens aanteekening ter resolutie van 31 aug. 1756 gerendeert ƒ 4002,13,-, waarenteegen aan ongelden uytgeschoten zijn ƒ 374,17,-, en zulx op een aparte reekening laten boeken, spreekende hiervan mede de Bankoeloese brief van 2e jannuarij, 8 maart, en d' onse na derwaart van 13e april 1756. door de bandhara en Padangse inlandse regenten met een pas op Natter, Tappenoelij en Chincol, zijnde volgens derzelver berigt (dat niet onfangen is) aldaar ten handel gekomen en daarom g'arresteerd. Waarop die van Padang bij resolutie van 23 mey dezelve provisioneel geconfisqueert hebben, een derde voor de Compagnie, een derde voor den fiscaal en een derde voor de aanhaalders, zendende de inventaris neevens hunnen brief van 2 junij die daarvan spreekt. Welk handeldrijven ook bevestigt scheint te werden uyt de bij hen bevondene Spaanse reaalen, dog niet geconfesseert is door de hier overgekome zeevarende die op dit vaartuyg bescheiden waaren geweest. Zulx ons kragtigst bewijs bestaat in 't verleenen van passen op plaatsen daar w' volgens d' contracten exclusiven handel moesten hebben, zo niet tot ons gebied konnen gereekend werden te behoren, schoon 't gesag lang in verval is, wesende vervolgens op haar aandrang tot encouragement der regenten wel g'accordeert de verdeeling na d' ordre, maar men sal hen bij eerste gelegentheid aantonen dat den officier daarmeede niets te doen heeft, en van hen vorderen een rendement van het een en ander. Terwijl alle de aangehaalde papieren apart tot Uw Ed. Hoogagtb. overgaan. Fol. 631r-632v. misdragen bij het ronselen van een slaaf en het aan boord houden van vrije lieden. Dit is vastgelegd bij de resoluties (Kapitein Witwhay van de Engelse particuliere brigantijn Prince Edward heeft zich te Batavia Zeggende, nadien wij de grootste reeden hebben ons te considereeren als ten hoogsten Het andere vaartuyg in mey 1756 op de reede van Ticou komende, is aldaar ontmoet van 13 augustus en 17 december 1756 om eventueel tegen de Engelsen gebruikt te kunnen worden. Het Engelse schip Holdernes van Limpho te Batavia aangekomen, is reparatie en zes kanonnen van 8 lb toegestaan, maar 20 zeelui zijn geweigerd, hoewel ze die toch wel geronseld zullen hebben; er ontbreken immers enige ambachtslui en zeelieden. Daarom is aan de verdachte Engelsman Sutherland, die met een particuliere sloep van Malakka is aangekomen, alle handel verboden, maar aan het Engelse compagnies schip Griffin is handel in kleinigheden en provisie toegestaan, behalve in wollen manufacturen. Een schip uit de oorlogsvloot van admiraal Watson is vervoer van arak en suiker toegestaan. Voor de reparatie van een Spaans galjoen uit Manilla is rsd 18.000 uitgeleend. De volgende promoties hebben plaatsgevonden: Op de secretarie: ordinaris klerk J.L.A. von Trabe tot marginalist, Adrianus Lugthart tot dagregisterhouder, Frederik Bouman, J.W. de Milaan, Jan Henseler Rode, Adriaan van Velsen tot collationisten en onderkooplieden; de assistenten Jan Dreijer, Jan Hazebroek, Lambertus Camus, Jan Coenraad Feijlner, Jacob Lodisio Jacobsz., Hendrik Cobus en Jan Nicolaas Blok tot permanente suppoosten op de visite en het algemene kantoor, boekhouder Johan Maurits Doeve en de assistenten mr. Pieter Rasch en Cornelis Bosch in een aparte commissie; scheepssoldijboekhouder Hans Johan Noordgreen is aangesteld tot garnizoensboekhouder: hij is eerst bevorderd tot onderkoopman en vervolgens tot koopman; assistent Johan Philip Rich tot negotieoverdrager en onderkoopman; Jeremias Saimpe tot koopman en equipageboekhouder, in diens plaats tot eerste suppoost op het kantoor van de equipagemeester en onderkoopman Jan van Onckelen; eerste administrateur in het suikerpakhuis Simon Bogaart van Belois is ontslagen en opgevolgd door de tweede Georg August van Koningsfeld, die tevens is bevorderd tot koopman. Deze is opgevolgd door onderkoopman en tweede in de grote winkel Christiaan Coenraad van Schellebeek; in zijn plaats Arnout van Citters en na diens overlijden door Adriaan Matthijs Temmink. Als opvolger van de overleden IJsbrand Vincent, is als tweede in het provisiemagazijn benoemd onderkoopman Arend Hooreman; onderkoopman Philippus Gijsbertus Meurs is benoemd tot eerste bezijden de Waterpoort en bevorderd tot koopman. In diens plaats tot tweede in de grote geldkas onderkoopman Adrianus van der Spar, tot tweede in de medicinale winkel en onderkoopman de hospitaalpracticijn George Willem Rache. Diderik Willem Freijer is overleden; in zijn plaats is benoemd tot gecommitteerde over de zaken van de inlander en bevorderd tot koopman de resident van Japara Johannes de Pril. Assistent Otto Frans Marci is bevorderd tot onderkoopman en benoemd tot tweede landmeter. Bevorderd tot onderkoopman zijn: procureur Johan Gerard van Angelbeek, de assistenten Abraham Vermeere, Gijsbert Jacob Welgevaren, Jacobus Gijsbertus Ladenius, Volkert Thomas Higt, Pieter van Spal, de vaandrig Lodewijk Wilkens de Lisle, luitenant Olphert Elias, mr. Arnoldus Adrianus van Test, de assistenten Jan Willem van Blijdenberg en Pieter Bruno Verschuur, en opperchirurgijn Willem Gregorius Nemegheer. Bij de militie de volgende bevorderingen: tot luitenant de vaandrigs Cornelis Dirk van den Hamer en Lodewijk August Saint Etienne; tot vaandrig Johannes Telenius Kruijthof, Marcus Sels, Jan Jansz. van den Burggraaf, Willem Carel van Lovestein, Pieter Baars en Egbert Gijsbert Lutteke, en de gedegradeerde vaandrig Willem Geselschap is weer in zijn functie hersteld. In het hospitaal: in plaats van Hendrik Otto van Oudgaerden is praktizijn Christiaan Kleijnhof tot binnenregent aangesteld; in diens plaats is in het buitenhospitaal aangesteld onderkoopman Pieter Joseph de Vienne met rang van chirurgijn-majoor; tot vierde praktizijn Johan Jacob Schoemaker; tot vijfde praktizijn Frans Hendrik Sanders en tot visitateur van de rede Christiaan Robijn. In de zeevaart: tot kapitein zijn bevorderd de kapitein-luitenants Claas Andersse, Hendrik Visser en Simon Rood; tot kapitein-luitenant de schippers Zacharias Johannes van Kervel, Cornelis van der Stam, Johannes Marthinus Kleijn en Willem Hoogland; tot schipper de opperstuurlieden Johannes Jurgens en Jan Elbers, luitenant Justus Baak en Juriaan Molenstein, opperstuurman Nicolaas Ariens en Dirk van der Huijs; tot luitenant Christoffel Hendrik Heuse en Gillis Pieter Verlee.) over 't verzeylen van 't schip Diemen op de reyse van Banda na herwaart, en stuurman Van Ewijk gecondemneert in ses maanden gagie boete, mitsgaders schipper Hendrik Smit meede gedeporteert over 't liderlijk huyshouden op de uytreyse van 't schip Roon, en twee stuurluyden ider in 6 maanden gagie beslagen. Terwijl den 29e junij besloten is voortaan geene dienaaren die twee ampten bekleeden, voor beide emolumenten te verstrecken. Weesende capitain-luytenant Frederik Christiaan van der Lit uyt den dienst gedimoveert Onder de overgaande retouren is een partijtje van 4000 lb. canneel, als invendibel van Zomede wat hair van wolle uyt Persia ter preuve bekomen. Maar thee op vragt is niets Uyt de korte staatreekening der winsten en lasten van Batavia anno 1755/56 werd bij (De Heren XVII moeten beslissen of opperkoopman Jacob van Schoonderwoerd ontslagen wordt van ƒ Om de retourscheepen te beladen heeft men tot den 10e december gewagt na de salpeeter uyt Bengaale, maar mits dies agterblijven toen laten voortgaan niet zoveel meer hout tot onderlaag te employeeren als daartoe zuyniglijk vereysschen zoude, weesende deese besending bepaald op ses scheepen en is in steede van de uyt Bengale agterblijvende Zeeuwen 't Huys te Boede aangelegt, terwijl een derzelve tot een voorjaarschip geprojecteerd blijft. Gamron teruggesonden uytgedroogde canneel, die daar ontrent 11 jaar in de pakhuysen geleegen had, zijnde door merk onderscheide van de deugsame, en bij resolutie van 1 julij best gedagt nog deesen uytweg meede te soeken. aangegeeven, en uyt het voor Nederland bezorgde alhier aangehouden 1100 roemaals d' este van 11/4 el en 100 dito sesterganti, dewijl den eysch buyten dat voldaan was en Uw Edele Hoogagtb. over die soorten klaagen, welke hier nog wel sonder verlies zullen te verteeren zijn. Fol. 636r-637r. 5927 belasting op in Nederland onverkoopbare Perzische rabarber. Hij voert aan dat hij een andere, en zijn enige, schuld in Perzië tijdens zijn bestuur ontstaan, moet aflossen. Onderkoopman Abraham Vermeere vraagt transport naar Batavia voor zijn vrouw Cornelia de Smith wonende te Middelburg, en de chirurgijn-majoor Christiaan Robijn voor zijn vrouw Anna Ouwater wonende te Amsterdam.) deesen genoteerd dat de lasten bedroegen ƒ 3.026.158,15,8 en de winsten ƒ 3.302.905,6,8, des te overgelegd een tanto van ƒ 276.746,11,-, dus door verminderde winsten 21/2 ton beneden het voorig jaar. Weegens nogmalen ontdekte erreuren in de zoldijboeken van Batavia is ter sessie van 27 febr. besloten een vergoeding te laten doen van ƒ 4.020,12,8, terwijl den eerste oppercoopman des casteels en opperhoofd der logie reeden afgevraagt zijn, waarom er niets geworden is van d' in anno 1752 gedemandeerde confrontatie tusschen het negotie- en zoldijboek. Waarna w' desweegen prompter executie zullen betragten en was zulx na de prijsselijke oude ordres geschied, zoude het onmogelijk geweest zijn dergelijke lompe en met eenen considerable abuysen te begaan als in de aanvang deses briefs vertoond werden. Bij den staat der E. Comp. opgemaakt uyt de Indische negotieboeken van 1754/55 komt te blijken het bedragen der generale winsten tot ƒ 8.563.183,1,10 en van de generale lasten tot ƒ 8.483.631,17,13 (Chormandels boeken manquerende), dus meerder winsten ƒ 79.551,3,13. Onder welke lasten vier ton extra wegens de Souratse nieuwe logie ensz. sorteren, dog welke nog seer verswaard werden door de afschrijving op voorjaarige winst en verlies van de in Bengaale gestrande scheepen Witsburg en Hartekamp, neevens 't verongelukt bhaar zilver in de optogt na Patna. eenige nieuwe werken aan de Caap etc., waarbij de Compagnie ten agteren raakt ƒ 1.956.014,15,14, sulx India's capitaal ƒ 1.876.463,12,1 zoude verminderd zijn, indien Nederlands uytzending en de assignatiën ensz. dezelve niet bevoordeelen met ƒ 2.102.343,3,-, waardoor hetzelve bij het slot der boeken komt te bedragen ƒ 37.490.606,12,15. overige ƒ 1.385.531,1,- te samen ƒ 1.494.630,13,-. Zijnde weegens de liberale gifte niets anders te melden als d' indagtiging om in 't generaal een schelling per ducaton af te korten weegens assignatieregt, of voor de risico en assurantie, terwijl weegens de overgemaakte gelden van wijlen den heer Valkenier 't nodige bij Zijn Ed. dood zoldijreekening genoteerd is. Fol. 637v-639r. (Er zijn radicale beschrijvingen binnengekomen over Ceylon op 23 augustus, Banda 5 november, Japan 14 november, Makassar en Siam 23 november, Perzië 27 november en Malabar en Ternate 31 december 1756. De erover genomen besluiten staan in de geheime resoluties. Volgen de handtekeningen van GG en Raden. De afgeschreve oud-Persise schulden, ook de Macassaarse, den oorlogstrain te Java, en De assignatiën weegens het getelde door de weeskamer beloopen ƒ 109.099,12,- en de Aan assignaties o.a. ƒ 28.800 door de schepen te Batavia Jan Kleijn en onderkoopman Johannes Pinket als executeurs van de boedel van Johanna Cornelia Steenlak, weduwe van dominee Johannes Schelling aan Elisabeth Steenlak, weduwe van Johan van Riel, te 's-Gravenhage, en Petronella Steenlak, echtgenote van Dirk Daalen, te Rotterdam; ƒ 33.230 door de repatriërende sergeant Godlieb Reijke aan zichzelf te Amsterdam; ƒ 44.307 twee assignaties door de repatriërende burger Jan Barend Pieters aan zichzelf te Amsterdam; ƒ 66.461 twee assignaties door de repatriërende burger Albert Nak aan zichzelf te Amsterdam; ƒ 36.000 door de repatriërende burger, oud-schepen te Batavia, Bernardus Jonffermans aan zichzelf te Amsterdam; ƒ 44.307 twee assignaties door kapitein-ter-zee en onderequipagemeester Jan Akkerveld aan Charel Akkerveld en Hendrik Ackenberg, kooplieden te Middelburg; ƒ 36.943 assignaties door burger-kapitein Simon Joseph aan diverse personen; ƒ 29.014 assignaties door de burger-kapitein Simon Joseph en onderkoopman Hendrik Coenraad Sander aan diverse personen; ƒ 45.113 drie assignaties door de weesmeesters te Batavia aan de weesmeesters te Amsterdam; ƒ 46.308 drie assignaties door de weesmeesters te Batavia aan de weesmeesters te Delft; ƒ 46.523 twee assignaties door het lid van de Raad van Justitie te Batavia mr. Johannes Nobel en oud-schepen te Batavia Jan van Oordt aan Pieter Cloot te 's-Gravenhage; ƒ 39.876 twee assignaties door burger Pieter Garden aan James Craufurd en Daniel Cormier, kooplieden te Rotterdam; ƒ 61.273 twee assignaties door gouverneur- generaal Jacob Mossel aan Jan Coningh te Enkhuizen; ƒ 80.352 drie assignaties door de gerepatriëerde chirurgijn-majoor Hendrik Otto van Oudgaerden aan zichzelf te Rotterdam; ƒ 45.531 twee assignaties door burger-kapitein Simon Joseph aan Jan Coningh te Enkhuizen. Totaal aan assignaties ƒ 1.494.630.) (Deze brief is een vervolg op die van 31 december 1756. De besluiten genomen naar aanleiding van het rapport van commissaris Johannes Andreas Paravicini Siam werd zo ongemakkelijk voor den coopman dat de Compagnie daarvan weynig dienst De behandeling van een rapport over Timor is te vinden in de resoluties van 29 maart en 5 april 1757. XXX. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, REYNIER DE KLERK en JOAN GIDEON LOTEN, BATAVIA 25 april 1757. Kol. Arch. 2762, VOC 2870, fol. 1279-1291. BANDJARMASIN over Bandjarmasin zijn te vinden in de geheime resoluties van 4 april, en de gewone van 5 april 1757. TIMOR De verrichtingen van de commissaris en de gesloten tractaten zijn goedgekeurd, behalve wat aanstotelijk werd bevonden. De familie van de gewezen regent van Pulau Landu is staatsgevangene gebleven en de rest van de krijgsgevangenen en de wettig op Timor gekochten zijn tot slaven verklaard.) SIAM meer heeft; de twee scheepen derwaart om reyst gezonden hebben geen permissie konnen bekomen tot den vervoer van rijst, quazi om de schaarsheid en dat de eysschen van 't hof niet voldaan wierden dat altijd niet geschieden kan sonder schade, omdat z' de prijzen bijna stellen na hun welbehagen. Zodat dezelve enkel na Ceylon vervoerd hebben 170 en 287 lasten, d' eerste op de permissie die den schipper bekomen had in recompens van zijne civiele behandeling der overgevoerde Siamse priesters, en de andere uyt een restant van anno passato. De kroonprins enige beweging gemaakt hebbende tot nadeel van de rust des rijks, is na veele uytgestane straffen, eyndelijk onder dezelve gestorven, waarbij enige van zijn aanhang ook den dood hebben moeten ondergaan. Fol. 1280r-v. CHINA (De Chinese retourschepen en de twee die nog van daar zullen komen, brachten ongetwijfeld nieuws. Het Engelse schip heeft te Limpho wollen manufacturen verkocht en voor een waarde van 11 ton zijde ingekocht. Het keerde samen met een Engels schip van Bombay, dat daar ook handel dreef, terug door Straat Malakka.) De beoogde opbrake van Cochin China is weder verijdeld door het verbod van den koning om den carga Capelle niet te laten vertrecken, waartoe wel eenige aanlijding scheynt gegeeven te hebben een winderig gesloten contract van negotie, daar Capelle veel heil in meende te vinden en de Compagnie niets aan heeft. Egter denken w' geen besending meer derwaart te doen. Intusschen heeft 't schip Oosthuysen 4802 picols candij- en poederzuyker overgebragt. Fol.1281r-v. MALAKKA december derzelver naastgelege versterckingen hebben doen verlaten, wagtende tans volk en vaartuygen van hier tot derzelver verdrijvingen, waarover na 't afgaan deses en op 't bekomen van nader advis sullen delibereren. Intusschen ging de tinleverantie te Pera redelijken gang, dog Queda weygerde den uytvoer van rijst na Malacca. Fol. 1281v. Malacca is nog door de saamgespannen oosterlingen omcingeld, schoon bij een uytval ult. (Op Sumatra's Westkust gaat de handel redelijk, maar de Engelsen houden Natal en Tapanoeli bezet, Het gerucht gaat te Batavia dat de Engelsen weer meester van Calcutta zijn. Van de in 1756 gekochte Sedert wil men dat den koning van Siriang door de landvolkeren zoude zijn overheerd, De continuatie van den raad extraordinair Nicolaas Harting in 't Javas gouvernement, Seedert krijgt men tijding van Ceylon dat den 4e maart bij Manapaar ten anker Den 22e februarij is alhier overgebragt de oorlogsdeclaratie van Engeland teegen SUMATRA'S WESTKUST waarover na de ontvangst van de jaarlijkse brieven vergaderd zal worden. BENGALEN opium is nog niets aangekomen, terwijl het kantoor zestigduizend florijnen in baar zilver vraagt. COROMANDEL Vanuit Coromandel, waar de dienaren met volle toestemming van de vorst druk doende zijn het fortje bij Bimlipatam op te bouwen, zijn met de Wereld 387 pakken en kisten textiel ontvangen. De Fransen zijn te Radja Mahindrawarom en in het noorden van Coromandel druk bezig de pachters zwaardere lasten op te leggen. De Mossel is 21 april 1757 naar Nagapattinam vertrokken met een ton goud voor Ceylon, één voor Coromandel en drie en een half ton zilver voor Bengalen. De Huigenwaard is van Arakan naar Pegu gevaren om de lading rijst aan te vullen en is met 717.832 lb op Ceylon aangekomen.) waardoor dit rijk eyndelijk op eenige rust mag wagten, als wanneer de negotie wel sal verbeeteren en mogelijk aldaar rijst voor Ceylon konnen opgedaan werden, waarvan men sig na tijds gelegentheid bedienen sal. Vrankrijk nevens een Chormandels advijsbriefje, dat daar reets gepubliceert was. gekomen, dog daags daaraan weder zuydwaart voortgezeyld zijn, 12 kloeke scheepen laatende Engelse vlaggen wayen. En daaronder ééne de wimpel boven de vlag van de grote steng, dat ons eenigermate tot de gedagten brengt dat den nieuwen generaal van Frans India daarop sal geweest zijn en zig ten halven heeft willen deguiseren. Fol. 1282v-1283r. KHARG (Uit de brief van 16 januari 1757 blijkt dat de Mariënbos, van Muscat naar Kharg gezonden wegens de toenemende handel daar, er geen goederen meer aantrof; het schip is te Batavia aangekomen. Er worden wolmonsters, die zes en vier stuivers het lb kosten, meegezonden en er zal 10.000 lb als proef volgen. De inkoop van koffie uit Mokka voor 91/2stuiver het lb is, omdat ze te gewoon was, beëindigd.) volgens onsen laasten, is van dat gewenscht succes geweest dat de laaste en fameusen rebel Maas Said, of Mancoenagara, zig na veel hesiternes en beraad eyndelijk aan de Compagnie en de soesoehoenang onderworpen heeft, hebbende daarop een matig onderhoud gekreegen en scheynt seer vergenoegd. Zulx w' het genoegen hebben onse verkiesing in Zijn Ed. persoon in allen opzigte beantwoord te zien en hem gegeven hebben de verdiende lof, terwijl w' d' eere hebben Uw Ed. Hoogagtb. met de volkomen vreede en ruste van Java, na eene sestienjarige kostbare oorlog, te feliciteeren. Wenschende deselve tot welweesen van haaren staat lange bestendig mag wesen, waartoe de apparentie favorabel is, dewijl de soesoehoenang hierdoor gesterkt en Maas Said door 't verloop van zijn trouwe swervers de vlerken zullen gekort zijn. Fol. 1283v-1284r. gewone en zes buitengewone leden. Over de gezondheidstoestand in Batavia valt niet te klagen.) Den Hollandsen consul tot Alexandriën Robbert Huijghes ons seer plausibel voorgesteld hebbende een vaart en handel van Batavia op Suez enzovoort op grand Caïro, zendende daartoe meteenen een licentiebrief van den bassa aldaar met vermindering der tollen op 3 percent, hadden w' reets den 11e febr. geresolveert een proef per een bark te neemen. Dan sederd overwegende de beweging welke eene aanvoer van specerijen ensz. door de Middelandse Zee onder de coopluyden in Nederland mogte maken, welke consideratie Uw Edele Hoogagtb. ook (Met de komst van Joan Gideon Loten bestaat de Hoge Regering nu uit de gouverneur-generaal, zes (Begin februari 1757 zijn twee schepen van 60 stukken in Straat Sunda verschenen. De ene was Terwijl de militairen uyt de bataljons genomen zijn en de oost neevens Ceylon een goed apparent bewogen heeft op eene vroegere offerte in anno 1664 daarvan af te zien, zo heeft men van dat besluyt op 25 eodem geresilieert, en naderhand ook verboden van Souratta te onderneemen. Fol. 1284v-1285r. kennelijk een Frans schip, want het viel een Engels provisieschip aan dat daarop naar Batavia terugkeerde. Eén schip passeerde Straat Banka, het andere moet Straat Sunda wel zijn uitgezeild. Een afgedreven Franse particuliere bark verscheen op de rede van Batavia. De directeur-generaal heeft 25 maart 1757 het derde, en laatste deel van zijn memorie van bezuiniging ingediend, waarover te zijner tijd vergaderd zal worden. De resident van Cheribon, Seneca Ingerssen, verzocht en verkreeg verlossing naar Nederland; waterfiscaal Pieter Cornelis Hasselaar volgt hem op en hij wordt weer door opperkoopman Maurits Theodoris Hilgers opgevolgd. De Hoge Regering vraagt dringend veel personeel te zenden. Mede door het extra bemannen van retourschepen tegen de Algerijnen, is er een groot tekort. Slechts twee schepen bewaken de rede van Batavia ieder met maar 21 opper- en onderofficieren, 31 gewone zeevarenden, 2 sergeants, 2 korporaals, 40 gewone Europese en 23 oosterse militairen en dan liggen er nog schepen met 12 en 13 man.) getal alleen tot menagement der kostbare en weynig nut zijnde inlanders zoude konnen employeeren, hoedanig sober 't nog nooyt gesteld geweest is. En hetwelk ons bij reïteratie alderernstigst doet aanhouden om tog van die kamers daar somtijds nogal volk te krijgen is, onbepaald te willen uytzenden en ons op deeze of geene wijze te bezorgen een goed ontzet. Fol. 1286r-v. (Er is tekort aan bier voor de oosterse plaatsen en zelfs voor de hospitalen, en aan zoete Spaanse wijn, zelfs voor het heilige avondmaal, die wel 36 stuivers de fles kost. Omdat de kamer Zeeland maar weinig achter staat, is het nu vertrekkende schip aan de kamer Amsterdam toegedeeld, waardoor Zeeland ongeveer ƒ 30.000 achter komt te staan. Het hele retour bedraagt ƒ 2.673.020, het bedrag aan assignaties is ƒ 138.637. Bovendien wordt aangedrongen op totale voldoening van de eis aan geld, omdat Bengalen alleen al zestig ton behoeft en daar aan rentes enige tonnen goud per jaar betaald worden, wat niet langer te dulden is. Het is beter de inkoop van textiel te beperken, dan zo door te gaan. De radicale beschrijving van Bengalen van 22 april 1757 door het gewone lid van de raad Pieter van de Velde wordt in kopie meegezonden; in oktober zal het resultaat van de behandeling volgen. Provisioneel assistent Dirk van Beek vraagt transport naar Batavia voor zijn vrouw Casparina Waterham ,wonende te Amsterdam, wegens zijn eenvoudige staat zonder betaling van het gewone kostgeld. De lading van het schip dat deze brief brengt, bestaat uit peper, salpeter, hout en wat gember totaal t.w.v. ƒ 126.534. Aan assignaties o.a. ƒ 90.941 drie assignaties door gouverneur-generaal Jacob Mossel aan Jan Coningh te Enkhuizen. Totaal aan assignaties ƒ 138.637.) Uit de brief uit Ternate van 26 juni 1754 blijkt, hoewel wat duister, dat er geen verboden textielhandel De klacht uit Amboina in de brief van 20 mei 1754 dat wegens particuliere aanvoer een aanzienlijke Omdat ze niet sterk zijn en schaars, zijn de strozakken die sinds 1753 gebruikt werden voor het wegen XXXI. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, REYNIER DE KLERK en JOAN GIDEON LOTEN, BATAVIA 15 oktober 1757. Kol. Arch. 2781, VOC 2888, fol. 6-26. (De hoop wordt uitgesproken dat het voorjaarsschip de Spanderswoud met de brief van 25 april 1757 veilig in Nederland is aangekomen. De brieven van de Heren XVII van 4 en 15 oktober 1756 zijn ontvangen; de eerste is 14 en 20 juni, en 15 juli 1757 besproken, de tweede 25 augustus 1757, toen tevens de eis uit Bengalen werd behandeld. Nu volgt antwoord in volgorde van de brief. AMBOINA van kruidnagels en rijst, weer vervangen door zakken van textiel, maar dit wordt weer veranderd indien de duurzaamheid niet tegen het prijsverschil van acht tegen één opweegt. Een nader besluit zal volgen, waarbij verschillende soorten zakken elders in gebruik in de overweging meegenomen zullen worden; zie de vergadering van 14 juni 1757. TERNATE plaatsvindt, zodat er geen reden tot achterdocht is. AMBOINA winst op katoenen Javaanse garens gemist moet worden, is onterecht, omdat het winstpercentage wel hoog is maar de winst zelf maar ƒ 1187 bedroeg. Daarom vinden GG en Raden dat de arme burgerhandel niet nog meer beperkt moet worden, maar wegens de andere opvatting van de Heren XVII is besloten de particuliere aanvoer op Amboina, Banda en Ternate, en de uitvoer daarheen van Makassar, Java en Cheribon te verbieden en voor contrabande te verklaren. BANDA Ten aanzien van het monopolie van rijst op Banda is ingevolge het bevel van de Heren XVII op 20 juni 1757 besloten om de advocaat-fiscaal dienaangaande een extract uit de patriase brief van 4 oktober 1756 te doen toekomen, benevens alle relevante stukken op de secretarie, zodat hij onderzoek kan doen en verslag uitbrengen. Daarna valt er een besluit. Een verklaring van drie personen over deze zaak, die niet werd overgezonden, wordt bij deze aangeboden.) Het verpagten der Bandase domeynen en der Warkayse paarlreeven sal die van Banda weder ernstig aanbevolen werden en om bij onmogelijkheid U Wel Ed. Hoogagtb. daarvan de vereyschte reedenen te suppediteeren, remarqueerende den raad extraordinair Reynier de Klerk bij zijne radicale beschrijving dat den armoedigen en regt deerniswaardigen staat der inwoonderen van die provintie, verre van hun met inhalige pagters te vermoeyelijken, eerder alle bedenkelijk soulaas diend toegebragt. Met welk insigt w' ook na Banda en Ambon beveelen zullen hare betragting te maken, ten einde het vee aldaar vleytig werde aangequeekt en van nu af aan jaarlijks een genoegsaam getal rundvee en verkens van Batavia te eysschen, of goede reeden van 't contrarie te geeven. Fol. 8r-v. Banda naar Celebes in te trekken en op een andere manier in de aanvoer van rijst te voorzien, is 20 juni 1757 besloten de vergunning te continueren, omdat voedselgebrek op Banda ruïneus zou zijn. Rijst van Java halen voor de behoeftige Bandanezen zou te lang duren en te duur zijn en er dreigt thans daar vandaan geen gevaar van (Hoewel de Heren XVII bevalen om de vergunning voor de vaart van zes burgerschepen van Amboina en Er worden maatregelen genomen dat Ternaatse resoluties niet meer door schrijffouten zoek raken. De beschuldiging van knoeierij tegen de resident te Bulukumba Gustaaf Lodewijk van Liebeherr is in Het Siamese ijzer is te grof, te kort en te duur. Met een toegerekende kostprijs van ƒ 15,18,- het pikol Er zal met niet meer dan twee Chinese jonken naar Bandjarmasin gevaren worden. In de december brief smokkel in specerijen. Met een ruime aanvoer van rijst moet particuliere aanvoer voorkomen worden en er is bevolen over zulke aanvoer te rapporteren. TERNATE MAKASSAR handen van de advocaat-fiscaal gesteld. BANDJARMASIN volgt hierover meer, alsmede over het opperhoofd te Timor Elias Jacob Beijnon en het Bilitons onderzoek. SIAM werd er bij publieke verkoping te Batavia maar ƒ 8,8,- voor gemaakt. Een teruggevonden monster Cochin Chinese kaneel wordt met de Petronella Maria naar Nederland gezonden. Een kaart van de Kantonse rivier, een lijst met in China roulerende munten en de daar gebruikte maten en gewichten, wordt nu meegezonden. De staatrekening is te vinden bij de negotieboekjes. Zoals verleden jaar gemeld, vindt naar Cochin Chine geen bezending meer plaats.) JAPAN Compagnie geschieden kan, mits den Japander ook eenig genoegen gegeeven werd, dat niet meer als reedelijk is, wijl denzelve wel weeten wil dat 't een gunst is 1.320.000 lb. koper teegen ƒ 24,14,- d' 100 lb. af te staan, en wij verbonden zijn een derde aan zijde en zijde stoffen, dat eygentlijk de verliesgevende partijen zijn, te bezorgen en 'twelk men nogal vrij veel inkrimpt. Dog de ontstentenisse van de nodige en vereyschte manufacturen doet ons wel noodzaaken recours te neemen tot articulen die minder voordeel geeven. Gelijk w' dat meede reets aangetoond hebben in de jongste jaren 1755 en 1756, vertonende de oppercoopluyden des casteels bij hier bijgevoegt berigt hoe gebreckig de lengte en breete der lakenen doorgaans uytkomen, terwijl de inkoopsprijsen ook bij d' eene en andere kamer in Nederland veel verschillen. En aangaande de winst die de bediendens op een weinig plaatkoper hebben tot 15 percent, kan men met billijkheid geene verandering maken om 't present sober bestaan derzelve; alles nader ontleed der resolutie van 20 junij meermeld. Fol. 10r-11r. SUMATRA'S WESTKUST (Door het overlijden van de beschrijver van Sumatra's Westkust is de brief van 27 mei 1753 van de Engelsen te Benkulen zoekgeraakt. Ze moet wel van weinig belang zijn geweest, want op het verzoek van 30 september 1754 om een kopie is nog niet gereageerd. Dringend wordt aan de Heren XVII verzocht duidelijke instructies te geven hoe zich ten opzichte van hen te gedragen, daar protesten tevergeefs zijn en ze geen aanstalten maken Natal en Tapanoeli te verlaten; zie het geheime besluit van 10 juni 1757,) openstellen van een gelimiteerde vrije vaart na die cust1. Terwijl aangaande de aanreekening van goud en weegens 't besnoeyd payement 't nodige te vinden is bij brieven van december 1755 en 1756. Fol. 11v. De bezorging van 't Japans cargasoen geschied doorgaans so voordeelig als 't voor de ---konnende dezelve daarbij mede zien de abrogatie der Padangse handelsociteyd en 't 1 Zie Plakaatboek 7, p. 213-217. Voor de verantwoording van de dienaren te Bimlipatam wordt verwezen naar de december brief van Een Portugees schip is op 1 februari 1754 te Ceylon toegelaten, dus voor het verbod van 29 maart dat En de Ceylonse retourschepen met Cochenille met verlies in Bengalen verkocht, was daarheen gezonden op de eis van daar; zie de resolutie (De gevraagde lijst van de uitvoer door Engelse schepen uit Batavia gaat hierbij. Slechts het eiland Onrust en de baai van Trincomale op Ceylon biedt een geschikte plaats om te breeuwen. De commandeurs van de Engelse oorlogsvloten doen Batavia ook aan om arak en hout in te kopen. BENGALEN van 20 juni 1757. COROMANDEL 1756. Het vonnis te Nagapattinam en de geheel andere uitspraak van de Raad van Justitie te Batavia gaan thans mee. Bij rondschrijven is gevraagd naar het aantal marken fijn in iedere partij goud of zilver en naar de prijs bij vermunting; in dergelijke zaken is er reden voor klachten. De reparatie van gebouwen moet voor enige jaren aanbesteed worden. Het verbod op particuliere correspondentie met Nederland blijft wenselijk. Het zou nuttig zijn indien in Nederland de hand gelegd kon worden op kwaadwillende berichten, zodat deze dan geweerd kunnen worden. CEYLON pas in het najaar daar aankwam. Op de klacht van de Heren XVII over teveel sapanhout op de retourschepen is 15 juli 1757 besloten de Bengaalse retourschepen voortaan te beladen met) 3000 of 2700 sacken salpeter 150.000 lb. peeper 10.000 lb. calliatoerhout en 60.000 lb. sappanhout, 'twelk met de packen gegist werd op 8 à 900.000 lb. aan swaarte. 2000 sacken salpeter 200.000 lb. coffij 200.000 lb. peeper 160.000 lb. canneel 60.000 lb. sappanhout, hetwelk met de lijwaatpacken te samen op 1.000.000 lb. sal uytkomen, zullende bij gebrek van salpeter de nodige swaarte aan cauris en peeper vergoed werden. Fol. 13r-v. MALABAR bericht van daar in 1755 en de resolutie van 20 juni 1757. BATAVIA naar Nederland van 15 oktober 1754 en 15 oktober 1756 - en over de Nederlandse dukaat, waarvan het stempelen in Azië) weinig in de wandeling behoud en de meeste na de west van India gaan, alwaar dezelve maar weinig minder doen als te Batavia en altoos met minder verlies zoude te verhandelen zijn, als 'tgeene de Compagnie tans boven de augmentatie op 't zilver profiteerd, zo men al wilde vooronderstellen dat de maatschappij verpligt zoude wesen bij afzetting alle dezelve in te wisselen en ook die clandestin of valschelijk nagestempeld waren. Egter sal er notitie gehouden werden van den ontfang en uytgaaf. ---met een groot advans voor de Compagnie van de minste nasleep kan werden, alzo men (Op versmelting van oude Cochinse fanums wordt nog 37/16 % gewonnen; zie bijgaand In de resolutie van 20 juni 1757 wordt ook gesproken over de Venetiaanse dukaat - zie ook brieven (Verantwoording van het reglement op het herenlogement en het verloop van de jaarlijkse pachten te Conform U Wel Ed. Hoogagtb. bevel sal op Ceylon en Chormandel per assignatie na ---een negotiatie van 20 tonnen ƒ teegen 3/8 percent 's maands ondernomen, (In antwoord op de brief van 15 oktober 1756 wordt er op gewezen dat de contanten steeds goed gebruikt Fol. 14r. Batavia zijn te vinden in de resolutie van 20 juni 1757. Zie voor ongepermitteerde, gepermitteerde en de handel van vreemde kooplieden de resolutie van 3 juni 1757, het plakkaat van 29 maart 1754 en het besluit van 20 juni 1757.) Nederland werden ontfangen de nieuwe Nagapatnamse pagood teegen 90 stuyvers 't stuk, mits daarop te bereekenen 4 percent rabat voor de Compagnie. En zal Bengale en Ceylon accepteeren ropia's na 't ordinaire wisselverlies van 1/13, gelijk te Batavia in gebruyk is. De reeden die ons gepermoveert hebben aan ouders, waarvan d' eene de Augsburgse confessie en de andere de gereformeerde leere is toegedaan, niet toe te staan om, schoon met gemeen overleg, hunne kinderen in d' eene of andere kerk te laten dopen, zijn dese dat, nadien de vaders in 't gemeen Luters en de moeders gereformeerd zijnde, het niet zoude konnen missen dat alle de bij hun geprocreerde kinderen in de Luterse kerk wierden gedoopt, dewijl de vrouwen, doorgaans in desen seer eenvoudig zijnde, zig gemakkelijk zouden laten overreeden om daarin te consenteeren. Fol. 14v-15r. worden; zie het besluit van 25 augustus 1757. Om de zwaar drukkende rentelasten, die in zeven jaar 22 ton beliepen, te verlichten is 52 ton naar Bengalen gezonden. Om aan het geldgebrek in Bengalen een einde te maken is) dog heeft men niet verder als tot negen ton konnen vorderen bij gebrek van geld te Batavia. Egter sal men daarmeede nog eeven in staat raaken dit project te voldoen en, koomen de Amsterdamse scheepen nog voor ult. deser opdagen, zullen 't zoveel mogelijk suppleren, wijl w' positief geordonneert hebben geene negotiatie op credit, dat de Compagnie 12 percent in 't jaar kost, nog negotiatie hooger als tot 6 percent te doen. Dewijl 't tijd werd dien schadelijken handel eens met wortel en tak uyt te roeyen, alzo anders telkens opnieuw in schulden komen en voor de beurs van een ander handel drijven. Fol. 15v-16r. 52 ton toe te voegen 11 ton voor de hogere Aziatische valuta en 15 ton voor ontvangen en verwachte goederen, samen 78 ton. Als retour wordt 60 ton verwacht, wat een tekort van 18 ton betekent, waarvan misschien de helft nog in assignaties wordt overgezonden. Azië moet toegerekend worden twee miljoen voor de textielhandel, winstderving op tin en peper samen wel zes ton, zodat er niets overblijft om de schulden van Bengalen te delgen. De geldnegotiatie is uitgeput, zodat een geldzending uit Nederland van vier miljoen, zijnde het werkelijk tekort van Bengalen, nodig is. De dienaren ter plaatse zeggen dat het minder is, maar daar valt geen staat op te maken. Omdat toezending nogal eens stagneert, wordt gevraagd er goed op te letten, anders lijdt de handel elders. Het zou nuttig zijn met de kermisschepen een ruime hoeveelheid baar zilver, goud en dukaten mee te zenden, en met de Ceylonse retourschepen jaarlijks vier ton aan goud en dukaten voor de handel op de kust van Madurai. Het verhandelen van gepriviligeerde kisten van schepelingen is bij plakkaat verboden. De reizen van retourschepen tussen Batavia en Bengalen of Ceylon worden als inlandse reizen beschouwd en in de bestelkastjes mogen slechts thee en porselein en wel half zoveel als eerder, vervoerd worden. Opper- en vice-equipagemeester verklaren dat alle schepen hun ruitkaarten meekrijgen en dat van die van de pakken er één bij de opperstuurman is. Indien dit door de klerken vergeten is, zullen zij in het vervolg daartoe aangespoord worden. In sommige schepen zijn weinig of geen pakken, zodat die lijst ontbreekt. Er is wel steeds een algemene stuwlijst. Weesmeesteren hebben in vergadering van 12 augustus en 23 september 1757 een verzoek van de weeskamer te Utrecht over een verleende kwitantie afgewezen. In de resolutie van 25 augustus 1757 is te vinden waarom Andries van Bockum zonder gage uit Malakka is teruggeroepen. BENGALEN (Bij wijze van staatrekening wordt het aanwenden van het geld toegelicht. Men stelt voor aan de gezonden Uit Amboina zijn 624.057 lb kruidnagels ontvangen, van Banda 977 sokkels foelie en 526.055 lb De dienaren in Bengalen moeten hun in vergelijking met de Engelsen onvoordelige handel verklaren. De Over secunde Jean Simeon Elin, die door gouverneur Abraham Abeleven naar Batavia is gezonden, zal bevelen over de verpakking zullen opgevolgd worden met uitleg van eventuele afwijkingen. Om voldoende tanny zijde in handen te krijgen mag 4 à 5 % meer betaald worden. De veel mindere kwaliteiten onder de letters G en H kunnen achterwege blijven en de hoeveelheid teruggebracht. Het is de vraag of een grotere inkoop van borax in Bengalen, waarvandaan 25.000 lb was gevraagd, zin heeft, daar de Engelsen viermaal zoveel naar Europa vervoeren, zowel uit Bengalen als China, welke laatste veel witter is dan de eerste. Omdat het voor een schrijffout is aangezien, zijn van de effen dubbele armozijnen boven de ƒ 5,-,- maar een matige hoeveelheid verzonden. Textiel uit Patna moet als meest winstgevend de voorkeur genieten. Het verdient uitleg waarom de pakken guinees van 40 op 30 stuks zijn gebracht. Tot zover het antwoord op de brieven uit patria. Nu volgt kort bericht over de kantoren. AMBOINA nootmuskaat. Het gewas daar was verwaarloosd door grote sterfte, o.a. verloren perkeniers 403 slaven en de compagnie 218 Europese dienaren. TERNATE een besluit genomen worden. MALAKKA worden terugverwacht. COROMANDEL verjagen.) waarvan de Nederlandse Compagnie weder ten deele de last zal moeten dragen door de hooghertigheden der overwinnaars. hoewel 't laaste nogal dragelijk is, gelijk U Wel Ed. Hoogagtb. door die ministers reets is bedeeld. Fol. 20r-v. MALABAR SURAT Te Surat zijn de dienaren slecht behandeld. Met gering succes hebben de Basseiners de hoeker van de Compagnie op de rede aangevallen. In een gevecht met volk van Kanhoji Angria ging een smalschip en een gelia door buskruit verloren, maar deze rover had zelf veel doden. BATAVIA generaal, o.a. over de munt te Bengalen, is 21, 24 en 27 juni 1757 behandeld; het gaat hierbij. Op 16 augustus is de memorie van bezuiniging voor Batavia behandeld, op 9 september het vonnis van de Raad van Justitie in de zaak van de raad extra-ordinair Dithard van Rheede tegen de curatoren in de boedel van de overleden burgerkapitein Jacob Kool wegens betaling van 2000 pikol peper. Het is nu duidelijk dat Van Rheede als administrateur te Onrust, noch iemand anders in eigen belang intriges hebben gepleegd. De bewering van raad extra-ordinair Adriaan de Nijs dat er in de raad een stuk was overgelegd waaruit bleek dat de gouverneur- generaal, optredende als directeur-generaal, de betaling van deze peper had doen uitstellen, is onwaar. De Nijs Te Batavia was een ruime aanvoer van rijst en een groot eigen gewas. Een stuk van de gouverneur- De opstandige Buginezen zijn voor Malakka weggetrokken en daarheen gezonden schepen en volk De Fransen dringen Coromandel om de noord steeds verder binnen en zullen proberen de Compagnie te W' vreesen dat 't haast 't toneel des oorlogs zal werden tusschen Engelsen en Fransen, Waarvan men in Bengale smertelijk gevoelen heeft zo ontrent den nabab als d' Engelse, (Op Malabar speelt in het geschil met de zamorin, Travancore ook een rol. Den vervoer sal volgens resolutie van 30e augustus onder anderen begrijpen: waartoe egter in 't vervolg apparentie is, en men zal voor 't toekomende jaar 4.000.000 lb. tragten te zenden. suyker, ten hoogsten tot onderswaarte, thin Banka's met ider schip van de grootste charters en 30.000 lb. voor d' andere. Mogelijk bekomen U Wel Ed. Hoogagtb. ook in 't aanstaande jaar het schip Slooten uyt denkt zulke dingen ongestraft te kunnen zeggen, omdat hij voor overige buitensporigheden nog niet gestraft is. De gouverneur-generaal vertrouwt op de steun van de Heren XVII bij het krijgen van genoegdoening voor zo'n belediging. De Nijs heeft de rechtsgeldigheid van besluiten genomen in de raadsvergaderingen van 22 en 29 juli aangevochten, omdat de gouverneur-generaal toen afwezig was door verblijf op zijn landgoed Buitenzorg. Enige heren zijn het daar niet mee eens. De zaak wordt aan Heren XVII ter decisie voorgelegd. De klachten van Compagnies makelaar te Bengalen Damudar tegen directeur Jan Kersseboom zijn van dien aard dat ze niet aan de Raad van Justitie voorgelegd hoeven te worden. De stukken worden meegezonden met deze brief. De retourvloot zal bestaan uit 21 schepen en een voorjaarsadviesschip.) 50.000 lb. nooten 500 sockels foelij 500.000 lb. nagelen 450 balen caneel 5.000.000 lb. peeper na gissing 4.000.000 lb. coffij, permitteerende de quantititeid overjarige tot nog geen hooger afscheep, 3.000.000 lb. salpeter, buyten dat van Bengalen voor Nederland na Ceylon sal wesen verzonden 500.000 lb. 40.000 lb. China, dat hier op den 6e junij gearriveert, volgens besluyt van daags daaraan mede gegeven is: 200.000 lb. thin 2500 lb. noten 2500 lb. nagelen en 50.000 lb. sappanhout, en tot inkoop van goud voor India nog 250.000 lb. tin, neevens 30.000 Spaanse reaalen van agten, met verdere permissie om daartoe in China nog 50.000 Spaans op assignatie te accepteeren, en dus blijven w' met het tin voor 't grootste gedeelte alhier belemmert, leggende nog elf maal hondertduysent ponden op Onrust. Fol. 23r-24v. (De eis uit Nederland omvat 80 tonnen guldens aan goud en zilver, 50 metalen kanonnen van 12 lb en 100 ijzeren dito van 4 lb. De geldeis is vermeerderd wegens de schulden in Bengalen en Batavia, en wellicht minder assignaties. Voor Kanton worden monsters van bedrukte wollen stoffen gevraagd. Verzocht wordt deze direct daarheen te zenden, als die vaart wordt voortgezet en anders bijtijds naar Batavia om in mei beschikbaar te hebben.) volkome ordre gebragt en zo overgaande, waarvan w' verzoeken een partij voor India te willen laaten drucken en d' uytkomende scheepen sonder onderscheid van kamers ééne meede te geeven. Fol. 25r. (Raad ordinaris Joan Gideon Loten is ontslag naar Nederland verleend. Hij repatrieert op de Petronella Maria als admiraal van de retourvloot, tevens als commissaris voor Kaap de Goede Hoop. Fiscaal van de vloot is koopman Jacob Levier, secretaris onderkoopman mr. Isaac Westplaten Cool. Eergisteren, op 13 oktober 1757, kwam met de Baarzande de brief van 21 maart 1757 uit Nederland aan; over slechte peper en vermiste papieren van de Batavier zal bericht volgen.) De kaart der eylanden tusschen Batavia en Straat Zunda is tans zo w' meenen in een XXXII. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK en REYNIER DE KLERK, BATAVIA 31 december 1757. Kol. Arch. 2783, VOC 2890, fol. 557-895. Nieuwland pas op 15 november 1757. De voorjaarsbrief is in de brief naar Nederland van 15 oktober beantwoord. Thans volgt de beschrijving van de kantoren. (De voorloper de Blijdorp is 15 oktober vertrokken, de zeven retourschepen 31 oktober en de Noord ---zo op het hoofdcomptoir als de buytencomptoiren, bestaande het getal der boomen AMBOINA De kruidnageloogst is gunstiger uitgevallen dan men gedacht had, want met de Blijdorp, Pijlswaart en de bark de Buis zijn ontvangen 624.057 lb garioffelnagels, 3900 lb moernagels in 44 verzegelde linnen zakken, 96 potten gekonfijte nagels met in totaal 2445 lb. Er was begroot een leverantie van 408.650 lb, dus er is 215.407 lb meer geleverd. Overeenkomstig de brief van 4 oktober 1756 uit Nederland is het Amboinse bestuur opgedragen voor de nagels zoveel mogelijk strozakken te gebruiken, daarover te rapporteren en na te gaan hoe duurzaam de strozakken zijn in vergelijking met linnen zakken. De eed van trouw voor ontvangst, afscheep en betaling van de nagels werd afgelegd en de beschrijving van de nagels is op tijd verricht,) nog in 583.786 stux. Zijnde de inlandse hoofden met haare onderhoorige, die nalatig zijn bevonden in de aanplanting, op pæne van correctie aangerecommandeert, de manqueerende nagulboomen niet te versuymen aan te planten en om de uytgestorvene doussongs of datijs, voorzoverre nog niet waaren vervuld, te doen suppleeren. Mitsgaders het maaken van croontjes, corre corren, doosen, borden en diergelijke cieraden van nagulen, daar ter hoofdplaatze seer grof toegaande, scherpelijk te interdiceeren en de pænaliteyten, daarteegens bij voorige placcaten gesteld, bij renovatie te doen publiceeren en affigeeren. Hebbende men wijders uyt der ministers schrijvens van 24e september jongstleden ongaarne vernomen dat het nagulgewasch, schoon zig in het uytbotten extraordinair wel vertoont, egter naderhand door swaare regens en winden veel geleeden hadde, zodat de gissingen der inlandse hoofden omtrend dit gewasch maar bestond in 450385/500 bhaar, dus minder dan anno passato 292 165/550 bhaar. Wij wenschen egter dat het indertijd bij den aanstaande inougst of leverantie der nagulen vrij beeter mag uytkomen. Fol. 558v-559v. (De hongitocht is 14 oktober 1756 ondernomen en in 19 dagen volbracht. Er is niets bijzonders gebeurd, behalve dat enige dorpen op Ceram verlaten waren wegens de daar heersende kinderziekte en dat Hualoy, afgezien van de orangkaja en twee à drie personen, verlaten was wegens ontevredenheid over de orangkaja Pattilima,) ---die beschuldigt wierde van verkragting en het defloreeren van vrouwen en jonge dogters, waaromme de onderhoorige desselfs afsetting en aanstelling van een ander hoofd hadden gepretendeert. Dog gemelde orangkay alles genegeert en het een nog het ander niet beweesen hebbende konnen werden, zo was de zaak met de sagste weg in te slaan bemiddelt. Fol. 560r. inlandse hoofden aangespoord op de peperverbouw te letten. Het uitroeien van bomen is volgens gebruik geschied en betrof 5391 stuks. De dorpshoofden herhaalden hun bezwaren tegen de indigoverbouw, zoals die al staan in de brieven van 24 september 1753 en 26 september 1756. Hun verzoek om ervan verlost te worden is ingewilligd, omdat de hoeveelheid gering is en de Heren XVII die toch al had afschreven, en omdat ze gebruikt kunnen worden voor het kappen van hout en het branden van kalk. De peperverbouw gaat beter. Uit Amboina werd 24 september 1757 bericht dat er op Manipa 12 boompjes waren en dat de eigen ranken t.z.t. vrucht zouden gaan dragen.) (Te Saparua en Haruku is alles in orde bevonden, het opnemen van de goederen geschied en zijn de (Het is onaangenaam dat in het jaar 1756/57 de lasten f 31.560 meer waren dan in de memorie van De bekryssingen van Cerams cust door de pantjalling de Peeperthuyn van anno passato af waergenomen, was thans aan de noordcust en hadde den 29e april in de rivier van Hotty rencontre en actie met vier Papoese roovers gehad. Blijkende zulx bij desselfs overgesondene journaal en waaromtrend den gouverneur Van Idsinga belooft heeft in zijn aanstaande hongijtogt zig nader te informeeren, teneynde ons daarvan beeter te elucideeren. Fol. 561v. bezuiniging voorgeschreven. De winsten waren f 53.574 en in 1755/56 f 65.168, dus f 11.593 minder. De dienaren in Amboina is hierover verwijt gemaakt en er is op aangedrongen door zuinigheid de lasten te verminderen. De revenuen van Compagnies sagobossen te Luhu en Hennetello waren f 2458, dus f 587 meer dan verleden jaar. In de brief naar Amboina van 24 september 1757 is de resolutie van 23 juni 1757, om het binnenbos te Luhu voor vijf jaar te laten rusten en de ingezetenen naar de buitenbossen te verwijzen, goedgekeurd. Dit wordt bevorderd door de mahu putih of volrijpe van één op 5/8 rsd te stellen, de mayang baru of overrijpe afvallende van 3/4 op een 1/2 en de siriboa of kwijnende boom van een 1/2 op 3/8 rsd. Compagnies domeinen brachten bij de verpachting eind augustus 1757 rsd 8023 op, ofwel rsd 649 meer dan verleden jaar. Met de aansporing de fortificatiewerken en bouwwerken te bevorderen is een aanzienlijk aantal metselaars, huis- en scheepstimmerlieden en andere ambachtslui naar Amboina gezonden en toestemming gegeven koelies onder de inwoners te werven. Het gebruiken van militairen bij het afbreken van het kasteel tegen een soldijverhoging van 3 stuivers per dag is goedgekeurd. Het kapitaal van de diaconie voor de armen bedraagt f 14.446, dat voor de elf leprozen f 4490. Voor verdere informatie wordt verwezen naar het Bataviase uitgaande en inkomende briefboek. Het aantal particuliere vaartuigen bestaat uit 10 sloepen, 19 sampans en 11 opgeboeide orembaais. Hopelijk geeft één van de vier predikanten gehoor aan de aansporing Maleis te leren. Het wordt toegejuicht dat de kandelaars voor de avonddienst uit de kerkelijke middelen worden bekostigd en dat de armenkassen van de buitenkantoren bij de Compagnie op deposito zijn gezet. De contanten en zilverwerken van de kerk bedragen f 9809). Ondertusschen hebben wij de ministers ook gequalificeert, naar hun gedaane voorstel en overgesondene afteekening, de kerk aldaar weder behoorlijk te doen opbouwen en klaarmaaken, zo spoedig als doenlijk zij. Fol. 564r-v. (Mutaties onder de dienaren. De overleden luitenant Albertus Engel van Wesel is vervangen door de tot luitenant te benoemen vaandrig Otto van Rijswijk met een gage van ƒ 50; onderkoopman Jacobus Olivier wordt kassier, de onderkoopman Johan Constantijn Cruijpenning winkelier, onderkoopman Matthijs Hartog soldijboekhouder en onderkoopman Hendrik Ouman secretaris van de landraad. De boekhouder Gerrardus Hengeveld, in 1750 als opperchirurgijn uitgekomen en te Padang als zodanig gediend hebbende, wordt te Amboina weer als opperchirurgijn met een gage van f 45 aangesteld in plaats van Matthijs de Hartog. De bevorderingen ter plekke volgens het reglement gegeven en de verdere behandeling van de mindere dienaren zijn goedgekeurd en de onderkoopman Jacob Calcoen is voor werk naar Amboina gezonden. De rustgage van de 12 gepensioneerden is verlengd. Om de kruidnagels op te halen zijn de Vosmaar en de Vrouwe Elisabeth met de gevraagde contanten, goederen en verdere benodigdheden naar Amboina gezonden. BANDA Met de Voorland, Deunisveld en Noord Nieuwland zijn ontvangen brieven van 28 mei en 23 september 1757. Naar Banda zijn gezonden de Rotterdam over Java om 250 last rijst te laden, de Lekkerlust met 125 last rijst over Timor om vandaar 200 slaven voor Banda mee te nemen en de Drie Heuvelen direct van Batavia met 125 last rijst, waarmee de eis van 500 last voldaan is.) Het specereygewasch was door de geduurige reegen niet wel gelukt, egter zijn ons met voormelde drie scheepen nog toegesonden een quantiteyt van 526.055 lb. noten en 977 sockels foelij. Waaromme wij de ministers ook geordonneert hebben de magere noten, item de aan stukken en brocken sijnde, aldaar te verbranden. En voorts gelast om de voorwaarts gemelte Timoreese slaven inkoopsprijs aan de perkeniers af te staan, om dezelve soveel mogelijk tegemoet te koomen in haaren meer en meer verslimmerden staat door de sware sterfte der slaaven, 'tgeene wij verhoopen U Wel Ed. Hoogagtb. sig gunstig sullen gelieven te laten welgevallen. Fol. 566r-v. (De dienaren zijn aangespoord de perken goed te onderhouden en de djati- en peperverbouw met alle middelen voort te zetten. Voor de verpachting van de inkomsten en van de Workaise parelbanken waren geen liefhebbers. Daarom is de inkoop van parels door particulieren verboden. Het bestuur moet uitleggen waarom verpachting niet mogelijk was, en waarom de middelen voor het fokken van rundvee en varkens niet werden gevraagd. Het moet jaarlijks de aanvoer van rijst uit Makassar door de toegestane vaartuigen opgeven en de plakkaten tegen de smokkelhandel in deze handhaven. De inkomsten bedroegen echter nog f 2506. De verhoging van de inkoopsprijs van tonkalk tot 24 stuivers is goedgekeurd en er mogen zoveel Saleyerse doeken uit Makassar gevraagd worden als voor kleding van de slaven en de veroordeelden nodig zijn. Afgekeurd is echter de verkoop tegen prijscourant en er is bevolen, conform de resolutie van 24 juni 1757, de vastgestelde winsten op textiel zeker te bedingen en te streven naar het krijgen van de hoogste prijs. In 1756/57 is op de verkoop 531/4 % gewonnen en op de bieren 2221/4 %. Het bestuur schrijft het aan de mindere winsten toe dat Banda in 1756/57 t.o.v. 1755/56 met f 178 ten achter is geraakt. Dit klopt niet want dan zouden de lasten f 20.120 minder zijn. De bewering dat de lasten f 57.443 minder waren dan in de memorie van bezuiniging is toegestaan, is onjuist, omdat dit voortkomt uit minder militairen en dus minder betaalde soldij. Besloten is voor het afgevaren jacht de Windhond op Java een pantjalang van 60 voet in te kopen. Bevolen is de 14-ponders voor de batterij Kijk in de Pot, naast de vier overgezondene, te lichten van kasteel Belgica en daar de gezonden 12-ponders te plaatsen. Omdat de gevraagde 85 affuiten en rampaarden wat veel zijn, worden slechts 35 stuks gezonden. De wapenkamer mag niet onder de oude koopman Poelenburg staan, maar onder één van de oudste sergeanten. Het vereffenen van de interestrekening met het kantoor-generaal moet preciezer geschieden dan de boekhouder-generaal bericht.) extirpeeren en aanwijsen der noteboomen. Waaromme wij ook goedgevonden hebben de van daar opgesondene orangkayas Bout en Norwijn te relegeeren na Cabo de Goede Hoop, in hoope dat andere quaadwillige sig daaraan zullen spiegelen. Terwijl wij op de propositie der bediendens tot 't vernielen der schuylnesten Keffing en Rarakiet vermeenen dat sulx van Amboina kan geschieden, weshalven wij dan ook de nodige manschappen derwaart gesonden hebben, die na gedaan werk na Banda moeten getransporteerd werden. Fol. 568v-569r. gestraften slotenmaker Jacob Coster en timmerman Matthijs Prijk in plaats van naar Nederland naar Banda gezonden met herstel van gage bij goed gedrag. De kapitein-militair David Bacheracht is naar Banda gezonden en de daar aanwezige kapiteins moeten naar Batavia komen. Goedgekeurd is de aanstelling van onderkoopman Johannes Damius tot fiscaal met bevordering tot koopman, in wiens plaats als resident van Wayer boekhouder Samuel Bariel onder bevordering tot onderkoopman geplaatst moet worden. Vaandrig Albertus Oudemans is verlost naar Batavia, terwijl van Ternate zijn overgeplaatst de onderkooplieden Anthony Bijweegen en Anthonij van der Truijn. De rustgages zijn verlengd voor een jaar. (Aan de eis van het bestuur is zoveel mogelijk voldaan. Omdat er gebrek aan ambachtslieden is, zijn de De Zuydoostereylanden. De inwoonders weederom geheel onwillig geweest in 't helpen Van Ternate zijn ontvangen brieven van 29 maart, 14 mei, 8 juni, 14 juli, 31 augustus en 20 D' inlandse saaken. Terwijl zowel de hoofdkooningen van Ternaaten, Tidore en Batchian, TERNATE september 1757.) als de verdere vorsten en landregenten der landen onder dit gouvernement sorteerende, de verschillen die eenige derselve onder den anderen hadden, excepto seeker oud dispuit, dat tusschen de volkeren van Parigie en Sause van lange heeft getrotteerd, bijgelegd zijnde, sig vreedsaam gedraagen hebben. Alleen soude een parthij omher Bwool zwervende Mandhareesen onderwonden hebben gehad 's Compagnies postje aldaar te attacqueeren, ofwel zodanig gerepousseerd en afgeslaagen waren dat se 'tsedert niets nader hebben ondernomen. Des heeft men de ministers gelast exact te rechergeeren na de waare oorsaake dier aanrandinge, appuyeerende haare recommandatie aan den Manadosen resident gedaan noopens het wankelend Passeerende ook d' aanstellinge der ministers van den prins Zacharias Paparang als de (Als opvolger van de overleden koning van Tidore en Compagnies bondgenoot Paducca Siri Sulthan Bwools koningje om denselven bij mondgesprek nadrukkelijk te vermaanen sig te comporteeren gelijk het behoord. Teffens genoegen neemende dat zij de sendelingen door den keyzer van Magindanoa, neevens een brief en eenige geringe geschenken hun toegeschikt, beleefdelijk hebben getracteerd, en dien vorst met een recompens na dier waarde stonden te animeeren tot den handel, zijn volk en vaartuygen, 'tzij na Ternaten of direct herwaarts, 's jaarlijks over te zenden. Fol. 570r-v. Amir Befahihil Malikil Manan Sjah is met algemene steun opgetreden de afstammeling van de in 1678 regerende koning Saifudin, prins Djamaludin, die de titel Paducca Siri Maha Tuan Sulthan Mohammad Dunil Masudi Djamaludin Sjah heeft aangenomen. Nadat hij de bestaande verbonden met de Compagnie had geproclameerd en de goedkeuring daarop gevraagd had, is deze opvolging erkend. De koning van Tidore, zowel als die van Ternate, zijn aangespoord boosdoeners en moordenaars op te sporen en te straffen en zo een afschrikwekkend voorbeeld te stellen aan andere booswichten.) habielste en wettigste, in steede van 't afgestorvene landheertje van Taroenen, onder aggreatie dat zij den Caupidang en Boelang Itams rijxbestierder Israel Ponto hebben ontzegd zijn versoek om als koning alleen over Boelang Itam te werden gecreëerd, aangesien die beide reykjes, volgens d' ordre, sedert meer als een halve eeuw bij den anderen zijn gevoegt geweest. Maar niettemin de noodige reflectiën gemaakt, zo noopens sijne door haar g'accordeerde nadere versoeken, als over des gouverneurs oneygen behandelinge in der saake betrekkelijk tot 't koningje van Attingola, daaromtrend de nodige ordre haar voorschrijvende. En tegelijk den Gorontaals resident Thornton ten scherpsten bestraffende over sijn misselijk gedrag, van wien en den resident op Manado Smit, wij komen te requireeren, aangaande hetgeen hun is ten lasten gelegd bij der ministers brieven, eene satisfactoire verantwoording. Die men ook vordert van den gouverneur zelfs over zijn gedoente ten opzigte van den Ternaats rijxbestierder Sadaha Senhadje met denselven, teegens onse anno passato zo uytdrukkelijk gegeve ordre, buyten voorweeten der rijxgrooten of forma van landvergadering, gelijk het wel anders heeft behoord, alleen maar op de begeerte en ter complaisance van den Ternaatsen koning te doen arresteeren en so heymelijk herwaarts op te senden. Denwelken men mitsdien 15 rds. 's maands tot onderhoud alhier heeft toegelegd, ten laste van zijnen koning, zoals dat een en ander nader consteerd bij onse op die brieven gepaste onder heedigen dato af te gaan staande rescriptie. Fol. 572r-573r. (De kruidnageluitroeiing in Batjan is met het vernielen van 52.187 boompjes beëindigd en voortgezet te Gammelarme op Ternate. De hoofdkoningen vroegen een redelijk loon voor hun volk dat de uitroeiing verricht, en de koning van Ternate voerde aan dat zowel zijn voorganger en overleden broer prins Van Oudshoorn, als hijzelf de vernietiging aan de zuid- en noordkant van Dodingo op Halmaheira uit eigen zak bekostigden. Dit was zowel nadelig voor het Ternataanse rijk, als voor de Compagnie,) hier en daar quamen te swerven en, ongeagt alle Zijne Hoogheids aanmoediging, sig gants ongeneegen toonde weeder aan 't werk te gaan. En dus weesentlijk bevindende dat d' onderdanen van Sijn Hoogheid op Halmaheira voor die afgedane uytroeyinge nog niets 's Compagniesweegen hadden genooten, zo hebben wij, daaromtrend considereerende dat de finale wijgering van 't gereïtereerd versoek om beloning voor den arbeid na alle apparentie maar weder aanleidinge soude geeven aan die overcustvolckeren, bestaande meest in bloeddorstige Alphoereesen, in den aanstaande sig met alle magt teegens die extirpatie t' opposeeren en dus dat noodsakelijk werk in 't vervolg op dat specerijrijk eyland door alle pernicieuse weegen, selfs ten kosten van 't leeven onser daartoe op uytgesondene werdende manschappen, formeel zullen poogen te beletten. Fol. 573v-574v. Mabaweda en Patani deed. Het weigeren van een redelijk loon kan het nodig maken andere kostbaarder middelen ---vermits het volk, bij ontstentenisse hunner welverdiende belooning, baloorig geworden, (Zij zouden naar het voorbeeld in 1741 wel eens kunnen rebelleren, zoals vroeger het volk van ---met verdere aanbeveelinge de heffingen van 't nooyt tevooren opgelegd, dog door haar aan te wenden. Daarom is het bestuur gemachtigd na elke uitroeiing in het Ternataanse gebied op Halmaheira 2000 rsd te verstrekken en te verdelen onder de 68 negorijen, dan wel 30 rsd aan iedere negorij die uitroeiing verricht. De koning van Ternate roeit op Batjan en in de Obise landen de kruidnagelbomen ijverig uit, hoewel hij de uitvoerders veel moet betalen en hij daardoor zelf gebrek lijdt. Omdat hij herhaaldelijk ondersteuning vroeg, is de dienaren ter plaatse opgedragen hem, naast de normale 700 rsd, na de uitroeiing nog eens 700 rsd te geven. De koning van Tidore kan na uitroeiing op Pulau Pisang 100 of 150 rsd krijgen; zie de geheime brief van 2 februari 1757. De koning van Batjan was met de beloning tevreden, maar het onredelijke verzoek van de koning van Ternate, die net zoveel wilde hebben voor het volk van Halmaheira als dat van Makéan kreeg, is afgewezen. De nieuwe koning van Tidore was nog minder tevreden; zijn veeleisend verzoek is door de Hoge Regering afgewezen. De koningen beloofden de peperverbouw te bevorderen, waar de dienaren hen aan moeten houden. Met de bark Nassau en het tijdig teruggekeerde schip de Anna is in twee reizen 14477/8 reaal of ruim 160 mark aan stofgoud aangevoerd, wat in vergelijking met wat de Deunisveld vorig jaar aanvoerde gering is. De dienaren moeten de aanvoer precies registreren en de residenten van de goud leverende kantoren de huur opzeggen, als ze niet minstens aanvoeren wat nodig is ter betaling van textiel op de kust van Coromandel. In dat geval dienen speciale gecommitteerden alles in deze kantoren in beslag te nemen en na te gaan of er niet meer goud te verwerven is. Dit klemt te meer daar de post Limbunu daarvoor speciaal is opgericht en de geringe aanvoer fraude doet vermoeden. De pacht van de domeinen bracht rsd 4450, d.w.z. rsd 877 meer dan verleden jaar op. De mindere opbrengst verleden jaar, toegeschreven aan een gerucht dat de pacht op sterke drank was afgeschaft, terwijl uit het besluit van 13 februari 1756 duidelijk blijkt dat het slechts gaat om het afschaffen van een invoerrecht van rsd 8 per legger te Makassar, Amboina en Ternate boven de uitgaande rechten te Batavia geheven, komt zo in een ander licht te staan. De pacht en de taprechten, behalve op de arak, blijven onverminderd van kracht en het genoemde gerucht verhinderde niet dat de pacht dit jaar meer opbracht. De verklaring voor de mindere opbrengst verleden jaar is gezocht en wil wellicht iets anders goedmaken. Voor alle duidelijkheid is het besluit van 16 december 1757 meegestuurd,) ten lasten der onder 's Compagnies protectie te Ternaten wonende onchristenen ingevoerd hoofdgeld, wijl bij ondervinding reets is ontwaard dat het teegens haar verwagting niet dan een seer gering montantje had opgeworpen en zulx niets ten voordeele van de Compagnie kunnende bijbrengen, daarenteegen maar tot een last strekt van de inhabitanten om dus haare inwooninge onder de Compagnie verdrietelijk te maaken, mitsdien ook in 't vervolg na te laten, gelijk zij van de pagten op de residentiën, niet in train te brengen zijnde, hebben afgezien. Fol. 578v. (De inkomsten uit verkoop van textiel en andere goederen waren in 1755/56 f 27.147, d.w.z. f 7233 minder dan het jaar daarvoor. Hoewel tegen de intentie van GG en Raden, is het verbod van het bestuur om als betaling contanten te aanvaarden, maar wel goud, goedgekeurd. Het aanvaarden van contanten is verdacht en oneigenlijk, omdat de bewoners slechts goud als betaling hebben. Dit betekent niet dat er geen goud voor zilvergeld gekocht zou mogen worden, als het maar niet ten koste van de verkoop van textiel gaat. Ter informatie gaat de resolutie van 24 juni 1757 mee en er is meer te vinden in de nu naar Ternate verzonden brief. Het is verdacht dat op Ternate textiel van Amboina boven de officiële lading is aangevoerd, omdat het daar meer opbrengt dan op Ternate. Wellicht werd het van elders aangevoerd. Er is om opheldering gevraagd, in het bijzonder of de aangevoerde textiel wel behoorlijk gestempeld was. De verantwoordelijke dienaar, en in tweede instantie de gouverneur, zijn op hun plicht gewezen. De verkoop in twee keer van 445/6 vaten bier bracht een zuivere winst van f 1352 op. De eis daarvan, van textiel en andere goederen zal vervuld worden, in het bijzonder van contanten om goud mee op te kopen. Met ergernis is geconstateerd dat de generale winsten en inkomsten in 1755/56 niet meer dan ƒ 56.527, d.w.z. ƒ 9788 minder dan verleden jaar bedragen, en de lasten ƒ 162.418, weliswaar ƒ 476 minder dan verleden jaar, maar wel bijna driemaal hoger dan de inkomsten waren. Er is dus een verlies geleden van ƒ 105.891, d.w.z. ƒ 9312 meer dan verleden jaar. Als de winst op de soldijen niet te hoog op ƒ 19.683 was berekend, zou het verlies nog groter zijn geweest. De meeste uitgaven waren hoger dan de memorie van bezuiniging voorschrijft. De visitateur-generaal is om uitleg gevraagd en er is nogmaals aangedrongen op zuinigheid en op het doen stijgen van de inkomsten.) D' agterstallen zouden bij 't sluyten der negotieboeken van 1755/6 onder d' inlandse ---over zijn uytspoorig en indecent gedrag omtrend den in beroep aldaar staande vorsten, regenten ensz. een fraaye somma bedragen hebben, blijkens specificatie te vinden bij de brief der ministers aan ons sub 29e maart deeses jaars. En door haar ter voldoening der Gorontaalse schulden, op de verseekering van den resident aldaar dat, gelijk die van capitain-laut Parada seedert gedeeltelijk was afgelegd, de resteerende meede binnenkorten souden inkoomen, nog een jaar respijt verleend. Fol. 581v. (Voor de schuld van de overleden resident Jacob Koek zijn voldoende borgen gesteld en voor de ontslagen Menadose resident Gerrard de Goede is als borg rsd 5000 in contanten gestort. De huidige koning van Ternate lost jaarlijks af op de schuld van zijn overleden vader en het is goed dat hem is aangezegd dat hij zijn lopende schulden binnen een jaar moet aflossen. Omdat hij aantoonde dat het buiten zijn schuld gebeurde, moet de gezaghebber van de bark Leervis ontslagen worden van belasting voor nat geworden textiel en gebroken pannen. De gebreken aan de fortificatie en pakhuizen door de jongste aardbeving moeten hersteld worden en de gebouwen te Gorontalo spoedig voltooid; zie de naar Ternate te verzenden brief. Het toegezonden besluit van 20 juni 1757 over de toegestane vaart van Banda en Amboina om rijst te halen, moet nageleefd worden en de orders en straffen tegen smokkel hernieuwd. Te verwijten zijn het zenden van de bark Nassau om slechts 894 reaal goud over te brengen en het wijzigen door de justitie en de gouverneur van vonnissen van de Raad van Justitie in plaats van de executie op te schorten tot nadere order van GG en Raden, indien zij het er om enige reden niet mee eens zijn. Gouverneur Abraham Abeleven wordt ook verwijt gemaakt) predikant Gerardus à Besten, terwijl hij sig niet ontsien heeft gehad, zijne passie den lossen toom vierende, in der saake waarmeede hij Zijn Eerwaarde heeft willen belasten, des begeerende te b'oogen bij den brief der ministers van dato 20e september jongstleeden, tegelijk als gouvernementaanklager en regter te ageeren. Alwaaromme wij, sulx als seer onbehoorlijk en quaadaardig aanmerkende, goedgevonden hebben, disapprobeerende en voor onwettig houdende alle de stukken daarvan geformeerd, zo ook de resolutie bij haar genomen om Zijn Eerwaarde d' exercitie van zijn predikampt te verbieden en met stilstand van gagie herwaarts op te zenden, zowel de ministers daarenteegen te gelasten geduidte dominee à Besten ten eersten te herstellen, en weeder den dienst te laaten waarneemen gelijk voorheenen. Fol. 583v-584r. zijn herstelling geleden heeft, vergoeden, zoals ingehouden gage, kostgeld en emolumenten. Zijn optreden tegen de dienaren is niet minder vermetel en kwellend. Secunde en hoofdadministrateur Jean Simeon Elin, de onderkooplieden Johan Willem Schorer en Rudolph Anthonij Wijnen zijn ten onrechte geschorst en zonder gage naar Batavia gezonden. Hun wordt recht gedaan en Abeleven moet Elin de gederfde gage, kostgelden en emolumenten vergoeden, terwijl deze zijn actie jegens Abeleven wegens onrecht, smaad en schade voortzet. Abeleven moet de gage Schorer onthouden en extra kostgeld en emolumenten voor de, totaal overbodig en boven de sterkte tot kapitein-luitenant bevorderde, luitenant Jan Christoffel Hartman aan de Compagnie vergoeden. De raadsleden, die instemden met het schorsen van Wijnen, moeten de gage die hem tot zijn aankomst in Batavia is onthouden, aan de Compagnie vergoeden. Wegens zijn misselijk en onredelijk gedrag en met oog op de betrekkingen met de koningen en vorsten van het land, is in de vergadering van 24 december 1757 besloten Abeleven te dechargeren en hem zonder gage naar Batavia te laten komen. Als zijn opvolger is opperkoopman Jacob van Schoonderwoerd benoemd; de tot opperkoopman bevorderde koopman en kassier van het kostgeld te Batavia Jacob Pelters wordt tot secunde en hoofdadministrateur benoemd. Tevens worden gezonden de onderkooplieden Jan George van Raasveld als winkelier in plaats van Wijnen, en Johan Sebastiaan van Masson als secretaris van het bestuur. De onderkoopman Zacharias l'Honoré wordt zowel soldijboekhouder als dispensier in plaats van Boonen, die op gezag van het bestuur tot soldijboekhouder was benoemd, maar weer terugkeert tot zijn beroep van chirurgijn en naar Batavia gaat. De aanstelling in 1756 van Jan Jonkers tot equipagemeester wordt bevestigd, alsmede de verhoging in gage van dominee Isacus Fedder tot ƒ 110 en de overige promoties van lagere dienaren. De laatste zijn te vinden in het Bataviase inkomende en uitgaande briefboek. Bij de brief van 31 augustus 1757 uit Ternate zijn de antwoorden in margine te vinden op het uittreksel uit de generale brief van Heren XVII van 12 oktober 1755. (Abraham Abeleven moet uit zijn eigen beurs dominee Johannes Gerhardi Abesten alle schade die hij tot De met de Anna en de bark Leervis naar Ternate gezonden goederen enz. hadden een waarde van ƒ 198.494, waaronder ƒ 48.300 aan contanten, terwijl van daar voor een waarde van ƒ 89.075 werd ontvangen. 21 maart 1757 3.585, MAKASSAR De Voorland bracht in het voorjaar 400 last rijst en 10.000 bossen padi van Makassar naar Banda en de Blijdorp 150 last rijst naar Amboina, terwijl de Ouwerkerk 52.000 bossen padi naar Batavia vervoerde. De brief van 2 mei 1757 meldde dat de vertiening onder toezicht van de gouverneur, en deels onder die van de resident van Bulukumba, 255 last 1591/2 gantang rijst en 10.760 bossen padi heeft opgebracht , d.w.z. 97 last 108 gantang rijst en 2960 bossen padi meer dan verleden jaar. Maar de Boniërs hebben 41.880 bossen padi, d.w.z. 15.080 meer dan verleden jaar, onvertiend weggevoerd. Het ware goed geweest als de tiende in de noorder provincie van Maros, de spijskamer van het oosten, meer had opgebracht. Daar is niet meer geheven dan 2801/2 last rijst en 16.906 bossen padi, d.w.z. 681/2 last rijst en 4099 bossen padi minder dan verleden jaar. Dit wordt toegeschreven aan de vroege droogte in het najaar, waardoor mede niet meer dan 23 last 2371/2 gantang rijst tegen rsd 371/2 of ƒ 90,-,- het last en 50.116 bossen padi voor ƒ 3,-,- de 22 bossen, buiten 60 last door gouverneur Roelof Blok in eerste instantie voor 35 rsd de last, ingekocht kon worden. Omdat de rijstvoorraad op Java overvloedig was, is niet verder ingekocht - de prijs was reeds tot rsd 42 het last opgelopen - en is het restant padi van verleden jaar verkocht voor ƒ 3,-,- de 20 bossen, waarmee 20 % winst werd gemaakt. In de vergadering van 2 december 1757 is besloten opdracht te geven uit de voorraad van 400 last rijst 150 met de Vosmaar naar Amboina te zenden en 250 last te Makassar tegen marktprijs te verkopen. Er is te Makassar 10.210 lb was ingekocht en te Bima 1500 lb voor 30 rsd het pikol. Omdat ze te Batavia voor weinig meer ingekocht kan worden, is de prijs op 25 rsd de 125 lb gesteld. De verkoop van textiel bracht op) den 27 nov. 1756 en daarbij omgeset voor ƒ van ƒ ,, 9 may ,, 2300, 25 julij ,, 1.774, 22 aug. ,, 4.863, Fol. 589v. (Met verlies zijn verkocht 26 stukken bevlekt en verstikt Bengaalse guinees met ƒ 71, een legger Kaapse wijn met ƒ 50, 5 stuks onbruikbare paarden met ƒ 142, 2800 lb Kaapse rogge met ƒ 77 en een mand Japanse vruchten met ƒ3 verlies. Het oude bouwvallige sjahbandarhuis bracht bij openbare verkoping rsd 2600 op. Bij resoluties van 24 juni en 9 september 1757 is besloten en bij brief van 15 oktober is het kantoor bevolen uitsluitend Bengaalse, Suratse of Coromandelse textiel te vragen, maar slechts als er 30 % tot 50 % winst op te maken is. Voor het ambachtskwartier te Batavia zijn voor rsd 60 het stuk 267 mannelijke en 77 vrouwelijke slaven ingekocht. Hoewel de jonge peperplanten van verleden jaar grotendeels zijn verdord, zijn de regenten toch aangespoord ook voor de zesde maal de teelt voort te zetten. Zij beloofden dit te doen.) inlander Tjadjo van Wadjoe over moord, door den gouverneur Blok tot onse nader ordre gesurcheerd, en bij de stukken bevonden dat den eysch van den fiscaal Oosterhout gegrond op de wetten, dog door den Justitieelen Raad ontzegd was, zo hebben wij denzelven g'approbeerd agtervolgens dies inhoud, te weeten met de koorde te werden gestraft dat er de dood navolgt. Fol. 591r. Benkulen zonder lading aangekomen is, is geconfisqueerd. In verband met geldgebrek mag renteloos liggend 14.042, 3, - ƒ 13, ƒ 15, ƒ 6, ƒ 19, ƒ 10, Onder de justitieele zaken is ons voorgekoomen de sententie crimineel ten lasten van den (Een tweemastertje van de vroegere gouverneur Jan Dirk van Clootwijk, die met een Engelse pas uit 9.411, 8 2.340, 8 7.662, 8 3.666, - 16.385, - 8 ƒ - ƒ - ƒ -met een winst 8, 4, 9, 16, 41.824, 8, 16, 8 ƒ 8 ƒ626, 1.030, - of ƒ 2.472, - 's maands 1.440, - dito 1.807, 4 voor 't jaar rds. rds. 80, - rds. 753, - rds. 213, - rds. 154, - rds. 600, - ,, ƒ 192, - dito ,, ƒ ,, ƒ 511, - dito ,, ƒ 369, 12 dito ,, ƒ kapitaal van de weeskamer tegen 3/8 % per maand of 41/2 % per jaar op veilige wijze worden uitgezet. Het was beter als dit niet nodig was, want het vermeerdert de lasten die in het afgelopen jaar f 176.021 bedroegen, bij inkomsten van f 120.491, zodat het verlies f 55.530 was. Er is sterk aangedrongen op het volgen van de memorie van bezuiniging, apart toegezonden door gouverneur Roelof Blok, waarop GG en Raden in de marge hun besluiten aantekenden.) Inkomsten der domeynen hebben dit jaar te zaamen bij verpagtinge behaald ƒ 36.096,-, of ƒ 1764,- meerder als dezelve in 't gepasseerde jaar hebben moogen gelden, en zijn afgeloopen, namentlijk d' inkomende regten 't hoofdgeld der Chineesen de toptafels dito de steene bazaar 't slagte van 't vee de sterke dranken Deese laaste hadde in 't voorleden jaar rds. 1600 beloopen en gevolglijk dit jaar tot 1000 rds. minder gemeynd, dat de ministers willen toeschrijven aan onse resolutie van den 13e febr. 1756. Maar hunne onkunde in dit stuk zoude wij eerder met regt die minderheid hebben kunnen ten lasten brengen, dewijl bij de conditiën waarop de gesamentlijke pagten wierden geveylt, hadde behooren bekend gesteld te zijn eene bepalinge van de quantiteid die aldaar vrij van alle impost aangebragt en verkogt konde werden, uyt hoofde van ons besluyt dat in zigzelve in 't gros en geensints een verkoop bij de kleene maat behelsd. Gelijk wij hun nu op 't klaarste aangesz. en gelast hebben te observeeren, alsmede om ons de conditiën der verpagtinge ook voortaan 's jaarlijks te doen geworden, teneinde te kunnen zien of onse ordres ook daaromtrend ter executie werden gebragt. Fol. 592v-593r. jaar. Het aantal ereschoten dat de residenten zich aanmeten is teruggebracht door ze het teveel gebruikte buskruit tweemaal in rekening te brengen. Het buitensporige bedrag van f 81.775 voor toegezonden geschut waarvoor afschrijving werd gevraagd, zal aan de visitateur-generaal voorgelegd worden. Evenals in de andere oosterse kantoren mogen de voortaan eind augustus afgesloten negotieboekjes in het voorjaar overgezonden worden. Omdat er 50 lijfeigenen van Batavia naar Amboina zijn gezonden, hoeft Makassar de van daar gevraagde 15 slaven niet meer te zenden. De onderkoopman Carel Jacobsz. is wegens een tekort van f 25.450 als winkelier en kassier met afgeschreven gage naar Batavia gezonden. Zijn goederen zijn in beslag genomen en verkocht; voor wat nog tekort was en het verder te vorderen stelde de weduwe van gouverneur Cornelis Rooseboom zich garant. Tot winkelier is aangesteld Hendrik Wolf met de Stadwijk voor de kamer Amsterdam zojuist in Batavia aangekomen. De onderkoopman en secretaris van het bestuur Johannes Tinne is tot kassier benoemd. Onderkoopman Frederik Hendrik Willem Blijdenberg en assistent Dirk van der Sluijs, de laatste bevorderd tot onderkoopman, zijn voor aanstelling uit Batavia toegezonden. Johan Christiaan Helmkamp is tot onderkoopman bevorderd en tot resident van Saleyer aangesteld in plaats van onderkoopman Anthony Ravensberg die uit deze residentie verlost is. Resident van Bulukumba Willem Deefholtsz mag van ambt wisselen met licentmeester Godfried Carel Meurs. De gouverneur is aangespoord op het gedrag van residenten over wie klachten waren, goed te letten. Onderkoopman en gewezen secretaris van het bestuur Hermanus Burggraeff is op Bima aangekomen ter aflossing van resident Willem Coutrier, die echter op 24 april 1757 bleek te zijn overleden. Ter aflossing van 135 man zijn 100 militairen gezonden en de gevraagde rustgages zijn verleend. Vervolgens worden de geheime brieven van 2 mei, 18 en 22 oktober 1757 behandeld. Gouverneur Roelof Blok is bij aparte brief het ongenoegen bericht over het onbegrip in verband met de radicale beschrijving over de bevelen die bij aparte brief van 31 december 1756 gegeven waren. Opdracht is uitgegaan om voortaan eerlievende personen aan het hoofd van de patrouillevloot te plaatsen, omdat ze al enige jaren zonder succes is teruggekeerd. Nu de vaart van de zeeschuimers bekend is, wordt een beter resultaat verwacht.) over diverse feytelijkheeden door de onderdanen van den een den anderen aangedaan, dog door (De twintigste penning op verkochte vaste goederen bracht f 1640 op, d.w.z. f 22 minder dan verleden Tusschen het hof van Bonij en den koninginne van Tannette was een geschil ontstaan Tanette's koninginne, volgens den algemeene eygenschap der sexe onstandvastig, tussenkomst van den gouverneur waaren deselve geassopieerd. Die wij hebben gelast alles aan te wenden om Zijn Hoogheid steeds de zijde der Compagnie te doen aankleeven, die reets hoogbejaard zijnde ons op de propositie van den gouverneur bij afleyvigheid van dien bondgenoot zodanige maatregulen heeft doen neemen, als de secreete brief daarvan gewag maakt, mitsgaders ook weegens zeekere aldaar zijnde pangerang pretendent der Palembangse kroon, waaraan wij ons eerbiediglijk refereeren. Goah, bestierd werdende door den koning van Tello geduurende de minderjarigheid van desselfs koning Osman, die maar even den ouderdom van 6 jaaren bereykt, gaat voort zig nu hier dan weder elders op te houden zonder zig aan de belangen der Compagnie eenigzints te laaten geleegen leggen. Maar inteegendeel zig een aanhang onder de grooten tragt te maken, schoon 't evenwel aan goede g'intentioneerde voor de Compagnie aan dit hof niet ontbreekt. Egter, gelijk men zegt, de hoornen opsteekt door het contrarieeren van den inhoud van het Bongayse contract, vaartuygen van Passir in andere plaatzen zonder met een Compagnies pas te zijn voorzien, binnen de rivier van Goah ten handel te permitteeren, het opregten van eene bazaar op Sampong Java en aldaar 's Compagnies onderdaanen uyt te locken en te debaucheeren, 't heffen van tol op de daaromtrend gebacken werdende metselsteenen, openbaar geweld op 's Compagnies grond te pleegen en diergelijke gevaarlijke onderneeminge meer. En alschoon hij den tol op de klagten van den gouverneur heeft ingetrocken, en die zig vleyt alles eerlang vernietigd en uyt den weg te zien geruymd, egter hebben wij hem gelast daarover nader op 't kragtigste aan te houden, en waarvan wij 't effect tegemoet zien. voorgenoomen hebbende haar land te abandonneeren en 't bewind daarvan aan een rijxsbestierder, dog het oppergezag quasie de Compagnie op te dragen, was door den gouverneur en de tussenkomst van den koning van Bonij daarvan gediverteerd, alzo zulks gants niet dienstig zoude zijn met de belangens van de maatschappij. Fol. 596v-597v. (De uitroeiing van specerijbomen op Buton gaat voort onder betaling van de gebruikelijke recognitiegelden, omdat de koning zijn schuld oorspronkelijk uit het gekaapte schip Rust en Werk zal voldoen, of deze anderszins zal trachten te delgen. Hij heeft een gezantschap naar Makassar gezonden met een brief vol beleefdheden, waaruit blijkt dat hij de vriendschap wil herstellen. Er is een commissie ingesteld om de onrust op Saleyer, door het harde optreden van de hoofdregent Bonta Bango ontstaan, te onderzoeken en bij te leggen. Hiermee wordt de onderkoopman en secretaris van het bestuur Johannes Tinne belast, die aan de slag gaat, wanneer de regenten hun tribuut bij fort Rotterdam brengen. Er wordt op vertrouwd dat de resident te Bima 5000 pikol sapanhout zal leveren, waartoe een schip wordt gestuurd om het af te halen. Hij zal tevens bevel krijgen per jaar een miljoen lb te leveren. Voor de vaart op Pasir wordt verwezen naar de resolutie van 9 juni 1757 en voor die op Mangerai naar de geheime brief van 31 december 1757 aan gouverneur Roelof Blok.) 85933/4 rd. Nederlands payement 12.000 stuks nieuwe ducatons 20.000 rd. aan zilvere ropijen 2000 pees bethilles gebleekt cust ,, 120 ,, 300 ,, 300 ,, 200 ,, 640 640 ,, 2400 ,, 200 ,, ,, 600 150 ,, guinees gemeen gebleekt cust gingam penasse moerissen gemeen gebleekt dito bruyn blaauw parcallen roode cust salempoeris roode dito chitsen ordinaire breede Souratse dito Pattenase cassas Bengaals guinees dito 20.625,-, 46.800,-, 48.000,-, 10.618,16, 1.114,17, 1.080,8, 1.224,15, 1.330,5, 2.846,11, 5.610,1, 10.858,10, 755, 1, - 5.500,-, 1.930,3, 'tGeene deeze gepasseerde twaalf maanden na derwaarts gezonden is bestaat in ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - - - - - 8 - - 8 - - 8 - ,, 687, 16, 8 laakenen in zoort Daarenteegen heeft men vandaar weeder in opgemelde tijd bekoomen 8 - - 8 3 met en beneevens verscheide benoodigtheeden voor 't comptoir te zamen bedragende ƒ 208.178,5,-. 17.547 lb wax, kostende 250.500 lb. sappanhout 400 leyfeygenen 52.000 bossen padij mitsgaders diverse ammunitiegoederen, halve koopere duyten die aldaar ongangbaar zijn, verscheide posten van aanreekeningen etc. die te zaamen monteeren ƒ 85.802,5,-, behalven de rijst die na de oost gesonden is. Fol. 599r-v. 10.107,1, 5.010,-, 28.800,-, 6.529,17, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ (GG en Raden verontschuldigen zich dat ze wederom geen commentaar geven op het rapport van Onder andere meede goedgevonden den resident aan te schrijven en te qualificeeren om BANDJARMASIN commissaris Johannes Andreas Paravicini. Ze verwijzen naar de geheime resoluties van 4 april, en 9 en 13 juni 1757, en naar de gewone van 5 april, en 13 en 14 mei 1757. In die van 5 april staat het zakelijke en in de geheime van 13 juni het besluit een ingenieur naar Bandjarmasin te zenden om de loge te inspecteren en na te gaan of op die plaats een sterk fort gebouwd kan worden en of er steen en pannen gebakken en kalk gebrand kan worden. Deze ingenieur moet hierover rapport uitbrengen met tekeningen. In 1756/57 is uit Bandjarmasin aangevoerd de mooie hoeveelheid van 9799 pikol zwarte en 515 witte peper, d.w.z. 1.289.250 lb of 389.500 lb meer dan verleden jaar. De waarde van de totale inzameling was f 224.636. Samen met 2087 pikols geleverd aan Chinezen met twee jonken, bedroeg de totale peperopbrengst 1.550.125 lb. Ruwe diamanten, noch goud zijn ingekocht. Naar Bandjarmasin is gezonden aan contanten f 213.540, aan goederen etc. f 26.538, tezamen f 240.078. Op de vroegtijdige aarzeling van de resident in de brief van 5 mei 1757 of er steeds zoveel peper verworven kan worden, is geantwoord dat er op een rijke inzameling gerekend wordt en dat wordt verwacht dat hij zich daarvoor inzet. De vrije vaart van jonken op Bandjarmasin is nadelig voor de peperverwerving en kan moeilijk verhinderd worden. In de vergadering van 9 juni 1757 is de radicale beschrijving door Joan Andreas van Hohendorf behandeld en zijn geheime besluiten genomen.) den sulthan en Ratoe Anum aldaar op een aimible wijse voorstellen om de gantsche vaart en aankomst der jonken op Banjer te willen weren, wanneer de Compagnie aanneemt om, in steede van de twee jonken die men uyt complaisance na het contract van anno 1747 aldaar gepermitteerd heeft, aan den sulthan en Ratoe te betalen hetgeene dezelve gewoon zijn van dezelve te genieten. Zijnde voor ieder jonk 1000 à 1200 Spaanse realen, of voor de twee 2000 à 2400 Spaans, onder voorhouding dat ze, weegens de opene vaart der Banjaresen na Batavia en Java, alle gerieflijkheeden konnen bekomen of eysschen, alsmeede dat daardoor veele broullerijen zouden konnen werden voorgekomen, nadien men anders gedetermineert is teegen hunne sluykerijen na rigeur en volgens de contracten te procedeeren. Fol. 602r-v. voor te zorgen dat het bij wederzijds handelsvoordeel blijft en de vaart naar Makassar en elders niet tot open overleg leidt. Om de goudhandel te stimuleren mag 13 Spaanse realen het mark in plaats van 12 betaald worden, inclusief provisie en onkosten, maar van inkoop van diamanten moet, tenzij de prijs aanmerkelijk daalt, afgezien worden.) overgesonden hebbende eenige aanmerkingen op het jongst met den sulthan gesloten contract, zoo hebben wij denzelven over dat ongequalificeert en onvoorsigtig gedrag gereprocheert. En wijl teffens bleek dat 'tzelve, voordat wij hem daarover onze dispositie hadden laaten toekoomen, aldaar gedivulgeert en ter ooren van den kroonprins gekomen was, waaruyt zomtijds kwade gevolgen konnen ontstaan, zo heeft men de gevolgen daarvan voor zijn reekening gelaaten. De resident Te Lintelo, neevens missive van den 15e mey aan ons ongevergt (De vaart van jonken op Pasir moet tegengegaan worden. Overleg met de vorsten op Celebes is nodig om er (Resident Bernard te Lintelo moet zich verantwoorden over enige ten aanzien van hem negatieve punten in Fol. 603r. het genoemde rapport. De huur van twee vaartuigen van f 3664 om snel peper aan boord van de Immagonda te brengen is goedgekeurd en tevens f 176 voor twee vaartuigen om geldkisten en een paard als geschenk voor de koning aan land te brengen. Tevens is een bedrag van f 488 voor een nieuwe vlaggestok goedgekeurd, maar f 6220 hogere kosten dan het reglement van bezuiniging voorschrijft bij de verscheping van peper moet vergoed worden. Ter vervanging van resident Te Lintelo is koopman Nicolaas Ringholm aangesteld. Bij de terugkeer van Te Lintelo is een brief van 30 september 1757 ontvangen met het bericht dat de sultan en de ratoe om het gewin hebben geweigerd om de vaart van Chinese jonken te verbieden, en een brief van 24 oktober van de nieuwe resident waarin deze belooft te proberen de overige punten aanvaard te krijgen. Tevens zijn ontvangen een verantwoording van Te Lintelo en een tekening van de negorij Tatas en de loge daar. De nieuwe resident Ringholm meldt in zijn brief over de hofzaken,) ---dat zowel van den zulthan, als den Ratoe Anum een beleeft briefje ontfangen had met verzoek van den eersten om bij denzelven op Cajoetangie te willen koomen, daartoe een expres vaartuyg en sendelingen afzendende, zodat de inlandsche zaken, waarvan de afgegane resident zoveel gevaarlijke gevolgen scheen te bedugten, omdat daartoe door zijn onbezonnen gedrag zekerlijk de grond gelegt had, spoedig van gedaante zijn verandert, en waarvan men verder goede verwagting heeft. Fol. 604v. ---w' ten opzigte van de inlandse saken geaccordeert hebben de versoeken van den keyser TIMOR (Voor de redenen om opperkoopman en sjahbandar Johannes Andreas Paravicini als commissaris naar Timor te zenden, wordt verwezen naar de generale missiven van ultimo december 1756 en voor zijn verrichtingen daar naar de resoluties van 29 maart en 1 april 1757. Tevens is 5 april 1757 een brief naar Timor verzonden. Uit Timor zijn brieven van 31 mei en 24 september ontvangen, waarover 14, 15, 17 en 18 november 1757 is overlegd. Hierover wordt genoteerd dat) van Sonnebay en den koning van Amabay ter erlanging van het rijxgoud door den commissaris Paravicini herwaarts gebragt. Alsmeede, op de instantie van laastgemelde vorst, pardon en quytschelding van een boete groot een duysent rijxdaalders, verleend aan desselfs neef den vlugtigen tommagon Sislolop, mits zulks meriteeren en de bediendens geene reedenen ter contrarie hebben, dat in beiden gevallen aan haar gelaten is. Fol. 605v. (De aanstellingen van regenten zijn goedgekeurd en de hulp aan de regenten van Waywiko en Waywiko Waihalé tegen de zgn. zwarte Portugezen, alsmede de belofte hen te verdedigen, als de koningen van Dirman en Lakeko zijn overgekomen en een verbond met de Compagnie gesloten hebben. Voor de behandeling van de zwarte Portugezen wordt verwezen naar de brief van 5 april 1757. Het voorstel om een expeditie naar Sumba te ondernemen om krijgsgevangenen te maken is afgewezen. Wel is opgedragen op Ade of Mantoete, waarmee evenals met Beloe in 1668 een contract werd gesloten, een post te vestigen om de brieven van Beloe makkelijker te transporteren en beter te profiteren van de producten van het land. Gehoopt wordt dat de goudwinning bij de rivier te Tepas, die slechts twee oncen en drie asen opbracht, in het vervolg gunstiger verloopt. De fiscaal Friesendorp, die als opzichter is aangesteld, moet daar alles voor in het werk stellen, waartoe daarheen 76 Balische slaven zijn gezonden. Het is aanvaard dat de burgerschrijver die op bevel van Paravicini moest verhuizen, met zijn sloep, met achterlating van zijn gezin, naar Batavia is vertrokken. De boete van rsd 4000 door Paravicini aan het opperhoofd Elias Jacob Beijnon opgelegd, blijft voor diens rekening, terwijl overige niet geïnde boetes moeten worden verantwoord. De stukken aangaande het tekort op de pakhuizen en de kassa van de tot soldaat gedegradeerde secunde Joan Louis Hosselie, van bij inkoop f 18.633, minus zijn verkochte goederen à f 6259 uitmakende f 12.373, moeten met zijn transport aan zijn vervanger Jacob David Faucherau naar Batavia gezonden worden ter behandeling. Gelden en effecten van Hosselie moeten, zo aanwezig, ingevorderd worden. De peperverbouw op Roti verloopt voorspoedig; aan enige stammen zijn vruchten gezien. De indigocultuur bracht dit jaar 87 lb op; de eerste soort is uitmuntend en de andere moeten daar naar gesorteerd worden. Het zout van Roti is zeer slecht en ook niet nodig. Sandelhout is met f 7,4,- het pikol te duur en bovendien slecht, maar van was is 60.000 lb besteld, terwijl de rest door de inwoners uitgevoerd mag worden, wat in de pachtvoorwaarden duidelijk opgenomen dient te worden. Pachten en tolheffingen brachten bij de openbare veiling eind augustus 1757 f 12.888 op, d.w.z. f 1833 minder dan verleden jaar. Dit is geaccepteerd, maar het beëindigen van de pacht op het merken van kaarsen en damars wordt afgekeurd. De parelbanken van Amarasi moeten eveneens openbaar geveild worden, omdat dit niet meer fraude geeft dan het duiken naar parels door de inwoners. In het jaar 1754/55 waren de lasten f 21.305 en in het vorige jaar f 24.054, d.w.z. dat dit jaar de lasten f 2749 lager waren. De inkomsten in 1754/55 waren f 32.218, waarop de gederfde inkomsten op de goederen van de gewezen secunde Joan Louis Hosselie in mindering gebracht moeten worden, zodat de zuivere inkomsten f 21.469 bedroegen. In het jaar 1753/54 waren de inkomsten f 17.405, zodat er dit jaar f 4003 meer inkomsten waren. Er valt dus in 1754/55 ten opzichte van 1753/54 een verbetering van f 6752 te constateren. In de brief uit Timor van 24 september 1757 is het antwoord te vinden op het extract uit de brief van 13 oktober 1755 van de Heren XVII. De eis uit Timor is verscheept met de Lekkerlust en de bark de Vrijheid. Met het laatste schip is van daar ontvangen 36.250 lb was, 130.500 lb groene katjang, 6890 lb sandelhout, 87 lb indigo, 80 lb honing, 2 oncen en 3 asen goud en diverse onverkoopbare textiel, tezamen met een waarde van f 33.252. Het opperhoofd Elias Jacob Beijnon en secunde Jacob David Faucherau zijn met behoud van rang en gage ontslagen. Tot opperhoofd is benoemd Hans Albregt van Pluskouw met bevordering tot koopman en tot secunde de onderkoopman Adolf Bent. Naar Batavia zijn verlost sergeant Jan Henkel en 9 soldaten. Voor het overige wordt verwezen naar de resoluties van 29 maart en 1 april 1757, naar de vergaderingen van 14, 15, 17 en 18 november 1757 en naar de brieven naar Timor van 5 april en 31 december 1757. Ook heeft men haar gesz. en g'ordonneert ten opzigte van alle vaartuygen die boven PALEMBANG Met schepen van de Compagnie is 450.360 lb zwarte peper, 29.158 lb witte peper en 575.000 lb tin ontvangen, en met schepen van de sultan 766.341 lb zwarte peper en 904.058 lb tin. Met de schepen de Prinses van Oranje, Wereld en Anna is naar Palembang verzonden voor een waarde van f 368.000. Vijf ijzeren en 9 metalen draaibassen, en 14 van de afgelegde pantjalang Neptunus mogen aan de sultan en andere gegadigden voor gebruik op kleine vaartuigen tegen de zeerovers voor f 150,-,- de 100 lb metaal en f 18,-,- de 100 lb ijzer verkocht worden.) Malacca buyten hunne pas vaaren, schoon ook naderhand aangehaald, en alsdan bevonden mogt werden daaromtrend overtreeden te sijn, die vaartuygen en alles wat erin gevonden werd, onder een behoorlijke inventaris gebragt zijnde, aan te houden, de nodige stucken en bewijsen teegen deselve in te winnen en voorts tot confiscatie na bevinding te procedeeren. Dog teffens aan de eygenaars dier vaartuygen vrij te laten om des begeerende na Batavia te mogen komen, teneynde aan deese regeering haar verantwoordingen selfs te konnen doen. Terwijl alsdan de zaak in statu soude moeten blijven en de stucken ten haaren laste teffens overgesonden werden. Fol. 611v-612r. (In beslag genomen goederen die aan bederf onderhevig zijn, mogen direct verkocht, de overige moeten goed bewaard worden. Omdat er steeds veel tin, maar weinig peper binnenkomt, moet de sultan stipt aan de contractuele verplichting tot peperlevering van 20.000 pikol gehouden worden en wat hij meer levert moet naar het volgende jaar overgeboekt worden. Een extract van het besluit om op Java, Bantam, Palembang, Djambi en Bandjarmasin de handel in textiel geheel te staken en slechts te verschepen wat voor eigen gebruik nodig is, is naar Palembang gezonden. De dienaren ter plaatse en te Malakka moeten precies berichten hoeveel en welke soorten zij nodig hebben.) gesanten uyt name van haaren vorst bij hun aanweesen alhier, vooreerst een van de versogte twee tanjongpouras op Java te laten klaarmaaken en aan Zijn Hoogheid te doen toekoomen, mitsgaders ten opsigte van de in den jaare 1753 door 't schip Westhoven in Straat Banca aangehaalde thin te persisteeren bij ons voorig of in anno 1754 genomen besluyt, ingevolge van 'twelke de helfte aan den koning was gerestitueerd. Dog heeft men daarover ook na Palembang geschreeven, ingevalle die restitutie teegen onse gedagten nog niet mogte zijn geschied, dat sulx in Daarenteegen hebben wij goedgevonden op de gedane versoeken van de Palembangse so een geval alsnog ten eersten soude moeten gedaan werden met rds. 62337/48, sijnde 't bedraagen van die thin. Ten derden heeft men ook de voormelde gezanten haare gedaane instantie vanwegens Sijne Hoogheid toegestaan, om 't alhier aangehaalde en te vinden geweest sijnde goud van den jurragan dukara door onsen sabandhaar aan haar, onder behoorlijke quitantie, te laten afgeeven. En ten vierden hebben wij de Palembangse resident aangesz. om ten opzigte van 't betaalen van de gewoone tol aan dien sulthan en weegens 't visiteeren der vaartuygen van alle vreemde handelaars aldaar, door het volk van Zijn Hoogheid geene verandering te maaken, maar 't dienaangaande op den ouden voet te laten blijven. Welke één en ander de resident ook gelast is aan dien koning bij de eerste goede occasie bekend te maken, en teffens wel ernstig voor te houden onse bereydwilligheid om aan Zijn Hoogheid omtrend alle billijke zaaken genoegen te geeven. En dat wij dusdanig met regt ook van Zijn Hoogheid verwagtende waaren prompte nakominge van desselfs promessen, om te besorgen dat aan de Compagnie vooral ruyme quantiteyten van peeper weder gelevert. voorgesteld weegens de togt die na Bliton soude hebben moeten geschieden, volgens U Wel Edele Hoogagtb. seer gerespecteerde schrijvens (blijkende die swarigheeden bij Palembangse ontfangene brief, waaraan wij ons ter vermijding van rediten nedrig gedragen), soo hebben wij de Palembangse bediendens aangesz. die togt na Bliton uytgesteld te laten tot nadere ordre en beetere gelegentheid. Fol. 612v-613v. de inkomsten f 967 meer waren, zodat er een verbetering ten opzichte van verleden jaar van f 5225 was.) sulthan ratoe den 16e der gemelde maand september is komen te overleiden en den 17e daaraan 't lijk van Zijn Hoogheid ter aarde was besteld. Mitsgaders dat den kroonprins of pangerang ratoe met eenparigheid van stemmen door alle desselfs broeders en rijxgrooten tot successeur en wettigen koning van Palembang was geroepen en behoorlijke onderdanigheid beweesen, dat ook den nieuwen vorst de kroon had aanvaard onder de naam van sulthan Ratoe Achmat Naijamoedien. Terwijl den nieuwen vorst den eersten resident ook vriendelijk hadde ontfangen en bij die occasie belooft sig stipt te zullen gedragen aan de nu jongst geslotene contracten met den ouden vorst en ook te zullen betragten de Compagnie genoegen te geeven. Fol. 614r-v. (In de brief van 23 oktober 1757 is toestemming gegeven het geschenk van f 320 bij de audiëntie aan de sultan in de boekjes af te schrijven. In plaats van de onderkoopman Andries Evert Bangeman is onderkoopman Jean Rosier als tweede resident aangesteld. In de genoemde brief zijn de overige bevorderingen vermeld. (Met de brief van 18 oktober 1757 is bericht dat er in het afgelopen boekjaar de lasten f 4257 minder en En aangezien den meermelde Palembangsen vorst heel veel swarigheeden heeft Men bij brieve van den 22e september tijding bekomen heeft dat den ouden Verwezen wordt naar de brief van verleden jaar, waarin de vrede van de sultan van Djambi, met DJAMBI Palembang en de Compagnie gemeld werd. Boekhouder Pieter Chevijn is als resident daarheen gezonden met 1 korporaal, 12 soldaten, 1 ondermeester en 2 kanonniers, en bovendien met contanten voor dagelijkse uitgaven. Uit Palembang is bericht dat hij door de sultan van Djambi goed ontvangen was en dat deze het geschut van de Compagnie terug had gegeven. Maar Chevijn was ziek en ijlhoofdig geworden, en op 8 maart 1757 overleden, waarop de resident van Palembang Huijbert Johan de Heere de tweede resident Andries Evert Bangeman naar Djambi zond. Deze stelde de sultan tevreden en daarom is hij daar gelaten, terwijl Jean Rosier als tweede resident in Palembang werd aangesteld. Naar Djambi is f 2889 gezonden, waarmee, zoals in de brief van 14 oktober 1757 is geschreven, nu de sultan zo welgezind is, bij voorkeur peper in plaats van goud dient te worden ingekocht. Als de goudprijs echter laag is, kan dit ook ingekocht worden. Er is bedankt voor de naar Batavia als geschenk gezonden twee olifantstanden, welk gift erkend zal worden als er gezanten naar Batavia komen. De hoge uitgaven van Chevijn van rsd 2478 zijn geaccepteerd, omdat ze in een notitie verantwoord zijn en er wegens diens sterven bijzonderheden ontbreken. De residenten te Djambi en Palembang is bevolen om intensief samen te werken. Verder wordt verwezen naar de brief naar Djambi van 14 oktober 1757. Inmiddels is ook resident Bangeman overleden in wiens plaats benoemd is onderkoopman Bernardus Helmers die zo snel mogelijk daarheen vertrekt. ---want het schip Akerendam op den 12e julij 1756 met de gezanten van Candia SIAM In 1755/56 bedroegen de lasten voor Ayutthaya en Ligor f 17.096, d.w.z. f 5052 meer dan verleden jaar, vnl. door meer rantsoenen, gewone en buitengewone lasten en, vooral door het verbouwen van de hoeker Ter Veer. De inkomsten bedroegen f 3428, d.w.z. f 13.668 minder dan verleden jaar, wat nadelig maar dragelijk voor de Compagnie is; zie de geheime resolutie van 23 december 1756. Ze zijn vooral toe te schrijven aan de prijzen op de Amsterdamse markt voor sapanhout en gomlak op stokjes. Het kantoor en het Siamse hof dragen bij aan de lasten, hoewel er regelmatig boeddhistische priesters naar Kandy worden overgebracht en al zou men door toegeven aan de willekeurige behandeling het hof tot rede brengen,) aan 't Siamse hof gezonden, aldaar verscheenen zijnde, waaren op den eersten augustus daaraanvolgende ter audiëntie gebragt. Welke staatsperzoonen door den resident Bang in de logie tot Judja, op ordre van den berquelang, zo van wooningen als meubilen na de inlandse wijze voorzien zijn geworden. En dus de laaste ook meerder vriendschap van de zijde der E. Compagnie, als van 't Siamse hof genietende, den hoogmoedigen Candiaan indertijd meerder geneegentheid van te wagten is, als z' tot nog toe betoond hebben. Vermits het gezantschap uyt hoofde van 's konings vertrek na de bovenlanden niet vergund wierd binnen Judja de plaats hunner residentie te verblijven, maar genoodzaakt al dien tijd zig aan boord van voorsz. bodem Akerendam te begeeven, waarvan een onkostreekening gemaakt en 't Ceylonse ministerium 't bedragen van dien aangereekend is. Hieruyt is dan ligtelijk af te neemen het absurde humeur en eygenzinnigheid der Siamse volkeren, die genootene diensten ligtelijk vergeeten. Fol. 617v-618r. (Men kwam er achter dat het weigeren aan resident Nicolaas Bang van rijst voor de Akerendam en de Lekkerland was toe te schrijven aan het uitblijven van textiel voor de khaluangs, van de spiegels zoals ze bij de generale eis waren omschreven, en de kleden waarvan monsters waren gezonden. De laatsten waren door functionarissen van het koninklijke departement op zo’n lage prijs gesteld dat ze in Coromandel niet te vinden waren, zodat de monsters terugkwamen. Om deze redenen en wegens de schaarste verbood de koning de uitvoer van rijst. Desalniettemin gaf de koning kapitein-luitenant Cornelis van der Stam, die de gezanten had overgebracht, toestemming om 200 kojan rijst uit te voeren, waarvoor f 42,5,- de kojan werd betaald en die in de Akerendam zijn geladen, en nog eens 100 kojan met instemming van de gouverneur van Ceylon en het opperhoofd van Trincomale, die met 337 kojan rijst, welke verleden jaar uit de Appelboom waren gelost, met de Lekkerland naar Ceylon zijn verscheept. Door zulk optreden van het hof wordt de handel niet bevorderd, evenmin door de particuliere handel in textiel, die, omdat ze van een andere soort was dan door de khaluangs gevraagd, werd geweigerd. Dit kan ook een streek van de Siamezen zijn om de prijs te drukken. De resident is gevraagd te rapporteren welke soort textiel wel met winst wordt afgezet en waarom deze dan niet besteld is. De dienaren valt te verwijten dat diverse bestelde kleden een reeks van jaren onverkoopbaar in de pakhuizen lagen, die dan tegen inkoopsprijs zijn verkocht of naar Batavia zijn teruggezonden. Omdat de eerste staatsminister, de phra-klang, aan het departement van handel verbood tin, olifantstanden of rijst te leveren, is tin van particulieren ingekocht, wat voortaan evenwel is verboden, omdat het vaak vervalst is en te duur. Overigens zou aankoop niet mogelijk zijn geweest, omdat de contanten al in januari een debet van f 2245 vertoonden. De roggenvellen geëist door Heren XVII, zijn overeenkomstig het in 1750 gezonden monster besteld, en moeten in een geringe hoeveelheid ingekocht worden, als de prijs onvoordelig hoog is.) gomlak, namentlijk 't sterven en verhuyzen der mieren (die toegeschreeven werden de gomme op de takken der boomen te brengen, en dus het lak aan de stockjes hegtende, de fabricquers van deeze stof te zijn). Dus dan ook eene groote schaarsheid geweest zijnde, de Siammers ƒ 44,- voor 't picol hebben gevraagd, hem resident hebben gelast een calculatie te maaken, 'tgeene op die gomme volgens 't aan hem gezondene rendement in Nederland g'advanceert werd, eene inkoop Zoals wij ook op desselfs schrijvens en de gegeevene reedenen van de duurte van ’t 278, 5, 8 651, 18, 8 2.563, te samen bedragende 8 - 8 - 8 8 - - 8 - - - 776, 11, 8 1.074, 14, 1.490, 5, - 3.493, 5, 133.832, 9, sappanhout gember geconfijte ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 1, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 76.522, 11, 15.502, 3, 3.886, 5, 7.030, 8, 24.056, 5, elephantstanden namrak gomme gutte cadjang groene (Van sapanhout is voor Nederland en Azië een miljoen lb besteld. Met de Kattendijke en de hoeker Ter pro rato te doen. Dog als wanneer de winsten niet genoeg zoude zijn, alsdan met de voldoening van de helfte van 'tgeene gevordert mogte werden, te kunnen volstaan. Fol. 620v-621r. Veer is over twaalf maanden ontvangen) 220.121 lb. thin kostende 684.810 ,, 10.486 ,, ,, waxkaarsen 6800 ,, 13.314 ,, 1536 1080 ,, ,, 45.335 ƒ 500 lb. coopere gewigten diverse provisiën ƒ terugontfangene geschenk ƒ Daarenteegen hebben wij op den 6e augustus jongstleeden met 't schip Crabbendijke na die residentie gezonden 10.000 stux gecartelde ducatons 100 21 1300 462 eenige schenkagiegoederen en verdere benodigtheeden die met elkanderen te zamen rendeeren ƒ 65.492,19,8,-. Fol. 621v-622r. schrijven aan verschil in waardering tussen de gezonden goederen en de geleverde tin à f 128,-,- de bahar en sapanhout à f 2,18,- de pikol. Er is nog een voorbeeld van de winzucht van de Siamezen.) pretensie van de mandarijns ten bedragen van twintig catjes zilver of ƒ 3200,- van den resident te vorderen en erlangen, dog zijn oogmerk in deeze niet bereykt hebbende, hadde dien staatsman kunnen goedvinden die somma uyt 't contrageschenk van de thin en 't sappanhout te doen verhaalen, en zijne mandarijns voor 't vervolg gequalificeert daarmeede te continueeren. Fol. 622r-v. brief uit Batavia bij hem krachtig geklaagd over de afpersing en de slechte betaling door de khaluangs van gezonden textiel, zodat hij de ware mening van de Compagnie leert kennen. De koning, die zijn genegenheid, vriendschap en achting betuigde, is verzekerd dat de Compagnie hetzelfde zal betrachten en hem, zowel als de phra- klang zijn de gewone geschenken gezonden, waarover meer te vinden is in de brieven aan hen geschreven. Boekhouder Pieter Kleiman wordt binnenkort met Compagnies goederen en waarden van Ligor verwacht en luitenant-ter-zee Dirk Clement is overleden. pees coetenis Bengaals in 1 pak ,, ,, ,, (Hierover is door de resident bij de phra-klang geprotesteerd en het geld is teruggevorderd. Ook is in een (Het verschil in geschenken, reeds aangeroerd in de brief van verleden jaar, is volgens de resident toe te Den berquelang alvoorens verscheide maalen getragt hebbende eene gefingeerde soesjes Bengaals zaanen Bengaals moerissen roode cust -, 40.000, 495, 10, 8 346, 9, 8 6.941, 4, 3.375, 13, JAPAN Omdat de Keukenhof en Radermacher tijdig terugkwamen, kon over de handel in Japan gerapporteerd worden in de generale missive van 31 december 1756. De jaarlijkse vergadering over Japan werd 24 mei 1757 gehouden, waarbij de brief van 13 oktober en het rapport van het teruggekeerde opperhoofd Herbert Vermeulen van 4 december 1756 werden besproken. Deze zijn goedgekeurd en ook het verlies in vergelijk met het vorige jaar van f 27.766. Wel is in 1756 bevolen de lasten in overeenstemming met de memorie van menage op f 112.000 te En nadien de bediendens volgens haar schrijvens bij de Japanders vrugteloose moeyte houden, omdat die wegens geschenken aan twee buitengewone rijksraden en enige kleinigheden met f 1500 zijn overschreden. Er is herinnerd aan eerdere orders ten aanzien van de handel om, als de Japanners op deze willen gaan beknibbelen, in het uiterste geval, als zachtere middelen tekortschieten, met lading en al naar Batavia terug te keren. Maar sinds de laatste overeenkomst valt eerder het tegendeel te verwachten en is er hoop dat door zachte middelen iets goeds voor de handel te bereiken is. Daarom is bij geheim besluit van 14 december 1756 vastgesteld om de stadsgouverneur van Nagasaki en de gouverneur van Jedo gunstig te stemmen en hun hulp te zoeken om het hof te bewegen meer staafkoper te leveren en de handel te verbeteren. Koperdraad mag niet meer aangenomen worden, omdat er door slechte afzet al een voorraad van 8000 lb is, maar particuliere aanvoer van plaatkoper op de vorige voet is toegestaan. In de eis moet, zoveel als dat met de wens van de Japanners te rijmen valt, continuïteit nagestreefd worden; nu zijn er jaarlijks te grote verschillen. De besluiten over tekorten op de lading van de gezonden schepen zijn goedgekeurd, zoals de vermindering van 131/4 el op 9 stuks divers laken en de retournering van onverkoopbare stukken goudleer en van Perzische stoffen. De kosten van herstel van Compagnies gebouwen en sampans, en van het tolkenhuis voor f 1766 zijn aanvaard. De dienaren schreven dat het laatste nu in geen drie à vier jaar vernieuwing zou vereisen, waar ze wel toestemming voor hadden, maar het is niet uitgevoerd wegens de hoge daglonen en duurte van hout en omdat de Japanners er wel f 7294 voor vroegen. De algemene geschenken mochten ook afgeschreven worden. Zij bedroegen, na aftrek van het gewone contrageschenk van 50 stuks zijden rokken, in het afgelopen jaar f 56.507 en bij verkoop f 58.263, d.w.z. respectievelijk f 2044 en f 1633 meer dan in 1755.) hebben aangewend teneynde een derde bodem, boven de twee die nu sedert een geruyme tijt in den handel op dat vaarwater gebruykt zijn, te moogen employeeren, zoals wel anders onse intentie was, conform het g'arresteerde bij resolutie van den 11e junij 1756. Zoo hebben wij ter vermijding van brouilleriën met deselve geresolveert om volgens de jongste gewoonte maar twee bodems datheen te zenden. Fol. 627r. Batavia met een lading t.w.v. f 363.669 om het aftredende opperhoofd David Boelen op te halen en het onlangs van daar vertrokken opperhoofd Herbert Vermeulen er weer heen te brengen samen met koopman, dispensier en pakhuismeester Jan Hek. De twee gezonden schepen zijn inmiddels teruggekeerd en uit de brief van 1 november 1757 van daar en het rapport van 16 december van David Boelen, die met de Tulpenburg terugkwam, blijkt dat de handel nogal voordeliger dan in het voorafgaande jaar is uitgevallen. De Japanners leverden de gewone elfduizend kistjes koper en bedongen de vorige prijs voor de goederen met het gewone opgeld van zesduizend taël of f 12.000. Met de schepen is aan koper, Satsumase kamfer, lakwerk, porselein en vruchten aangevoerd voor een waarde van f 430.632. De voordelen op de handel waren nog groter dan het vorige jaar, want op omgezette goederen t.w.v. f 302.344 is f 47.998 of 157/8 % gewonnen. De inkomsten bedroegen f 163.080 en de lasten f 115.081. De resultaten zijn in vergelijking met 1756 met f 25.147 verbeterd, doordat de inkomsten met f 27.354 stegen, maar de uitgaven ook met f 2206. De inkomsten stegen door gemiddeld gunstiger prijzen, de uitgaven niet alleen door meer aan mondkost, doordat het boekjaar 30 dagen langer was dan het vorige, maar ook door hogere prijzen voor enige levensmiddelen en door de langere reis dan normaal van het opperhoofd en gevolg naar Jedo. Verder wordt verwezen naar de brieven en het rapport van David Boelen in het Bataviase inkomende briefboek.) (Gezonden werden de Tulpenburg en de Admiraal de Ruyter. Ze vertrokken op 24 juni 1757 uit Nademaal den jongst gereverteerden directeur en carga's, na vereffening van alle CHINA Compagnies uytstaande zaken, met den geheelen ommeslag van China opgebroken en herwaards overgekomen zijn, en dus de directe vaart en handel op 't gemelde rijk van Batavia, op de begeerte van U Wel Edele Hoogagtb. in 't geheel gestaakt is, mitsgaders gemelde carga's van den gedreeven jongsten handel in voorsz. rijk reeds een volleedig verslag bij hunne letteren van den 7e december des voorleeden en 7 jannuarij deeses jaars, per de scheepen Bosch en Hoven, Vrijburg, d' Eendragt en Welgeleegen direct aan Uw Edele Hoogagtb. gedaan hebben. Fol. 629r. Voor 't overige ontwaard zijnde dat de ministers bij hun rapport op de instantie van den (Er kan daarom verwezen worden naar de bovengenoemde brieven en naar het rapport aan GG en Raden van 22 april 1757. De winst op de ingevoerde goederen, die bij inkoop f 856.273 gekost hadden, met daarbij enige andere daartoe behorende posten bedroeg f 440.204. De erop drukkende lasten waren f 105.962, zodat de zuivere winst uitkomt op f 334.241 of 39 %. Ten gunste van Batavia komt een winst van f 8025 op naar China gezonden contanten ter waarde van f 501.703. De winsten zijn f 114.007 minder dan verleden jaar, wat is toe te schrijven aan een kleinere zending van winstgevende goederen, evenals een verlies van f 9285 op Timorees sandelhout, areka en suiker, terwijl de prijzen van de overige goederen in vergelijking met verleden jaar gelijk bleven. De eis uit patria kon voor lagere prijzen dan verleden jaar ingekocht worden, doordat de kooplieden meenden dat er veel schepen zouden komen en dus rekenden op een ruime vraag, waarop met de inkoop getalmd kon worden totdat de prijzen zouden dalen. In juli is een partij thee bohea voor 14 taël de pikol van 1221/2 lb ingekocht; door talmen daalde de prijs tot taël 11,5,- het pikol, zodat de prijs voor de ingekochte 19.000 pikol thee bohea op taël 11,8,6 uitkwam, d.w.z. 34 % lager dan verleden jaar. De prijs voor fijne thee kwam 33 % lager uit dan verleden jaar. Wegens Engelse concurrentie en om een goede soort te bemachtigen moest voor ruwe Nankingse zijde 47/8 % meer betaald worden. De eis van zijden stoffen is compleet en in goede kwaliteit voldaan met een prijsverhoging van 4 %, het Nankings linnen met 7/8 %, alsmede lakwerk en de gevraagde kruiden en wortelen. Er zijn 714 kisten porselein verzonden, namelijk 617 als restant van een eerdere eis en 94 recent ingekocht, zodat de Amsterdamse schepen meer dan gewoonlijk konden meenemen. De totale retourlading van de vier schepen heeft een waarde van f 2.067.312. Het personeel toont in de bijgevoegde berekening aan dat deze, ondanks dat ze belast is met 21/2 % rente, f 588.482 voordeliger uitkomt dan verleden jaar. Wat de Aziatische handel aangaat kon door de hoge prijs de eis van zes ton voor niet meer dan 16276/72 mark, gemengd geslagen tegen f 331,7,12, wat uitkomt op f 539.194, vervuld worden, maar de overige geëiste goederen zijn tegen f 41.044, buiten het goud, voldaan en met de Kievitsheuvel en de Brouwer naar Batavia vervoerd. Aan goederen op vracht konden deze twee schepen niet meer dan f 11.877 bemachtigen.) China's koopman Chia Honqua in commissie voor 't Pekingse hoff, behalven een goede partij manufactuuren, meede de voldoening van agt stucken gedrukte lakenen van couleuren na de gesondene afteekeningen en ter lengte en breete, volgens de daarbij gevoegde Chinasche maat, 'tzij over Batavia dan wel direct uyt Nederland verzoeken, zo gebruyken wij meede de vrijheid Uw Edele Hoogagtb., ingevolge onzen reeds afgeganen genaren eysch, daartoe nader versoek te doen. geen passen van hier aan particuliere na China of Maccau te verleenen voordat men dientweegen het goedvinden van U Wel Edele Hoogagtb. erlangt zal hebben, zo versoeken wij zodra mogelijk in deezen met U Wel Eedele Hoogagtb. ordre gemunieert te worden, om ons in opzigte van den Chinasen handel, zoverre de particuliere betreft, meede in 't geheel na de g'eerde intentie van U Wel Edele Hoogagtb. te konnen reguleeren. Edele Hoogagtb. bij het briefje van heeren gecommitteerde bewindhebberen uyt de Zeeventienen van den 6e december 1756 behaagt heeft de dispositie aan ons over te laaten, met ordre om de carga's van het direct uyt Nederland na China gesonden schip Sloten bij aankomst alhier ten dien eynde met een instructie te voorsien, zo hebben w' in onse bijeenkomst van den 7e junij, zijnde 's daags na de aankomst van gemelde schip ter rheede van Batavia, over den inhoud van gemelde missive gebesoigneert en goedgevonden gemelde carga's tot den inkoop van gemelde mineraal meede te geeven 30.000 Spaanse reaalen, neevens een quantiteid van 250.000 lb. Banca's thin. Fol. 632r-633r. (Tevens is de kooplieden van de Sloten gelast om van de Zweedse koopman Willem Eliot op assignatie naar Nederland 50.000 Spaanse realen tegen f 3,-,- per stuk te accepteren voor een rente tot eind november van een 1/2 %. Dit is voordelig doordat er 2 à 3 % op de Spaanse reaal gewonnen wordt door het ontlopen van het risico van de zee en er een verschil van 64 op 60 stuivers is, waardoor de prijs ongeveer uitkomt op die te En terwijl men bij besluyt van den 17e junij jongstleeden goedgevonden heeft, Wat thans het articul der goudhandel in 't rijk van China betreft, waarover het U Wel Batavia. Met de contanten, tegen de recente prijs in China van f 3,5,2 het stuk en het tin gerekend op f 48,9,13 de 100 lb samen ruim f 381.000 waard, moet met welke vertrouwde kooplieden dan ook, maar met aanbeveling van de koopman Chia Honqua, een contract voor goud worden gesloten met ontvangst van een voorschot. Daarvoor mag de recente prijs van f 331,7,12 het mark fijn betaald worden, maar zonodig f 350,-,- en zelfs f 360,-,- de taël gerekend op 88 stuivers. Om tegen bedrog van de listige Chinezen gewapend te zijn, werden voor het bepalen van het gehalte van het Chinese goud en de berekening van de te betalen prijs, aan de kooplieden van de Sloten een weegschaal en toetsnaalden, maar ook een korte memorie van de eerste opperkoopman te Batavia over berekening en reductie van goud meegegeven. Op de terugvaart uit China moeten zij het ingekochte goud bij het Noord-Eiland in Straat Sunda aan een daar patrouillerend vaartuig overgeven, of het, als ze elkaar mislopen, in Bantam afleveren. Voor de directe handel is in de Sloten geladen 200.000 lb tin, 2500 lb nootmuskaat, 2500 lb kruidnagels en 50.000 lb sapanhout ter opvulling. Ter informatie zijn aan de kooplieden eerdere instructieve en andere stukken, als ook de gewone en nodige plakkaten en reglementen meegegeven. Omdat uit de Sloten 114.000 lb lood door tin is vervangen, mogen zij dat gedeelte dat voor goud wordt geruild, afboeken van de directe handel. Bovendien moeten op de eis van de Heren XVII monsters van de fijne kaneel die in Cochin Chine groeit en in Kanton op de markt komt, ingekocht en naar Nederland meegenomen worden naast wat al direct met de Petronella Maria is gezonden. Vandaar zijn van supercarga Cappelle brieven van 9 augustus 1756 en 30 januari 1757 ontvangen en een rapport van 4 maart, waaruit blijkt dat hij tegen het bevel om naar Batavia terug te keren daar is gebleven, en dat hij met de koning een onbepaald, onnadenkend en nutteloos contract heeft gesloten. Daarin wordt beloofd dit en de volgende vier jaar voor het maken van sapekkes aan de koning te leveren 6850 pikol oud metaal à f 68,15,-, 2436 pikol lood à f 22,-,-, 581 pikol tin à f 55,-,- in ruil voor 350 stuks goud van 10 taël zwaarte voor f 550,-,-, waarbij op de eerstgemelde goederen f 155.338 geprofiteerd zou worden. Aan Cappelle is duidelijk gemaakt dat zo'n transactie voor de Compagnie zeer ongunstig zou zijn, omdat men twee schepen nodig heeft, er niet zoveel oud metaal te krijgen is en de prijzen niet zo gunstig zijn. Bovendien is Cochin Chine voor de handel in suiker overbodig. Het contract en het achterblijven van Cappelle worden daarom afgekeurd en het sluiten van het kantoor gehandhaafd, alsmede het voornemen geen schip meer te zenden om hem af te halen. Cappelle moet maar met de goederen en de nog aanwezige personen met een Frans of Portugees schip via Malakka, of met een jonk direct naar Batavia of via Kanton terugkeren. Van de laatst aangevoerde koopwaar t.w.v. f 9673 bij inkoop, is slechts voor f 3582 met een winst van f 1369 of 381/5 % afgezet, terwijl het overige is teruggebracht. De slechte afzet werd volgens Cappelle veroorzaakt door te hoge prijzen of geen vraag, dan wel doordat goederen voor de Chinezen onverkoopbaar waren door grote aanvoer. Van de schulden overgebleven van het vorige jaar en de verkochte goederen is ingekocht 2174 pikol kandijsuiker à f 11,2,12 en 2628 pikol poedersuiker in diverse soorten gemiddeld à f 8,11,11, wat voor het eerste krap f -,7,- en voor het laatste ruim f - ,8,- per pikol goedkoper is dan het vorige jaar. Hoewel voor goud volgens de instructie van het vorige jaar tot 220 quans of f 605,-,- de 10 taël betaald mocht worden, is daarvan wegens gebrek aan sapekkes en de lage prijs van zilver niets verworven.) vorige tijd g'arresteerde spiaulter de weederhelft, als onder de andere kooplieden een debet agtergebleeven van ƒ 29.006,8,8. 'tWelk, neevens het restand onder den gemelde carga Van Cappelle tot ƒ 2796,7,8 of te zamen ƒ 31.802,16,- bedragende, gemelde bediende belast is voor zijn vertrek behoorlijk in te palmen, en voor 'twelk hij responsabel is gelaten, met ordre om 'tzelve alleen in goud te besteeden, al zoude hij daarvoor ook een meerdere als ordinaire prijs besteeden, wijl men rekende dat in alle gevalle duur goud nog beeter is als slegte zuyker en gemelde carga als dan ook ontlast is van de moeyte en onkosten bij inkoop en versending van goederen op vragt. Fol. 638v. Van voormelde schulden was nog, zo onder den koning na afbetaling der helft van de in Malacca is zeedert een geruymen tijd het toneel van den land verdervelijken oorlog en tot MALAKKA nu toe tot geene volkomene ruste te brengen geweest, nietteegenstaande wij van onse zijde alle noodige middelen daartoe gecontribueert en de ministers aldaar door het toezenden van volk, oorlogsbehoeftens en vaartuygen, zo wij vermeenen, volkomen in staad gesteld hebben de ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 83, 4, - 7.054, 37.049, 3.276, 47.463, - - - - Somma Somma -, -, -, -, 3, 12, 15, 2, 13, 16, 15, 71.360, 48.000, 24.000, 9.000, 69.571, 25.101, 247.032, (Volgens de brief van 18 oktober 1757 bedroegen de algemene restanten op 31 augustus 1756 f (In het vervolg wordt hierover bij de inlandse zaken meer over gezegd. Gemeld wordt) ---dat wij zeedert primo jannuarij tot ult. deezer voor dit gouvernement geprojecteerd en rebellen en muytelingen te onder te brengen en de gewenschte vreede met gewapender hand teegens dat gespuys te bevegten. Fol. 639r. met diverse scheepen successive na derwaarts gezonden hebben: - 23.300 stux nieuwe ronde reaalen van agten - 12.000 stux zilvere gecartelde ducatons - 10.000 rijxdaalders aan ducatons en ropijen - 3750 dito aan nieuw Neederlands payement - aan coopmansz. en benoodigtheeden - in aanreekening - En dat daarenteegen het van daar ontfangenen seer gering geweest is, als eenelijk bestaande in 1 pees metaele bas 6250 lb. poetjoek 111.342 lb. thin in aanreekening Fol. 639r-v. 561.029 en had de over 1755/56 ingezamelde koopwaar een waarde van f 122.083. De bark de Spreeuw en het schip de Huigenwaard zijn respectievelijk op 7 en 29 juni 1757 naar Malakka gezonden voor een retourreis en op 28 juni nog de sloep de Overmaas, de pantjalang de Surabaja en de roeigalei om daar te blijven ter vervanging van onbruikbare vaartuigen, die naar Batavia teruggestuurd moeten worden. De Snoek, Ruyskenstein, de sloepen de Duif en Kroonprins op 10 en 29 oktober naar Bengalen vertrokken, moeten Malakka aandoen, alsmede het scheepje de Wereld dat op 18 november naar Coromandel vertrok, om te Malakka goud en 50 Europese soldaten voor Bimlipatam op te halen en vervolgens over Jagannathpur en Machilipatnam naar Batavia terug te keren. Op 13 oktober kwam de Oostkapelle van Surat over Ceylon en Malakka te Batavia terug en op 14 november de bark de Spreeuw, die echter zo lek was dat ze volgens besluit van 27 november aan de meest biedende voor f 646 is verkocht. Uit de brieven van 13 juni en 18 oktober 1757 blijkt dat de Meervliet met een lading van 282.452 lb tin, 31.300 lb benzoë, 1343 lb olifantstanden en 83 stuks masthout en spieren t.w.v. f 135.364 inkoop, in de nacht van 18 op 19 augustus onder een zware onweersbui uit het zuidwesten onherstelbaar lek is geslagen. Toch werd 1 oktober besloten dit schip met 35 à 40 koppen en nog een pomp onder begeleiding door de bark de Spreeuw naar Batavia te laten vertrekken, maar volgens het rapport van schipper Kleijnhout stond op 3 oktober onder een stormachtige westzuidwester met hoge zee het water, ondanks voortdurend werken met vier pompen, 55 à 56 duim hoog in het ruim. Het lek kon niet ontdekt worden en daarom is de Meervliet afgekeurd voor de reis naar Batavia. Op 6 oktober is besloten het aan de grond te zetten en de lading in de Huigenwaard naar Batavia te zenden; dit schip is nog niet aangekomen. Op het onaangename bericht over de Meervliet is in een postscriptum bij de brief van 18 november opdracht gegeven het publiekelijk te verkopen, nadat geschut, uitrusting en rondhout eruit gelicht zijn. Batavia is verbolgen dat de slechte staat van tien schepen en het gebrek aan materiaal voor reparatie pas tegen het verlopen van de moesson gemeld is. Er is opdracht gegeven om de sloep de Jaffanapatnam en de tandjungpura Siak te verkopen, waarbij voor de gegadigden een inventaris moet worden samengesteld. Met de andere schepen moet men zich maar redden en ze zo repareren dat ze naar Batavia kunnen gaan voor verder herstel. Alle nadelige gevolgen zijn voor rekening en risico van de dienaren, als het enige middel om ze te leren tijdig bericht te zenden. Zoals al in de decemberbrief van het vorige jaar gemeld, moeten de dienaren die op eigen gezag de Kievitsheuvel met slechts 148.715 lb tin naar China zonden, de meetlonen en geschenken terugbetalen aan de Compagnie. Zij voerden in hun brief van 26 augustus ter verontschuldiging aan dat in de brief van 10 juni 1756 niet was opgedragen de Kievitsheuvel direct naar Batavia te zenden en dat ze het daarom beter vonden het de reis, naar schipper Eijke zei, naar China te laten vervolgen. Dit verweer wordt verworpen, omdat opdrachten aan schippers steeds schriftelijk gegeven worden en in de brief van 10 juni opdracht was gegeven alle goederen voor China met de Brouwer te verzenden. Daarom moeten alle onkosten voor de Kievitsheuvel gemaakt, ten minste f 15.892, door degenen die besloten haar naar China te zenden, worden vergoed. Zo leren de dienaren beter te waken tegen ondernemingen waarvoor toestemming ontbreekt en die nadeel met zich brengen. Over de oorlogsonrust, die nu Malakka zelf heeft bereikt, hebben de dienaren zeer nalatig en overschillig lange tijd onzekerheid laten bestaan.) Want bij haaren brief van den 4e februarij wierd ons wel berigt dat zij, ingevolge haar dienthalve genoomen besluyt van den 18e december, bevoorens de vijanden, die sig aan de zeekant op Battantiga en Groot-Clewang 11/2 mijl noordwaarts van de stad in verscheidene sterktens onthielden, te water en te lande hadden laaten aantasten door eene daartoe gereguleerde magt van 240 Europeesche zoldaten, 100 inlandse christenen, 116 Balijers, 77 Bougineesen en nog 270 andere inlanders, mitsgaders het schip Meervliet, de barcq de Kaaskoper, en de chialoupen de Haak en de Vriendschap onder het oppergesag van den onderkoopman Verbrugge en het commando van den luytenant Poppal. Edog dat deese onderneeming, hoe favorabel haare eerste beginselen ook geweest waaren, egter schandelijk afgeloopen was, alsoo onse troupen, naar geluckig geland te weezen, de vijandelijke bentings wel g'attacqeerd, maar niets uytgeregt en zig met verlies van 13 dooden en met 40 gequetsten weeder op de scheepen geretireerd hadden. Edog, waaraan dit schandelijk evenement toe te schrijven was, hebben zij ons niet verder als in deeze generale en niets beduydende termen bedeelt dat er geen soldaat en zeemanschap genoeg gebruykt was. En hoewel zij ons vervolgens ook nog gemeld hebben dat de vijand zijne bentings gequiteerd, zig rondom Malacca verspreyd, ten plattenlanden allerley verwoestinge aangeregt en verscheidene aanvallen op onse voorposten gedaan, edog teegens dezelve nog niets uytgerigt hadde. Fol. 645v-646r. (Het bestuur heeft echter niet gerapporteerd hoe het met de vijand stond, wat hij van plan was en wat er tegen hem gedaan kon worden. Daartoe is het wel verplicht en daarom is het in de brief van 28 juni 1757 ernstig verwijt gemaakt over dit plichtsverzuim en opgedragen te berichten hoe de manschappen en vaartuigen waren aangewend.) vijandige Bougineesen en Manicabers blootgesteld blijven, maar door onse voorzorgen, voor zooveel de onseekerheit waarin wij verzeerde ons toeliet, bequaame middelen van redres te beraamen, spoedig uyt het hun dreygende gevaar verlost werden mogten, zoo hebben wij ter sessie van den 20e junij het besluyt genoomen den majoor Jan Jurgen Feber en capitain August Fredrik von Marschal met tweehondert zoldaaten naa derwaarts te senden, om onse krijgsmagt daardoor te versterken en de vijanden onder het beleid van voormelde officiers de novo te laaten aantasten en door het geweld der wapenen de soolang gewenschte vreede in dat gewest te herstellen. die van den 26e augustus jongstleden, waarbij ons bedeelt geworden is dat het vijandig gespuys, naar het platteland rondom Malacca verwoest en zig verscheidene reysen tot onder desselfs muuren vertoond te hebben, dog steeds van de onse gerepousseert te weezen, zig eindelijk geretireerd en vervolgens aan den gouverneur en raad bezending gedaan hebben om over de vreede te handelen, waartoe onse ministers zig dan ook bereidwillig getoond en de onderkooplieden Piazol en Verbrugge gecommitteerd, mitsgaders 13 articules beraamd, en de vijanden gecommuniceert hebben om daarop de vreede te sluyten. En hoewel dezelve sig vervolgens met voormelde commissarissen tot de vredenstractaeten ingelaeten en daarover ook verscheydene brieven met het ministerie gewisselt hebben, zoo heeft het vervolg egter klaar doen zien dat het hunlieden weynig ernst is om een bestendige vreede te treffen. Nademaal de van hunne zijde gedaane propositiën niets anders bedoelt hebben als de Compagnie van het onlangs met den kooning van Johoor Radia Saleman geslotene verbond af te trecken en ons te disponeeren om haaren opstand teegens denzelven, mitsgaders haare invasiën in de rivier Siac en haare zeeroverijen in Straat Malacca, met een onverschillig oog te beschouwen. En, ziende dat wij onsen bondgenoot niet abandonneeren wilden en de vreede tot die prijs niet te koop was, heeft Vervolgens ontfingen wij der ministers brief van den 13e junij, en naderhand ook Edog, opdat deese goede provintie en haare ingezeetenen inmiddels niet ten prooy van de haare verdere intentie eenelijk gestrekt de ministers van tijd tot tijd door haare draelende conferentiën en dan weeder door brieven gaande te houden en de krijgsoperatiën meer en meer te dilayeeren, mengende onder de propositiën van vreede geduurig zulke conditiën die met de hoogheid en het aanzien der maatschappije geensints overeenstemden. En waarvan zij dus vooraf wel wisten dat tot nadeel van dien niet zoude g'accepteerd werden. Al hetwelke veel te wijdlopig weezende dan hier omstandig beschreeven te werden, U Wel Edele Hoogagtb. des gelievende bij der ministers brief van den 26e aug. in het breede beoogen kunnen. Hebbende het vervolg op het klaarste doen zien dat het de vijande nooyt om de vreede of iets anders te doen geweest zij, dan om onse ministers om den thuyn te leyden. Nademaal sij haaren slag waarneemende, de vijandelijkheeden op het onvoorsienste hervat en niets onbesogt gelaaten hebben de voorposten van Malacca te vermeesteren, hetgeene hun egter door Gods goedheid steets mislukt is, maar niettemin meenigeen het leeven gekost heeft. Totdat eyndelijk onder haere eygen gemeente murmureeringen ontstaan zijn over den slegten voortgang van haaren oproer, of zogenaamde oorlog, waarvan de leegerhoofden hun in den beginne zooveel voordeel voorspeld, dog zij tot nu toe niets als moeyelijkheeden, gebrek aan allerley noodwendigheeden, gevaar en ongemak ondervonden hadden, waardoor de rebellen genoodzaakt geworden zijn van Malacca naar de kant van Lingij af te sacken. En hoewel de ministers daarop de rivier van Lingij alomme met vaartuygen beset en de vijanden ingesloten, mitsgaders hun alle communicatie ten eenemaal afgesneeden en haar overzulx als in haare handen hadden, vooral wanneer eenige tijd daarnae het voorsz. renfort van militie met den majoor Feber bij hun aangeland was, soo hebben sij egter andermaal aan de propositiën der vijanden om vreede te maeken het oor geleend en zeedert met dezelve weeder verscheidene brieven gewisselt sonder in het besluyten der vreede geslaagt te hebben. Wij hebben dierhalven de ministers te kennen gegeeven dat wij wel gewenscht hadden, dat zij met dat vijandig gespuys soveel ontijdige en onnutte consideratie niet hadden gebruykt en zig van hetselve solange niet laaten om den thuyn leyden, maar hetzelve met de waapens in de vuyst tot het accepteeren der vreede als een geschenk uyt onse handen genoodzaakt, of ten eenemaal uytgeroeyt en verdelgt hadde. Als wanneer deeze oproerige en bondbreukige muytelingen, die eerst teegens den wettigen koning van Johoor, Radja Saleman onsen vriend en bondgenoot, opgestaan zijn en de rivier Siac met moord en roof vervult, en vervolgens, wanneer wij ingevolge de onderlinge verbonden met deesen vorst ter zijner hulpe ons gereed lieten vinden, de Straat Malacca met zeeroverijen ontrust en de waepens teegens d' Compagnie selfs gewend, mitsgaders in deeze goede provintie allerley verwoestinge met moorden en branden aangeregt hebben, haare welverdiende straffe weggedragen en de nabuurige volkeren tot een exempel gestrekt zouden hebben. Dat degeene die de met ons gemaakte verbonden koomen te breeken, of onse vrinden en bondgenooten verongelijken, haere trouwloosheid duur betaalen moeten. Waardoor de vreede in deeze provintie en naburige rijken reets lange hersteld geweest zijn zoude op eene wijze met 's Compagnies hoog- en grootheit betamelijk, en teffens dienstig de nuttigheid onser verbonden den inlandschen vorsten in te prenten, de glorie onser waapenen onder dezelve uyt te breiden, en vrinden en vijanden te doen zien dat wij thans nog, gelijk als in de daagen vanouds, de magt in handen hebben onse teegenstrevers onder het jok te brengen. Gevoelens die in den boezem der inlandse vorsten bestendig moeten aangequeekt werden, als het veiligste middel uytmaakende om sooveel wispeltuurig en tot oproer geneegene volkeren in den band te houden en van heyllooze onderneemingen teegen de Compagnie af te schrikken. Fol. 646v-650r. (Uit de brief van 18 oktober 1757 is vernomen dat er, hoewel de middelen daarvoor aanwezig waren en de vijand bij de rivier de Siak in het nauw was gedreven, er niets meer tegen hem ondernomen is. Maar de dienaren zijn in de brief van heden, 31 december 1757, op hun plicht gewezen om een gunstige vrede te sluiten, dan wel de rust met de wapenen te herstellen. In vertrouwen dat dit geschieden zal, is in de brief van 18 november reeds opgedragen alle inlandse soldaten weer naar Batavia te zenden. Vaandrig Pietersz., die samen met stuurman Swart op de sloep Salapadjang voer, berichtte dat deze, zoals reeds in de decemberbrief van 1756 is aangestipt, in de nieuwjaarsnacht van 1755/56 met hulp van de schildwachten was gedeserteerd met 1000 Spaanse realen, De thinhandel te Pera, die ingevolge onse eerbiedige voorjaarige advisen genoegsaam nadat hij het met scherp geladen geschut had afgevuurd. Hij kon makkelijk aan dit geld komen, omdat het in het ruim, waarvan hij de sleutels had, was opgeborgen. Pietersz. getuigde verder dat de commandant op Perak, Johan Theodorus Schelling, hem 500 Spaanse realen had opgedrongen om tot de tinhandel toegelaten te worden. Schelling was daartoe door het bestuur niet gemachtigd en moet het geld terugbetalen. Opperstuurman Govert van Welle, gezaghebber op de bark Weltevreden, die samen met de sloep de Haak moest patrouilleren en de rijstvaartuigen naar Malakka konvooieren, is met zijn schip eveneens verdwenen. Uit het bericht dat een Chinees schip uit Malakka door een Compagnies schip is aangevallen en uit andere berichten, valt te concluderen dat hij zich met zeeroverij bezighoudt. Na een maand is de koning van Kedah verzocht hem met zijn metgezellen zo mogelijk te arresteren en naar Malakka te zenden. Het bestuur had zonder te dralen veel meer plaatsen waar Van Welle toevlucht kon zoeken, zoals Atjeh en Udjung Salang, op de hoogte moeten brengen, hoewel het een onbekend motief kan hebben gehad zich tot Kedah te beperken. Ook kwartiermeester Simon Aamkak, gezagvoerder op de met andere vaartuigen voor Lingga patrouillerende pantjallang Surabaja, stelde zijn vier matrozen voor naar Benkulen te deserteren. Zij rapporteerden dit echter aan het hoofd van de expeditie onderstuurman Abraham Koelbier. Aamkak is gearresteerd en naar Batavia gezonden om terecht te staan.) tenietgeloopen was, doordien de koning aldaar volstrekt weygerde dat mineraal conform het in anno 1753 geslootene contract beneeden aan 's Compagnies logie te leveren, hebben wij door eene expresse ambassade aan deesen vorst wederom soeken te bevorderen. Waartoe de ministers den onderkoopman Arij Verbrugge geëmployeert hebben, die dan ook niets versuymt heeft om dit potentaatje in een goeden luym te brengen en tot eene prompte naarkoming van sijn contract noopens den afbreng van de thin tot aan onse besetting te disponeeren. Edog de koning heeft daarteegen voorgewend dat hij en sijne hofsgrooten uyt het Maleytsche exemplaar van meergemelde contract niet bespeuren kon tot voorsz. transport verpligt te zijn en dat hem onbegrijpelijk voorkwam, hoe de Compagnie hem sulx vergen en eenen koning in sijn eygen rijk met een particulier coopman gelijkstellen konde, daar sij in het privilegie van den exclusiven thinhandel iets besaten, 'tgeen andere met groote sommen gelds niet hadden kunnen obtineeren, schoon er competiteuren gevonden wierden die graag tot 40 Spaanse reaalen voor ijder baar betaalen wilden. Uyt al hetwelk dan seer klaar consteert dat deese weygeragtigheid des konings alleen aan kwade inspiratiën van heymelijke vijanden en malcontenten moeten g'attribueert werden, te meer dewijl de koning teffens verklaard heeft over de Compagnie, of derzelver dienaaren, niet te klaagen te hebben. opdat men dezelve kennende met sulke maatregulen te keer gaan mooge, als tot vereydeling haarer quade desseynen nodig weesen sullen. En inmiddels in de verdere verrigting van voornoemde Verbrugge genoegen genoomen, die den vorst eyndelijk nog gedisponeert heeft meergemelde mineraal jaarlijks tot aan de rivier Coealla Bidoor te sullen afbrengen, vanwaar hetselve volgens der ministers opgave sonder merckelijk gevaar naar onse logie kan afgebragt werden. Met ordre aan de ministers om de thin voortaan van die plaatse te laaten afhaalen, tot tijd en wijle sig beetere apparentiën opdoen om den koning tot een volkomene vervulling van sijne contracten te brengen. Fol. 653v-654v. (In 1755/56 werd 426.1391/2 lb thin verworven, d.w.z. 154.935 lb meer dan het jaar ervoor. Het bestuur is optimistisch over de komende inzameling, maar aan een algemeen verzoek om Spaanse realen wordt pas voldaan als er exact is opgegeven hoeveel men wenst en waartoe het voordelig gebruikt kan worden. Van de koop te Perak van drie getande olifanten, reeds aangeboden door de vader van de huidige koning, is wegens de vele daartegen ingebrachte bezwaren, afgezien. Omdat uitsluitend herstellingen en reparaties die onvermijdelijk zijn uitgevoerd worden, is opgedragen zich zolang te behelpen met het fortje dat nog redelijk weerbaar is. Er is totaal geen goud verworven, wat aan oorlogsonlusten wordt toegeschreven. In de brieven van 13 oktober 1755 en 4 oktober 1756 schreven de Heren XVII dat de meerdere inkomsten uit verpachtingen het totale verval van de handel niet goedmaken. Deze zaak is in de marginale beantwoording bij de brief van 26 augustus 1757 van het bestuur ter plaatse volkomen opgehelderd, alsmede dat 17 dikke masthouten niet in de Woitkensdorp geladen Wij hebben de ministers dierhalven geïnjungeert naar die kwaadstookers te inquireeren, (De drie eerste pachters wordt drie maanden pacht kwijtgescholden en de laatste twee maanden, mits van En daarenteegen ten opzigte van den pagter der topbanen van dat jaar goedgevonden de En vermits die doodarme menschen haar onvermoogen bij vier bijsondere requesten aan konden worden wegens te kleine laadpoorten. De pacht voor ankergeld voor Portugese schepen bracht in 1756/57 rsd 1010 op, die voor kleine vaartuigen rsd 300 en de overige pachten rsd 41.695, d.w.z. rsd 1626 meer dan verleden jaar. Dit is een goed resultaat, hoewel de pacht op afvaart van prauwen en de houthandel uit de bossen wegens de onlusten zes maanden heeft stilgestaan. Zij zijn eind juni 1757 weer begonnen. Het innen van achterstallige pacht over 1756 is niet volledig gelukt. De pacht van rivier- en zeevis en van betel is volkomen voldaan, maar die van het hoofdgeld van de Chinezen en van de prauwvaart lopen drie maanden achter, die van het hout vier en die van de speeltafels twee maanden. Ze kunnen niet voldaan worden, omdat de pacht rond Malakka door de oorlog stilstond.) den gouverneur en raad te kennen gegeeven en genoegsaam beweesen hebben en den capitain der Chineese natie sig terzelvertijd almeede met een versoekschrift geaddresseert heeft, behelsende dat die van sijne natie geduurende deesen oorlog niet alleen tot wagten en patrouljes, maar ook tot het opwerpen van bentings en allerley andere arbeid waaren g'employeerd geworden, zonder daarvoor eenige loon te genieten, en dus sedert september 1756 niet hadden kunnen verdienen, nog het maandelijkse hoofdgeld als vreedenstijden betaalen, versoekende dierhalven ten minsten voor de maanden october, november en december 1756 van dies voldoening aan den pagter gelibereerd te werden. Fol. 657r. de Chinezen over oktober, november en december 1756 geen hoofdgeld wordt geïnd. Deze arme mensen verdienen in deze omstandigheden dit medelijden wel. Met genoegen is geconstateerd dat de pachter van de tol Moete Mare, kapitein van de moslims en hindoes, zijn achterstal van rsd 8000 geheel heeft voldaan.) ministers de ordonneeren, teegens denzelven weegens de nog agterstallige pagt van twee maanden met alle rigeur te procedeeren en bij non-voldoening het regt der hooge overheit teegens hem op het scharpste te handhaven, nademaal wij geene reeden vinden denzelven eenige commiceratie te bewijsen, en het statueeren van een exempel aan deesen avanturiers andere sijnes gelijken afschricken sal. Fol. 657v-658r. verhaald worden, omdat hij had moeten zorgen voor tijdige inning. Het havenkantoor is, zoals was opgedragen, verkocht en bracht maar rsd 800 op. De koopwaar bracht in 1755/56 f 28.259 op, waarbij de winst f 10.919 of 38 % was. De specerijen met een inkoopwaarde van f 714 deden 1076 %, d.w.z. een verkoopsprijs van f 7685, buiten 500 lb kruidnagels die aan de Chinese jonken voor rsd 2,9,- het lb verkocht zijn. Conform het besluit van 24 juni 1757 is de textielhandel gestaakt en bevolen de voorraad te verkopen dan wel naar Batavia te zenden. Voortaan moeten slechts soorten gevraagd worden die voor eigen gebruik nodig zijn. Omdat ze in Malakka niet tegen inkoopsprijs te verkopen waren, zijn 6250 lb putjuk in 31 balen uit Surat gevraagd en, met de Oostkapelle over Ceylon ontvangen, naar Batavia doorgezonden. Omdat uit een rapport van gecommitteerden van 30 november 1757 bleek dat er onder een pikol putjuk wel 40 kati namaak zat, is de schade niet ten laste van de vragers in Malakka maar van die van de inkopers in Surat gebracht. In de hoop dat ze aan schippers uit Coromandel te verkopen is, mag een partij van 45.000 lb Cochin Chinese, 185.000 lb poeder- en 4600 lb kandijsuiker, omdat ze dreigt te verstropen, voor de geldende prijs verkocht worden. De som van f 4736 te besteden aan het repareren van het bouwvallige gouvernement is goedgekeurd. De vaart naar de Nicobar eilanden is nog niet uitgevoerd, omdat de kleine vaartuigen voor de oorlogsexpedities en het patrouilleren nodig waren. Wegens toenemende zeeroof en smokkel in Straat Malakka is besloten de bark de Buis met 23 militairen voor vijf maanden onder het gezag van onderkoopman Jan Fredrik van der Born tussen Pulau Panjur en Pulau Pisang te laten patrouilleren. De kopie instructie voor deze expeditie is als bijlage toegevoegd. De uitgaven zijn door grote verstrekkingen aan volk en vaartuigen gestegen tot f 198.486, d.w.z. f 23.411 meer dan verleden jaar, terwijl de inkomsten f 104.519 bedroegen, d.w.z. f 7015 minder dan verleden jaar. Het verlies bedraagt dus f 93.967, waarop pas na het bericht van de visitateur-generaal wordt teruggekomen. Onder het personeel vonden de volgende mutaties plaats: overgeplaatst naar Batavia opperkoopman en fiscaal Gabriël de Lopes; als fiscaal naar Malakka (Maar mocht deze pacht niet geïnd kunnen worden, dan moet het tekort op de licentmeester Johan Gilbert Eyndelijk vinden wij hier nog te noteeren dat den constabelsmaat Lucas van Wasbeek, die gezonden koopman Francois Tholoson; tot hoofd van de militie aangesteld kapitein Fredrik August van Marchal in plaats van kapitein-commandant Stefanus Elias van Stek, die samen met majoor Jan Jurgen Febre en de boventallige soldaten na het eindigen van de oorlog naar Batavia gezonden moet worden. Tot vaandrig zijn bevorderd wegens uitzonderlijke verdiensten in de oorlog de sergeanten Willem van Luttenburg en Bartholomeus Meijer; tot soldaat is gedegradeerd wegens slecht gedrag bij de aanval op de vijandelijke bentengs te Kelang de vaandrig Johannes Telenius Kruijthof, die naar een oosters kantoor gezonden wordt; wegens strafbaar gedrag op 29 november 1756 als wachtofficier is vaandrig Pietersz. met afgeschreven gage naar Batavia gezonden. Het bestuur bericht in zijn aparte brief van 26 augustus 1757 dat op 19 oktober 1756 de soldaten weigerden de bij de memorie van bezuiniging op 13 mei 1755 vastgestelde verlaging van het kostgeld van f 2,8,- te accepteren en dat het daarop de verlaging tot nader order had opgeschort. GG en Raden keuren dit ten scherpste af en verwijten het bestuur dat het dit besluit pas na een jaar rapporteerde. Nu echter het hele kostgeld wordt gegeven, is het beter dit als een gedane zaak te beschouwen, hoewel het opstandig gedrag van het garnizoen Batavia tegenstaat. Hoewel hier nadrukkelijk door de Heren XVII om gevraagd was in de brief van 4 oktober 1756, is het tekort van f 1479 van assistent Bierman niet verantwoord. Ook is verzuimd om voor een tekort van de gewezen winkelier Elisa Wittens van f 6431 schadevergoeding te eisen. Het kon niet op diens huis en meubelen verhaald worden, doordat het huis reeds drie dagen na ontdekking van het tekort aan particulieren was overgegeven zonder dat dit opgehelderd is. Het zal het bestuur verweten worden en, als een verklaring is ontvangen, zal nader besloten worden.) in anno 1755 van 't schip Woitkensdorp ongeluckig gevangengeraakt en in handen van den berugten zeerover Sait Osman vervallen is, na meer als een jaar bij denzelven in slavernij doorgebragt te hebben, op eene edelmoedige wijse door den Engelsen zeecapitain mr. Gallopijn voor eenhondertvijftig Spaanse reaalen gerandsoeneert geworden is, die hem vervolgens in sijne vrije keuse gegeeven heeft of hij dat geld bij hem indienen, dan wel tot sijne voorige betaalsheeren teruggekeeren, mitsgaders hem een handschrift van voorsz. 150 Spaanse reaalen geven wilde. 'tWelk laaste bij deesen Wasbeek geprefereert sijnde, is denselven vervolgens te Malacca aangekoomen, alwaar hij aan de ministers bij requeste sijne totale armoede en onvermogen om sijnen weldoender de voorsz. randsoenpenningen te restitueeren, te kennen gegeeven en versoek gedaan heeft dat dezelve aan voormelde Engelsman betaald werden en sijne maandgelden gedurende sijne gevankenisse en slavernije cours neemen mogten. En nademaal het beide met het nut en de waardigheid van de Compagnie overeenkomstig is dat deese Engelsman sijn so genereus verschooten geld tot het verlossen van een 's Compagnies dienaar uyt de slavernije van een ongelovige ten eersten gerestitueert wierd, so hebben wij volkomen geapprobeert dat de ministers hetselve ten eersten betaald hebben. Terwijl wij, om desen ongeluckige constapelsmaat weegens de rampen en uytgestaene elende in 's Compagnies dienst eenigsints te soulageeren en teffens ook om andere dienaeren aan te moedigen, in gelijkstandige gevallen den dienst der Compagnie te blijven aankleeven, desselfs billijk versoek om zijne gagie gedurende den tijd sijner gevankenis en slavernije g'accordeert en toegestaan. Mitsgaders in selver voegen ook nog goedgekeurt hebben dat de ministers aan eenige inlanders uyt de negorij Apon op Sumatra's Westcust eene geringe belooning van 30 rds. toegevoegt hebben, dewelke eenen quartiermeester en twee bootsgesellen van Meervliet die beneevens een stuurman en nog een matroos op het strand van de Westcust haar boot verlooren en aldaar eenigen tijd omgesworven, mitsgaders onbeschrijvelijke elende, honger en kommer uytgestaan en haare twee laastgemelde mackers in die miserie reets door gebrek en hongersnood verlooren hadden, uyt die rampen, en vervolgens ook uyt de moordsugtige klauwen van haaren landaart gered, en op eene seer genereuse wijse met een vaartuyg naar Malacca teruggegebragt hebben. Fol. 663v-665r. (Voor het overige wordt verwezen naar de vergaderingen van 9 juni, 10, 11 en 14 november en naar de brieven naar Malakka van 7 en 28 juni, 3 juli, 10 oktober, 18 november en 31 december 1757, gewone zowel als geheime. Om de concurrenten in de peperhandel afbreuk te doen en zoveel mogelijk hiervan te verwerven, is 10 oktober 1757 een missie naar Trengganu gezonden.) Dit land werd geregeert door den koning of sulthan Mangsoer Chadzeij Noelabidin, (In een geheime brief van 10 juni 1756 was gouverneur Willem Dekker opgedragen te proberen een denwelken een schoonzoon van den koning van Johoor is, en ons in de teegenswoordige troubles in de rivier Siac op Malacca groote diensten gedaan heeft, so in 't senden sijner hulpsvaartuygen, als door sijne personeele teegenswoordigheid bij verscheidene attacquen teegens de vijanden. Fol. 666r. contract voor exclusieve verwerving van peper in Trengganu en andere plaatsen onder zijn gebied vallende, met de sultan te sluiten, maar dit was mislukt.) Desen koning bij sijn aanweesen op Malacca in anno passato voorgaf, geen meester over de peeper sijner onderdaanen te sijn en dat dies prijs geduurig rees en daalde, edog, aan d' andere kant belofte gedaan heeft dat, wanneer de Compagnie een schip of vaartuyg wilde senden om dien korl teegens marksprijs in te koopen, dezelve alsdan voor alle andere traffiquanten de voorrang hebben en hij tot een goeden insaam alsints behulpsaam sijn soude. So hebben wij goedgevonden de ondercooplieden Bernardus Helmers en Anthonij Abraham Werndlij als carga's op de chialoupen Nassauw en Lamadjang met 10.000 Spaanse realen op den 10e october naar derwaarts te senden, ten eynde daarvoor alleen peeper en geene andere aldaar vallende producten, uytgesondert een geringe quantiteid thin ter preuve, in te koopen. Wijders hebben wij aan voorsz. carga's eenige lijwaten ten bedrage van ƒ 1050,3,8 tot een geschenk voor den koning, mitsgaders een minsaame brief aan denselven meedegegeeven, waarbij wij Sijn Hoogheit versogt hebben dese onse commissianten ingevolge sijne gedane belofte alle protexie en adjude te laaten genieten. Fol. 666v-667r. stellen, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat in het ontwerpcontract van 1755 de prijs op 8 à 9 Spaanse realen de pikol was gesteld. Bij het doorzetten van de westmoesson moet één van van hen met de sloep Nassau naar Batavia komen, of ze dienen een rapport te zenden. Hopelijk heeft deze missie succes en kunnen de machtigste concurrenten, die daar veel peper voor China verwerven, buitengesloten worden. (In de instructie aan de uitgezonden onderkooplieden zijn ze vrijgelaten om de prijs voor de peper vast te Met de Prinses van Oranje, Sparenrijk en Ouwerkerk is er dit jaar van daar ontvangen SUMATRA'S WESTKUST 9137/8 mark of 54831/4 taël goud, 44.735 lb zwarte peper, 154.760 lb benzoë in soort, 4693/4 lb kamfer Baros, 13 last padi en diverse ongewilde textiel, tezamen kostende f 435.485. Naar Sumatra's Westkust is voor f 268.687 verzonden, waaronder f 156.740 aan Coromandelse, Bengaalse en Suratse textiel. Op 10, 13 en 30 juni en op 4 juli 1757 is er vergaderd over de brieven van 23 oktober, 3 en 5 november, 14, 22 en 25 december 1756, 24 en 26 februari, 1 en 20 maart en 24 april 1757, alsmede over de geheime brieven van 10 december 1756 en 24 februari 1757. Wat de inlandse zaken aangaat zijn goedgekeurd) ---de door de bediendens gedane verkiesing en aanstelling van Radja Mangsor tot panglima, Maro Hindo tot wackiel bandhara en Radja Kitjil tot koning van Poulut Poulut, mitsgaders de vervulling van diverse vacant geraakte regentschappen, in verwagting dat sij daarin aan de bequaamste en naaste de preferentie zullen hebben gegeeven. betuygd over dat hij, sonder alvoorens versogt en bekomen consent, aan den pretendent van Natter, Bagindo Maharadja Lello, neevens de gevolmagtigde der regenten, soo van 't noorder als zuyder gedeelte, mitsgaders den panglima Radja Mangsor en den ponghoulo Souttan Bongsoe, neevens den Sillidas regent Radja Nangesattij, permissie verleend heeft om herwaarts over te komen. Vermits sodanige overkomsten altoos strekken tot kosten en lasten van de Compagnie, met ordre om tot sulke ongequalificeerde behandelingen niet weder over te gaan, nadien men andersints alle kosten die door sodanigen transport gemaakt zullen werden, laten zal voor reekening van dengeenen die daartoe permissie gegeeven heeft. bediendens gelast aan gemelde panglima weder te geeven het regt van zeekere overvaart dat Intussen hebben wij, op het versoek van den alhier aanwesende panglima van Padang, de Dog daarenteegen hebben wij ons ongenoegen aan den commandeur Van Herzele Belangende den handel hebben wij om sodanige reedenen als bij onse resolutie van den (Conform de resolutie van 15 juli 1757 is bevolen om zoveel mogelijk witte benzoë in te kopen en deze denselve en sijne voorouders gehad hebben, dog zeedert eenigen tijd aan 't hoofd van de militie is gegeeven, item sijne volkeren niet sonder loon te laten arbeiden, mitsgaders denselven als een koning te tracteeren sooals vanouds gebruykelijk is geweest ten opzigten van sijne voorsaten, en laastelijk dat het Paadangse rijk in zijne familie erfelijk zal blijven, of op de descendenten, namentlijk susters soon van den overleden koning devolveren, so de bediendens geen gegronde reeden ter contrarie mogte voorkomen, die sij in so een geval aan ons zullen moeten suppediteeren. Terwijl wij op de klagten van den panglima van Zillida over het konnigje van Adjerhadja, alsof de laastgemelde sig de subordinatie van den eerste als hoofd van de Sapouloe Boabandhaars zogt te onttrekken, de bediendens al verder gelast hebben om sig omtrend 't gemelde rijk te gedragen na den inhoud van het in anno 1682 met den doenmaligen vorst gesloten contract en 't alles in dier voegen te laten als 't doen geweest is. 10e junij in 't breede staan vermeld, beslooten de gepreviligeerde handelsociëtijt ten deesen custe af te schaffen en daarenteegen de in den jaare 1749 opengestelde, dog in anno 1751 weeder ingetrokken, vrije vaart van deese hoofdplaats op Sumatra's Westkust, voor sooverre 's Compagnies limiten sig uytstrekken, dat is van Sinkol, of het noordelijkste van Baros af, tot aan het zuydelijkste van 't Indrapourse rijk en van daar na herwaards, van nu af aan weder open te stellen voor alle en een jegelijk, hetzij dienaren van de Compagnie, of derzelver onderdanen, met seclusie van alle vreemdelingen, ook van wat natie dezelve mogte weesen. Fol. 668v-670r. onvermengd, zoals ze van de Battahanse kooplieden wordt ontvangen, in kisten naar Batavia te zenden. De koning van Baros kan de mindere soort benzoë, maar ook de kamfer krijgen. In ruil moet hij textiel en andere goederen kopen tegen de Padangse prijs, die in een prijscourant vastgelegd dient te worden. De koning zal dit wel accepteren, terwijl de residenten de textiel en andere goederen niet voor de laagste prijs zullen afzetten. Behalve te Baros, waar het voor rsd 55 afgezet moet worden, mag de prijs van zout van rsd 55 tot rsd 40 het last verminderd worden. Dit zal de afzet bevorderen, terwijl de Compagnie er toch nog een ruime winst op maakt. De klacht in de brief van 24 februari 1757 dat er een tekort aan textiel was, is vreemd daar de Sparenrijk op 27 januari 468 pakken van diverse soort aanvoerde, waarvan 96 voor Pulau Tjinkuk en 33 voor Airhadji en 339 voor Padang. Op eind februari waren er nog 266 van over, zodat de brief van 24 februari wel eerder geschreven moet zijn en niet gecorrigeerd werd, of het bestuur maakt er een gewoonte van te klagen. Het is hierover ernstig berispt en bevolen voortaan naar waarheid verslag te doen. In de brief van 24 april 1757 is bericht dat de parcallen en rode muris, waarop in 1754 een aanzienlijke winst werd gemaakt, nu niet meer dan 23 % deden en de muris bruin blauw, waarop verleden jaar 401/2 % winst werd gemaakt, nu maar 81/3 % opbracht. Van de parcallen zijn 5 pakken als onverkoopbaar naar Batavia gezonden, omdat ze grof, vaal en duur waren. Toen bleek dat ze niet te Jaffna maar in Nagapattinam geverfd waren, is het Coromandelse bestuur om opheldering gevraagd en bevolen voortaan geen duurdere textiel en alleen parcallen geverfd te Jaffna te zenden. Er is ernstig ongenoegen over geuit dat gewilde en ongewilde textiel dooreen wordt afgezet. Wat niet gewild is wordt niet gevraagd, en wat niet gevraagd wordt is niet met winst af te zetten en gaat dan naar Batavia, waar het met verlies verkocht wordt. Daarom zijn in de vergadering van 24 juni 1757 de gewenste winsten op textiel vastgelegd. Er mag slechts Suratse, Bengaalse en Coromandelse textiel geëist worden bij een verwachting van respectievelijk 30 %, 40 % en 50 % winst, welke percentages wegens de winst te behalen op het goud mogen dalen tot 20 % op de Suratse, 25 % op de Bengaalse en 40 % op de textiel van Coromandel, waarbij echter steeds moet getracht worden de beste prijs te maken. De percentages zijn de bodem voor de winst. Bovendien mag de textiel te Padang, Pulau Tjinkuk, Airhadji en Airbangis uitsluitend tegen goud afgezet worden. Er mag daarvan geen rekening van verkoop gehouden worden, maar bij verkoop van de textiel moet het goud direct gedebiteerd en de textiel gecrediteerd worden. Het is bevolen om een accurate rekening van de getrokken wissels, verkochte textiel en het daarvoor ontvangen goud te houden en deze jaarlijks op te zenden. In de vergadering van 17 januari 1757 is besloten verantwoording te eisen voor een onderwicht van 178 pond garioffelnagels op 1215 pond aangevoerd met de Waakzaamheid. Bij besluit van 9 augustus 1757 is de aanvaarding en verzending van een grote partij benzoë te Padang voor rekening Nopens de peperculture is ons met genoegen uyt een brief van den Adjerhadjes resident gelaten van wie die zonder toestemming inkocht. Bij besluit van 8 februari 1757 is ongenoegen geuit over aanrekening van goud aan Batavia voor niet hoger dan f 378,-,- het mark fijn en dat de partij met de Waakzaamheid en de Ouwerkerk met een te hoge aanrekening van f 10.644 naar Batavia is gezonden. Dit bedrag komt voor rekening van wie zich zo willekeurig gedroegen en bij herhaling zullen scherpere maatregelen volgen. Bij besluit van 21 juni 1757 is, op een bericht van boekhouder-generaal Pieter Wenting over het niet verantwoorden in de Padangse negotieboeken van 1755/56 van daar gekochte en op Batavia voldane wissels, waarbij een schade van f 12.029 was geleden, bepaald dat degene die daar verantwoordelijk voor is, deze som zal vergoeden in goud en tevens een zesde voor de ontdekker. Er moet verantwoord worden aan wie dit verdachte abuis is toe te schrijven en er mag voortaan slechts goud in kas of op wissel geaccepteerd worden. Bij overtreding zal de schade verhaald worden en een zesde gedeelte aan de ontdekker toekomen. Voorts is in de vergadering van 30 juni 1757 besloten dat van f 24.360 in Padang in de kas gestort in koperen duiten, f 9408, die door de weeskamer in Padang aan die in Batavia overgemaakt is ten gunste van de boedel van de weduwe van Hendrik Klaver, en de overige f 14.952 die overgemaakt is ten gunste van de gemachtigden van de commandeur Thijmon Pieter van Herseele en de tweede administrateur Jan Fredrik Lansius, in grofgeld in de kas te laten storten onder afgave van de genoemde duiten.) gebleken den ijver die het koningje van gemelde district aanwende tot voortsetting van die cultuure, en om zig daardoor te meer in Compagnies gunst te insinueeren, hoop voede in dit jaar op Adjerhadja en Indrapoura 30 à 40.000 peeperboomen aangeplant te krijgen. Dog daarbij teffens ontwaard hebbende desselfs klagten over de Padangse bediendens, doordien deselve van de peeper die hij aangeplant en gecultiveert hadde, leverantiers wilde wesen, gelijk ons tot ontstigting gebleeken is uyt een Maleydse brief door den commandeur Van Herzeele aan de ponghouloes van Jongitoena, een negorije in gemelde district gelegen geschreeven, en waardoor die geheele negorije in murmurering was geraakt, als willende liever de peeperthuynen ruïneeren dan met haar peeper na Padang ter markt te moeten gaan. Zo hebben w' ten reguarde van 't eerste den resident van Adjerhadja gerecommandeert de peeperculture als een aangeleegen poinct voor de Compagnie met alle kragt voort te setten en daartoe geen dienstige middelen onbesogt te laten, mitsgaders over het laatste den gemelde commandeur ons ongenoegen betuygt, onder een serieuse recommandatie om zig voortaan sorgvuldig te wagten voor diergelijken irreguliere gedoentens, also onse intentie en absolute begeerte is dat een eyder de peper zal leveren in hetselve district, waaronder hij sorteerd. Zijnde wijders op de consideratiën van meergemelde Herzeele weegens de constitutie en aangelegendheid van voorsz. residentie te Adjerhadja, waarbij denselven geen voordeelig idé van hetselve tragt te geeven, en ondersteld dat hetgeen aldaar valt, of den handel die aldaar gedreeven zoude konnen werden, direct te Padang of Poulo Chinko aangebragt en gedreeven kan werden, de bediendens aangesz. dat w' van een gansch ander sentiment zijn en ingevolge ons besluyt van den 10e augustus des gepasseerden jaars en daarbij aangehaalde motiven, alsolut begeren dat hetzelve niet alleen in weesen sal blijven in dier voegen het reeds gesteld is, maar ook met kragt gemaintineert werden. En ten dien eynde aan den resident van Adjerhadja op zijn versoek qualificatie verleend tot het maken van een pakhuys van planken tot berging van peeper en zout, mits hetzelve de Compagnie niet hooger in reekening werde gebragt als tegen rds. 100,- of ƒ 240,-. Fol. 676r-677v. Overbeek, die was gedeserteerd nadat hij f 3813 had zoekgemaakt, zich daar bevond. Het bestuur mag het geld ten laste van het kantoor-generaal brengen en is aangespoord betere dienaren op subalterne kantoren aan te stellen dan Overbeek is geweest, zoals blijkt uit artikel 20 en 26 van de eis van de fiscaal. Bij het Engelse bestuur te Benkulen is in een brief van 25 juli 1757 geprotesteerd. Een claim op de administrateur Anthony van der Wall en de secunde te Pulau Tjinkuk voor hun aandeel in gesnoeid paaiement of het verlies daarop van in totaal f 4480, is op verzoek voor Van de Wall gehalveerd tot f 2240. Dit bedrag dient hij in de kas te storten, waarvan de verklaring door de kassier snel moet worden opgezonden. Uit de brief van 24 februari 1757 blijkt dat de uitgaven in 1755/56 f 124.279 hebben bedragen en de inkomsten maar f 109.415, d.w.z. dat het negatieve saldo f (Tevergeefs is gereclameerd bij de Engelse resident te Mukomuko dat de resident te Airhadji Daniël Wijders uyt de bediendens missive van den 24e april deses jaars gezien wesende (Het optreden van het bestuur is goedgekeurd en het is er om geprezen.) Dog daarenteegen bij derzelver missive van 24 febr. 1757 ons seer suspect voorgekomen 14.864 is. In vergelijking met het vorige jaar waren de inkomsten f 12.002 minder en de uitgaven f 13.963 meer, zodat het negatieve saldo in totaal f 25.965 meer is. Dit slechte resultaat wordt aanvaard, o.a. omdat de groei van de uitgaven mede is veroorzaakt door afbetaling van achterstallige inlandse soldijen voor f 24.002. Alles moet in het werk gesteld worden om de resultaten met mercantiele middelen te verbeteren, waartoe textiel en andere goederen ruimschoots zijn toegezonden. De uitgaven dienen op het peil van de memorie van bezuiniging te komen. Hoewel slechts een achtste deel van de uitgaven voorkomt uit herstel van de verouderde vaartuigen, is toch bevolen deze voor ingrijpende reparaties naar Batavia te zenden. Ten aanzien van de Engelsen is over het te Tiku geconfisqueerde schip, waarvan gesproken is in de Padangse brieven van 2 juni en 23 oktober, en in de generale missive van eind december 1756, verbazing geuit dat de fiscaal daar een aandeel in heeft gekregen, terwijl dat slechts voor de inlandse regenten bedoeld was. Hij dient dit terug te betalen op een aparte rekening, waarop tevens het aandeel van de regenten en de opbrengst van de verkoop van de lading verantwoord moet worden. Er is verantwoording gevraagd over het voorgevallene met kapitein Dann op Pulau Babij en opheldering over het met kapitein-luitenant Visboom op Tapanoeli gesloten contract, over welke zaken een extract van een brief van het Engels bestuur in Benkulen van 16 juni 1756 werd toegezonden.) dat de Engelschen niet alleen meer dan bevorens op Natter en Tappianoelij woelden met sig aldaar te fortificeeren en te secureeren, maar ook, volgens 't rapport van twee overgekomen Europeese deserteurs, het oog op Nias hadden, 'twelk haar had doen resolveeren om de chialoup de Goudvink met eenige manschappen derwaarts te zenden ten einde aldaar bij provisie in een enkelde ompaggering van bamboesen en een kleen huys tot lijfberging sonder meer onkosten dan een à tweehondert rijxdaalders post te vatten, om soowel de stoute ondernemingen der Engelschen, als het continueel wegsleepen der leevensmiddelen, sooveel mogelijk te beletten. Fol. 681r-v. zijnde dat zij een seekere chialoup van ged. Natie, genaamt The Bonnette, van Madras na Bancahouloe gedestineert, door sware leccagie op de Padangse rheede gekomen zijnde, nadat de lading door justitieele gecommitteerdens gevisiteert was, aldaar van zijne gebreken hadde laten verhelpen. So hebben w' de bediendens gelast het bewijsen van sulke geriefelijkheeden die veel te groot zijn, in 't vervolg te menageeren en, bijaldien het mogte gebeuren dat sodanige vaartuygen genoodsaakt wierden de Padangse rheede in te lopen, aan dezelve niet anders als water en brandhout te verstrekken en dat eenlijk wanneer z' het wesentlijk benodigt hebben, en anders niet, wijl men alle reedenen van leccagie, gebrek aan water etc. niet hoger als de ordinaire voorwendsels der lorrendrayers debiteert. Fol. 681v-682r. (Aan het Engelse bestuur te Benkulen is, in antwoord op een klacht van 3 oktober 1756 over het gedrag van de gezaghebber van een Compagnies pantjalang te Mukomuko, op 25 juli 1756 geantwoord dat het bestuur te Padang in zijn brief van 24 april 1757 heeft bericht dat de fiscaal deze zaak onderzocht heeft. De gezaghebber van de pantjalang Overmaas, stuurman Albert Bosch, was op weg van Batavia naar Padang Mukomuko binnengelopen wegens watergebrek. Hij had twee vaten water en enige verversing gekregen, maar moest door een hevige zuid en zuidzuidwesten wind vertrekken voordat hij had kunnen betalen. De Engelsen is geschreven dat ze aan Padang of Batavia de kosten van verversing en drinkwater moesten opgeven, zodat deze voldaan kunnen worden. Voor de droevige geschiedenis met de Engelsen betreffende de Vrijheid wordt verwezen naar de generale missiven van 31 december 1756 en 15 oktober 1757, de geheime resolutie van 10 juni en het verslag van de vergadering van 20 juni 1757 over de generale patriase brief van 4 oktober 1756. In de Padangse brief van 24 april 1757 staat het antwoord op het extract uit de patriase brief van 13 oktober 1755. De volgende personele mutaties hebben plaatsgevonden: fiscaal en secretaris van de raad François de Valbert mag met behoud van kwaliteit en gage repatriëren. De genoemde functies zijn weer gescheiden: tot fiscaal en vendumeester is aangesteld onderkoopman Jacob van Oudenstein Elias en tot secretaris en kassier onderkoopman Jan Anthonij Thierens; het verzoek om de resident te Airbangis Chailje en die te Baros Van Baveld te bevorderen tot onderkoopman is afgewezen, als strijdig met het reglement en om die reden ook het verzoek vaandrig Fredriksz. tot luitenant en sergeant Heijden tot vaandrig te bevorderen, omdat één vaandrig op de Westkust voldoende is. Geringe verbeteringen volgens het reglement zijn goedgekeurd, alsmede de gage voor sergeant Obring. Tenslotte wordt verwezen naar de vermelde vergaderingen, naar de verzonden brieven van 10 en 25 juli en naar die aan de Engelsen te Benkulen van 25 juli 1757. In het inkomende Indische geheime briefboek is een juist ontvangen brief te vinden van commandeur Thijmon Pieter van Herseele van 15 november 1757 over de vijandigheden door de Engelsen. 400.000, 80.000, -, - -, -ƒ 480.000, -, - 492.964, Te samen 8 diverse silvere spetiën dito goude dito 1.904.839, -, 1.916.491, 4, 19, 405.489, Hoewel de Heren XVII in hun brieven van 12 oktober 1754 en 13 oktober 1755 anders verwacht BENGALEN hebben, kunnen over Bengalen geen positieve berichten gegeven worden. In hun brieven van 19 april, 3 en 30 juni, 25 juli, 16 augustus, 5 en 10 september, 8 en 29 oktober 1757 moesten GG en Raden slechts verwijten maken en de dienaren aansporen de zaken te beveiligen tegen de nog voortdurende onlusten, de handel te bevorderen en het in de huishouding zuiniger aan te doen. Met het scheepje de Mossel en de schepen de Hoop, Kattendijke, Brouwer, Sparenrijk, Overschie, Oranjezaal, Pijlswaart, Snoek en Ruyskenstein is aan contanten en goederen aangevoerd) Aan baar silver ,, ,, 'tgeene per Bronstee direct uyt Nederland ƒ naar gissing voor 1/5 advance ƒ nog aan de Caab geligt uyt de scheepen Oud Carspel en Overschie, 1964 staven bhaer zilver te samen van 8 mq. trois, is mq. trois 15.712,- gerekent à ƒ 31,7,8 't mq. trois of de Bataviase valuatie Aan diverse coopmansz., equipagiebehoeftens en provisiën 8 nog voor onderlaag benevens de provisiën pro patria En het per de scheepen de Bevalligheid, ’s Gravesande, de Drie Heuvelen en de barcq de Rijder ter deeser hoofdplaatse van daar aangebragt, bestaad in 666 pakken en kisten lijwaaten in soort 302.000 lb. staafeyser 1.720.930 lb. salpeter 174.000 lb. amphioen 71.000 pees goenijs en goenijzakken Fol. 685v-686r. (Doordat GG en Raden er geen kopiefacturen van hebben ontvangen, kunnen ze niet rapporteren wat er direct uit Bengalen naar Nederland werd gezonden. De Voorburg kwam bij het binnenzeilen van de Ganges door de onkunde van de loods Dirk Verburg geheel buiten het loodsenvaarwater op de plaat van het Zameegat en kon wegens gebrek aan vaartuigen door de onlusten veroorzaakt door Siraj-ud-Daula, niet geholpen worden. Van de lading is slechts ƒ 352, 16 canasters suiker en 1890 lb sapanhout geborgen, hoewel, zodra de Ganges weer open was, equipagemeester Lucas Jurriaansz. Zuijdland er schepen heenzond. Schipper Edmond Collier, loods Dirk Verburg en de overige scheepsofficieren zijn aan de fiscaal overgeleverd. Verburg kreeg drie maanden schorsing en 586.096, 34.263, 260.758, 575.503, 22.461, 17.505, 184, 2, - 3.176, 18, 1.499.950, 15, Dus een seer aanmerkelijke somma van - aan koopmanschappen 100 lb. rood zegellak aan diverse kleenigheeden 164.306,13, - 7.249.515, 9, 5.199.784, 3, 1.885.424, 12, ƒ ƒ ƒ 16, 19, 10, 9, 4, 16, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Somma - -, ƒ - - 8 - - - 8 - - 8 - (Van de retourschepen uit Bengalen is de Hoop en de Sparenrijk voor Amsterdam, de Kattendijke voor een boete van 6 maanden gage, Collier, hoewel tijdens het ongeluk zwaar ziek, en opperstuurman Cornelis de Rideaux zijn ontzet uit hun ambt, rang en gage en kregen een boete van 12 maanden gage. Het bestuur is verweten dat de straffen onevenredig waren en, zowel over het vertrek van loods Verburg als opperstuurman De Rideaux naar Nederland, is ongenoegen geuit. Voortaan mogen geen dienaren die wegens plichtverzuim gestraft zijn, repatriëren, voordat de straf is goedgekeurd. Het verzoek van Collier om het vonnis te herzien is door GG en Raden afgewezen.) Edog, daarenteegen aan denselven relief substantieel teegens de fatalia appellatieonis met committimus aan den Raad van Justitie deeses casteels verleend hebben, waarop denselven bij die regtbank in appèl teegens de sententie van den Justieelen Raad te Bengale geadmitteerd en bij diffinitive sententie vrijgesproken is, weshalven wij denselven in sijn voorige qualiteid hersteld hebben. Fol. 688r. Zeeland en de Brouwer voor Hoorn, waarbij in het laatste schip alles boven vier ton in waarde aan goederen de kamer Enkhuizen toegerekend moet worden. Hoewel het begrijpelijk is dat de retourschepen wegens de onlusten pas op 22 januari en 16 februari 1757 konden vertrekken, is het bestuur aangespoord om ze voortaan zo snel mogelijk weg te zenden. Van de naar Batavia vertrekkende schepen moet de Overschie of Oranjezaal een lading salpeter op Ceylon lossen. In de schepen voor Batavia moeten tenminste 5000 zakken salpeter geladen worden en in de vaderlandse retourschepen 2700 of 3000 zakken, terwijl de retourschepen uit Batavia 100.000 lb koffiebonen, 150.000 lb peper en 50.000 lb hout zullen innemen. Het retour voor Nederland en Azië is te vinden in de brief van 15 oktober 1757 naar Nederland en in die van 30 juni 1757 naar Bengalen. Opdat het bestuur daar controleert of er geen particuliere goederen aan boord zijn, is aan Kaap de Goede Hoop bericht dat het retourschip de Naarstigheid 157 volumes van zijn lading niet kon innemen. Het bestuur is hierom geprezen en gemaand goed op de particuliere handel te letten, hoewel het het beter zelf had kunnen controleren voordat dit schip vertrok. Hoewel er in de memorie van bezuiniging ƒ 24.000 voor staat, hebben de kleine vaartuigen in 1755/56 ƒ 33.451 gekost, welke uitgaven voor controle in handen van de visitateur-generaal zijn gesteld. Pas in dringende gevallen zal van de memorie van bezuiniging afgeweken mogen worden. Na klachten van het bestuur is goedgevonden zeven in plaats van zes sloepen, en drie in plaats van twee bassura's aan te houden, waarmee de kosten van ƒ 24.000 op ƒ 28.600 uitkomen. De inlandse zaken en de vreemde natiën zullen tezamen besproken worden. Het optreden van de nieuwe nawab van Bengalen tegen de Engelsen en zijn afpersing van de Compagnie van 400.000 ropia's en nog eens 100.000 ropia's aan onkosten is in de brief van verleden jaar behandeld, terwijl het vervolg te vinden is in de brief van 2 april uit Bengalen via Engeland gezonden en in die van 20 april 1757 naar Batavia. Dat de nawab, na de verovering van Calcutta en het verdrijven van de Engelsen, 400.000 ropia's kon afpersen en de onkosten tot 100.000 ropia's liet stijgen, is niet de schuld van het bestuur, maar dat) violentie bestaan, en met sijne diertijds in hande hebbende magt, hardnekkig doorgedreeven heeft en dat de ministers, te doen hebbende met een onbesonnen en onhandelbaaren tijran, die naar regt nog reeden luysterende en niet wijnig in sijne boosheid en verwaandheid gesteyft weezende, door de onlangs op de Engelsche behaalde volkomene overwinning bequaam was tot alle buytenspoorigheeden en uyterstens te vervallen, sonder dat zij zig in staad van de allerminste teegenweer teekens sulken overmagt bevonden, geene andere expediënten aan handen gehad hebben sig van deezen dwingeland te ontdoen, als met denselven tot accoord te komen. Edog, wij hebben niettemin bedencken gedragen om sulk een gewigtig poinct als dit finaal te beslissen, maar beeter g'oordeelt hetselve aan Uwe Weled. Hoogagtb. eerbiedig gedefereert te laaten. en den nawab gewerkt hebbende, koopman Chodja Wazid en hofsgrooten voor haare moeyte hebben moeten spendeeren, sijn van haarlieden met geen genoegsaam beleid aangelegd. Want, schoon die spendatie ter erlanging van een minder hard verdrag noodzaakelijk geweest waare, so hadden sij egter bedagt moeten weezen dezelve zodanig te laaten verdeelen, dat de participanten, door eene al te groote ongelijkheid der portiën niet misnoegt gemaakt en teegens onse belangens ---den geweldadige nawab die geldafpersing sonder de allerminsten reede en uyt louter Maar de 40.000 ropijen die de ministers aan de, in deeze zaak als mediateurs tusschen haar aangekant wierden, soals in cas subject geschied is. Dewijl de ministers, in steede van de verdeeling met 's nawabs diwan of tweede te reguleeren, soals sulx tot nu toe ordinair practicabel geweest is, de geheele somma in handen van den voornoemde Chodja Wazid gesteld hebben, die zigselfs het beste bedagt en 14.500 ropia's voor zijne portie genomen, en daardoor een algemeen misnoegen onder de overige hoovelingen teweegegebragt heeft. Waaraan, ingevolge de seer gefundeerde sustenue der Cassimbazaarse ministers den teegenspoedigen loop van 's Compagnies affaires met seer veel waarscheinelijkheid mag toegeschreeven werden, behalven dat de ministers met de afgave dier penningen ook nog so præcipitant tewerk gegaan sijn, dat zij daarmeede selfs niet eens solange gewagt hebben totdat de hunlieden daarvoor beloofde firman tot den vrijen handel en de renovatie van alle privilegiën en prerogativen aan haar was ter hand gesteld. Fol. 692r-693r. (Het bestuur moet het firman zonder verdere kosten zien te bemachtigen, terwijl het uiteindelijke besluit door Heren XVII genomen moet worden. Zoals het bestuur in zijn brief van 5 juli 1756 had verwacht, is een voorschot voor textiel van ƒ 37.309 aan de koopman Saktiram te Dhaka, die een dienaar van de nu geruïneerde Engelsen was, verloren gegaan. Het schreef in zijn brief van 24 november 1756 dat dit is toe te schrijven aan de geweldpleging van de nawab en de weerbarstigheid van de Engelsen. Het is echter onduidelijk hoe Saktiram te Dhaka heeft geleden onder de verovering van Calcutta en met het herstel van de Engelsen moet hij er ook weer bovenop gekomen zijn. Bovendien had er niet met een dienaar van de Engelsen een contract afgesloten mogen worden, zeker daar het bestuur al daarvoor in zijn brief van 15 maart 1756 het sluiten van contracten met de eigen kooplieden zelfs al bezwaarlijk gevonden had. Er is om opheldering gevraagd, waarop een besluit genomen zal worden.) veelvuldig geleedene schade van den nawab te recupereeren en sig deezer weegen met een request, geïnsereert ter Houglijse secreete resolutie van den 22e februarij deeses jaars, aan denselven g'addresseert hebben, so moeten wij ons egter over de schandelijke en disreputatieuse mishandelingen van den brutalen nawab grotelijx beklagen en Uw Weled. Hoogagtb. nedrig verzoeken dit hatelijk geval bij secreete missive der Bengaalse ministers van den 20e april deeses jaars na te speuren, ter ontwaaring hoe een wenschelijke zaak het weezen zoude, wanneer deese dwingeland door de magt onzer wapenen naar verdienste gekastijd en tot reeden gebragt wierd. Hetwelk wij voor het eenigste middel aanmerken om ons teegens sijne geweldenarijen te versekeren en de ons met geweld afgedwongene schatten te recupereren. Edog, dewijl dit een poinct van al teveel aangelegentheid is, so geven wij sulx eenelijk in bedenking. Fol. 694v-695r. beslist, maar ingenieur Claude Ogerdias is naar Hooghly gezonden ter inspectie en het maken van kaarten en om een plek te zoeken waar een vesting te verdedigen door 500 man gebouwd kan worden.) Chandernagoor op den 14e april naar eene moedige teegenweer overgeeven, hebben volgens de ministers gemeene brief van den 20e april a.c., op gantsch frivoole en valsche pretexten dat onse bediendens de Engelschen geduurende de belegering met swaar geschut en andere oorlogsbehoeftens en provisie g'assisteerd souden hebben, protest in scriptis gedaan. En na deeserweegen op de remonstratie onser ministers excus versogt te hebben, hetselve andermaal in seer insolentie termen hervatt, hetgeen ons is voorgekomen als eene uytvinding van bijsondere en quaadaardige insigten. Weshalven wij de ministers bij secreete brieven van den 29e october jongstleden de neutraliteid tusschen deeze natiën op het scherpste aanbevoolen hebben, onder voorhouding van de pernicieuse gevolgen die uyt derselver violatie te dugten sijn souden, en deselve teffens gequalificeert en op het ernstigste gelast om aan de Fransche hoofdregeering te Pondicherie, onder een kort vertoog der waare omstandigheeden, haar beklag over die onbillikheid te doen en om eene gepaste satisfactie te versoeken. Fol. 695v-696r. De Franschen, die voor de overmagt der Engelschen hebben moeten swigten en hun fort En hoewel ons aangenaam geweest is dat de ministers op middelen bedagt geweest zijn de (Over het verzoek om ammunitie en volk, en toestemming om een nieuwe vesting te bouwen is nog niet (De schuld van ƒ 1756 van de insolvent overleden leverancier van Dhakase textiel Roepsjent kan worden afgeschreven. Volgens de brief van 6 maart 1757 uit Hooghly kon door geldgebrek en de onlusten de textielhandel niet in januari of februari aanbesteed worden. Wel is bij een moslim koopman textiel uit Dhaka en Ayutthaya tegen 3/4 % op credit aanbesteed, maar deze rente moet op het voorschot van 75 % en niet over het gehele bedrag, zoals wel eens geschied is, berekend worden. Nu de oorlog tussen de nawab en Engelsen tot rust is gekomen, kan er met het ruim toegestuurde geld spoedig aanbesteed worden. Op voorstel van directeur Adriaan Bisdom zijn 22 pakken van elf soorten eerder afgekeurde textiel tegen een hogere prijs van 5, 52, 12, 13, 12, 16, 3, 35, 30, 6 en 7 % naar Nederland verzonden, waar door betere stoffage een hogere prijs wordt verwacht. Als de prijzen in Nederland bekend zijn, volgt hierover een besluit. Hoewel, zoals gemeld in de decemberbrief van 1756, de inkoop van enige soorten textiel die door de kamer Zeeland met aanmerkelijk verlies verkocht waren, is verboden, zijn ze toch weer verzonden, omdat het bericht te laat zou zijn aangekomen en ze al aanbesteed waren, zodat het bestuur de kooplieden er niet mee kon laten zitten. Dit verweer toont dat de afgesproken prijs te hoog was en dat vreemde naties niets noemenswaardig konden verzenden. Dit is te hopen, zodat deze textiel toch nog met winst te verkopen is. Omdat er geen ongewilde en met verlies af te zetten textiel mag worden ingekocht en verzonden, wordt deze kwestie aan de Heren XVII overgelaten. Ook wordt aan hen overgelaten dat er geen speciaal geëiste cassa boerong van 40 cobido lang en 2 cobido breed, noch grove hammans van 24 cobido lang en 3 cobido breed zijn gezonden, omdat de wevers hun getouwen niet zouden willen aanpassen en deze doeken meestal niet breder en langer dan de gangbare zouden zijn. Daarom werden nu juist andere maten gevraagd. Het bestuur had de bevelen van de Heren XVII moeten uitvoeren, in plaats van die met allerlei voorwendsels van zich af te schuiven. Het bestuur wordt geprezen dat het 49.733 stuks textiel beschikbaar door de twist tussen de Engelsen en Fransen, gunstig heeft ingekocht. Dit is echter een uitzonderlijk geval en is niet begrepen onder de normale besluiten. Zoals in de brief van 15 oktober 1757 vervat, moet het bestuur de patriase eis volgen en slechts bij een winst van 25 % inkopen. Het is wonderlijk dat de kooplieden van Kasimbazar geen grove textiel wilden leveren, omdat ze dan anders de textiel van mindere kwaliteit niet konden afzetten, terwijl er herhaaldelijk is bevolen deze te accepteren. Daarom is nog eens nadrukkelijk bevolen om deze textiel tegen geproportioneerde prijzen in te kopen en in aparte balen naar Batavia te zenden om deze in het oosten van Azië af te zetten. Te Patna is door de makelaar, ondanks geldgebrek, de handel voor vorige prijzen en contant geld tot de som van ƒ 47.250 op gang gebracht; slechts voor de amirtjes werd 33/4 % meer betaald. Toen de inkoop niet op credit voortgezet kon worden, is met koopman Maniram overeengekomen dat hij zoveel zal leveren als te verkrijgen is en met de gewenste lengten en breedten, maar wel tegen 13 % hogere prijzen. Dit is goedgekeurd omdat de gevraagde maten beter zijn af te zetten, vooral van het guinese textiel, waarvan de productie in Patna niet gangbaar is en daarom bevorderd moet worden.) Houglij en Cassembazaar de præferentie geeven en dus jaar uyt jaar in tragten voort te zetten, hebben wij onse ordre, vervat bij brieve van den 24e november 1756, teegens het negotieeren van geld of goederen op interest ook naader bepaald ten opzigte van Pattena en licentie verleend om de lijwaaten, of het geld daartoe, teegens den intrest van 1/2 percento 's maands te moogen negotieeren, onder een herhaald verbod van alle geldnegotiatiën teegens hooger intrest, eenelijk uytgezondert het singuliere geval dat, wanneer de teegenswoordige troubles in dat rijk den vervoer van geld of silver gevaarlijk maken mogten en men te Pattena teegens laeger intressen niet soude kunnen teregtkomen, als dan de bediendens voor die tijd tot den lijwaat-, amphioen- en salpeeterinsaam het noodige geld teegens 9 percento moogen opneemen, dog welke opgenomene gelden, sodra een veilig geldtransport geschieden kan, weederom afgelegt moeten werden om de ruïneuse intrestpenningen geheel af te schaffen. Fol.700v-701r. (In de brief van 10 oktober 1757 is bevolen uit de eis voor Batavia de volgende soorten niet te zenden) fijne de hendiaal met goude hoofden cassa's dito dito ,, dito hamans ,, kharradherrijs fijne, of gestreepte gingam mallemollen fijne met goude hoofden En alzo wij den lijwaatinsaam te Pattena, weegens derzelver betere deugd, booven die van dito dito ,, ,, bourongs dito ,, ,, dito gemeene roemaals gaarne longijs soesjes feyne de Radenagoor en salogesjes fijne met goude hoofden Fol. 701r. (In plaats hiervan moet net zoveel gewoon gebleekt guinees, salempuris en gerassen gezonden worden, terwijl niet geëiste goederen op kosten van het bestuur zullen worden teruggezonden. Op 5 september 1757 is geschreven dat het bestuur zoveel mogelijk de reeds toegezonden vaderlandse eis voor het volgende jaar moet volgen. Als van de gezonden 52 ton de vastgestelde 23 ton voor deze eis niet voldoende is, mag er tegen 6 % zoveel geleend worden als nodig is, maar als dat niet lukt moeten de meest winstgevende soorten gezonden worden. Het is verboden tegen een hogere rente te lenen, maar het wegens geldgebrek lenen tegen 9 % voor een vooruitverstrekking van 75 % bij de laatste aanbesteding, is voor deze keer geaccepteerd. De renten mogen niet meer ten laste van het kantoor- generaal gebracht worden, maar moeten tot 7 % op de retouren in rekening gebracht worden. Met het argument dat het schadelijk voor de leveranciers is en veel slecht goed zou opleveren, is het bevel om de textiel van twee soorten op drie, die van drie op vier, en van vier op zes soorten te brengen, hoewel dat in het marginale antwoord op het extract uit de vaderlandse brief beloofd was, niet uitgevoerd. Het is te verstaan gegeven dat het belang van de leveranciers niet zwaarder dan dat van de Compagnie behoort te wegen, en dat het bestuur goed tegen slechte kwaliteit dient te waken. Het verwerven van zijde is redelijk geslaagd, maar de inkoopsprijs van tanna-banna uit de maartteelt was door de onlusten wel ƒ 7,18,19/34 het lb, dus amper 31/2 % hoger dan verleden jaar. De verwerving van de novemberteelt viel beter uit dan verleden jaar, de adapangia cabessa tegen ƒ 8,515/34 en de tanny het lb cora tegen ƒ 7,18,19/34 en de moghta tegen ƒ 5,3,63/4 het lb, alles bij verhaspeling, d.w.z. de twee eerste soorten 51/4 % en de moghta 59/16 % minder dan verleden jaar. Aan zijde mag, inclusief het floretgaren, slechts de daarvoor uitgetrokken 5 à 6 ton besteed worden, waarbij het is toegestaan ter verwerving van de eerste soort iets meer te betalen en de twee minste soorten weer van de hand te doen.) Pattenasen naib souba daarop nieuwe impost niet met geweld gelegt hadde onder de naam van een vrijwillige schatting, daarvan zig niemand heeft kunnen libereren en die voor 's Compagnies aandeel 15.000 ropia's bedragen heeft, dewelke eerst hebben moeten betaald werden eer deeze baatzugtigen landvoogd den vervoer heeft willen permitteeren. En also deeze geweldadige afpersing door 't beleid der bediendens niet heeft kunnen gedeclineert werden, so hebben wij de afgave van dien voor ditmaal gepasseert en teffens g'approbeert dat de ministers over deese extorsie bij een aresdaest1 aan den vorst waaren klagtig gevallen, opdat dezelve in het vervolg in geene consequentie getrokken werden moge. Niettemin komt de amphioen, nu de voorsz. 15.000 ropia's op de massa van 2400,- maons of 1200 kisten geslaagen zijn, nog ƒ 17,4,- per 100 lb. minder te staan als 't voorledene jaar, nademaal derselver inkoopsprijs op de 100 lb. ƒ 30,15,8 ten goede differeert. Fol. 703v-704r. (Het voorstel van de dienaren te Patna aan het bestuur te Hooghly om opium voor een jaar op voorraad in te kopen om de kosten over de grotere hoeveelheid uit te smeren, is afgewezen, omdat bij opslag de kwaliteit door indrogen vermindert. Het in de brief van verleden jaar reeds vermelde plan om enige salpeterdistricten in pacht te krijgen, is nog niet geslaagd. De dienaren legden voor de in deze tijden wenselijke verwerving van salpeter weinig ijver aan den dag.) Want wij hebben met verdriet moeten gewaarwerden dat zij zig in deeze contractatie van de Fransen hebben laeten voorkomen, doordien zij eerst getragt hebben met den voorsz. moors coopman Chodja Wazid op Houglij een contract te sluyten over een leeverantie van 25 à 30.000 zakken te Pattena teegens ropia's 3,-,12,- de maon, of ƒ 8,2,1426/29 de 100 lb., dewijl denselven voor de bezorging op Houglij een hooger prijs van ƒ 12,8,8 begeert hadden. Welcke tusschentijd de Franschen waargenomen hebben om met deesen koopman tot een contract te 1 Aresdaest, arzdasht verzoekschrift. Den amphioeninzaam zoude deezen jaare vrij voordeeliger geweest sijn, indien den (Dit wordt bevestigd doordat te Patna 1036 mans tegen ropia 3,8 de man, dus 4 ropia's minder dan de koomen, voordat de bediendens te Pattena nog gequalificieert waaren om zig in eenige contractatie over dit silt in te laaten. Weshalven het ons ook niet vreemd is voorgekoomen dat die bediendens, op 't leste qualificatie tot den inzaam van 50 à 60 m.2 maons erlangt hebbende, daaromtrend niet dan teegens de hooge prijs van ƒ 8,2,14, differeerende ten nadeele met de voorjarige 71/7 percento, en dat ter quantiteit van 40.000 maons hebben kunnen reüsseeren, veronderstellende dat, indien zij hiertoe vroegtijdiger waeren gequalificeert geweest, zij teegens zoo hooge prijs niet hadden behoeven te markten. Fol. 705r-v. prijs van Choja Wazit, is ingekocht. Hierom wordt het voorstel van de dienaren te Patna in hun brief van 28 september 1756 naar Hooghly dat zij zelf salpetercontracten sluiten, goedgekeurd, terwijl het bestuur te Hooghly is bevolen de gevraagde hoeveelheid tijdig naar Patna door te geven en geen contract met Choja Wazit te Hooghly te sluiten. Zo wordt de nodige hoeveelheid tijdig verworven tegen een gunstige prijs. Het is goedgekeurd om te Hooghly van Choja Wazit 40 à 50.000 mans, die voor de Engelsen bedoeld waren, tegen ƒ 12,8,8 te verwerven, maar de prijs is ƒ 4,5,9 hoger dan die in Patna bedongen, wat niet wordt goedgemaakt doordat Choja Wazit de kosten van vervoer van Patna naar Hooghly draagt. Hierom is des te meer de inkoop te Patna toegestaan.) Inmiddels hebben de Engelschen sig bij een brief van den 7e maart aan ons ministerie g'addresseert met het versoek om hun in het najaar 50 à 60.000 maons salpeter te besorgen, alzo zij thans nog niet op haar stel waaren daarvan zelfs insaam te doen. Hetgeen ons ministerie hunlieden niet heeft willen afslaan, maar beloofd, wanneer onsen eyschen voldaen waaren, hun hetgeene zij verder bemagtigen mogten, teegens voldoening van de lasten van 't comptoir en de kosten van den afvoer te laeten toekoomen. En zulks om de Britten tot vrinden te houden, die thans veel goed en kwaad doen kunnen. En hoewel ons dit gantsch niet aangenaam geweest is, soo hebben wij egter, ons in den tijd schikkende en aanmerkende dat de ministers hierin het goede bedoelt hebben, sulks gepasseert, mits 't niet zo verre gaat dat onsen eygen inzaam tot voldoening der eyschen voor Nederland en India daardoor veragterd werde, in welken gevallen wij alle schaade en vergoeding voor haare reekening gelaaten hebben. Fol. 706v-707r. (De geldeis, die van 58 op 52 ton is vastgesteld, is op ƒ 216 na voldaan. Er is misnoegen over betuigd dat er een verschil is in de opgave van de schulden, namelijk ƒ 2.317.834 in de eis van 6 maart 1757 en in een aparte memorie bij deze brief ƒ 1.575.754. Er moet hierop beter gelet worden en de schulden dienen gedelgd te worden uit de toegezonden kapitalen. In de brieven van 3 en 30 juni 1757 is opdracht gegeven gemunte specie bij aankomst niet naar de munt te brengen, maar te verkopen of aan de kooplieden te verstrekken. Hiervan moet per schip afzonderlijk een notitie gemaakt worden. Op bevel van GG en Raden zijn, om restanten niet te laten voortlopen, de kleine kasrekening en het groot kasboek opgezonden. Daaruit bleek dat er maandelijks ƒ 70.000 tot ƒ 103.000 werkeloos lag, wat in een land waar de rente zo hoog is, zeer onvoordelig is. Het geld had gebruikt moeten worden voor de aflossing van schulden. Er mogen slechts contanten aangehouden worden voor de dagelijkse uitgaven. Bij besluit van eind december 1756 stond ƒ 315.000 op 9 % rente voor de betaling van een partij opgekochte textiel, maar in de brief van 6 maart 1757 werd bericht dat het anders werd besteed. De doeken zijn nog niet betaald en de andere besteding bleef duister. Als de betaling kon worden uitgesteld, waarom is er dan geld geleend tegen zo'n hoge rente? Over deze serieuze verwijten is om opheldering gevraagd. Het wisselverlies op assignaties op Nederland is voor Bengalen, net als voor Batavia, op 1/13 van het geheel gesteld. Hoewel bij de verkoop van het goud per de Oosthuizen, Vosmaar en Scholtenburg in de brief van 24 november 1757 onder de rendementen zeer slordig noch essaai, noch gewicht was gespecificeerd, kon uit de facturen en uit vergelijking van de procenten winst bij verkoop toch globaal worden berekend hoe de verkoop gerekend naar het gehalte is geweest. De rendementen zijn weinig accuraat,) en 45 staeven, door haar bereekend met een advans van 214/17, 21/3 en 319/32 op de verkoopsprijzen van ƒ 88.550,10,8, ƒ 38.445,15,8 en ƒ 190.111,4,-, een verschil ten nadeele van de Compagnie van ƒ 36,9,- op d' eerste, ƒ 46,5,9 op de tweede, en ƒ 2 M, mille, duizend. ---nademaal sig tussen de haare en de alhier opgemaakte weegens drie partijen van 19, 7 275,18,- op de laatste partijen opdoet, en dewijl wij teffens bij het nagaan van den verkoop van het goud ontwaar geworden zijn dat de Venetiaanse ducaten ƒ 52 per marcq fijns duurder verkogt zijn, als het marcq fijns in staeven en egter een marcq fijns altijd van een eguale waarde is, zoo hebben wij moeten besluyten dat zulk notabel verschil te attribueeren sij aan het niet bekendmaken van het essay of gehalte der staaven, waardoor de koopers in eene volstrekte onsekerheid gelaaten en afgeschrikt zijn, dat mineraal anders als voor laege prijsen aan te slaan. Fol. 710r-v. (De dienaren is voorgehouden in deze meer oplettend te zijn en zich nader te verantwoorden. De verkoop van het door de Naarstigheid, Scholtenburg en Buitenzorg aangevoerde baar zilver tegen ropia's 90,8 de honderd ropia zwaarte en de verkoop van wat per de Visvliet, de Gouverneur-Generaal en `t Kasteel van Tilburg was aangevoerd is wegens de omstandigheden aanvaard. Omdat verzending naar de munt wegens de oorlogsonrust te gevaarlijk is, is het een goede zaak dat de Kasimbazarse dienaren baar zilver dat nog in de pakhuizen was, aan de erfgenamen van Fattasjent hebben aangeboden. De verkoop van Perzische en nadries ropia's zal echter voor onderzoek aan de visitateur-generaal worden voorgelegd. Van 354 buitengewone staven zilver in 1754 met de Visvliet aangevoerd en met ƒ 1,13,103/4 verlies per mark verkocht, is toen noch rendement, noch allooi medegedeeld. Nu is bericht dat slechts 28 staven geëssayeerd waren en meldt een beëdigd rapport van eerste muntresident Ross dat deze 354 staven ƒ 89.168 opbrachten en gemiddeld 11 penningen en 133/4 grein bevatten. Uit een onderzoek van de Kasimbazarse dienaren is gebleken dat de muntdienaren niets strafbaars deden, maar de redenen van vrijspraak eisen nader onderzoek. Over de voorstellen van de gouverneur-generaal is 21, 24 en 27 juni 1757 vergaderd. De onkosten van de munt zijn vastgesteld op 3/4 % smeltverlies en 4 % voor de werklonen, tol, muntrechten en douceurs aan de residenten. De overwegingen van de gouverneur- generaal zijn in druk naar Bengalen gezonden. Om het gehalte van de Patnase ropia te kunnen vaststellen is bevolen om hiervan met twee verschillende schepen twee of drie van goed gewicht naar Batavia te zenden. Het getuigt van zorg dat de vergoeding van de oude en nieuwe restanten van de munt, die volgens een brief van 6 maart 1757 ƒ 66.412 bedragen, voor 2/3 aan de eerste resident en voor 1/3 aan de tweede is opgelegd onder het stellen van borgen; die vergoeding moet zoveel mogelijk geëffectueerd worden. Eerste muntresident Ross, die op Hooghly was om te repatriëren, is daarom in zijn vorige ambt hersteld, waarop zijn vervanger Jan Jurgen Schultz weer moest terugtreden tot derde te Patna. Hij heeft wegens lange dienst daar redelijke kennis van de opium- en textielhandel. Bij dit kantoor moet onder het personeel zomin mogelijk verandering plaatsvinden. Naar aanleiding van de resolutie van 12 september 1756 is opgedragen zeep die in Hooghly ƒ 52,11,10 de 100 pond kost, voortaan voor ƒ 15,4,- te Patna in te slaan. Inkoop van waskaarsen, suiker en harpuis is totaal verboden, omdat deze artikelen nog in voorraad of anders uit Batavia te bekomen zijn. De inkoop van 18.300 lb gezuiverde borax tegen ƒ 49,19,- de 100 lb is goedgekeurd, omdat ze winst in Nederland oplevert en de Engelsen er niets van aanvoeren. Maar er moet beter op zuiverheid gelet worden en de inkoop moet stroken met de eis. Koperen vullens die bij de verkoping van 16 november 1756 voor ƒ 76,18,- de 100 lb of slechts met 93/4 % winst van de hand gingen3, moeten voortaan voor een betere prijs verkocht worden; vorig jaar was de winst 323/4 %. Hoewel er door gebrek aan kooplieden op de vendutie van 20 april 1757 slechts 12.000 lb lood, 14.000 lb katoen en wat koperen kralen zijn verkocht, is het verzoek van de directeur en hoofdadministrateur uit de hand te mogen verkopen, wat al lang verboden is, afgewezen, uitgezonderd specerijen tegen de vastgestelde prijzen. Er wordt over de dagelijkse afpersingen door de moslimregering en dienaren geklaagd, want) ---te Houglij hebben de ministers booven de ordinaire jaarlijkse geschenken aan den naib fausdhaer en verdere regenten, ten bedrage van ƒ 1521,19,8 in- en ƒ 4545,15,- uytkoops, nog aan den generaal van 's nawabs armee Ragia Dollobram en aan den gewesene fausdhaer te Calcatta Ragia Manikjent moeten aflangen een buytengewoon geschenk van ƒ 533,19,8 in- en ƒ 962,7,8 uytkoops. Te Cassimbazaar waaren de gewoone jaarleykse geschenken voor 't jaar 1754/5 aan den daroga der Pantsjoutra Mier Hackimbeek ten bedraege van ƒ 3150,- en aan zijnen duvan ter somma van ƒ 787,10,- nauwlijks afgelangd geworden, of denzelven wierd uyt zijne waardigheid gestelt en door eenen Mier Soudjouddien gesuccedeert, die deese bediening reets in voorigen jaaren bekleed hebbende, het daarheen gezogt heeft te dirigeeren dat de ƒ 18.900,-, die men de 3 In de marge is toegevoegd 193/4%. (De geschenken aan hofgroten te Murshidabad bedroegen ƒ 1488 plus nog 2 stuks laken. Alle (Daarom zijn de uitgaven goedgekeurd en is opgedragen nu alle gebouwen hersteld zijn, jaarlijks aan Compagnie in vroegere jaaren voor de buyten gereede zijde afgedwonge hadde, haar nu voortaan als een jaarlijks peeskes opgelegt wierd. Welke baatzugtigen bediende de ministers niet sonder veel moeyte laatstelijk nog gedisponeerd hebben van dat onregtvaardig toeleg te desisteeren, mits de recognitie die zijn voorzaat reeds genote hadde, aan hem andermaal opgebragt en met ropia's 1500,- verhoogt wierd. Waartoe de bediendens wel hebben moeten overgaan, also hij de retouren aangehouden heeft totdat die somma ten bedrage van ƒ 6300 aan hem opgebragt was. Fol. 715r-v. geschenken zijn, omdat ze nu eenmaal noodzakelijk zijn, goedgekeurd, maar ze moeten zoveel mogelijk vermeden worden. De goedkeuring van die te Patna, die in 1755/56 bij inkoop ƒ 7979 en bij verkoop ƒ 25.714, respectievelijk ƒ 1433 en ƒ 1175 meer dan het jaar er voor bedroegen, is uitgesteld tot nadere uitleg is ontvangen. Het gewone geschenk voor de raja van Kharagpur bedroeg in 1755/56 ƒ 304 in- en ƒ 982 verkoopsprijs en dat aan het hoofd van de chakar respectievelijk ƒ 200 en ƒ 485. Omdat het weinig verschilt met het jaar ervoor, zijn ze goedgekeurd, alsmede de zichtgiften te Patna van ƒ 568, wat ƒ 27 minder is dan het jaar ervoor, en te Dhaka van ƒ 69. Aan de stadhouder te Patna, de naib faujdar van raja Mahol, de broer van de nawab en aan de naib faujdar te Hooghly moest ƒ 14.646 betaald worden voor het laten passeren van de Patnase vloot. Er is wegens de slechte en beroerde tijden geen toestemming verleend om voor ƒ 33.552 een nieuw hospitaal te bouwen, maar een nadere goedkopere begroting en tekening zijn wel noodzakelijk. Wel is toestemming gegeven twee nieuwe pakhuizen in de binnenhaspelarijen te Kasimbazar tegen de muur van de woningen van het opperhoofd en de secunde op te trekken ter vervanging van het oude pakhuis in de buitenhaspelarij, als de kosten maar onder de begrote ƒ 5400 blijven. Tevens is een post van ƒ 3782 voor twee nieuwe hekken aan het dorp te Kasimbazar, het repareren van de puntjes van de loge om de troepen van de nawab af te weren, het maken van een strodak voor de haspelaars en het in dienst nemen van enige inheemse militairen goedgekeurd. Zonder nader bericht kan een post van ƒ 5427 voor een pakhuis, waarvan ƒ 3576 voor het uitdiepen en weer ophogen, niet goedgekeurd worden. Voor het repareren van gebouwen te Chupra, Singia, Fatwa en Mau is ƒ 3782, en voor buitengewone reparaties te Patna is ƒ 3219 goedgekeurd, omdat daar in mei een zware orkaan heeft gewoed en er wegens de onlusten een stenen en twee aarden puntjes nodig waren. Er zijn zes vaartuigen en 20 koelies ingehuurd om in alle gevallen te kunnen vluchten en ƒ 187 voor de reparatie van de ringmuur te Decca is voor ditmaal goedgekeurd. Omdat de gewone en buitengewone werken te Hooghly in 1755/56 ƒ 28.495 kostten, wat viermaal zoveel is als de memorie van bezuiniging voorschrijft, is de rekening ter controle aan de visitateur-generaal gegeven. Deze rapporteerde op 14 oktober 1757 dat hij) dat de voormelde veele kosten te attribueeren zijn, niet alleen aan het aanmaken van een nieuw platt ter lengte van 60 en breete van 25 voet, maar ook inzonderheid aan eene generale reparatie van alle de gebouwen die men deezen jaare gedaan heeft, om mogelijk in 't vervolg in staat te zijn de reparatiereekening met het daartoe gestelde tantum van ƒ 5000,- jaarlijx te kunnen sluyten. Fol. 718v-719r. onderhoud niet meer dan ƒ 5000 te besteden. In 1755/56 bedroegen de algemene uitgaven ƒ 435.263, die ten opzichte van 1754/55 niet verminderd zijn; in de marge is toegevoegd `contrarie 1754/55 lasten 555.842'. De algemene inkomsten waren ƒ 370.059, zodat de uitgaven de inkomsten met ƒ 65.204 overtreffen; in de marge is toegevoegd `1754/55 winsten 225.406’.) ---hetwelk egter in de teegenswoordige conjunctures van tijd, daar alles in Bengalen in rep en roer geweest is, onmogelijk heeft kunnen verholpen of voorgekomen werden, also de moorse regenten en 's nawabs hofbediendens met deeze troubles haar voordeel doende, allerley extorsie en concussie gepleegd hebben, waardoor het articul der geschenken merkelijk verhoogt geworden is en de ministers en bediendens, om zig en 's Compagnies effecten voor de strooperijen en invasiën van 's nawabs ongedisciplineerde troupen te secureeren, genoodzaakt geweest zijn verscheidene reparatiën aan de fortificatiën te doen, en punten en hekken te extrueeren, 'twelk de timmeragie- en reparatiegelden niet weinig booven haar gewoonen tantum heeft doen steygeren. ---dezelve nauwkeurig g'examineert en geene excessen ontdekt, maar bevonden te hebben Terwijl aan de andere zijde de voornaamste sourcen, waaruyt de generaale winsten voortvloeyen, door de voormelde troubles niet weynig gestremt zijn. Fol. 719v-720r. (Daardoor is niet alleen de verkoop verhinderd, maar bracht de verpachting van Compagnies dorp en markt te Mirzapur voor 1757 maar ƒ 8820 op, terwijl op de pacht van verleden jaar ƒ 1916 is teruggegeven. Het laatste is geaccepteerd wegens de in de Bengaalse resoluties van 29 en 31 december 1756 aangevoerde oorlogsonlusten, maar zulke kortingen mogen uitsluitend door GG en Raden gegeven worden, waaraan men zich voortaan dient te houden. De pakhuismeesters Robbert Hendrik Armenault en Arent Horeman zijn terecht met ƒ 9116 belast voor specerijen, vermiljoen, cauris uit de Malediven, zwavelaarde, lood en sandelhout, hoewel ze aanvoeren dat het tekort onder hun voorganger Gualterus van der Beets is ontstaan. Aangezien op Kaap de Goede Hoop op ƒ 7500 van Van der Beets beslag is gelegd, mag dit bedrag op het tekort in mindering gebracht worden. Tekort en verrotting voor een bedrag van f 377,16,- bij inkoopsprijs in acht pakken textiel in 1753 met de Getrouwigheid naar Kharg gezonden, is gelijkelijk aan de Bengaalse en Khargse dienaren in rekening gebracht. Omdat er nog niet werd bericht welk verlies er in 1751 en 1752 werd geleden op de verkoop in Nederland van dosooty's, is op de verleende borgtocht f 1,11,- het stuk in rekening gebracht. Het mogelijk teveel betaalde zal aan de Bengaalse dienaren terugbetaald worden; daarom wordt gevraagd informatie te zenden. De achterdocht over het bericht in de brief van 6 maart 1756 dat 24 kanonnen zoek waren, is versterkt door dat van 20 april 1757 dat van de artillerie en wapenkamer 30 ijzeren kanonnen, 9 van 6 lb, 12 van 4 lb en 9 van 3 lb kogels onbruikbaar bevonden waren. Ze bleken alleen maar geschikt om tonnenboeien te leggen. Er is dringend om uitleg gevraagd. De equipagemeester en de loodsen moeten een rechterlijke verklaring afleggen over de vermiste 24 kanonnen en de visitateurs van de 30 onbruikbare kanonnen moeten een beëdigd rapport opstellen, waarbij ze tevens uitleg geven waarom er voor deze 30 stuks ammunitie voor meer dan 100 schoten per kanon aanwezig was. Er is kritiek op de justitiële zaken: de gezaghebbers van de Voorburg zijn onevenredig gestraft; de loods die dit schip verzeild heeft, is onbillijk behandeld; drie soldaten zijn wegens ruzie met de korporaal op de eis van de fiscaal en met toestemming van de raad en de directeur gemarteld en zelfs is de doodstraf geëist. De laatsten deden beroep op Batavia en zijn vrijgesproken. Ze kunnen tegen directeur Adriaan Bisdom en de leden van de justitiële raad een actie wegens schade, schande en smaad instellen en fiscaal Jacob Larwood Schevichaven moet de kosten dragen. Het bestuur is gewaarschuwd voor zulke ernstige justitiële misslagen.) Damoedher g'enthameert heeft, en waarvan het waare oogwit geweest is om den oud-directeur Jan Kersseboom op eene indirecte wijze met allerley gefingeerde accusatiën te inculpeeren, den voortgang derzelver is gestuyt, doordat deeze ongelukkige in sijne gevankenis overleden is, daarin hij reets eenige daagen vroeger gesteld geworden was, als het eerste van de successive teegens hem, door deeze en geene inlanders gepresenteerde requesten nog het dagligt gesien hadde, nietteegenstaande de requesten vervolgens tot het fundament sijner beschuldigingen en de beweegreeden sijner incarceratie gestrekt hebben. Intusschen so hebben wij de gevolgen deeser procedures voor haare reekening gelaten, also ons deesen jaare uyt de door eevengemelde oud- directeur Kersseboom ingediende apologie, waarbij dezelve sig ten opsigte van het hem bij voorsz. requesten ten lasten gelegde behoorlijk verantwoord heeft, gebleeken is dat men teegens deesen inlander sonder genoegsaam fundament maar met veel menschelijkheid sodanig geprocedeert heeft. Fol. 723v-724r. (De volgende mutaties hebben onder het personeel plaatsgevonden: kapitein-luitenant en hoofd van de militie Jan Hendrik Swenkels is overleden; tot diens opvolger is benoemd luitenant Simon de Hoog; vaandrig Dominicus von Staeden is tot luitenant bevorderd; assistent Albert Tobias is tot vierde in de kledenzaal aangesteld; sergeant Jacques Reviere is assistent gemaakt en als vijfde in de kledenzaal aangesteld. Tot groot misnoegen zijn er, in het bijzonder op de Drie Heuvelen, invalide moorse matrozen aangemonsterd, terwijl de maandsoldij nog wel met een ropia verhoogd was. Het stelletje kreupelen en blinden dat nu is overgekomen, is onbruikbaar. Tenslotte wordt verwezen naar de brieven uit Bengalen en naar de vergaderingen van 29 en 30 augustus, 1, 2, 5 en 29 september 1757. Dog wat de procedures betreft die men teegens den gewezen tweeden makelaar fijn ,, ,, ,, ,, ,, 20.329, 22.303, 28.807, 30.805, 48.022, ƒ ƒ ƒ ƒ ,, ,, ,, ƒ ƒ ƒ ƒ 180.834, 189.656, 206.756, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, baftas in zoort gemeen ruw ,, parcallen gemeen breed bleek blauw moerissen in zoort dito gemeen fijn en ruw salempoeris fijn gebleekt guinees gemeen gebleekt bedragen ƒ 8 ,, - ,, 8 ,, 8 ,, - ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, Sinds het verzenden van de generale missive van 31 december 1756 zijn uit Coromandel ontvangen 7, ,, 10, ,, 17, ,, 15, ,, 19, ,, 10, ,, 4, ,, 14, ,, 19, ,, 15, ,, 17, ,, 10, ,, 2, ,, 4, ,, COROMANDEL brieven van 8 en 27 december 1756, 26 januari, 27 februari, 22 en 30 september 1757, terwijl uit Sadras werd ontvangen een brief van 2 en uit Pulicat van 8 oktober 1757, en uit Jagannathpur en Bimlipatam brieven van 10, 18 en 30 september 1757. Met de schepen de Wereld op 3 april, de Immagonda en de Radermacher op 10 en 14 november en de Rotterdam op 21 november 1757 is aangevoerd) 504 pakk. en kisten 262 125 378 30 65 55 60 206 13 18 29 94 21 220 24 10 204 24 22 5 98 dito calleawaphoe madrapakse allegias en ternatanes 3, chelas geruyte ,, 1, ,, 6, ,, 13, ,, 12, ,, 15, ,, 16, ,, 15, gingam drongam penasse en beddetijk bethilles suprafijn en gebloemde deekens gecattoeneerde ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, - ,, 8 ,, - gingam onderbroeks roemaals in zoort neusdoeken fijne cambayen fijne gobars matarm tapies in zoort ,, ,, ,, ,, ,, zeyldoek ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, dongrijs 139.416, 193.799, 337.586, ,, 8 ,, ,, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 36.740, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 28.879, 37.810, 3.648, 6.630, 5.429, 24.341, 26.891, 11.789, 70.209, 11.642, ƒ ƒ ,, ,, diverse fijne guineesen salempoeris bruyn blauw en rood parcallen dito dito dito cambayen ruwe rode ,, ,, ,, ,, ,, cannarij ,, ,, ,, ,, succortons ,, ,, ,, ,, ,, ,, committers pattamaraphoe gingam taffachelas boelangs brandams keeper roggevellen ,, 8 ,, - ,, - ,, - ,, - ,, ,, 8 ,, - ,, - ,, 8 ,, ,, - ,, - ,, 8 ,, 8 ,, - ,, ,, 8 ,, - ,, - ,, - ,, - ,,, ,, - ,, - ,, of 100 lb. gedroogde gember schoenen ,, 11, ,, 12, ,, -, ,, 12, ,, 1, ,, ,, 4, ,, 4, ,, 8, ,, 19, ,, ,, 7, ,, 3, ,, 14, ,, 14, , 8, ,, ,, -, ,, 14, ,, 4, ,, 4, ,, 18, ,, 8, ,, 18, ,, ,, ,, 42 26 198 146 24 5 4 65 45 11 1 22 3 12 9 14 1 14 6 12 20 1 2 1 1 1 1 4841 lb. indigo cattoene gaaren gingam roode hembden waxdoek ,, ,, ,, ,, ,, ,, chiolen cassa's camies longijs chitsen sprijen ,, ,, ,, vlaggedoek monteerings rokke en broeken ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 6, 46.067, 19.443, 92.856, 68.528, 12.259, 1919, -, 8 1.535, 20.567, 103.940, 5.404, 653, 5, - 1.442, 1.312, 7.567, 3.838, 12.345, 772, 5, 8 15.668, 9.205, 8.852, 21.171, 1.573, 4.483, 2.050, 539, 12, - 50, 6, - 344, 18, - 11.634, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - in aanreekening goudwerken - 8 8 - - - 938.678, 300.000, 236.000, 64.000, 9.745, 6.805, 168, -, - 936.034, 2.644, ƒ - ƒ 8 ƒ ƒ 1, 2.155.081, 8 -, 3, ƒ 3, -, -, ƒ -, nieuwe ronde realen van agten (Naar Coromandel is verzonden op 19 april 1757 met de bark de Mossel, op 23 mei met de 303.162 lb. caliatourshout 19.085 pees vloersteenen Soodat 3154 packen en kisten aan lijwaaten, en andere mitsgaders pondgoederen bedragen een zomma van Fol. 726v-727v. Radermacher, op 24 juni met de Rotterdam, op 2 augustus met de Immagonda en op 15 november 1757 met de Wereld) aan goud bij gewigt ,, aan silvere speciën, als 59.000 pees nieuwe gekartelde ducatons 20.000 ,, Aan coopmansz. etc. als 6 pees lakenen schairroode 2 pees dito geele 510 lb. quiksilver Hollands 200 lb. vermillioen 2 pees fluweelen Hollands 20.015 lb. loot Hollands 36.500 lb. ijser 595.000 lb. staafkooper Japans 55.000 lb. plaat dito dito 50.924 lb. oude koperwerken Persiaans 110.000 lb. peeper swarte geharpte 34.408 lb.salpeter Bengaals 38.763 lb. benzuin ordinaire witte 322.790 lb. poederzuyker 82.818 lb. candij dito 39.950 lb. nootenmuschaten 28.134 lb. garioffelnagulen 4620 lb. foelij of macis 50043/4 lb. camphur Japans 140 baalen catoen Sourats 425 bossen bindrottings 6000 pees goenijs lange Bengaals 1 cas porceleynen Chineese 3 kelders brandewijn 2 dito gedisteleerde wateren Hollands 10 kelders gedisteleerde wateren inlands eenige Japanse provisiën aan diverse equipagiegoederen 2.251, 14, 4.107, 10, -, 181.832, 31.680, -, 45.730, 5, 15.125, -, 6.172, 7, 16.518, 17, 26.570, 6, 8.579, 10, 7.990, -, 11.253, 12, 2.772, -, 2.140, 11, 15.832, 6, -, 163, 4, - 1.512, 105, 1, 8 67, 4, - 147, 8, - 288, -, - 35, 16, - 12.354, 1, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 187, 5, 8 997, 6, - 425, 1, - 833, 7, - - - - - - - - 8 8 - - - - - 8 - 1.420, 15, 8 ,, 10, ,, 19, ,, ƒ ƒ ƒ ƒ - - - 8 8 - 8 - kleinigheeden 18, 458.932, - 8 1.697.610, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 8 16, ƒ 15, ƒ ammonitie dito wapenkamers dito schrijfgereetschap medicamenten 2.431, 16, 16.112, 19, 1.021, 19, 4.783, 15, 3.756, 10, 1.169, 11, 3.688, -, 220, 11, - 213, 16, 8 19.831, 11, 8.609, (Omdat volgens besluit van 24 mei 1757 een derde van het goud na vermunt te zijn tot pagoden en ,, ,, ,, ,, rijst houtwerken provisiën diverse gereedschappen ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, in aanreekening aan ongelde op koopmansz. dus de gehele versending van goud, silver item coopmanschappen en verdere benodigtheeden in het jaar 1757 bedraagt een montant van - Fol. 728r-v. volgens besluit van 3 juni nog een ton naar Ceylon gezonden moeten worden, houdt Coromandel van de toegezonden negen ton, ongeveer 5 ton over, buiten wat met de Wereld uit Malakka wordt gezonden. Met brieven van 19 april en 23 mei 1757 is bevolen de goederen voor Japan als eerste klaar te maken, zodat aan de vraag van de Japanse kooplieden voldaan kan worden. De klacht in de brief uit Nederland van 29 maart 1756 over de kwaliteit van de daarheen gezonden Nagapattinamse bethilles, roemaals, sestergantys, callawapores en allegiassen is doorgegeven en er is bevolen de inkoop van de drie laatste te Pulicat, hoewel wat fijner, maar 25% duurder dan die te Jagannathpur, te staken en ze slechts te Machilipatnam en Jagannathpur te laten vervaardigen. Het is voldoende de patriase en Aziatische eis te vervullen en er moet vooral op gelet worden dat de randen en ruiten van de roemaals geproportioneerd zijn. Van de textiel in het najaar van 1756 met de Voorland, Sparenrijk en Blijdorp aangevoerd, zijn diverse doeken, en speciaal het gewone guinese uit Nagapattinam, Palicol, Bimlipatam en Jagannathpur, en de parcallen uit het eerste kantoor zeer ijl, licht en van een slecht weefsel. Conform het besluit van 21 december 1756 is bericht dat hier meer aandacht aan besteed moet worden. Na twee brieven van groten uit Syriam waarin een uitnodiging te komen handelen, waarover in de generale missive van eind december 1754 onder Arakan is gesproken, is dit niet voordelig uitgevallen. In de brief van 19 april 1757 is opdracht gegeven onderzoek door particuliere handelaren te laten doen, omdat toezeggingen van hulp en vriendschap door de groten niet erg te vertrouwen zijn, temeer omdat hun vorst door het volk van Pegu overwonnen zou zijn. In de brief van 23 mei 1757 per de Radermacher verzonden, is ongenoegen geuit over het aanhouden in 1756 van een partij suiker. Deze had tegen marktprijs verkocht moeten worden. De opdracht is ook voor nieuwe partijen herhaald, omdat snelle verkoop beter is dan opslag in de pakhuizen. Naar aanleiding van een bericht van de boekhouder-generaal voor de vergadering van 10 mei 1757 waarin hij liet zien dat er op diverse buitenkantoren onjuist met de rentes is gehandeld, is dit aan het bestuur bericht en is bevolen de voorschriften stipt te volgen. Tevens is medegedeeld dat onderkoopman Gijsbert van Velsen en boekhouder Jacobus Henricus van Jever door de Raad van Justitie zijn vrijgesproken van een veroordeling door de Raad van Justitie te Nagapattinam. Zij zijn weer naar Coromandel gezonden en er is opdracht gegeven beter te letten op het geven van geld aan prins Visia Ramarasu, op de pretenties van de Bimlipatamse kooplieden, alsmede andere zaken vermeld in de brief van 29 september 1756. In de vergaderingen van 17, 20 en 24 mei 1757 zijn de brieven van 26 maart, 10 augustus, 29 september, 8 en 27 december 1756, 26 januari en 27 februari 1757 besproken. Over schepen is slechts op te merken dat het huren van twee vaartuigen om textiel op tijd van Nagapattinam naar Pulicat te vervoeren voor afscheping in de Blijdorp, is goedgekeurd. Hoewel het bestuur conform de opdracht in de brief van 13 april 1756, in zijn brief van 10 augustus bericht dat er onderzoek werd gedaan naar de verpakking van textiel, werd daarover geen verklaring opgesteld. Overigens is geen fraude ontdekt, maar de Heren XVII hadden in hun brief van 29 maart 1756 wel gevraagd om een verklaring dat alle vereiste maatregelen tegen bedriegerij genomen waren. Het bestuur is opgedragen een controle van alle textiel die sindsdien binnen is gekomen, uit te voeren en daarover te rapporteren. Bedrog moet gestraft worden. De prijsverhoging volgens de brief van 10 augustus 1756 voor de kooplieden te Sadras tot ƒ 7,4,- voor een enkel pak van 20 stuks en het dubbele voor een pak van 40 stuks van het lange weefsel en ook ƒ 14,8,- voor een pak van 80 enkelen of 160 dubbele stukken van het korte weefsel, is goedgekeurd, maar als ze van slechte kwaliteit zijn en niet van behoorlijke lengte en breedte mag de verhoging niet uitbetaald worden. Er is uitleg gevraagd over de stagnatie van de inkoop te Sadras en een besluit over monsters van guinees en van geruite en gebloemde bethilles te Bimlipatam is uitgesteld totdat deze zijn ontvangen. Van guinees en salempuris kan niet genoeg ingekocht worden en het wit en blauw moet naar rato van lengte en breedte aangenomen worden om het uit vreemde handen te houden. De vaderlandse eis moet precies voldaan worden, bijvoorbeeld geen roemaals d'esta of sestergantys van een el ter vervanging van die van een achtste el of andersom; dit geldt ook voor andere doeken. De door gouverneur Steven Vermont 50 fijn gebloemde bethilles rood Kasimbazar op proef voor Azië gezonden, samen met 50 voor Europa bestemd, die dooreen ƒ 21,12,- het stuk kosten, zijn verder afgewezen, omdat er geen vraag naar is. Over met succes aanbestede muris gebleekte van 36 cobido's van 14 à 16 cal zal later beslist worden. Het wordt toegejuicht dat het bestuur volgens zijn brief van 8 december 1756 te Bimlipatam 50 pakken guinees van 51 el lang en 11/2 el breed, de helft voor Nederland, de helft voor Azië, voor 31/2 pagode of ƒ 11,16,- het stuk liet aanmaken, en te Palicol 50 pakken salempuris gebleekt met voorgeschreven lengte en breedte voor 118 driebeeldige pagoden of ƒ 566,8,- het pak van 100 stuks. Tevens is het goedgekeurd dat te Nagapattinam 60 pakken muris gebleekte 36 cobido's lang en van 14, 16 en 18 cal zijn aanbesteed voor Nederland met een prijsverhoging van 5 pagoden of ƒ 24,-,- per pak van 50 stuks, en dat er met twee kooplieden uit Porto Novo een leverantiecontract is gesloten voor 40 pakken guinees, 10 pakken muris en 60 pakken sucortons tegen de volgende prijzen: het guinees lang als het gebleekt is en 50 el lang en 11/2 el breed het per pak van 40 stuks inclusief bleek- en opmaakloon 135 pagoden of ƒ 648,-,- , de muris gebleekt van 14 cal, lang 36 cobido en breed 21/4 cobido het pak van 40 stuks 105 pagoden of ƒ 504,-,-, en de sucortons gebleekt, lang 40 en breed 21/16 cobido's het pak van 100 stuks als) 20 pakken 1e soort het pees voor pagoden 61/4 of ƒ 30, -, - 51/4 ,, ƒ 25, 4, - 20 dito 20 dito 31/4 ,, ƒ 15, 12, - Dog wij hebben ook teffens onse verwondering te kennen gegeeven dat de ministers bij die gelegentheid aan voorsz. cooplieden geene committers ter aanmaking hebben aanbesteed gehad, nademaal die na onse gedagten daar soowel hadden kunnen bezorgt worden, als de vorenstaande lijwaaten. Item die dewelke al verder dat comptoir, soo voor Indiën als ’t patria, uyt den eysch voor anno 1757 voor de laastbetaalde prijsen en met 3 percent verhooging, na het vermelde bij der ministers brief van den 8e december 1756, toebedeelt zijn, en waarvan w' toen resolveerden den uytslag af te wagten. Fol. 736v. Coromandelse resolutie van 18 december 1755, zijn goedgekeurd voor de Palicolse handelaren) ieder pees guinees fijn op dito ,, dito ,, dito ,, dito ,, dito ,, ,, dito Fol. 737r. verworven. Dit is 77 pakken meer dan het jaar tevoren, maar nog ver onder de eis van 4235 pakken. Het bestuur is aangespoord alles in het werk te stellen om de eis te voldoen. Er is uitleg gevraagd over het laten verven van rode parcallen te Nagapattinam in plaats van te Jaffna waar dit veel goedkoper is. Dit mag niet weer gebeuren. Dit is ook het geval met acht pakken fijne gebleekte muris die niet alleen slecht gepakt waren, maar van een dergelijke kwaliteit dat ze na verkoop teruggenomen moesten worden en bij vendutie maar een winst van 81/4 % ,, dito 's Comp. oude soort ,, dito gemeen ,, salempoeris fijn ,, dito gemeen zeyldoek d' 24 cobido's ,, dongrijs met roode hoofden ,, 41/16 dito 315/16 dito 11/2 dito 37/8 dito 315/16 dito 51/4 dito 23/8 ,, 111/16 ,, -15/16 ,, -11/16 ,, -25/32 ,, -7/16 ,, (De volgende prijsverhogingen, gelijk aan die zijn toegestaan aan de Jagannathpurse handelaren bij (Uit de brief van 8 december 1756 blijkt dat er in 1755/56 2212 pakken diverse textiel zijn 2e dito 3e dito ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, pagoden 31/2 of 37/8 percento ,, ,, ,, ,, ,, ,, ---zo hebben w' dierweegens onse bevreemding betuygd en haar teffens te kennen ---d' anno 1754/5 de winsten en inkomsten in dat boekjaar hadden bedragen een somma (Uit de brief van 8 december 1756 en de besluiten van 18 augustus en 22 september 1756 bleek dat de opbrachten. Uit de brief van 10 augustus 1756 bleek dat de Palicolse handelaren veel geld achterhielden door te geringe leverantie,) gegeven dat w' geensints van gedagten zijn, dat dit eenige vooruytverstrekkingen denoteerd, en dat, indien sulks soo waare, de opperhoofden daarvoor niet alleen zouden aanspreekelijk, maar ook gehouden zijn de Compagnie voor alle schade te indemneeren. En vermits de ondervinding al te meermalen heeft aangetoond dat daarop almeede seer weynig staat te maken is, zo hebben w' de ministers bij onse afgegane rescriptie sub dato 24 junij op 't ernstigste aangesz. dat geene vooruytverstrekkingen, schoon ook voor der bediendens reekening, sullen moogen surmonteeren de helft van hetgeene apparent in 't gansche jaar sal werden ingesamelt. Maar wel dat bij aanbreng van lijwaten dezelve telkens werden voldaan, met ordre soowel aan de ministers, als de respective opperhoofden van het ten eersten op dien voet te brengen, en wel spetiaal met opsigt tot de agterstallen der Jaggernaykpoeramse, Bimilipatnamse, en Porto Novose kooplieden. Fol. 738v-739r. kooplieden te Jagannathpur een schuld van ƒ 593.562 hadden, die te Bimlipatam ƒ 387.173 en die te Porto Novo ƒ 116.876, waardoor de Compagnie zeker schade zal lijden en een deel ervan zal moeten afschrijven. Dat is al gebeurd met de laatste van de drie verstote Jagannathpurse kooplieden Caloerie Anamrasoe, die volgens de brief van 10 augustus 1756 is overleden zonder iets achter te laten. Er is toestemming gegeven zijn schuld van ƒ 1321 af te schrijven. Uit de brief van 8 december 1756 bleek dat de verkopen in het jaar 1755/56 maar ƒ 595.363, d.w.z. ƒ 158.520 minder dan verleden jaar opbrachten. Omdat de handel niet te dwingen is, moet dat maar aanvaard worden in de hoop dat ze door het verminderen van de onlusten tussen de inlandse regenten zal toenemen. Het is verdacht dat, zoals speciaal in de brief van 10 augustus 1756 wordt vermeld, er op een partij goud door een te laag gehalte 21/2 % verlies is geleden. Daarom is bevolen om goud dat te laag wordt bevonden weg te zenden, omdat het gehalte niet beter zal zijn dan elders. Er is uitleg gevraagd over het ondergewicht van enige geaccepteerde staven en bevolen steeds te rapporteren waar het goud vandaan is gekomen, waar het ingekocht is, of er verschil is met de essaai te Batavia of elders en wat iedere mark fijn heeft opgebracht. Bij de resolutie van 9 juli 1756 is vergeten te noteren welke besluiten zijn genomen over onderwichten in de eerste zes maanden van 1755/56 in Pulicat, Sadras en Porto Novo; er is alsnog om gevraagd. Het besluit betreffende 280 kisten bedorven en daarom gesorteerde nootmuskaat, in 1755 per de Persijnenburg aangebracht, waarvan melding is gemaakt in de resolutie van 23 maart 1756, is goedgekeurd.) van ƒ 881.002,2,5,- ofte ƒ 183.826,11,8,- meerder als in anno 1753/4, en dat daarenteegen de lasten gemonteerd waaren tot ƒ 452.908,6,8, of ƒ 22.797,14,8 boven die van 't eevengemelde voorige boekjaar, en dat oversulks dit gouvernement onder ult. aug. 1755 tevooren geraakt was een fraay montand van ƒ 161.030,17,-. Dog nadien de zedert ontfangene generale hoofdboeken over Ceylon in febr. passato ons vertoond hebben dat, bij het intrekken van de handelboekjes der gesamentlijke subalterne comptoiren, de winsten en inkomsten in 't gemelde jaar 1754/5 bedragen hebben ƒ 891.673,6,-, of ƒ 193.114,4,8 meer als in 't voorgaande, mitsgaders dat de lasten wel tot ƒ 452.908,6,8 gemonteerd, dog die van anno 1753/4 niet meer dan ƒ 5201,19,8 gesurpasseert zijn, waardoor dit gouvernement geen ƒ 161.030,17,- maar wel ƒ 187.912,5,- is tevooren geraakt. Fol. 741v-742r. (Het voorgaande wordt vermeld om misverstanden voortkomend uit de ruwe opgave te vermijden. Samen met de missive van 8 december 1756 zijn de hoofdboeken ontvangen vergezeld van een kort uitttreksel. Daarin en in een memorie van de gewezen negotieboekhouder David Coenraad Vick, gevoegd bij de resolutie van 17 februari 1757, zijn de redenen van de vermeerdering van de lasten vermeld, en wel in de memorie in het bijzonder betreffende Nagapattinam. De uitkomsten zijn niet in overeenstemming met de memorie voor de bezuiniging en ze zijn niet, zoals is bevolen, ter plaatse met de voorschriften van deze memorie vergeleken. De inkomsten uit domeinen en anderszins waren te Sadras in 1754/55 ƒ7382, d.w.z. ƒ 1055 minder dan verleden jaar. Er is geschreven) (Volgens de missive van 8 december 1756 zijn de domeinen en inkomsten te Nagapattinam per eind ---soo ten opzigte van de fortificatiewerken te Nagapatnam, als hetgeene de nieuw op te ---dat, ofschoon de Engelschen volgens de aldaar ingekomene berigten het district van Singlepette als pand der minne in possessie genomen en selfs verpagt hadden, het nogtans van der bediendens indispensabelen pligt was daarteegen op het kragtigste te waken. Invoegen w' almeede hebben g'approbeert het door de ministers g'ordonneerde aan de Palicolse bediendens van op een ernstige wijse haare attentie te vestigen, ten einde de Compagnie haar aandeel erlange in de aldaar en te Contera in geoegst werdende granen, als jaarlijks in dier voegen verminderende dat 's Compagnies portie jongst elf lasten en ruym elf parra's minder als in het voorige jaar bedragen had. Fol. 743r. augustus verpacht voor pagoden 6596,22,- ofwel pagoden 101,6,- minder dan in 1755. Het besluit van 23 maart 1756 om Compagnies klopperij te Nagapattinam voor ƒ 860 te laten repareren, alsmede dat van 4 mei om de essaaiwinkel en de bewaarkamer voor het geslagen geld, aldaar te herstellen voor ƒ 475, zijn goedgekeurd. De posten voor timmerwerk en reparaties in 1755/56, conform de samentrekking bij de brief van 27 december 1756, van in totaal ƒ 20.616, d.w.z. ƒ 2114 minder dan verleden jaar, kunnen worden afgeschreven. Het wasserspakhuis te Jagannathpur en de woning en pakzaal in de loge te Golepalem mogen gerepareerd worden. Het hout en de steenwerken van de ingestorte loge te Datcheron kunnen worden verkocht, maar om het eigendom van de grond te behouden moet het huis van het opperhoofd verzorgd blijven. De besluiten van het bestuur zijn goedgekeurd) regtene forten te Bimilipatnam betreffen, conform hetgeene dierweegens vermeld is gevonden bij hare brieven van den 29e september anno 1756 en 26 januarij deses jaars, met ordre om volgens seker nevens laastgemelde missive overgesonden plan, 'twelke door ons goedgekeurt is, met dat van Bimilipatnam ten spoedigsten voort te vaaren, alsmeede met het munten van dabboesen daar ter plaatse om dus al immediaat gebruyk te maaken van de daartoe verkregene permissie van den prins Visiamarasoe. Fol. 744v. (De geschenken in 1755/56, zoals vermeld in de samentrekking bij de brief van 27 december 1756, bedragende ƒ 7742 bij inkoop en ƒ 10.690 bij verkoop, d.w.z. respectievelijk ƒ 2846 en ƒ 3266 minder dan verleden jaar, kunnen worden afgeschreven.) pagtpenningen en schenkagiën voor den nabab van Arcadoe, thans het soubaschap fungeerende over de Carnatische benedenlanden, door de Sadraspatnamse bedientens met het opsenden van dezelve aan dien regent tot het jaar 1755/6 inclusive nogal op een vrij voordeelige wijze voor de Compagnie was afgemaakt geworden. En zulks ter oorsaak dat de grote fanums, bevorens 14 per ieder pagood doende, na de presente wisselcours teegens 21 stuks bereekent zijn geworden, waardoor dies bedragen tot pagoden 15.475,12,-, of ƒ 74.282,8,-, met pagoden 10.317,11,-, of ƒ 49.523,16,-, betaald en voldaan zijn, 'tgeene de Compagnie tot ons bijsonder genoegen heeft doen uytwinnen een montand van ƒ 24.758,12,-. Fol. 745r-v. (Het in gereedheid brengen van de artillerie te Nagapattinam in verband met een mogelijke oorlog, zoals bericht in de brief van 10 augustus 1756, is overeenkomstig de verplichtingen en daarom goedgekeurd. Door de verwachte komst van de Maratha's te Bimlipatam is het huren voor de som van ropia 500 van een vaartuig om de bezittingen van de Compagnie te redden en het in dienst nemen van 20 extra bedienden om de vervallen factorij en onderhorige dorpen in de gaten te houden, goedgekeurd. Eind augustus 1756 bedroeg de voorraad rijst in de bolster te Nagapattinam 36.698 parra, goed voor het verbruik van 24 maanden; ze zal tot een verbruik van vier jaar aangevuld worden. Daarom is met de Radermacher uit Batavia nog 50 last rijst gezonden. Wat betreft de hindoe- en moslimregering) voor de Compagnie geremarqueert dat, ofschoon de ministers voorgeeven dat sulx in de presente omstandigheeden van saaken daar ter custe met geene hoope van een goed succes te obtineeren Dat de zaak raakende de bereeds lange in suspens gehoudene 41/2-jarige ---hebben w' eenlijk met opsigt tot de verkrijging van Jaggernaykpoeram in eygendom, (Er is opdracht gegeven dit voorstel pas uit te voeren wanneer het fortje te Jagannathpur gereed is, zodat er is, egter hare pligt vereysschen zal daaromtrend een wakend oog te houden en de gelegentheid daartoe 't eeniger tijd voorkomende niet te verwaarloosen. Opdat wij in dat opzigt niet weder door onse competiteuren ondermeint mogen werden, gelijk al te meermalen geschiet is. En wat aanbelangt de opnieuw gemaakte pretensie van den prins Visiamarasoe ter montand van 25.000 ropijen, die denselven na 't genoteerde bij der ministers brief van 10 aug. 1756 gepretexteert heeft voor reekening van de gewesene opperhoofden Van Velsen en Van Jever aan het hof van Salabeth Jengoe en de Siccacolsen nabab verguastreert te hebben voor het bouwen van een fort en het opregten van een munterij aldaar. Dog welke pretensie de gemelde opperhoofden volmondig hadden ontkent, onder betuyging van dien prins nooyt eenige somme gelds toegesegt, veelmin tot het voorenstaande versoek gedaan te hebben, en egter door de presente bediendens om dien prins tevreede te stellen hadden moeten werden afgemaakt met 21.000 ropijen, mits die strekken souden in mindering van de aan hem jaarlijks te voldoenene pagtpenningen. Fol. 746r-747r. druk uitgeoefend kan worden. Het bericht in de brief van 8 december 1756 dat te Sadras vijf matrozen op Compagnies sloep de Geertrui Susanna door een luitenant van een Engels koninklijk oorlogsschip waren opgehaald maar niet teruggegeven werden, is absurd. Uit de niet-beëdigde verklaring van de gezaghebber van de Geertrui Susanna, gevoegd bij de resolutie van 16 oktober 1756, blijkt dat deze matrozen gedeserteerd zijn. Er had bij de Engelse gezaghebber geprotesteerd moeten worden; dit is alsnog bevolen. Het argument van het bestuur dat de admiraals van de Engelse koning nergens naar willen luisteren, gaat niet op, omdat zij net zo goed onder de overeenkomst met de Engelse compagnie vallen. Dan is het, zoals vermeld in de brief van 8 december 1756, veel beter dat de resident te Porto Novo Jacobsz. opgedragen is te protesteren tegen het dreigement van de Engelse gouverneur te Madras, George Pegot, in zijn brief van 10 augustus 1756 dat hij iets zal ondernemen tegen Compagnies gebouwen en wassers te Wenarpalem. Gouverneur Pegot heeft in een brief van 29 november 1756 aan het bestuur te Nagapattinam bericht dat opdracht is gegeven aan de Engelsen te Tegenapatnam om) ---ten eersten de Hollandsche logie af te breeken, uyt hoofde die in den presenten oorlog tusschen haar en de Franschen teveel in de weg stond, en waardoor sij bij vermeestering derselve door die van laastgemelde natie, seer veel nadeel souden lijden. Onder beloften nogthans van niet alleen na 't sluyten der vreede weeder een andere ter plaatse daar sulks de Compagnie het beste geleegen soude vallen, te zullen opbouwen, maar ook intusschen aan onsen resident een der beste huysen op Coedeloer ter wooning te geeven en denselven in alles te protegeeren. Fol. 749r. (Het is zeer juist dat bij resolutie van 6 december 1756 besloten werd hiertegen te protesteren, omdat het een zaak betreft die de regering in Batavia moet beslissen. Daarbij is overwogen dat bij afbraak van die loge, wat inderdaad geschied is, niet zoveel verloren is, maar dat Compagnies recht wel gehandhaafd moet worden en dat de neutraliteit in het conflict tussen de Engelsen en Fransen overeind moet blijven. In de brief van 24 juni 1757 naar Coromandel worden de huishoudelijke zaken behandeld. De volgende personele mutaties hebben plaatsgevonden: opperkoopman en secunde, tevens hoofdadministrateur te Nagapattinam, Jan van Teylingen werd via Batavia verlost naar Nederland met behoud van rang en gage; opperkoopman Lubbert Jan van Heck, opperhoofd te Pulicat, volgt hem op als secunde, terwijl opperkoopman en eerste pakhuismeester David Coenraad Vick, hem opvolgt als hoofdadministrateur te Nagapattinam; onderkoopman en tweede pakhuismeester Anthony Bonck wordt eerste pakhuismeester onder bevordering tot koopman met ƒ 60 per maand; de onderkoopman en pakhuismeester te Pulicat Frederik Lovenaar wordt tweede pakhuismeester te Nagapattinam; de benoeming van één van de boekhouders aldaar tot pakhuismeester te Pulicat is overgelaten aan gouverneur Steven Vermont; voor aanstelling op Coromandel is onderkoopman Jan Willem Bosschaart daarheen gezonden; in plaats van de overleden chirurgijn te Nagapattinam Simon Soumain werd de oppermeester David Esschen aangesteld; in plaats van de overleden Jan Christen Warnar is te Nagapattinam als equipage-opzichter aangesteld de opperstuurman Jacob de Ruijter; verlost naar Batavia is chirurgijn-majoor Joseph Lauder; naar Bengalen is overgeplaatst onderkoopman en resident te Tegenapatnam Jacob Baptistte Trembleij. Op 24 juni 1757 is een brief naar Coromandel gezonden. In de brieven van 6 juli, 2 augustus en 15 november daarheen is bevolen steeds te (De brief van 2 augustus 1757 diende ter begeleiding van de Overschie, die via Coromandel naar rapporteren hoeveel mark fijn goud en zilver werd aangevoerd en hoeveel het bleek te zijn, alsmede voor welke prijs een mark fijn is berekend en voor hoeveel het verkocht of vermunt is.) Voorts om bij acceptatie van nieuwe Nagapatnamse pagoden op wissel na Nederland teegens 90 stux daarop 4 percent rabat voor de Compagnie te bereekenen. Gelijk meede om 't Nagapatnams en Porto Novo's guinees alleen voor India en niet na 't vaderland te bezorgen; alles in conformite van onse besluyten van den 20e en 24e junij passato. Daarenbooven hebben wij haar g'ordonneert om voortaan geen passen meer aan de naykers te verleenen dan op 't versoek der Ceylonse ministers, en aan deselve kennisse te geeven, bijaldien men ontwaren mogten dat er eenige sonder passen derwaarts vertrocken waaren. Fol. 751v-752r. Bengalen was gezonden. Hierin was bericht dat de Heren XVII verzocht zou worden om goud en dukaten tot een waarde van vier ton direct over Ceylon te zenden, waartoe 25 augustus werd besloten. Bovendien is bevolen direct kennis te geven van overmaking bij assignaties. Er is toestemming gegeven om de werkzaamheden aan het nieuw opgerichte fortje te Bimlipatam uit te voeren, maar op de door ingenieur Pieter Coenraad Keller gecalculeerde kosten van 26.000 pagoden moet afgedongen worden. Daar valt niet onder wat noodzakelijk is of de verdediging benadeelt. Omdat er slechts 40 militairen zijn, is Malakka gevraagd met de Wereld nog eens 50 militairen naar Bimlipatam te zenden. Uit de brief van 22 september 1757 blijkt dat de opdrachten aangaande de textielhandel, in de brieven van 19 april, 23 mei en 24 juni 1757 gegeven, zijn uitgevoerd en dat pakken textiel door speciale gecommitteerden zijn gecontroleerd en in orde bevonden. De eis aan textiel uit Nederland voor 1758 is over de kantoren verdeeld en de inzameling gaat beter dan vorig jaar; te Pulicat, Jagannathpur en Sadras zijn in 1757 de aanbestedingen voor de laatst betaalde prijs overeenkomstig de eisen. Maar te Pulicat zijn vier soorten doeken wegens een prijsverhoging en de kwaliteit van de monsters afgekeurd. De kooplieden te Palicol is opgedragen om guinees gebleekt van 9 cal, of 18 contjangs, tegen pagoden 1131/3, of ƒ 544 het pak van 40 stuks, aan te besteden, maar te Bimlipatam konden door de onrust, wegens het om het leven brengen van prins Visia Ramarasu, geen aanbestedingen gedaan worden.) hiervooren is mentie gemaakt, dat die der Mazulipatnamse handelaars vereevend en voor die der Jaggernaykpoeramse geene swaarigheid te maaken was. Wijders dat die der Porto Novose kooplieden, die tot pagoden 24.000 ruym waren opgelopen, bijna voor een derde en 't resteerende grootste gedeelte in het aanstaande jaar stond vereevent te werden. Terwijl die te Palicol door de leverantie van een goede quantiteid doeken dit jaar bij het sluyten der boeken meede maar weinig ten agteren souden staan. Dog dat den agterstal der Bimilipatnamse kooplieden door de verstrecking van koopmansz. op leverantie van lijwaaten tot een considerabel montand van ƒ 193.149,10,8, teegens hare intentie merkelijk vermeerdert zijnde. Fol. 754v-755r. (Het bestuur van Coromandel heeft hierover zijn ongenoegen geuit; voordat de schulden vereffend zijn, mogen er aan de kooplieden geen handelswaren meer verstrekt worden en het is verboden om geld naar Sadras te zenden voordat er een rapport over de schulden is opgemaakt. Door de onlusten en vijandelijkheden tussen de Engelsen, Fransen en moslims wordt er tot eind juli 1757 geen goede verkoop van goederen verwacht. Er is enige hoop dat het in augustus beter wordt. De inkomsten uit de handel waren) Te Nagapatnam van september 1756 tot julij 1757 inclusive 11, ,, Sadraspatnam in jann., maart, april, junij, en julij 1757 inclusive 3, ,, Paliacatta van september 1756 tot julij 1757 inclus. 14, ,, Jaggernaykpoeram van en tot als even 16, ,, Bimilipatnam van jann., febr., maart en mey 1757 Voorts melden de ministers met opsigt tot de agterstallen der kooplieden, waarvan ƒ 8 ƒ 8 ƒ - ƒ - ƒ 8 156.596, 36.477, 67.092, 44.798, 61.770, -, Sommeert als boven 5, 366.735, ƒ 8 (Wegens deze gevaarlijke toestand in het noorden is een inlands vaartuig naar Bimlipatam gestuurd en uit Omtrend het articul der moorse en heydensche regeering melden de ministers dat den in Fol. 756r. (Uit de negotieboeken over 1755/56, ontvangen bij de brief van 22 september 1757, blijkt dat de inkomsten ƒ 719.549 bedroegen en de uitgaven ƒ 393.789; het resultaat is in vergelijking met vorig jaar ƒ 113.005 minder. Er kunnen meer preciese cijfers gegeven worden als de hoofdboeken ontvangen zijn. De Bronstee onder kapitein-luitenant Willem Klump, die direct uit Nederland naar Bengalen zou gaan, moest na een lange reis van zeven maanden wegens gebrek aan levensmiddelen in juli 1757 ter verversing Nagapattinam aandoen. Het schip heeft zijn reis op 6 augustus 1757 naar Bengalen voortgezet.) deesen meergemelde prins Visiamarasoe, die bij diverse gelegentheeden blijken gegeeven heeft van een groote vriend van de Compagnie te zijn geweest, maar dat met seekeren welbekenden Fransman, met name monsieur Boesie, de provintie Bobelie van desselfs regent Rangarauw door middel van wapenen verovert en onder desselfs magt gebragt hadde, door twee broeders of naastbestaande van den overwonnene regent ieder met een lancie in sijn eygen tent van kant was geholpen. Waardoor sulk een groote consternatie was ontstaan dat alle en een iegelijk de vlugt van Visianagarum genomen hadde en waarop kort daarna gevolgt was de tijding weegens het afzakken van een talrijk leeger Maretthijs, 'twelk door Salabeth Jengoe gehuurt soude weesen om voorsz. monsieur Boesie omtrend sijne gedoentens te beteugelen. Fol. 756v-757v. Machilipatnam een ander naar Palicol. Het bleek niet nodig om de sloepen Geertrui Susanna en Poejoer, met de daar horende drie inlandse vaartuigen, naar Jagannathpur te zenden. Het hele gouvernement is gewaarschuwd voor de Maratha's op zijn hoede te zijn; ze zijn gelukkig niet gekomen en de onlusten zijn wat minder geworden.) Intussen berigten de ministers ons dat, in steede van den om 't leeven gebragten prins Visiamarasoe, door de Franschen weeder in 't bewind van zaken was gesteld geworden, desselfs neef den jongen prins Poese Pattij Ananderasoe en dat ook weeder een nieuwe nabab te Siccacol was benoemt. Mitsgaders dat door deeze voorgevallen verandering onder de regenten de opperhoofden van Jaggernaykpoeram en Bimilipatnam door haar gelast waaren in alles voorsigtig tewerk te gaan en vooral zig met niemant te engageeren, maar hun buyten alles te houden, dewijl dog alle engagementen met de landregenten maar ten nadeele van de Compagnie strekkende waren. Fol. 758r. (Het bestuur heeft bevolen niet te reppen over de vordering van prins Visia Ramarasu op de Compagnie van ropia 2418 als vermeld in de resolutie van 29 november 1756, en van vier maanden pachtgelden. Als dit hem toekomt, moet het uitbetaald worden, maar tegen meer aanspraken moet men protesteren en men mag niet uitbetalen voor het aflopen van de tijd. Te Nagapattinam verschenen op 4 augustus 1757 twee Engelse schepen met een brief van één van de kapiteins, Edward Touwuly, met) Souratta aldaar g'arriveert, die hij voorgaf dat de Franschen zoude toebehooren, geene protexie te verleenen onder 's Compagnies vlagge. Waardoor niet onduydelijk te kennen gaff haare intentie om dat vaartuyg van de rhede te ligten en zig meester daarvan te maaken. Waarop den gouverneur Vermont van dies capitain hebbende laaten afeysschen, niet alleen de door hem van Souratta meedegebragte passe, maar ook de verdere papieren tot zijn schip en lading relatie hebbende en daarbij gebleeken zijnde dat gemelde goerab en dies lading geensints de Franschen toebehoorden, maar wel dat dien kiel door de ministers van de Hollandsche Compagnie ingehuurt, beladen en onder de vlagge van Haar Edeles, voorsien van een behoorlijke passe afgesonden, mitsgaders soodanig ter Nagapatnamse rheede gekoomen was. Fol. 759r-v. (De Engelsen zijn kopieën van de scheepspapieren overhandigd en er is gedreigd met maatregelen als de Charlotta iets zou worden aangedaan. De Engelse schepen zijn vertrokken en de gorab 15 dagen daarna naar ---versoek om seeker daar ter rheede leggende goerab, de Charlotta genaamt en uyt Nog melden de ministers dat op den 7e september tien scheepen van de zuyd (In de vergadering van 17 november 1757 is de beschrijving conform geheim besluit van 14 oktober Mitsgaders de geobtineerde permissie tot het canneelschillen, 't vervoeren van eliphanten Uit Ceylon zijn ontvangen brieven van 11, 17 en 27 januari, 22 en 28 februari, 14 en 17 maart en 21 Bengalen. Ze werd echter ter hoogte van Tegenapatnam door twee Engelse schepen opgebracht, waartegen bij gouverneur en raad van het Engelse fort St. David is geprotesteerd.) komende voorbij Nagapatnam na de noord geseyld waren, die ze in den beginne meenden Engelschen te weesen, dog waarvan zij nader berigt hadden gekreegen dat het Franschen kielen zijn geweest, die op de rheede van Pondicherij haar ankers hadden laten vallen. Daarenbooven hadden se van 't fort St. David tijding bekoome dat van gemelde 10 Franschen bodems, ses compagnies en vier oorlogscheepen van linie waaren, voorts dat vier 's compagnies Engelsche scheepen uyt Europa na China gedestineert waren en er ook nog 5 oorlogscheepen van linie en vier 's compagnies scheepen uyt Europa verwagt wierden, om aldaar ter custe te blijven. En laastelijk melden de ministers dat het Engelse casteel Visagapatnam volgens ingekomen berigt van Bimilipatnam, nadat twee daagen door de Franschen was belegert geweest, op den 27e junij d' anno stanti aan dezelve was overgegaan en dat monsieur Bosie daarvan possessie genomen hadde. Fol. 760r-v. 1755, opgesteld door de beschrijver van Coromandel raad ordinair Jacob van der Waeyen, behandeld. De besluiten staan in de geheime resoluties van 17 november 1757; de beschrijving wordt thans meegezonden. CEYLON april 1757. Aparte brieven zijn ontvangen van Joan Gideon Loten en Jan Schreuder d.d. 6 september 1756 en 22 april 1757. Naar Ceylon zijn brieven gestuurd d.d. 14 juni, 5 en 24 juli, 7 en 9 augustus, en 8 en 12 september 1757, waarvan kopieën zijn toegezonden. Kapitein Van Doorn en koopman Hoogerwaard zijn goed aan het Kandysche hof ontvangen.) en om voor desen jare de noodige houtwerken uyt de Trinconomaalsche, Batticaloosche en Calpettijsche bosschen te mogen kappen, is tevooren gekomen. Nietmin bedenckelijk hebben w' bij opgemelte aparte letteren van d' heer Schreuder gesien hoe het hoff, na zoveel geleden refus en de uyt onsen name nog jongst gedane versekering dat de Compagnie nooyt in versoeken sooseer strijdende teegens de vanouds verkregen voorregten soude condescendeeren, even na 't depart van d' heer Loten heeft komen af te vaardigen een nader en nietmin staatssieus gesantschap, als bestaande uyt den dessave der 3 en 4 corles, en diverse andere hoffedelen, die in de eerste conferentie wel Sijn Majesteits bijsondere blijdschap hadden te kennen gegeeven over de soo spoedige als gelukkige arrive der tot Wolvendaal logerende gesanten en de door haar medegebragten brieff en geschenken voor den vorst. Maar ook teffens waren gelast met de heer Schreuder eens nader te aboucheeren over de eliphantshandel en om vaartuygen van Putulang met areek en andere coopmanschappen te mogen versenden, dan wel dat gemelde heer Schreuder selfs een fonds ten faveure van het hoff geliefde uyt te dencken. Fol. 762v-763r. dagregister en naar de overgezonden brieven, waarin de aard van de verzoeken en de gevolgen van een weigering worden behandeld. Een weigering wordt door de gouverneur en door GG en Raden het beste gevonden, maar met de kaneellanden gaat het nog slecht. De opmerkingen daarover komen voort uit de overwegingen die de gouverneur voorlegde aan de vergadering van de Raad van Colombo van 16 februari 1757. Hij wil instemmen met een verzoek dat zijn voorganger op bevel van GG en Raden afwees. Zij zouden daaraan vast willen houden, als de gouverneur niet de onvermijdelijkheid naar voren had gebracht af te zien van de voorrechten die zonder onderbreking waren genoten. De gouverneur stelt een oplossing voor die tegemoetkomt aan het belang van het hof en de Compagnie. De behaalde voordelen worden nog overtroffen met nieuwe argumenten. Voor deze delicate materie wordt verwezen naar de besluiten van 15 augustus 1757 en naar de brief naar Coromandel van 8 september. Gehoopt wordt dat dit overeenstemt met het belang van de Compagnie. De geschenken ter waarde van ƒ 10.046 (Voor het antwoord op dit onbetamelijke drieledige verzoek wordt verwezen naar het bijgevoegde extract (Desondanks verzocht de dessave van de Drie en Vier Korala aan Joan Gideon Loten of enige personen Het Maduresche rijk fluctueert volgens het schrijven der ministers nogal in een en zijn goedgekeurd en aan koopman Hoogerwaard zijn de contrageschenken, namelijk een vrouwtjes olifant en wat zilverwerkjes, gelaten ter compensatie van de schade door de brand op de rustplaats Ganeroewe.) Invoegen w', als overeenkomende met onse intentie hebben gelauangeert de gehoude conduites der ministers ontrend sekeren op Jaffenapatnam aangekomen naykers uyt 's vorsts familie die de wil hoffwaarts hebbende, een ongehoort meesterschap op sijn gepretexeert caracter over Compagnies inlandsche bediendens had durven exerceeren. En alswaaromme z' sijn verblijf op de eerste tijding der gepleegde hostile actiën hadden opgesegt, met een verontwaardiging op sijn arrogante gedoentens billijk passende. Fol. 765r-v. met goederen uit Coromandel te Mannar aangevoerd voor het hof, vandaar naar Moederawadoewe in Puttalam mochten vertrekken. Dit was aanvankelijk in de vergadering van 1 december 1756 afgewezen, maar later toegestaan in ruil voor het vrij schillen van kaneel in Toewawe en Udaiyarpalaiyam Korala en de hulp van de dessave ter bevordering van dit werk. Dit wordt goedgekeurd, maar er is op gewezen dat geringe diensten wel wat hoog gewaardeerd worden en dat aan de voorrechten vastgehouden moet worden.) Dat na ons begrijp door een eguale leyding best voeglijkst sal kunnen gevonden werden met alle die lastige en onredelijke versoeken slepende te houden, onder het formeren van gelijke nieuwe instantiën van onse sijde, teneinde het hoff bedectelijk te doen begrijpen dat w' bij alle gelegentheeden gereet zijn en blijven om het hoff aangename diensten te doen, mits dezelve resiproque beantwoord werden dat de redelijkheid vanselfs vereyscht. En insonderheid als er vanweegens het hoff versoeken werden gedaan van sooveel aangelegentheid als de meergeciteerde apparte letteren desen jare behelsen, of dat er saken exteren waarop het Ceylonse politicque gebouw van onse eerste zeet af aan ten principale gegrondvest is. Fol. 766r-v. (Tot zo'n aangelegenheid hoort het besluit van 19 november 1756, waarbij het bestuur van Coromandel verzocht zou worden niet meer in te gaan op onhebbelijke verzoeken van sommige bewoners van Malabar om op de naam van de koning passen te verkrijgen. Dit besluit is uitgevoerd en Batavia heeft Coromandel bevolen er zich aan te houden.) deselfde omstandigheden, als werdende bij continuatie geschokt en geteysterd door de inlandse beroertens tusschen den nabab en desselfs broeder ter eene en den nieuwen landregent Titerappamodliaar c.s. ter andere sijde, 'tgeen voor de generale belangen van de Compagnie wel anders te wenschen was. Dan, dewijl de ministers geen doorsigt op dese troubelen weeten te penetreeren en dat gantsche rijk genoegsaam onder de magt der Engelschen scheint vervallen, in sooverre dat den nabab van Tritchenepalij volgens de loopende gerugten niets meer soude besetten als de bloten naam, soo willen w' daarvan het beste hopen, in vertrouwen dat alle die varieerende berigten, waaraan de ministers selfs nog weinig geloof scheinen te defereeren, niet alleen in rook verdwijnen, maar dat het gesustineerde contract tussen den nabab en de Engelsche almede op niets sal moogen uytkomen. Dat ten aansien van de overwalsche berigten juyst niet vreemt, egter ontrent nouvelles van desen aard soo seeker niet kan werden gesteld, dat men deselve in 't geheel soude kunnen verwerpen. En in welke gevalle w' de ministers de novo hebben gerenvoyeert aan onse voorjarige ordres met relatie tot de gerecommandeerde neutraliteit onder de oorlogende vorsten diep in 't land, en de vigoreuse afwijsing, indien het de een of de andere partij gelusten mogte een invasie langs de stranden te doen. Fol. 767r-768r. bij Punto Pedro en het laten patrouilleren door het nauw van Pamban worden toegejuicht. Het opperhoofd te Tuticorin heeft de thevar van Kotta op diens protesten uitgelegd dat het laatste is geschied ter beveiliging van zijn en Compagnies bezittingen. Dit zachte optreden is aan de ene kant goed, maar er is ook herinnerd aan de bevelen uit 1743 om, als de thevar de contracten van 1690, 1699 en 1709 niet naleeft, hem in zijn land in te sluiten of, in elk geval, goed in de gaten te houden, mits eerst de post te Kilakkarai verlaten is. Dit is des te belangrijker temeer (De bevelen van Joan Gideon Loten tegen vijandelijke aanslagen, het posteren van enige kleine vaartuigen Want in soodanigen extremum hebben w' de ministers ten hoogsten aanbevoolen (Er wordt vanuit gegaan dat het bestuur de opmerkingen van de Heren XVII over de textieleisen als de thevar, zoals aftredend gouverneur Joan Gideon Loten in zijn memorie vermeldt, de Engelsen met de belofte zich te kunnen vestigen, binnenhaalt om hun steun te verwerven tegen de vorst van Thanjavur.) diergelijken infractiën nimmer te gedoogen, maar inteegendeel met sooveel vigeur teegen te gaan als hunne aan handen hebbende magt maar eenigsints sal toelaten, ten blijke dat w' geensints van intentie sijn ons sooveel jaaren verkreegen regt op die stranden, aan iemand goedwillig af te staan. Fol. 769r. (Het besluit van 1 september 1757 om tussen de landen van Puttalam, de overwal en de stranden van de thevar en van Wannia te patrouilleren, en andere maatregelen, zijn goedgekeurd; wellicht zullen de waaghalzen die de onbezeildheid van Compagnies scheepjes kennen, hierdoor verrast worden. Zoals commandeur Casparus de Jong heeft bericht, levert de koning van Travancore de peper voortaan op Malabar, omdat de pagoden die hij ontving voor levering op Kaap Comorijn, voor hem nadelig zouden zijn. Gehoopt wordt dat deze vorst, in plaats dat hij 2 fanums per pagode meer eist, zich aan het contract zal houden. Het strekt tot tevredenheid dat het met de zaken van het land goed gaat en dat de thombo- en tuinbeschrijving opschiet, terwijl met nog onbeschreven provincies spoed wordt gemaakt. Op verzoek van de dienaren te Jaffna is hen op 5 augustus 1757 vergunning verleend om enige stukken van Compagnies land af te staan aan inwoners die sinds de laatste vernieuwing van de landthombo dit hebben bebouwd, volgens taxatie voor een termijn van vijf jaar. Dit is in het belang van de Compagnie. Het bestuur is, met verzending van een extract uit de brief van Batavia van 27 juli 1756, aangespoord om de uitstaande schulden binnen te krijgen. Uit de stukken overgekomen uit Jaffna bleek dat van de vorderingen van ƒ 146.660 te Jaffna, Mannar en Ponneri maar ƒ 18.005 was binnengekomen; er is op aangedrongen de order van verleden jaar dat ze opgeëist moeten worden, spoedig uit te voeren. Op basis van de memorie van overgave van Joan Gideon Loten is diens opvolger Jan Schreuder bevolen de landraad af te schaffen en zijn functies over te dragen aan de dessaves, tenzij daar grote bezwaren tegen zouden zijn. De inzameling van textiel te Madurai is nog slechter gelopen dan het vorige jaar. Op de vaderlandse eis van 1930 balen zijn er maar 744 ofwel 1186 minder dan de eis, voldaan en op die voor Azië waren er 582 tekort. De voorwendsels die de dienaren te Tuticorin daarvoor geven, zijn als vanouds: onlusten, wegtrekken van wevers, lage marktwaarde van de pagode met verlies voor de kooplieden, zodat ze weigerden nieuwe contracten aan te gaan. Het is onbegrijpelijk dat alle legitieme bedreigingen die het bestuur heeft beproefd, niet alleen ten aanzien van de textielinzameling, maar ook bij de bedriegelijke wijze van berekening van de fanum, vruchteloos waren. Door de opmerkingen van 24 augustus 1756 uit Batavia zijn de dienaren in hun brief van 30 oktober teruggekomen op hun opvattingen en hebben ze toegegeven dat de ongehoorzaamheid inzake de berekening van de fanum aan hun onwetendheid was toe te schrijven. Ze beloofden dit met dubbele ijver en trouw te zullen herstellen. Dit alles had een gevoeliger correctie dan een verbaal verwijt verdiend, zeker nu het bestuur na al zijn beloften beweert dat het onmogelijk is op de verleende voorwaarden een aanbesteding van textiel te doen.) kunnen leveren sonder een naamwaardige verhoging. En alswaaromme de ministers uyt aanmercking van de deugtsaamheid der overgesonde monsters, waarop de aanbesteding stond geconditieoneert te werden, voor ditmaal op onse approbatie hadden geconsenteerd een verhogingsprijs van 2 pagoden op een corgie guinees en 4/7 pagoden op een corgie salempoeris, dat op de eerst soort ruym 43/5 en op de tweede soort 21/5 percento komt te berekenen. 'tGeen w' als een gedane saak hebben gepasseert, in vertrouwen dat de door de ministers g'dane aanstelling van den gewesen Tutucorijnsche administrateur Godfriet Zweepe tot Madurees opperhoofd, in steede van den met stilstand van gage ontslagen Krijtsman, soo ontrent de deugd der voortaan gelevert werdende lijwaten, als ten aansien van de voldoening der eysschen, aan de verwagting sal komen te voldoen. Fol. 772v-773r. punctueel zal nakomen. Het is opmerkelijk dat het de vraag door deze dienaren om geld voor de textielverwerving van pagoden 155.353, terwijl er eind december 1756 nog ƒ 312.034 in voorraad was, ongemerkt heeft laten passeren. Het gevraagde bedraagt is 101/2 ton goud, of twee derde meer dan nodig. Het bestuur is bevolen beter op zo iets belangrijks te letten en er is besloten bij zulke sommen overtollige kapitalen wie het aangaat De gesamentlijke cooplieden hadden betuygt voor de voorjarige prijsen geen doeken te Ten aansien van de peperculture en de voortsetting van dien in dese dagen so gewilden (Er wordt naar de waarde gevraagd en de commandeur te Galle Ras Macquet en de dessave van Matara te belasten met de renten die Batavia meent dat ze moeten opbrengen. Hopelijk worden de voorschriften tegen het onnodig aanhouden en buitensporig vragen van contanten nu stipter nageleefd. De verkoop van handelswaar bracht in 1756/57 ƒ 376.252 op, d.w.z. dat er een winst van ƒ 213.900, of ƒ 92.136 meer dan verleden jaar, werd gemaakt. De verkoop van textiel bracht ƒ 85.773 op, d.w.z. een winst van ƒ 41.666. Hoewel volgens de negotieboeken de ontvangsten ƒ 989.781, d.w.z. ƒ 18.634 meer dan verleden jaar waren, stegen de uitgaven tot ƒ1.250.547, d.w.z. ƒ 11.643 meer dan verleden jaar. De redenen die daarvoor zijn aangevoerd, en de uitgaven voor verdediging, waarvan reeds melding was gemaakt in de aparte brief van Joan Gideon Loten, verklaren dit voldoende. Er moet op gelet worden of er geen bezuinigingen op personeel en andere nodeloze uitgaven mogelijk zijn, maar uitgaven zijn nu eenmaal nodig om inkomsten te verwerven. De laatsten moeten omhoog, zeker nu, zoals in de aparte brief van 8 september en de gewone van 9 augustus 1757 staat vermeld, het met de kaneellanden zo pover is gesteld, en de grote oogst maar 6293 balen en de kleine 594 opbracht, wat samen 6887 balen is, of 1238 minder dan verleden jaar. Bij de inventarisatie van de Malabarse cardamom bleken de 27.101 plantjes van verleden jaar door verrotting en witte mieren dit jaar niets op te brengen. Er had wel overleg over gevoerd kunnen worden of men de bevolking zulk nutteloos werk had moeten laten doen, of dat men hen niet beter voor de Singalese cardamomverbouw had kunnen gebruiken. In Galle Korala en Matara werd daarvan 10.710 lb, of 130 lb meer dan verleden jaar, verworven. Als de dessaves zich inzetten voor deze cultuur en afzien van nutteloze zaken, zoals de verbouw van Malabarse cardamom, dan kan het een belangrijk product worden. Ook nutteloos is de verbouw van sapanhout waarvan in twee jaar niets is binnengekomen. Gouverneur Jan Schreuder is bevolen daarover niets meer te schrijven en de kosten van de mensen die de gronden schoonhouden, uit te sparen.) corl, hebben w' tot genougen gesien dat er 'tsedert het depart der voorjarige retourbodems alomme was ingesamelt 234.0863/8 ponden, of 88.8325/8 ponden meer als 't jaar bevorens. Dan dewijl w' gaarne eens geïnformeert waren wat quantiteit daarvan uyt Compagnies landen wel werd ingesameld, hebben w' de ministers gerecommandeert ons dat 's jaarlijks op te geven, mitsgaders eens nauwkeurig te laten examineeren of er eenig voordeel uyt de door den Mallabaarsch commandeur De Jong aangelegde peperplantagie te Gale voor de Compagnie soude te behalen zijn. Fol. 776r-v. moeten er goed toezicht op houden. Omdat het restant aan Malabarse peper gering is, zijn twee schepen voorafgaande aan de eerste zending gestuurd om 300.000 lb op te halen. De arekahandel bracht weinig voordeel. Van de binnengekomen 10.813 ammanams, is maar 6693 omgezet voor ƒ 45.940, of ƒ 61.402 minder dan verleden jaar. De redenen die hiervoor zijn aangevoerd, zijn onaannemelijk.) W' opinieerden daarbenevens dat de ministers bij ontdecking van een mindere aankomst van custbarquiers en een ruymer aanbreng van die noten door de Atchinders van de Nicobaarse eylanden te Cormandel, ook wel op middelen hadden dienen bedagt te weesen om daarmeede een uytweg te soeken in stede van met soo een considerable restand van 8852 ammanams te blijven sitten. Fol. 777r. verminderen, of een scheepslading naar Surat te zenden. Hiermee zal deze belangrijke handel waar per jaar een paar tonnen winst gemaakt werd, weer op de oude voet gebracht worden. Over de parelbanken, die in 1746-1749 nog ƒ 1.835.780 opbrachten, kan niets gunstigs bericht worden. De Arippuse en Kalpitiyase banken geven geen oesters meer en van de 47 bekende Tuticorinse banken zouden er maar zeven met kleine oesters bezet zijn. De beëdigde rapporten hierover zijn evenwel verdacht ten aanzien van de inlandse hoofden die de visitatie bijwoonden. Er is bevolen nader onderzoek te doen en in deze belangrijke zaak de nodige maatregelen te nemen, opdat goede pogingen niet verijdeld worden door hen die volgens eed over het belang van de Compagnie dienen te waken. De verpachting te Colombo op 19 februari 1757 van de chancoduikerij langs de stranden van Kalpitiya en Mannar is bij ƒ 17.832 opgehouden en een nadere verpachting te Jaffna is bij hetzelfde bedrag opgehouden. Het is juist dat werd bevolen nog een veiling te houden en daarvoor hun uiterste best te doen, of dat anders de pacht voor rekening van de dienaren zal zijn. De olifantshandel, waarover reeds in de aparte brief aan Jan Schreuder is geschreven, was (Het is goedgevonden om i.v.m. de Atjehse en Franse concurrenten de prijs met één à twee rijksdaalders te ---als men eens in een gesonde overweging neemt wat er al tot deesen ommeslag behoort, tamelijk geslaagd. Verkocht werden 63 beesten voor ƒ 48.580 en zes aan de vorst van Thanjavur voor ƒ 16.045, tezamen ƒ 64.626, d.w.z. ƒ 38.008 meer dan het vorige boekjaar. Dat lijkt aardig, maar is van weinig belang,) en dat dit getal verhandelde en in recognitie van de hand gesette beesten is genomen uyt een partij van 179 die onder ult. aug. 1755 al per restand zijn geweest, en dat er seedert 46 van gestorven of doodgeschoten, en de ministers onder ult. aug. 1756 nog waren blijven sitten met 53 beesten voor den handel en 11 jaagbeesten. Welken geringen vertier den heer gouverneur Schreuder bij Zijn Ed. meermaals geciteerde aparte letteren wel scheint te attribueeren aan de veeltijds slegte gesteldheid dier beesten, die of wijfjes dan wel gebreckelijk of kleyn bevonden werdende, bij de cooplieden weinig gesogt en dus jaaren blijven staan, tot nadeel van de Compagnie en bijsonderen last der ingesetenen. Fol. 779r-v. tribuut, hetzij in mindering op de schuld van de Wannia's, dan wel in betaling geaccepteerd moeten worden. Overeengekomen is immers dat de tribuutolifanten gezond zijn en winst beloven. In het bijzonder de Jaffnase dienaren is bevolen hierop beter te letten en er voor te zorgen dat de Wanniase schuld van 181/2 beest wordt vereffend en de Pringalise jagers aan hun verplichting voldoen om een vereffende rekening met die leenheren te houden. De paardenfokkerij - ultimo augustus 435 volwassen paarden en 280 veulens, samen 715 rijdieren - figureren in de negotieboeken voor ƒ 44.744 met jaarlijkse onkosten van ƒ 747. Omdat de inkomsten hieruit, oorspronkelijk uit de verkoop van drie hengsten, slechts ƒ 720 bedroegen, is de fokkerij ernstig in overweging genomen en bevolen om jaarlijks via Coromandel 12 fraaie hengsten en 12 merries naar Batavia te zenden in de verwachting dat de publieke verkoop daar voordeliger zal zijn. Er is een goede voorraad rijst, buskruit etc. en de waarde van de restanten per ultimo december 1756 bedroeg ƒ 478.174. Op het punt van de eis van benodigdheden is besloten het bestuur te Coromandel te bevelen zo snel mogelijk ƒ 400.000 aan pagoden naar Ceylon te zenden, terwijl Batavia ƒ 100.000 in duiten zendt en er met de Rozenburg en de Nieuwerkerk ƒ 82.500 komt, wat samen ƒ 582.000 uitmaakt, terwijl tot eind augustus 1757 ƒ 575.000 was gevraagd. Met ƒ 1.225.000 tot eind augustus 1758 komt dat op ƒ 1.800.000, wat veel te veel is en niet in het belang van de Compagnie, terwijl Jan Schreuder de voorraad te Batavia en wat uit Nederland komt kent, waarvan het laatste vooral naar Bengalen gaat. Er is opgedragen de vraag om geld met meer overleg en zuiniger direct aan Nederland te doen en in de vergadering van 25 augustus 1757 werd besloten de Heren XVII te verzoeken daarbij vier ton aan goud en dukaten te doen, aan welke vraag Ceylon werd bevolen dat toe te voegen, wat direct ter besparing van scheepsruimte, uit Nederland gezonden zou kunnen worden. Het bestuur te Ceylon moet met net zoveel zorg te werk gaan, als ze in zijn generale eis tentoonspreidt. Goedgekeurd zijn de verkoop van de rijst en wat restanten van goederen uit Pegu aangevoerd met de Huigenwaard en het zenden van 471/2 pond zilver en 10.035 Pondicherry ropia's, aangevoerd door schipper Jochem Hendrik Dodendorp, naar Bengalen. Uit de stukken is gelukkig gebleken dat de Elswoud door een samenloop van zeerampen is verongelukt en niet door plichtsverzuim. Het is betreurenswaardig dat het besluit van 9 oktober 1756 om twee schepen voor de eerste bezending uit te laten gaan, niet kon niet worden uitgevoerd, omdat de pakketten van verleden jaar uit Madurai, waren achtergebleven. In een brief van 11 januari 1757 werd bericht dat één schip was uitgevaren en werd het duidelijk dat dit te wijten was aan de achteloosheid van de dienaren te Madurai, die volgens hun brief van 6 oktober 1756 voor Nederland 362 pakken ingekochte textiel hebben achtergehouden.) hadden gecommitteerd om de nodige enqueste na dese soo verregaande negligentie te doen, in stede van eenelijk satisfactoire reden te pretendeeren, die in sulcke omstandigheeden bij diergelijke dienaaren schielijk gevonden en veeltijds door schijnreden werden bekleed, die hunne strafbaare gedoentens als aannemelijk doen passeeren. Fol. 783r-v. (Dit is des te betreurenswaardiger daar geen vierde retourschip gezonden had kunnen worden, als de Ruiteveld niet met een aanzienlijke lading uit Surat was aangekomen. Om achter de ware toedracht te komen moeten voldoende gegevens, die nu ontbreken, verstrekt worden en voortaan moeten zulke grove misslagen om schade (Omdat de geringe afzet nimmer werd gemeld, is gevraagd waarom zulke gebrekkige beesten hetzij als Soo quam het ons onbegrijpelijk tevoren dat de ministers den fiscaal niet op stonds voor de Compagnie te voorkomen, direct in handen van de fiscaal gesteld worden, opdat overtreders hun verdiende loon krijgen. Als retourschepen via Ceylon zijn aangewezen de Ruiteveld, Keukenhof, Zuiderburg en Lekkerland en bij besluit van 15 juli 1757 is de retourlading bepaald op,) 280.000 200.000 200.000 160.000 100.000 60.000 lb. zalpeter ,, coffij ,, peper ,, canneel ,, aan packen ,, sappanhoud Siams; of aan swaarte Aangaande de muntspetiën hebben w' met relatie tot de reductie der in anno 1753 (Deze zending dient tevens als permanente order. Verder zijn via Java naar Ceylon gezonden de 1.000.000 ponden ider schip, onder desen verstanden nogthans van bij gebrek aan salpeter of packen, dat te suppleren met cauris de Maldivo, voor sooveel de voorraad velen kan, en het overige ontbrekende met peper. Fol. 784r. Oudkarspel en Gustaaf Willem die na lossing direct moeten terugkeren. Hun lading heeft een waarde van ƒ 571.092 en van Ceylon werd ontvangen voor ƒ 181.546. Bij besluit van 9 februari 1757 voerde het bestuur de in 1755 bevolen belasting uit ter ontlasting van de rekening van de fanummunterij voor ƒ 33.106, of zoveel als de halve stuivers volgens opgave van visitateur Francimont opbrachten, voor ƒ 20.222 aan genoten douceurs van het verkochte goud, voor de zonder goedkeuring genoten 5 % van het in 1746 verhandelde goud, en tenslotte voor enige herzieningen. Ze komen goedkeurenswaardig voor, omdat de douceurs onder de gekwalificeerde dienaren waren verdeeld en er maar weinig van genoten is. Ze mogen voor hun belang hun borg zoeken bij degenen die in een memorie door de Tuticorinse dienaren in verband met deze zaak genoemd worden.) gereguleerde geldspetiën en den cours der wissels op de door Uw Wel Ed. Hoogagtb. geformeerde aanmerkingen, voorsooverre sulx anno passato met opsigt tot de ducaton teegens 72 stuyvers en de ropij teegens 27 stuyvers niet en was geredresseert, goedgevonden de ministers te gelasten bij de acceptatie van nieuwe Nagapatnamsche pagoden op wissel teegens 90 stuyvers, daarop ten faveure van de Compagnie te rabatteeren 4 percento en bij ontfangst van silvere spetiën in cassa, dezelve te reduceeren na den cours van het ordinaire Bataviasche wisselverlies van 1/13. Fol. 785v. (Bij ontvangst van goud en zilver moet precies gerapporteerd worden hoeveel mark fijn is vastgesteld, hoeveel is aangerekend en tegen welke prijs de specie verkocht of vermunt is. Dit dient om vergelijkender wijze tussen plaatsen voordeel of nadeel vast te stellen en na te gaan of er zorgvuldig werd gehandeld. Het aantal christenen is met 91.681 toegenomen, wat niet wijst op verval van godsdienst en niet strookt met de klacht van de kerkeraad aan de classis van Delft, Delfland en Schieland over het toenemen van heidense en vrijelijk rondzwervende roomse priesters. Dit heeft GG en Raden ontsticht, evenals het onaangename rangdispuut te Galle tussen de predikanten Jan Philip Smit en Andreas Frederik Schultze ter ene en de administrateur Jan Scharken ter andere zijde, hoewel het bestuur gematigd en tegen Schultze volgens de oude orders en gebruiken, was opgetreden. Men heeft het hierbij gelaten in de hoop dat de predikanten voortaan zulke onbetamelijkheden achterwege zullen laten en zich als vrome en vredige leraren zullen inzetten voor het ware zaligmakende geloof. Hiertoe wordt mede verzocht om op het voorstel van het bestuur de studenten die uit het seminarium naar Nederland gaan, als proponenten te laten uitkomen. Betreffende justitiële zaken wordt slechts verwezen naar de aanmerkingen van Joan Gideon Loten over een strafzaak aangespannen door de fiscaal Albert Burgert de Jonkheere en beslist door de Raad van Justitie, waarin niet alleen zijn gedrag is goedgekeurd, maar ook de vrije vrouw Monika bij de ontvangst van de brief uit Batavia in vrijheid werd gesteld. Verder wordt verwezen naar de brieven direct uit Ceylon naar Nederland verzonden op 12 november 1756 en 27 januari 1757, en naar de bijlage bij de brief uit Batavia van 27 januari 1757, waarin het antwoord op de extracten uit de vaderlandse brief van 13 oktober 1755. Onder het personeel hebben de volgende mutaties plaatsgevonden: als vervanger van de naar Nagapattinam vertrokken luitenant dessave Pieter Coenraad Keller is aangesteld de ontvanger van de domeinen Jan Michiel Stubert, in wiens plaats onderkoopman Pieter Blankert is benoemd; ter vervanging van de op zijn eigen verzoek ontslagen winkelier Christiaan Drijhaupt is aangesteld de tweede pakhuismeester Lucas Arends Schokman, wiens plaats is ingenomen door den onderkoopman Dirk Johan Potken; in plaats van de overleden boekhouders te Galle Christiaan van Dam en Legrand is het soldijwerk opgedragen aan boekhouder Eggert van den Velde en de voorraadkamer aan de boekhouder Jan van Velthuijsen; in plaats van de met stilstand van gage ontslagen Johannes Ferdinandus Krijtsman is tot opperhoofd te Madurai aangesteld de administrateur Godfriet Zweepe, die is opgevolgd door de dispensier Philippus Mattheus Trekels en de kassier Gabriel Potken; als kassier is aangesteld de secretaris Gerrit Engelholst en als kassier en secretaris de opzichter van het ijzermagazijn Johannes Bartholomeus Thijken, in wiens plaats de buiten dienst staande onderkoopman Jacob Gerard Overbeek is aangesteld; de administrateur te Trincomale Adriaan Moens is vervangen door de tweede visitateur te Colombo Cornelis Ens; het opperhoofd te Kalpitiya Henricus Leembrugge is bevorderd tot koopman en de secretaris van justitie te Jaffna Jan Hugonis tot onderkoopman; tot opperhoofd te Quilon is benoemd de soldijboekhouder te Colombo Andries Jacobus de Leij, die is opgevolgd door de uit Batavia gezonden Simon Bogaard van Belois; ter aanstelling in enige functie zijn uit Batavia gezonden de onderkooplieden Joan Abraham van der Voort, mr. Johan Willem Schorer en Pierre Ferant. Bevestigd zijn voorlopige promoties: in plaats van de naar Nederland vertrokken kapitein Gerard Adolf Graaff van Efferen en de overleden hoofdman Thienland, de bevordering van luitenant tot kapitein van Jan Hartum, Jan Hendrik Dias, Frans Albertus Prins en Adam Felix Bisschoff; de vaandrigs Hendrik Christoffel Nieuwberger, Christoffel Langelots, Johan Jacob Vogelaar en Christoffel Baatke zijn tot luitenant benoemd en de wachtmeester Johan Christoffel Giose tot sous-luitenant; de sergeanten Frans Martin Guinix, Anthonij Christiaan Helmer, Jan Wolfgang Imhoff, Thomas van Lugtenburg, Hendrik Wagenaar, Gabriel Corp, Jan Hofman, Johan Meijnke en Johan Daniël Gildemeester zijn tot commanderend sergeant benoemd en Joan Andries Schuurman tot commanderend wachtmeester; de overgang van de artillerie- luitenant De Vries naar de infanterie is goedgekeurd en de bevordering van de onder de artillerie behorende opzichter van het materiaalpakhuis Claas Ditlof Hupner tot luitenant, als ook die van de constabel Coenraad Brand tot extra-luitenant.) MALABAR volgens de jongste Cochimse berigten, aan de eene zijde vanweegen Ragia Trevancoors meer en meer toeneemende overmagt, mitsgaders huychelagtig en seigneuriaal gedrag, en aan de andere kant door samorijns gedaane wrevelmoedige invasie, zoo in de landen van den onder 's Compagnies patrocinium staande Payencherij nairo, als Compagnies eygen daaraan grensend conquest Paponettij, waarvan bij onse verleeden jaarse eerbiedige advijsen reets is gewaagd. Want, schoon den Trevancoor van de princen van Tek- en Berkenkoer geene nadere conquesten heeft gemaakt, laat hij nogtans niet na sig vast te setten en considerabel te versterken in de overheerde landen. En ofwel tusschen hem en den thans maar titulaire koning van Cochim zodanig onbestendig contract van vreede is geslooten, als deesen in copia à copia verzeld, tot Uw Edele Hoogagtb. speculatie, waarbij een ruym veld aan hem werd opengelaten, met allerhande nieuwe beswaarnissen te berde te koomen, wanneer het hem maar zal gelusten. Temeer den Cochimder niet wel moogelijk is daaraan te voldoen, gelijk den Trevancoor selfs hesiteerd aan dies nakooming, seer faciel op te maaken uyt desselfs gepast antwoord op de vraage of hij, wijl de vreede geslooten was, nu de geconquesteerde landen aan den Cochimsen koning niet zoude inruymen, dat zulx zal geschieden, wanneer den Cochinder zijn verbintenis quam te presteeren. Heeft hij op dat pretext, ongeagt dat gemaakte contract van vreede, alle de landerijen en geregtigheeden van gemelde vorst voor sig genaast, zoodat deesen, reets zijne landen van Inemaka en het verdere om de noord door den sammorijn ontnoomen zijnde, genoegsaam niets meer als zijn hoff op Tripontarre over en aldaar in armoede sig ophoud. Ten anderen, schrijven de ministers, is den Trevancoor, nietteegenstaande hij dierbaare verseekeringe had laaten doen ter onderhoudinge van vriendschap met de Compagnie, egter door zijne grootheid zo trots opgeblaasen en onhandelbaar geworden, dat zijne behandelingen uytspoorig zijn, begeerende het contract tusschen hem en de Compagnie, nog subsisteerende, eenlijk tot zijn genoegen uytgelegd en alles na zijne zinnelijkheid geschikt te hebben. Invoegen dat hij veel moeyte verschaft door Legt te dobberen in turbulente constitutie en hachelijke omstandigheeden van saaken, nieuwe vitterijen, zo omtrend 't weegen bij de peeperleverantie teegens het aloud gebruyk, als het vexeeren van de christenen tot Carporam onder 's Compagnies territoir te Coilan woonagtig, met het opleggen van ongewoone swaare schattingen, hun dwingende veel meer op te brengen, als zij aan de voorige kooningen vanouds verschuldigd waaren, onaangezien zulx strijd met het 17e articul van dat contract. Hebbende nog zijnen sendeling sig niet ontsien zo een hoogmoedigen taal te voeren dat, indien men ten dien opsigte geen ordre wilde geeven na zijn meesters begeerte, denselven dat contract zoude terugsenden. Waarop de ministers, als vooraf aan Zijn Hoogheid duydelijk dies waaren teneur hebbende gedemonstreerd, seer wel hebben gepast dat zij 's Compagnies regt overboodig hadden aangetoond en zo daarop geen reguard wilde slaan conform de billijkheid, Zijn Hoogheid maar konde doen naar zijn welgevallen. Hij wil ook dat de Compagnie sig in geenen deelen met de Mallabaarse vorsten bemoeyen, maar leeven zal als een particulier coopman, en heeft niettemin gepresenteerd met zijn geheele magt teegens den sammorijn te sullen optrecken, als men het maar liet weeten. Dog Zijn Hoogheid, zowel als de andere landheertjes, te weeten Mangattij, den paljetter en Moerianattij Nambiar, voor hunne aangeboodene assistentie om goede reedenen bedankt zijnde, is hij daarover misnoegd en uyt dien hoofde, ofschoon hij betuygd heeft gehad den sammorijn te hebben afgeraaden op 's Compagnies bodem eenige hostiliteyten te pleegen, na alle waarscheinelijkheid, uyt het gaan en koomen der ragiadoors van beyde over en weeder bij continuatie vast te stellen, niet alleen dat er een naauwe vriendschap tusschen beyde moet weesen, maar ook dat hij ter contrarie alle listen heeft gebruykt en nog in 't werk stelt, den sammorijn aan te hitsen. Dewijl hij niets liever siet dan dat de Compagnie een heevigen oorlog teegens dien, hem in magt evenaarende potentaat, komt aan te vangen, sig voorstellende dat het ons aan magt ontbreekende, men daarom zal moeten hem te hulpe neemen. En also bij de Compagnie sig noodsakelijk te sullen maaken, of anders beyde de partijen te sien verswacken, om dan zijnen kans waar te neemen, teneinde dus gerustelijk zijne progressen te kunnen voortzetten ter uytbreiding zijner wingewesten. opgehist en aangemoedigd door Trevancoors schijnvriendschap en anderdeels gramsteurig dat de ministers niet hebben willen accedeeren, volgens zijne begeerte, in 't verbond 'twelk tusschen hem, de koningen van Cochim, Paroe, Mangattij en andere door den Trevancoor verdreeve vorsten, al tevooren zoude zijn geslooten om den Trevancoor gesamenderhand op 't lijf te vallen. Zoo ook vooringenoomen dat het met 's Compagnies magt gedaan is, volgens de algemeene denkbeelden die onse competiteuren koomen te geeven, en baarblijkelijk niet minder als den Trevancoor trots geworden zijnde, door de overheering van 't rijkje Arangola en andere landen om de noord, na alle gedagten in verwagting de Compagnie te sullen necessiteeren hem bij te vallen, of anders wat te sullen profiteeren, na de geheyme overeenkomst die seedert tusschen hem en den Trevancoor, zo de gerugten willen, en volgens 't berigt door den Cochimsen koning gedaan, zoude zijn gemaakt om deesen laastgemelde finaal te detroneeren en de Compagnie uyt 't land te verdrijven, mits dat den sammorijn Chettua en Cranganoor en den Trevancoor Cochim en Coylan zouden wegneemen, hoewel men nog met geen seekerheid wist in hoeverre dat berigt met de waarheid quadreerd. Heeft zig niet ontsien, in zijn wrevelig opzet voortvarende en uytspattende tot verdere verbreeking van 't contract tusschen hem en de Compagnie nog in weezen, met ettelijke duysend mooren en nairo's meester te maaken van 's Compagnies bezitting Paponettij en aldaar diverse vastigheeden te doen opwerpen. Zoodat onse afgesondene manschappen om de zijne te repousseren, hun daarmeede en met het heyen van paalen in de rivier, teneinde alle passagie en communicatie te beletten, werkelijk in de weer, en dus in gevaar siende van omcingeld te sullen werden, teegens zijn overmagt niet langer kunnende bestaan, genoodsaakt waaren geweest, met agterlating van 8 stucken canon, de wijk te neemen na de fortresse Cranganoor. Vervolgens zouden de sammorijnse met 5000 man in 't Cranganoors zijn gerukt, alwaar zij aanslaagen smeede dat fortres aan te tasten. Middelerwijlen, dat de saaken in die zorgelijke circumstantiën verseerden, had den sammorijn seekerlijk, hebbende vernoomen dat verscheide landregenten over hem doleerden, mitsgaders den koning van Palecalcherij en den Dog den sammorijn, zoo 't scheynt, niet gevat op die finesse, maar aan de eene kant Maysoerder met Walianettij voorgenomen hadden hem te beoorlogen, ten anderen bedugd over de nabijheid van Trevancoors groote magt en apparent sig verbeeldende, dat men mits onvermogen 't ten eersten zoude bijleggen, voorstel van vreede laaten doen. Fol. 791r-795r. (Toen de gezanten evenwel werd voorgehouden dat de zamorin met zijn kwellingen en vijandelijkheden de aggressor was en van hem volledige genoegdoening werd geëist, bleek dat het voorstel tot vrede niet serieus was. Van de zamorin werd verwacht dat het veroverde gebied werd verlaten, de achtergelaten kanonnen werden teruggegeven, de huizen werden hersteld, en de schade en oorlogskosten werden vergoed. De gezanten waren slechts bevoegd over het teruggeven van de veroveringen en van de kanonnen te spreken, wat de commandeur van de hand wees. Toen de dienaren te Chettuvay berichtten dat de vijandelijkheden gewoon doorgingen, werden de onderhandelingen afgebroken. Uitgebreide verslagen zijn te vinden in de geheime brieven van 31 oktober 1756, 1 maart en 9 mei 1757 en in de gewone brief van de laatste datum. Het commandement vroeg om manschappen en schepen, waarop wegens de kritieke situatie in Europa en omdat er veel troepen nodig zouden zijn om zo'n vrees in te boezemen dat er een duurzame vrede zou blijven, en er gebrek aan Europese manschappen was, er maar 250 Europese en 300 inlandse militairen met de schepen de Gustaaf Willem, Oudkarspel, Sloterdijk en Rijder zijn gezonden. Er is opdracht gegeven tegen de zamorin en andere vijanden slechts defensief op te treden, en langs zijn stranden te patrouilleren. Verdere orders zijn te vinden in de geheime brief aan Malabar van 19 oktober 1757.) Van den tambaan verneemd men niets, egter heeft men reets gesien, gelijk men het anno passato sig voorstelde, dat zijne intersessie bij den Trevancoor voor den Cochimsen koning niets heeft gebaat, maar den prins van Colastrij blijft 's Compagnies vriendschap estimeeren en geeft genoegen. Zooals den moorsen regent Adij Ragia vooralsnog ook voldoet aan het contract, hoewel men segt dat desen laatsten en koning van Paroe sammorijns vrienden zijn. Mitsgaders den bewusten rover Cotteca Marcair last van dien vijandelijken vorst zoude gekreegen hebben met 30 vaartuygen op de onse te kruyssen. Fol. 797r-v. (De inkomsten en rechten uit de tuinen en landerijen bedroegen in 1755/56 ƒ 16.807, maar van Paponetty slechts ƒ 1535 aan contanten en 20.602 parra's rijst. Er is ƒ 738 en 4196 parra's rijst, en de inkomsten van het land van Payencheri Nayar zijn door de zamorin bij de bezetting buit gemaakt. Het bestuur moet voor wat niet ontvangen is zekerheid eisen en van de Velosenadu Nambiyar verlangen dat hij zijn achterstal vereffent. De verpachting van de domeinen eind augustus 1756 bracht ƒ 36.081 op, d.w.z. ƒ 3230 minder dan verleden jaar, en zo zijn de inkomsten volgens de negotieboeken in 1755/56 niet meer dan ƒ 226.845, d.w.z. ƒ 18.279 minder, terwijl de uitgaven ƒ 354.435 waren, d.w.z. ƒ 89.448 minder dan het jaar ervoor; de uitgaven overtreffen de inkomsten dus met ƒ 127.589. Het verlies wordt toegeschreven aan de geringe handel, hoewel de vaste prijs voor poedersuiker is losgelaten, wat evenwel niet het gewenste effect had. Het bestuur is aangespoord hierop te letten en door zuinig beheer de lasten te drukken. De uitleg voor het verlies gegeven in de brief uit Malabar van 9 mei 1757 is voldoende. Het bedrag van ƒ 1235 in- en ƒ 2080 verkoopsprijs aan geschenken is goedgekeurd, alsmede dat voor reparaties en timmerwerken. Voor de oude boten mogen twee nieuwe gebouwd worden, waarbij de oude, zoals de sloep Maria Laurentia, voordelig verkocht zijn en de erop aanwezige ammunitie voor 7500 ropia's. Een besluit over de vernieuwing van de ingestorte kade in het achterfort te Quilon kan pas genomen worden als er een tekening van is en een opgave van de kosten.) Op haaren eysch van contanten tot ƒ 174.000,- hebben wij haar, aangesien zij ƒ 103.125,- aan ducaaten van Uw Edele Hoogagtb. bekoomen, laaten toekoomen niet alleen een tantum van ƒ 70.000,- maar zulx vergroot met nog ƒ 80.000, uyt consideratie dat er meerder geld booven hunne calculatie noodig zal weesen door de toeschicking der teffens overgevaarene militairen. En daarom ook een grooter voorraad van rijst zullende benodigd hebben, heeft men, aanmerkende den duuren inkoop aldaar van dat graan tot ƒ 141,2,8 't last, tegelijk 100 lasten dier buykbehoefte van hier haar toegesonden. Fol. 799v-800r. strubbelingen en verwarde situatie en de gebrekkige leverantie ter voldoening van het contract door Travancore, redelijk te noemen. Voor de overige handels en huishoudelijke zaken wordt verwezen naar de brieven naar (In 1756 is 1.942.154 lb peper verworven, d.w.z. 13.557 lb meer dan het jaar ervoor. Dit is, gezien de (De Deense resident te Calicut zou de zamorin een brief van de gouverneur van Trankebar hebben Malabar van 25 juli, 8 augustus, 19 oktober en 15 november 1757 en naar de daarbij gevoegde geheime brieven, waarvan de afschriften met deze brief worden meegezonden. Te Cochin hebben drie Engelse schepen onder commandant James met een buitgemaakt Frans schip aangelegd, waarvan zij de officieren en bemanning op hun woord van eer hebben vrijgelaten om over land Mahé te bereiken, waarop zij hun reis naar Bengalen hebben voortgezet.) De Engelsen hebben bevoorens, conjunctim met de Marettijs, de Angreaase zeeroovers t' ondergebragt en hun vesting Gueria in bezit genoomen, vervolgens dezelve weeder afgestaan aan eevengemelde hunne g'allieerdens, zodat gedagte roofnest in niet minder roofsugtiger handen als de Angreaanen is geraakt, schoon de Marettijs tot nog toe in dat vaarwaater geen bijsondere roverij hebben gepleegd. En de regeering van Bombhay heeft nog niets g'antwoord noopens het pretense regt van het Engels ministerie t' Ansjenga, aangaande de pascen, waarvan bij onse voorjarige advijsen is vermeld. Daarenteegen segt men voor seeker dat den sammorijn, die hoewel hij magtig is en een groote hoop volk kan op de been brengen, egter ammonitiën en geld ontbreekt, door sijne sendelingen in secretesse zoude hebben geconfereerd, zowel met de Engelse te Tallecherij, als met de Francen te Mahé, welke teegens hunne vijanden sig in een goed postuur van defensie hebben gesteld. En dies presumeert men niet alleen dat dien vorst bij dezelve zal hebben laaten aanhouden om eenige duysend snaphaanen en bijstand teegens de Nederlandse Compagnie, maar ook dat de Francen ten dien opzigte sig na de constitutie in Europa reguleren, maar de Engelsen niet vreemd weezen sullen van assistentie onder de hand te verleenen. Fol. 801r-v. overhandigd en enige geschenken, waaronder acht vaatjes buskruit. Hoewel de Portugezen weinig uitvoeren, heeft de kapitein van hun oorlogsfregat, Pedro de Costa Bonicho, twee zamorinse vaartuigen, die door de patrouillerende sloep van de Compagnie de Kleine Willem wegens smokkel vanuit Kolachol werden opgebracht, aangehouden, omdat ze onder Portugese bescherming zouden staan en een zeebrief van een pater hadden, die zich commissaris van de Portugezen te Calicut noemt. Deze pater heeft daar geen enkel territoriaal recht. De Portugees wilde de twee vaartuigen, toen ze op de rede van Cochin waren, niet overgeven, hoewel de Compagnie het volste recht heeft hen aan te houden, omdat ze met de zamorin in oorlog is en ook zonder dat kan eisen, net als de Engelsen dat doen, dat zulke schepen Cochin of Quilon ter visitatie aandoen en Nederlandse passen vragen. Dit alles en de onhebbelijkheid van de Portugees om te vertrekken zonder de stad te groeten, alsmede het dwingen van vissersthonies om de op de schepen aanwezige oosterse militairen aan land te zetten, is te lezen in de brief uit Malabar van 9 mei 1757. Er is bij de aartsbisschop te Goa, die na het sneuvelen van de onderkoning voor de vesting Sindhudurg de macht uitoefent, geprotesteerd en besloten tot er genoegdoening is gegeven geen Portugese schepen toe te laten. Deze handelwijze is goedgekeurd, maar niet de inschikkelijkheid ten aanzien van de gezaghebber van de patrouillerende sloep aan wiens lomp en onverstandig gedrag deze zaak is te wijten. Hij is als voorbeeld door GG en Raden geheel uit de dienst ontslagen. Onder het personeel waren er de volgende mutaties: het opperhoofd te Quilon Marcellus Bles mag over Ceylon repatriëren onder borgtocht van de verleden jaar verloste commandeur Frederik Cunes en pakhuismeester Gijsbert Jan Feith; als zijn opvolger is benoemd koopman en Ceylons soldijboekhouder Andries Jacobus de Leij; koopman en opperhoofd van Cannanur Godefridus Weyerman is bevorderd tot opperkoopman om van daar opgeroepen te worden om de zieke commandeur te Cochin zonodig te vervangen; de grijze luitenant Hendrik Christoffel Bartrand is wegens hoge ouderdom en langjarige dienst met behoud van gage rust vergund; zijn opvolger als luitenant is de vaandrig Jan Jansz. Lemmet en diens opvolger als vaandrig is de commanderend sergeant Hendrik Rooman; de predikant te Cochin, Carel Sezilles, kreeg omdat het daarvoor tijd was, een verhoging van gage tot ƒ 110. Voor het overige wordt verwezen naar de brieven naar en van Malabar; aan het antwoord van 9 mei 1757 op het extract uit de brief van de Heren XVII van 13 oktober 1755 is niets toe te voegen. SURAT In de brief van het vorige jaar is gesproken over de rover uit Angria en zijn nare einde, over de slechte Onse competiteuren in de negotie, eyndelijk geresolveert hebben, de van den Angria Terwijl intusschen deesen Bassijnschen roover, de voetstappen van den gesubjugeerden (Na vergeefse klachten van de directeur raad extraordinair Louis Taillefert bij de Basseinse gouverneur plannen van de Engelsen ten aanzien van Compagnies handel en over de ruzie tussen hen en de vorst van Bassein over het bezit van de gezamenlijke buit van Angria.) veroverde hoofdplaats Geria te evacueeren en aan de Bassijnders over te geeven, onder expresse voorwaarden en conditiën om geene andere hoedendragers als hun in sijn land te admitteeren, mitsgaders den vorst van Denda Rajapoer, soo niet in der minne, door middelen van constraincte te noodsaaken aan ons den handel in sijn land te interdiceeren. Angria volgende, niet alleen zijn paroolen met 't niet willen beantwoorden van 't beraamde zein in zee bij rencontre van onse scheepen en vaartuygen, trouweloos verbrooken, maar ook, kort na dato, op de Souratse rheede 's Compagnies hoeker de Jonge Jacob en de galbet de Sultanpoerse Koeli met 15 groote galbets aangedaan heeft, sonder dat hij, nietteegenstaande sij met den anderen van 's morgens van half neegen tot 's agtermiddags om vier uuren slaags zijn geweest. Egter sijn oogmerk niet had konnen bereyken, maar door de bravoure en 't beleid van den op de hoeker commandeerende opperstuurman Pieter de Backer, wien wij diesweegens ook tot schipper g'avanceert hebben, sodanig gehavent is dat hij, na 30 dooden en meer als 60 gequesten ontfangen te hebben, hoewel van d' onse maar een enkeld mensch gesneuveld is, sig heeft moeten retireeren. Fol. 805r-806r. Sanradje Pandet, is besloten niet verder te klagen, maar alle schepen te bevelen het sein niet langer te vertrouwen of te beantwoorden, maar op de hoede te zijn voor listige aanvallen. Ondanks dit gunstig afgelopen treffen, was de Basseiner niet onder de indruk, maar naderden zijn schepen die van de Compagnie op de rede zo dicht, dat de gezagvoerders met de kanonnen moesten aangeven op welke afstand ze moesten blijven. Omdat het beter werd gevonden deze rover te bedwingen voordat hij sterker zou zijn en het onmogelijk was een enkel schip, of drie en meer bewapende vaartuigen, uit te zenden om retouren van de onderhorige kantoren te halen, is op 2 maart 1757 in het geheim besloten om de hoeker de Jonge Jacob, de smalschepen de Jonge Susanna en Batavia, en de gelia's de Waakzaamheid en Sultanpoerse Koelie uit te rusten om schepen van deze rover aan te vallen. In hun brief van 14 september 1748 hadden de Heren XVII reeds geschreven dat dat roofgespuis maar eens een gevoelige klap moest hebben, en in de brief van 14 mei 1757 meldde het bestuur te Surat dat het nu een gunstig moment was om vaartuigen en manschappen te missen en het plan uit te voeren. Op 7 mei werd de expeditie ondernomen onder leiding van schipper en equipagemeester Jan Warnar Falk, met over de militie onderkoopman Hendrik Cronenberg met 1 sergeant, 5 korporaals, 1 tamboer en 52 gewone Europese militairen, met alle beschikbare Europese zeelieden en 48 oosterse matrozen van de schepen de Vlissingen en Lapienenburg.) Den 10e maart reets te Denda Rajapour g'arriveert en den 18e weederom van daar vertrokken sijn, van waar sij hunne tour na Geria vervolgende, den 22e met sonsopgang voor deese plaats van een gedeelte der vijandlijke zeemagt, bestaande in twee driemastige en twee tweemastige goerabs en vijftien galbets, alle opgepropt met volk en seer wel met canon voorsien, g'attacqueert sijn en meer dan ses uuren lang sonder tussenpoosing gevogten hebben totdat den Bassijnder het op 't loopen stelde. En d' onse, die maar een doode en twee gequetsten hadden, hun nasetteden en sig een volkome victorie met het uyterste fundament daarvan belooven mogten, was het uyteynde maar so gelukkig als het gevegt reputatieus geweest. Nademalen de kleine galbet de Sultanpoerse Koeli door 't overwerpen van kruytflessen in brand geraakt, en het smalschip Batavia, presumptief door een onvoorsigtige behandeling van het kruyd, kort daarop in de lugt gesprongen en dus verongelukt zijn. Sodat het resteerende van ons oorlogsvlootje, sijnde de hoeker de Jonge Jacob, het smalschip de Jonge Susanna en de galbet de Waaksaamheit, met verlies van de beide voormelde vaartuygen, 10 Europeese militairen en 10 dito mattroosen en 8 inlandse soldaten en mattroosen, den 19e april weederom ter (Hoewel het bestuur in zijn brief van 14 mei 1757 schrijft dat erkend moet worden dat de Nederlanders Souratse rheede g'arriveert sijn, nadat sij de vijandelijke armade helder toegeteysterd en hun meer dan 350 doode en een groote meenigte gequetste bezorgd hadden. Fol. 807v-808v. en vooral equipagemeester Jan Warnar Falk en onderstuurman Arij Frans dapper zijn opgetreden, is offensief optreden en het uitzenden van expedities voortaan verboden. Wel mogen deze rovers bij aanvallen op de rede van Surat, Broach en Khambat worden afgeweerd en men mag zich tegen vijandelijke ondernemingen beveiligen. Als beloning voor hun dapper optreden worden schipper en equipagemeester Jan Warnar Falk bevorderd tot kapitein- luitenant en onderstuurman Arij Frans tot opperstuurman. Het schip de Rhoon, dat rechtstreeks van Batavia op 10 maart 1757 te Danda Rajapur4 was aangekomen, had opdracht zijn lading daar en op weg naar Surat in zoveel mogelijk havens af te zetten. Het bestuur te Surat gaf echter opdracht zoveel lading als in een jaar te Danda Rajapur af te zetten was, daar achter te laten en direct naar Surat door te varen, tenzij aangetoond kon worden dat er zonder nadeel voor de handel in Danda Rajapur afzet in tussengelegen havens mogelijk was. Na beraad besloten de carga's van de Rhoon rechtstreeks van Danda Rajapur naar Surat te varen. Daar verklaarden ze desgevraagd dat ze niet ter wille van het bestuur te Surat, maar in het belang van de Compagnie hadden gehandeld. Omdat er geen retourlading was en kleine scheepjes voor het ontladen ontbraken, aangezien ze katoen en overige textiel uit Jambusar en Broach moesten ophalen, is besloten de Rhoon met zijn lading terug naar Danda Rajapur te zenden, deze daar zoveel mogelijk af te laten zetten en ook daar te laten overwinteren. In oktober zou Honavar nog voor handel kunnen worden aangedaan, waarop geheel leeg naar Surat teruggevaren moet worden om voor Batavia te laden. Op 15 mei 1757 is de Rhoon met de Vlissingen en Lapienenburg naar Danda Rajapur vertrokken. Deze afwijking van de oorspronkelijke opdracht van GG en Raden en het volgen van de inzichten van het bestuur te Surat door de carga's, die wat onervaren bleken te zijn, is goedgekeurd.) Met aanmerking egter dat wij twijffelen off Onor, waarvan eenen seekeren Portugees in naame Fulgentio Ribeiro haar voordeelige gedagten g'inspireert en een memorie der prijsen van de producten welke aldaar te bekomen sijn gesonden hadden, aan haare verwagting wel soude voldoen, nademalen 'tselve, op de cust van Canara geleegen, niet wel ten handel geplaatst is en ook geen coopliede van aansien en capitaal in sig bevat. Fol. 810v-811r. vorige misslag kunnen verbeteren. Wat de afzet betreft waren voor de komst van de Ruiteveld en Barbara Theodora alle goederen, behalve de suiker, kaneel en kruidnagels, van de hand gedaan. De lading van deze schepen is voor hogere prijzen verkocht dan verleden jaar, behalve datgene wat naar Danda Rajapur is verzonden en poedersuiker waar nog een grote voorraad van was. Hierover is tevredenheid uitgesproken.) verneemen, dat het met de makelaars ter haarer directie reets sooverre was gekoomen dat niemand buyten hun, in sijne gedagten durfde neemen eenige goederen van de Compagnie aan te slaan, also sij het spel hierdoor sodanig in Souratta meester sijn dat de Compagnie nu helaas van de goed- en quaadwilligheid van haare bediendens moet dependeeren en dus tevreede sijn met 'tgeene te accepteeren, wat sij willen quyt weesen. Fol. 811v-812r. van ieder tot de verkopingen weer in te voeren en de oude gebruiken te herstellen. Het verlies op het agelhout van 76 % is zo buitensporig dat het aan degene die het te Cochin Chine inkocht, in rekening wordt gebracht. Het kistje muskus in 1755 met de Lapienenburg naar Batavia gezonden, is met de Mariënbos teruggestuurd, waarvan de prijs van ƒ 3494 aan de Compagnie moet worden verantwoord en de inhoud op enige manier verkocht. Opdat tijdig bij de leveranciers geklaagd kan worden, moet de ondeugdelijkheid van goederen direct aan Batavia gemeld worden. In 1755/56 is er verkocht voor ƒ 675.243, waarop 1095/8 % is gemaakt, ofwel ƒ 684.912, maar helaas is het voornamelijk op de specerijen voor ƒ 345.595. De algemene inkomsten bedroegen ƒ 866.523, d.w.z. ƒ 9984 minder als het jaar ervoor, terwijl de uitgaven ƒ 298.716 bedroegen, d.w.z. ƒ 283.684 minder als het vorige jaar; er is dus een positief saldo van ƒ 567.807. Er waren minder inkomsten door het 4 Danda Rajapur op de westkust van India tussen Bombay en Goa; vandaar opereerden de Sidhi-piraten. (Het is absoluut noodzakelijk dat het bestuur zijn belofte nakomt om alles te doen om de vrije toegang (Het bezoek aan Honavar is als een gedane zaak gepasseerd, maar het valt te bezien hoe de carga's hun Hoewel wij aan d' andere kant ons teffens beklaagt hebben uyt haare brieve te moeten Wat betreft de in- en afschrijvingen, is door ons in der ministers versoek ophouden van de vaart op Mokka, die in 1754/55 ƒ 88.858 opbracht, en de uitgaven waren minder omdat de stenen beschoeiing in 1755 klaar kwam en al ƒ 451.251 heeft gekost. De verwerving van textiel was ruim voldoende, maar er kwamen weinig pakken gereed door de duurte van grondstoffen voor het verven; de eis voor Nederland en Azië is nagenoeg vervuld. Het bestuur is hiervoor geprezen, alleen had er over een korting van 5 % op de zwarte baftas en de slechte afzet in Broach een memorie geschreven moeten worden, opdat bekend zal worden of de eis voor Nederland, dan wel voor Azië niet voldaan is. De verwerving van katoen is geslaagd; voor Bengalen en Batavia kwamen 2800 balen binnen. Aan de dure inkoop te Ketsmanduwe ter waarde van ƒ 187,10,- het kandijl is geen aandacht besteed, mede omdat de hoeveelheid zo gering was, maar de inkoopsprijs moet in het vervolg op ƒ 25 de 100 lb gesteld worden, terwijl de hoeveelheid 1000 balen is. Ook dient te worden uitgelegd waarom het verleden jaar gezonden katoen duurder is aangerekend op de factuur dan in de resolutie van 6 januari 1756. De belastingen en ontheffingen zijn goedgekeurd, maar het verlies in Nederland op het Suratse textiel is voor opperkoopman Jan Drabbe gelaten, voor welke slordigheden hij zich niet kan verontschuldigen. Het is prijzenswaardig dat er van de Khambatse gouverneur een officiële acte is ter waarde van ƒ 27.000 en één voor de makelaars van ƒ 4500 voor te Jambusar aan land geroofde goederen. De onkosten van ƒ 112 zijn dragelijk, als deze vorderingen op tol te betalen te Kambhat en Ahmadabad te verhalen zijn. Besluiten over de memorie van bezuiniging zijn te vinden in de brief naar Surat van 15 november 1757.) gecondescendeert om nog ƒ 957,9,8, die de bediendens van Brootchia voor lossing van een gehuurde en door de roovers genomene horrij meerder hadden uytgegeeven dan de gepermitteerde ƒ 2250,-, af te boeken, dog onse dispositie uytgesteld weegen de tot Denda Rayapoer bevondene excessive onderwigten, mitsgaders tekort, bedorven en gebrookene goederen, also de resolutie van den 30e maart laastleeden, waarop sij sig dienaangaande beroepen, niet is overgekomen. Fol. 815v. (Ook de resolutie van 22 maart 1757, die ook over deze zaak gaat, is nog niet ontvangen. De secretaris is daarvan een verwijt gemaakt. In een justitieel rapport over in 1755/56 ontvangen kisten met nootmuskaat en kruidnagels - op het eerste 31/16 % overgewicht, op het tweede 71/6 % ondergewicht, 1/2 % overgewicht op foelie - zijn essentiële gegevens niet aanwezig. De schade die door deze slordigheden geleden wordt, kan op de justitiële ambtenaren verhaald worden. De onkosten van ƒ 511 ontstaan bij het transport van de dispensier in 1753 en de huur van het pakhuis van ƒ 737 zijn aanvaard, mits de dispensier onder ede verklaart dat ze voor de Compagnie zijn uitgegeven. Ook de reparatiekosten van het smalschip Batavia, door werfmeester Jan Warnar Falk gesteld op ƒ 16.267, zijn gepasseerd als in overeenstemming met de aangebrachte verbeteringen. Ook zijn goedgekeurd) die van Brootchia en ten belange der ongelden met Amed-abaath hadden gelijkgesteld, voor deese keer, hoewel 'tselve sowel, als het houden van een comptoir aldaar in 't vervolg voor altoos g'interdiceert en de ministers gelast is, sodra mogelijk van Denda Rayapoer, als een post die in 't geheel niet b'antwoord aan haare opgave en onse verwagting, op te breeken en dus alle differente met dien vorst te doen cesseeren. van ƒ 247.577,5,8, of 1821/4 percent, voor 't uyterlijke nogal wel opdoed, en men dierhalven denken soude dat deese plaats nog wel de moeyte soude loonen om wat langer aan te houden. Temeer, omdat men deese winstreekening van binnen beschouwende ontwaart dat den verkoop genoegsaam alleen in specerijen en Japans staafkooper heeft bestaan, waarop soveel te avanceeren niets ongemeens is, maar alle comptoiren om de west van Indiën 't selfde afwerpen, en waaromme wij deese handelplaats in 't geheel niet van nooden hebben. Fol. 817r-v. geen loge in Khambat komt en er geen handel op Groot-Cairo wordt gedreven. Het is goedgekeurd om het totale bedrag aan boetes, dat vroeger aan de Academie de Marine en het seminarium kwam, aan het onderhoud van de (In de resolutie van 19 april 1757 is vastgelegd dat er geen proef wordt genomen met handel op Zindi, er ---de door haar bepaalde reyskosten naar Denda Rayapoer, die sij voor de factoors met Ofschoon 't in den voorigen jaare geprofiteerde op de voyagie na derwaarts ter montant Onder de, bij de justitie aldaar afgedaane, crimineele proceduures is ons van remarque begraafplaats te besteden, omdat de diakoniegelden daarvoor niet voldoende zijn. Voortaan mag ter wille van de rust in deze hachelijke tijden aan in nood geraakte vreemdelingen geen hulp meer gegeven worden, zoals is geschied met kapitein van een Frans schip dat in de rivier was vergaan, en die op de Barbara Theodora naar Ceylon is gebracht. Het doet genoegen dat de oude schuld van de makelaars van ƒ 240.081 is afgelost, maar de nieuwe van ƒ 731.299 moet op tijd worden ingevorderd, waarbij is beloofd dat de eis aan goederen zo snel mogelijk wordt voldaan. De gewone en buitengewone geschenken bedroegen in het afgelopen jaar ƒ 12.258, wat minder dan het jaar er voor is. Omdat de dienaren te Ketsmanduwe onvoorzichtig hebben gehandeld, is het geschenk van ƒ 337 aan de vorst en ƒ 65 aan de stadssleuteldrager op hun rekening geboekt. Het bestuur is voor deze maatregelen geprezen. Het bevel Ketsmanduwe te verlaten is herhaald, want de inkomsten daar zijn onvoldoende en de onenigheid tussen de vorst en het bestuur zal niet ten goede keren. De vorst kreeg een geschenk van ƒ 356. Omdat wat deze vorst roofde maar bestond uit 52 balen katoen en 1645 lb zink, zou een expeditie tegen hem na het vertrek van de schepen naar Mokka niet lonen. Een voorstel daartoe is afgewezen. Totdat er een goede gelegenheid is de schade te verhalen, moet deze kwestie hetzij met goede woorden, hetzij met dreigementen levend gehouden worden. Nadat de rapporten van de pakhuismeester en de gecommitteerden voor de ontvangst waren doorgenomen, is de verantwoording van het bestuur te Surat waarom het vorige jaar de buitensporige ondergewichten op de specerijen in de Luxemburg, Mariënbos, Lapienenburg, 't Huis te Boede, Middelburg en Bloemendaal met een zuiveringseed van de gezagvoerders op deze schepen zijn afgehandeld, aanvaard, onder de voorwaarden dat zoiets nooit meer mocht voorkomen en de leden van de politieke raad en de gecommitteerden voor de pakhuizen onder ede verklaarden dat ze er geen voordeel van genoten hadden. Het tekort in 1754 van 41 balen katoen op de lading van de Liefde de pakhuismeester Jan Anthony Sweers in rekening gebracht, komt ten laste van gerepatriëerde kapitein Jochem Outjes, dan wel zijn borgen, voor 2/3 en zijn opperstuurman Hendrik Nessing voor 1/3, omdat ze te Surat op de Bloemendaal waren overgeladen en op de rede van Malabar weer op de Liefde waren overgebracht.) tevooren gekoomen dat den fiscaal, bij 't indienen van sijnen eyschen ter doodt, te concludeeren, scheint gewoon te zijn tot confiscatie van alle tegoed hebbende maandgelden en 'tgeen den raad aldaar ook somaar sonder veel teegenspreekens accordeert. Alwaaromme wij 'tselve, als teegens alle ordres en gebruyken streydig, voor 't vervolg g'interdiceert en den justitieelen raad in deese directie teruggeweesen hebben aan 't placaat van Haar Hoogmoogende in anno 1617, daarteegens g'emaneert, waarbij de confiscatie bepaald is op de helft. Fol. 820r-v. waren gedeserteerd. Eén belandde in het ziekenhuis, waaruit hij ontsnapte, terwijl bij resolutie van 28 november 1756 werd besloten om de ander op diens verzoek vrij te laten, omdat zijn straf door lange detentie al vergroot was en later omdat het vonnis was uitgevoerd. Deze besluiten zijn strijdig en daarom afgekeurd, terwijl bovendien de verdachten bij het aantekenen van appèl direct met de stukken naar de Raad van Justitie in Batavia hadden moeten worden gezonden en het bestuur niet bevoegd was om op een appèl terug te komen.) Met betuyging verders van onse verontwaardiging en gevoeligheid over de onhebbelijke proceduures door den fiscaal aldaar teegens twee van sijne slavejongens, oud seeven jaaren, over een sogenaamt attentaat van sodomie, dog ten regten beschouwd niet anders konnende werden gereguardeert, als kinderagtige dertelheeden, g'entameert en door den Raad van Justitie aldaar verweesen tot eene publicque geesseling en verkoop aan de meestbiedende, sonder aansien van natiën. Welk bespotlijk vonnis gevolglijk aan deese kinderen is ter executie gelegt en weshalven wij niet gemanqueert hebben den Raad van Justitie dier directie over deese enormiteyten en ongereegeldheeden op 't allerscherpste te reprocheeren en den directeur aldaar, wiens gewoone attentie zeekerlijk deeze zaaken moeten ontslipt zijn, te gelasten in 't vervolg op de conduites van deesen Raad van Justitie wat te letten, en denselven, so het op geen gelinder wijs moogelijk is, door corosinen middelen te houden tot sijnen pligt. Nademalen 't immers aan eenieder die maar sijn natuurlijk oordeel besit, en selfs 't ampt van regter nooyt bekleed heeft, kennelijk diende te zijn dat geen malitie in diergelijke jonge jaaren plaats heeft, of gepresumeerd word, en weshalven ook geen straffe, als die voor kinderen gesteld is, daarteegen had moeten plaatshebben, buyten en (De directeur droeg de fiscaal op in appèl te gaan op de straf van twee matrozen die van de Huis te Boede Principaal doordien wij uyt de ontstane onlusten met de Souratse regenten over 't (Wat de nieuwe loge aangaat, is het huis op de noordooster beer eindelijk gereed en aan het andere werkt behalven dat 't verre booven 't vermoogen en d' authoriteyd gaat van subalterne bediendens tot diergelijke verkoopingen sonder onderscheid van natiën, 'tgeen door deese regeering wel expres g'interdiceert blijft, over te gaan. Fol. 821r-822r. men boven de grond. Dat de makelaars beweren dat het polsen van de regenten hoeveel zij wensten te ontvangen voor de toestemming voor het totaal optrekken van de nieuwe loge, het hele werk in duigen zou kunnen doen vallen, is tegenstrijdig en ongunstig. Het lijkt wel of er met eerloze mensen van doen is die woordhouden een schande vinden en slechts op bedriegen uit zijn. Het is immers beter goede voorwaarden te maken en op vaste condities met elkaar om te gaan. Het was voorzichtig dat het bestuur, omdat er voor geen 50.000 ropia gissingen gedaan konden worden, daarover niet met de inlandse bouwkundigen sprak, want een overeenkomst baat niet, als de regenten geen toestemming tot de bouw geven. De oude loge kan hersteld worden, mits de uiterste zuinigheid wordt betracht, maar van de koop van deze loge wordt afgezien. Het is in het belang van de Compagnie deze zaak gaande te houden.) accidenteel omkoomen van een heydensch barbier, alsmeede over de extructie van een wagthuysje op de werf, en uyt de verregaande comminatiën van den luytenant-gouverneur in sijnen optogt voorbij onse logie met alle sijne brutale consequentiën, die den directeur Taillefert na ons uyterste genoegen en satisfactie behandelt heeft, en weshalven wij niet gemankeert hebben desselfs verstandig en cordaat gedrag bij onse jongste recriptiën na verdienste te louangeeren, niet weeten wat redres er voor ons te hoopen is in een land door wanschepsels van regenten bestierd, bij wien niets als geweld en een insuportable geldsugt prædomineert. Fol. 823r-v. (Daarom is men het eens met het bestuur dat de loge maar voor een jaar verlaten moet worden, zodat de regenten merken welke inkomsten ze missen. Desnoods moet Surat maar helemaal verlaten worden, zodat daarna geweld gebruikt kan worden.) dien oort, alwaar 't tog met de negotie gedaan scheint, te secureeren en eene honorable mitsgaders geproportieoneerde satisfactie te verkrijgen voor alle aan onse Compagnie en natie betoonde hoon, smaad, en geweld. Zullende ontrent Souratta sig dan wel een andere negotieplaats voordoen. Fol. 824r. (De makelaars van de Compagnie die net zo goed zijn en met de regenten heulen, moet dit maar duidelijk te verstaan gegeven worden. Bij besluit van 25 augustus 1757 is bepaald dat Louis Taillefert, hoewel hij tot raad van Indië is benoemd, vooreerst directeur te Surat blijft wegens de kritieke omstandigheden daar. KHARG Van Kharg is met de Krabbendijke, waarmee de gewezen tweede, de onderkoopman Jan van der Hulst, aankwam, ontvangen de brief van 5 augustus 1756, waarin vele klachten over de slechte handel in het Perzische rijk. Dit is zeer in strijd zijn met de goede berichten van resident Tido Frederik van Kniphausen over deze nieuwe vestiging.) dewelke dit jaar en wel in den tijdt van 8 maanden, volgens der ministers brieve, de heele Golff met goederen overstelpt en voor soo laage prijzen in ruyling van gesteentens, kooper, tarwe en allerley drogues omgeset hadden, dat er voor ons, soo sulks mogte aanhouden, geen andere negotie als enkel en alleen in specerijen zoude overschieten. koopmansz. naar de bovenlanden hadden konnen vervoert werden, doordien 't rijk van Persiën in zulken staat van confusie gebragt was dat een yeder, dewelke slegts een aanhang van eenige hondert man had, daarmeede durfde onderneemen te oorloogen, provinties te bemagtigen en selfs na de kroon te staan. Fol. 825r-v. briefboek is ingeschreven.) Als zijnde 't gereedste en zeekerste middel dat er voor ons nog overschiet d' E. Comp. om Veroorsaakt eensdeels door de groote quantiteit Engelsche en Fransche scheepen, En anderendeels omdat nu ruym in ses maanden tijds geen de minste goederen of (De lijst van twaalf vreemde schepen met hun lading gaat hierbij, zoals ze in het Bataviase inkomende Allegeerende de residenten, tot staving van het geposeerde omtrend de aanhoudende Waarop de residenten goedgevonden hadden een antwoord dat dies gelijke contracten Welk hun desseyn ook soo voorspoedig en gelukkig reüsseerde, dat de jongste broeder, Dat zijlieden dierhalven, als met geen gewelt iets teegens Karreek konnende uytvoeren, troubles, dat Kerriem Chan alle de regenten van Desistan met 5 à 600 man gedwongen had hem niet alleen toe te vallen, maar selfs in de maand october met hem de march na Ispahan aan te neemen. En met welke bij een vergaaderde armee, die egter circa thans in 10.000 man bestond en waaronder sig de Benderrieksche en Boucheerse regenten meede bevonden, hij sig van die stadt meester gemaakt, alle ingeseetenen onder contributie gesteld en aldaar bij de twee maanden geregeert heeft. Totdat omtrend in de maand december Hessenalichan op Ispahan quam afzakken en deeze tesaam geraapte magt, geen stand willende houden, hij sig met sijn 5 à 600 man na Chiras geretireert heeft, latende sijnen hulptroupen aan de discretie van sijnen vijand over, die sig met het gesleep van krijgsgevangenen niet willende bemoeyen, dezelve heeft laaten ontwapenen, ontkleeden en soo wegjaagen, buyten en behalven drie der rijkste, waaronder sig de Boucheerse regent Sjeeg Nasir meede bevond, die hij in een naauwe bewaaring hield, terwijl Mir Hossim met Mir Mahanna in eenen bedroefden staat weerom te Benderriek g'arriveert en door d' uytgestaane rampen en die tocht voor haar intrest het best g'oordeelt hadden alle voorige vijandschappen en verschillen niet meer te gedenken, maar met den anderen in vriendschap te leeven. Fol. 826r-v. (Ondanks deze slechte berichten, waarover in de brief van 6 april 1757 leedwezen is geuit, is er, vooral om van een grote voorraad suiker af te komen, met de Bevalligheid een lading naar Kharg gezonden. Toen de twee Bandar-e Rigse regenten uit Isfahan terugkwamen, zagen ze dat de Engelse resident Francis Wood midden in de stad een fort met vier bastions had opgetrokken, waartoe Mir Mahmud, een zoon van de broer van Mir Hossim, toestemming had gegeven. Wood trachtte de regenten te overtuigen dat deze vestiging gunstig was, omdat de afzet naar Kharg verhinderd kon worden, wat in hun belang was.) niets beeter doen konden als met twee of drie kleine vaartuygen, met omtrend 100 man 's agtermiddags van Benderriek afgaande, 's nagts op afgeleegene plaatsen van 't eyland te landen, de huysen te plunderen en in brand te steeken, mitsgaders zig weer voor den dag met de buyt te retireeren. 'tWelk eenige reysen gerepeteerd sijnde, een ijder soude afschrikken sig op 't eyland Karreek terneeder te setten en die reets daar woonagtig waaren, te noodsaaken 'tselve te verlaten. Van dit voor haar nadeelig project hadden de residenten immediaat kennis gekreegen, dog sij hadden geen kans gezien hetselve met haar swak guarnisoen en sonder opschudding, die de inwoonders als vanselfs bevreest maakt, te beletten. Weshalven van die tijdt de Benderriekse regenten occasie gesogt hadden tot een ruptuure met hun te koomen, tot een voorwendsel neemende dat hun door onverwerpelijke getuygen gebleeken was hoe den resident Van Kniphausen met haaren vader soude gecontracteert hebben voor de possessie van Karreek jaarlijks 900 thomans of 18.000 ropia's te betalen. En dat sij dierhalven voldoening daarvan verwagteden. nooyt gemaakt wierden mondelijk, maar ingevalle sij iets schriftelijks produceeren konden, de E. Comp. zig daaraan houden soude, in gereedheid te laaten brengen en 'tselve door 's Compagnies tolk te laten overbrengen. Mitsgaders denselven te gelasten beyde deese regenten in 't particulier daarover te onderhouden, en te sien off men niet een van beide andere gedagten konde inboesemen. Mitsgaders eenige jalousie teegens het bouwen van dit Engelse fort, waardoor sij en haare geheele stadt gecommandeert wierden, bij hun verwekken konde. Mir Mahanna, bij een secreet briefje aan den resident Kniphausen te kennen gaf, dat hij binnenkorten deese zaaken, waarvan hij sijnen oudsten broeder Mir Hossem alleen de schuld gaff, op een anderen voet schikken en ten eenenmaale redresseren souden. Fol. 827v-828v. Bandar-e Rig hadden, ging hij naar Basra om stenen en hout voor de voltooiing van het fort in te kopen. Toen deze (Omdat de Engelsman Francis Wood meende dat de Nederlanders nu genoeg ruzie met de regenten te Aan welken afgezand in naame Mir Alij (sijnde een halfbroeder van Mir Mahanna) den afwezig was, vermoordde Mir Mahanna, die zijn vader Mir Nassir ook al om het leven bracht, zijn broer Mir Hossim en stuurde daarop een gezant naar Tido Frederik van Kniphausen om te verklaren dat hij zijn broedermoord pleegde om te voorkomen, dat zijn broer het hem zou doen, en dat hij anders dan zijn broer de vriendschap van de Compagnie zocht.) resident Kniphausen, de gevolgen van dit Engelsche fort vertoonende, daarmeede sooveel effectueerde dat er twee daagen na 't retour van deesen afgesant te Benderriek reets een begin met het afbreeken en demolieeren van dit Engelsche fort gemaakt. En daarmeede, nietteegenstaande d' opposities, versoeken van uytstel en protestaties der aldaar overgebleevene Engelsche compagnies dienaaren, sooveel haast gemaakt is dat dit haar fort binnen 5 à 6 daagen geslegt en met de grond gelijkgemaakt is. Fol. 829r-v. (De Engelsman Francis Wood bezocht met de bouwmaterialen op de terugweg van Basra Tido Frederik van Kniphausen die hem gedurende twee dagen vriendelijk ontving, maar toen de Engelse tolk was gearriveerd met de berichten over het Engelse fort, vertrok hij na de bouwmaterialen verkocht te hebben. Dit was een grote verandering en toont de waarheid aan van het spreekwoord wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. In de brief van 6 april 1756 is er genoegen over geuit dat door de oplettendheid van de dienaren een nadelig plan, gesmeed door de Engelsen en de regent van Bandar-e Rig, is verijdeld. Van Kniphausen heeft hier, als in andere gevallen, getoond een man van subtiel verstand en tevens nuttig dienaar voor de Compagnie te zijn. Hij kan de handel in een land dat geteisterd wordt door onlusten en zijn ondergang tegemoet gaat, niet dwingen, hoewel hij zich van zijn plicht kwijt en alles doet wat gunstig kan zijn.) Het totale verval van Benderriek, waarvandaan sig alle Armeensche en Persiaansche coopluyden successive retireeren, mitsgaders sig of naar Bassoera, of naar Karreek begeeven, mitsgaders het gevangenneemen van den Boucheersen regent, hiervoorengemelt, waardoor alle inwoonders die maar iets besitten, gemelde plaats verlaaten, als wel weetende dat sijn randsoen op haarliede soude uytdraayen, konde misschien hierin wel eenige voordeelige verandering toebrengen en weynigstens de gegoedste mensen van deese landstreek onder 's Compagnies protectie brengen. 'tGeen vooreerst nogal wel gevogten zijn zoude, also rijke inwoonders altoos profijt, maar geensints nadeel aan den landheer toebrengen. Een der voornaamste Persiaanse cooplieden te Boucheer gewoont hebbende, met naame Agie Ibrahim, en dewelke na de gemeene roep meer als vijf lak ropijen possideerde, had zig met zijn familie op Karreek terneer geset en aldaar een groot huys gebouwt, waaromtrend hem de residenten op alle wijze de behulpzame hand geboden hadden. Bagdatse coopluyden volgen souden, die hem commissie gegeeven hadden eenige bequaame plaatsen tot het bouwen van hunne huysen uyt te sien. 'tGeen wij hoopen en wenschen dat van gevolg mag zijn. Twee in deselve distantie als Benderriek en Boucheer van Karreek afgeleegene plaatsen, Bender Delam en Ghinova genaamt, quaamen hierdoor op te luyken, also de regenten aldaar niet nalieten de cooplieden en caffila's, soowel als ons, alle vriendschap te bewijsen en daardoor tot zig te trekken. Fol. 831r-832r. (Een blijk van vrienschap was het terugzenden van twee gedeserteerde matrozen en vier sodaten. Om een voorbeeld te stellen is de aanstichter onder de vier soldaten, Johannes Ploon, door een krijgsraad van de kapiteins- luitenant en de luitenants ter dood veroordeeld en kregen de overige drie een militaire correctie. De inkomsten in 1754/55 waren sober en bedroegen ƒ 67.873, terwijl de uitgaven ƒ 183.001 waren. In het vorige jaar bedroegen de laatste maar ƒ 33.230, d.w.z. ƒ 149.771 minder. De hogere uitgaven schrijven de residenten toe aan ƒ 105.427 voor het nieuwe fort, ƒ 31.074 voor de schepen, ƒ 15.404 aan scheepssoldijen. Van 1 september 1755 tot 5 augustus 1756 werd er voor niet meer dan ongeveer ƒ 50.000 verkocht, meest specerijen. Als een proef is voor Nederland en Batavia 23.485 lb koffiebonen uit Mokka toegezonden, die tegen 91/2 stuivers, of na aftrek van het verlies op de geldspecie, voor 83/4 stuivers het lb was ingekocht. De residenten zeiden dat, als deze inkoop werd goedgekeurd, er wel 600.000 lb per jaar te verwerven was. Omdat deze koffie te duur is Deese Persiaan had hun verseekerd dat hem binnenkorten verscheide Chirase en ---de omstandigheeden van 't Persiaanse rijk en principaal van de daaromtreeks leggende (Daarom is aan de carga's van de Mariënbos, kapitein-ter-zee Kornelis de Nijs en onderkoopman Johan en de kwaliteit niet voldoet, is van verdere inkoop afgezien, alsmede van het in dienst nemen van janitsaren of Perzische militairen voor Batavia. Op grond van de eerder met de Krabbendijke toegezonden monsters schapenwol van de overkant, zijn 10.000 lb van elk soort, de ene voor 6 stuivers, de andere voor vier, besteld. Het afdanken van de Huis ter Duine wegens slechte staat en het overbrengen van bruikbare uitrusting en ammunitie op de Krabbendijke is goedgekeurd. Omdat de met de Vlietlust gezonden militairen te Gamron zijn aangehouden, zijn er 45 man tekort, wat slechts met 24 man met de Bevalligheid uit Batavia kon worden opgevangen. De voorlopige aanstelling van boekhouder Robbertzon tot vaandrig is goedgekeurd; het bestuur mag op verzoek en bij afloop van de diensttijd, vrijburgerschap verlenen, zoals het geval was met een soldaat en een matroos, wat voor de Compagnie niet nadelig is, omdat bij de groei van de kolonie het garnizoen verminderd kan worden. Het is het bestuur toegestaan juwelen particulier in te kopen en ze naar gemachtigden in Batavia te zenden, die ze daar aan de Compagnie verkopen moeten zonder berekening van interest en het risico ter zee. Er moet voorzichtigheid betracht worden met het ruilen van goederen. Met de Mariënbos kwam uit Muscat het gunstige bericht van de residenten te Kharg, dat in de brief van 16 januari 1757 te vinden is, dat) landen, omtrent de negotiën sodanig ten goeden veranderden dat sij zig flatteeren mogten, binnen dit jaar 1757 soo niet alle, tenminsten 't grootste gedeelte van de daar en te Gamron sig bevindende restanten aan de man te helpen, waartoe de oorlog tussen de Engelse en Franse natiën seer veel naar haar gedagten contribueeren souden. Fol. 835v. Christiaan Gotze, opgedragen, als ze dat nuttig vinden, van Muscat op weg naar Batavia met hun restant aan lading Kharg aan te doen. Zij hebben daar echter vanaf gezien omdat ze geen lading meer over hadden. Direct na hun aankomst in Batavia is de Amstelveen met suiker, porselein, manufacturen en andere goederen naar Kharg gezonden. Op 22 juli 1757 is met de Barbara Theodora bestemd voor Muscat de eis voor Nederland meegegeven met de opdracht hierover met de residenten te Gamron te corresponderen hoe deze zo voordelig mogelijk ingekocht kan worden. Op 6 mei 1756 keerde de Mariënbos uit Muscat terug onder de kapitein-ter-zee en tweede carga, nadat de vierde carga en onderkoopman Johan Christiaan Gotze op 29 januari 1756 te Muscat was overleden. Men was zeer voldaan over de vriendelijkheid van de imam. De hele lading van ƒ 105.762, uitgezonderd een baal Ceylonse kaneel en vijf kisten met manufacturen, was verkocht met een winst van ƒ 85.134. Daarom is de Barbara Theodora op 25 juli 1757 met een lading van ƒ 113.605 naar Muscat gezonden onder kapitein Simon Rood, en onderkooplieden Barend Kersseboom en Pieter Bruno Verschuur met de opdracht rechtstreeks naar Muscat te varen en, net als Kornelis de Nijs en Johan Christiaan Gotze, de benjaan Taram Ram als makelaar te nemen.) buyten d' 100 lb. {peeper na aftrek {foelij van alle ongelden {nagelen en Dewelke alle, niet minder als de daarneevens genoteerde prijzen dicteeren, moeten verkogt worden, hebben wij hun teffens soomin als in voorigen jaare de markt bepaalt, maar alleen het belang van de Compagnie op het serieuste, aanbevoolen. Fol. 837v. dukaten ƒ 6,12,-, gouden ropia's ƒ 18,18,-; bij gebrek aan contanten kan het koper tegen ƒ 80,-,- het 100 lb voor goederen geruild worden. Bij aankomst in Muscat moet met de dienaren op Kharg gecorrespondeerd worden over lokale handelskennis. Als de imam van Muscat vraagt waarom er geen gebruik is gemaakt van zijn toestemming om een factorij te bouwen, moet het antwoord zijn, dat het niet in het belang van de Compagnie is meer vestigingen te hebben en dat zij slechts de handel met vrienden en buren wil bevorderen. De Compagnie wil net (De volgende koersen moeten aangehouden worden: keizerdaalders 60 stuivers, ropia's 27 stuivers, gouden 18, -, ƒ 40, -, ƒ 22, 10, ƒ ƒ 35, -, ƒ 640, -, ƒ 280, -, ƒ 500, -, ƒ 600, -, - - - - - - - - {'t ijser {thin {spiaulter {nootenmusc. {canneel Ceylons Uit de brief van Gamron van 8 september 1756 blijkt dat daar voor Batavia gereed ligt 250.000 lb Meldende alleenig, omtrend de constitutie van 't Persiaansche rijk dat hetselve door de De als admiraal repatriërende raad ordinair Jan Gideon Loten is bij besluit van 14 oktober 1757 Deesen Charog Chan had de ministers bevoorens van sijn onderneeming kennis gegeeven als het vorige jaar, slechts vrij van belasting handeldrijven en heeft daar geen negatieve verwachtingen van. Er moet hierover slechts gesproken worden, als de imam daarop aandringt, maar zonodig moet men protesteren tegen kosten, schaden en renten. GAMRON zwavelaarde, 200 last bergzout, 75.000 lb oud koperwerk, 10.800 lb ruinaswortels met een totale waarde van ƒ 121.023 die niet verzonden waren, omdat de residenten te Kharg de Krabbendijke niet langer dan vijf dagen te Gamron wilden laten liggen. Ingeladen waren slechts de contanten, de Kirmanse wol en enige kleinigheden tezamen waard ƒ 48.236, terwijl door tijdgebrek het verslag over de handel van het afgelopen jaar niet klaar was gekomen.) onophoudelijke oorloogen van de regenten aldaar teegens malkanderen, derselve onmenschelijke bedrijven en aaneenschakelingen van contributies in sulken desolaten en confusen toestand gebragt was dat den armen inwoonder, van alles uytgeput, thans d' uyterste tinarije en wreedheid van haar moeste ondervinden. Sijnde onder anderen Lhaar door den gouverneur van Kirman, Sjarog Chan, over 't aanhouden van een caffila aldaar, te Kirman thuyshoorende, met sijn canon en bomben ten ondersteboven gekeerd, in sooverre dat de belegerde met de sabel om den hals en den alcoran in de hand buytengekoomen waaren en om lijfsgenaade gebeeden hadden. 'tGeen den overwinnaar haar ook geschonken en sig alleen tevreeden gehouden hadde met het rijke tresoor van den hertog van Lhaar, 'tgeen sig daar bevind en waaromme het Charog Chan 't meeste te doen was. en teffens seer kragtig g'insteerd om kruyd en lood, 'tgeen sij hem egter in beleefde termen geweigert. Dog desnietmin sijnen sjappers na haar gewoonte beleeft onthaalt hadden, 'tgeen bij de Engelsche met contrarie geschied was. En 'twelk deesen hertog soo qualijk had genoomen dat hij den Engelschen wollfactoor aldaar immediaat den in- en verkoop verbooden en den onsen daarenteegen alle moogelijke adjude te verleenen belooft hadde. Sijnde egter de quaadheid teegens voornoemde natie door den agent mr. Douglas en met tusschenkomste van verscheide aansienelijken presenten eyndelijk weerom te goede verandert. Fol. 839v-840v. land geruild hadden mogen worden; dit is andere naties wel toegestaan. Er waren veel geslepen diamanten aangevoerd, onder andere één van 55 karaat van de beste soort. Als er wel zo gehandeld had mogen worden, zou er boven de gewone verkoop wel voor ƒ 150.000 afgezet zijn. Daarom wordt hier wederom toestemming voor gevraagd, vooral wegens toenemend geldgebrek, zodat de zending naar Kirman en de dagelijkse uitgaven nauwelijks bestreden kunnen worden. Hierop is hetzelfde geantwoord als hierboven ten aanzien van inkoop van juwelen onder Kharg is vermeld. Op 6 april en 25 juli 1757 zijn met de Bevalligheid voor Kharg en de Barbara Theodora voor Muscat dezelfde bepalingen voor de handel overgebracht, alsmede de eis uit Nederland voor Perzië. KAAP DE GOEDE HOOP aangesteld als commissaris om na te gaan in hoeverre de hervormingen van 1753 zijn doorgevoerd. Tijdens zijn verblijf aan de Kaap heeft hij daar het oppergezag. Per brief van 29 oktober is het bevolen om op de akten van dienaren die op hun uitreis promotie hadden gekregen, een zegel van zes stuivers te gebruiken en aan de burger Gerrit de Bruijn is het toegestaan om met de retourschepen 100 kisten thee, die daar achter gebleven waren, op vracht volgens het gebruikelijke tarief mee te geven naar Nederland. In de brief van 15 november 1757 is de behandeling van het Ceylonse retourschip de Liefde, dat na veel sukkelen de reis kon vervolgen, goedgekeurd.) Dog het verleenen van transport aan den Engelsen collonel Heron, en een Franschen officier Rengsberg hebben wij als een gedaane zaak moeten passeeren, gelijk meede dat de ministers aan den Franschen capitain van het freguat Le Charles gepermitteerd hadden, een (Het bestuur zegt dat de verkoop van goederen veel beter was geweest, als ze tegen de producten van het Hetgeene dit jaar van Java met diverse scheepen en mindere vaartuygen na Indiaas Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 314 r. 7-p. 317 r. 27. Aan de tumenggung van Japara, eerste regent lading tarwe in te koopen, temeer sij de noodige ordres teegens de sluykerijen in coffijboonen gesteld, terwijl sij 30.000 lb ebbenhout van dien capitain ingekogt en na Nederland versonden hadden. Fol. 842v-843r. (Het lichten van voorraden en manschappen uit de schepen moet zo min mogelijk gebeuren, aangezien Batavia in het bijzonder een tekort aan matrozen heeft. Ondanks de slechte staat van het gewas moet de eis aan graan vervuld worden. De handelwijze met de door een zware orkaan gestrande schip de Voorzichtigheid, waarvan bemanning en lading gered konden worden, is goedgekeurd. Een legger wijn of brandewijn moet niet op 408 kannen, maar op ten hoogste 360 kannen gerekend worden en de keldermeester mag voor spillage enkele meerdere procenten toegerekend worden. Wegens bederf mogen de schepen slechts voor drie maanden gezout Kaaps vlees meekrijgen en ƒ 240.000 aan overtollig kleingeld moet naar Batavia gezonden worden. De Amelisweert die naar de Kaap werd gezonden, moet, nadat aan de eis voldaan is, zo snel mogelijk met tarwe en andere producten terugkeren. JAVA'S OOSTKUST aldaar, is wegens zijn hoge leeftijd ontslag verleend; hij is opgevolgd door de zoon van zijn broer, Wiero Mantri, onder de naam Tumenggung Raxa Prodja.) hoofdplaats is overgebragt, bestaan in 5363 139 2 1.375.000 2280 16.625 7800 9125 11.362 500 13.547 4669 922 36.630 nieuw aangebouwde vaartuygen 17 61/4 lb. 8. contanten aan koopmansz. provisiën etc. de getrocke wissels en de van d' heer Harting in cas g'accepteerde gelden om de renten teegens 3/8 percento 's maands of te gader De winsten van dit gouvernement hebben in 't boekjaar lasten rijst groene en witte cadjang ,, boonen ,, poederzuyker lb. indigo ,, peeper swarte ,, dito lange ,, cubebe of staartpeeper ,, cattoene gaaren ,, ,, cardamom kannen klappusolij pees balken swalpen ,, ,, Chineese planken en eenige andere houtwerken meer, neevens verscheide zijde, te samen in gelde belopende een somma van ƒ 477.468,4, Inteegen bedraagd de versending derwaarts aan ƒ - ƒ 12 ƒ - ƒ - ƒ 12 pees bergkleetjes 32.000,-, 164.116,12, 257.407,14, 86.400,-, 539.924,6, 465.627,5, 460.321,19, 5.305,6, ƒ 8 ƒ 8 ƒ - (Dit resultaat is ƒ 104.056 beter dan het jaar ervoor toen de uitgaven de inkomsten overtroffen met ƒ 1755/6 gesommeert de lasten sodat te boven is gelegt Fol. 849r-850r. 98.751. De lasten van de troepen bedroegen in 1754/55 ƒ 706.414 en dit boekjaar ƒ 353.002, d.w.z. ƒ 353.412 minder. Tevens is het goedgekeurd om te Gresik een nieuw pakhuis te bouwen en de twee oude te repareren voor ƒ 3840. Op de verkochte goederen bij inkoop met inkoopsprijs ƒ 30.089, werd ƒ 27.841 winst gemaakt, d.w.z. ruim 92 %. De zijdeteelt te Tegal, waaraan in Bengalen ƒ 2112 werd besteed, bracht 61/4 lb zijde op, wat tegen ƒ 8 het lb aan Batavia in rekening is gebracht, terwijl de overige kosten zijn afgeschreven. Van de suikermolenaars is, afgezien van pacht van de sjahbandarij van Wallahan en Japara, per persoon 300 pikol van iedere plaats genomen, omdat ze er geen uitweg voor wisten, ondanks de vrije uitvoer en invoer te Batavia. De pachtpenningen zijn binnengekomen en de sjahbandarijen zijn conform de resolutie van 17 december 1756 voor drie jaren aan de regenten afgestaan voor 3389 Spaanse realen per maand, d.w.z. 845/6 meer als de voorgaande pacht. De voorwaarden waren ongewijzigd, behalve dat het katoenen garen als een Compagnies monopolie hiervan uitgesloten is. De pachten die de regenten niet wilden hebben, zullen op de gewone tijd geveild worden. De volgende mutaties hebben plaatsgevonden: opperkoopman en opperhoofd te Surakarta Jan Hendrik Abrahams zou op verzoek repatriëren, maar is overleden; hij is opgevolgd door de koopman en pakhuismeester te Semarang Hendrik Duurvelt die werd bevorderd tot opperkoopman; deze is vervangen door de onderkoopman en soldijboekhouder Matthijs Frederik Hemsing die tot koopman is bevorderd; deze is op zijn beurt vervangen door de assistent Johannes van Dollen die is bevorderd tot onderkoopman. Naar Java zijn in afwachting van werk overgegaan de onderkooplieden Marten van der Sleijde, mr. Jacob Brinkhorst en Gerardus Willem van Renesse. Van het korps dragonders is overleden de kapitein Jan Willem Hertzogenraad in wiens plaats de boventallige kapitein-luitenant van dat korps Charles Louis Colmond is getreden; tot luitenant is bevorderd de onder-luitenant Frederik van Wijnerman en tot onder-luitenant de kornet Casper Lodewijk Tropponegro; bij de infanterie is een vaandel gegeven aan korporaal Johan Francois Dessonje, terwijl vaandrig Frans Haak tot ingenieur is benoemd ter vervanging van de overleden luitenant-ingenieur Claude Mandre. CHERIBON 56 1240 976.937 lb. 790.437 ,, ,, 15.250 ,, 5000 ,, 7875 312 ,, pees balken 2900 57.300 ,, Fol. 852r-v. (Aan goederen is naar Cheribon gezonden voor ƒ 58.752 en aan diverse behoeften ƒ 12.761, terwijl in de kas is gestort ƒ 139.937, wat tezamen ƒ 211.451 is. De inkomsten bedroegen in 1756/57 ƒ 87.111 en de uitgaven ƒ 24.456, zodat er een positief saldo van ƒ 62.655 is, d.w.z. ƒ 157 meer dan het vorige jaar, toen de winst ƒ 62.498 bedroeg. Volgt De Jonge, Opkomst X, 4 p. 318 r. 1-5. Na ontvangst van een goed monster is goedgevonden jaarlijks tot 25.000 lb curcuma tegen ƒ 10,111/5 de 100 lb in te kopen. De te Indramaju opgetrokken logementen en opstallen zijn voor ƒ 2400 overgenomen van de aftredende resident Seneca Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 317, r. 28-34.) Sodat den aanbreng alleen heeft bestaan in lasten rijst en bossen padij, nevens maar een matige quantiteid van coffijboonen zuyker cattoene gaaren indigo peeper cardamom duygen en andere houtwerken meer, te saamen emporteerende ƒ 196.188,9,8. ƒ ƒ ƒ 66.451, 14.730, 51.721, 11, 7, 4, 8 8 -, Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 318, r. 9-14. Met enige kleinigheden was de totale waarde ƒ Met 't sluyten der boeken sub ult. aug. 1756/7 hebben de lasten deeses commandements Het lid van de Hoge Regering Joan Gideon Loten is gerepatrieerd als admiraal over de retourvloot en de Ingerssen. De pachten mogen voor drie jaar bij admodiatie worden uitgegeven, dan wel geveild, al naar gelang wat het beste is voor de rust, als ze maar niet minder dan nu opbrengen. De in 1752 aangestelde regent te Limbangan raden Ranga kreeg de titel en naam Tummenggung Wangsa Riedja. BANTAM 289.827. Naar Bantam is gezonden voor ƒ 268.875 aan contanten, ƒ 22.209 aan goederen, en ƒ 13.086 aan levensmiddelen en andere benodigheden, tezamen met een waarde van ƒ 304.170.) beloopen een somma van en de winsten sodat de lasten de winsten surpasseeren ofte ƒ 1067,8,8 meer als 't jaar bevoorens, door noodsaakelijke reparatie der bouwvallige woningen, en door 't ophaalen van een nieuwe muur van drie steenen dik teegens de buytenmuur aan, om te prevenieeren de gedreygde instorting van de gordijn aan de zuidoostkant van 't fortres Speelwijk, ten lengte van 21 roeden en ter hoogte van 14 voeten, eguaal met de drie andere gordijnen, mitsgaders 't maaken van een nieuwe brug aan de noordkant van 't fort in steede van de vervallene valbrug. Fol. 854r-v. (Conform de opdracht van de Heren XVII in hun brief van 1 oktober 1756 is goed gelet op vestiging van de Engelsen in de vlakke hoek van de Lampongs, maar er is niets van gemerkt. Beëdigd schrijver Hendrik Croon is bevorderd tot onderkoopman. BATAVIA raden extraordinair Nicolaas Harting en Louis Taillefert zijn op hun post gebleven. Toen Taillefert op 11 januari 1757 vertrok en volgens gebruik door de raad uitgeleide werd gedaan, is de raad extraordinair Adriaan de Nijs opzettelijk blijven zitten. In de vergadering van 22 februari bleken de opvattingen hierover zeer te verschillen en daarom wordt er voor zulke zaken een vaste regel gevraagd. De radicale beschrijvingen van Ternate en Malabar zijn 25 januari 1757 behandeld, die van Bandjarmasin op 9 juni, van Coromandel op 17 november en die van Bengalen op 31 december; er wordt verwezen naar de geheime besluiten. Volgens het besluit van 25 januari 1757 is aan de Raad van Justitie voorgesteld om de beambten voor het lezen van brieven en papieren van gegijzelden of gevangenen, ter bewaring van vrijheid, van een bijzondere opdracht te voorzien en hun te verbieden om zich daar mee te bemoeien of daartoe verzoek te doen. Op 31 mei 1757 is gesproken over het uitvoeren van een tocht van een gerechtelijke commissie naar Krawang en de veldschans Tandjungpura en is) ---goedgevonden om de bovenlanden, die thans in een gewenschte ruste zijn, niet te turbeeren door een justitieele commissie verseld van een sleep geregtsbediendens, waardoor ongetwijffeld den timide inlander, zulk een toestel ongewoon, seer g'allarmeerd zoude werden en aanleyding gegeeven om te verloopen, deselve commissie niet te laten voortgaan, temeer om andere goede reedenen die daar jeegens militeeren, en dat alle de gerequireerde persoonen na vorige usantie, en zoals reets bevorens in ditzelve geval was geschied, vandaar konde werden ontboden na den gebruyke. Fol. 856r-v. (De advocaat-fiscaal mag geen verdere stappen ondernemen in het oproepen van de secretaris te Malakka Frans Lodewijk Piazzol c.s., omdat hij bij het passeren van een akte in tegenspraak met de tekst niet aanwezig was. Er is een circulaire uitgegaan met een verbod aan gezworen personen fungerend als notaris, om akten te passeren en te laten ondertekenen, als ze zelf en hun getuigen niet aanwezig zijn. De weesmeesters klaagden dat commissarissen van de Raad van Justitie op 20 augustus 1757 het stempel op de verzegeling van hun kamer, waar zij goederen van de overleden cipier Andries Retting bewaarden, hadden afgescheurd. Hierop is op 16 september besloten om van de raad uitleg over deze stap te vragen, waarop deze om een kopie van het protest van de weesmeesters vroeg. Dit is op 27 september afgewezen om geen onderlinge strijd te riskeren, en het verzoek om Om het verval der vaste goederen, die met fide commis beswaard zijn, is den 26e inlichtingen is herhaald. Op 14 december besloot de raad, wat zijn president op 23 december overbracht, dat hij zijn verzoek handhaafde en zich niet gehouden achtte om aan het verzoek om inlichtingen te voldoen, waarop direct weer zeer aangedrongen is. Bij besluit van 10 juni 1757 is raad extraordinair Dithard van Rheede tot president- weesmeester benoemd, als opvolger van raad ordinair Jurgen van der Spar. Als leden zijn op 1 maart benoemd onderkoopman Johan Gerard van Angelbeek en de burgers Willem Schol en Guillaume Tesseire, terwijl secretaris Jan Arend Meijer, omdat de tijd daarvoor allang was gekomen, tot opperkoopman is bevorderd. Op 8 november 1757 is besloten om de weesmeesters te bevelen, aangezien er sinds 1717 geen kapitalen van onbekende wezen overgeboekt zijn, om wat sindsdien onder haar administratie is gekomen, renteloos in hun kas op te nemen. In dezelfde vergadering is de weesmeesters restitutie in integrum, d.w.z. herstel in de vorige toestand, toegestaan tegen de uitspraak van de Raad van Justitie van 11 september 1756 in de zaak tegen de erfgenamen van opperkoopman en groot-kassier Jan van Landschot. Het kapitaal dat eind augustus 1757 door de weesmeesters beheerd wordt, is ƒ 4.859.635, en overige renten in Compagnies kas gestort, is ƒ 3683. In het College van Heemraden is het overleden lid Jan Fredrik Grabo vervangen door hoofd-ingeland Johannes Goon. De inkomsten van dit college waren ƒ 77.664 en zijn lasten ƒ 53.558, waardoor het kapitaal is gestegen tot ƒ 119.630. Volgens besluit van 11 februari 1757 hebben president en leden van het opgeheven College van Comissarissen van Zee- en Commerciezaken rsd 5284 aan commissarissen van de bank en Bank van Lening overgemaakt, terwijl de commissies die nog onder hun beheer zijn, voor hun rekening blijven. De kassier van de bank Johannes Vos is tot koopman bevorderd.Tot comissaris van het College van Commissarissen van Huwelijkse en Kleine Rechtszaken zijn benoemd de onderkoopman Jacobus François Somers en de burger Cornelis Ruijsch. Uit het rapport van 31 mei 1757 blijkt dat aan de boedelmeesters een moslim is toegevoegd en een Chinees daarin vervangen. Eind augustus 1757 bedroeg het kapitaal ƒ 289.064. Mr. Gerbrand de Jonge is van onderkoopman advocaat geworden bij het College van Justitie, terwijl de assitenten Johan Hendrik de Blecourt en Lambertus Datama als procureurs zijn aangesteld en de beëdigd klerk Steven Lieve Garrison, in plaats van de gerepatrieerde Jacob Levier, tot notaris is benoemd. Met de Chinese jonken zijn 1170 Chinese nieuwelingen aangekomen en toegelaten.) aug. goedgevonden de resolutie van 29 mey 1705 desentweegen te vernieuwen en extendeeren, met verbod eenig fidei commis te maaken ten behoeven van Chineesen, Maleyers, mooren, Javanen, Baleyers ofte andere onchristenen, item alle vrijgegeeven slaven en vreemdelingen, zullende boedelmeesteren opneem doen van de teegen voorsz. ordre gedane makingen, waarover men na in te komen berigt disponeeren sal. propogatie der christelijke godsdienst onder den inlander, is den 25e jann. besloten in de schoolen daar 't Arabijs en Maleyts geleerd werd, eenige Europese jongens van goed begrip in dezelve taalen te laaten onderweysen, om denzelve vervolgens te employeeren ter beantwoording van het in deesen bedoeld werdende salutair oogmerk. Fol. 859v-860r. bedraagt, dat van de diaconie ƒ 273.961 en van het leprozenhuis ƒ 104.477. De rekening van de Lutherse Kerk vertoont een debet van ƒ 6870, terwijl de inkomsten en uitgaven dit jaar in evenwicht waren. Op 17 juni 1757 is besloten een lening van ƒ 240.000 tegen 41/2 % uit te schrijven en op 27 juni één van ƒ 192.000, terwijl op 4 november werd besloten ƒ 360.000 af te lossen, wat niet werd uitgevoerd omdat het geld in Coromandel nodig was. Men is slechts met mondjesmaat voorzien; de betaalde rente bedroeg het afgelopen boekjaar ƒ 371.469 en het debet ƒ 9.348.891. Op 25 januari 1757 is besloten naast de Suratse ropia de Perzische ropia wegens het goede gehalte gangbaar te maken tegen 30 stuivers door ze te bestempelen met het Javase merk van de dukaten, en op 27 juni deze specie te accepteren tegen 28 stuivers; er zijn er echter nog geen aangeboden. Eveneens in de vergadering van 27 juni is besloten geen duiten uit de kas van de Compagnie te verstrekken, omdat ze met een agio van 10 zelfs 12 % tegen zilvergeld gewisseld worden. Hiermee zal voortgegaan moeten worden, waarvoor een bepaling op de verwisseling werd gemaakt die 9 september weer is ingetrokken. De verwisseling is nu vrij zonder bepaling.) 70.347 (Bij de resolutie van 1 april 1757 is genoteerd dat het kapitaal van de Gereformeerde Kerken ƒ 45.922 Kerkelijke zaaken. Op der scholarchen consideratiën bepalende de middelen tot Den inkoop te Batavia in 't boekjaar 1756/7 bestaat in bos bindrottings Jaccatraase Den verkoop in voorsegde tijd van De leverantie van suyker en arak, gereguleert ter sessie van 28 junij, hebben de diverse lijwaten, wolle en andere manufactuuren en andere coopmansz. en kleenigheeden, kisten amfioen baalen canneel nagulen lb. nooten ,, ,, peeper tin ,, peeper Bantamse en Mallabaarse dito Palembangse sappanhout salpeeter tin Banka's coffijboonen cattoene gaaren ,, ,, curcuma ,, indigo ,, peeper suyker candij ,, ,, dito poeyer lb. kooper Japans in platen 105.349 ,, 241.654 ,, 766.341 ,, 262.916 ,, 124.960 978.166 ,, 2.790.638 ,, 22.102 ,, ,, 30.030 ,, 6932 ,, 80.137 624.623 ,, 5.456.992 ,, bedraagende, neevens weinige mindere articule, ƒ 1.409.781,-. moolenaars zeedert eene nadere leverantie versogt, dog den voorraad heeft niet gepermitteerd daarin vooralsnog te consenteeren. 1200 500 6625 625 211.625 203.375 monteerd te samen ƒ 2.420.033,-. Fol. 861v-862r. augustus, 2 en 20 september, 4 oktober en 17 november 1757. Omdat de Heren XVII iedere vaart van Batavia op China verboden hebben, kan een grote hoeveelheid tin die niet zonder gevaar af te zeggen is, niet daarheen afgezet worden. De tekorten in de medicinale winkel worden besproken in de resoluties van 1 maart en 29 juli 1757. De portie van Rijnier Harmensz. is merendeels binnengekomen. In de resoluties van 2 en 20 september wordt gesproken over de verbranding van bedorven specerijen en het gruis daarvan. Van een bij resoluties van 10 en 21 september 1756 opgelegde vergoeding van ƒ 21.308 voor in 1752 met verlies in Nederland verkochte Dhakase textiel, die met de Waakzaamheid en Bevalligheid is aangebracht, is op 21 oktober 1756 besloten ƒ 17.291 af te trekken; zie de vaderlandse eis voor 1756 en de resolutie van 22 augustus 1755. Dit bedrag komt voort uit een eveneens met schade verkochte partij doeken van ƒ 76.263, waarvan de dienaren in Bengalen wel duidelijker bewijs moeten geven. Het resterende van ƒ 4017 is bij de vermelde resolutie van 21 september 1756 in plaats van de belaste som als volgt verdeeld) door den oud-directeur Kersseboom uyt den boedel van den overledene Houglijs hoofdadministrateur Carel Pijhl uyt den boedel van koopman Tabutau en door den koopman Isink, de gerepatrieerde onderkooplieden Van der Beets en Copper, mitsgaders den onderkoopman Bastiaans eyder ƒ 332,1,-, ofte uytmakende gemelde Fol. 863r. verdeeld) door den oud-directeur Kersseboom voor hemzelfs (De voornaamste resoluties hierover zijn die van 18 januari, 8 februari, 10, 13 en 24 mei, 3 juni, 12 (De te vergoeden ƒ 76.263 is naar rato van het aandeel in het genoten middel van bestaan als volgt ƒ 1.494, 5, 12 ƒ 664, 2, ƒ 531, 6, - - ƒ ƒ 1.328, 6, - 4.017,19, 12 ƒ 15.185,5, 8 ƒ 25.983,14, -5 - - - - - - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 2.024,14, 3.374,10, 3.374,10, 3.374,10, 2.024,14, 8.436,6, - 3.374,10, Van Ruijven Verbeek d'Arnoud Copper De Leuw Assendelft en voor de overledene en gerepatrieerde voorsoverre niets uyt derselver boedels of agtergelatene penningen gerecouvreert kan worden als: voor Macaffrij ,, ,, ,, ,, ,, ,, behoudens desselfs guarand, sowel op de boedels der overledene als goederen en personen der gerepatrieerde, met ordre na Bengale en de Caab om 'tgeen van gemelde boedels of personen daar te vinden mogte weesen, over te brengen in Compagnies cassa om te strekken in mindering of voldoening van gemelde som door den presenten directeur Bisdom uyt de boedel van Pijhl door den equipagiemeester Zuijdland door dertien pennisten ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, nog in de opgelegde belasting van ƒ 11.944,-, weegens in Souratta met een verlies van ƒ 62.781,9,8 verkogte Bengaalse zijde met alteratie van de bevorens gemaakte Verdeelingen, den oud-directeur Kersseboom, met ontheffing van desselfs reekening voor ƒ 17.938,10,-, te laten participeeren ad door den directeur Bisdom als gemagtigde van den gewesen directeur Huijghens te laten betaalen door gemelde Bisdom voor hemzelfs door den equipagiemeester Zuydland en door de volmagten van den onderkoopman d'Arnoud Fol. 863v-864v. bepaald aan de Heren XVII te berichten dat de belasting met de bovengemelde ƒ 25.9838 niet volgens oud gebruik is geschied, maar op hun bevel bij de eis voor 1756. Bij besluit van 8 november 1757 werd de aan 't Cassimbazaars opperhoofd Vernet den onderkoopman Crombou ,, dito Bastiaansz. vier Cassimbazaarse pennisten den Sourats secunde Drabbe den koopman Isinck drie Pattenase pennisten 6.749, -, 4 ƒ 5.399,4, - ƒ 3.374,10, ƒ 1.754,15, ƒ 5.399,4, - ƒ 1.349,16, ƒ ƒ 1.349,16, - ƒ 539, 18, - ƒ ƒ ƒ 5.399,4, - 3.374,10, 405, -, - ƒ ƒ ƒ ƒ Te samen ƒ 5.541,1, 1.970,3, 1.231,3, - 11.944,1, 738, 16, Uytmakende - - - - (Bij besluit van 4 november 1757 werd ten gunste van de oud-directeur van Bengalen Jan Kersseboom ƒ ƒ 35.094,17, 4 76.263,16, 126 ƒ 2.462,13, 8 - - - -7 5 Ten rechte ƒ 25.986,14,- 6 Ten rechte ƒ 76.267,16,12. 7 Ten rechte ƒ 11.943,16,8. 8 Ten rechte ƒ 25.986. Kersseboom oplegde vergoeding van ƒ 23.857 voor fouten in de Bengaalse negotieboeken van 1753/54, alsmede de 1/6 premie voor de ontdekker, teruggebracht tot ƒ 10.071, te weten ƒ 8632 voor de fouten na aftrek van de voordelige posten en ƒ 1439 aan premie. Kersseboom moet hiervoor voldoende cautie stellen tot nader bericht uit Bengalen en het besluit van de regering. Hierop wordt ƒ 7081 in mindering gebracht die Kersseboom op zes soldijrekeningen tegoed heeft. Hij stelde cautie voor betaling binnen zes maanden en gaf in de zitting van 10 november 1757 een borgtocht van ƒ 39.567. Er zijn in de zitting van 4 oktober 1756 twee zeilorders vastgesteld voor de in maart, april en september van Bengalen naar Batavia zeilende schepen en deze orders voor Surat en Malabar zijn uitgebreid met het bevel dat de westkust niet vermeden mag worden, wat nadelig zou zijn. De kaart van de westkust is verbeterd door het plaatsen van droogten en ankergronden door het schip Sparenrijk op drie plaatsen acht mijl uit de kust en negen mijl ten zuiden van Pulau Batu. De kaart van de Golf van Bengalen zal verlengd worden tussen Arakan en Bengalen, zodat de punt van Palmeiros westelijker ligt dan op de Indische kaart en de eilanden hun juiste ligging krijgen. De uitgaande schepen hebben hun consumptierekeningen redelijk verantwoord; alleen de Delft kreeg de volle premie van ƒ 1200. Het geleverde vlees was beter dan in voorafgaande jaren, maar deels nog niet goed gepekeld; zie hierover de kamerbriefjes. Het verongelukken van de Bloemendaal uitvoerig vermeld in de Suratse brieven, is in de vergadering van 15 maart 1757 als onherstelbaar beschouwd en de verloren ladingen van de Elswoud en Diemen, respectievelijk ƒ 19.177 en ƒ 21.922, zijn afgeschreven. De Arnestijn is in september 1757 ter sloop voor ƒ 4416 verkocht, twee kleine vaartuigen in december voor ƒ 1872, 15 sloepen en schouwen zijn ten laste van hun plaats van bestemming gebracht en enige overtollige equipagegoederen zijn ingenomen; zie het besluit van 13 december. Vier Turkse passen van de Voorburg, Dishoek, Arnestijn en de Voorzichtigheid zijn in oktober naar Nederland verzonden; het eerste schip is in Bengalen en het laatste bij Kaap de Goede Hoop verongelukt. De vloot bestaat uit 45 schepen van 150 voet, 58 van 130 voet of meer en 4 van meer dan 100 voet, in totaal 107 schepen, doch veel schepen hebben geen bemanning en de berichten over nieuw personeel zijn slecht. Kolonel Gerrit van de Pol, hoofd van de militie, is overleden; het commamdo is voorlopig opgedragen aan luitenant-kolonel en groot-majoor Gerardus Beylanus de Wendt, waarover van de XVII nog geen bericht is ontvangen; zie de resolutie van 22 april 1757. De besluiten van 6 oktober en 6 december 1757 over een betere verantwoording van het buskruit hadden succes; zie de resolutie van 30 december.) houte loots en wagthuys opgehaald, en 't jaarlijks onderhoud aanbesteed voor ƒ 2184,- ingevolge resolutie van 7 febr., 20 september en 29 dito. De verbetering aan de stadswerken en buytenfortjes zijn in omstande beschreeven bij de rapporten der gecommitteerde raaden en de resolutiën van 13 junij en 29 dito, en 18 november en 6 december, waaraan de vrijheid neemen ons te gedraagen. Fol. 867v. verrichte en verstrekte van 20 december 1757. Het derde of laatste deel van de memorie van bezuiniging die de huishouding te Batavia betreft, opgesteld door de directeur-generaal, werd 16 augustus 1757 behandeld en wordt met de besluiten in de marge overgezonden. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 318 r. 16-p. 319, r.3. De tol op de inkomende en uitgaande goederen werd verpacht met verlichting van de rechten op de vismarkt om de vissers te stimuleren, terwijl de po en waag aan de Chinese officieren werd gelaten, wat volgens de resoluties van 20 en 21 december 1757 ƒ 823.883 opbracht, d.w.z. ƒ 17.365 minder dan het vorige jaar; zie de resolutie van 31 december 1757. Aan de pachter van de tol van verleden jaar is ƒ 22.862 teruggegeven volgens de resolutie van 25 januari 1757, en volgens die van 8 februari ƒ 7490 aan die van het Chinese hoofdgeld. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 319 r. 4-25. De kapitein van een Frans scheepje, op reis van Mauritius naar Bengalen uit de koers geraakt en in Batavia terechtgekomen, mocht zijn schip en lading verkopen, maar de weinige koffie is voor 2 stuiver het pond door de Compagnie gekocht en ter verkoop naar Bengalen gezonden. Omdat er klachten waren binnengekomen over de overleden carga van het Engels koningsproviandschip The Grampus, waarvoor volgens besluit van 4 juli 1757 inlands volk mocht worden ingehuurd, is op 15 juli besloten bij de Engelse admiraal te klagen en te verzoeken beter orde te houden, terwijl is bepaald dat alleen vrij volk mag worden ingehuurd met toestemming van hun kapitein en dat de sjahbandars bij de tol moeten controleren of hieraan voldaan is. Bijgevoegd is een vertaling van (Door de ambachtslieden werd vorig jaar voor ƒ 18.298 gebouwd; zie de rekening hiervan en die van het Fortificatiën en gebouwen. De beddings van 't watercasteel zijn dit jaar voltooyt, een Inlandse zaaken. Tot een vervolg der Timorse commissie dient dat 777 Landoneesen (Mutaties onder het personeel: wegens slechte gezondheid is de onderkoopman Joan Abraham van der Wijders 't competeerende weegens door hem verschote geld te Timor ter inkoop van wax een brief van 25 maart 1757 van de regering te Manilla in antwoord en als contra-protest op het protest van 15 oktober 1755 tegen de vaart op Siam en de Westerkwartieren.) verkogt zijn voor ƒ 56.012,-, te zien bij resolutie van 10e mey, wesende den 13e daaraan in de verantwoording van den gewesen commissaris Paravicini ontrent de Timorse en Banjermassingse geschenken, genoegen genoomen en hem uyt cassa voldaan de reekening der gedane ongelden, groot ƒ 28.640,-, neevens d' extra geschenken, ongelden etc. te Banjer tot ƒ 14.832,- en ƒ 3186,-. ensz.; vide besluyt van vier daagen later. Fol. 871v. Voort als adjunct eerste klerk en collecteur van het kleinzegel ontslagen; in zijn plaats is aangesteld onderkoopman en korte notulist Paulus Godefridus van der Voort; tot onderkoopman zijn bevorderd de klerk Ajax Fredrik van Solms en de boekhouder en vertaler Javaans Daniel Tessie, die sinds is overleden. In plaats van de overleden koopman Pieter Barend ten Broeke is tot eerste confrontist de tweede confrontist Anthony Hendrik Dormieux benoemd en tot tweede confrontist de onderkoopman Pieter Andries van Dijk met de rang van koopman, terwijl in diens plaats in het visitekantoor de assistent Quintus Biman onder bevordering tot onderkoopman is aangesteld; in de extra visite is de koopman Bangeman tot opperkoopman bevorderd. In plaats van Jan François de Ravallet die is overleden, is als hoofd van het generaal soldijkantoor benoemd de koopman en eerste in het loge visitekantoor Thomas Fredrik Wannemaker, die werd opgevolgd door de koopman en logeboekhouder Pieter Rogge, wiens plaats is ingenomen door de onderkoopman en eerste overdrager in het garnizoenskantoor Fredrik Willem Wincke onder bevordering tot koopman, welke vervangen is door de boekhouder Philip Jacob Hel met de rang van onderkoopman. Aangesteld zijn onderkoopman en boekhouder in het hospitaalskantoor Jan Breekhout met de rang van koopman, koopman Marten Huysvoorn tot kassier van de kostgelden en assistent Coster tot onderkoopman en garnizoensschrijver; in plaats van de overleden overdrager in het equipagekantoor Jacob Dam is aangesteld de assistent Jan Vermeulen onder bevordering tot onderkoopman; de onderkoopman en tweede in het provisiemagazijn Arent Horeman is bevorderd tot koopman. In de pakhuizen op Onrust is in plaats van de overleden Adriaan Zoutman de onderkoopman Christiaan Coenraad van Schellebeek geplaatst, wiens aanstelling in de suikerpakhuizen is overgenomen door de onderkoopman Arnoldus Adrianus van Tets; tot tweede in de westzijdse pakhuizen is benoemd de tweede administrateur in de Waterpoort Nicolaas Jan Dallens die vervangen werd door de tweede in de grote winkel Adriaan Matthijs Temmink, in wiens plaats is aangesteld Olphert Elias. In plaats van de overleden boekhouder van het ambachtskwartier Joannes van der Poest is aangesteld de onderkoopman en boekhouder van de artillerie Mattheus de Klerk met de rang van koopman, wiens plaats is ingenomen door de onderkoopman Berkhout. In plaats van de overleden oud-gouverneur van Banda en ontvanger- generaal Reynicus Siersma is aangesteld de oud-gouverneur van Ternate Jan Elias van Mijlendonk; tot kassier is aangesteld de onderkoopman Hendrik van der Hellen onder bevordering tot koopman; koopman Jan Kleijn is wegens langdurige dienst bevorderd tot opperkoopman. De geschorste majoor Johannes Philippus de Barnewal is op 7 juni 1757 in zijn functie hersteld. In april zijn tot vaandrig benoemd de sergeanten Jan Claas Libouw, Joseph de le Fau, Jan Pieter van Keppel, Jan Willem Gallart en de assistent Christiaan Lodewijk Franke. In plaats van de overleden Robijn, opperchirurgijn van het kasteel, is aangesteld de derde praktizijn van Compagnies hospitaal Isac Soual, wiens plaats werd ingenomen door de naastvolgende praktizijn Schumacher, terwijl tot vierde praktizijn is aangesteld Frans Hendrik Sanders en tot vijfde de opperchirurgijn Godfried Puppeke. Tot kapitein is bevorderd de kapitein-luitenant Jan de Lavoije, tot schipper de luitenants Jan van Dalen, Pieter Holm, Jan Marten Heijdeman, Jan Doensen en Jan Estienne Gonsal, en de opperstuurlieden Jacob Chevalier, Willem du Bois, Laurens Laurensz., Pieter de Bakker, Joseph Driessen en Cornelis van Benthem. In plaats van de overleden baas op het eiland Onrust Jan van Driesen is aangesteld de meesterknecht in de train Bastiaan Sluijter. Uit de dienst ontslagen zijn vaandrig Gabriël Besse du Pouget, koopman Michiel van der Crap en onderkoopman Frederik Bouman.) lange op Bankoeloe geweest, dog blijft egter nog agter en Stralen is uyt Persia meede nog niet Van de retourscheepen voor januarijs besending geprojecteerd, is 't schip Pasgeld wel al (Op 9 augustus 1757 is besloten van de in totaal 121.187 lb benzuin 52.000 lb naar Nederland te ---het geval in questi, dan wel dat de heer Hooreman geordonneert mogt worden het reets opgedaagt. Des wij in dies steede geprojecteerd hebben de scheepen Immagonda en Delft, welke met Radermacher 't retour besluyten, ten ware men volk konde missen tot de penible reyse van een naschip in maart of april. Fol. 874r-v. zenden ten laste van de dienaren op Sumatra's Westkust vanwege de slechte kwaliteit. Er wordt verzocht spoedig bericht te krijgen over de verkoop. Het komt van pas om 7724 lb Chinese zijde, die 17 november 1757 te Batavia is gekocht voor ƒ 7,-,- het lb, onder de voorwaarde van vergoeding als de prijs van verleden jaar niet wordt gehaald, naar Nederland te zenden, nu er geen directe aanvoer uit China is. Met de Spanderswoud is op proef enig glinsterend erts van Timor gezonden en 5 augustus 1757 is besloten op alle kisten voor Nederland waarin pondgoederen zitten het bruto-, tarra- en nettogewicht te vermelden. Volgens de formele liquidatie van 30 augustus 1757 bedroeg het retour verleden jaar ƒ 8.935.720 en het huidige wordt berekend op 63 ton. Op 20 december 1757 is gesproken over de verzending van thee op vracht en besloten voorlopig uit te gaan van de kostprijs die de verzenders opgeven.) Op het versoek der Ceylonse ministers is verstaan U Weled. Hoogagtb. favorabel voor te dragen de studenten uyt het seminarium aldaar, na de ordre bij d' instelling, voor proponenten en niet voor predikanten weeder uyt te zenden, om de neerstige na merites te konnen advanceeren. Fol. 875v. (Op 4 oktober 1757 is besloten opperkoopman en gewezen Cheribons resident Seneca Ingerssen op zijn verzoek in deze functie naar Batavia te laten komen. De weesmeesters hebben verzocht staking van de voortgang van het proces van de raad ordinair mr. Librecht Hooreman, uit naam van zijn vrouw, tegen hen, als voogden van de twee zonen van wijlen Johannes Mattheus Cluysenaar, toe te staan, totdat Heren XVII een besluit hebben genomen omtrent) teegens hem verkreegene condemnatiën om binnen ses weeken peremtoir actie teegens Sijn Edele te moeten institueeren, sub pæne perpetui silentie niet te vervolgen, voordat de ordres van U Wel Ed. Hoogagtb. op 't gegeve berigt ontfangen zijn en bij de meerderheid beslooten is de decisie daarover te laaten aan den Raad van Justitie, dog te accordeeren insertie van haar request en bijlaagen bij de resolutie. Soomeede aan den raad ordinair Hooreman van een door Zijn Edele teegens het geciteerd request overgelegt schriftuurtje en een advis van den raad extraordinair en president weesmeester Van Rheden, waaraan de vrijheid neemen ons te gedragen en hare g'eerde goedvinden daarover te vragen. Fol. 876r-v. geen aanleiding gevonden iets te ondernemen in zake het monopolie in rijst te Banda, aannemende dat de toelichtingen vandaar Heren XVII ook zullen geruststellen. Ter meerdere zekerheid voor alle Compagnies dienaren en die ter plaatse is iedere opkoop van rijst in de nu verzonden brieven verboden.) Weegens 't eyland Bliton refereeren w' ons aan het berigt van den sabandhaer Paravicini en een dito van den capitain Chinees, bevattende al hetgeene z' daarvan hebben konnen ervaren, als eene korte beschrijving ten blijke dat hetzelve, buyten de hoofdnegorij der Palembangers, een woest en onvrugtbaar eyland is, meest streckende tot een verblijfplaats voor rovers en ander schuym van volk. Fol. 877r-v. (In verband het monster van peperdoppen, gezonden door de kamer Enkhuizen, waarvan 7 % uit de lading van de Langewijk gehaald was, waaruit bleek dat het veel meer dan normaal onrijpe Palembangse peper betrof, is op 31 december 1757 een besluit genomen. Op 8 november 1757 is op voorstel van de boekhouder- generaal besloten de ƒ 220.694 licht, of ƒ 176.555 zwaar geld, door weesmeesters bij besluit van 30 augustus 1717 in Compagnies kas gestort, en de gelden van onbekende wezen en personen in het generaal kantoor over te schrijven. Tevens is besloten ƒ 3900 licht, of ƒ 3120 zwaar geld, in 1734 aan de gecommittteerde tot en over de zaken van de inlander afgegeven, die nog achterstallig is op de Jakatrase pepercultuur, af te schrijven en insgelijk af te boeken ƒ 329.298 schuld op de rekening tot de stadswerken tot eind augustus 1756,) (Na het doornemen van de onderliggende brieven van 1754 en speciaal de verantwoording van 1755 is er Wijders dienstig g'agt tot faciliteering van dat werk bij alle zoldijboeken mede te laten (Het hoofd van het soldijkantoor Jean François de Ravallet is op 15 maart 1757 gemachtigd de (Verder is besloten ƒ 374.644, of zoveel als er op de rekening staat, op eind augustus 1756 af te ---uytgesondert het betaalde voor een wooning ten dienste der Javase en andere gesanten, staande aan 't begin der Barendweg tot ƒ 15.600,-,-, neevens een gebeedehuys en wooning voor den schoolmeester op Toegoe tot ƒ 5640,-, of te zamen ƒ 21.240,-, om als reëele effecten bij de boeken te blijven voortlopen. Fol. 878r-v. schrijven als kosten die onstaan zijn t.g.v. de Chinese onlusten, evenals als het bedrag van ƒ 92.722, dat debet is bij de zijdespinnerij als volgt te verrekenen: afboeken ƒ 74.002 en de overblijvende ƒ 18.720 wegens het betaalde voor een stuk land en twee huizen als reële effecten te laten voortlopen. Een notitie van de gouverneur-generaal van 1 mei 1757, behandeld op 21 juni, over de aard van de interestrekening in de Bataviase negotieboeken, is apart toegezonden. Op 15 november is besloten ƒ 784.334 die deze rekening achter staat, op het generaal kantoor te vereffenen en voortaan de negotieboekhouder het bedrag dat de interestrekening achter staat na aftrek van 4 % rente op de retouren, af te laten schrijven. Bij het besluit van 13 december 1757 is vastgesteld dat de generale inkomsten in 1756/57 te Batavia ƒ 3.724.342 bedroegen en de lasten ƒ 3.102.498, d.w.z. dat er een positief saldo van ƒ 621.844 was, of ƒ 345.097 meer dan het vorige jaar. De confrontatie van de negotie- tegen de soldijboeken is opgedragen aan de confrontisten van de Bataviase administratieboeken en aan de visitateur van de soldijen, terwijl aan de eersten reeds op 29 april 1755 de visitatie en confrontatie van de negotieboeken tegen die van de administraties was opgedragen.) invoeren de reekening van ’t negotieboek. Dog gepersisteert bij het besluyt van den 28e december passato om den eersten opperkoopman van 't casteel en 't opperhoofd van de logie jaarlijks te laten opgeven in scriptis, in hoeverre aan de bij de regeering beslotene aanreekeningen en belastingen voldaan is geworden. Fol. 879v-880r. kopieboeken van het in Bengalen verongelukte schip Voorburg te sluiten met het ophouden van gage en die van de geredde opvarenden, met uitzondering van degenen die door de Bengaalse Raad van Justitie veroordeeld zijn, weer te laten voortlopen vanaf 1 juli 1756.) jaar ƒ 7.537.575,2,-, lasten ƒ 7.808.276,15,2, dus meerder lasten ƒ 270.701, 13,2,-. En aan voorjarige partijen ten nadeele afgeschreeven ƒ 656.237,18,12, dus India in dit jaar te samen veragterd ƒ 926.939,11,14, meest oorspronkelijk door mindere winsten te Batavia en elders, en afschrijving van 41/2 ton aan trainskosten te Java, item verongelukte scheepen, rembourssement van het betaalde te Ceylon weegens Tutucorijnse fanums en aanmaak van nieuwe gebouwen. Dog daarenteegen heeft India meer uyt Nederland ontfangen en per assignatie etc. ten goede gekreegen als derwaart overgemaakt ƒ 123.366,5,12, in welker voegen het India's capitaal vermindert is ƒ 803.573,6,2, en dus ult. aug. 1756 per zaldo verbleven ƒ 36.687.033,6,13, dat sober omkomt om den handel voor Nederland in India te doen rondstaan, gemerkt een groot deel daarvan aan ongangbaare effecten bestaat. Fol. 880v-881r. (Het inkomen uit assignaties is ƒ 2.134.687, namelijk van de weeskamer ƒ 159.037 en van anderen ƒ 1.975.649. De assignatie van burger-kapitein Simon Joseph ter waarde van ƒ 2400 d.d. 23 april 1757 voor Jacobus Harman en Willem Udemans jr. te Middelburg is ingetrokken, omdat is aangetoond dat zij toen reeds overleden waren. Wegens gebrek aan zeevarend personeel en ook omdat de uit Nederland verwachte schepen aan de andere zijde van Kaap de Goede Hoop al veel volk verloren hebben, is besloten in maart of april 1758 geen schip meer te zenden en te volstaan met de nu vertrekkende drie schepen. Aan asssignaties o.a. door de repatriërende raad ordinair van de Raad van Indië Joan Gideon Loten aan zichzelf te Amsterdam ƒ 55.384; door de tweede opperkoopman te Batavia Christiaan Zurhosen aan Lambertus van Andel en Andries Cras beide te Rotterdam, Christoffel Monnikhoff en Thomas Bosman te Amsterdam, Van Eck en Lokhorst te Rotterdam en Abraham Verheeke te Middelburg, tezamenƒ 27.998; door onderkoopman Hendrik Coenraad Sander aan Pieter Blok en Claas Koning te Enkhuizen tezamenƒ 44.307; India's staatreekening bij 't zaldo der boeken van 1755/56 vertoond aan winsten in dat door de thans repatriërende opperkoopman en oud-resident van Cheribon Seneca Ingerssen aan zichzelf te Amsterdam ƒ 92.772; door de thans repatriërende opperkoopman Jan van Teylingen aan zichzelf te Delft ƒ 68.676; door de raad extraordinair van de Raad van Indië Huijbert Willem van Bazel, de oud-baljuw te Batavia Pieter Greving en de burger Simon Palu als executeurs in de boedel van burger Philip Kuvel aan mr. Francois Kuvel te Utrecht ƒ 72.000; door de thans repatriërende opperkoopman Jan van Teylingen aan zichzelf te Amsterdam ƒ 55.384; door de burger-kapitein Simon Joseph en de onderkoopman Hendrik Coenraad Sander, aan Willem 't Hoen, Nicolaas Obrenan, Willem van Meden, Willem Decker, Assuerus IJzendorp en Jan Christoffel Risch allen te Amsterdam tezamen ƒ 27.657; door de raad extraordinair van de Raad van Indië Adriaan de Nijs aan Paulus du Caylar, predikant te Maastricht, als executeur in de boedel van Johanna Rouquet, weduwe van Hendrik du Caylar ƒ 27.083; door de burger-kapitein Simon Joseph en equipagebaas- timmerman Pieter Sandersz. Heijligendag als executeurs in de boedel van de baas op het eiland Onrust Gerrit Ploeg aan diens moeder Marretje de Jager, weduwe van Pieter Ploeg te Rotterdam ƒ 39.142; door de burger- kapitein Simon Joseph en onderkoopman Hendrik Coenraad Sander als generale en gemachtigden volgens codicil van de overleden kapitein-ter-zee Abraham Swart, aan diens weduwe Johanna van der Leij te Amsterdam ƒ 38.104; door de commandeur en opperequipagemeester Koert Rozeboom en burger-kapitein Simon Joseph aan de gerepatrieerde kapitein-ter-zee Kornelis de Nijs te Amsterdam ƒ 25.438; door de kapitein van de oostzijdse burgerij Simon Joseph en de notaris Albertus Domburg, als gemachtigden van de onderkoopman en dispensier te Hooghly Pieter Johan Ribout, aan Frans Adam Carelzon en Arnoldus Habich te Amsterdam tezamenƒ 19.716; door Margaretha Beatrix van der Upwich, weduwe van de raad extraordinair van de Raad van Indië Johannes Pekok, aan Claude Panchaud en Jacob Houler te Amsterdam tezamenƒ 35.678; door weesmeesters te Batavia aan weesmeesters te Amsterdam ƒ 66.909; door weesmeesters te Batavia aan weesmeesters te Delft ƒ 61.967; door het ordinair lid van de Raad van Justitie te Batavia mr. Nicolaas van Landschot en het extraordinair lid van de Raad van Justitie mr. Paulus Ferries en de advocaat mr. Hendrik Adriaan Lokman, als executeurs in de boedel van Anna Maria van Spijk, weduwe van de oud-gouverneur van Malakka Rogier de Laver aan mr. Joachim de Laver te Middelburg ƒ 35.446; door de koopman Johannes Vos aan mr. Campegius van der Straten, raad-thesaurier en rentmeester-generaal van HKH mevrouw prinses douarière van Oranje en Nassau te 's-Gravenhage, ƒ 184.615; door commissarissen van de bank en bank-courant voor rekening van de onlangs gerepatrieerde opperkoopman Seneca Ingerssen aan hemzelf te Amsterdam ƒ 138.461.) XXXIII. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, ADRIAAN DE NIJS en REYNIER DE KLERK, BATAVIA 25 april 1758. Kol. Arch. 2786, VOC 2893, fol. 1429-1439. (Doordat de Delftse en Rotterdamse schepen de Gouverneur-Generaal en Jerusalem met een redelijk aantal gezonde bemanning uit Nederland aan kwamen, kan in tegenstelling tot het bericht in de brief van 31 december 1757 de Huis te Manpad in april voor de kamer Amsterdam als naschip gezonden worden. Nu volgt een verslag over de laatste drie maanden. Op 17 februari 1758 is vergaderd over de overwegingen aangaande de retouren van 1756. Bengalen werd opgedragen de orders voor de verwerving van textiel na te komen en Coromandel om bij de verpakking in plaats van kayirutouw dat de textiel smet, Noord-Coromandels henneptouw te gebruiken. De bethilles moeten verbeterd worden en in Sadras moet er in het bijzonder op gelet worden dat na bleking de lengte en breedte van de textiel goed uitkomt. De hoofddienaren op Ceylon is de hersortering van de Tuticorinse textiel aanbevolen, alsmede op de verpakking van de balen kaneel te letten, zodat deze hun volle gewicht hebben. In Surat moet het verlies van 62 % op de wierook bij verkoop in Nederland in 1754 op de nalatenschap van oppermeester Matthias Valk als sorteerder verhaald worden. De opperkooplieden te Batavia berichten dat in 1755/56 uit Malabar ongevraagd textiel is verzonden en uit Surat meer dan gevraagd. Als een lijst daarvan op tijd binnen komt zal deze bijgevoegd worden. Het verweer van het opperhoofd te Ahmadabad Marten Huysvoorn, dat op de afpakkingsbriefjes bij de textiel slechts de ruwe lengte- en breedtematen zoals die gecontracteerd zijn, vermeld worden, is vreemd. Daarom is in de vergadering van 17 maart 1758 besloten uitleg van deze verkeerde handelwijze te vragen, want er moet met krimp bij het bleken rekening gehouden worden en op afpakkingsbriefjes dienen de juiste maten te staan. Java en Cheribon moeten goed letten op verbetering van de soort en het sorteren van de katoenen garens. Mochten de XVII wensen dat al in de gedrukte prijscouranten het katoen van ieder kantoor apart vermeld wordt, dan wordt direct duidelijk welke kantoren daar het beste op letten en welke moeten worden aangemaand te verbeteren. De administrateurs van de suikerpakhuizen is opgedragen te waken tegen het mengen van slechte bruine suiker in de canasters, hoewel dat met de vele leveranciers en bij grote leveringen moeilijk zal zijn. Over de Oostelijke provincies zijn er geen bijzondere berichten,) Borneo, na Manilha ter quantiteid van ontrend 60 picols of 7500 lb. van ieder, welke daar zouden verkogt zijn geworden tot 230 Spaanse pesos 't picol nagelen en 80 ditos de noten, dat is ƒ 5,10,- en ƒ 2,- 't lb., item van eenen voormaligen toeleg op den handel in nagelen ter Bornerattise en Toekanbessijse eylanden, welkentweegen ouverture gedaan zijnde ter sessie van 4 april en 't nodige overwogen is g'arresteerd, circulair na de Oost te gelasten de vervoerders des mogelijk op te packen en herwaarts te zenden en van dit geval alle de omstandigheeden na te vorsen om 't quaad te beeter en in den grond te konnen smooren. zijn, ten eersten daarvan te zuyveren met of teegen wil der landheeren, omstandiger te zien bij secreet besluyt onder voornoemde datum en de daarop afgegane brieven. Fol. 1431v-1432r. verdrag verschuldigde hulp aan de sultan van Bandjarmasin. Daarbij is tevens besloten de loge daar van een muur en vier halve puntjes te voorzien.) Den 24e februarij is na Palembang geordonneert den koning te onderhouden over ongepermitteerde vervoer van Banka's tin per jonken of dergelijken vaartuygen na China, met aankondiging Zijn Hoogheid daar teegen de noodige voorzorge gelieve te gebruyken, of dat men anders de passen vandaar na de noord sal laaten inhouden en door kruyssers opgerepte vaartuygen laaten kruysen aanhalen en confisqueeren. Wijders den capitain Chinees aldaar te waarschouwen teegens die ongepermitteerde vervoer te vigileeren, of dat men zulks op zijn Wijders na Macasser om de voorsz. eylanden, zo aldaar specerijboomen mogten te vinden ---als alleen seekeren handel in specerijen of noten en nagelen van Celebes, of 't eyland (In het geheime besluit van 14 april 1758 is de reden te vinden voor het uitstellen van de in het jongste ---bepalende alle den handel van tin en peeper voor de Compagnie en de vaart uyt 't perzoon en goed sal verhaalen, weesende intusschen al een groote quantiteyt tin van Palembang te Batavia aangebragt en dat veel vroeger in 't jaar als bij den overleeden vorst. Fol. 1432v. (Net als vorige jaren zullen twee schepen van 150 voet naar Japan gezonden worden, hoewel het beter was geweest als er twee van 165 voet beschikbaar waren geweest, om zo zonder de Japanners aanstoot te geven de lading te vergroten. Het opperhoofd David Boelen is op verzoek ontslagen en vervangen door de secunde ter plaatse Jan Hek. Het is juist dat in China het aanbod door Willem Eliot van een hoeveelheid goud is afgeslagen. Malakka is van de nodige rijst en geld voor de tinhandel voorzien. Nu deze plaats, zoals de brief van 6 februari 1758 bericht, door de vrede een nieuw leven kreeg en de grenzen wat zijn verruimd, heeft de gouverneur-generaal nieuwe orders gegeven) westen met Malacca sonder daar bezuyden te moogen koomen, waarenteegen die van de oost niet verder als Malacca moogen navigeeren. Terwijl de vaart van Celebes maar in een à twee vaartuygen sal moogen bestaan, die van Java alleen van 't hoofdcomptoir gedreeven en van Palembang en Banka verboden is, breeder bij 'tzelve schriftuur en de marginale dispositiën gedrukt overgaande te zien. Fol. 1433v. (Uit Palembang zond opperhoofd Huijbert Johan de Heere per brief van 15 januari 1758 een verslag over Biliton. Volgens een aparte brief van 25 februari 1758 uit Padang, bracht een Engelse sloep gaande van Bengalen naar Benkulen het bericht, dat het bestuur van de compagnie in Engeland opdracht had gegeven Natal en Tapanoeli te verlaten. Zo wordt de situatie daar makkelijker en een voorwendsel voor het achterwege blijven van de witte benzoë verdwijnt. In de vergadering van 14 april 1758 werd een verzameling bedenkingen en de memorie van commandeur Casparus de Jong over Malabar ingediend, maar de bespreking ervan is uitgesteld tot het advies uit Nederland ontvangen is. De Barbara Theodora is uit Muscat teruggekeerd met een winst van ƒ 107.612, d.w.z. ruim 101 %. Kapitein Wolphert Abraham Brahe is bij besluit van 28 maart 1758 aansprakelijk gesteld voor de ongelukkige reis van de Pasgeld naar Sindi en de advocaat-fiscaal is gelast hem te vervolgen. Omdat de onlusten in het Perzische rijk voortduren en de handel te Gamron vervallen is, is op 17 maart 1758 op voorstel van het bestuur daarvan, gedaan per brief van 24 september 1757, besloten de factorij op te breken en de schepen naar Kharg op hun terugreis de dienaren en goederen te laten meenemen; peervormige diamanten zijn daar geaccepteerd voor goederen en naar Batavia gezonden, hoewel ze het aangerekende geld niet waard zijn en daarom voor rekening van de dienaren blijven liggen totdat deze zijn aangekomen. Het antwoord van resident Tido Frederik van Kniphausen op de klacht van de ambassadeur bij de Hoge Porte Elbert baron de Hochepied en diverse bijlagen, worden in kopie meegezonden. De overleden sultan van Cheribon is volgens zijn testament en met toestemming van GG en Raden opgevolgd door de zoon van zijn broer.) Ter sessie van 11e april in overweeging genomen zijnde dat 't goud uyt China jongst al op ƒ 396,- 't mark fijn is koomen te staan, hetwelk geen apparentie van vermindering heeft, nadien de Portugeesen van Macao tot den inkoop van peeper op de Mallabaar daar z' nu sterk in woelen goud benodigende de prijs opjaagen, is dienstig geoordeelt den eysch uyt Nederland groot twee ton te vermeerderen tot tien ton van 20 à 21 caraat, zo tot den lijwaathandel voor Chormandel als de Tutucorijnse custe. Versoekende U Wel Ed. Hoogagtb. tijdig ordre te willen stellen dat daaraan voldaan werde, dewijl men daarenteegen excuseert agtien van de g'eyschte veertig ton aan bhaar zilver en dus 't in dit articul met tweeëntwintig ton sal weesen te stellen, als men voor Bengale meedereekend de ropia's welke men hier à 27 stuyvers inwisseld en in die directie nogal geen quaade reekening koomen te maaken. Overnes 't Huys te Manpad Haarlem Wildrijk Nieuw Nieuwerkerk Jerusalem van Amsterdam 29 jannuarij ,, ,, ,, ,, ,, In deesen jaare zijn alhier aangeland de volgende uytkomende scheepen dito dito dito Zeeland Rotterdam ,, dito 18 maart ,, dito ,, dito 4 april ,, ,, Amsterdam Delft 6 dito ,, dito En de 181/2 dorpen voormaals door de Compagnie aan Cochims koning Het heeft den hemel behaagt anno verleeden eerst Bantam en vervolgens de Jaccatrase 't Casteel van Tilburg de Gouverneur Generaal Fol. 1435r-v. (Hoewel van de 110 vaten vlees met de Spaarzaamheid van de kamer Amsterdam aangevoerd, er 20 met een klaverblad gemerkt waren, waren ze volgens bericht van 17 februari 1758 wel geschikt voor uitgifte, maar was de pekel erg rood, roken enige vaten vies en wogen 10 vaten maar 376 lb, wat een onderwicht van 84 lb per vat is. Het was hetzelfde met die van de Overnes en bij het vlees in de Getrouwigheid van de kamer Hoorn was de pekel ook bloederig en er was een onderwicht van 40 lb per vat. Uit het vat dat de kamer Hoorn jaarlijks als geschenk zend en dat de tafel van GG en Raden siert, blijkt dat de geur heerlijk kan zijn. Het is te wensen dat de vaten vlees net zo klaargemaakt worden, waarvan de kosten het voorkomen van schade zeker waard zijn. Op het schrijven van Hasselaar zijn de schepen de Spaarzaamheid, Huis te Manpad en Wildrijk gecontroleerd op ongemerkte goederen. De justitieleden en de waterfiscaal ontdekten er geen. De schipper schrijft het diepliggen van de Spaarzaamheid toe aan een zwaar onweer in Bengalen waardoor ze drie voet is doorgezakt. De rapporten hierover met bijlagen worden thans aan de kamer Amsterdam gezonden. Het gehele retour, inclusief de lading van het schip dat deze missive brengt, is ƒ 6.506.717.) bovenlanden te besoeken met sware sterfte ter eerstgemelde plaatse, zoo onder d' Europeesen als inlanders. Dog in dese bovenlanden alleen onder de Javase opgeseetenen, waarvan tussen tien uuren van hier en zuydwaart uyt deese slegt bevolkte landstreeken wel 5000 menschen gestorven zijn en continueert op sommige plaatsen aan 't zuyden alsnog, om welker afwending Jehova's genade afsmeeken. Fol. 1437r. kopieën van wissels te verlenen die met de Amsterdam in 1741 verloren gingen. De lading van salpeter, peper, curcuma, hout, gember etc. van de Huis te Manpad is ƒ 144.839 waard. Uit Cochin kwam met de Kievitsheuvel het bericht dat er met de zamorin vrede was gesloten onder handhaving van het contract van 1717.) inruyming van ons land Papponettij, vergoeding van schade, en restitutie van 't daar agtergelaten canon. afgestaan, die in de magt van de sammorijn waaren, aan de maatschappij over te geeven, omstandiger te zien bij 't vreedetractaat dato 24 februarij hierbij overgaande. Fol. 1438r. (Te Surat is gouverneur Safdar Muhammad Khan overleden en zonder problemen opgevolgd door de luitenant-gouverneur Ali Nawaz Khan die het bestuur reeds waarnam, zodat er weinig verandering zal zijn. Heden wordt als inkomsten uit de liberale gift of de vijftigste penning ƒ 4811 overgemaakt. Uit de boedel van Cornelis Bijleveld is volgens bijgaande documenten overgemaakt aan de weesmeesters te Veere.) (In de vergadering van 14 april 1758 is besloten de erven van gouverneur-generaal Adriaan Valckenier De paggers der sammorijnse in ons gebied gedemolieerd of overgegeeven werden, met (Na het vertrek van de Huis te Manpad met de brief van 25 april 1758 werden van de XVII de Ten tweeden: omdat men na een preuve van soveele jaren bevonden heeft dat van dies Ten derden: omdat sulke gedwonge diensten, gelijk als van dit articul op Batavia, De reedenen waarom men de indigoculture aldaar afgeschreeven heeft, zijn: Eerstelijk: omdat U Wel Ed. Hoogagtb. successive bij haaren eysche die verwstoffen XXXIV. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK en REYNIER DE KLERK, BATAVIA 15 oktober 1758. Kol. Arch. 2803, VOC 2911, fol. 1-41. brieven van 13, 28 en 29 oktober 1757 ontvangen, waarover op 25 en 28 september, 2 en 3 oktober 1758 - de laatste dag ook over de retoureisen - vergaderd is. Het antwoord op deze brieven volgt hieronder.) AMBOINA vandaar hebben geëxcuseert en in de laaste jaaren in 't geheel agterwege gelaten, waaruyt men niet anders heeft konnen afneemen dan dat U Weled. Hoogagtb. dat product van weinig nut en voordeel voor de Compagnie, en bijgevolge als een onverschillig poinct considereerden. culture en aanmaking niets voortgekomen is dan een seer geringe quantiteid van een gedwongen werk. Cheribon en Java, evenso beswaarlijk souden moeten weesen op Ambon, alwaar egter het gering getal inwoonders, die zedert de sterfte anno 1751 nog merkelijk vermindert zijn, zulx niet veelen kan en dus nog vrij moeylijker soude vallen. de reyst op Bouro, welke laaste buytendien aldaar seer benodigt is. Fol. 1v-2r. nodige te vinden in eerdere missiven. BANDA Banda van 3 september 1757 blijkt dat de verkoop van rijst volgens plan verloopt. De Bandase resoluties van 19 juli 1755 konden niet eerder gestuurd worden, omdat ze pas in juni 1756 met de Meervliet in Batavia aankwamen. De dienaren zijn aangespoord de collecte te vervangen door verpachting en uitleg te geven als dit onmogelijk is.) is de vrije uyt- en invoer der goederen, schoon de inwoonderen sig naderhand gewillig hebben laten onderwerpen aan d' ingevoerde collecte op de vertolling der goederen. Buytendien sal de pagt, indien die al in steede der collecte kan ingevoerd werden, weinig of niets voordeeliger voor de Compagnie uytkomen, aangezien zig niemand der Bandaneesen daartoe op de tijd der verpagting vinden laat, om de afkeer die zij voor 't woord hebben. En dus een Chinees de pagt trekken zouden voor 'tgeene hij, om so te spreeken, begeerde te geven. Dus te min de pijne waard, dewijl de inwoonderen op een zeer facile wijse en met genoegen voor de ingevoerde kleenigheeden betalen volgens een daar zijnde collectelijst, waarbij alles nauwkeurig gespecificeert is, hoeveel iedereen verpligt is voor 'tgeene aanbrengt te moeten betalen en aan geregtigheid voldoen. Waardoor sowel veele moeyte die ordinair aan de pagten verknogt is, voorgekomen werd, als de inwoonders het genoegen gegeven om hen de invoering van de ongewone pagten niet teegen hun wille op te dringen, genietende den collecteur niets in deesen voor zijn moeyte. Fol. 3r-v. Tot welker nadere elucidatie thans dient dat bij de contracten genoegsaam voor bedongen Ten vierden: omdat die culture aan dat land niet eygen schijnt, maar moogelijk wel die van (Over het zenden van zes vaartuigen om rijst in Makassar af te halen zijn reeds bevelen gegeven en is het Over het rijstmonopolie op Banda werd in de missiven van verleden jaar gesproken en uit de brief uit (Gouverneur Jacques Bariel zal speciaal worden gewezen op wat in de memorie van de afgetreden Van alle textiel die naar Makassar gezonden is, namelijk 73 stuks Tegenapatnamse gingam, 182 stuks De resoluties van Ternate zijn niet overgezonden, doordat ze wegens de fatale reis van de Hageveld pas het gouverneur Reynicus Siersma over het staken van de particuliere handel staat vermeld. TERNATE jaar erop aankwamen. MAKASSAR gingam pinasse kust, 3195 stuks gewone gebleekte bethilles kust, was slechts de Tegenapatnamse gingam niet geëist. Deze was onlangs als monster uit Malabar ontvangen. De overige textiel hoort onder de eis voor 1754/55, namelijk de geëiste 6 pakken gingam pinasse kust met 2 pakken, de geëiste 20 pakken gewone gebleekte bethilles met 33 pakken. Deze zijn met verlies afgezet. Ze zijn geleverd, omdat er in 1752/53 een aanzienlijke partij geëist was die in 1754 in Batavia ontvangen werd. Aangezien ze geëist, beschreven en geleverd waren, moesten ze wel naar Makassar gezonden worden. Wat betreft 3057 lb ijzer in soorten en 1790 lb spijkers die teruggezonden werden, was er 30.500 lb ijzer geëist, 15.000 lb verzonden, dus 15.500 lb minder dan gevraagd, en was er 2000 lb aan spijkers gevraagd, 3328 lb verzonden, dus 1328 lb meer. Het meerdere aan spijkers was verzonden, omdat er verschillende soorten waren gevraagd die ieder in vaten van 500 lb verpakt moesten worden. Deze grote leverantie kan geen kwaad, omdat spijkers niet bederven en het volgende jaar minder geëist kan worden. De bevelen om nutteloze zendingen te voorkomen zullen nagekomen worden, maar deze zijn doorgaans te wijten aan de dienaren op de kantoren die bij een goede winst op textiel, bestellen zonder zich af te vragen of zo'n grote hoeveelheid wel ter plaatse afgezet kan worden.) heengaan, het g'eyschte goed gezonden en is de prijs dan gedaalt, of de quantiteyt te groot om met een bequaame winst verkogt te kunnen werden, dan weeten zij allerley exceptiën uyt te denken, gelijk sulks omtrend de voormelde bethilles plaats vind. Want wanneer 1753 op 50 pakken niet meer dan 22 stuks voldaan wierden, was dat immers wel 28 of meer als de helft te weynig. En toen de ministers egter in anno 1755 op 20 pakken maar 13 meer kreegen, was dat niet alleen een veel te groote quantiteid, maar men gaf die kleeden zelfs bovendien de naam van ongewilt en ongeëyscht. En so is het op meest alle de buytencomptoiren ook met andere koopmansz. en benodigtheeden gesteld. Fol. 5v-6r. gebleekte parcallen of sitsen chiaboutria verzonden, omdat ze door Makassar niet geëist zijn. Bengaalse hammans, sollogesjes en sanen zijn alleen voor Nederland en Ternate uit Bengalen ontvangen en derhalve zijn er geen naar Makassar gezonden. Er moest tegen 1/2 % geleend worden, omdat in het voorjaar van 1755 slechts ƒ 67.955 aan geld verzonden kon worden, maar nu in de volgende jaren aan de vraag naar geld tegemoet gekomen is, konden de contanten teruggegeven worden. Omdat twee vaten indigo uit Makassar ontvangen waterig waren en weinig verf bevatten, zijn ze aan een Chinees gegeven om te drogen en te prepareren. Een monster is in de vergadering van 3 december 1756 gekeurd en zo slecht bevonden dat de indigo niet naar Europa is gezonden.) Ter voldoening aan U Edele Hoogagtb. bevel sal men bij eerste geleegentheid een kasje Macassaarse steenkolen, door den gouverneur en raad ingepakt en verzegeld, herwaarts ontbieden om dusdanig na Nederland voortgeschikt te worden. Terwijl we nogtans ten dien aspecte noteeren moeten dat het weesentlijk geen steenkoolen zijn, en dat de baas-smit weegens derselver onbruykbaarheid dadelijk na 't vertrek van den gewesen gouverneur Van Clootwijk zijn nood en beswaarnis heeft te kennen gegeeven, volgens de vandaar ontfangene missive van den 8e mey deeses jaars. Fol. 7r. spek voor de Compagnie in te kopen. (De fiscaal zal bevolen worden onderzoek te doen naar het voorstel van de dispensier om gezouten vlees en En word hun dan na verloop van twee jaaren, die met de vervaardiging der lijwaten (Er zijn de afgelopen vijf jaar geen blauwe of gebleekte salempuris, blauwe bethilles en bethilles cangan, Eerstelijk, dat de bepaalde quantiteid der te leverene peeper en desselfs prijs daarbij niet ten anderen, of de gedane belofte en 's konings woord wel een genoegsame waarborg is (Om smokkel, in het bijzonder van peper, te weren is, naast getrouwe en eerlijke dienaren en Nadien U Edele Hoogagtb. bij het door den gewesen commissiant Paravicini met den BANDJARMASIN De contracten met de sultan van Bandjarmasin zullen gehandhaafd worden en smokkelhandel door Chinezen zal geweerd worden, terwijl het aantal toegestane jonken slechts met twee overschreden mag worden, hoezeer dat ook tegen de wens van de sultan en de prins indruist. Bijgesloten is een rapport van de gewezen resident Bernard te Lintelo over de diamanthandel, waaraan weinig is toe te voegen doordat er weinig en dan nog onzekere berichten over de binnenlanden van Borneo zijn, afgezien van onbetrouwbare van Chinezen en andere inlanders. Tevens wordt bijgesloten een rapport vermeld in de resolutie van 5 augustus 1755, opgesteld door de opperkoopman te Batavia Christiaan Lodewijk Senff, over diamanten in dat jaar naar Nederland gezonden. De huidige resident zal opgedragen worden de opmerkingen in de brieven van de XVII van 15 oktober 1757 en bij de eis voor 1759 naar vermogen na te komen. De geëiste Endese of Timorese kaneel is op het oog veel, maar in waarde te gering om nadeel op te leveren. Verdere inkoop is echter verboden en verwerving en vervoer zijn bij plakkaat van 29 maart 1754 en bevel aan Timor van eind december 1755 als contrabande aangemerkt.) PALEMBANG sulthan anno 1755 gesloten contract hebben gelieven te remarqueeren: vermelt staat, en dat de Compagnie het effect van dat contract sal genieten. Soo hebben wij de eer daarop reverentelijk te dienen vooreerst dat sulk eene bepaling niet wel plaats konde vinden, omdat die alleen dependeert van 't getal der scheepen die men derwaarts zenden kan, om de peeper af te halen. Die alsdan eerst in Compagnies logie geleverd werd en al het overige door 's konings eyge vaartuygen na Batavia overgebragt, waarvan de in Compagnies loge geleevert werdende ƒ 12,19,12, en de met 's konings vaartuygen aangebragte ƒ 14,8,- het picol à 125 lb. kost. Ten tweeden, dat men van den koning geen andere waarborg heeft, nog tot naarkoming van zijn verbond verwagten kan als van alle andere Indiase vorsten, schoon ons tot nog toe van deesen koning en zijnen successeur geen suspicie ten nadeele van dit poinct zijn voorgekomen. Fol. 8v-9r. patrouilleschepen, een eerlijk opperhoofd het eerste middel aangezien hij de smokkelwegen kent. De patrouilleschepen kunnen evenwel niet alle gaten en kreken tegelijk bezoeken en tegen de smokkel van tin is weinig te doen, doordat het hele eiland Bangka niet te bekruisen of met vaartuigen te bezetten is, hoewel er mee doorgegaan wordt. Er is geen tegenstrijdigheid in het rapport van Johannes Andreas Paravicini en de brief van 3 november 1755 over de toestand en bevaarbaarheid van de Palembangse rivier,) voeten. Maar daar ze zig in zee ontlast, heeft ze gelijk meest alle andere rivieren een ondiepe plaats of bank, die belet dat daarover geen groote scheepen passeeren konnen, dan met zeer hoogwater en dan nog bijna geheel leedig. Weesende de kaart door U Weled. Hoogagtb. van voorsz. rivier gerequireert, reets in april voor Amsterdam versonden en gaat dies duplicaat voor Zeeland thans af. Fol. 9v. (Er zullen preciese inlichtingen over het verschil tussen de gewichten ter plaatse en die in Batavia gevraagd worden en hoe dit verholpen is. Johannes Andreas Paravicini werden in 1755 geen gewichten meegegeven, omdat in de voorafgaande november 41 goede geëikte metalen gewichten, tezamen 686 lb, gezonden waren. De koning van Biliton en het hof zullen een visitatie van het eiland niet erg waarderen en als deze desondanks doorgezet moet worden, kan het opperhoofd te Palembang deze op die tijd niet uitvoeren, omdat hij niet gemist kan worden en de uitvoering door de ontoegankelijkheid van het eiland en de moorddadigheid van de bevolking te gevaarlijk is. Er zijn al zoveel rapporten naar Nederland gezonden, en onlangs twee geschriften vermeld bij de resolutie van 24 december 1757, en in april 1758 met de Huis te Manpad het bericht van de eerste resident Huijbert Johan de ---nademaal dezelve ter plaatze van 's konings dalm diep genoeg is voor een schip van 150 Niet alle kantoren kunnen op tijd van het nodige geld voorzien worden. Zo moest in Siam een Met de g'introduceerde bereekening van het goud op Sumatra's Westcust is eenlijk beoogt Heere, dat het op Biliton niet anders zal zijn dan daarin gemeld is. Daarom wordt naar deze geschriften verwezen en een nader besluit afgewacht. In 1754/55 bedroegen de uitgaven in Palembang ƒ 41.158, waarvan de reden in de staatrekening te vinden is. In 1755/56 zijn ze gedaald tot ƒ 27.684 en in 1756/57 tot ƒ 23.426, wat minder is dan de ƒ 30.000 in de memorie van bezuiniging genoemd. Het verlies van ƒ 1020 in 1754/55 komt voort uit toevallige schade aan gebouwen. De winst op verkoop van textiel te Batavia komt meer met Compagnies belang overeen dan verzending naar Palembang. Daarom is 24 juni 1757 besloten daar geen textiel meer te verkopen, waardoor het kantoor wel een lastpost blijft, maar een geringe, de voordelen op tin en peper in aanmerking genomen. SIAM onvoordelige lening van ƒ 32.000 tegen 11/4 % per maand aangegaan worden. Het bericht van de visitateur-generaal over de noodzaak en de aanwending ervan is bijgevoegd. Voor de vaart en handel op Indragiri wordt verwezen naar de resolutie van 13 april en de geheime resolutie van 16 juni 1758, alsmede naar de gedrukte overwegingen over de Malakse handel door de gouverneur-generaal, waarvan enige exemplaren met het voorjaarsschip meegezonden werden.) SUMATRA'S WESTKUST om door dat middel den lagen prijs van 't goud, thans tot ƒ 378,- het marcq fijn aangerekend werdende en dus nader aan dies eygentlijke waarde komende, niet te zeer te doen briljeeren, en om ook de lijwaten, waarvan de prijs pro rato verhoogt is, nader met haar eyge advancen te doen pronken. Van welke bereekening en aanschrijving van 't goud in copia afgaat het gerequireert, en door de opperkooplieden deeses casteels 1753 ontworpen, model. Sullende circulair na de buytencomptoiren werden g'ordonneert om alle jaaren bij een der brieven aan deese regeering te insereeren de staatreekening hunnes comptoirs. Fol. 12r-v. BENGALEN (Op bevel van Heren XVII moet Bengalen goederen uit Nederland direct vandaar bestellen en niet via Batavia. Van de 300.000 lb peper die voor de inlandse handel besteld werd, zal slechts de benodigde 100.000 lb geleverd worden. Ze wordt te Patna en Hooghly afgezet voor zo'n prijs dat heruitvoer naar Europa door vreemde volken voorkomen wordt. Daarom wordt ook maar een matige hoeveelheid gezonden. Volgens de opdracht zal er niet meer sapanhout naar Bengalen gestuurd worden dan voor het stuwen van de lading van de retourschepen nodig is. Het besluit aangaande het tekort en de onvoordelige verkoop van 31151/2 lb cochenille wordt uitgevoerd, alsmede dat het volgens besluit van 6 juli 1756 ten laste wordt gebracht. De vergoedingen te leveren door de gewezen pakhuismeester te Hooghly Gualterus van der Beets, zijn ten laste wat voor hem te Bengalen en aan de Kaap de Goede Hoop tegoed stond, naar Batavia overgeboekt volgens de besluiten van 11 november 1755, 1 september en 21 oktober 1757, alsmede 4 en 17 juli 1758. Zijn rekening in de Bataviase negotieboeken had per eind augustus 1758 een tegoed van ƒ 1965. De advocaat-fiscaal is gelast het recht van de Compagnie uit te oefenen op een legaat door Catharina Haak, weduwe van directeur-generaal Herman van Suchtelen, aan Gualterus van der Beets op naam van diens vrouw. Zo kan de Compagnie zich schadeloos stellen op wat hij aan haar schuldig is. De orders van de XVII ten aanzien van artikel één en twee op het reglement van de dienaren te Hooghly voor openbare verkopingen zullen doorgegeven worden. Kopers kunnen hun goederen in percelen afhalen en moeten na 6 weken een 1/2 % aan de pakhuismeester betalen. Mits er kennis wordt gegeven aan de directeur en de hoofdadministrateur, is tegen het eerste geen bezwaar en het tweede voorkomt afpersing door de bedoelde administrateurs. In Batavia, Bengalen en de Westerkwartieren zal de borgstelling voor dienaren van de Compagnie verlengd worden van drie tot vier jaar. Ook zal men aan de in 1753/54 afgetreden resident te Gamron en huidige gouverneur van Ternate Jacob van Schoonderwoerd, het verlies van ƒ 398 op 489 stuks valse Perzische ropia's, waar bij besluit van 25 juli 1755 afschrijving op is verleend, vergoeden. Deze waren uit Bengalen teruggebracht en na versmelting tot een staaf verkocht. Er kon niet nagegaan worden wie ze in ontvangst Het gantsche verlies dat in de Bengaalsche directie gevallen is, op 92.000 pees had genomen en ze dus moest vergoeden. De negotieboekhouder te Batavia is daar niet attent op geweest of hij vond dat het niet te achterhalen was. Had hij er beter op gelet dan was hij er achter gekomen dat deze ropia's met de Hartekamp in januari 1754 uit Gamron waren aangevoerd en dat kantoor dus aangerekend hadden moeten worden.) Persiaansche ropia's tot ƒ 11.492,7,8, of 83/8 percento, is volgens de negotieboeken vandaar sub dato 22 november 1755 Kareek behoorlijk ten laste gebragt, en zijn daaronder meede begreepen geweest de 5095 pees Canoos en Saklouse ropia's1, die toenmaals alleen een verlies van ƒ 1262,17 hadden. De reeden dat de 100 Souratse ropijen bij verkoop in Bengalen hebben moogen haalen sicca ropia's 93,8 en de 100 diergelijke ropijen in gewigte aan bhaar zilver niet meer dan ropia's 90,8, is dat de mogolse ropia's, schoon wel niet in die agting sijn als de sicca's, welke is de provintiale munt van Bengale, egter meer doen in de cours als ongemunt bhaar zilver. Hoewel ook daarop, of op de waarde van de gemunte spetie, in Hindostan geen groote staat te maaken is, nademaal de wisselaars dezelve dagelijks doen rijsen en dalen na mate sulks met haar belang overeenkomt, dog dewijl dat egter sulk een groot different niet maaken kan. Fol 14v-15v. (Het bestuur zal bevolen worden nadere uitleg te geven. Bij de jongste verkoping bleek evenwel dat er voor een bahar zilver 921/2 ropia's gegeven werd. Er zijn weinig kooplieden die er voor willen geven, wat het in de munt opbrengt. Verder wordt verwezen naar het verleden jaar toegezonden gedrukte stuk van de gouverneur- generaal over de munt. Het verschil in vermunting van Suratse ropia's tot respectievelijk ropia's 923/4 à 93 en 89 à 90 de 100 sicca's zwaarte is er aan toe te schrijven, dat Suratse ropia's het eerste opbrengen, maar in verschillende soorten het tweede. Het bericht bij de resolutie te Hooghly van 20 augustus 1754 zou derhalve misverstaan kunnen worden. Naar de munt te Kasimbazar werden 32.000 ropia's in verschillende soorten ter vermunting gezonden die uit de puinhopen van de verbrande loge te Bimlipatam opgedolven waren. Het is aan de markt toe te schrijven dat gouden dukaten, die met de Scholtenburg naar Bengalen zijn gezonden, minder waard waren dan degene die met de Bevalligheid zijn aangevoerd. Uit de resolutie van 29 augustus 1755 te Hooghly blijkt dat deze niet hoger was. Stukjes en brokjes zilver in 1754 met de Visvliet te Bengalen aangevoerd, waren onder het gehalte en zijn op 27 oktober 1756 met de Middelburg aan de kamer Zeeland gezonden. De memorie vermeld bij de geheime resolutie van 27 maart 1755, die niet ontvangen zou zijn, is eind december 1755 met de Amelisweert naar Nederland verzonden. Waarschijnlijk wordt gedoeld op het bericht over de Bengaalse negotieboeken van 1751/52 aangaande een fout over een obligatie van ƒ 315.000, waard met interest ƒ 386.451. Het bestuur in Bengalen en te Kharg zal verzocht worden opheldering te geven over het gewoonlijke verlies op Perzische gouden en zilveren specie bij verkoop of vermunting in de Westerkwartieren. De dienaren in Bengalen en te Kharg zal bevolen worden opening van zaken te geven over het verlies op Perzische gouden en zilveren specie bij vermunting in de Wersterkwartieren en over de winst behaald op de deugdelijke gouden ropia's te Hooghly. Vanuit Batavia valt hier weinig over te zeggen, hoewel de ondervinding leert dat het resultaat van verkoop of vermunting van die specie in Bengalen afhankelijk is van de markt en de grootste verschillen bij inwisseling zich in Perzië voordoen. Zo is bijvoorbeeld in 1753 te Gamron de gouden Venetiaanse dukaat tegen ƒ 7,4,- en de gouden ropia's eerste soort tegen ƒ 21,15,- het stuk ingewisseld, maar het volgende jaar voor respectievelijk ƒ 7,10,- en ƒ 22,10,-.) Zijnde het verschil tusschen de aanreekening van twee partijen Persiaansche nadries, d' eene van marcq 3009,9,2 van 11 penningen en 131/2 grein tot ƒ 33,18,6 't marcq fijn, en d' andere van marcq 1316,3,9 van 11 penningen 16 grein tot ƒ 30,3,101/16 't marcq fijn, alleen herkomstig van dat d' eerste in geen nadris maar in 6800 pees Persiaanse ropijen bestaan hebbende, teegens ƒ 1,10,- aangeschreeven zijn en d' andere, of d' eygentlijke nadris, volgens de ordre teegens ƒ 3,51/6 schats de reaal swaarte, alschoon ze beiden teegens ƒ 1,10,- de ropij swaarte ingewisselt zijn. Dog waarvan de mindere waarde der nadris te Gamron gedragen, dan wel op den verkoop der specerijen hoger bereekent word, zijnde het wel het voordeeligste deese laaste in Persiën voor verkogte koopmansz. te ontfangen. Maar de ministers 1 In de marge wordt gesproken van “Cannoos en Laklose ropias”. hebben toenmaals bij gebrek aan een genoegsame quantiteid ook tot de ropia's recours moeten neemen, die so voordeelig niet uytkoomen. Fol. 17v-18r. (Nadere toelichting zullen de dienaren in Bengalen en te Kharg geven, terwijl die in Bengalen is bevolen om voor het vertrek van de laatste retourschepen met de kooplieden of leveranciers af te rekenen. Alle kantoren krijgen opdracht om bij bescheiden over eisen steeds datum en jaar van de betreffende vaderlandse of Bataviase eis te vermelden in plaats van het jaar dat de voldoening berekend wordt. Het bestuur te Bengalen wordt opgedragen de voorschriften van de XVII over de aanbesteding en sortering van de textiel prompt na te volgen. Naar aanleiding van de opmerkingen betreffende de behandeling op 22 april 1755 van de vermindering op de voldoening van de Bengaalse eis, wordt er op gewezen dat het de minst winstgevende soorten textiel betrof en dat die naar Nederland gezonden zijn, een goede winst opleverden. In geld uitgedrukt was het retour bepaald naar dat van de direct voorafgaande jaren. De order kwam niet ontijdig, want slechte sortering zou door de kooplieden niet zijn teruggenomen, omdat ze met geld op de hand verhandeld zou zijn. Dan zou men het bestuur met recht hebben kunnen verwijten dat het onverantwoord had gehandeld. Nu is grote schade voorkomen. Er waren dan wel geen andere waren, maar er was wel voldoende salpeter om de schepen niet slecht beladen te laten vertrekken. De XVII hebben nu aangegeven op welke soorten er verminderd kan worden. Het is aan Bengalen, maar ook aan Coromandel, Ceylon, Surat en Malabar doorgegeven de voorschriften voor de voldoening van de eisen nauwkeurig na te komen. Salpeter, hoewel in Europa minder voordelig af te zetten, zal nodig zijn als ballast voor de Bengaalse retourschepen. Lijsten van in de Ganges aangekomen en vertrokken Franse, Engelse en andere vreemde schepen zullen jaarlijks naar Batavia en Nederland gezonden worden. Het verschil in verkoop van Japans staafkoper en Suratse katoen op Coromandel en Bengalen is toe te schrijven aan koersverschil tussen de op Coromandel ontvangen pagoden berekend op ƒ 90,-,-, en de in Bengalen ontvangen zilveren ropia's berekend op ƒ 100,-,-. De prijs van ƒ 113,-,- de 100 lb koper is alleen onder de huidige directeur Adriaan Bisdom gehaald, maar is weer gedaald tot ƒ 103,-,-, zodat het geen handelswaar tussen Coromandel en Bengalen meer kan zijn, omdat het niet meer verschilt dan de reductie tussen de muntspecie. Slechts bij de eerste vendutie gold voor de katoen een ongehoord hoge prijs, maar ze ligt nu op ƒ 33,-,-. De XVII maakten bezwaar tegen de inkoop van 3.180.141 lb sapanhout, terwijl er in Coromandel nog een grote voorraad was. Volgens de boeken was deze eind augustus 1757 381.546 lb, die in 1747-1753 niet via Batavia maar over Malakka naar Bengalen was gezonden. Bij besluit van 11 april 1758 is Malakka bevolen om ieder van de Bengaalse retourschepen, die doorgaans Nagapattinam aandoen om goud of geld af te geven, 50.000 lb sapanhout voor Nederland mee te geven. Zo zal de voorraad in twee jaar afgevoerd zijn.) Item dat te deeser steede in de jaare 1753/4 en 1754/5 in 't geheel ingekogt zijn 3.949.824 lb. Siams en Bima’s sappanhout. En men voor de 100 lb. van eerstgemelte soort in 't eerst betaald heeft ƒ 4,16,-, dog naderhand, wanneer men een genoegsame voorraad aan handen hadde, niet meer dan ƒ 2,8,- en nu jongst maar ƒ 1,18,8 voor een parthij van 117.275 lb van de administrateurs, terwijl voor het Bima's nooyt meer betaald is dan ƒ 2,17,8, ƒ 2,8 en nu jongst meede maar ƒ 1,18,8 voor d' 100 lb. Scheinende dese evengemelde quantiteit in den eersten opslag wel wat groot, ja zelfs excessief, maar men is somtijds genoodsaakt, wil men niet in verlegentheit g'raaken, van diergelijke goederen iets meer als de voor die tijd benodigde quantiteid aan te slaan. Omdat men uyt de ondervinding weet, dat daarvan in 't eene jaar veel en in het andere weder genoegsaam niets werd aangebragt. En dat dit ten opzigten van 't sappanhout in 't presente geval heeft plaats gehad, blijkt volkomen, want onder ult. aug. 1755 is het restant Siams en Bima's groot geweest lb. 5.881.528,- en onder ult. aug. jongstleede zijn er maar in voorraad geweest circa lb. 2.000.000. Zodat, als de retourscheepen dezer bezending eens afgeladen en vertrocken sullen weesen, er dan nauwelijks genoeg sal overschieten tot de versending van de benodigde quantiteid van 6 à 800.000 lb. voor Japan, indien door het Siams schip niet een goede lading werd aangebragt. Fol. 21v-22r. COROMANDEL (Om de beperking op de verkoop van peper niet te overschrijden, is ongeveer 80.000 lb naar Coromandel verzonden. Wegens gebrek aan goud moest er in 1752 naar Coromandel 51.400 dukatons verzonden worden, die met een verlies van ƒ 17.887 zijn omgezet. Als goud in Batavia was gekocht, had het ƒ 450 het mark fijn gekost en had het ruim zoveel verlies gegeven als nu de dukatons, die door de reductie van de pagoden tot 96 stuivers wel 10 % onder de Bataviase prijs liggen. Zolang het bestuur van goud voorzien was, heeft men de dukatons laten liggen en zo op prijs gehouden. De kantoren waar goud wordt ingekocht, zullen het extract uit een brief van de XVII betreffende het essaai van dukatons bij verzending en ontvangst in aparte kolommen ontvangen om het stipt na te leven. In de bijlagen en onder Siam wordt in een bericht van de visitateur-generaal over het aanrekenen van 2107/72 mark bruto Ternataans goud, aangetoond dat dat niet, conform het besluit van 6 maart 1753, voor ƒ 450,- het mark fijn maar voor ƒ 400,- is aangerekend. Het rendement kwam zo wel op ƒ 450,- het mark fijn, wat voortkomt uit het rekenen met 22 karaat in plaats van de gangbare 18 à 19 karaat. Het te hoog gerekende gehalte had voor Batavia teruggerekend moeten worden. In een rondschrijven zullen Ternate, Malakka, Palembang en waar het nog meer nodig is, bevolen worden om stofgoud tot staven te versmelten, maar de specie blijft uitgezonderd, omdat ze door merktekens voor courante munt doorgaat, zodat verkoop voordeliger is dan versmelting tot staven.Het verstempelen van goud tot fanums komt 5 % nadeliger uit dan het vermunten tot pagoden naar mate het hoog of laag goud is, maar per jaar is een ton aan fanums nodig voor de huishouding, in het bijzonder voor de inkoop van rijst en andere dingen. Aan Coromandel en Bengalen zal opdracht gegeven worden de voorschriften van de XVII voor de rendementen van het goud bij verkoop of vermunting stipt na te komen, en) ---dezelve inmiddens ter kennis brengen dat de aanreekening van 't goud teegen ƒ 400,- het marcq fijn thans precies werd g'obseserveert, zomeede dat den inzaam van Mazulipatnamse lijwaten, sonder daar publicque handel te drijven, werd g'effectueert. Dog het is apparent men die soort van lijwaten eerlang te Jaggernaykpoeram en Paliacatta even goed en facil sal kunnen laaten maaken. In welk cas dan Mazulipatnam in 't geheel te missen is, alwaar de jaarlijkse betaling van 410 pagoden geschied, niet, soals U Edele Hoogagtb. Vermeenen, voor grondregt, maar voor huur van een deel der grond die aan particulieren toebehoord, met welke men voor lange in dier voegen gecontracteerd heeft. Fol. 24r-v. duim voor de Persijnenburg. CEYLON doorgegeven. Afgewacht moet worden of de in 1757 doorgevoerde veranderingen onder de dienaren te Tuticorin, de slechte verwerving van textiel op de kust van Madurai zullen verbeteren. Hopelijk zijn de XVII tevreden met de reeds ingevoerde maatregelen ter verbetering. Het bestuur zal ernstig worden aanbevolen er tegen te waken dat er te Colombo en onderhorige kantoren iets onbehoorlijks geschiedt bij de aanvoer door Europese handelaren van rijst uit Coromandel en Bengalen. MALABAR samenhangt met het weigeren van een tol van 11/2 gouden fanum het corge. Uit het bericht van de opperkooplieden te Batavia vermeld bij besluit van 25 april 1758 blijkt dat men niet onoplettend is geweest over de slechte kwaliteit en assortiment van de textiel uit Tengapattanam. Wegens onoverkomelijke gebreken is de verwerving ervan verboden. De voorschriften voor de verkoop van suiker moeten na uiterste vermogen nageleefd worden en de prijs dient ongeveer gelijk te zijn aan die te Surat. KHARG De visitateur-generaal zal een specifieke opgave maken van de lasten en winsten te Kharg sedert de vestiging van het kantoor, terwijl het bestuur ter plaatse zal duidelijk maken welke soorten textiel op welke voorwaarden en voor welke munt aan de Aleppose kooplieden zijn verkocht. BATAVIA (Er zal rekenschap gevraagd worden over het inkopen te Karkal van een zwaar vaderlands touw van 18 Het bevel te Ceylon dezelfde rendementen aan te houden als te Coromandel en Bengalen wordt Het bestuur te Malabar moet duidelijk maken of het verbod van de zamorin van uitvoer van koehuiden De boedels van dienaren die insolvent komen te overleiden, sal men meede niet En wat betreft de verwisseling met de Portugeezen van eenige onnutte plaatsen op de (In overeenstemming met de door de XVII goedgekeurde memorie van bezuiniging is in de vergadering De Carolina vertrok laat op 6 juni 1752 met 200.000 lb kruidnagels, omdat de Compagnie daarmee slechts kon winnen doordat de lading door de uitzonderlijke oogst van 1.400.000 pond weinig kostte. Overeenkomstig het bevel van de XVII zal dit met het naschip voortgezet worden, zoals dit voorjaar met de Huis te Manpad.) manqueeren na Nederland over te maken, hoe nadeelig sulks ook voor de Compagnie, hare dienaaren en colonie zij, gelijk w' meenen duydelijk aangetoont te hebben bij onse resolutie van den 23e julij 1753 en generale missive van ult. december des selvigen jaars, waarop wij bidden dat U Edele Hoogagtb. dog willen letten. Terwijl deselve wijders omtrend het roullement der duyten bij resolutie van den 4e april deeses jaars kunnen beschreeven vinden, d' gebruykte remedie om die munt bij verval door inwisseling staande te houden en waardoor ze weeder in 't nodig credit gebragt is. Mallabaar teegens andere op Timor, hoopen w' dat U Edele Hoogagtb. bij verandering en verbetering der tijden in Europa dat gewenscht oogmerk sullen kunnen en moogen bereyken. Fol. 26v-27r. van 2 oktober 1758 besloten om, ter vervanging van ontbrekende hoofdofficieren, luitenant-kolonel en pro-interim hoofd van de militie Gerardus Beylanus de Wendt te bevorderen tot kolonel en te bevestigen als hoofd van de militie, om majoor Johannes Philippus de Barnewal te bevorderen tot luitenant-kolonel, om majoor Carel Johan Ludecq aan te stellen tot groot-majoor, om de titulair-majoor Johan Casper Rijsweeber aan te stellen tot absoluut- majoor, in plaats van majoor Hugo Pieter Fauré die tot opperkoopman bevorderd werd. Omdat er te weinig militairen zijn om Ceylon, Coromandel en omliggende plaatsen voldoende te versterken, hoopt men dat er schepen met gezond volk en weinig doden komen. Er is zo'n gebrek aan zeevarenden dat de retourschepen nauwelijks goed bemand kunnen worden. De bepalingen betreffende geweren voor de buitenkantoren zullen opgevolgd worden. Het accepteren van ropia's op wissel is niet nadelig en er is gebrek aan Nederlands geld om wissels te kopen, wat slechts door het zenden van particulier geld op recognitie naar Azië is te verhelpen; zie de resolutie van 2 oktober 1758.) Ter welker sessie verstaan is alle ropia's, uytgezondert de derhams Java anders Bataviase, de Souratse, en de bereets met een apart stempeltje 's Compagniesweegen gedistingueerde Persiaanse ropijen, die voor 30 stuyvers blijven roulleeren, gangbaar te verklaren teegen 27 stuyvers het stuk, omdat die so goed als de Souratze zijn en de colonie daarbij gemak werd toegebragt. Als hebbende tot nog toe geen bepaalde waarde gehad, maar baatsugtige menschen deselve niet dan tot een lage prijs van zelfs maar 24 stuyvers ontfangen, terwijl de Persische van de Compagnie na Bengale konnen werden g'employeert. Fol. 28v. (Op Java betaalt men nu nog 20 rsd voor een last rijst, maar in het aanstaande zal dit nader overwogen worden. In 1755 zijn geen bedorven kruidnagels verbrand, maar stof en gruis dat uit de schepen uit Amboina en verschillende buitenkantoren is opgeveegd.) 2571/4 Nagapatnam 394 834 Fol. 29r-v. van Bengalen Wareld ,, ,, Cochim van Ceylon van Amboina } opveegsel ,, } van lading 73/8 ,, 1.1533/4 31 ,, ,, 761/4 ,, ,, 4.9453/8 ,, ,, Anna ,, ,, Buytenzorg ,, Kievitsheuvel 't Huys te Manpad de Erfprins lb. te zaamen Hebbende de onder ultimo augustus des voormelten jaars verbrande quantiteit bestaan in lb. per de Orangezaal 2.1913/4 ,, ,, van Jaggernaykpoeram Gouverneur Generaal ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, Sadraspatnam dito (De opperequipagemeester zal in het vervolg verslag uitbrengen over het schoonhouden van de ruimen van de schepen. Het Engelse schip Prince Henry, met kapitein Thomas Best, eerste carga mr. Mandaville en als tweede mr. Mackinsey, is te Limpho tot de handel toegelaten. In de brief van 29 oktober 1757 is sprake van een lagere prijs voor kaneel, maar ze is dit voorjaar voor 120 stuivers het lb verkocht en deze verhoging is gehandhaafd. De zogenaamde 50 stuks verlegen roodgeverfde gebloemde kust bethilles die naar Nederland zijn gezonden, kwamen op 27 september 1756 met de Blijdorp uit Nagapattinam met de aanduiding bethilles fijne gebloemde rood kasumba. Ze zijn op proef met de Luxemburg aan de kamer Amsterdam gezonden in een kistje gemerkt LaA en hebben niets van doen met de door de XVII genoemde 1600 stuks, hoewel de negotieboekhouder ze wel op dezelfde rekening zette. De 1500 stuks in oktober 1756 uit Ternate teruggebracht, zijn in Batavia met 521/3 % winst verkocht en 100 stuks in maart 1756 uit Pulau Tjinkuk teruggezonden, zijn in Timor, volgens het rendement van eind augustus 1757, met 77 % winst verkocht. De voorschriften voor de eis van textiel zijn aan de desbetreffende kantoren doorgegeven. Ook die betreffende de bestelkistjes zullen nagekomen worden, maar een te groot aantal kistjes werd veroorzaakt door te late aanlevering, zodat er geen twee op de eerste schepen geplaatst zijn. De advocaat-fiscaal is voor onderzoek en rapportage een afschrift van de brief van de XVII van 29 oktober 1757 gegeven met een verklaring van Dirk Hendrik Waardenburg over equipagegoederen en verzending van ammunitie naar Timor door particulieren. Voor het verstrekken en verantwoorden van victualiën aan de retourschepen en het opnemen in de consumptieboeken is aan de commandeur en opperequipagemeester, en aan de administrateurs van het provisiemagazijn, een extract uit genoemde brief gegeven. Ook het opperhoofd van het generale soldijkantoor kreeg een extract over de fraude in de soldijboeken; hij moet zich verantwoorden. Bij resolutie van 23 december 1755 is de negotieboekhouder gemachtigd om ƒ 1.081.570 uit de liberale gift te crediteren op het generaal kantoor en te debiteren op het kantoor in Nederland. De XVII wensen dat het geld echter onverwijld naar Nederland wordt overgemaakt. Eind december 1756 is er nog aan herinnerd dat bij overmaking per wissel een schelling van iedere dukaton van 78 stuivers, zijnde het wisselverlies van 79/13 %, afgetrokken moet worden. Nu is weer ƒ 1.081.570 gecrediteerd op de rekening van het generaal kantoor, waarvan ƒ 998.372 per assignatie wordt overgemaakt en ƒ 83.197 voor het surplus van een schelling per dukaton.) verwstoffen in geene der Indische coloniën iets verkogt, maar alles na Nederland gezonden werd, is de Cormandelsche ministers aangeschreeven om op ieder comptoir van dat gouvernement ter preuve 100 lb. van de beste soort in te koopen en in een aparte kist herwaarts te zenden, om alhier gevisiteert en verder na Europa voortgezonden te worden. Mits bedagt zijnde om de prijsen sodanig te reguleeren, dat, wanneer er in 't vervolg eyschen van aanmerking van gedaan mogten worden, zij dezelve indigo alsdan daarvoor bemagtigen konnen. Fol. 32v. verworven, veel te weinig is en dat er wegens de ruime vraag in Nederland veel meer ingekocht moet worden. De resident te Cheribon is bericht dat er zo mogelijk 15.000 lb indigo geleverd moet worden, en dat er wel een restant moet zijn, omdat er in 1756 9625 lb werd verworven, maar in 1757 slechts 5000 lb. Wegens grote sterfte onder de bevolking zal de inkoop in de Jakatrase bovenlanden in vergelijk met vorige jaren wel afnemen. Omdat er vroeger duizenden ponden cardamom binnen kwamen en thans maar een honderd of twee, is de dienaren op Java bericht dat die cultuur met meer ijver bedreven moet worden. Omdat de XVII verwachten dat de eis van 15.000 lb cubebe voldaan wordt, is deze dienaren tevens opgedragen de onderhorige residenten daartoe aan te sporen en niemand inkoop of vervoer toe te staan, voordat de Compagnie de gewenste hoeveelheid heeft verworven. Tevens zijn zij en de resident te Cheribon er om geprezen dat ze sedert 1757 zoveel katoenen garen hebben geleverd. Het wordt verwacht dat ze daarmee zullen voortgaan.) 1756 niet aan de kamer Zeeland gezonden, omdat sulks met dien zelfden bodem na vorige gebruyken reets geschiet was, sodat in deesen de bediendens ter generale secretarij, hen na de usantie gereguleert hebbende, niet misdaan hebben. Egter heeft men in dit voorjaar van die methode gerenuntieerd en ter sessie van den 11e april besloten niet meer dan een stel aan de præsidiale kamer Amsterdam te zenden en de wedergade in october aan die van Zeeland. (De dienaren op Java is duidelijk gemaakt dat de ruim 2000 lb indigo die daar in het laatste jaar werd Op U Edele Hoogagtb. recommandatie ter bevordering der indigoculture, van welke De duplicaaten der papieren verongelukt van het schip de Batavier, heeft men in october Palembang leverde 27.694 pikol tin en 20.552 pikol peper. De vorst is in het voorjaar overleden en door Wegens de afpersingen is van handel in Siam afgezien en vandaar werd slechts het nodige sapanhout, (Van Amboina is 318.944 lb kruidnagels ontvangen; volgens particuliere berichten verwacht men een Banda leverde 911 sokkels foelie en 375.315 lb goede nootmuskaat, maar met de Drie Heuvelen zijn Te Ternaten vond den gouverneur Schoonderwoert met zijne komste den koning van (Van Bandjarmasin is tussen de 4 en 500.000 lb peper ontvangen; de komende oogst wordt begroot op Fol. 34r-v. AMBOINA grote oogst. BANDA 176 sokkels foelie en 138.185 lb nootmuskaat verloren gegaan.) TERNATE Gorontale over 't verkopen van eenig goudwerk afgezet, dog heeft dat geval door deszelfs herstellinge weder zo goed mogelijk geremedieerd. Het ontfangen gout uyt dit gouvernement bestaat maar in 1705/8 marken. Fol. 35r. BANDJARMASIN 1.500.000 lb. PALEMBANG zijn zoon opgevolgd, waarmee deze in juni ter bevestiging is gefeliciteerd. SIAM gember etc. gevraagd. MALAKKA vroegere opperhoofd te Japan, David Boelen, volgde hem op. JAPAN pakhuismeester in Japan Johannes Reijnouts. Verleden jaar werd er geen tin verkocht, zodat een grote voorraad renteloos lag. Uit Nederland werd geen goud verwacht. Daarom is een schip met 800.000 lb tin en 100.000 lb peper naar Kanton gezonden om dit te verhandelen tegen goud en daarmee het aanstaande voorjaar terug te keren. Bovendien vervoerden de twee schepen naar China 1.750.000 lb tin. SUMATRA'S WESTKUST verwacht. BENGALEN ton per assignatie naar Nederland, het geweld van de Engelsen en de vervanging van alle kooplieden door het aanstellen van alleen Totaram wordt verwezen naar de beraadslagingen over Bengalen, de brieven vandaar ontvangen en die direct naar Nederland zijn gezonden. COROMANDEL Naar Bengalen is ruim 17 ton aan dukaten, zilver en ropia's etc. gezonden. Voor de acceptatie van 19 De gouverneur van Malakka mr. Willem Dekker is op verzoek ontslag verleend om te repatriëren; het Het opperhoofd te Japan Jan Hek is in Batavia overleden en opgevolgd door de koopman en Naar Sumatra's Westkust zijn 884 pakken diverse textiel gezonden, zodat een rijk retour wordt Naar Coromandel is aan goud en zilver, en aan specie voor 21 ton guldens verzonden, terwijl op Het overgaan van 't Engels fort St. David aan de Fransen zal U Weledele Hoogagtb. reeds Het retour herwaarts bestaat in (Inwilliging van het verzoek om ontslag door directeur Louis Taillefert is uitgesteld, omdat hij ter plaatse voorhand vandaar 710 pakken diverse textiel zijn ontvangen. Het opperhoofd te Sadras, Philippus Jacobus Dormieux, is wegens het belasten op rekening van voorschotten die hij aan zijn dienaar en aan Compagnies kooplieden verstrekten, waardoor de textielhandel stil stond, vandaar teruggehaald. Hetzelfde geschiedde wegens vergelijkbare fouten met de opperhoofden te Bimlipatam, Jan Aping en Bloeme. Gouverneur Steven Vermont werd op verzoek ontslag verleend; hij is vervangen door de secunde Lubbert Jan van Eck.) bekend zijn, en van der Franschen marsch in Tansjour vandaar direct berigt werden gedaan. Ondertussen hebben w' niet konnen nalaten ons ongenoegen te betuygen over der ministers veel te inschikkelijk gedrag jeegens de Franse en daarontrent regelen voorgesz. bij secreete letteren van 15 deezer. Fol. 37r. SURAT Souratta werd door de Engelse bedreygd met eene overheersching, zodra ze vreede met Vrankrijk hebben. Egter zullen de onderhandelingen met de landvorsten haar dan beeter moeten gelukken als tot nog toe, hoewel alles van haare overmagt te vrezen is. 1038 pakken kleeden en lijwaten, nevens 2372 balen catoen en 100.000 ropia's Fol. 37r. nog nodig is. Voor zeker particulier scheepje van een onderdaan van de Compagnie, op weg van Batavia naar Bengalen en door admiraal George Pocock in beslag genomen, wordt verwezen naar de brief van aanstaande december 1758. PERZIË GAMRON Van Gamron is per de Stralen aan koperwerken, wol, gouden ropia's, diamanten etc. ƒ 174.834 ontvangen. KHARG Van Kharg is per de Bevalligheid aan geld, wissels, parels en koperwerken ƒ 200.777 ontvangen. Door de grotere eis van suiker zijn de zendingen naar Cochin, Surat en Perzië zeker zo groot geweest als vorig jaar. JAVA'S OOSTKUST BANTAM BATAVIA daar, direct van Kaap de Goede Hoop door te varen. Buiten de schepen direct uit Bengalen en Ceylon, volgen in januari twee schepen onder commandeur Jan Akkerveld. Met de bemanning van de schepen is het slecht gesteld. Als er geen goed bemande schepen uit Nederland aankomen, blijft dat een probleem. Wegens gebrek aan ijzer en wieltrossen moest bij besluit van 10 oktober 1758 Kaap de Goede Hoop bevolen worden uit de uitvarende schepen vier voor de grote en drie voor de andere thuisvarende schepen te lichten. Om de schepen onderzwaarte te geven is op 12 september besloten om te vragen alle heenvarende schepen 30 à 40.000 lb aan ijzeren blokken mee te geven.) 500.000 100.000 De retourvloot omvat 13 schepen met Pijlswaart voor Hoorn als voorzeiler om, behoudens tegenorder Het retour zal onder anderen bestaan in lb. tin Banka's ,, dito Malaks Door de vrede en de gewenste oogst gaat het in Java en Cheribon beter. De ziekte in Bantam neemt ook af. ,, zuyker, waarmeede de pakhuysen geledigd zijn ,, nagulen ,, noten ,, foelij de aan handen zijnde balen caneel lb. peeper en ,, coffij 1.500.000 360.000 50.000 60.000 704 6.000.000 3.600.000 Fol. 39r. (Ter voldoening van de rente op een dit jaar gezonden kapitaal van 8 ton guldens, is bij besluit van 29 augustus 1758 het textiel uit Coromandel belast met 4 % rente. In het retour zijn roemaals sesterganty en d'esta uit Pulicat en Machilipatnam, die boven de eis gezonden werden, mede inbegrepen. Ze zijn niet van Indische sortering en worden ter verantwoording van de inzamelaars meegezonden. Er wordt dringend verzocht de thans overgaande eis van 70 ton guldens te voldoen, omdat de zendingen aan geld uit Batavia zijn gestegen tot boven 100 ton guldens, waardoor het daar is uitgeput en Bengalen met het laatste schip 2 ton aan guldens tekort kwam. Er hoeft geen vlees en spek gezonden te worden, omdat er respectievelijk nog 1095 en 2220 vaten in voorraad zijn.) In stede van de gereguleerde monture der scheepen bij resolutie van 7 december 1756 voor die na Nederland retourneeren, is den 26e september nodig g'oordeelt op een eenparigen voet, zowel dezelve als die in Indiën navigeeren, de twee 12 of 8 lbs. in de constabels kamer te excuseeren en voortaan op scheepen van 150 te plaatzen 24 kanons van 8 lb. 4 ,, 8 dito 10 dito 1 ,, op die van 140 en 136 voeten 22 kanons van 6 lb. 3 ,, 6 dito's 8 dito's 1 ,, en op scheepen van 120 en 125 voeten 20 kanons van 6 lb. 3 ,, 4 dito 6 dito 1 ,, en daarna mede te bepalen het buskruyt, scherp, papier ensz. Fol. 40r. past. De radicale beschrijving van Surat, 26 september 1758 ingediend en 5 en 10 oktober behandeld, wordt meegezonden. Volgen de handtekeningen van de gouverneur-generaal en raden.) (Verzocht wordt de heenvarende schepen ook zo uit te rusten, omdat het veiliger is en beter bij de omvang ,, ,, ,, ,, ,, ,, Uit Amboina is met de Vrouwe Elisabeth en Vosmaar 318.944 lb kruidnagels ontvangen en tevens Terwijl wij bij onse afgegane generale reschriptie der Ambonse brieven g'approbeert XXXV. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK en REYNIER DE KLERK, BATAVIA 31 december 1758. Kol. Arch. 2804, VOC 2912, fol. 265-624. (Met het eerste schip, de Pijlswaart, is de brief van 15 oktober 1758 verzonden. De vloot van 12 schepen vertrok begin november. Op 10 december kwam de Buitenzorg aan met de voorjaarsbrief van 18 april 1758, die onder het hoofd Batavia beantwoord wordt. AMBOINA 100 zwarte houtjes met geconfijte moernagels, 2851 lb moernagels in 39 dubbele zeildoek zakken, 2 kelders met welriekende oliën etc. De laatste oogst is dus wat schraal uitgevallen, maar er wordt gehoopt dat in juni 1759 de Standvastigheid, Zeelelie en Hercules meer specerijen zullen aanvoeren. Het bestuur berichtte in zijn brieven van 24 mei en 26 september 1758 dat het kruidnagelgewas er door de gematigde moesson goed bij stond en dat de inheemse hoofden gisten dat de opbrengst 1846 bahar, d.w.z. 1.015.300 lb, zou zijn, wat 1396 bahar meer is dan de opgave van 1757.) hebben, dat de ministers aldaar op gedaane instantiën van de inlanders van de naguldistricten om van de hongijtogt g'excuseert te moogen sijn haar, zulx toegestaan hadden, ten eynde door gemeenen arbeid deesen verhoopte so capitale oegst in te samelen. Fol. 266v. (Omdat strozakken te zwak zijn, is bevolen de kruidnagels weer in linnen zakken te verpakken. Zo is er minder verlies en de linnen zakken kunnen ook nog voor rijst gebruikt worden. De eed van zuivering voor de afhandeling van de kruidnagels is door de opperhoofden en gecommitteerden afgelegd en de jaarlijkse opneming en beschrijving van de kruidnageltuinen is geschied en in orde bevonden. Het aantal bomen is 587.742 stuks, waarbij het maar moet blijven. De hongitocht werd 15 oktober 1757 aangevangen en op 11 november rond Ceram voltooid. Wat daarbij volgens de brief van 24 mei 1758 door de gouverneur is verricht, werd goedgekeurd.) twee potjes met gezoute en twee doosjes gedroogde sogenaamde notenmuschaten, welke in de bogt van Haya en elders langsheen de cust wel groeyden, dog die te samen kragteloos en sonder veel smaak bevonden waaren. In onse vergaderinge alhier nader g'examineert hebbende, bevonden heeft dat de nooten mannetjes nooten sijn, sodat men de ministers aangerecommandeert heeft, bij de jaarlijkse extirpatie van nagulen en nooteboomen in haare provintie door de extirpateurs behoorlijk te doen in agt en waarneemen, om diergelijke nagulen en noteboomen ook meede uyt te roeyen. Fol. 267v-268r. zonder te onderzoeken of het echte of andere kruidnagels zijn, want het is voldoende bekend dat er wilde nootmuskaatbossen zijn, en echte en wilde groeien op dezelfde plaatsen. Verder wordt verwezen naar de geheime brief van heden naar Amboina, waarin wordt bevolen wilde kruidnagels en nootmuskaat, en andere specerijen, uit te roeien en op te treden tegen smokkel van specerijen van Groot-Ceram en elders. De uitroeiing van specerijbomen is op tijd geschied en op Hoamoal, op de noordkust van Groot-Ceram en op Buru zijn 5630 diverse specerijbomen vernietigd. De indigoverbouw gaat, zoals verleden jaar al bericht, slecht en het bestuur schreef laatst dat ze op Buru hopeloos was en daarom werd beëindigd. De pepercultuur daar belooft meer. De inheemse hoofden hebben er zin in en dankten voor de toegezonden plantjes. Er zullen nog enige bakken met peperplantjes toegezonden worden. Het patrouilleren bij Ceram is geschied; er werd slechts nu en dan van ver een Papua's vaartuig gezien. Uit de brief van 26 september 1758 uit Amboina blijkt dat de uitgaven in 1757/58 ƒ 278.087 waren, d.w.z. ƒ 31.567 meer dan het jaar ervoor, en ƒ 63.127 boven de memorie van bezuiniging. De winsten waren ƒ 60.925, d.w.z. ƒ Terwijl wij de vandaar bekomene twee verzegelde zacken met wilde nagulen, neevens nog (Niemand mag in wilde kruidnagels of nootmuskaat handelen en smokkelaars mogen gestraft worden Hebbende men voorts toegestaan dat de ministers, ter bevordering van de noodzakelijke 7350 meer dan het jaar ervoor en ƒ 2108 hoger dan in de memorie van bezuiniging. Het nadelig saldo is dus vergroot met ƒ 22.108 en volgens de memorie van bezuiniging met ƒ 53.668. De uitgaven moeten verminderd en de inkomsten vermeerderd worden. De opbrengsten van de sagobossen op Luhu en Honotelle waren in 1757/58 ƒ 1332, d.w.z. ƒ 1125 minder dan in 1756/57. Dit wordt volgens het bestuur veroorzaakt door de resolutie van 16 juni 1757, waarbij het binnenbos op Luhu gesloten werd. Omdat de toestand niet zo schraal was, is het weer opengesteld. Het bestuur is verwijt gemaakt van zijn ondoordachte veranderingen. De domeinen brachten ƒ 3372 meer op dan verleden jaar, zodat de algemene verpachting rsd 9428 bedroeg. Het is begrijpelijk dat de kosten aan fortificatie en gebouwen na de zware aardbeving de uitgaven deden stijgen, maar tegen dergelijke zaken is niets te doen en juist daarom moet er zuinig gedaan worden.) werken, weder 30 koppen uyt 't guarnisoen teegens 3 stuyvers (en op haar versoek met een douceur van 2 soopjes) 's daags boven hunne gewoone zoldijen g'employeert hadden. En daarneevens haar ook gequalificeerd, als zeer benodigt sijnde, soveel werklieden of coelijs in dienst te mogen neemen, als te bekoomen soude zijn, teegens 6 stuyvers ’s daags. En dat geduurende den droogen tijd, item ook om na haaren voorstel de huysen en erven die in den weg sijn teegen den linkerschouderhoek van de zuidoosten bastion en den regter dito van den noordoosten punt, volgens taxatie voor rds. 5839,- te moogen aanneemen, gebruykende de materialen tot de fortificatiewerken daar sij te pas koomen. Terwijl men van hier haar toegesonden heeft de versogte watermolen, buffels, karren, en 300 pees swalpen. Fol. 271v-272r. (Het kapitaal van de diaconie bedraagt laatstelijk ƒ 13.326 en dat voor de lepralijders ƒ 4490. Verder wordt verwezen naar de brieven van en naar Amboina. De particuliere schepen tellen 9 sloepen, 15 sampans en 12 opgehoogde orembaais, waarvan in 1757/58 drie sloepen naar Batavia voeren, twee naar Makassar en drie naar Ternate. Zeven kwamen naar Amboina, namelijk vier vandaar, één van Makassar en twee van Ternate, met 268 last rijst en andere goederen volgens hun passen. De orders over de particuliere vaart zullen stipt worden nagekomen, zodat er geen angst voor smokkel of morshandel hoeft te zijn. Dominee Adriaan Pieter Steutel en Willem Wilberts leren Maleis en de eerste preekt volgens de brief van 26 september 1758 reeds in de Maleise gemeente. Het kapitaal van de kerken aan contanten en zilverwerk bedraagt ƒ 10.092. Mutaties onder het personeel: hoewel hij verzocht heeft verlost te worden, is besloten de opperkoopman en hoofdadministrateur Pieter van Jongstal nog wat te laten blijven; predikant Willem Wilberts naar Batavia op te roepen om daar dienst te doen; onderkoopman en secretaris van politie Daniël Lacaze aan te stellen tot fiscaal op Banda met bevordering tot koopman; de onderkoopman en opziener van de werken Jan Wolphart van Lingen te laten opvolgen als secretaris van politie; de boekhouder en eerste klerk van politie en secretaris van justitie Jean Guillaume d'Arnaut aan te stellen als opziener van de werken, wiens opvolging in zijn vroegere ambt aan het bestuur overgelaten wordt; de aangestelde resident van Manipa Otto van Rijswijk in zijn ambt te bevestigen; de predikant Cornelis Grisse volgens het reglement in gage te verhogen; de zeven gesalarieerde oude en gebrekkige lieden hun gewone maandelijkse toelage te laten. BANDA Het schip de Drie Heuvelen is met de lading specerijen vergaan; slechts de schipper en 40 opvarenden zijn gered. De Rotterdam en Lekkerlust zijn behouden uit Banda aangekomen en brachten samen met enige particuliere schepen brieven van 22 en 31 mei, 4, 8 en 22 september 1758. Naar Banda zullen gezonden worden de Spaarzaamheid via Java om 200 last rijst op te halen, de Lekkerlust via Timor om slaven op te halen en de Jager via Makassar om 300 last rijst mee te nemen. De specerijenoogst was vrij goed. Met de genoemde schepen werd aangevoerd 237.130 lb nootmuskaat en 735 sokkels foelie die met enige andere goederen en kleinigheden ƒ 85.097 waard waren. Met de Drie Heuvelen ging verloren 138.185 lb nootmuskaat en 176 sokkels foelie.) Egter hadden de ministers hope van een goed nagewas, hetgeen wij dan ook van herten wenschen, opdat den armen perkenier door een abundant gewas sijne schade so door de slegte gewassen als door de sterfte der slaven seedert eenige jaaren herwaart, eenmaal mag vergoed sien. Om welke reedenen wij onder 't hoog g'eerd welduyden Uwer Edele Hoogagtb. weederom goedgevonden hebben, de ministers te gelasten, de aldaar van Timor aangebragt werdende slaven, (Hoewel steeds verklaard werd dat de schepen met deugdelijke specerijen beladen werden, bleek uit het na onse voorjaarige ordre, dat is teegens inkoopsprijs, aan de perkeniers over te laaten. Terwijl de ministers gerecommandeert zijn de perkeniers aan te setten om haare perken in een goeden staat, waarin deselve bij de jongste perkvisite waren bevonden, te onderhouden, met verdere ordre om te continueeren met de verbranding der magere en stukkende nooten. Fol. 274v-275r. bericht in de vergadering van 6 juli 1758 dat de Rotterdam 8 % vermijterde en wormstekige nootmuskaat vervoerde. Er moet beter toezicht zijn en de djati- en peperverbouw, alsmede het fokken van rundvee, moet worden voortgezet. De twee laatste schijnen niet te lukken en daarom is voor de voeding van het personeel 25 stuks vee gezonden. Door de armoede was er weinig animo voor het pachten van de in- en uitgaande rechten en de bazar. De perkeniers houden zich met hun perken bezig en de gegoede burgers met de toegestane handelsvaart naar Batavia en elders. Die redenen gaan niet op en de parelbanken bij Workai zouden wel door Chinezen gepacht worden, indien ze het monopolie van deze handel kregen. Dat zou voor de burgers en kolonisten zeer nadelig zijn. Het bestuur had de nadelige gevolgen moeten vermelden. Aan pacht van in- en uitgaande rechten en die van de bazar is ƒ 1826 binnengekomen. De lijst met de in- en uitvoer moet in tweevoud worden toegezonden met een opgave van betaalde rechten. Aan de perkeniers mag voor rsd 30 het last rijst worden verkocht, hoewel particulieren er rsd 40 à 50 voor vragen. Hopelijk keuren de XVII dit goed. Hiermee wil men de perkeniers tegemoetkomen en ieder rijstmonopolie voorkomen. Helaas antwoordde het bestuur niet op de vragen van de XVII hierover. In 1757/58 is ingekocht 14.262 tonnen kalk, 2954 kannen lampolie, 460 Ceramse planken en 11/2 last zout, wat samen ƒ 18.632 kostte. De schoenen mogen verkocht worden voor de prijs die er voor te krijgen is, en van de onverkoopbare bethilles mogen vlaggen gemaakt worden. Op de textiel is 55 % winst gemaakt en op de bieren 2451/2 %. In 1756/57 waren de uitgaven ƒ 163.511 en de inkomsten ƒ 29.269, zodat het verlies ƒ 134.242 was. In 1755/56 waren de uitgaven ƒ 154.653 en de inkomsten ƒ 40.688, zodat het verlies ƒ 113.965 bedroeg. Het verlies in 1756/57 was dus ƒ 20.277 meer dan in 1755/56. De hogere uitgaven zijn veroorzaakt door de fortificatiewerken en moeten daarom maar geaccepteerd worden. Het wordt afgekeurd dat het bestuur fiscaal Johannes Damius op zijn klacht dat hij zijn ambt niet kon uitoefenen, met afgeschreven gage naar Batavia heeft gestuurd. Zulke laffe toegevendheid mag in het vervolg niet meer voorkomen en Damius is nu geheel uit de dienst ontslagen.) Ook hebben wij op het gedaan versoek van weesmeesteren aldaar goedgevonden om aan weesmeesteren alhier, uyt het capitaal der onbekende weesen door haar bereeds bij de Compagnie overgebragt, af te geven een somma van rds. 27.505,18,9, om met d' erfgenamen en gemagtigdens van mr. Gualter Roelof Carper en Jan Thomas Degener verevent te werden, mitsgaders dat montant Banda ten laste te brengen, teneynde daarvoor door weesmeesteren aldaar aan de ministers sufficant hypotheecq ten behoeven van de Compagnie besorgt en dat de renten de Compagnie ten goede gebragt werden en het voortz. montant als een reëel effect bij de boeken moet voortlopen. Fol. 278r. betalen als een predikant, is afgewezen, omdat hij de gehele gemeente daartoe wellicht heeft opgestookt. De eerste ondertekenaar van het rekest kreeg een boete van rsd 25 ten behoeve van de Banda-Neirase kerk en Verbeet is bevolen tevreden te zijn met wat ook andere predikanten krijgen. De bouw van een nieuwe kerk op Banda-Neira is goedgekeurd, mits deze uit de kerkmiddelen betaald wordt. Materialen zullen toegezonden worden. Bij de visitatie van de Zuidoostereilanden zijn op Trana vier Goramse jonken ontdekt, die wegens bescherming door de eilandbewoners niet opgebracht konden worden. Er mogen krachtiger middelen dan het zenden van gecommitteerden aangewend worden om de eilanders en de bewoners van Orangkaya Laut, die hulp weigerden, tot gehoorzaamheid te dwingen. Er zijn geen nootmuskaatbomen, noch smokkel geconstateerd. Mutaties onder het personeel: vaandrig Hendrik Visvliet en timmerman Camber zijn weer een jaar rustgage toegekend; kapitein Jan Spaay en opperchirurgijn Hermanus Nieuwmark kregen verhoging van gage; onderkoopman Daniël Lacaze, nu op Amboina, werd fiscaal en bevorderd tot koopman; koopman en soldijboekhouder Poelenburg is als opperhoofd van Pulau Ai bevestigd; onderkoopman Guitton, nu te Batavia, wordt soldijboekhouder; de opzichter van de equipage Hinsch is bevorderd tot opperstuurman, vaandrig Lenisse tot luitenant, sergeant Floor Booije tot vaandrig, de jong- (Het verzoek van de kerkeraad en leden van de gemeente om ds. Gerardus Verbeet buiten beroep te Uit Ternate zijn brieven van 20 mei en 25 juni 1758 ontvangen. Twisten ontstaan door baldadigheden assistent Jacob van der Meij tot assistent op een gage van ƒ 24,- en boekhouder Schuijler tot onderkoopman om werk af te wachten; naar Banda zijn gezonden de zonder werk zijnde onderkoopman Carel Jacobsz., de assistent Goudbergen als onderkoopman en de zonder werk zijnde onderkoopman Jan Hendrik Ruijsch, wiens gage begint bij aankomst op Banda. Naar aanleiding van de geheime brief van 4 september 1758 is toestemming gegeven om ter wering van smokkel een fortje op Pulau Gisser te bouwen, mits het aan de eisen voldoet en er materialen in de buurt zijn. Koraalsteen is op de riffen te halen en kalk kan van Banda-Neira gezonden worden of gebrand van de koraal waar die op de Zuidoostereilanden voorkomt, maar eerst moet daar met hout van Ceram een palissade opgeworpen worden. Een sloep en twee kleine vaartuigen zijn naar de Zuidoostereilanden gezonden om tot september tegen smokkel te patrouilleren. In beslag genomen vaartuigen moeten verbrand worden en de opvarenden gevangen gezet, maar als dat gevaar oplevert, dienen zij op de eilanden aan wal gezet te worden, behalve de gezagvoerders die men dient op te brengen. De premie moet volgens de voorschriften onder de aanhalers verdeeld worden en de patrouillering dient onder leiding van twee onderkooplieden te staan. De tekening voor de te bouwen post de Voorzichtigheid en van het ravelijn voor het kasteel Nassau is naar Banda gezonden. TERNATE tussen onderdanen van diverse vorsten, zijn bijgelegd. Het bestuur is opgedragen de vrede te handhaven.) Dog betreffende de verdere inlandse zaaken den geweesen gouverneur Abeleven, die bij retour van 't schip Baarsande herwaarts is overgekoomen, nog kort voor sijne oproepinge privata authoritatæ blotelijk met communicatie zijner intentie aan de leden van den raad, hebbende kunnen goedvinden den Gorontaals koning Mono Arfa, die terwijl den ouden afgeleefden koning ratu Tiega de waardigheid en regeering aan hem hadde geresigneerd. Oversulx eenigen tijd bevoorens ontboden, tot Ternaten was verscheenen om door den gouverneur en raad, gelijk 't behoord, te werden verkooren en bevestigd, nadat denselven als een trouwhertig en eyverig man voor 's Compagnies belangen, besittende veele prijsselijke hoedanigheeden, beschreeven had bij haare resolutie van den 21e october en 16e november anno passato. En daarom, volgens versoek van den ouden vorst en de gesamentlijke rijksstenden, tot veel genoegen der Gorontaalders ten laastgemelde dage werkelijk als koning aangesteld was, een maand na dato te laaten arresteeren met aanslaning en publicque verkooping sijner goederen. En dus met den nieuw g'eligeerden koning, ongeagt zijne waardigheit, te handelen als een groot misdadiger van gemeene zoort, alleen voor reeden geevende dat gemelde Mono Arfa aan hem te koop soude hebben gepresenteerd 18 reaalen goud in klontjes en staafjes, item 1 reaal aan stofgoud, begeerende nog expresselijk van de Gorontaalse vorsten en rijxgrooten dat sij eenen andere koning in plaatse van den door hem gedetroneerden, souden voorstellen, hoewel sij het positieve wijgerden, seggende de kroon solange te zullen openhouden tot des g'arresteerden konings dood, of personeele terugkomst. Waarenteegen sijne onderdaanen op dat gerugte ten eersten de goudmijnen hebben verlaaten. Fol. 281r-282r. worden. Alle papieren zijn in handen van secunde Jacob Pelters en onderkoopman De Kock gegeven. Uit hun rapport blijkt hoe onredelijk Mono Arfa is behandeld, en daarom is besloten hem alle eer te geven, hem vrij te laten en als wettig koning naar Gorontalo terug te zenden met al zijn goederen, vrienden en slaven. Dit werd uitgevoerd en daarmee is het kantoor hopelijk uit de gevaarlijke situatie geraakt, waarin het door gouverneur Abraham Abeleven was gekomen. Mono Arfa zond twee protesten aan GG en Raden. Deze hebben diens behandeling met weerzin en ongenoegen vernomen en de genoegdoening door het bestuur ter plaatse goedgekeurd. De Raad van Justitie te Batavia is het onderzoek van Abelevens gedrag opgedragen en de notitie van Mono Arfa over de hem ontnomen goederen wordt afgewacht. Het koninkje van Bwool is, zonder kennis van de raad, eveneens door Abeleven gearresteerd en naar Ternate gevoerd. Er wordt van de raad opheldering verwacht over het voordien arresteren van een persoon, over de aanval in 1757 op de post te Bwool door de Mandarezen, en over de overrompeling van de post te Tomokalang. Bovendien wil men weten hoe de grenzen van Limbunu zijn en hoe de twist tussen Gorontalo en Limbunu enerzijds en Bwool anderzijds is beslist. Hiertoe zijn door het bestuur te (Deze kwestie baarde het bestuur veel zorgen, mede doordat de verwerving van goud een chaos dreigde te Ternate gecommitteerden benoemd, die wel reeds vertrokken zullen zijn. De aanstelling van een nieuwe koning over Tabukan omdat de oude overleden was, en van enige regenten, alsmede het verbond met het koninkje van Bone, Amiroe Kaharoedien Kitjiliwa-adoe, op de voorwaarden gebruikelijk met de vorsten van Sangihe, zoals vervat in de Ternataanse resolutie van 21 oktober 1757, zijn goedgekeurd. De keizer van Magindanao zond een klokje ten geschenke en een brief waarin hij verzoekt, zijn afgezanten behulpzaam te zijn. Omdat bij bevel van verleden jaar de handel op Ternate niet is opengesteld, moeten ze hun cauris en andere waren liever daar aanvoeren dan ze naar Manilla te brengen. De cauris kunnen voor 5 à 6 rsd de 125 lb worden ingekocht.) Ondertusschen hebben wij den koning van Ternaten, die zijns vaders bewuste schuld tot op 1000 rds. na zoude hebben voldaan, en ook belooft heeft 't restant in het op handen staande jaar in selver voegen te zullen afleggen, om dus dien debet volkoome te vereevenen, volgens versoek gereleveerd, van 't remboursement des genots den herwaarts opgesondene gewesene rijxbestierder Senhadje Sadaha toegelegd. Gelijk wij dien vorst, mitsgaders de koningen van Tidore en Batchian, bij onse af te gaane brieven met allen nadruk komen te vermanen, de boosdoenders exemplair te straffen en in dier voegen goede vriendschap met den anderen houdende, de rust en vreede in de Moluccos te blijven conserveeren, teffens aanrecommandeerende te behertigen en door haare onderdaanen met allen eyver te laaten voortsetten. Fol. 284v-285r. (De peperverbouw in die landen en op Halmaheira moet bevorderd worden. Het uitroeien van specerijen te Gammelarme op Ternate is volbracht. Het laat zich aanzien dat die op Halmaheira in het gebied van de vorst van Ternate door de medewerking van de bevolking spoedig ten einde is. Nu zal het bestuur beginnen met plaatsen die onder de vorst van Tidore vallen, wat het met zorg moet uitvoeren. Het verwerven van goud, zo hard nodig voor de inkoop van textiel in Coromandel, bracht dit jaar 9821/2 reaal, ofwel 1091/6 mark op, d.w.z. ruim 425 reaal, ofwel 50 mark minder dan verleden jaar. Hoewel het door het herstellen van Mono Arfa nu te Gorontalo rustig is, verwacht het bestuur niet dat de verwerving van goud verbeteren zal. Er wordt verwacht dat men alle moeite zal doen dit te veranderen. Het bouwen van een fort te Limbunu zal dat bevorderen. De voorschriften verleden jaar gegeven voor de verwerving van goud in ruil voor textiel en contanten zijn nog steeds van kracht. Op de afzet van textiel voor ƒ 69.822 bij inkoop is ƒ 37.407 winst gemaakt, d.w.z. 53 %. Dit is acceptabel. Over textiel die onder een vorig bestuur van Amboina per Chinese vaartuigen naar Ternate is aangevoerd, wordt gesproken in het antwoord op de generale brief uit Nederland van 4 oktober 1756, opgenomen in de brief naar Batavia van 25 juni 1758. Fiscaal Matthijs Diderik van Haak verklaart daarin van geen ongeoorloofde textielhandel te weten, waarmee het bericht van de gewezen gouverneur Abraham Abeleven op losse schroeven komt te staan; hij verklaarde van smokkel gehoord te hebben. Het bestuur moet zich niet maar iets op de mouw laten spelden en mag pas van waarheid spreken als het inlichtingen heeft ingewonnen. De algemene uitgaven bedroegen in 1756/57 ƒ 179.052, d.w.z. ƒ 16.634 meer dan het jaar ervoor. De inkomsten bedroegen ƒ 71.423, d.w.z. ƒ 14.896 meer dan het vorige jaar. Het komt er dus op neer dat de uitgaven de inkomsten met ƒ 107.629 overtroffen hebben. Dit is bijzonder verdrietig, maar Ternate heeft altijd een negatief resultaat geboekt. Het bestuur is aangespoord de uiterste zuinigheid te betrachten. De memorie van menage werd toegestuurd en in de brief uit Ternate van 25 juni 1758 zijn de uitgaven daarmee vrij beknopt vergeleken. Er is daar niets specifieks uit op te maken en daarom is bevolen om iedere negatieve post apart te behandelen.) Met verdere aanschrijving, nademaalen zelfs na hare abusive stelling de lasten nog ruym ƒ 54.000,- booven de bepaaling loopen, dat men die reeckening zal laaten onderzoeken om al sulke posten als men zal bevinden enorm te zijn, aan de Compagnie te doen vergoeden, door degeene die daarvan oorsaak mogte wesen, en het in 't vervolg meede staande te geschieden, mitsdien sulx strekken kan tot narigt van die 't incumbeerd. Fol. 288r-v. (Omdat de inkomsten hoger uitvallen dan ze zijn doordat 331/3 % op de rekening van de maandgelden wordt berekend, zijn voorschriften gegeven hoe de berekeningen gemaakt moeten worden. Over de schulden wordt slechts bericht dat de Parigiërs de helft van hun schuld van rsd 160 hebben afbetaald. Over de domeinen en rechten per eind augustus 1758 wordt nog bericht verwacht, maar de afschrijvingen uitgaande boven het reglement, moeten in het vervolg voor rekening van degenen die daarover zo vrijelijk en willekeurig beschikken, gebracht worden. De voornemens voor een spoedige afdoening van de Manadose handelsboekjes zijn goedgekeurd. Op de eis uit Ternate zijn 80 militairen, 20 zeevarenden en enige ambachtslieden gezonden, en naast de vraag om textiel en goederen, is rsd 30.000 in verschillende speciën gestuurd, hoewel met betrekking tot de textiel deze eis excessief is, zelfs in aanmerking genomen dat het volk van Parigi rsd 1000 aan zilvergeld vroeg om stofgoud voor de Compagnie te kopen. De reparatie- en timmerwerzaamheden en die aan de woon- en pakhuizen mogen, voorzover niet uit te stellen, met overleg en zuinigheid uitgevoerd worden, maar de totale kosten van rsd 11.221 zijn te hoog en moeten omlaag. Binnenkort zal het bericht van de voltooiing van de vestigwerken te Bwool en Gorontalo binnenkomen en dat over de kerken en scholen waar kerk-merinhos, of school- en leermeesters, nodig zijn. Als er een geschikt persoon uit Nederland komt, zal de overleden dominee Johannes Gerhardi Abesten vervangen worden. Tevens werd toegelicht in hoeverre verwanten zitting in de Raad van Justitie mogen hebben. Het is afkeurenswaardig dat de diakenen uit de diaconiegelden rsd 2400 met onderpand leenden aan de overleden vader van de huidige Ternataanse vorst en de niet-geïnde rente lieten oplopen tot rsd 2784. De huidige vorst wil er zich niet mee bemoeien. De diaconie is toestemming verleend de panden te verkopen, maar de schuldige diakenen moeten, om herhaling te voorkomen, het verlies zelf betalen. Belening door de diaconie aan particulieren is voortaan verboden en haar gelden moeten in de kas van de Compagnie gestort worden tegen de gewone rente van 41/2 % per jaar. De buitenresidentiën zijn op tijd voorzien van textiel en wat zij verder vroegen. Mutaties onder de dienaren: de gegagieerde equipagemeester Jan Jonkers is op een gunstige voordracht op verzoek bevorderd tot onderkoopman; opperstuurman Dirk Vrijmoed is benoemd tot equipagemeester; uit Batavia is gezonden kapitein-luitenant Daniel Gustaaf van Ohloff. Verder wordt verwezen naar de brieven en resoluties uit Ternate en het antwoord daarop van 30 december 1758, dat nu met de Baarzande wordt verstuurd. Dit schip moet op de terugreis Bima aandoen om sapanhout te laden en Java's noordoostkust om rijst en andere gereedliggende producten mee te nemen. De brieven van de koningen zijn beantwoord en de gewone contrageschenken zijn meegegeven. In het begin van dit jaar is aan contanten, textiel en andere goederen ƒ 259.855 naar Ternate verzonden en maar ƒ 77.654 vandaar ontvangen. Het gewone naschip is niet verschenen. MAKASSAR en half oktober makkelijk opgesteld hadden kunnen worden. Daarom valt er over de uitgaven en inkomsten weinig te zeggen. In de brief van 20 oktober 1758 zijn de eerste ruwweg op ƒ 158.018 gesteld en de laatste op ƒ 92.912. De opsteller van de handelsstukken zijn verwijten gemaakt en het wordt van hem verwacht dat ze voortaan met de najaarsstukken meekomen. De schade van ƒ 125,18,- voor het niet op tijd aanrekenen van negen kamerbassen moet vergoed worden door wie daaraan schuldig is. De afschrijving van ƒ 81.775, vermeld in de missive van 31 december 1757, is volgens de visitateur-generaal veroorzaakt door een te hoge aanrekening van het metalen kanon. Daarom is ze in de brief van 24 februari 1758 op grond van het besluit van 10 februari goedgekeurd.) may en 20 october 1758 alhier insereeren. Deselve zijn geweest op den 25 october 1757 omgezet voor ƒ 3.728, -, ƒ ,, 29 maart 1758 8 18, 8 may 1758 ,, ƒ - 11, ƒ ,, 5 julij 1758 -, 8 ƒ ,, 25 aug. 1758 2, 8 'twelk, schoon niet exessief, in deese verergering der tijden nog tamelijk en gaande te houden is. Ook zijn bij die gelegentheid vijf onbequame paarden verkogt met een verlies van ƒ 55,13,8. Fol. 293v-294r. De handelsboekjes over 1757/58 uit Makassar zijn nog niet binnen, hoewel ze tussen begin september De gehoudene vendutiën zullen wij navolgens der ministers brieven van den 8e 11.236, - 8.759, waaropg'advanceert ,, ƒ 3.144, ,, ƒ 3.120, ,, ,, ,, ,, ,, ƒ 1.155, 19, 19, 12, ,, ƒ 2.446, 8 - - - 8 19, 4, ƒ 8.455, 3.040, 8.245, 12.636, 2.180, -, -, 16.474, -, 600, -, - 708, -, - 210, -, - 140, -, - beloopende voor twaalf maanden rds. - (Doordat arak en andere sterke drank alleen per kleine maat verkocht mag worden, is de pachtopbrengst De pagt der inkomende en uytgaande regten voor rds. 1053,- per rds. - ,, - ,, ,, ,, ,, (De vertiening in de Zuiderprovincies bracht 230 last, 367 gantang rijst op en 7260 bossen padi,en die in de Noorderprovincies, persoonlijk door gouverneur Roelof Blok uitgevoerd en na aftrek van de douceur voor de dienaren, 369 last, 80 gantang rijst en 22.983 bossen padi. Gouverneur Blok kocht voor de Compagnie 86 last rijst à rsd 261/4, d.w.z. ƒ 63,- per last van 30662/3 lb. Hierover is tevredenheid betuigd. Wegens de grote voorraden en ter wille van de bevolking is bevolen om zoveel mogelijk overjarige padi te verkopen. De Jager kreeg per brief van 18 december 1758 opdracht op weg naar Banda via Makassar te varen en te Bulukumba 300 last rijst te laden. De inkomsten van de domeinen zijn als volgt verpacht) maand ofte 's jaars die der sterke dranken 't hoofdgeld der Chineesen de Chineese topbaanen de steene bazaar 't slagte van 't vee ofte rds. 2034 meerder dan dezelve in anno passato behaald hebben, 'twelk zijn oorspronk heeft uyt 't middel van de sterke dranken. Fol. 294v. toegenomen. De twintigste penning op verkochte huizen en erven bracht rsd 7601/4, d.w.z. rsd 213/32 meer dan het afgelopen jaar op. Aan de resident van Saleyer zijn door het bestuur enige bakken met peperplanten gezonden; de tijd zal leren wat daarvan komt. Per brief van 14 april 1758 is opgedragen er streng op te letten dat met de scheepvaart tussen Bandjarmasin en Makassar geen peper wordt aangevoerd. Als dat wel geschiedt, moeten schip en lading in beslag genomen worden en alle schepen komende uit Borneo dient men te visiteren en de lijst van schepen naar Batavia te zenden. Mutaties onder het personeel. Op het verzoek van gouverneur Roelof Blok naar Batavia te mogen komen en dan te repatriëren, is geantwoord dat men vertrouwt dat hij nog wel een jaar wil blijven. Er is veel verandering van opperhoofden op de buitenkantoren en tegenover de groten op Celebes is een zachtzinnig en staatkundig hoofd gewenst. In de vergadering van 2 oktober 1758 is besloten om de titulair majoor Johan Casper Rijsweeber aan te stellen tot actueel majoor van de infanterie, en in die van 12 december is luitenant Jan Everhard Steets aangesteld als hoofd van de militie met bevordering tot kapitein-militair, luitenant Hans Joachim Banning tot kapitein-luitenant en vaandrig Pieter de Weert tot luitenant bevorderd. De resident van Bima, Hermanus Burggraeff, is op verzoek aangesteld tot resident van Saleyer; de resident aldaar Johan Christiaan Helmkamp is tot secretaris van politie benoemd; tenslotte is de secretaris van politie Johannes Tinne benoemd tot resident te Bima. Over de beantwoording die het bestuur in de marge van de algemene brief van Heren XVII van 4 oktober 1756 gaf, valt in vervolg op die van 17 september 1751 het volgende op te merken. Het bericht in de brief van 25 mei 1754 dat de toentertijd resident te Maros, nu soldijboekhouder Jan Hendrik Voll, smeekolen zou hebben ontdekt, werd met genoegen ontvangen en de XVII wilden dat er te Batavia een proef mee gedaan werd. Dit alles blijkt onwaar te zijn en dat nog wel terwijl werd gezegd dat het vier soorten deugdzame en krachtige steenkolen betrof. Er is een monster opgezonden met de verklaring dat het gouvernement er baat bij zou hebben, en in de brief van 13 november is beweerd dat de ontdekte groeve veel kolen zou leveren, dat de smidse daarmee gratis gaande gehouden kon worden en de kolen beter branden dan de Europese.) tot nog toe bekend is wel steenkoolen in de noordelijkste gewesten des aardbodems, dog geensints in een land vallen dat so na onder den middaglijn is geleegen. Fol. 297v. (Verwezen wordt naar de brief van 31 december 1754. Er zijn twee proeven met de kolen gedaan, één door de baas-smidsgezellen op de equipagewerf, één door personen uit het ambachtskwartier. Zij verklaren in de Wij hebben alle deese stellingen aangemerkt als met de natuur strijdende, omdat soveel Wij zullen dierhalven die stoffe in de groeve laaten blijven en overgaan tot het rijk van bijgesloten stukken eensgezind dat het gaat om onbrandbare roestige aarde, waar zeker niet mee gesmeed kan worden. De waarheid is nu aan het licht gekomen, want de baas van de smidse op Makassar getuigde dat hij uit angst voor ongenoegen, uit eigen beurs kolen had gekocht en dat de bij Maros gevonden brandstof van geen nut was. Dit stemt dus overeen met de proeven genomen te Batavia.) Bima, welkers nieuw aangestelde coning, in name padoeka sirie sulthaan Abdul Cadiem Mochamad Sjah, ons sijne komste tot den zeetel door gezanten expres daartoe afgevaardigt heeft te kennen gegeeven, welke bij gehoorgeving aan den eerstgetekende gouverneur-generaal overhandigde zeker geschrift, inhoudende eerstelijk de omstandigheeden voorgevallen bij 't verhandelen en sluyten van 't tractaat van vriend- en bondgenoodschap tusschen de Nederlandsche Oostindische Compagnie ter eenre en 't rijk van Bima ter andere sijde, vervolgens de plegtigheeden telkens bij vernieuwing van 'tselve gebruykt aanhalende, en eyndelijk versoeken dat voorsz. contract mag werden gerenoveerd. Wij hebben dit geschrift zowel als de gezanten, omdat deese met geen geloofsbrieven waaren voorsien om met ons dientweegen te handelen, gerenvoyeerd na den gouverneur en Raad van Macccassar omme daarmeede te doen na den gebruyke, en gelast alvoorens tot de renovatie en daartoe gehoorende plegtigheeden overgaande, die gezanten behoorlijk voor te houden hunne meenigvuldige infractiën van dat so dier bevooren tractaat. Fol. 298v-299r. (Verwezen wordt naar de brieven naar Makassar. In de laatst verzonden brief wordt geantwoord op de overwegingen van gouverneur Roelof Blok over de vaart en handel op Pasir. Tevens wordt op bericht gewacht van een schip dat door Blok werd uitgezonden om een smokkelschip dat verleden jaar naar een nabijgelegen plaats is gevaren, op te brengen. Na verkoop van de goederen is het op de terugweg door onderhorigen van de Compagnie overvallen en geplunderd. Als het lukt dit schip op te brengen, is de handel van de Compagnie verzekerd; verwezen wordt naar de ontvangen brief van 21 oktober 1758.) bestaat in 487.500 lb. sappanhout kostende 8 lasten groene cadjang teruggebragte 3 pakken baftas diverse benodigtheeden etc. verzonden 't volgende Rds. 41.7183/4 nieuwe payement 1200 1400 1000 480 560 480 300 200 800 320 480 160 100 roemaals geruyte guinees gemeen gebleekt bethilles gemeen gebleekt salempoeris blauwe salempoeris roode salempoeris gemeen gebleekt moerissen gemeen gebleekt moerissen fijne parcassen blauwe parcallen roode parcallen gemeene gebleekt deekens gecattoeneerde gingam penasse 12.873,17, 12.755,4, 5.327,5, 2.808,11, 3.404,2, 2.026,2, 1.284,7, 1.481,8, 2.340,10, - 1.142,7, - - ƒ ƒ ƒ ƒ en bedraagd te samen ƒ Daarenteegen is in opgemelde tijd per de scheepen de Getrouwigheit en de Jager vanhier Hetgeene van dit gouvernement in deese gepasseerde twaalf maanden is aangebragt pees ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 501, -, 9.750,-, - 1.767,10, 4.728,9, 16.747,-, - 8 8 - - 8 - - 8 8 - 8 8 8 - Cormandelse goederen 100.125,-, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 991, 12, 691, 4, 360, 8, Bengaalse lijwaten Souratse coopmanschappen Diverse benodigtheeden 39.930,14, 1.732,17, 3.115,16, 1.803,5, radix china rijstmaaten ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ pees ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, - 8 - 8 8 8 - 8 - 8 - - 8 8 - 8 8 29.178,4, 15.869,17, 7.086,12, 19.176,9, 2.904,13, 1.897,18, 18.177,4, 5.150,18, - 126, -, chitzen ordinaire baftas breede heele sprijen de ponnebegesjes deekens gecattoeneerde laaken schairrood pees ,, dito swart kelders brandewijn dito lb. ,, ,, ,, ,, flessen kassen porceleynen Chineesen lb. pees genever kooper in plaaten etc. platlood peeper swarte coffijboonen Jaccatrase nootenmuschaaten rosenwater cassa boerongse cassa fijne met goude hoofden chitzen hamans gerrassen armosijnen effe dubbele bethilles cangam sologesjes goenijs lange 2600 800 1600 1525 480 100 1600 600 500 10.060 pees 300 800 240 1 1 2 5 2035 1106 1000 1000 100 24 2 50 2 uyt diverse administratiën 't aangereekende ongelden op koopmansz. Fol. 299v-300v. BANDJARMASIN Compagnies loge daar was ontvangen. Een advies van de kapitein-ingenieur is binnengekomen. Omdat de onkosten van het bouwen van een fort hoog zijn, de woningen bestaan en de grachten uitgegraven zijn, is, om redenen vervat in de geheime resolutie van 14 april 1758, besloten in plaats van een vijfhoekig een vierhoekig fort met vier halve punten op te trekken. De kosten zijn begroot op ruim rsd 29.000, maar zullen door goedkoop kalk, steen en houtwerk uit Java en de geringere hoogte van de muren, lager uitvallen. De resident is per brief van 8 oktober 1758 zuinigheid aanbevolen en opgedragen met de bouw te beginnen. Zo komt er eindelijk een te verdedigen en veilige plaats voor Compagnies goederen en personen. Als men de naleving van de contracten krachtiger wil afdwingen, zal men minder bang hoeven te zijn voor overvallen en brandstichting door de kwaadaardige en moorddadige bewoners van Bandjarmasin.) presente constitutie der saaken alhier, moeten uytstellen, sowel de finale dispositie over de jongst geslotene contracten, als de prestatie der daarbij toegesegde hulp aan den sulthan ter verovering van eenige van sijn rijk bevorens afgescheurde plaatsen. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ te zamen uytmakende ƒ 326, 5, 213, 6, 43, 7, 82, 10, - - - - 1.373,12, 130, 4, 8 - 137, 10, - 152, 16, 20, -, - 23, 7, - 249, 1, 8 - 3, 17, -, -, - 18.978,5, 15.618,18, 4.301,10, 335.417,-, (In de brief van 31 december 1757 was reeds bericht dat er een tekening en plan van het dorp Tatas en Intusschen hebben wij alsnog, weegens de criticque omstandigheeden in Europa en de Men heeft die gemelde vervoer en de behandelingen van den resident in soverre Fol. 301v-302r. (Zie verder het geheime besluit van 14 april 1758 en de geheime brief naar Bandjarmasin van 30 april, waarin bevelen staan voor de contacten met de sultan. Er is nauwelijks 3433 pikol zwarte en 143/4 pikol witte peper verworven, d.w.z. 430.9503/4 lb met een waarde van ƒ 71.702. Dit is 760.5821/4 lb minder dan verleden jaar.) Door den sulthan waren aan desselfs jonk 1000 picols toegezegt, waarteegen, ofschoon de resident geprotesteerd hadde om de geringheid van het peepergewasch, dezelve egter naderhand genoodsaakt was geweest de vervoer van 802 picols aan den Chinees en 100 picols voor reekening van den sulthan toe te staan, sijnde de jonk van den ratoe op de reys van China na Banjermassing verongelukt. gepasseert, so wijl den resident niet in staat was geweest daarteegen middelen van klem te gebruyken, als wijl den sulthan allegueerde dat hij tot die versending was overgegaan, omdat aan de kant deser regeering alsnog niet voldaan was aan de beloften omtrent voorgeciteerde plaatzen. Temeer men thans eenige moderatie omtrend het een en ander nodig oordeelt te gebruyken. Fol. 302v. (Dit is in de geheime brief van 20 april 1758 aan de resident geschreven en in de brief van 8 oktober is erop gewezen dat, als de sultan zulke voorwendsels aanvoert, hij zich aan het vorige contract moet houden, waarin noch uitvoer door particulieren, noch zo'n grote hoeveelheid is toegestaan. Daarbij komt nog dat de sultan zeker net zoveel peper gevraagd had, als de jonk van de kroonprins veilig was aangekomen. De resident is geschreven de 2 Spaanse realen voor ieder pikol peper in de jonken verscheept, vooralsnog in te vorderen. De resident schrijft in de brief van 16 juni 1758 dat de geringe opbrengst is toe te schrijven aan het slechte gewas - hoewel die niet zo slecht was als de bevolking zegt - en niet aan het bestuur. Men vertrouwt erop dat de nieuwe oogst de vorige schrale goed zal maken en dat er, zoals opgegeven, 12.000 pikol verworven zal worden. Daarom is de eis aan contanten, namelijk 40.000 Spaanse realen, ƒ 64.000 aan dukatons en ƒ 14.400 aan kleingeld, voldaan en is er dit jaar in contanten ƒ 270.400 en aan benodigdheden ƒ 25.686 gezonden, samen ƒ 296.086. Er is geen goud of diamanten ingekocht en de resident is aangaande de handel in diamanten geschreven de instructies in de brief uit Nederland van 29 oktober 1757 en de eis van retouren uit Azië voor 1759 na te komen.) kroonprins te doen tot weiring van de geheele vaart der jonken, ingevolge den voorjarigen voorstel bij missive van den 21e junij, nadien de voordragt als doen met weynig aandrang scheint geschiet te zijn. Temeer men hier narigten heeft dat de jonk van den Ratoe Anum wel 1400 picols in den voorleden jaare na China vervoert heeft, sijnde 400 picols meer als der residenten missive van den 24e junij 1757 dicteert. Fol. 304r-v. (De vaartuigen die van Bandjarmasin naar Makassar varen, en de jonk die jaarlijks van China naar die haven mag gaan, moeten nauwkeurig op het smokkelen van peper gecontroleerd worden. Naar Makassar is geschreven de schepen uit Bandjarmasin zonder pas of met peper met lading en al te confisqueren. De resident is geprezen voor het in beslag nemen van een Balisch schip dat volgens de brief van 16 juni 1758 jaarlijks nootmuskaat en kruidnagels smokkelde. Hem wordt evenwel verweten dat hij zo traag optrad met het zenden van dit schip naar Batavia, dat de kroonprins het onder een voorwendsel van goederen en volk kon beroven. Het ongenoegen hierover van de regering is de kroonprins medegedeeld. Nadat het vaartuig van de sultan met nog enige relevante papieren was aangekomen en andere belangrijke zaken waren afgehandeld, is de verantwoording van de vorige resident Bernard te Lintelo op 20 oktober 1758 behandeld en is op 24 oktober bij meerderheid besloten daarmee te volstaan. Omdat Te Lintelo volgens de boekhouder-generaal op onverantwoordelijke wijze verzuimd had diverse belastingen te innen, is hem een bedrag van ƒ 26.390 ter vergoeding opgelegd, exclusief de premie voor de boekhouder-generaal van 1/6. Bovendien kreeg hij 27 oktober een boete van 100 dukatons voor het verwaarlozen van de negotieboekjes over 1755/56. In dat boekjaar waren de uitgaven in Bandjarmasin ƒ 27.908 en de inkomsten ƒ 8619, wat dus een debet van ƒ 19.289 oplevert. Door meerdere inkomsten en mindere lasten is dit ten opzichte van 1754/55 een verbetering van ƒ 19.178. Bij het transport van Bernard te Lintelo aan zijn opvolger bleken er vorderingen tot ƒ 44.299 te zijn, waaronder op de kroonprins ƒ 24.862, Wijders heeft men den resident aangesz. om een nadere tentamen bij den sulthan en Alsmeede dat den resident op de instantie van den sulthan aan denzelven 1000 Spaanse waarop Te Lintelo te Batavia ƒ 2206 heeft afbetaald. De kroonprins is aangemaand deze schuld af te lossen en de resident is aangespoord het overige met hulp van de sultan of de overheden die zeggenschap hebben over de schuldenaren, in te vorderen. De afgetreden resident rekende 21/2 %, d.w.z. ƒ 5118 verlies op de geleverde peper; 11/2 % is hem toegestaan en de rest is hem in rekening gebracht. Op de onlangs gezonden peper is de huidige resident een afschrijving van 11/2 % toegestaan, d.w.z. ƒ 933. Goedgekeurd is ƒ 1107 aan huur van twee vaartuigen voor het in het afgelopen jaar inladen van peper tegen 1 Spaanse reaal de 5 pikol. Tevens is een post van ƒ 1528 aan reparatie- en timmerwerk aan Compagnies woningen gepasseerd, maar in het vervolg is, conform de memorie van bezuiniging. het maximum ƒ 1000, waarbij overschrijding zonder toestemming direct vergoed moet worden. Voor patrouille buitengaats is de aanschaf van een pantjalang voor 380 Spaanse realen goedgekeurd.) realen, mitsgaders op desselfs nader gedaan versoek aan sijn soon Pangerang Nata en den Pangerang Proba Coesoema mede ijder 1000 Spaanse ter leening afgegeeven hadde, in verwagting dat dezelve, volgens de gedane versekering, bij de aanstaande peeperleverantie weder verevent sullen worden, en recommandatie om bij het uytsetten of viëren van penningen met alle omsigtigheid te werk te gaan. Gelijk deselve om die reeden ook welgedaan heeft aan de Ratoe Anum de afgave van 2000 Spaanse te weygeren, also die schuld, gelijk voormeld, en met het sedert gesondene kruyt en ammunitie, waarvan de betaling alweder uytgesteldt hadde, reeds ƒ 26.946,4,- bedraagt. Fol. 307r-v. boeken heeft bijgewerkt; assistent Luijt Claasz. is naar Bandjarmasin gestuurd om hem als tweede boekhouder te vervangen. Ter versterking van het garnizoen zijn de reeds beloofde 24 militairen afgezonden. TIMOR Met het schip de Lekkerlust, die eerst 25 Europese en 100 Balische en Buginese militairen naar Timor bracht en vandaar 170 mannelijke en vrouwelijke slaven naar Banda meenam, en de bark de Vrijheid, is de eis aan contanten, koopwaren en benodigdheden naar Timor vervoerd t.w.v. ƒ 52.369. Zij namen de daar per de bark de Vrijheid en de pantjalang de Garnaal ontvangen 38.361 lb was en 801/2 lb indigo in soort, benevens diverse kleinigheden, samen t.w.v. ƒ 24.158, mee. Op 5 en 7 december 1758 zijn de vandaar ontvangen brieven van 6 juni, 22 juli en 5 oktober 1758 behandeld. Het bestuur is een langdradige en lastige schrijfstijl verweten, vooral in de brief van 5 oktober, en bevolen in het vervolg de brieven zonder herhalingen, kort en bondig, helder en in de juiste volgorde op te stellen. Voorlopige aanstellingen van regenten zijn goedgekeurd en tevens de hulp op hun verzoek aan de regenten van Maubara tegen de zogenaamde zwarte Portugezen of toepassen. Ook is de inspanning om Maubara, dat de correspondentie met Beloe en de nieuwe bondgenoten te Waywiko, Derman en Lakeko mogelijk maakt, niet weer te verliezen en de bewoners niet in nood te laten, goedgekeurd. Indien de regenten dat wensen, mag er een post te Maubara gevestigd worden. Op een overbodig verzoek om nadere orders betreffende uitbreiding van de grenzen van Compagnies gebied, is verwezen naar de duidelijke instructies in de brief van 5 april 1757. De hulp aan de vijf Timorse regenten bij tegenacties vanwege de slechte behandeling door toepassen, is goedgekeurd. In de brief van 5 oktober 1758 uit Timor is te vinden waarom assistentie werd verleend, hoe belediging van blanke Portugezen werd voorkomen en hoe de expeditie is afgelopen. Aan 180 Amarasiërs die bij de verovering van de forten Amarasi en Nayabas door de regenten van Kupang krijgsgevangen waren gemaakt, is pardon verleend en hulp tegen de toepassen van het roofnest Naymoetie is toegestaan. Nu er 25 Europese, 100 Balische en Buginese soldaten en ammunitie naar Timor zijn gestuurd, moet zo'n actie wel succes hebben.) meergemelde swarte Portugeesen en den regent van Batoe Geddie, die de regenten van Wayhale, Derman en Lakeko door geweld en goede beloften gedwongen en verleid hadden hunne landen en 's Compagnies bondgenootschap te verlaaten en haar na het gemelde regentschap Batoe Geddie te begeeven, in hoope dat die drie Belonesen bondgenoten daardoor weder onder 's Compagnies gehoorzaamheid zullen gebragt en van haare districten bezit neemen. (Mutaties onder het personeel. De boekhouder Duthon is vertrek toegestaan, mits hij de achterstallige Vervolgens hebben wij ook g'approbeert de voorgenomen represaille teegens de Terwijl wij op de voorgestelde reoccupeering der landen Ade en Mantoetoe de Terwijl wij op 't versoek van de gemeente toegestaan hebben een kerk buyten 't casteel te (Wegens de misstanden is het goed de mardijkers tot een korps te vormen, hen te trainen in het hanteren bediendens gequalificeerd hebben om sulx desnoods door geweld van waapenen te doen, nademaal de Compagnie op die landen een oud wettig regt van eygendom heeft, sonder dat men daaromtrend eenige swarigheid heeft te maken. En haar daarenteegen gelast de Amarassiërs, die zig zeedert 10 jaaren trouw gedragen hebben, en dus hoog tijd geworden sijnde weeder te stellen in de possessie van de door haar voorheen bewoonde landen en het genot van dies producten. Om daardoor te prevenieeren de geduurige verwoestingen derselve door de overige bondgenooten, die sustineerden vrijheid te hebben de Amarassiërs te vervolgen en uyt te roeyen, en ondertussen haare roofsugt voldeeden. Fol. 309v-310r. van wapens en een reglement voor hen op te stellen. Zo kunnen ze van meer nut zijn, dan door hun ongedisciplineerdheid bij de aanval op Naymoetie. Om de bewoners van Solor door dwang en vriendelijk optreden te stimuleren de Portugezen te verlaten, is bevolen het vervallen fort Frederik Hendrik te herstellen. Er zijn daarvoor rampaarden gezonden. Zowel door de dwang van het fort, als door viendelijkheid kunnen de Solorezen aangespoord worden de Portugezen te verlaten. In verband met het toenemen van de scheepvaart en berovingen door de Makassaren mogen inheemsen, hetzij Rotinezen, Sawunezen of anderen voor het patrouilleren gebruikt worden, mits zij Compagnies aandeel in de buit afstaan, het patrouilleren samen met Compagnies schepen geschiedt en ze borgen stellen voor hun goed gedrag, waaraan, leert de ondervinding, het nogal eens mankeert. Uit de brief van 5 oktober 1758 blijkt dat de bevordering van peperverbouw op Kupang goed loopt; er werd een monster van 21/2 lb ontvangen. Ook te Ndaomane op Roti gaat dit goed en met de Lekkerlust zijn 75 bakken met peperplanten gestuurd, die, omdat de ranken reeds vrucht beginnen te dragen, ter plaatse vermeerderd kunnen worden als de dienaren er zorg aan besteden. Omdat er genoeg kadjang is, werd bevolen de inkoop te staken. Omdat van de ontvangen 801/2 lb indigo de twee eerste soorten goed van verf waren, is bevolen alleen die in te kopen. Sandelhout, hoewel het voor minder dan rsd 3 het pikol van 125 lb te verkrijgen is, moet wegens onvoldoende afzet niet meer gekocht worden. Ondanks de gewekte hoge verwachtingen voldoet de goudgraverij geenszins. Er is slechts 7/16 reaal door de Balische slaven en 1 1/32 reaal door de bewoners van Amakong ingezameld. Korporaal Giese, die veel te optimistische verwachtingen van de opbrengst aan commissaris Johannes Andreas Paravicini rapporteerde, moet ter verantwoording geroepen worden. Fiscaal Hendrik Friesendorp is nu een nieuwe onderneming opgedragen en van diens inzet en die van de mensen van Amakong wordt maar het beste resultaat gehoopt. De tocht van het opperhoofd naar Tepas kan daartoe bijdragen. Om de Amakongers te verplichten is goedgevonden om met hen overeen te komen dat zij eenderde van het gewonnen goud zonder betaling aan de Compagnie leveren en tweederde voor textiel, al was het met 50 % winst, het goud te rekenen op rsd 16 de taël. Al deze middelen moeten dienen om enige winst te behalen. De bewering van het bestuur dat elders geen goud ingekocht kan worden die op Timor winst geeft, klinkt zeer ongeloofwaardig. Waarom heeft het dan steeds om zilver gevraagd en niet om goud? De verkenning van de parelbank te Amarasi, Naurana genaamd, door opperhoofd Hans Albregt van Pluskouw wekt wegens beschadiging en illegale inzameling geringe verwachtingen, maar hij had daar, en bij de parelbank bij Roti en in de grote bocht van Waywiko wel merkpalen geplaatst en beroving streng verboden. De Amarasiërs is bevolen de bank daar streng te bewaken en schuldigen aan te houden en naar Kupang te zenden. Het bestuur is bevolen om voor de bank te Amarasi niet teveel kosten te maken, noch dwang te gebruiken, omdat het slechts stampparels zijn. Tegenover de bewoners van Waywiko moet voorzichtig opgetreden worden, omdat ze de oesters als voedsel gebruiken en ze nieuwe bondgenoten zijn. De verpachting van de parelbank bij Amarasi moet uitgesteld worden totdat er voordeel van te verwachten is. De tolk op Sawu wist zeven bladen van papieren die in een kistje waren aangespoeld, uit de handen van de bevolking te redden. Ze hebben wellicht te maken met de Drie Heuvelen die op één van de eilandjes Kisar, Wetar etc. zou zijn gestrand. Een vaartuig daarheen gezonden, bracht het bericht dat op de droogten bij Kambing bij laag water enige nootmuskaat en foelie was opgevist en houtwerk was aangespoeld. Het kon door de stijve oostenwind niet hoger komen. Er is bevolen nader onderzoek te doen. De vervallen woon- en pakhuizen in het kasteel mogen gerepareerd worden.) bouwen na de gedane propositie, namentlijk buyten lasten van de Compagnie, en daartoe een Daarenteegen haar bevolen een vaartuyg met den aldaar zijnde kaartemaaker na het stuk grond naast de woning van 't opperhoofd of 's Compagnies thuyn geleegen afgestaan als sonder nadeel kunnende gemist werden. Fol. 314v. (De pachten en tollen brachten dit jaar rsd 5460, of ƒ 13.104 op, iets meer dan vorig jaar, hoewel de topbanen ƒ 120 en de veeslacht ƒ 72 minder inkomsten gaven. De vijf Kupangse regenten en hun gezinnen zijn van de heffing op de slacht vrijgesteld, maar de heffing op de slacht van ieder beest is niet verminderd. Het verbod op de uitvoer van was is ingetrokken, zodat de pacht hiervan zal toenemen. De uitgaven waren in 1754/55 ten opzichte van het jaar ervoor met ƒ 2749 verminderd en de inkomsten met ƒ 4003 vermeerderd, wat het resultaat met ƒ 6752 verbeterde. Helaas zijn in 1755/56 de uitgaven gestegen met ƒ 11.106 en de inkomsten verminderd met ƒ 6151. Na aftrek van ƒ 132.058 die door commissaris Johannes Andreas Paravicini als inkomsten waren opgevoerd, was het resultaat in 1755/56 ƒ 17.258 slechter. In 1756/57 zijn de inkomsten verminderd met ƒ 5307 en de uitgaven maar verminderd met ƒ 260, waardoor het resultaat ƒ 5047 slechter uitviel. Het bestuur spreekt in de brief van 22 juli 1758 voor 1755/56 van een verbetering en voor 1756/57 van een verslechtering, maar wat tijdens de aanwezigheid van commissaris Paravicini aan veroordelingsgelden, pardonbrieven, bewijzen van eigendom etc. binnenkwam zijn geen gewone inkomsten, terwijl de uitgaven door meer militairen normale lasten zijn. Deze zijn goedgekeurd, maar het aantal militairen, slaven etc. moet na de voorgenomen expeditie tegen het roversnest van de toepassen te Naymoetie en wat er verder nog staat te gebeuren, in overeenstemming met de memorie van bezuiniging gebracht worden, terwijl de inkomsten dienen te stijgen. Betreffende de huishoudelijke zaken zal het bestuur onbetaalde boeten, akten, pardon- en vrijgeleidebrieven, die al door het vorige bestuur geïnd zouden worden, nu dienen op te eisen, dan wel aan te geven welk vooruitzicht er op invordering is. De schuld van secunde Joan Louis Hosselie moet worden opgeëist, maar het is niet de moeite waard een schip te zenden om het sandelhout dat hij op Waywiko achterliet, op te halen.) eyland Sumba te senden om dat eyland, 'twelk men segt zig om de west veel verder uytgestrekt, als het bij de kaarten werd gevonden, rond te zeylen en op te neemen, mitsgaders de kaarten daarvan te verbeteren en vervolgens in die van de bogt van Pritij, Poulo Semau en Rottij de daar geleegen klippen en droogtens accurater bekend te stellen. Fol. 316v-317r. (Mutaties onder het personeel: de gewone leraar in de Maleise gemeente te Batavia, Nicolaas Brouwer, vertrekt naar Timor om de heilige sacramenten te bedienen en daarna terug te keren; secunde Adolf Bent is op eigen verzoek, maar met afgeschreven gage wegens verblijf van slechts een jaar, naar Batavia opgeroepen; onderkoopman Hendrik de Lange is benoemd tot secunde; fiscaal Hendrik Friesendorp is bevorderd tot onderkoopman; jongeling Johannes Protesz. is aangesteld als jong-assistent met ƒ 16. Het antwoord op het extract uit de vaderlandse brief van 4 oktober 1756 is te vinden in de brief uit Timor van 22 juli 1758. Verder wordt verwezen naar de vergaderingen van 5 en 7 december 1758 en naar de brieven aan Timor van 29 en 30 december. PALEMBANG zwarte en 68.564 lb witte peper aangevoerd en met schepen van de koning 1.575.986 lb zwarte peper en 2.474.436 lb tin. Met schepen van de Compagnie is 363.750 lb tin ontvangen en 881/2 reaal stofgoud voor ƒ 3524. Met de Langewijk, de Anna en een inheems vaartuig is aan contanten, goederen en verdere behoeften voor een bedrag van ƒ 254.770 naar Palembang verzonden. Het verlenen van passen naar Siak van Batavia en Java, van Cheribon en ook van Palembang is verboden. Er is bevolen de koning te onderhouden over de illegale vaart van jonken met tin naar China. Als hij daar niets tegen doet, dan worden geen passen voor de vaart naar het noorden meer verleend en zullen overtredende vaartuigen door de patrouillerende schepen geconfisqueerd worden. Van de met zeven Palembangse vaartuigen aangevoerde tin moet ruim 778.000 lb betaald worden en daarvan moet de rekening gemaakt worden om deze met die van de geleverde peper te laten verschijnen. Omdat van peper nimmer genoeg te krijgen is, moeten de schepen van de Compagnie die aanvoeren. Er is een overvloed aan tin, zodat de koning voorgehouden dient dat, als er geen 20.000 pikol peper wordt geleverd, men per jaar ook geen 20.000 pikol tin zal afnemen. De helft zullen schepen van de Compagnie vervoeren en de andere helft wordt met schepen van de koning verwacht. In mei is een gezantschap van de nieuwe koning aangekomen met een brief van Uit Palembang is een redelijke hoeveelheid peper geleverd. Met schepen van de Compagnie is 541.314 lb Dies koning is door zijn wispelturig gedrag alsnog in gebreeken om desselfs gezanten (Er is niets van Djambi ontvangen, noch daarheen gestuurd. De resident van Palembang Huijbert Johan 13 april 1758, waarin het overlijden van zijn vader en zijn eigen troonsopvolging zijn vermeld. Met het antwoord in een brief van 24 juni zijn geschenken gestuurd en is leedwezen met konings overlijden en vreugde over de opvolging betuigd. Er is vertrouwen uitgesproken in de belofte van een goede vriendschap en resident Huijbert Johan de Heere is aanbevolen die ook mondeling te betuigen en de brief en geschenken met de gebruikelijke eerbied en plechtigheid aan te bieden. Voor deze gelegenheid is resident De Heere, om het gezantschap meer aanzien te geven, tot opperkoopman bevorderd. In de brief van 9 oktober 1758 naar Palembang is tevredenheid geuit over de daling van de uitgaven in 1756/57 tot ƒ 23.426 - vorig jaar waren deze ƒ 27.684 - en de stijging van de inkomsten tot ƒ 4886 - het jaar daarvoor waren ze ƒ 3452 - zodat er een verbetering van het resultaat van ƒ 5225 was. De resident moet de nieuwe koning aansporen tot het nakomen van de contracten en het leveren van peper zoals dat tot nog toegeschied is. Verder wordt verwezen naar de brief naar Palembang van 9 oktober 1758. Ontvangen zijn brieven van 19 augustus, 25 september en 13 november 1758, waarover later vergaderd zal worden. In de brief van 25 september is bericht dat in 1757/58 de uitgaven ƒ 27.994 bedroegen en de inkomsten ƒ 10.797. De netto lasten waren dus ƒ 17.197, terwijl deze in 1756/57 ƒ 19.006 hebben bedragen, wat een verbetering van ƒ 1809 betekent.) DJAMBI volgens zijn gegeve woord herwaart aan ons te zenden en den provisioneel resident aldaar, Rogier, heeft ook gemanqueert, behalven zijn wijdluftige en winderige schrijven van 22e october anno passato, maar dit jaar ons eene brief van dato 2 julij te laten toekomen. Dus wij gefrustreert zijn van de nodige kennisse der aldaar gepasseerde zaken. Fol. 322r. de Heere zond er slechts enige benodigdheden heen. Hij moet informeren hoe de toestand daar is. De provisionele resident Rogier is 9 oktober 1758 geschreven dat zijn nalatigheid hem ernstig aangerekend wordt en dat hij zich hierover nader dient te verklaren. De resident te Djambi Bernardus Helmers is intussen overleden. In de brief van 9 oktober 1758 is onderkoopman Rogier opgedragen de sultan van Djambi of zijn hofdignitarissen er aan de herinneren, dat zij beloofd hebben de kanonnnen en andere zaken, weggenomen bij het innemen van het kantoor, terug te brengen. Hem is ook geschreven dat de onkosten van ƒ 11.251 over 12 maanden veel te hoog zijn. Er moet zuiniger aan gedaan worden en gerapporteerd hoe de zaken er voor staan en of de sultan zijn beloften nakomt. De brief van 2 juli 1758 uit Djambi is, net als die van 22 oktober 1757, te wijdlopig en verwaand. SIAM december 1757 aangeleverd, waardoor de Krabbendijke daar langer moest wachten en de goederen duurder werden, doordat de maandgelden en rantsoenen er volgens koopmansstijl op drukken. Een tweede bewijs hiervan is het verbod door het hof aan particulieren om sapanhout te leveren.) kooplieden of tjauwclangs daarenbooven ordre hebbende ontfangen om teegens d' ordinaire prijs zoveel eliphantstanden af te geeven als in de pakhuysen zoude werden gevonden onder die, mits dat alvorens zoude zijn gesorteerd. Gelijk dan ook geschied is, want de kleenste zoort, alle voor de Souratse kooplieden, om die teegens lijwaat te trouqueeren uytgezogt hebbende, offereerde voormelde tjauwclangs de uytgeschotene zoort van twéé tanden in één picol aan de maatschappij, dat niet als schade zoude veroorsaken. Fol. 324v. monopoliecontract met de Compagnie wordt geschonden. Het resultaat was dat deze opnieuw verscheidene soorten tanden aanbod, waarvan 150 pikol voor ƒ 29.684 is aanvaard, wat met 200 kati zilver, of ƒ 32.000 die wegens gebrek aan contant geld verhandeld moesten worden, op ƒ 61.684 uitkomt. Met het geld dat de Vrouwe Elisabeth aanvoert, kan dit weer teruggekregen worden. Door een verkeerd afgestelde weegschaal is een onderwicht van 156 lb op de olifantstanden ontstaan, waarvoor ƒ 283 is afgeschreven. Zoals gemeld in de brief van 31 Het bestuur in Siam volhardt in traagheid en zorgeloosheid. Zo is het sapanhout niet eerder dan 30 Dus het beswaarlijk is langer den handel met deese natie te drijven, alzo des konings (Resident Nicolaas Bang heeft hierover bij de phra-klang geklaagd en erop gewezen dat hiermee het De aangebragte goederen in deesen jaare bestaan in december 1757, zijn in 1756/57 door particulieren hammans fijne Bengaals en murissen fijne kust die voor ƒ 18,- à ƒ 19,- ingekocht waren, voor ƒ 10,- à ƒ 12,- aan de Siamezen verkocht. De resident kan in deze niet van nalatigheid beticht worden en hij heeft verscheidene gewilde soorten textiel besteld.) 163.713 lb. 887.215 ,, ,, 11.442 20.483 ,, ,, 2951 ,, 3548 ,, 7600 20 pees roggevellen 8000 lb. waxkaarsen 8 56.672,6, - 22.266,10, 8 4.183 1, - 34.803,10, 1.461,12, 8 - 3.514,13, 4.253,8, 8 10, 6, 8 8.089,18, 299, 4, 8 thin sappanhout gember geconfijte elephantstanden namrak gomme gutte gomlak Siams atchiar en roode pinang kalk ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - pees patriase gorgolets teruggebragt 8 ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 1.630,8, 137.184,19, - - diverse schenkagiegoederen ƒ 282, 15, 8 1.347,12, ƒ (Twintig roggenvellen die door Nederland besteld waren, zijn naar Japan gezonden. Twaalf zijn - 1.948,13, 8 6.197,4, - 9.140,15, 8 2.352,19, 8 4.889,11, 8 3.246,11, 8 1.106,18, - salempoeris roode cust moerissen roode cust hamans grove hendiaals Bengaals gerrassen Bengaals zaanen gemeenen de Mahunpoer zuykerpoeder ,, ,, ,, ,, ,, lb. pees gecouleurde hoeden ,, ,, 15 en bedragen met elkanderen Fol. 326r. goedgekeurd door het personeel en acht zijn hier verkocht. De bestelling zal opnieuw geplaatst worden.) Daarenteegen zijn met het schip de Vrouwe Elisabeth op den 24e aug. jongstleeden vanhier versonden de volgende lijwaten ensz. 37.500 pees nieuwe gecartelde ducatons 320 1200 1080 422 688 37.576 42 100 20 Fol. 326v. (Hopelijk worden de hoeden, met de Haarlem en het Kasteel van Tilburg aangevoerd, voor ƒ 25,-, of met onkosten voor ƒ 27,14,-, door de Siamezen aangenomen, want ze kunnen elders slechts met groot verlies verkocht worden. Aan geschenken is dit jaar ƒ 1088 besteed, waaronder ƒ 212 voor de eerste thesaurier van het rijk om de verleden jaar ingehouden 20 kati zilver terug te krijgen. Dit mislukte omdat de transactie op bevel van de koning was geschied. Omdat op de geschenken en contrageschenken van Siamese kant, onder aftrek van de genoemde 20 kati zilver of ƒ 3200, in twee jaar ƒ 4999 is verloren, wordt van verdere geschenken afgezien. De koning en de phra-klang worden ingelicht. Om de vriendschap te onderhouden wordt jaarlijks een schip voor het vervoeren van de goederen die zij eisen, gezonden, dat geladen met sapanhout dan wel leeg in december naar Batavia zal moeten terugkeren. Het is nadelig dat Engelse, moslim en andere kooplieden daar geduld worden. Uit Surat en Cochin zijn ieder een schip met allerlei textiel en andere koopwaar verschenen. De prijs van de benodigde goederen gaat door deze avonturiers, waartegen de Compagnie niet kan concurreren, omhoog. De uitgaven bedroegen in 1756/57 ƒ 20.180, wat ƒ 7474 meer is dan verleden jaar. In plaats van winst door het vermunten van nieuwe dukatons is er ƒ 1904 verlies gemaakt. Boekhouder Pieter Kleiman is op 8 november 1757 overleden. glaase ruyten brillen met schillepadde randen diverse andere goederen 1.589,15, - 180.527,10, - die aangerekend zijn met 150.000,-, 25, 5, 8 29, 16, - In de generale missiven van 31 december 1757 is het resultaat van de handel in Japan vermeld. In de JAPAN vergadering van 13 april 1758 is over dit kantoor het volgende besproken. Het stemt tot tevredenheid dat de handel met meer voordeel dan in enige eerdere jaren gedreven is. Het bestuur werd aangespoord de verkoopprijzen nog te doen stijgen en de gouverneurs van Nagasaki moeten zo bewerkt worden, dat er nog meer staafkoper verworven kan worden, zonder iets te doen dat tot nadeel zou kunnen leiden. Op verzoek van het bestuur zijn de voorschriften in het geval van nadelige voorvallen vernieuwd onder de beperking dat er slechts in uiterste nood toe overgegaan mag worden. Het voorstel in de brief van 1 november 1757 om bij gebrek aan voldoende brede lakenrassen te Batavia tot 3 à 31/2 duim smallere te zenden, is goedgekeurd. Er zullen zoveel van de gevraagde breedte gezonden worden als er voorhanden zijn, en verder wat minder brede in de gewenste soort. Er is recent 66 % winst op behaald en daarom is zo'n zending te verkiezen boven andere nadelige waren. Er werd opheldering gevraagd waarom de Japanners 123/4 lb bezoar van de koe en de onlangs aangevoerde catechu Surats slechts tegen een nadelige prijs wilden afnemen, waardoor een en ander weer naar Batavia is teruggezonden. De inkomsten in 1756/57 bedroegen ƒ 163.080, maar er is wel een opmerking over gemaakt dat de uitgaven ƒ 2206 hoger dan in 1755/56 waren en ƒ 3081 boven de in de memorie van bezuiniging voorgeschreven ƒ 112.000. Zo wordt getoond dat het bestuur het daarmee zal moeten doen. Over de tekorten op de lading van de Tulpenburg en de Admiraal de Ruyter is geen opmerking gemaakt. Er is ƒ 760 afgeschreven voor een nieuwe lastbark of sampan in plaats van degene die sinds 1746 in gebruik was en niet meer te herstellen, en ƒ 946 voor reparatie van gebouwen en vaartuigen. Na aftrek van het contrageschenk van 50 stuks zijden rokken, is het bedrag van ƒ 56.503 inkoops- en ƒ 57.132 verkoopsprijs, zijnde ƒ 4,11,- inkoop en ƒ 1131,- bij verkoop meer dan in 1755/56, op de rekening van geschenken, goedgekeurd. Tevens is dit het geval met het daarmee verbonden bedrag van ƒ 23.888, of ƒ 490 meer dan in het voorafgaande jaar, aan onkosten. Met deze beide hoofdposten moet zuinig gedaan worden. De eis uit Japan is met de Leimuiden en Stadwijk verzonden, terwijl particulier vervoer van plaatkoper wederom op de vorige voet is toegestaan. Mutaties onder het personeel. Het opperhoofd David Boelen kreeg ontslag; ter vervanging van het aftredende opperhoofd Herbert Vermeulen is de koopman, dispensier en pakhuismeester Jan Hek tot opperhoofd aangesteld; de laatste is opgevolgd door de onderkoopman en negotieboekhouder Johannes Reijnouts onder bevordering tot opperkoopman; de boekhouder en scriba George Hendrik Ringius is benoemd tot negotieboekhouder onder bevordering tot onderkoopman, die op zijn beurt vervangen zou zijn door de boekhouder Abraham Verspijk; omdat het verkozen opperhoofd Jan Hek is overleden, is in diens plaats tot opperhoofd aangesteld de opperkoopman Johannes Reijnouts en zijn de overige genoemde dienaren met behoud van rang in functie opgeschoven, d.w.z. dat onderkoopman Ringius tot negotieboekhouder, dispensier en pakhuismeester werd benoemd, onderkoopman Verspijk tot negotieboekhouder en de boekhouder Nicolaas Marchand tot scriba. Deze dienaren zijn op 27 juni 1758 met de Leimuiden en Stadwijk vertrokken, waarvan het eerste schip een lading van ƒ 174.969 en het tweede van ƒ 182.127 had, wat samen komt op ƒ 357.096. De Leimuiden is op 27 december 1758 teruggekeerd; samen met de Stadwijk kwam ze op 16º 30' N.B. in een hevige storm bij Ilha de Prata en de Stadwijk is niet in Japan verschenen. Ze is waarschijnlijk verongelukt of, naar gehoopt wordt, naar een Chinese haven uitgeweken en niet meer in staat om naar Japan te zeilen. Hoewel pakhuismeester George Hendrik Ringius, negotieboekhouder Abraham Verspijk en vijf schrijvers daarmee vermist zijn en de twee opperhoofden door gebrek aan personeel in verlegenheid zijn gebracht, bleek uit de brief van 11 november 1758 en het rapport van 27 december, meegebracht door de Leimuiden met het opperhoofd Herbert Vermeulen, dat de handel vreedzaam en voorspoedig was verlopen door het verwerven van 11.000 kistjes koper en het verkopen van de waren voor de vorige prijzen, hoewel veel textiel uit het vaderland beschadigd, door de mot aangevreten en bevlekt was. Het leek de opperhoofden wel of de Japanners uit medeleven met het verlies van de Stadwijk alle wensen geuit bij de gouverneur van Nagasaki inwilligden. Doordat er slechts één schip was, konden van de 11.000 kisten koper er maar 7000 meegenomen worden. Er had ten behoeve van de keizerlijke kamer wel een obligatie van ƒ 68.372 afgegeven moeten worden, om in het komende jaar zoveel meer waren aan te voeren om de resterende 4000 kisten koper af te kunnen nemen. De dienaren stelden daarom voor, hoewel de Japanners daar geen officiële toestemming voor hebben gegeven, om het komende jaar een derde schip te zenden. In het voorjaar zal hierover een besluit genomen worden. Wegens het achterblijven van de Stadwijk bestond de afzet slechts uit ƒ 132.170 inkoop, waarop een ruwe winst - - - - 2.776, 13, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 108.230, 6, 105.453, 13, Per transport 148.198, 8, 42.744, 15, (In het Japans dagregister van 27, 29 en 30 augustus 1758 is te lezen hoe en waarom de volle lasten van ƒ 57.098, d.w.z. 431/4 %, is gemaakt. Pro rato naar het verzonden koper kan daar ƒ 91.100 bijgevoegd worden. In het afgesloten boekjaar bedragen de winsten derhalve ƒ 148.198.) op koopmansz. item op 't staafkooper ter somma van Zo consteerd dat de behaalde advancen nog reëel hebben beloopen 793/4 percento of De generale lasten daarenteegen bedragen hebbende een montant van Zo blijkt dierhalven dat de lasten de winsten hebben te boven gegaan 21/8 procento ofte - 'tgeene (zeggen de ministers) inderdaat wel eene seer onaangename vertoning uytleeverd. Dog egter wel ingezien zijnde, haren gedrevenen handel niets met al ontluysterd, dewijl, indien zij in staat waaren geweest om de bedongene elfduysend kistjes koper met voormelde eenen bodem over te brengen, al had men de penningen daarop moeten schuldig blijven. Alsdan de hoogere aanreekening op hetzelve, waarvan de Compagnie jaarlijks gaudeert, alleen in staat zoude zijn geweest om de winsten en lasten te doen surpasseeren tot een montand van ƒ 42.423,7, ofte 321/8 percento. Ja dat zelve, indien ze maar een 1000 kistjes meerder als de voormelde 7000 hadden kunnen laaten vervoeren, de winsten de lasten nog wel een sommetje van ƒ 8523,7,- soude zijn te booven geraakt, 'tgeen haar nog wel geheugde dat nog korte jaaren geleden selfs bij een ramp vrije reyse der beyder scheepen en een volle vervoer van 't staafkooper niet had mogen gebeuren. Fol. 334v. betaald werden, en het vervoer van 7000 kisten koper, en verder kamfer en overige benodigdheden. Er werd beloofd het aanstaande jaar 4000 kisten extra, dus in totaal 15.000 af te nemen, en hoe er een door de gouverneur, dan wel de stadsrapporteur, gemerkte verklaring werd verworven dat deze extra kisten geleverd zouden worden.) Nog melden de opperhoofden bij hunne meermelde missive dat na de terugkomst van 't opperhoofd Vermeulen van het doen der hofreyze, alwaar alles na genoegen was uytgevallen, en even voordat de eylands reparatiën stonden opgenomen te werden, hem door twee tolken uyt naam van den stadsrapporteur burgermeester Oeije Monsamma was aangesegt geworden dat de Compagnie voortaan ontheft zoude blijven van de reparatiën en ook van de herbouwing van het tolkenhuys, alzo zulks voortaan voor reekening van de keyserlijke kamer zoude loopen. Waardoor de opperhoofden seggen dat de Compagnie wesentlijk ontlast wierde van een notable uytgaave, zowel omtrend de herbouwing dier woning, die jongst op ƒ 7294,- is gecalculeert geworden, als de jaarlijkse reparatie, die over twee jaaren tot ƒ 800 heeft koomen te bedragen. 'Tgeen wij dan ook aanmerken kunnen als een blijk van der Japanders goede genegentheid omtrend de Compagnie en geene geringe hoope geeft tot verdere verbetering van haaren handel in dit rijk. Fol. 335r-v. CHINA (De goudhandel is aan GG en Raden overgelaten en de instructies die daarvoor aan het personeel, dat het vorige jaar met het schip Sloten daarheen is gegaan, zijn gegeven, werden in de generale missiven van 31 december 1757 vermeld. Uit het rapport uit China van 12 februari 1758 blijkt dat de dienaren direct bij aankomst naar koopman Chia Honqua gingen en met veel moeite en het geven van voordelige voorwaarden, tin en Spaanse realen tegen de prijs van 120 taël zilver, voor 10 taël zwaarte aan goud met een gehalte van 90 tok wisten te verhandelen.) ponden gebruykt, en de resteerende 27.024 tot hun directen handel, in steede van de alhier geligte 114.008 ponden looth gehouden. Waarvoor, en voor de 30.000 Spaanse realen, sij thailen 3789,1,3,7 Nankings goud van 90 tok dan wel, na suppletie van hetgeene naderhand bij leverantie Daartoe hadden sij van de tot dien handel medegegevene 250.000 ponden thin, 222.976 (Omdat de Zweedse koopman Willem Eliot het bedrag van 50.000 Spaanse realen niet tijdig stortte, aan gemelde gehalte manqueerde, thail 3975,4,3,1 teegen thail 114,3,7,3,7 aan silver de 10 thail swaarte aan goud uytmakende thail 45.469,6,14,3, of ƒ 200.066,8,8, bekomen en herwaards overgesonden hebben. Fol. 336v. werd geen gebruik gemaakt van de toestemming door GG en Raden om dit op assignatie naar Nederland van hem te accepteren. Het bestuur rapporteerde over de lastige confrontatie dat het met Eliot hierover had en deze protesteerde bij GG en Raden in een brief van 20 december 1757 met verzoek zijn vraag om schadeloosstelling aan de XVII door te geven. Bij besluit van 3 februari 1758 is vastgesteld dat het bestuur ter plaatse geheel volgens de voorschriften heeft gehandeld en dat dit doorgegeven zal worden daar Eliot zich zeer waarschijnlijk met zijn klacht direct tot de XVII zal wenden. De verkoop van 250.000 lb tin voor de directe handel, van contanten en nootmuskaat liep slecht. De tin deed slechts taël 131/2 de pikol courant, d.w.z. ƒ 48,9,13 de 100 pond, voor welke prijs vorig jaar 2.300.000 lb was verkocht. Over de klachten van het personeel over slechte nootmuskaat en het aanrekenen aan Batavia van enige goederen brachten de opperkooplieden van het kasteel Batavia op 25 april 1758 verslag uit dat nog met het naschip is meegezonden. In het besluit van 7 maart 1758 staat het bericht van de eerste opperkoopman over de prijs en het gehalte van het ontvangen goud. Het gehalte is nauwelijks 20 karaat en het kostte ƒ 395,9,2 het mark fijn, wat duur is en meer dan de voorgeschreven ƒ 360,-. Het uitblijven van de directe schepen voor China zonder bericht, het verstrijken van de tijd, de behoefte aan goud voor de handel om de west van Azië en de grote voorraad tin hebben ertoe geleid dat 13 juni 1758 is besloten schepen naar Kanton te zenden om goud in te kopen. Op 23 juni is besloten de Zuid-Beveland met de dienaren Fredrik Benedictus Brand, Barend Kersseboom, mr. Pieter Rasch en Evert Jan van Nieuwerkerken genaamd Nieuwenheijm de gewone handel op te dragen. De directeur kan desgewenst op dit schip overstappen om tijdig in China te zijn en de door de XVII gegeven instructie voor de directe handel uit te voeren. Mocht hij na vertrek van de Zuid-Beveland aankomen of door ongeval geheel niet verschijnen, dan moet de eerste dienaar volgend op hem de goederen verkopen, het goud inkopen en alles uitvoeren wat voor de Aziatische huishouding nodig is.) introduceeren, of te separeeren van de directe besending uyt Nederland, maar alleen, om voor deese keer, uyt hoofde van voorgemelde motiven, tijdig genoeg de nodige mesures en middelen te beramen, waarvoor men een regtmatige bedugting hadde, bij de præsumtive lange reysen en het te laat arriveeren der patriase Chinase scheepen, somtijds niet in staat te sullen zijn, als dan de nodige voorsieningen tot het wel reüsseren van eene besending voor den goudhandel te konnen doen. Fol. 339r-v. 2801/2 lb kamfer Baros, diverse wollen manufacturen, sapanhout en enige andere waren, tevens 30.000 Spaanse realen, t.w.v. ƒ 495.375, en enige benodigdheden volgens factuur. In de meegegeven instructie is opgedragen voor de tin de beste prijs te maken en zeker meer dan 131/2 taël de pikol van 1221/2 van verleden jaar. De peper is meegegeven, omdat volgens de teruggekeerde dienaren zonder deze geen goud te verwerven is. Omdat daarvan sinds twee jaar geen korrel verzonden is, kan voor de peper een goede prijs gemaakt worden, welke is bepaald op 14 taël de pikol van 1221/2. En mocht dat niet gehaald worden, dan mag voor niet minder dan de Indische prijs van ƒ 44,- de 100 lb verkocht worden. Op basis van de verkoopprijzen en de contanten hebben de directeur en dienaren een kapitaal van bijna zeven ton. Dit moet gebruikt worden voor de benodigdheden voor Batavia en de eisen van de kantoren in Azië, en het overige voor de inkoop van goud.) Met qualificatie om sig ten dien einde bij hun arrive in China aan den koopman Tsja Honqua c.s. te addresseeren en, onder aanbieding en vooruytverstrekking van geld en goed, teegen goede of de bepaalde prijsen 't goud te contracteeren teegen ƒ 360 het marcq fijns. Om gelevert te werden op een bepaalde tijd in jannuarij 1759, of voor haar vertrek na herwaarts, welk in 't begin van febr., gelijk voor deesen, bepaald is geworden. Fol. 340v. Nademaal de intentie niet geweest is om door deese besending een aparte handel te (In de Zuid-Beveland is geladen 800.000 pond tin, 125.000 lb peper, 300 balen katoen, (Koopman Edmond Roth, die in China verblijft, bood in een brief van 18 januari 1758 naar Batavia aan om tegen 30 november 1758 ongeveer 412 broden Nankings goud van 81 à 82 tok tegen 115 taël zilver de 10 taël zwaarte aan goud te leveren, wat komt op 46.000 taël zilver, of zoveel Spaanse matten als dat op de weegschaal van de Compagnie zou opleveren. Hij vroeg hiervoor eerste, tweede en derde wisselbrieven getrokken op de kamer Amsterdam per 1 december 1759, iedere Spaanse mat gerekend op ƒ 3,- of 60 stuivers courant. De directeur en carga's is bericht het aangeboden goud te accepteren, maar dan tegen 112 taël zilver de 10 taël zwaarte aan goud. Omdat het dan ƒ 398,4,6 het mark fijn kost, kan het te Coromandel afgezet worden en het risico van het zenden van goederen naar China wordt vermeden. De hiervoor te verlenen assignaties zullen na de voorjaarsverkoop van 1760 betaalbaar zijn. Er mag op deze voorwaarden nog een contract voor 50 à 100 broden Nankings goud met Roth gesloten worden, mits hij instaat voor een gehalte van het goud van 81 tok en hij het mindere vergoedt. Overigens is het verboden geld op wissel naar Batavia of op assignatie naar Nederland te accepteren. Om de directeur en de carga's te motiveren is hun 5 % op de verkoop van waren en een 1/2 % op de inkoop van het goud toegestaan, maar het ruim van het schip moet in zijn geheel voor de Compagnie blijven. Daaruit kunnen de gewone kosten, zoals tol en meetlonen, zoals bij de China-vaart gebruikelijk, betaald worden. De kosten van tafel en factorij, en overige huishoudelijke zaken moeten zo laag mogelijk blijven. Er mag maar één kantoor gebruikt worden, wat zo ingericht dient te zijn dat de carga's uit Nederland en de aangebrachte goederen daarin een plaats krijgen. De carga's die uit Batavia gezonden zijn, is opgedragen de rekening van het tin en andere goederen uit Batavia meegenomen, van die uit Nederland over te nemen en in hun boekjes te crediteren, terwijl het rendement daarvan bij verkoop door de Nederlandse dienaren in hun boekjes gedebiteerd moet worden. De Zuid-Beveland was 30 juni naar China vertrokken, zonder dat er bericht van de vaderlandse China-schepen was. Slechts meldden op 8 juli de gezagvoerders van een in Straat Sunda aangekomen Deens schip de Koningin Juliana Maria, dat ze het China-schip de Velsen te Porto Prayo hadden ontmoet en weer later 100 mijl bewesten Kaap de Goede Hoop hadden gepraaid. Om in dit bijzondere geval de directe vaart te laten slagen, is 11 juli 1758 om redenen daar vermeld, besloten, om een geschikt schip van hetzelfde type als de Velsen en Renswoude, de Admiraal de Ruyter, zo spoedig mogelijk te beladen met tin, katoen, kamfer Baros en enige andere goederen en gereed te maken voor de thuisreis, zodat, als een China-schip aankomt, de directeur of carga's met het scheepsvolk daarop over kunnen stappen om de reis naar China en vervolgens naar Nederland te aanvaarden. Als één van de China-schepen aankomt kan het zo snel mogelijk gelost en geladen worden en de reis voortzetten, komen er twee dan kan er één in Batavia blijven. De Admiraal de Ruyter was zeilvaardig bij de aankomst op 25 juli 1758 van de Velsen met de directeur en carga Geniets, maar deze gaf er de voorkeur aan met de Velsen naar China te gaan. Op 3 augustus kwam ook de Renswoude binnen en omdat Geniets oordeelde dat daar nog genoeg tijd voor was, is 4 augustus besloten dit schip zo snel mogelijk te lossen en te laden. Met genoemde schepen werd op 24 juli de brief van 28 oktober 1757 van de Gecommitteerden voor de Directe Vaart en Handel op China ontvangen, waarover op 28 juli is vergaderd. Overeenkomstig de opdracht zal elk van de aangekomen schepen voor de directe vaart te Batavia beladen worden met 7000 pikol tin, 50 pikol nootmuskaat, 50 pikol kruidnagels en tevens met de benodigde hoeveelheid bindrotan, maar 20 pikol moernagels werden niet geladen, omdat er slechts een voorraad was van 2800 pond en er aan voldoening van de eis van 3000 lb voor Japan de voorkeur werd gegeven. Bovendien is besloten om 600 balen katoen, 1000 lb kamfer Baros en 5287/8 lb cochenille in de Renswoude te laten en te consigneren als Bataviase lading aan de directeur en de Bataviase carga's om er goud voor te kopen, aangezien verwacht werd dat deze goederen in China een redelijke markt zullen vinden. De lading van de beide schepen, inclusief wat onder de Bataviase handel valt, heeft een waarde van ƒ 695.421. Niettegenstaande eerdere instructies mag voor goud ƒ 360,- het mark fijn betaald worden en zonodig wat meer, omdat het verwerven van goud zeer belangrijk is. De Bataviase carga's moeten hierover bij terugkomst wel de eed van trouw afleggen. Wat overschiet na inkoop van de lading voor Nederland, wat meer zal zijn dan berekend, mag hiervoor gebruikt worden, en tevens voor het sluiten van contracten voor het komende jaar.) Edog, ten opzigte der gedane versoeken door den gemelde directeur en patriase carga's om gequalificeert te werden door deese regeering tot de afscheep van 3000 picols thee, die de jongst gerepatrieerde carga's met het schip Sloten onder vooruytverstrekking van 40.000 thail in China gecontracteert hadden, in 't schip Suydbeveland, wijl sij zig beswaard vonden om gemelde thee te accepteeren, temeer sij tot de presente inkoop van hunne twee onderhebbende scheepen rijkelijk van capitaal voorsien waren, heeft men zig niet in staat g'agt voldoende te disponeeren. (Om het risico te spreiden, is opdracht gegeven om het goud naar gelang het binnenkomt over de En daarom, bij resolutie van 5 augustus, niet raadsaam geoordeelt sig dientweegen te verklaren, also wij ons door de prohibitive ordre van U Wel Edele Hoogagtb. niet gequalificeert bevonden om ons met de directe commissie der vorige, nog der presente directeur en carga's te bemoeyen, dan in zoverre om bijaldien er geld mogt overschieten, hetzelve gelijk voormeld in goud te besteden, en als dan 'tzelve, indien zulks vereyscht mogt werden, aan onse carga's als later in China blijvende over te geeven. Fol. 345v-346v. retourschepen te verdelen, zodat het, zoals verleden jaar al geschiedde, in Straat Sunda overgeladen kan worden voor vervoer naar Batavia. Het overige kan met de Zuid-Beveland overgebracht worden. COCHIN CHINE Uit Cochin Chine is van carga Christoffel van Cappelle een brief van 26 juli 1757 ontvangen, waarin hij schrijft erg uit te zien naar een schip om de handel met de koning voort te zetten. Die brief is kennelijk geschreven voordat hij de brief uit Batavia van 20 juni 1757 ontving, waarin hem werd opgedragen met alle bezittingen op een jonk of ander vaartuig via Kanton naar Batavia te komen, omdat er geen schip meer gezonden zal worden. In een briefje van 30 juni 1758 is Cappelle het ongenoegen duidelijk gemaakt dat hij aan het bevel de loge op te breken nog geen gehoor heeft gegeven. Dit besluit blijft gehandhaafd en de opdrachten in de brief van verleden jaar zijn onverminderd van kracht. Tevens wordt verwacht dat de koning de vordering van ƒ 17.038 voor in beslag genomen salpeter door commissarissen zal doen vereffenen om, met de verdere restanten, in goud naar Batavia overgezonden te worden. MALAKKA Uit Malakka is lang geen bericht ontvangen, doordat de bark de Vriendschap, die volgens het laatste bericht van 21 juli 1758 zou vertrekken, nog niet is verschenen en evenmin de Krabbendijke vandaar met tin en masthout is komen opdagen.) 25.000 114 25 12 mitsgaders nog aan diverse andere koopmansz. equipagiegoederen provisiën en aanreekeningen ten bedraagen van Waarenteegen vandaar weederom aangebragt is: 230.720 lb. 30.425 ,, ,, 1734 77 pees item aan diverse teruggebragte lijwaaten arthillerijgoederen, ambagtsgereedschappen en aanreekeningen Fol. 348r-v. financiële bescheiden onbreken, is onbekend wat de restanten zijn en welke goederen in 1756/57 zijn ingekocht. Aangaande de schepen en vaartuigen werd, zoals in de decemberbrief van 1757 gemeld, opdracht gegeven de Meervliet wegens slechte staat te verkopen. In de brief uit Malakka van 6 februari 1758 is uitgebreid gerapporteerd dat het schip niet te herstellen is, de mast en touwen en verdere uitrusting eraf zijn gehaald en de 1 Ten rechte ƒ 193.120,1,8 Inmiddels hebben wij zeedert primo januarij deses jaars naar derwaarts gesonden: stux nieuwe ronde realen van agten Cormandelse pakken diverse Bengaalse dito dito Souratse (Wat terugontvangen werd, is minder dan de helft van wat verzonden is, maar doordat berichten en thin benzoin elephantstanten masthouten 80.000,-, - 69.351,15, - 25.017,13, - 10.874,3, - 7.876,10, 8 264.120,1, 8 1 78.068,1, 8 27.989,6, 8 2.693,18, - 7.888,19, - Somma 22.985,10, 8 139.625,15, 8 ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ,, ,, lijwaten dito dito Somma De vijanden, die volgens onsen voorjarigen eyndelijk genoodsaakt geweest waaren de wijk romp voor niet meer dan rsd 410 publiekelijk is verkocht. De sloep Jaffnapatnam en de tandjungpura Siak zijn wegens onherstelbare gebreken verkocht voor respectievelijk rsd 36 en rsd 20, maar de dienaren zijn er voor berispt dat zij de equipagegoederen en toebehoren volgens hun zeggen op andere vaartuigen overbrachten zonder daarvan een behoorlijke inventaris te maken. Conform het door de gouverneur-generaal opgestelde reglement voor verbetering van dit gouvernement en de resolutie van 13 april 1758, is het aantal vaartuigen voor patrouillering van het Malakse vaarwater en het afhalen van tin vastgesteld op twee pantjalangs en vier sloepen, en tevens een tandjungpura voor dienst op de rede. De sloep de Overmaas is op 22 februari, de hoeker Don Quichot op 1 maart en de Huigenwaard op 21 maart uit Malakka in Batavia aangekomen. Op 4 maart is de sloep de Harderin - om in november naar Bengalen door te varen - naar Malakka vertrokken en op 21 mei de Krabbendijke om goederen en producten van dat land af te halen. De Langewijk naar Bengalen en Lycochton en Oudkarspel naar Coromandel gaan via Malakka. Hoewel, zoals in de decemberbrief van 1757 werd vermeld, bevolen was om zoveel mogelijk masthout voor deze directie mee te nemen, namen in het eind van het vorige en het begin van dit jaar de Snoek en Ruyskenstein, en de sloepen Kroonprins en Duif uit Malakka voor Bengalen, behalve 147.319 lb tin en 52.376 lb sapanhout t.w.v. ƒ 60.622, slechts twee masthouten mee. Het bevel is herhaald en er moet meer ernst betracht worden bij het onderzoeken van de uitvluchten die de gezaghebbers van schepen aanvoeren, om geen rondhout mee te nemen. Het scheepje de Wereld deed op weg naar Coromandel volgens opdracht Malakka aan om goud mee te nemen, maar, omdat dit niet voorradig was, is 18.383 lb tin t.w.v. ƒ 6301 geladen en zijn 50 Europese militairen naar Bimlipatam vervoerd. Dit scheepje is alweer teruggekeerd. In de brief van 25 april 1758 is reeds bericht dat er vrede was gesloten. In de decemberbrief van 1757 is onder de inlandse zaken uitgebreid verslag gedaan over de oorlog. Nu volgen de gebeurtenissen voor en bij het sluiten van de vrede.) naar Lingij te neemen, sijn aldaar vervolgens van de onse van alle kanten ingeslooten en insonderheit door het leggen van kruyssers voor de mond van de rivier van den selven naam zeer in 't naauw gebragt. Weshalven Dain Cambodja en Radja Hadil van Rombouw niet alleen selfs aanbiedingen tot de vreede gedaan, maar ook belooft hadden tot het sluyten van denselven in persoon ten hoofdcomptoir te zullen verscheinen, ten welken eynde de koning van Johor dan ook door onse ministers was genodigt geworden om die handeling, waarbij hij het meeste belang hadde, meede bij te woonen. sijnen schoonzoon, ten dien eynde te zullen Mallacca waarts koomen, hadde Dain Cambodja bij een nadere brief aan de ministers zijne genegentheid tot de vreede wel betuygt, dog zijne personeele komste op Malacca onder pretext van eenig ongemak aan de beenen gedeclineert, en inmiddels versogt dat de kruyssers voor Lingij mogte ingetrocken werden, omdat zijn volk zig daarover zeer te onvreeden toonde. Waardoor de ministers eyndelijk de oogen zijn g'opend dat 't deese vijanden inderdaad om geen vreede en om niets anders te doen was als ons, met haare geduurige propositiën van vreede, hoe langer hoe liever op te houden, en zig inmiddels uyt haare toenmaalige verleegentheit te herstellen, bijaldien men haare geveynsde geneegentheid tot de vreede nog langer accrediteeren mogten. Weshalven sij dan ook op den 31e october 1757 't besluyt genoomen hebben den majoor Feber en den capitain Van Marchal met eene aansienelijke magt en de nodige credentialen en instructie derwaarts te senden om de vreedenstractaten daardoor meerder klem en nadruk bij te zetten, of, bij ontstentenis van dien, de vijanden met de wapenen aan te tasten. Hetwelk dan ook van 't gewenschte succes geweest is dat gemelde majoor Feber op nieuwjaarsdag met Dain Cambodja, Radja Toea en de gemagtigdens van Radja Hadie van Rombouw de vreede onder onse approbatie heeft getroffen, waarbij deese vorsten sig aan de Compagnie hebben onderworpen, in steede dat tot dus verre vasallen van den vorst van Johor geweest zijn. En hoewel deeze koning hierover in den beginne niet zeer vergenoegt geweest is, so heeft hij zig zulks nogtans eyndelijk laaten gevallen, dewijl Dain Cambodja alle afhanckelijkheit van den koning van Johor volstrekt bleef weygeren en het tot eenige satisfactie van deesen koning verstrekte dat die weederspannige prins, om geen vasal van hem te blijven, een onderdaan van de Compagnie heeft moeten werden en sig tevreeden houden dat hij door de ministers op Lingij Dog nadat de Johorse vorst reeds g'antwoord hadde met den koning van Trangano, (Er is opdracht gegeven om, als de gelegenheid zich voordoet, Batubara, Selangor en Kedah ook te (Te Linggi is een fortje voor een kleine bezetting gebouwd om smokkel van tin door de Engelsen te Ter vergoeding van de oorlogsongelden en de schaade die Mallacca bij deese beroertens geplaatst is, niet als een vorst maar alleen als hoofd van de Bougineesen onder de gehoorzaamheit der maatschappij, met deese belofte dat de Compagnie hem als haaren onderdaan naar mate van sijn eygen gedrag en merites in den aanstaande zal behandelen. Kort daaraan is de vorst van Salangoor en de soulie batang,genaamt Dain Lacanie, op Malacca aangekoomen en hebben in Politicquen Raade den eed van getrouwigheit aan den in persoon present sijnden koning van Johor op den alkoran plegtiglijk afgelegt. Sulks dat de onlusten in deese landen in soverre gelukkig g'eindigt en de oproerigen weederom tot gehoorsaamheit gebragt zijn, behalven Radja Alam die na Battoubara gevlugt is. Ten wiens opzigte wij wel gewenscht hadden dat de ministers de in handen hebbende magt beeter gebruykt en de vijanden soveel tijd niet vergunt, maar liever door eene totale nederlaag dan door minnelijke onderhandelingen tot de vreede gebragt hadden, nademaal deese oproermaker nooyt nalaaten zal den koning van Johor, en selfs de Compagnie, bij alle geleegentheeden te ontrusten en met den gewesene onderkoning van Johor Dain Cambodja en de verdere malcontente Boegineesen hijmelijk tezaamen te spannen. Fol. 351v-353v. onderwerpen, vooral omdat concurrenten van de Compagnie en smokkelaars al veel jaren in Kedah in opium en tin handelen.) geleeden heeft, is door den koning van Johor uyt eygen beweeging en erkentenis bij een bijsondere donatiebrief aan de Compagnie geschonken en in vollen eygendom ten eeuwigen daagen afgestaan al het land, booven Mallacca geleegen, genaamt Rombouw, met sijne neegen negorijen benevens het landschap Lingij, soverre hetzelve strekt, tot aan de revier Calang, die tusschen het land van de Compagnie en den donateur de scheiding komt uyt te maaken, met bijvoeging van deese nadere conditiën dat 's Compagnies onderdanen op d' Calangse rivier vrij en sonder betaaling van eenige inkoomende of uytgaande regten moogen handeldrijven, en dat daarenteegen de Compagnie in de afgestaane landen geene verandering noopens de religiezaaken der mahometaanse inwoonderen maaken moogen, maar dat in dezelve, in haare kerken voor den koning van Johor als haaren hoogenpriester, gebeeden zal werden, behoudens egter het regt voor de maatschappij om daar regenten naar haar welgevallen te stellen. Fol. 354r-v. beletten en alle tin die de rivier afkomt, in handen te krijgen. Deze bouw werd goedgekeurd, vooral omdat hij onder majoor Jan Jurgen Febre, inclusief enige geschenken, maar rsd 319,- heeft gekost. Wel moet worden uitgezocht hoe de verwerving te rijmen is met het contract van 1680 en de brief van 31 januari 1696, waarbij deze landen al aan de Compagnie toebehoorden, en de brief van 2 januari 1747, waarin dit ontkend wordt. Uit brieven tussen het bestuur en de opstandelingen blijkt dat Daëng Cambodja de bendahara van Riau ervan beschuldigt een Europese christelijke vrouw met haar kind, die enige jaren terug door de rovers was gevangengenomen, bij zich te houden, hoewel de secunde van Semarang haar voor een losgeld van rsd 200 heeft opgeëist. Het bestuur is verweten dat het geen onderzoek deed en zo weinig medelijden met deze ongelukkige vrouw toonde. Het kreeg opdracht alsnog onderzoek te doen en, als het bericht waar was, maatregelen voor de bevrijding van deze vrouw te nemen. Bij resolutie van 13 april 1758 werd besloten om de post Pulau Pintu Gedong op een eiland in de monding van de rivier de Siak op te breken, maar in de brief van 15 oktober 1758 is bericht dat dit uitgesteld moet worden, totdat is vastgesteld dat deze rivier net zo makkelijk met een enkele patrouille is af te sluiten, als met het fortje. Als deze informatie ontvangen, zal een besluit genomen worden. In de brief van 14 september 1756 werd bevolen artikel 10 van het verdrag met Johore zodanig te wijzigen, dat de koning belooft geen vreemde of particuliere handelaren in zijn havens toe te laten. Het bestuur heeft hierover nog niets bericht. Daarom is het bevel herhaald en het verlenen van passen naar dit rijk is verboden. Hoewel in 1756 door het bestuur hoop was gegeven dat er uit Trengganu een goede partij peper aan Malakka zou worden geleverd en de pachtvoorwaarden daartoe reeds aangepast waren, is hierover, noch over de verwerving van kostbare producten, iets vernomen. Ook is een expeditie naar de Nicobar eilanden weer uitgesteld, hoewel in de brief van 28 juni 1758 bevolen was ze na het sluiten van de vrede uit te voeren. De expeditie van de bark de Buis in 1757 onder onderkoopman Jan Fredrik van der Born is niet volgens de instructie, toegezonden met de decemberbrief van 1757, uitgevoerd. In plaats van wacht te houden op de aangewezen post, heeft Van der Born aan de expeditie tegen Lingga deelgenomen. Hij is voor deze overtreding ter verantwoording geroepen en bij besluit van 7 maart 1758 overgeleverd aan de advocaat-fiscaal. Onderstuurman Govert van Welle, verleden jaar met de bark Weltevrede gevlucht, is door de Engelsen uitgeleverd, gevankelijk naar Batavia gebracht en in de boeien geslagen. Zijn proces wordt door de Raad van Justitie voorbereid en getuigen uit de bemanning van de Weltevrede zijn uit Malakka opgeroepen. Door strafbare nalatigheid en plichtsverzuim zijn Europese en Aziatische koopwaren te Malakka bedorven en onder de inkoopsprijs verkocht of nog voorradig. Opdat ieder zijn plicht doet, is bij besluit van 13 april en in de verzonden brief van 22 mei 1758 de schade voor de onverkochte goederen aan de verantwoordelijken in rekening gebracht. Het verlies op 12533/4 lb Nankingse zijde en op 314 el donkerblauw laken, onverkocht sinds 1752, en een partij fluwelen en lakens, onverkocht sinds 1755, zal volgens besluit van 15 augustus ten laste van de verantwoordelijken in de pakhuizen komen. Was er beter voor de opslag gezorgd en tijdig over de toestand van de waren gerapporteerd, dan hadden de nodige maatregelen genomen kunnen worden. De inkopers is het verlies van ƒ 21.330 op slechte benzoë geleden te Batavia in rekening gebracht en tevens is bevolen een partij van 10.417 lb sedert 1755 ingekocht, maar nu vermolmd sandelhout, voor rekening van de inkoper te verkopen. Een partij van 205.124 lb sapanhout, nu nog in voorraad, kan naar Batavia gezonden worden en er moet zoveel mogelijk Siams sapanhout voor Batavia ingekocht worden. De prijs daarvan mag niet meer dan ƒ 3,12,- het pikol zijn, want het sapanhout kan wegens geringe aanvoer uit Siam met voordeel in de retourschepen gebruikt worden.) De thinhandel te Pera scheint reedelijk schot te neemen, want, hoewel de koning over het afbrengen van 'tselve allerley disputen gemoveert en het jaar bevoorens volstrekt geweygert hadde hetzelve, ingevolge 't daarvan gemaakte contract, aan onse post te brengen en aldaar te leeveren, staande daarop dat de Compagnie 'tselve met haare vaartuygen soude koomen afhaalen, en voorgeevende dat in 't Maleidsche exemplaar van 't contract niet van de verpligting om 'tselve aan 's Compagnies fortje te leeveren vermelden, diergelijken verpligting ook beneeden sijne waardigheit was. So heeft deselve zig egter aan 't einde door den onderkoopman Arij Verbrugge, ten dien eynde expres als commissiant aan sijn hof gezonden, in zoverre laten omzetten dat hij belooft heeft 't thin met sijne vaartuygen tot aan de rivier Coealla Bidor, en dus de grootste en gevaarlijkste helfte van den weg te sullen afbrengen, en vervolgens nog meer gedaan als deese belofte meede bragtem, doordien hij zeedert met eene quantiteit van meer als 300 bhaeren tot voor 's Compagnies fortje verscheenen, dog weegens gebrek van contanten daarmeede weeder omgekeerd is. Fol. 359v-360r. gehele voorraad van 25.000 stuks daarheen gezonden, zodat nu een rijke verwerving van tin voorzien wordt. Daarom is het onaangenaam dat op de met de Kievitsheuvel in 1756 naar China gezonden tin, ƒ 3077 te weinig is berekend. Er is om opheldering gevraagd. Om vergissingen te vermijden, moeten in het vervolg in de factuur de bepaalde prijs en de gemaakte onkosten gespecificeerd worden. De verpachtingen zijn in eind november en december 1757 geschied, namelijk voor het anker- en passagegeld van Portugese schepen rsd 1050, het hoofd- en ankergeld voor kleine schepen rsd 500, de tol voor rsd 33.000 en de overige pachten voor rsd 8053. De opbrengst is rsd 42.603, ofwel rsd 495 minder dan verleden jaar, wat aan de onrust wegens oorlog is toe te schrijven. Malakka kan nu van de vrede profiteren en het moet, omdat de zware lasten niet door de handel zijn op te brengen, uit pachten bekostigd worden. Daarom is bevolen deze te verbeteren en is een geschil tussen de pachter van de tol en de moslim Muhammad Assim die, omdat hij niets uitgeladen had, zonder tol te betalen naar de rivier Siak wilde vertrekken, in diens nadeel beslist en is hij veroordeeld tot het betalen van de hele tol. Omdat het strijdig is met de bedoeling van deze post, werd het bevel van het bestuur bij besluit van 19 september 1757 aan de commandant van Pulau Pintu Gedong om schepen uit Batavia of Semarang met een Compagnies pas ongemoeid de rivier Siak te laten passeren en weer terug te laten varen, afgekeurd. Alle particuliere handelaren moeten daar weggehouden worden en de pachter van de tol te Malakka zou zo inkomsten op goederen die naar het binnenland gaan, missen. Omdat de textielhandel daar bij besluit van 24 juni 1757 is beëindigd, is een onverkoopbare partij vandaar te Batavia ontvangen, maar enige textiel die reeds op de eis van 1757 voldaan was, is naar Malakka gezonden om zo voordelig mogelijk af te zetten, wat in de rivier van Siak wel zal lukken. Het bestuur moet iedere eis van textiel (Om dit op te lossen is Malakka's geldeis van 40.000 stuks ronde Spaanse realen goedgekeurd en de De extraordinaire ongelden hebben in anno 1756 ƒ 528,11,- en in anno 1757 ƒ 464,4,- (Er is goede hoop dat de verwerving van peper daar slaagt, want Anthonij Abraham Werndley heeft de ... dat dies koning, schoonzoon van den koning van Johor, geduurende den oorlog en ook verder achterwege laten. De woningen van de gouverneur en secunde zijn zo bouwvallig dat ze onbewoonbaar zijn. Voor het huren van particuliere huizen krijgt de gouverneur rsd 12 en de secunde rsd 8 per maand, totdat hun huizen gerepareerd zijn. Het voorstel om de huizen voor de fiscaal, secretaris en oppermeester niet te repareren en af te schaffen is goedgekeurd, maar over een huurtoelage voor de oppermeester die een huis buiten het fort huurt, en een douceur voor beide oppermeesters voor het verbinden en verzorgen van gearresteerden en arme gekwetste inlanders, is, omdat deze verzoeken slecht gemotiveerd waren, geen besluit genomen. Zulke verzoeken moeten van een motivatie en bespreking van billijkheid vergezeld gaan.) bedraagen. Dog, vermits wij bevonden hebben dat dezelve in anno 1755 niet meer als ƒ 418,17,- gemonteert hebben, en wij mitsdien overtuygt zijn dat 't met dat sommetje wel kan gesteld werden, so hebben wij de versogte afschrijvingen van dien niet hooger als ter laastgemelde somme gepermitteert. Fol. 363r. (Sinds het ontslag op eigen verzoek van gouverneur Willem Dekker en de benoeming van het opperhoofd in Japan David Boelen, is de op zee verongelukte kapitein-militair en commandant van de militie Fredrik August van Marchal opgevolgd door kapitein Jan Jansz. Visboom; deze kwam uit Batavia, waarvandaan ook vaandrig Von Pluskow en de gewone klerk Johan Henricus Blaasberg naar Malakka zijn gezonden. Verder wordt verwezen naar de brieven uit Malakka van 18 oktober 1757, 6 en 11 februari, 10 maart en 21 juni 1758, en naar de brieven naar Malakka van 4 maart, 22 mei en 25 oktober 1758. Over Trengganu wordt bericht) bij het sluyten van de vreede op Malacca uytsteekende blijken van sijne geneegentheit tot de Compagnie getoont heeft. En dienthalven bij ons antwoord, schrijvens op sijnen van Malacca ontfangene brief van den 28e maart jongstleeden, in minnelijke termen voor sijne goede intentie en aangewende officiën bedankt geworden is, mitsgaders dat wij bij die geleegentheid versogt hebben ons, sodra mogelijk, van de in anno 1757 reets naar Trangano afgeschikte commissianten of carga's, de onderkooplieden Bernardus Helmers en Anthonij Abraham Werndleij, berigt te geeven. Also wij zeedert derzelver vertrek en dat de barcq Nassauw eenige maanden daarna door leckagie van Palembang teruggekoomen, egter de chialoup Camadjang met de voormelde carga's haare reyse voortgezet, niets van hun vernoomen hadden en weegens hun lang agterblijven met reeden bedugt waaren dat hun eenig ongeluk moest overgekomen weesen. Invoegen wij ook tot ons leedweesen hebben ondervonden, terwijl wij bij een briefje van den tweeden commissiant Werndleij voor weinige daagen ontfangen, gedateerd op Riouw den 12e deeser maand, de ongelukkige tijding vernoomen dat de chialoup Camadjang reets op den 16e december des gepasseerden jaars gebleeven, en daarenbooven den eersten commissiant overleeden was. Fol. 364r-365r. meegegeven 10.000 Spaanse realen kunnen bestemmen voor aankoop tegen acht Spaanse realen de pikol en de koning beloofde hem op die conditie voorrang boven alle anderen te geven. De koning schatte dat in dat jaar wel 30.000 pikol verworven zou worden, hoewel verder geen peper meer te krijgen was, omdat de Chinezen alles hadden meegenomen. Omdat Werndley binnenkort naar Batavia komt, wordt verwezen naar zijn brief in de papieren uit Malakka. INDRAGIRI De missie naar de koning van Indragiri, Paduka Siri Sultan Hassan Sjah, waarvoor de onderkooplieden Jan van der Hulst en Nicolaas Mahue op 21 juli 1758 de instructie kregen, lijkt een succes. Hun is opgedragen om met deze koning een vast en bondig contract te sluiten, waartoe het kantoor dat de Compagnie in dat rijk op Sumatra's Oostkust van 1664 tot 1688 heeft gehad, aanleiding gaf. Daar is een zeer voordelige en exclusieve handel gedreven buiten de winsten die bij verkoop elders op een mooie partij goud en peper gemaakt werden.) En dewijl, behalven dat de revier Andragirij wel eene der voornaamsten is in dewelke de onwettige sluykhandel in amphioen gedreeven wierd, en die tot een versamelplaats van allerley smockelaars en lorrendrayers verstrekt, sulks dat wij hierdoor getragt hebben, den erg en grof in De geordonneerde verandering van den thol bij 't sestiende articul van 't in concept swang gaanden smockelhandel principaal in amphioen aldaar te beletten. En teffens de Compagnie door 't restabileeren van den handel aldaar te bevoordeelen, die in anno 1688 door een meenigte moeyten en onlusten te Andragirij sodanig belemmert wiert dat men raadsamer oordeelden denselven vandaar in de rivier Siac te verplaatsen. 'tGeen ook 'tzeedert 1693 geschied is, wanneer de commercie op dit rijk genoegsaam geheel is afgebrooken tot anno 1745 wanneer men weederom begonnen heeft die plaats van Malacca te bevaaren. Waardoor in den beginne door den verkoop van lijwaten en den goudinzaam reedelijke winsten behaalt zijn, dog die met er haast so gering wierden dat wij de vaart op die voet in anno 1756 g'interdiceerd hebben, solange men geen 50 percent op den verkoop konde bereekenen. Waartoe voor alle dingen dienstig was den vorst tot het sluyten van een nieuw contract op den voet van anno 1664 te disponeeren, 'tgeen het Malakse ministerie dan ook zeedert 1745 verscheydentlijk getenteert heeft sonder daarin te hebben kunnen reüseeren. Dog hetgeen thans door den eersten commissiant Jan van der Hulst sijne goede conduites en bequaamheit naar ons gevoelen naar wensch is ter uytvoer gebragt, dewijl het geheele contract van anno 1664 is gerenoveert en 't 5e articul, handelende van den peeper, omdat den handel en insaam daarvan ten eenemaal vervallen, geconverteert is in een exclusive overeenkoming van amphioenhandel, op pæne van allen vreemden aanbreng geconfisqueert te sullen werden, waarvan jaarlijks 25 à 30 kisten kunnen gedemanueert raaken. Mitsgaders ten opzigte van 't 12e articul is de vaart de novo bepaald, soals bij onse resolutie van den 13e april gearresteerd is, waardoor wij dus in ons gevoelen bevestigt werden dat de daarbij bepaalde vaart en handel van en na Straat Malacca bekwaamlijk zal kunnen g'executeert werden. meedegegeevene contract om den thol op 2 percento te brengen, heeft den bindhara2 niet willen accordeeren en dienvolgende ter naderen occasie op den voet vanouds gelaaten. Fol. 366r-367v. (Hoewel was bevolen voor het te Indragiri aangevoerde goud een vaste prijs te betalen, is daarvan afgezien omdat het onmogelijk bleek. De door eerste commissiant en onderkoopman Jan van der Hulst gedane uitgaven en gegeven geschenken zijn goedgekeurd. Verder wordt verwezen naar de in het Malakka's briefboek ingeschreven kopie van het contract, het rapport van deze commissie en de resolutie van 30 december 1758.) SUMATRA'S WESTKUST primo januarij tot ultimo december 1758 vandaar alhier aangebragt 6291/2 mq. of 37367/16 thail goud 38.546 ponden swarte peeper 43.563 1283/4 ponden camphur Baros diverse aanreekeningen En derwaarts gesonden een aansienelijke quantiteid lijwaten en ande[re] goederen, bestaande in 884 pakken lijwaten in zoort 100 lasten zout 54.505 ponden eyser 2 Bindhara, bendahara, soort eerste minister, meestal beheerder van de schatkist 3 Ten rechte 43.536 lb extraordinaire witte ordinaire witte swarte of peeuw ponden ƒ 18.050, 14, ƒ ƒ bedragende te samen ƒ Met 't schip de Spaarsaamheit en de chialoup de Goudvink is in deesen jaare of zedert dito benzuin in zoort als 3.300 37.500 2.736 43.5633 ponden ,, ,, 2.502,8, 8 8.568,18, 8 - 239.872,11, 441.587,10, 2.523,-, 6.540,12, 68.525,-, - - - - aan contanten ,, ƒ ƒ 204.481,14, 6.268,16, - - - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - 15.236,7, 32.661,15, - 9.317,11, 8 576.391,15, 8 Somma Dog daarenteegen uyt de bediendens missive van den 25e febr. 1758 gezien ,, ,, ,, provisiën en benodigtheeden geschenken en aanreekeningen ongelden op koopmanschappen (Over de ontvangen brieven van 30 september, 15 en 20 november 1757, 25 februari, 2 mei en 22 juni (Het bestuur vroeg of de toestemming om van de panglima van Padang 10 % aan duiten in de kas van de Fol. 368r. 1758 en over de geheime van 15 november 1757 en 25 februari 1758 is op 21 maart, 20 en 27 juni en 25 augustus 1758 vergaderd. De benoeming van Radja Palauwang tot penghulu van Airbangis, in plaats van de overleden Radja Saporno, is goedgekeurd.) wezende, dat zij ongeraden hadden g'oordeelt het regt der overvaart van de Padangse rivier aan den panglima van Padang te accordeeren, nietteegenstaande onse nadruckelijke ordre. En dat wij aan hem zulks selfs bij sijn aanweesen alhier in anno passato vergund hebben, onder voorgeeven dat dan nooyt versekerd zoude wesen tegen de smokkelarijen ensz. So hebben wij, vermits die consideratiën van dat gewigt niet oordeelden om van ons besluyt te resilieeren, temeer men merkte dat in desen hun eygen interest gemelleert was, 'twelk geensints behoort te weesen het middel om de sluykerijen te beletten, dit uytstel gedisapprobeert en de bediendens geordonneert, om alsnog aan gemelde panglima niet alleen het voorsz. regt af te staan, maar ook de voordeelen van dien aan denselven te laten uytkeeren, van dien dag af dat onsen brief van den 10e julij 1757, waarin die ordre vermelt staat, door haar ontfangen is. Fol. 368v-369r. Compagnie te mogen aannemen, uitgevoerd moest worden, terwijl tevens was bevolen voor textiel geen contanten maar uitsluitend goud te accepteren. Er is bericht uitsluitend rsd 1000 per jaar, waarbij 10 % in duiten, in kas te ontvangen en voor textiel boven dit bedrag slechts goud aan te nemen. Hoewel de handel in 1756/57 redelijk geslaagd is, vreesde het bestuur dat het bevel in de brief van 25 juli om witte benzoë onbeperkt in te kopen slechts sober is uit te voeren, omdat de resident te Baros berichtte dat de Engelsen deze benzoë bestemd voor Baros in de baai van Tapanoeli met geweld uit de prauwtjes haalden. Zolang ze in bezit van die baai blijven, kunnen ze deze uitvoer beletten. Echter, de hoeveelheid benzoë die uit zeeplaatsen komt is gering; het meeste wordt door Battahanse kooplieden binnenslands over de bergen afgevoerd en te Baros op de markt gebracht. Daarom beveelt GG en Raden de opdracht tot onbeperkte opkoop uit te voeren en wenst zij de buitengewone en de gewone witte benzoë geheel voor de Compagnie te houden; de eerste soort voor de vastgestelde prijs van 12 stuivers, de tweede voor 8 stuivers het pond. Niemand mag er in handelen op straffe van confiscatie en viermaal de waarde. De handel in zwarte benzoë of pee is voor particulieren opengesteld. Een verlies bij verkoop en mindere waarde bij taxatie van diverse partijen benzoë, te Padang en Baros ingekocht en naar Batavia gezonden, van ƒ 8831 moet door de inkopers vergoed worden. Uit de brief van 22 juni 1758 bleek dat, zeer onverantwoordelijk, goud was aangehouden in plaats van het mee te geven aan de Prinses van Oranje op weg van Coromandel via Padang naar Batavia. Dit geschiedde op grond van ongeloofwaardige beweringen van de schipper. Hierdoor en door de vertraagde zending van goud met de sloep de Goudvink is er er al in geen jaar meer goud naar Coromandel gezonden. Een 1/2 % per maand over het goud dat tussen het vertrek van de Goudvink op 25 februari 1758 en dat van de Prinses van Oranje op 22 juni in voorraad was, en van dat sindsdien in voorraad totdat het naar Batavia verzonden zal zijn, wordt het bestuur in goud in rekening gebracht. Tevens krijgen de ondertekenaars een boete van een maand gage ten behoeve van de armen van de diaconie te Batavia voor het onvoorzichtig vermelden van gevoelig nieuws in de gewone brief van 22 juni 1758.) 25e febr. 1758 gequalificeert om de Chormandelse, Bengaalse en Souratse lijwaten, evenals in voorige jaaren, onder malkanderen op vaste percento's te brengen en dusdanig van de hand te setten, mits sorge dragende dat als dan daarvoor door elkander geslagen werdende, de vaste bepaalde winsten, bij onsen gemeenen brief van 25 julij 1757 en circulaire dito van 24e januarij 1758 berekend, en behaald en geene g'eyschte lijwaten teruggesonden werden, alzo het seker is dat sommige lijwaten vrij meerder winsten, als de bepaalde konnen Wijders sijn de bediendens om de aangehaalde reedenen bij meergeciteerde brief van den (Een gunstige afzet zal door een voordelige verkoop van 884 pakken textiel in soorten met de De generale winsten in het boekjaar 1756/7 bedragen ƒ 134.806,15 en de lasten ƒ afwerpen, en daardoor goed te maken zijn de geringe advancen die op sommige mindere getrokkene soorten behaald konnen werden, in verwagting dat het een en ander behoorlijk zal werden nagekomen. En 'twelk wij uyt hoofde van het door de bediendens g'advanceerde, dat geene lijwaten teveel konnen gesonden werden en het genoteerde door den commandeur Van Herzeele in zijn consideratiën over Sumatra's West Cust, gedateert 9 november 1756, Padang alleen in staat is 1000 pakken lijwaten 's jaars om te zetten. Fol. 371v-372r. Spaarzaamheid en de bark de Buis naar Padang, Pulau Tjinkuk en Airhadji gezonden, bewaarheid worden. Om klachten over gebrek aan textiel te voorkomen, moet het bestuur tijdig melden welke soorten niet meer aanwezig zijn. In de vergadering van 13 juni 1757 is vastgesteld dat deze klachten ongegrond waren. Jaarlijks mag voor ƒ 10.000 aan textiel voor huishouding en particulier gebruik aan Compagnies dienaren tegen de vastgestelde winst en contant verkocht worden. Dat is billijk, want ze hebben geen goud om inkopen te doen. Tevens is toegestaan om zoveel geld tegen een rabat van 4 % op wissel in kas te accepteren, als voor de dagelijkse uitgifte nodig is. Dit is de enige manier om geld uit boedels over te maken of levensmiddelen en andere huishoudelijke zaken uit Batavia in te kopen, omdat er geen goud beschikbaar is om in de kas te storten. Bij besluit van 29 augustus 1757 is toegestaan het zout, in plaats van op rsd 40, op de vorige prijs van rsd 55 het last te laten, mits de afzet, die door commandeur Thijmon Pieter van Herseele in zijn consideratie door de sociëteit, de Engelsen en de Atjehers samen op 1000 last wordt berekend, waarvan wegens het afschaffen van de sociëteit wel 500 last aan de Compagnie zullen komen, voor rekening van de dienaren komt. Om de inlanders aan te moedigen peper te verbouwen, is het juist dat het bestuur de resident te Airhadji, Christiaan Ernst van Sijffert, toestond om met textiel te betalen, omdat zij geen goud hadden om daarmee volgens voorschrift de textiel te betalen die zij zelf dragen. Ook op Padang is dit toegestaan, mits de textiel, opdat men er geen verkeerd gebruik van maakt, direct aan de peperleveranciers wordt afgestaan voor de in geld uitgedrukte prijzen. De hoop is dat deze maatregelen de peperverbouw stimuleren en de leverantie, zoals vroeger, weer 6 à 800.000 pond gaat bedragen. Op de informatie van de administrateurs Fredrik van de Wal en Jan Fredrik Lansius en een rekest van de weduwe van de vroegere administrateur Willem van Rijn, is de laatste ontheven van de betaling van in 1756 en 1757 opgelegde bedragen van ƒ 2287 en ƒ 10.644 voor boven de vastgestelde prijs van ƒ 378 het mark fijn aangerekend goud. Deze verhoging was evenwel verrekend met de verkochte textiel, zodat de Compagnie slechts benadeeld was voor de genoten provisiegelden van 5 % die door de weduwe terug zijn betaald. De tweede administrateur Jan Fredrik Lansius en de weduwe Van Rijn moeten echter drie wissels van rsd 5012 of ƒ 12.029, te Padang in kassa ontvangen, die niet in de Padangse boeken van 1755/56 zijn opgevoerd, vermeerderd met ƒ 2004 aan premie voor de boekhouder-generaal Pieter Wenting, die dit ontdekte, vergoeden. Bovendien moet Lansius 178 lb garioffelnagelen die in 1757 op een partij van 1215 lb met de Waakzaamheid te Batavia aangevoerde nagels tekort waren bevonden, tegen de verkoopsprijs vergoeden. Zijn verantwoording over deze zaak was te onvoldoende om hem onschuldig te achten.) 121.964,15, oversulx de winsten de lasten surpasseeren ƒ 12.842,-,-, soodat dit comptoir in anno 1756/7 in vergelijking van het voorige boekjaar van 1755/6, door ƒ 39.533,19,8 aan meerder winsten en ƒ 569,17,8 aan mindere lasten tevooren geraakt is ƒ 40.103,7,-.4 Over welke vermeerdering der winsten wij ons genoegen wel betuygt en teffens de bediendens gerecommandeert hebben, om verder op dien voet voort te gaan en alles aan te wenden wat tot derselver vermeerdering eenigsints contribueeren kan. Dog deselve tegelijk ten opsigte der lasten voorgehouden dat deselve bij continuatie nogal eeven ondragelijk blijven. Fol. 374v-375r. die in het voorafgaande jaar 1755/56 door afbetaling van achterstallige inlandse soldijen voor ƒ 24.002 zeer hoog waren opgelopen. Over deze laatste post wordt pas een besluit genomen, nadat de visitateur-generaal heeft vastgesteld dat ze onvermijdelijk was. Het bestuur heeft de fiscaal aanbevolen om de pacht van sterke drank, die maar rsd 300 bedraagt, te collecteren. Dit is in strijd met de bevelen en daarom is bevolen om die pacht en alle 4 Ten rechte, ƒ 40.103,17,-. (De vermindering van de lasten in het laatste boekjaar 1756/57 met ƒ 569 is te verwaarlozen, omdat andere gerechtigheden aan de meest biedende te gunnen. Volgens de brief van 15 november 1757 gaan de Engelsen voorbij aan alle recht en billijkheid door in de noorderdistricten de regent en Compagnies bondgenoot te Tambuyung te arresteren en daar, ongeacht de Nederlandse protesten, een post onrechtmatig in bezit te nemen, door geweld te plegen op Nias in het dorp Gunung Limlo5, ondanks de nabijheid van Compagnies post daar, door het visiteren van vaartuigen die voorbij Tapanoeli naar Baros willen varen, met daarbij het in beslag nemen van de witte benzoë. Als ze zo doorgaan en niet met gelijke middelen verjaagd worden, zullen ze de hele kust overstromen en voor de Compagnie zonder opbrengst maken, aangezien er niet veel goeds zal komen van de bevolen tegenstand van inlandse regenten. De commandeur opperde enige voornemens om deze plannen te verijdelen. Op 23 mei 1758 is de commandeur gemachtigd om de oude rebel op Passaman, Southan Kinalij, voor het voortdurend leveren van rijst te Natter en Tapanoeli te straffen en Nias zo goedkoop mogelijk veilig te stellen. Op zijn vraag van 15 november 1757 hoe op te treden tegen Engelse schepen met eigen passen voor Natter, Tapanoeli, Tambuyung en plaatsen waar de Compagnie geen kantoor heeft, is de commandeur opgedragen de geheime brief van 10 juli 1757 en de uitkomst van de vergadering in dit kantoor van 21 maart 1758 te volgen. Engelse schepen die handeldrijven op plaatsen van de Compagnie, dient men aan te houden en met bewijzen naar Batavia te dirigeren, maar geconfisqueerde schepen en goederen mogen niet zonder toestemming verdeeld worden. De Britten schreven 24 januari 1758 dat de sloep Rondom van de luitenant-gouverneur van Benkulen door het bestuur te Padang was geconfisqueerd en verkocht voor 3561/4 Spaanse realen, terwijl lading en tuigage 1097 Spaanse realen waard waren. Zij vroegen Padang reeds om restitutie. Het Padangse bestuur, dat zegt dat dit schip zonder volk gevonden was, is om informatie gevraagd en of dit schip het vaartuig vermeld in de brief van 25 februari 1758 is, dat achter het eiland Seumanjam is aangehouden en voor rsd 180 verkocht. Verder wordt verwezen naar de brieven uit Benkulen van 23 juli 1757, 24 januari, 12 en 29 april 1758 en die daarheen gestuurd van 24 mei en 1 juni 1758. Wat commandeur Thijmon Pieter van Herseele in zijn brief van 25 februari 1758 schreef over de bevolen overgave van Natter en Tapanoeli door de Engelsen, wat is overgenomen in de generale missive van 25 april 1758, is niet bevestigd. Een antwoord op het extract uit de brief uit Nederland van 4 oktober 1756 is te vinden in de brief uit Padang van 25 februari 1758. De volgende mutaties onder de dienaren vonden plaats: Joseph Chailje resident te Airbangis is tot onderkoopman bevorderd; er waren enkele verbeteringen en verhogingen in gage volgens het reglement; opperchirurg Joost de Jongh is wegens hoge leeftijd gegagieerd en overige rustgages zijn gecontinueerd. Toegekende gages, hoger dan in het reglement toegestaan, moeten ongedaan gemaakt worden en het teveel ontvangene dient te worden teruggevorderd. Verder wordt verwezen naar besluiten genomen in de vergaderingen in het begin van het gedeelte over dit kantoor genoemd, en naar de gewone en geheime brieven naar dit kantoor van 23 en 31 mei, 2 juni, 14 juli en 26 augustus 1758. Na afsluiting berichtte het bestuur in zijn brief van 10 oktober 1758 het overlijden van commandeur Thijmon Pieter van Herseele, de voorlopige aanstelling van koopman en eerste administrateur Fredrik van de Wal tot gezaghebber, van de resident van Pulau Tjinkuk Van Staveren tot eerste administrateur, van de tweede administrateur Jan Fredrik Lansius tot resident van Pulau Tjinkuk, van de fiscaal Elias tot tweede administrateur, van de secretaris Jan Anthonij Thierens tot fiscaal, van de eerste klerk van politieke zaken Boudewijns tot secretaris. Over deze provisionele aanstellingen wordt in de aanstaande vergadering een besluit genomen.) BENGALEN Jerusalem, Oostcappelle, Bronste en Langewijk successive afgezonden Aan bhaar zilver ,, ,, 'tgeene per Osdorp direct uyt Nederland volgens patriase missive van den 29e october 1757 is gezonden aan contant 5 Op Nias liggen twee dorpen met verwante namen: Gunungsitoli en Lolowau. - diverse zilvere en goude speciën - twee doosjes juweelen ten bedragen van - Naar deese directie hebben wij dit jaar met de scheepen de Vrouwe Petronella, Wiltrijk, 1.111.953, ƒ ƒ ƒ 18, ƒ 957.314,-, 640.928,-, 124.500,-, - 6.128.093, - ƒ 2.262.765, 9, - 4 ,, dito Somma 15, 627, 4, - 340.882,6, ,, ,, ,, 105.161,2, 361.571,1, 222.390, 15, in 13.000 zakken ƒ ƒ ƒ - ƒ - ƒ 8 ƒ 8 amphioen ,, 1235 kisten ƒ â de Indiasche evaluatie met 1/5 is 1.334.344,13, - aan 6 pees wissels op Nederland in 1756/7 ten bedragen van ,, ,, deese hoofdplaats Aan diverse koopmanschappen, equipagie, provisie en andere goederen Nog voor onderlaag beneevens de provisiën pro patria in aanreekening En daarenteegen die directie ten goede gebragt, een somma van ƒ 149.817,1,- aan alhier in cassa ontfangene gelden teruggesonden zilver en eenige ontheffingen, terwijl het per de scheepen Bronste, Overschie, Peylswaart, de Snoek en de barcq de Mossel aangebragte ter deezer hoofdplaatze bestaat in 2.537.402 lb. 8 ,, 173.420 8 ,, 11.8551/4 - ,, 200 11.776 ,, ,, 3209 - pees 78.925 - kassen met onbequame ambagtsgereedschappen ƒ 3 rollen zeyldoek 148 ƒ - paar 24 kisten diverse monsters en andere zijde stoffen 50 8 175 pakken diverse lijwaten - in aanreekening - Fol. 379r-v. Sparenrijk voor de kamer Amsterdam, de Kattendijke voor Zeeland en de Brouwer voor Hoorn verzonden t.w.v. ƒ 2.158.514, exclusief enige goederen uit Patna die niet gespecificeerd zijn. Tussen begin september 1756 en eind augustus 1757 is volgens de specificatie bij de brief uit Hooghly van 15 maart 1758 ingekocht:) (Zoals uit de kopiebrieven van 10 november 1757 en 15 januari 1758 blijkt, is met de Hoop en borax lont zeyl- en pakgaarn 118, 11, 8 878, 16, - 1.532,5, bedurven specerijen in zoort goenijs en goenijzacken 201, 3, - 106.930,17, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ -, -, - 2.967,16, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 410.444,18, 538.222,15, 125.684,14, 87.929,18, 1.159,15, 22.754,16, Somma 6, -6 1.298.826, salpeter zijde kousen 65.100 pees groove Houglijse 6 Ten rechte ƒ 1.298.826,6,1. lijwaten Voor Europa in dito fijne dito ,, 94.214 balen Cassembazaarse zijde 657 pees dito 6000 18.400 ,, 4.988.580 lb. ,, 18.300 149 balen cattoene gaaren en Pattenase lijwaten salpeeter borax stoffen Voor India in ƒ ƒ ƒ ƒ Somma 8 8 19, - 16, lijwaaten dito 2.670.781, 145.221,11, 800.245,6, - 3.616.248, De generale restanten onder ult. augustus 1757 hebben fijne dito Cassembazaarse zijde stoffen chitzen Pattenase lijwaten amphioen en pees groove Houglijse ,, ,, ,, ,, lb. pees goenij en dito zakken 7265 37.217 2780 800 4400 174.000 86.469 te Houglij bedragen te Cassembazaar en te Pattena Fol. 380r-v. (Het bevel om de schepen vroeg uit de Ganges naar Batavia te laten vertrekken, zoals in de brieven van 28 april 1752, 29 augustus 1753 en 28 mei 1756 gegeven, is herhaald, aangezien het bestuur de Bronstee lang na het vastgestelde vertrek vasthield zonder daarvoor voldoende redenen aan te voeren en de gezaghebbers een premie van ƒ 600 gaf, terwijl, na aftrek van de ligdagen aan de Kaap de Goede Hoop, de reis van Europa tot de kust van Coromandel meer dan zeven maanden duurde. Deze premie is geheel ten onrechte verstrekt en moet teruggevorderd worden. Er is nog eens voorgeschreven wanneer een premie gegeven mag worden, waarbij is benadrukt dat een schip niet in zicht van het land, maar in Bengalen moet zijn aangekomen, en dat slechts de ligdagen aan Kaap de Goede Hoop en St. Jago aftrekbaar zijn. De retourschepen die via Bengalen naar Nederland zullen gaan zijn de Vrouwe Petronella voor de kamer Enkhuizen, de Wildrijk en Jerusalem voor Amsterdam en de Oostkapelle voor Zeeland, terwijl alle andere schepen direct weer naar Batavia gezonden moeten worden. Uit de brief van 31 december 1757 blijkt dat de sloep de Amfioenkramer voor 230 ropia's en de Basra voor 180 ropia's verkocht is, terwijl in het voorafgaande jaar aan de sloep voor reparatie ƒ 946 en aan de Basra ƒ 1448 besteed is. Het bestuur is de tegenstrijdigheid hiervan ernstig voorgehouden. De inkoop van drie nieuwe tonnenboeien en 44 ankers van diverse soort van de moslimgouverneur te Calcutta voor ƒ 20.280 is goedgekeurd, omdat in de voorafgaande zuidermoesson veel ankers verloren gingen en de Engelsen er te Phalta 18 van de Compagnie afnamen. Aangezien deze inkoop geschiedde tegen ƒ 20,- de 100 lb, wat ruim 25 % duurder dan Compagnies inkoopsprijs is, moeten de 18 ankers die de Engelsen beloofden te vergoeden, tegen dezelfde prijs in rekening gebracht worden. Zij kennen de prijs die de Compagnie te Calcutta betaalde. Er zijn echter weer 42 ankers opgevist. Twee ankers en zware touwen, die volgens de resolutie van 8 april 1757 door het volk van de moslimregering waren weggenomen en waarom de moslimgouverneur tevergeefs gevraagd was, zijn afgeschreven. Uit de brief van 10 november 1757 blijkt dat op de Kaapse wijnen met de Bronstee aangevoerd, 271/3 % is afgeschreven, hoewel voor de reis 10 % en voor de rede 31/4 % in mindering mag worden gebracht. Artikel vijf van het reglement zegt dat dit niet overschreden mag worden, ook als is het door ernstige lekkage of andere omstandigheden buiten toedoen van de scheepsoverheden geschied. De bewijzen moeten geleverd worden. De overschrijding van 14 % is het bestuur te Bengalen in rekening gebracht, aangezien de gezaghebbers van de Bronstee van schip wisselden en naar Nederland vertrokken, zodat ze in Azië niet te belasten zijn.) In en afschrijvingen van de ministers aldaar doorgaands gantsch willekeurig en teegens den teneur van het daarop g'emaneerde reglement behandelt, hetgeen insonderheit ten opzigte van verscheidene van Pattena afgebragte parthijen salpeeter heeft plaatsgehad doordien niet alleen de bevindingen die daarvan telkens opgemaakt zijn en bij de Houglijsche resolutiën van (Van de voorgewende ongelukken en toevalligheden zijn niet, zoals in het besluit van 13 februari 1748 den 29e april en 18e october 1757, mitsgaders 10 januarij en 18 februarij 1758 geïnsereert staan, doorgaands aan duysterheid, confusie en veel erreuren laboreeren. Waardoor wij veel moeyte gehad hebben haare behandelingen noopens dit poinct na te speuren en te doorgronden, maar ook de daarop genomene respective besluyten der afschrijvinge van onse voorschriften, so bij 't reglement selfs als de ampliatie van dien, in meer als eene opsigt merkelijk verschillen, aangesien daarbij, booven de van ons ter afschrijving gepermitteerde 3 percento niet alleen nog 43/4 ponden voor de tarra van ieder zak, maar ook nog onder het pretext van deese en geene ongelukken en ongewone toevallen aansienelijke minwigten bij de bevinding opgebragt en bij de resolutiën der afschrijving gevalideert zijn, nietteegenstaande de zalpeeter te Pattena netto gewogen is en de tarra, so ze al weesentlijk was, onder de van ons voor het uytsijperen indroogen en spillen gepermitteerde drie procento moet begreepen werden. Fol. 383v-384r. en 12 februari 1754 voorgeschreven, beëdigde verklaringen afgelegd. Daarom is besloten om de afschrijvingen boven de 3 % door het bestuur te laten vergoeden, uitgezonderd 370 zakken die volgens een secretariële verklaring bij het verongelukken van een vaartuig verloren gingen. Voortaan moeten alle bevindingen precies vastgelegd worden en van buitengewone verliezen dienen beëdigde verklaringen opgemaakt te worden. Aangevoerde oorzaken zullen zo op waarheid berusten. De bevelen zullen streng gehandhaafd worden, zodat oogluikende dulding geen aanleiding geeft onder het mom van ongelukken en toevallen fraude en knoeierijen te kunnen plegen en deze door afschrijvingen te compenseren. Het bestuur vroeg in de brief van 20 april 1757 of het hopeloze schulden van elf kooplieden uit Santipur mocht afschrijven. Na enig uitstel is deze kwestie op 4 juli 1758 grondig besproken en bleek het dat ze in 1745 reeds hebben bestaan en aan de invasie van de plunderende en gevreesde Maratha's te wijten zijn. Ze hebben niet alleen aan Compagnies kooplieden te Santipur, maar ook in de landen grenzende aan Berdua veel schade aangericht. Deze oorlog heeft enige jaren geduurd en na veel verliezen zijn de kooplieden in 1747 op de aanbesteding ƒ 255.950 schuldig gebleven. Dit bedrag is het volgende jaar tot ƒ 294.581 gestegen, nadat ze met de normale voorschotten tot de leverantie waren toegelaten. Sindsdien konden ze hun schulden niet meer aflossen. Het is wel overwogen of er met deze kooplieden overeenkomsten gesloten hadden moeten worden, en of de schulden niet direct met geweld geïnd hadden moeten worden, maar in die tijd is het bestuur niet verantwoordelijk gesteld, omdat niet alleen deze kooplieden uit Santipur, maar alle kooplieden van de Compagnie schade ondervonden, zonder dat het was te voorzien wie geruïneerd zouden blijven en wie zich zouden herstellen. Het bestuur moest besluiten ofwel de hele handel stil te zetten, of met de oude kooplieden die nog niet in gebreken waren gebleven, door te gaan. Er waren geen anderen aan wie Compagnies geld met groter gerustheid toevertrouwd kon worden. De billijkheid en Compagnies voordeel geboden met de oude kooplieden in zee te gaan om hen hiermee te helpen en het verlies van de Compagnie goed te maken.) door borgtogten te laaten secureeren, waarvan wij de blijken gevonden hebben in de borgtogt van den makelaar Herrie Kiersten, van wien een bedragen van ƒ 62.478,- in mindering ingepalmt geworden is. Wij hebben dierhalven niets in de conduites der ministers te condemneeren gevonden. En dewijl van 't voorsz. Agterstal, buyten de eevengemelde ƒ 62.478,- die Herrie Kiersten uyt hoofde van de gepresteerde cautie opgebragt heeft in 't vervolg van tijd niets meer heeft kunnen ingepalmt werden als ƒ 13.258,10,- die uyt de verkoop der goude en zilvere ziradien van seeven deeser schuldenaaren geproflueert zijn, waardoor dit agterstal neevens de uyt cassa getelde ƒ 2470,5,- aan twee derselver weegens meerder geleeverde lijwaaten als ontfange penningen tot nu toe ƒ 221.315,13,- groot is gebleven. En alle verdere hoop door de totale ruïne deeser menschen ten vollen verdweenen is, so hebben wij, hoezeer wij ook over dit gewigtig verlies aangedaan zijn geweest, wel moeten besluyten die hoopeloose schulden te laaten afschrijven. Fol. 387r-388r. (Het verlies in Nederland op kleden uit Dhaka en Ayutthaya zal conform het besluit van 21 september 1756 verrekend worden. Er is een aanrekeningsfaktuur van gemaakt, die bij het het besluit van 10 juni 1757 is gevoegd. Het aandeel van de gerepatriëerde onderkoopman Alewijn Kopper zal de oud-directeur Jan Kersseboom Insonderheit, dewijl de ministers daarbij haare sorgdragentheit hebben getoont door zig (Er wordt niet ingegaan op argumenten voor deze transactie in het besluit van het bestuur van 7 juli De gedaane geldnegotiatie van de Engelsche exploicteurs ten bedraagen van ƒ 1.890.000,- moeten betalen. Van de ƒ 76.263 zal echter ƒ 17.290 worden afgetrokken als het gedeeltelijk verlies van 4595 stuks textiel, maar er wordt niet gelet op de opmerking van het bestuur dat er ƒ 6950 meer aan verkochte goederen was berekend dan verzonden uit Bengalen. Er is nadere informatie gevraagd en ten laste van de gerepatriëerde Gualterus van der Beets is in de negotieboeken voorlopig ƒ 2823 op diens rekening gedebiteerd. Naar aanleiding van informatie van opperkoopman Pieter Johan Bangeman7 is ƒ 989 die over 1750/51 tot 1753/54 teveel aan rente was uitbetaald op de gewone vooruitverstrekking van 75 % in contant en obligaties, aan betrokkenen ter vergoeding opgelegd.) teegens 6 percent 's jaarlijkse rente en op de conditie om in Nederland onder rabat van agt ten hondert in drie gelijke jaarlijkse termijnen weederom afgelegt te werden, hebben de ministers U Weled. Hoogagtb. reets over Engeland ter kennisse gebragt en ons bij hunne brief van den 2e september 1757 almeede ter approbatie voorgedraagen. Dog dewijl wij niet overtuygt zijn geworden van de noodzakelijkheid om zulk een aansienelijk capitaal op intrest te negotieeren en wij deese geldnegotiatie lange zo voordeelig niet bevonden hebben als de ministers ons dezelve wel hebben willen aanprijsen, so hebben wij billijk bedenken gevonden eenen stap van soveel aangeleegentheit door onse approbatie te bekragtigen. Want behalven dat dit gedoente niet quadreert met onse intentie omme geduurende de troubles en oneenigheeden in Bengalen tusschen de vreemde natiën en den inlander zig voorsigtig en wijselijk te gedraagen en vooral met de uyterste sorgvuldigheit alle engagementen met een der twistende partijen te vermijden, so oordeelen wij dat het op interest neemen van soveel geld sonder de dringste noodsaakelijkheid voor de Compagnie niet dan schadelijk en ten opsigten van subalternen ministers een ongequalificeert bestaan zij. Fol 388v-389v. 1757. Lenen tegen 6 % is uiteraard voordeliger dan tegen 9 %, maar dan moet men aantonen dat er anders tegen deze hoge rente geleend had moeten worden. Overigens is lenen tegen 9 % geheel verboden. Bovendien was lenen overbodig, omdat er vorig jaar ruim geld was gezonden en dit jaar drie ton meer dan was gevraagd. Het bestuur had van de Engelsen gunstiger voorwaarden moeten bedingen, omdat zij van de 45 miljoen florijnen die zij in Bengalen gelicht hadden, slechts alleen door de Compagnie een gedeelte naar Europa konden overmaken. Nu werd Bengaals geld tegen de Aziatische waarde ontvangen, in Europa met zwaar geld uitbetaald en het rabat van 8 % door de rente van 6 % weggenomen. Het voordeel op de verkoop van baar zilver en van de Aziatische waarde gaat zo verloren. Om deze en andere redenen wordt de goedkeuring van deze transactie aan de Heren XVII overgelaten. De oorlog met Algiers en mogelijk met Frankrijk, waardoor er geen geld uit Europa zou kunnen komen, is geen argument om direct zulke ingrijpende maatregelen te nemen en ze gaan de bevoegdheid van subbalterne besturen verre te boven. Bovendien bleek uit de opgave van het geldgebruik dat dit kapitaal niet op de naam van de Engelsen, maar op die van Jagat Seth en Fattasjent en niet met ƒ 1.890.000, maar als ƒ 2.041.200 was geboekt. Er is om opheldering gevraagd. Het bestuur is reeds verleden jaar ernstig onderhouden over de slordigheid bij de verkoop van goud dat in 1756 met de Oosthuizen, Vosmaar en Voorburg was aangevoerd. Het staafgoud is voor niet meer dan nauwelijks ƒ 415,11,- het mark fijn verkocht, maar de dukaten wel voor ƒ 52,- het mark fijn meer. Omdat de kopers over het gehalte in onzekerheid waren gelaten, wilden ze waarschijnlijk slechts een zeer lage prijs geven. Voor de dukaten gold dat niet, zodat bij een hogere prijs toch kopers gevonden werden. Hoewel het bestuur is gevraagd uit te leggen welke andere redenen er kunnen zijn om dit groot verschil in prijs tussen staafgoud en dukaten uitgedrukt in mark fijn te verklaren, hebben zij er in de brief van 15 maart 1758 niets over gezegd. Nieuw ongenoegen geeft het dat twee staven goud met de Drie Heuvelen in januari 1757 aangevoerd, wegende 2593 ropia sicca en 11 ana's, voor ropia 12,5 de ropia zwaarte verkocht zijn. Bij nader onderzoek viel dit zeer onvoordelig uit, doordat het goud tegen ropia's sicca en de betaling tegen courante ropia's was berekend. Volgens de visitateur-generaal is het nadeel voor de Compagnie ƒ 5588. Om zoiets in de toekomst te voorkomen en de schade te verhalen, is het bestuur de vergoeding van dit bedrag en van het nadeel van verleden jaar tussen de verkoop van goud en dukaten opgelegd. Het geeft genoegen dat het zilver voor meer dan 7 Pieter Johan Bangeman is in 1751 overleden; waarschijnlijk wordt Anthony Julius Bangeman bedoeld, want hij diende in Bengalen. verleden jaar is verkocht. Vooral de transactie met de moslimkoopman Mirza Reza van baar zilver tegen 921/2 ropia sicca de 100 ropia zwaarte of tegen ƒ 30,16,5 het mark troys, wat 23/16 % duurder is dan enig voorafgaand jaar, is gunstig. Zulke gelegenheden moet het bestuur benutten en ze zijn te prefereren boven vermunting. Daar is evenwel dubbel zoveel aandacht aan geschonken. Er is niet alleen, zoals bericht in de brief van 31 december 1756, een scherp onderzoek naar het gedrag van de muntmeesters door het bestuur van Kasimbazar bevolen, maar na de ontvangst van informatie zijn in 1757 de onkosten van het munten vastgesteld. De overwegingen over de munt en middelen ter verbetering zijn, zoals vermeld in de brief van eind december 1757, door de gouverneur-generaal naar Bengalen gezonden.) Dog de muntsbediendens hebben hierop eene deductie van den teegenswoordigen staat der munt opgesteld, die ons door de ministers neevens hunnen brief van den 15e maart deeses jaars is toegesonden, waarbij de manier die d' inlandsche muntsofficianten in 't raffineeren, smelten en vermunten van 't zilver gewoon sijn te houden, so schadelijk beschreeven en de trouwloosheeden, so openbaar als hijmelijke dieverijen die grooten en kleynen in de munt op allerwijse weeten te pleegen, so menigvuldig in getal aangeweesen werden dat wij, so wanneer wij de bediendens hier moogen gelooven, geen hoop hebben de muntsongelden tot de van ons gemaakte bepaling van 3/4 percent smeltverlies en 4 percent voor de werkloonen, thollen, muntsgeregtigheeden en de douceurs aan de residenten te kunnen reduceeren. Want hoewel het smeltverlies bij de reets geciteerde door ons naar derwaarts gesondene consideratiën niet naar de vaderlandsche maar naar de moorsche muntsmaximes vergeleeken of getaxeerd is, soals dezelve in andere munten van het Mogolsche rijk plaatshebben, so betuygen de muntsofficianten egter dat hetselve weegens de veelvuldige faudes, knevelarijen en so heymelijke als openbaare dieverijen der moorsche hooge en laage muntsbedientens bij het smelten, raffineeren en weegen van het zilver door de grootste moeyte en toesigt niet onder 13/4 percent gehouden kan werden. En so deese opgaave doorgaat, so valt hierop weinig meer te doen. Fol. 393r-394r. muntpersoneel goed te onderzoeken en na te gaan of het echt zo erg is met de verduistering en het bedrog door moslimmuntopzichters en of daar niets tegen te doen is. Het bevel om dukatons en andere specie te verkopen als er meer voor wordt geboden als de munt naar rato geeft, is vernieuwd, vooral daar de muntsresidenten in hun rapport melden dat er aan het versmelten en vermunten van dukatons veel bezwaren en verliezen kleven. Daarom, en omdat de vastgestelde onkosten van ropia 5 en 81/2 ana slechts bij een ruimere verwerking te bereiken zijn, zodat al het zilver ter munt moest worden gebracht, is dit voorstel niet goedgekeurd. De Compagnie is bij het munten slachtoffer van allerlei afpersingen en afhankelijk van de moslims. Daarom moet ter behoud van het muntrecht slechts het zilver dat niet voordeliger kan worden afgezet, ter munt worden aangebracht. Zo blijft er een uitweg behouden, omdat, als het muntrecht verloren ging, men met de verkoop verlegen, of geheel van de moslims afhankelijk zou worden. Hoewel het liever anders was gezien, zijn de redenen aangevoerd voor het overschrijden van de onkosten, geaccepteerd. Het is evenwel onbehoorlijk dat de onkosten boven de 1/2 % vroeger nooit zijn gespecificeerd, maar verhuld op de één of andere rekening zijn gezet. Dit is ongetwijfeld met enig indirect en verboden oogmerk ingevoerd en door sleur gecontinueerd. Het is nu verboden, opdat trouweloze dienaren zich er niet van bedienen. Alle onkosten van het munten moeten nu expliciet vermeld worden.) voorgekomen dat de muntsbediendens in anno 1722 markrealen g'eyscht en met veel reedenen gedemonstreert hebben dat dezelve wel een percent duurder, als andere muntspetiën bij den inlander gekogt wierde. Daar wij teffens bij het nagaan der rendementen van den jongsten verkoop ontdekt hebben dat de markreaalen met een verlies van 51/2 en 61/10 percento verkogt geworden sijn, en voorts ook bij een kort muntsrendement in anno 1755 ontfangen, te blijken komt dat op deselve zeedert primo maart 1752 tot ultimo junij 1754 in de munt wel 37/8 percento verlooren is, so hebben wij de ministers gelast de muntsresidenten getrouwelijk en nauwkeurig te laaten opgeeven wat de marcqreaalen Bij geleegentheit van dit nauwkeurig examen der muntszaaken, is ons onder anderen ook (Via het bestuur te Hooghly is het bestuur te Kasimbazar aanbevolen om de opgave van het teegenswoordig bij vermunting zullen afwerpen, om bij een beetere prijs g'animeert te werden dezelve tot een voordeelige vertier naar deeze directie te verzenden. Fol. 395v-396r. (De muntrestanten bedragen 42.122 ropia 41/2 ana. Uit het verzoekschrift van het bestuur te Kasimbazar en uit andere papieren blijkt dat ze al van 1 november 1755 voortlopen, toen de huidige residenten nog niet in functie waren. De besluiten hierover van verleden jaar zijn daarom ingetrokken en de restanten voor rekening en verantwoording van het toenmalige opperhoofd en raad van Kasimbazar gelaten. Zij hebben van 18 mei 1751 tot 1 november 1755 aldaar gediend en het was hun plicht achterstallen te melden en restitutie van het hof te Murshidabad te eisen. Om de dienaren tegemoet te komen is hun voorstel om een vierde deel van de restanten aan het hof van Murshidabad, en waar verder nodig, aan de restitutie van het geheel te besteden, goedgekeurd, mits het geheel maar binnenkomt. Het verzoek van de muntresidenten om degenen met geen middelen van bestaan, tegemoet te komen, is afgewezen, maar als de diefstal in de munt door beter toezicht wat ingetoomd kan worden, zal het in overweging genomen worden. De textielhandel is niet naar wens hersteld. De levering in 1756/57 door de moslimkoopman Mirza Reza van kleden uit Ayutthaya en Dhaka op krediet tegen 3/4 % rente per maand, is goedgekeurd. Maar de aanbesteding van de zogenaamde Hooghlysche doeken lukte slecht, doordat de kooplieden de voorjaarsprijzen niet wilden verlagen en ze op krediet slechts grove doeken wilden leveren tegen de hoge rente van 1 % per maand; dit moest maar geaccepteerd worden. Omdat de Compagnie maar 75 % op de aanbestedingen vooruitbetaalt, wordt de rente slechts over 3/4 van de aanbesteding betaald. De kooplieden te Kasimbazar zijn niet alleen bereid de lengte van de grove doeken naar Nederlandse wens te veranderen, maar ook om op krediet te leveren. Het contract is goedgekeurd en de kooplieden is de helft van de eis met daaronder alle gevraagde goedkope katoen en zeildoek toegestaan, aangezien deze leverantie voor hun rekening komt en het risico van gelden die in de weefplaatsen worden uitgezet, op hen rust. Hiermee is de zeer nuttige en voordelige inkoop van deze doeken verzekerd. Hoewel hij aanvankelijk veel bezwaren maakte, is de leverantie te Patna op de voorwaarden van verleden jaar aan koopman Maniram gegund. De dienaren te Patna hebben zich hierbij goed gekweten, maar dat de voldoening van de eis van textiel voor 1757, volgens de brief van 15 maart 1758, maar 788 pakken, dus 1908 pakken minder dan het vorige jaar, bedroeg, is betreurenswaardig. De dienaren wijten dit aan de onrust en de gewelddadigheden van de Engelsen die de vertegenwoordigers van Compagnies kooplieden op de weefplaatsen niet alleen allerlei moeilijkheden bezorgen, maar de textiel die nog voor de Compagnie in bewerking was, te merken en weg te nemen, en de wevers die zich hiertegen verzetten, af te rossen. De protesten hiertegen bij het Engelse bestuur in Calcutta zijn goedgekeurd en er is bevolen om, als er geen gehoor aan wordt gegeven, overeenkomstig het besluit plechtig te protesteren en de stukken hiervan naar Nederland te zenden. Zulke gewelddadigheden zijn door de inlandse soldaten van de Engelsen ook gepleegd in de weefplaatsen te Syander Cona aan de textiel van het opperhoofd te Kasimbazar George Lodewijk Vernet. Het bestuur te Hooghly ging niet in op zijn klacht, omdat het een particuliere zaak zou zijn, ook al beriep Vernet zich erop dat hij voor zijn handel een recht betaalde. GG en Raden is slechts goedkeuring gevraagd.) Weshalven wij de ministers voorgehouden hebben dat 't de pligt der overheit is de persoonen en goederen haarer ingeseetenen teegens allerley uytheems geweld en onregt na vermogen te beschermen, en 't dus gants niet van onse approbatie geweest is dat sij tot diergelijke geweldenarijen aan de goederen van een Compagnies bediende gepleegt geheel stil hebben gesweegen en daarteegen niet behoorlijk opgekomen zijn. Soals sij dit in een gelijkstandig geval begrepen hebben, wanneer 't Sourats scheepje de Charlotta, aan particuliere toebehoorende, van de Engelsche genoomen en prijs verklaard geworden was. Fol. 399v-400r. Heren XVII te lezen dat de textielhandel weer op de oude voet gebracht zou worden, als de toezegging over de prijzen gestand werd gedaan. Het wekt echter verwondering dat uit de brief van 15 maart 1758 en de besluiten van 4, 6 en 7 maart blijkt, dat de sinds de eerste vestiging aan de Ganges gevolgde methode geheel veranderd wordt en onder het afdanken van alle kooplieden de hele textielhandel uitsluitend aan Totaram wordt overgelaten voor een maandelijks salaris van ropia 170 en 2 % op de hele aanbesteding onder het mom van een assurantiepremie. Dit is geheel in strijd met de bevelen en een ongehoorde nieuwigheid en had nimmer zonder toestemming doorgevoerd (Het was aangenaam in het antwoord op de extracten uit de brieven van 4 en 15 oktober 1757 van de (Zo beijveren de kooplieden zich om met geen textiel te blijven zitten en om de eervolle positie van ---in een land dat als Bengale aan allerley omwentelingen blootgesteld is, en in een En voor 't geschickste gehouden heeft om de maatschappij van den kostbaaren mogen worden. De Hoge Regering zou dit niet zonder toestemming van Heren XVII goedgekeurd hebben. Het is de omkering van een systeem dat ten alle tijden gevolgd is.) lijwaathandel op den duur te kunnen verzeekeren, aangezien 't middel van aanbesteeding aan verscheiden kooplieden, wanneer daaromtrend de maximes en grondregels die d' heer commissaris Hendrik Adriaan van Reede bij desselfs instructie voor Bengalen onder 19 october 1689 voorgesz. heeft, werden in agt genoomen, dat is wanneer de aanbesteeding in vollen raade, sonder voorafspraak voor de vuyst en sonder gunst, maar naar merites geschied en daarbij degeene die bevoorens in haare leverantie uytgemunt hebben voor andere, mitsgaders onder degeene die gelijkstaan de oudste koopman voor den jongeren en nieuwelingen geprefereert werden, 't veyligste en bequaamste middel is om de Compagnie aan eene genoegsame menigte deugdzaam goed te helpen en teffens voor al te groote risico te bewaaren. Fol. 401r-v. Compagnies koopman te behouden. De op de aanbesteding vooruitverstrekte gelden worden zo over veel kooplieden verdeeld, terwijl anders, als de leverantie aan één persoon toekomt, iedere concurrentie wegvalt en deze zich onmisbaar heeft gemaakt. Zoals eigen aan de inwoners, zal hij inhalig worden en tenslotte de Compagnie in deze handel de wet trachten voor te schrijven. Nu het afhangt van het geluk of ongeluk van één persoon is het risico des te groter. Het bestuur kan wel beweren dat deze tussenpersoon vermogend is, maar hij kan ook ineens geruïneerd zijn) tijdsgewrigt, als men daar thans beleefd, mitsgaders onder eene so wankelbaare, als op haare beurt violente regeering, als die der mooren is. In welke gevallen de maatschappij het uyterste gevaar loopen soude tonnen schats, of al wat op de aanbesteeding vooruyt verstrekt was, te verliesen en daarenboven ook nog door 't gebrek van kooplieden deesen kostbaaren tak des handels, tenminsten voor een tijd en voor een gedeelte, kwijt te raaken. Fol. 402v. (De memories van overgaven van directeuren en die van de voorganger van directeur Louis Taillefert zijn hiermee in overeenstemming. Deze was het er geheel mee eens dat het opkopen van grove doeken een noodmaatregel is, en onderstreepte dat nog eens in zijn memorie voor de huidige directeur Adriaan Bisdom. De beweegredenen die voor de nieuwe maatregel worden aangevoerd, en de argumenten dat ze voordelig zou zijn, overtuigen niet. Bovendien kan ze moeilijk ongedaan gemaakt worden. Dat al die kooplieden de Compagnie slechts last bezorgen, is niet bewezen. Commissaris Hendrik Adriaan van Reede en veel eerdere directeuren zeggen het tegendeel en noemen de kooplieden de pilaren van de handel van de Compagnie. Voor de bloei en duurzaamheid van de handel moet de Compagnie voorzien zijn van wakkere en gegoede kooplieden. Uit het besluit van het bestuur van 4 maart 1758 blijkt dat de aanbesteding voor 1758 voor lagere prijzen dan het jaar ervoor geschiedde en dat het voordeel ropia 120.433 bedroeg. Het is echter onzeker of de oude kooplieden niet voor de dezelfde prijzen als deze nieuweling hadden willen contracteren, omdat de prijsdaling eerder toe te schrijven is aan de stilstand in de handel van de concurrenten. Bovendien moet het maandgeld voor de hoofdkoopman van ropia 170 en 2 % over de gehele aanbesteding er nog afgetrokken worden. Aangezien er met de hoofdkoopman slechts voor 1758 een contract is afgesloten, valt er nog weinig te zeggen over de beloofde voordelen. Bovendien hangt alles af van het geluk van één persoon die door een enkele rampspoed ten onder kan gaan. De concurrenten, zowel inheemse als Europese, kunnen hem onder enig voorwendsel gevoelig treffen en Compagnies handel ruïneren. De rijksten van de afgewezen oude kooplieden zullen naar de Engelsen overgaan en de onvermogenden zullen de hoofdkoopman gaan dienen. De beste kooplieden zullen zo de concurrenten van de Compagnie worden en als de nieuwe methode van contracteren weer wordt losgelaten, dan zal men slechts de beschikking krijgen over de onvermogenden die geen emplooi bij de Engelsen vonden. Het bestuur te Hooghly had hier meer rekening mee moeten houden, zeker omdat het in de marginale beantwoording op de brief uit Nederland van 31 december 1757 schrijft dat de textielhandel van de Engelsen bloeit doordat de vermogendste kooplieden de Compagnie naar de Engelsen verlaten.) met dit privilegie begunstigd is, aangesien hij en zijn broeder Samram niet alleen in vroeger tijden Alle deese onse bedenkingen accresseeren nog merkelijk, doordien de berugte Totaram (Het aan Totaram geschonken voorrecht en het verstoten van zoveel inheemse kooplieden kan de oude van den nawab Aliwirdichan verdagt gehouden sijn met 's rijks vijanden hijmelijk gecorrespondeert en denzelven oorlogsbehoeftens toegeschikt te hebben, maar ook insonderheit, omdat de voormaligen directeur Taillefert in sijne solide instructie aan den directeur Bisdom expres ter leering heeft voorgestelt dat Maniram en Totaram, weegens veeljarigen vijandschap tusschen haare en verscheidene andere aanzienelijke en magtige Bengaalsche familiën, waarin de Europeërs sodanig deelgenomen hadden dat daardoor eene volstrekte verdeeltheit in 't ministerie veroorzaakt was, wel niet onderdrukt, maar selfs eerder opgebeurt, maar vooral ook niet tot aanmerkelijke Compagnies bedieningen bevordert werden moesten. Dewijl sij niet souden nalaaten sig van de geleegentheid te bedienen die hun daardoor mogte gebooren werden, om sig aan haare vijanden te revengeeren en een nieuwe vuur van tweedragt te stooken, waarvan de vlammen van den inlander tot den Europees overslaan en de onderlinge vreede en eendragtigheid verlooren gaan mogten. Fol. 406r-v. vijandschap en partijtwisten weer doen oplaaien, waar de Compagnie niets dan schade door zal ondervinden. In het besluit van het bestuur te Hooghly van 7 maart 1758 kan directeur Adriaan Bisdom wel aanvoeren dat Totaram een betrouwbaar persoon is die alle faillissementen in de weefplaatsen voor zijn rekening wil nemen, en zich garant heeft gesteld voor de gelden die hem zijn toevertrouwd voor het contracteren van textiel, maar hij gaat wel heel fel en speculatief tekeer tegen het besluit dat de raad de vorige dag in zijn afgewezigheid had genomen, om vanwege de risico's van een contract met één persoon, met meerdere kooplieden in zee te gaan.) voorzigtig gevoelen, of liever van een reets werkelijk genoomen besluyt, geresilieert is, alsmeede dat de directeur Bisdom door zig als borg voor Totaram te interponeeren, zig zeer heeft te buyten gegaan, aangezien de ordres om de west volstrekt verbieden dat een hoofdgebieder zig tot diergelijke borgtogten gebruyken laat, of een meedestander in den handel werd. Behalven dat door diergelijken borgtogt de grootste swaarigheeden en bedenkingen niet weggenoomen werden die wij insonderheit daar in stellen, dat 's Compagnies uytgestrekte lijwaathandel aan eenen man alleen opgedraagen en toevertrouwt, hoewel niet in het eerste jaar of twee, tenminsten in 't vervolg van tijd, in een hatelijk monopolie verbasteren kan en, als afhankelijk van een persoon, aan allerlij traverses en 't gevaar van een totaal verval onderheevig gemaakt is en daagelijks blootgesteld blijft. Fol. 407v-408r. hoofdkoopman makkelijk het komende jaar op voordeliger voorwaarden en een hogere prijs kan staan, of geheel van leverantie kan afzien. Artikel twee van het contract wijst uit dat er van vrije handel op een hatelijk en schadelijk monopolie is overgegaan, want de voorwaarden voor 1758 verschillen niet van die daarvoor met meerdere kooplieden werden overeengekomen. Aan de hoofdkoopman moeten evenzeer vooruitbetalingen gedaan worden, als aan vele kooplieden vroeger. Het verschil is dat de Compagnie nu met één man te doen heeft, hem maandelijks betaalt voor zijn bekwaamheid en eerlijkheid, en tevens van zijn geluk of ongeluk in het belangrijkste deel van haar handel afhankelijk is. De Hoge Regering is ervan overtuigd dat er geen kwaad mee beoogd wordt, en hoopt daarom dat het bestuur alles zal aanwenden om de zorgelijke gevolgen te verhoeden. Er is aan dit besluit geen goedkeuring verleend en het wordt aan Heren XVII voorgelegd, terwijl eventuele schade voor rekening van het bestuur blijft. Het bestuur te Kasimbazar heeft tot tevredenheid grove doeken van gewenste veranderde lengte en breedte weten te verwerven en het is gevraagd of het de soort van de met Totaram gecontracteerde doeken voor dezelfde prijs kan leveren. Het moet dan aan de leverantie deelnemen. De zaak zal alleen maar zorgelijker en nadeliger worden, wanneer men Kasimbazarse kooplieden buitensluit. Tenslotte wordt aangehaald dat kort voor het aanvangen van dit project, volgens de brief van 31 december 1757 nog twee nieuwe kooplieden, namelijk Ramkan Basserij en Poa Basserij, ter goedkeuring voorgedragen waren. Onder deze nieuwe omstandigheden is daaraan voorbijgegaan, maar er blijkt wel uit dat men kort ervoor nog geen plannen voor het nieuwe project had. Het had na meer overleg en met meer voorzichtigheid doorgevoerd moeten worden, want het succes van de handel te Bengalen is er grotendeels afhankelijk van. Zoals geschreven in de brieven van verleden jaar, mag verondersteld Welk geschrift vervolgens veroorsaakt heeft dat de vergadering van dit prudent en (Uit het besluit van 7 maart 1758 blijkt dat het contract slechts voor 1758 gesloten is, zodat de (De verwerving van zijde te Kasimbazar is achtergebleven, doordat de haspelaars en werklieden in de ---de firthij of het uytschot van groove witte doeken, dat is doeken die beneden 't monster worden dat het voorwendsel, dat de kooplieden te Kasimbazar geen grove textiel wilden leveren, omdat zij dan geen gelegenheid hadden de firtij8 af te zetten zoals te Hooghly, met het herhaalde bevel in de brief van 10 oktober 1757om de firtij te accepteren, was ontkracht. Daarom is het vreemd dat het bestuur op 15 maart 1758 schrijft, dat het door het aannemen van de firtij van de grove textiel voor Azië in verlegenheid was geraakt en dat het om opheldering vroeg. Het bestuur te Kasimbazar heeft het wel goed begrepen en in de brief van 8 februari 1758 het bestuur te Hooghly toestemming gevraagd om de firtij van de grove textiel te accepteren. Dit heeft dat onder het voorwendsel van onzekerheid afgewezen en daardoor is de Compagnie weer een jaar lang verstoken gebleven van de voordelen, te Batavia en elders op kantoren in Azië te behalen, met de verkoop van het uitschot van de grove textiel. In de brief van 29 augustus 1758 is opnieuw bevolen) zijn, of de vereyschte deugt, lengte of breete niet hebben, zullen g'accepteerd werden en naarmaate van dies mindere deugt, lengte en breedte betaald, en in bijsondere packen herwaarts over te senden, egter onder deese remarque dat daaronder geen gescheurde en beschadigde doeken zullen mogen begreepen sijn. Fol. 412r. roerige tijden met ander werk meer geld kunnen verdienen en gedeeltelijk de nawab gevolgd zijn op zijn expeditie naar Puraini. De eerste zijde werd pas in september ontvangen, slechts 109 balen adapangia of 16.336 lb, wat 664 lb minder is dan de hoeveelheid die bepaald werd. Een verhoging van de haspellonen om dit werk te stimuleren met 1 stuiver 1127/34 penning is, wegens de tijdsomstandigheden en omdat het wel meer is geschied, goedgekeurd. De prijzen zijn goed: cabessa adapangia ƒ 8,8,131/8, cabessa tanna-banna van de maartproductie ƒ 7,10,811/17. De eerste is weliswaar ƒ -,3,1231/45 het pond, of 21/4 % duurder dan met de monsters berekend is, maar 31/8 % goedkoper dan verleden jaar, terwijl de tweede soort 43/4 % goedkoper is, ondanks dat de machinaties van de Engelsen, de gretigheid van de kooplieden en de verhoging van de haspellonen de prijs van zijde deden stijgen. Door het geringe aantal haspelaars kon de tannyzijde niet vroeg genoeg gereed zijn om met de retourschepen naar Nederland gezonden te worden. Omdat het beter is dan ze in voorraad te houden, is het opschorten van de inkoop van ruwe zijde goed geweest. Het bestuur te Hooghly beval dat het personeel te Kasimbazar de beste soort ruwe zijde moet inkopen, die te behouden en de twee laatste soorten G en H weg te doen. Maar op het bericht dat soort G in Nederland met 7 % verlies was verkocht, maar in Bengalen wel 33 % verlies zou geven, is bevolen die toch naar Nederland te zenden, maar soort H in Bengalen te verkopen met 40 % verlies, wat 15 % beter is dan de laagste prijs in Nederland. Dat het later nodig was deze met 551/8 % verlies te verkopen is aanvaard. De lage prijzen zijn waarschijnlijk toe te schrijven aan een te hoge taxatie. Dit mag voor de soorten G en H niet meer voorkomen en als Nederland ze afschrijft, moeten ze in Bengalen verkocht worden. De inkoop van zijde stoffen liep slecht door het geweld van de Engelsen en het verval van de werkplaatsen, maar gelukkig kon op krediet tegen 9 % rente aanbesteed worden met een prijsvermindering van 7 stuiver op de grote en 31/2 stuiver op de kleine stoffen. Bovendien is, omdat ze niet aan het monster voldeden, een korting van 8 stuiver per stuk armozijn bedongen. De laatste inkoop van vier partijen opium is goed uitgevallen. De kavelprijs was niet meer dan ƒ 243,1,26/29 de 100 pond, dus ƒ 21,13,6 minder dan in 1756, of ƒ 49,9,11 goedkoper dan gemiddeld in de drie voorafgaande jaren. Het bestuur is bevolen 1200 hele kisten eerste soort in te kopen, die wegens de onlusten ter plaatse tussen Frankrijk en Engeland nog wel in prijs zullen dalen. Voor de inkoop van salpeter en voor de fortificatie wordt verwezen naar de geheime brieven uit Bengalen van 21 december 1757, 15 en 16 maart 1758 en naar het geheime besluit van GG en Raden van 25 augustus 1758 en de brieven van 29 en 30 daaropvolgend. Deze zaken waren zo gewichtig dat ze in geheime stukken behandeld zijn. Het opperhoofd te Patna besloot enige vertegenwoordigers naar Bettiah en Supaul te zenden met brieven en geschenken voor de raja's en simidars, waardoor een aanzienlijke partij borax bemachtigd kon worden tegen ƒ 45,11,- de 100 lb, dus voor ƒ 4,8,- of 9 % minder dan in 1756. De verkoop van koopwaren bracht in 1757 op een bedrag bij inkoop van ƒ 141.485, ƒ 263.425 ofwel 186 % winst op, niettegenstaande de specerijen alleen ƒ 118.485 opbrachten. Het is mogelijk dat de kooplieden ver landinwaards niet van de verkopingen weten. Daarom is besloten deze op vaste 8 Firtij, ook wel uitschot genoemd. Dit is grove textiel met afwijkende maten en van mindere kwaliteit dan het monster. Zijn grootoom Jaffer Alichan heeft den throon weeder beklommen, zijnde daartoe door tijden te houden en ze aan te kondigen. De koopman kan er zo aan wennen en er rekening mee houden. Hij kan dan op tijd in Hooghly zijn. De kosten van de vloot te Patna zijn niet excessief en daarom goedgekeurd. Er zijn inlichtingen gevraagd over de winst van het opgeld op het munten van Suratse ropia's, omdat deze meer kunnen opbrengen dan de naar Patna gestuurde 200.000 ropia's sicca. Zo valt een voordelig besluit te nemen. In plaats van Damudar Sirkar, die in de gevangenis overleden is, werd Samram als tweede makelaar aangesteld. Daarbij is voorbijgegaan aan de solide opmerking in de memorie van de gewezen directeur Louis Taillefert over de aanstelling van hem in de dienst van de Compagnie. De aanstelling wordt echter niet herroepen.) Onder de inlandsche zaaken, waaraan de vreemde natiën nogal blijven deelneemen, sijn de staatswisseling en omwentelingen in dit rijk ten hoogsten merkwaardig, aangesien de jonge nawab Sirraaij Ud-Doula, nadat de Engelsche Calcatta en Chandernagoor verrovert en den tieran met de wapenen in de vuyst tot het maaken van vreeden genoodzaakt hadden, op 't onvoorsienste door sijne rijksgrooten met behulp der Engelsche van den troon gebonst en jammerlijk terneder gesabelt is. Ontfangende dus den loon zijner veelvuldigen geweldenarijen en heylloose regeeringe van de hand dergeenen die hij een jaar bevoorens so geweldig en gruwsaam mishandelt en verdreeven hadde. de Britten verheeven, die mitsdien niet alleen van deesen vorst zeer begunstigd werden, maar ook reeds tot vergoeding van de geleeden schade onder de regeering van den voorigen nawab drie caroor ropijen, of vijfenveertig millieoenen gulden, souden ontfangen hebben en nu, met de mooren versoent zijnde, de Franschen in dit rijk overal vervolgen en benauwen. Soals dat alles breeder bedeelt is, bij der ministers brief van den 2e september 1757, daaraan wij ons kortheidhalven gedragen. Wij hebben in deese hachelijke tijdsomstandigheyd noodig g'oordeelt de ministers op 't allerernstigste te recommandeeren om sig, sowel teegens de vreemde als inlandsche natiën, met de uyterste omsigtigheit te gedraagen en eene exacte neutraliteit te observeeren, sonder sig direct of indirect in derselver verschillen te meleeren en zelfs den scheyn te vermijden, alsof sij de eene natie booven den anderen begunstigde. En bij dit alles hunne betragtingen te maaken dat 's Compagnies waardigheid en handel ongekrenkt bewaart blijven. Fol. 416v-417v. van de Compagnie 200 toepassen in dienst genomen en na een maand, toen het gevaar geweken was, weer afgedankt. Toen de Engelsen in de maand juni 1757 bij Kasimbazar lagen, heeft het bestuur aldaar ƒ 1469 uitgegeven aan bescherming van het kantoor en de buitengelegen weefplaats. Te Patna zijn 50 fuseliers in dienst genomen om Compagnies textiel te beschermen. Deze onvermijdelijke kosten zijn goedgekeurd. Het in dienst nemen van 60 fuseliers door de boekhouder Flemming ter beveiliging van de loge te Balasore is afgekeurd, omdat de Compagnie daar weinig te verliezen heeft. Flemming moet de kosten vergoeden.) Inmiddels is tusschen onse ministers en den nieuwen nawab een hatelijk geval ontstaan over het uytleeveren van eenen onser kooplieden in naame Gerridoor, die valschelijk van een begaane moord beschuldigt en op dat pretext door den nawab van onse ministers opgeëyscht wierd. Dog wiens uytleevering de ministers van de hand geweesen en geweygert hebben, waarop de nawab zig aan zijne vrienden de Engelsche hadde g'addresseert en van dezelve uyt kragte van hun onderling getroffen vreedenstractaat bijstand en satisfactie gevordert heeft. Welkers hoofdcollonel Clive sig deese zaak dan ook meede aangetrokken en de ministers tot de overgave van deesen koopman te persuadeeren getragt heeft. Onder toesending van een brief, daarbij de schadelijke gevolgen die uyt de verdere wijgeragtigheid der ministers zoude spruyten, breed uytgemeeten zijn. En die verzelt was van een copij van 't 13e articul uyt het voorsz. vreedenstractaat, dicteerende dat de Engelsche gehouden zijn den nawab teegens desselfs vijanden hoedanig ook tot het uyterste toe te assisteeren. Dog de directeur Bisdom heeft die brief in gepaste termen beantwoord, de onregtmatigheit deeser pretensie duydelijk aangetoont en de overgaave van deesen onschuldigen onderdaan der maatschappij volstrekt van de hand geweesen. (Toen de Engelsen tegen Murshidabad optrokken, zijn ter beveiliging van de onderdanen en bezittingen (Het optreden van directeur Adriaan Bisdom en de raad wordt geprezen. Het is strijdig met de Een klaar bewijs dat deese natie selfs van de onwettigheid deser aanhaaling en Waarop die zaak een tijd lang stil gebleeven, dog naderhand weederom van 's nawabs zoon Zadek Aliechan wacter gemaakt, die daarin door den collonel Clive ondersteunt geworden is. Fol. 418v-419r. voorrechten, de grootheid en het aanzien van de Compagnie om een onschuldige ingezetene op grond van onbewezen beschuldigingen ter dood uit te leveren. Omdat de handel schade zou kunnen ondervinden als deze zaak, waarmee de Engelsen zich op het voorwendsel van het tractaat met de nawab al langer bemoeien, door beide partijen tot het uiterste wordt gedreven, deed het bestuur er goed aan de dienaren te Kasimbazar op te dragen de kwestie met het hof tot een goed einde te brengen. Met geschenken, die bij de gierige moslims alles vermogen, moet er iets ten gunste van deze koopman geregeld worden. Uit de brief van 15 maart 1758 blijkt dat het in die richting gaat. In de decemberbrief van 1757 is gesproken over het uitgeven van 40.000 ropia's aan gunstelingen en hofdignitarissen van de nawab. In de brief naar Bengalen van 10 oktober 1757 en daarvandaan van 15 maart 1758 wordt er meer over gezegd. Ter verontschuldiging voert het bestuur daarin aan dat het de 40.000 ropia's op verzoek van de nawab en omdat er tot niemand anders toegang was te krijgen, aan Choja Wazit gaf ter verdeling, maar dat deze onmin met de betaalsheer van de nawab kreeg en het geld terug gaf. Het bestuur durfde niet te weigeren en verdeelde het geld naar zijn opgave, omdat Choja Wazit de grootste vertrouweling van de nawab was en deze zich aan het hof te Murshidabab bevond. Als het bestuur zelf iemand naar het hof had gezonden, dan had deze allerlei hovelingen geschenken moeten geven om in deze te bemiddelen. Een algemeen bevelschrift van de nawab kon evenmin afgewacht worden en deze is inmiddels gedood en er kwam een geheel nieuwe regering. De Hoge Regering laat een beslissing aan de Heren XVII over en zendt de verantwoording van het bestuur mee. In de decemberbrief van 1757 werd bericht dat het bestuur in Bengalen in zijn brief van 24 november 1756 meldde dat ƒ 37.309, die in 1756 aan de Dhakase koopman Saktiram als voorschot op levering van textiel uit Dhaka en Ayutthaya was verstrekt, door de gewelddadigheden van de nawab en de weerbarstigheid van de Engelsen, zoek was geraakt. Er is nadere uitleg gevraagd. In de brief van het bestuur van 15 maart 1758 is geen verantwoording afgelegd, maar slechts gemeld dat er geen schade was geleden en het voorschot reeds was terugbetaald. Wegens deze goede afloop is het hierbij gelaten en geen verantwoording meer gevraagd. Uit de resolutie van 8 april 1757 blijkt dat aan de Franse directeur en raad een obligatie van ropia 10.000 tegen 3/4 % is uitgegeven. Pas in de brief van 2 september 1757, en niet in die van 20 april, is dit gerapporteerd. Zulke leningen zijn voor de Compagnie iets nieuws en de aflossing wordt onder allerlei voorwendsels vaak op de lange baan geschoven. Daarom is deze lening voor de rekening van het bestuur gelaten.) genaamd, door den raad extraordinair Taillefert c.s. van Souratta over Chormandel naar Bengalen gedestineert, weggenoomen en prijs verklaart op verscheiden gants ongefundeerde pretexten, alsof hetselve den Franschen was toebehoorende. Weshalven de ministers schip en lading van die natie onder bondige wederlegging van haare versogte pretexten gereclameert en, zulx niet helpende, teegens het neemen en prijs verklaaren van dat schip en lading in forma solemni geprotesteert hebben. Hetgeene door ons dan ook voor welgedaan gehouden is, also het niet meer als billijk is dat de vrije vaart, soals die onder zeeker bepaling opengesteld is, naar vermoogen beschermt werde, temeer in dit geval, daar dat scheepje reets op Cormandel door de Engelschen opgebragt, dog door het Engelsche ministerium op Madras weeder vrij verklaart en gepermitteert was den reyse naar Bengalen voort te zetten. prijsverklaring is overtuygt geweest. Fol. 422v-423r. (De Hoge Regering wil weten hoeveel er aan tollen voor het beschermen van particuliere handelaren binnen kwam. Zij vond in de brief van 15 maart 1758 onder generale winsten en lasten slechts inkomsten van verkoop en het kleinzegel. Er is bevolen deze tolinkomsten jaarlijks apart te vermelden. Het viel op dat in 1757 verscheidene dienaren in dienst van particuliere Nederlandse handelaren traden. Dat kan tot misbruik ten nadele van de Compagnie leiden en mag voortaan niet zo makkelijk toegestaan worden. De jaarlijkse geschenken in 1756/57 voor de faujdar en overige regenten te Hooghly hebben ƒ 1249 inkoopsprijs en ƒ 4234 verkoopsprijs gekost, d.w.z. ƒ 293 bij inkoop en ƒ 311 bij verkoop minder dan in het jaar ervoor. Ze zijn goedgekeurd. Dit is ook het De Engelsche schout-bij-nagt Pokok heeft een Sourats scheepje of goerab, Charlotta (Het is aangenaam dat de onkosten voor het hof en de zichtgiften aan de durbar te Kasimbazar in geval met geschenken in 1754/55 aan de regenten te Murshidabad t.w.v. ƒ 1396 bij inkoop en ƒ 3171 bij verkoop, d.w.z. respectievelijk ƒ 303 en ƒ 446 meer dan in het voorafgaande jaar. Bovendien zijn er geschenken gegeven aan de dienaren bij de munt t.w.v. ƒ 282 bij inkoop en ƒ 542 bij verkoop, wat bij de laatstgenoemde prijs maar ƒ 6,9,8 verschild met het voorafgaande jaar. Ook deze zijn goedgekeurd. De regenten te Patna kregen in 1757 aan geschenken ƒ 6977 bij inkoop en ƒ 17.358 bij verkoop, wat respectievelijk ƒ 1001 en ƒ 3356 minder is dan in het voorafgaande jaar. Dit is goedgekeurd, alsmede de gewone geschenken die in 1757 aan de raja van Kanpur en het hoofd van de chakars werden gegeven; ze waren minder waard dan het voorafgaande jaar. De opzichter van de riviertollen Mir Shuja-ud-din hield twee vaartuigen met textiel vast om de jaarlijkse betaling, die al aan zijn voorouder Mier Hackiembeek werd gedaan, af te dwingen. De schepen zouden pas vrijgegeven worden als deze onredelijke eis is ingewilligd. Zodoende was het bestuur gedwongen de dienaren te Kasimbazar toestemming te geven deze pretentie af te wikkelen, mede om te voorkomen dat de vaartuigen van Patna onderweg met opium en salpeter door deze inhalige tollenaar eveneens werden aangehouden. De som van ƒ 6300 die werd betaald, is goedgekeurd.) Ten belange der extraordinaire geschenken die de Cassembazaarse bediendens in 't voorige jaar afgegeeven hebben, bestaande in twee fraye stucken Europeesche stoff aan de kinderen van Fettusjents erfgenamen ter waarde van ƒ 780,-, in eene zigtgift aan de hoogepriester den gouverneur en desselfs duwan of secunde te Moxud-abath, ten bedrage van ƒ 464,9,8 in- en ƒ 829,3,8 uytkoops, ter geleegentheid deselve een besoek bij 't opperhooft afgelegt hebben, en eyndelijk in een present van een maon waxkaarsen aan den naib Souba Maragia Dollabram en van een halve maon aan den requestmeester Golaam Hosseenchan, waarom deese hooge ministers ter geleegentheid van zeekere bruylof verzogt hadden, hebben wij almeede goedgevonden deselve te passeeren, dewijl de bediendens zig daarvan met geene gevoeglijkheit hebben kunnen excuseeren. Fol. 424v-425r. 1757/58 ƒ 8348, ofwel ƒ 482 minder dan in het voorafgaande jaar, bedroegen, niettegenstaande het feest van bakriet of Abrahams offer tweemaal in dat boekjaar viel en ƒ 500 meer onkosten met zich bracht. Doordat er, wegens het vele malen uittrekken van de hoofdregent en het aanstellen van zijn broer tot plaatsvervanger, te Patna naar gebruik geschenken moesten gegeven worden, bedroegen de kosten daarvan ƒ 1098, d.w.z. ƒ 511 meer dan in het voorafgaande jaar. Omdat ze onvermijdelijk waren, zijn ze goedgekeurd. Dit is ook het geval met geschenken te Balasore aan de harkara Ragieram en zijn zoon ten bedrage van ƒ 127 en aan de oude en nieuwe faujdar van respectievelijk ƒ 60 en ƒ 65. De omstandigheden die zulke geschenken nodig maken, moeten vermeden worden. Hoewel er in 1756 dure reparaties aan de loge te Hooghly en bijgebouwen, die zeer bouwvallig waren, zijn uitgevoerd, bedroegen de kosten aan timmerwerk en reparaties in 1757, tezamen met fortificaties, ƒ 27.972. Ze zijn goedgekeurd. Te Kasimbazar moesten de buitenspinnenrij en de verrotte paardenstal, die op instorten stond, vernieuwd worden. De kosten van respectievelijk ƒ 3869 en ƒ 787 zijn goedgekeurd. Omdat er ook de kosten voor het restaureren van de fornuizen en schoorstenen voor de moghtakokerij en voor een afdak voor de haspelaars onder vallen, zijn de in 1756/57 in rekening gebrachte ƒ 5427 voor het uitdiepen en ophogen van één van de pakhuizen te Kasimbazar na verantwoording door het bestuur aanvaard. De gebouwen te Patna, Chupra, Singia, Fatwa en Mau hebben in 1756/57 aan onderhoud niet meer gekost dan ƒ 2050, d.w.z. ƒ 703 minder dan in het voorafgaande jaar. De kosten zijn ƒ 50 meer dan in de memorie van bezuiniging vermeld, zodat, als er zuinigheid en goed overleg betracht wordt, de bedragen in deze memorie voor reparatie en timmerwerk voldoende moeten zijn. Dit deed zich te Balasore voor, waar reparatie, die volgens het eerste plan op 2000 ropia's was begroot, maar ƒ 32,12 heeft gekost. De dienaren zijn daarom geprezen en aangespoord aan de loge niet meer te besteden dan nodig om instorten te voorkomen, want ze levert weinig voordeel op. Te Dhaka zijn de oude en bouwvallige poorten omgewaaid en verbrijzeld. Het is toegestaan aan nieuwe 220 tot 230 florijnen te besteden. De onkosten in Bengalen aan kleine zeil- en roeivaartuigen, in de memorie van bezuiniging op ƒ 24.000 gesteld en wegens een groter aantal verhoogd tot ƒ 28.000, bedroegen in 1757/58 ƒ 32.046, d.w.z. ƒ 1405 minder dan in het voorafgaande jaar, maar ƒ 4046 meer dan voorgeschreven. Wegens noodzakelijke zware reparaties is deze post geaccepteerd, maar nu in plaats van oude en bouwvallige vaartuigen, in 1757/58 de sloepen de Kroonprins en Duif, en nu de Herderin en de bark de Haring zijn gezonden, moet het bestuur het met het toegestane bedrag zien te stellen en trachten de eerdere overschrijding in te lopen. De rekening van kosten en inkomsten over 1756/57 Inmiddels hebben wij op het versoek van voormelde Cornelis Rietveld tot obtenue van was fout en verward opgesteld in de Bengaalse brief van 15 maart 1758. Het bestuur is ernstig berispt voor deze slordigheid en opgedragen er in het vervolg meer aandacht aan te geven. De uitgaven en inkomsten moeten duidelijk met de cijfers in de memorie van bezuiniging vergeleken worden. De rekening ziet er slecht uit: de uitgaven bedroegen ƒ 447.022 en de inkomsten maar ƒ 253.936. Hoewel de uitgaven ƒ 69.445 lager waren dan in het voorafgaande jaar, is het negatief saldo vergeleken met het voorafgaande jaar over 1756/57 met ƒ 82.657 toegenomen, doordat de inkomsten ƒ 151.503 minder waren. Het bestuur is ernstig vermaand de uitgaven te verminderen en in overeenstemming met de memorie van bezuiniging te brengen. Het bestuur heeft de fiscaal opgedragen een onderzoek in te stellen naar het verlies in Nederland op textiel uit Dhaka, dat de boekhouder Aukema in rekening was gebracht. Deze beschuldigt de toenmalige resident Menso Isinck van kwade trouw. Omdat de fiscaal niet de nodige spoed betrachtte, is het bestuur bevolen hem daartoe aan te sporen en boekhouder Aukema zijn aandeel te laten betalen met behoud van verhaal op Isinck. Aukema's beschuldiging is niet erg geloofwaardig, omdat hij er pas mee kwam nu hij betalen moet. Onder de dienaren hadden de volgende mutaties plaats: de tweede in de kledenzaal Samuel Crombou die overleden is, is opgevolgd door onderkoopman Jan Carel Kits; onderkoopman Cornelis van Rietfeld raakte in een duel met assistent Jacques Mauze en raakte deze dodelijk in de dij; hij is om strafrechtspraak te ontlopen van Hooghly naar de Engelsen in Calcutta gegaan en vroeg vandaar vergunning om vrij van straf te mogen terugkeren; zijn plaats als soldijboekhouder ging naar de onderkoopman en pakhuismeester te Kasimbazar mr. Andreas Franciscus Immens, die aldaar in die functie werd opgevolgd door onderkoopman J.P. Humbert; de boekhouder en derde te Patna Andries Jurgen Schultz en boekhouder Jan Elie de Maurin zijn beiden bevorderd tot onderkoopman; voorts zijn ter aanstelling naar Bengalen gezonden de onderkooplieden Johan Maurits Doeve en Jan Jacob Baptist Trembleij; omdat door de dood van assistent Jacques Mauze de plaats van eerste afpakker in de kledenzaal vacant werd, is daarop de tweede afpakker Albert Tobias benoemd, wiens plaats is ingenomen door de derde afpakker Jacques Riviere, die wederom is opgevolgd door de provisioneel assistent Jan Barbet.) landwinning9, mitsgaders 't gerequireerd en ingekomen berigt van onsen advocaat-fiscaal disponeerende, goedgevonden in dit geval gratie voor rigeur van justitie te prefereeren en aan den suppliant pardon te verleenen. Waartoe wij de nodige opene brieven dan ook in communi forma op den 28e aug. 1758 verleend en onder ultimo van die maand met 't schip Bronste naar Houglij overgesonden hebben. zijnen langjaarigen dienst als translateur in de hofs- en landstaalen gesuppliceert, en welkers begrooting wij ingevolge onse laasten decemberbrief aan de ministers gedefereert hadden, is van hun op een maandgeld van 100 ropijen gesteld en van ons g'approbeert. Fol. 430r-v. uitgaande brieven van 13 april, 18 mei, 26 juni, 22 en 28 juli, 31 augustus en 15 oktober 1758. COROMANDEL gewone en aparte brieven van 10 december 1757 ontvangen, op 13 mei met de Wereld brieven van de dienaren te Jagannathpur en Pulicat van 28 februari en 15 maart 1758, beide aan het bestuur te Nagapattinam maar te Batavia ontvangen doordat dit schip die plaats niet kon bereiken, en tenslotte zijn op 29 juli met de Prinses van Oranje de gewone en aparte brieven van 24 mei en 4 april 1758 ontvangen en die van het bestuur te Pulicat van 30 maart 1758. Met de terugkomst van de Admiraal Tromp op 21 september, met die van de Jager op 22 november, en met de Kasteel van Tilburg in december 1758 werden ontvangen de gewone en aparte missiven van 8 juli en 30 september 1758 en de brieven van het bestuur te Jagannathpur en Bimlipatam van 10 en 20 september, 9 en 10 oktober 1758. Met de genoemde schepen is aangevoerd) 5440 9 Landwinning, vergunning om na een delict vrij van straf in het land te mogen verblijven. Sedert de generale missive van eind december 1757 werden met de Rhoon op 3 maart 1758 via Ceylon de Het douceur dat de onderkoopman en eerste gesworene clercq Martinus Koning voor (Verder wordt verwezen naar de resoluties van 4, 6 en 11 juli en 25 augustus 1758, en naar de pees in 1, 8 68 pakken baftas ƒ 33.464, 9900 4800 3800 3600 600 1690 1000 3040 640 9600 2080 14.400 1040 7280 1500 600 1600 900 3200 3000 1550 5250 2500 8 16.200 ,, 10, ,, 3, ,, 6, ,, 1, ,, 7, ,, 4, ,, 16, ,, 4, ,, 19, ,, 7, ,, 19, ,, 12, ,, 17, ,, 13, ,, 1, ,, 2, ,, 5, ,, 1, ,, 8, ,, 6, ,, 14, ,, 16, ,, 17, ,, ,, 16, 3 ,, 6 ,, 4 ,, 52 ,, 10 ,, 19 ,, 19 ,, 19 ,, 16 ,, ,, 107 ,, - ,, 8 ,, - ,, - ,, - ,, - ,, - ,, - ,, - ,, 240 ,, - ,, - ,, 360 ,, 8 ,, - ,, 182 ,, 8 ,, - ,, - ,, - ,, - ,, 8 ,, - ,, 8 ,, 8 ,, - ,, ,, - 3 ,, 97 ,, 26 ,, 3 ,, 7 ,, 77 ,, 35 ,, 15 ,, 6 ,, 10 ,, 9 ,, 32 ,, bethilles gebleekt dito neusdoeken chelassen cambayen committers chitzen chialen dongrijs deekens guinees fijn gebleekt dito Engelse zoort dito gemeen gebleekt dito dito ruwe dito blauwe gingam penasse dito drongam dito beddetijk dito onderbroeks taffachelas hembden monteerings10 moerissen gebleekt dito blauwe monster kleeden parcallen ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 107.099, 4.143, 28.417, 14.982, 1.907, 14.162, 8.966, 5.475, 2.666, 163.064, 28.359, 128.663, 9.328, 101.274, 5.406, 2.025, 7.069, 11.349, 35.283, 4.602, 7.653, 50.465, 19.554, 300, 16, - 47.201, 10 Monteering, uitrusting, uniform. 96 ,, ,, - ,, - Somma 498, 18, 8 1.254.910, 33.156, ƒ ƒ zeyldoek 2 ,, succortons 10.116, 2.966, 65.640, roggevellen sprijen tapjes 130.561, 120.257, salempoeris 4 ,, longijs 13 ,, 2 ,, 4.144, 7.285, 1.381, 2.781, 15 ,, 28 ,, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 75 ,, 8, 8 23 ,, roemaals of neusdoeken dito soorten van lijwaten diverse lijwaten voor Poelo Chinco ƒ ,, 10, ,, 19, ,, 9, ,, 4, ,, 11, ,, 4, ,, 14, ,, 15, ,, 9, ,, 1, ,, lb. 16, ,, 16, ,, - ,, 240 ,, 8 ,, 8 ,, - ,, 8 ,, - ,, 8 38.830 19.660 1300 500 2800 1660 254 6900 1200 12.050 10 28.800 171.686 11.8561/2 ,, ,, 100 pees 6 6, pondgoederen bedragen hebben een somma van ƒ 1.254.910,13,-. Orange en d' Admiraal Tromp op den 25e febr. en 12e maart, de Vrouw Petronella op den 13e april, Wildrijk op den 18e mey, Haarlem, 't Casteel van Tilburg en de Jager op den 7e junij, de Lijcochton en Oudcaspel op den 15e october deezes jaars na Chormandel versonden; als 173123/980 mq. of mq. fijn 1494,-,7129/389 goud bij gewigt ƒ 8 36.500 ƒ 208.000 289.600 vloersteenen 8 sarksteenen indigo - calliatourhout 8 specerijen bedurven gedroogde gember paarden - arthillerij goederen 12, in aanreekening 5, pees ducaten goude Nederlandse -, rds. -, pees -, - aan ducatons en ropijen - ropia's zilvere Sourats - Daarenteegen hebben wij met de na te noemene scheepen namentlijk de Princes van Sodat 1923 pakken lijwaten en kleeden in soort met en benevens de overige 1923 pakken ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 240.900, 499.200, 434.400, 5.396, -, -, - 50, 5, 8 2.993, 1.679, 3.748, 906, 7, - 18.456, ____ 13, - ƒ - ƒ ƒ ƒ ƒ 597.610, ,, platen ropia's dito Persiaans 8 keysersdaalders heele en halve - nadries kleene silvere Persiaans - 8 oude kooperwerken Persiaans 8 kooper Japans in staven - kooper dito - zuykerpoeder - dito candij - nootenmuschaten magere - garioffelnagulen - foelij of macis - peeper swarte Bantamse - 187.9351/2 ,, 5, ,, 23.000 10, 48.000 ,, -, mq. marcqrealen 1871/2 3, lb. 176.475 10, ,, 635.750 4, ,, 35.000 -, ,, 350.337 14, ,, 35.322 12, ,, 45.051 4, ,, 15.177 16, 11.242 ,, 4, ,, 50.000 -, 200 balen cattoen Soerats 7, lb. 159.721 8, 39.950 ,, 15, ,, 10.000 -, ,, 9907 ,, 1029 ,, 2027 750 ,, 12, ,, 760 1, 200 flesse roosewaater Persiaans bossen enkelde bindrottings 424 kelders gedisteleerden wateren inlands 4 1 kas lb. 45 2 pees pennemessen met barnsteene hegte 1 100 - zandelhout Timorees - salpeeter Bengaals - looth Hollands - alluyn witte Chinesen geel kooper plat looth vermiljoen Hollandsch - quiksilver Hollands - porcelaine Chineese radix china kramerijen pot met nagulen geconfijte pees nootenmuschaten dito essay en verscheide andere gereedschappen ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 254.363, 69.862, 42.000, 5.442, 142.620, 194.285, 20.160, 29.749, 4.772, 9.010, 6.070, 6.745, 6.875, 27.573, 9.466, 6.591, 1.050, 623, 9, - 694, 11, 8 238, 13, 8 1.637, 1.479, 108, -, - 58, 7, - 155, 4, - 104, 5, 8 3, 9, - 18, 15, - 251, 16, - 24, 10, - 14, 11, - 44, 3, - 1.161, 22.202, 17.353, 14.303, 18.630, d' arthillerij 2.664, 1.020, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 't eysermagasijn 565, 15, - 1.260, 613, 13, - 3.462, 't ambagtsquartier het provisiemaguasijn pees 11, ,, ,, 6, ,, ,, -, de wapenkamer - de kleene winkel fluweelen Hollands 8 lakenen in zoort armosijnen effene dubbele Bengaals - patta chiomen Bengaals goenijs lange dito's - van d' equipagiewerf 16, 8 ,, 17, 8 uyt de medicinale winkel 4, 8 ,, 10, - ,, 1, ,, 19, 8 ,, 17, - ,, 13, - in aanreekening 3, 8 ongelden op coopmansz. 12, - ten goede brenging ƒ 8.753,14,8 3 3 180 200 5000 benodigtheeden in het jaar 1758 bedragen hebben een montand van ƒ 2.730.544,6,8. Fol. 432r-434v. vertrek van de vroegschepen in brieven van 25 februari en 13 april 1758 aangespoord beter op de textiel te letten. Met de schepen Rotterdam en Radermacher is in het najaar van 1757 in het algemeen acceptabele kwaliteit aangevoerd, maar de textiel van Sadras was iets minder in lengte en breedte dan de aanschrijving aangaf. Opdat dit verbeterd wordt, is een rapport hierover, opgesteld door de gecommitteerden in het textielpakhuis, naar Coromandel gezonden. Naar aanleiding van opmerkingen van Heren XVII over in 1756 in Nederland verkochte textiel, is het bestuur bevolen, om vlekken te voorkomen, te Nagapattinam in plaats van kayirutouw, henneptouw voor verpakking te gebruiken. Men moet dit in Noord-Coromandel bestellen. Tevens moet er speciaal op gelet worden dat de bethilles van Nagapattinam en Pulicat geen reden tot klagen geven. De dienaren te Sadras moeten de maten van de textiel ruim nemen, zodat ze na het bleken niet te klein zijn. Als dat wel het geval is, moeten de opmeters de schade vergoeden. Met de Vrouwe Petronella is een extract uit de notulen van 7 maart 1758 meegezonden, waarin uitleg wordt gevraagd waarom zo weinig oude Compagnies soort guinees is gestuurd. Als Noord-Coromandel daarvan niet veel leveren kan, moet ze maar te Porto Novo en Tegenapatnam gemaakt worden. Textiel besteld voor Malakka zonder dat zij gevraagd was, moet, voor zoveel ze willen aannemen, aan de kooplieden worden teruggegeven in ruil voor gewoon guinees. Voor Malakka mag geen textiel meer gemaakt worden en textiel voor Azië mag niet via Ceylon verzonden worden. Als geëiste goederen niet, of gedeeltelijk niet, te leveren zijn, moet de leveverantie zo spoedig mogelijk geschieden, maar niet later dan het volgende jaar. In de (Reeds voor de gewone jaarlijkse vergaderingen over Coromandel is het bestuur ter gelegenheid van het Dus de geheele versending van goud en silver, item koopmanschappen en verdere Somma 6, ƒ ƒ ƒ ƒ 5.256, 4.747, 11.863, 11.272, 2.730.544, ƒ 8 Vrouwe Petronella en andere schepen voor Bengalen moet 40 à 50.000 lb sapanhout geladen worden tot de voorraad uitgeput is. In de gebruikelijke vergaderingen van 5 en 9 mei 1758 zijn de brieven van 22 en 30 september en 10 december 1757 besproken, alsmede die uit Jagannathpur, Bimlipatam, Pulicat en Sadras van 10, 18 en 30 september en 2 en 8 oktober 1757. Aannemende dat de nodige zuinigheid is betracht, zijn de verstrekkingen aan de langskomende en te Bengalen horende schepen goedgekeurd. Met genoegen werd in de brief van 10 december 1757 gelezen dat voor de eis van dat jaar 3215 pakken textiel, dus 1003 pakken meer dan het voorafgaande jaar, werden ingekocht. Hier spreekt ijver uit, maar men dient zich op een algehele verbetering toe te leggen. Het bleek de gecommitteerden in het textielpakhuis namelijk dat in 1757 de gebleekte sucortons eerste soort uit Porto Novo voor Malakka van slechte kwaliteit waren. Daarom is bevolen geen sucortons boven de eis te accepteren en inzameling voor Malakka, omdat daar geen afzet meer is, geheel te staken. Bovendien is te kennen gegeven dat de prijs van ƒ 11,7,- het stuk voor muris van 36 cobido's, hoewel ze goed zijn en gewild in Nederland, te hoog is, omdat guinees uit Porto Novo en Tegenapatnam dat tweemaal zo lang is, maar ƒ 18,- kost. Dit moet worden aangepast of er moet geheel van inkoop afgezien worden. Het guinees van Tegenapatnam en Porto Novo is gelijk van kwaliteit en maat, maar omdat het eerste ƒ 16,18,- kost en het tweede ƒ 18,14,8 en ƒ 18,4,8, moet er van het tweede voor Azië niet meer dan de eis gezonden worden en voor Nederland wat is aanbesteed. Men had liever gezien dat het guinees van Bimlipatam niet afgewezen maar aanvaard was, hoewel het te kort en te smal was, mits de prijs naar rato was aangepast. Dan was er nog kans geweest schulden van de kooplieden terug te krijgen. Hetzelfde had moeten gebeuren met bestelde textiel te Sadras, want men kon niet veronderstellen dat daar geen Compagnies sortering was aanbesteed. Hier moet beter op gelet worden.) Voorts hebben wij g'approbeert de door haar verleende ordre aan de Palicolse bediendens om na een vandaar bekomen goed monster soveel guinees gebleekt van 9 caal of 18 contjangs ter preuve te laaten vervaardigen, als doenlijk soude weesen, selfs tot 50 packen toe. En nadien dit de regte sorteering is, die de Compagnie voor Nederland vordert hebben w' haar gelast, om op alle de andere comptoiren een preuve daarvan te laten neemen, also het een seer goede zaak soude weesen, dat men van dat soort van guinees een ruyme quantiteid aan handen kreeg. Fol. 439r. doeken voordelig verkocht zijn, was de opmaak gebrekkig en de kleur slecht. Hier moet men in het vervolg beter op letten. Na wat het bestuur geschreven had in zijn brief van 10 december 1757, is geheel goedgekeurd dat de verzending door de dienaren te Pulicat van 60 pakken roemaals en van bonte bethilles boven de verzending van 27 pakken, nadat het bevel verdere inkoop te staken reeds was ontvangen, voor rekening van die dienaren is gelaten. Het grootste deel is naar Nederland verzonden. Een besluit hierover wordt uitgesteld tot de rendementen ontvangen zijn. Een besluit over de geringe inkoop van textiel in Sadras zal pas vallen, als het bestuur in Coromandel zijn besluit over de dienaren en de verwaarlozing door de kooplieden heeft medegedeeld. Er is echter groot ongenoegen over het gedrag van het opperhoofd te Sadras, Philippus Jacobus Dormieux. Hij moet zich beter van zijn plicht kwijten, wil hij geen gevoeliger reprimande krijgen. Naar aanleiding van de vraag in de brief van 22 september 1757 wordt vastgehouden aan het verbod om textiel en andere goederen op vracht met Compagnies of particuliere schepen te verzenden, behalve wat schepelingen volgens de order van 17 juli 1752 is toegestaan. Omdat het absoluut is verboden, moet tegen alle particuliere en andere vaartuigen die daar aankomen, hetzij met, hetzij zonder permissie, gewaakt worden. De laatste schepen is binnenlopen verboden op straffe van confiscatie van de textiel die zij naar Batavia brengen. Het bestuur heeft in de aparte brief van 10 december 1757 voorgesteld om het bevel in de aparte brief van 24 juni 1757 om de resident te Machilipatnam de inlanders die zijn toegestaan voor de inkoop op dit kantoor, in rekening te brengen, enigszins te veranderen. Dit is verworpen. Alles wat daaraan werd besteed, moet ten laste van die textiel komen. Zo wordt duidelijk of die doeken niet voordeliger via Jagannathpur en Pulicat geleverd kunnen worden. Hier dient men zijn gedachten over te laten gaan, opdat Machilipatnam niet weer een nadelige post wordt.) Aaangaande de agterstallige schulden der Masulipatnamse, Jaggernaykpoeramse, Palicolse, Bimilipatnamse en Porto Novose cooplieden hebben w' met genoegen uyt der ministers brief van den 22e september passato ontwaard dat die der eerstgemelde verevend en omtrend de twede gemelde geene swarigheid te maken, mitsgaders dat die der Porto Novose bereeds voor een derde gedeelte geliquideert en er hoope was dat het grootste gedeelte van 't resteerende in dit (De opdracht voor de inkoop van textiel te Porto Novo is goedgekeurd, maar, alhoewel de gebatikte (Een volledige opgave van de vereffening van de schulden wordt afgewacht. Hoewel het bestuur de dienaren jaar wel ingekomen zoude, zowel als die der Palicolse handelaars. Des w' hun de sorge daarvan op 't nadrukkelijkste hebben gerecommandeert, dog wel speciaal met opzigt tot die van Bimilipatnam, die al te considerabel zijn opgelopen om niet met alle vermogen op de voldoening derselve te urgeeren. Als zijnde het bijna onbegrijpelijk hoe de bediendens aldaar so onbesuysd hebben kunnen te werk gaan om in zulk een onzeeke omstangdigheid, als waar in dat comptoir te dier tijd verseerde, te treeden tot de afgave van ruym ƒ 190.000,- aan coopmansz., waardoor derselver agterstal, volgens seggen der ministers, merkelijk vermeerdert was, sonder nogtans te melden tot hoeveel, soals dat behoort hadde. Fol. 441r-v. zijn ongenoegen over deze onbezonnen handelwijze had laten blijken, is het bericht dat er pas weer op leverantie mag worden voorgeschoten, als de koopman in kwestie het grootste deel van zijn schuld heeft voldaan. In de brieven, en wel speciaal in die van 10 december 1757, zag men met leedwezen dat de verkoop in 1756/57 ongunstig was. De inkomsten uit verkoop bedroegen ƒ 477.428, d.w.z. ƒ 117.934 minder dan in het voorafgaande jaar. Het bestuur schrijft dit toe aan de onlusten en vijandelijkheden van de Fransen, Engelsen en moslims, en de daarmee verband houdende onveiligheid van de wegen. Dit moet maar aanvaard worden, want tegen zulke tegenspoed valt weinig te doen. Er is opdracht gegeven iedere voordelige gelegenheid aan te grijpen. De eisen moeten pas opgesteld worden als de restanten nauwkeurig zijn vastgesteld. Van de zwarte, blauwe, zowel als de rode lakenrassen die niet verkocht kunnen worden, dient men die niet door mot zijn aangevreten, naar Batavia te zenden. De dienaren te Sadras is door het bestuur opgedragen het Japans plaatkoper tegen de prijs van het Japans staafkoper te verkopen. Het is bericht dat indien er over het plaatkoper dezelfde moeilijkheden als over het staafkoper gemaakt worden en er bezwaar is tegen de prijs van ƒ 94,- de 100 lb, het tegen iets minder of tot ƒ 92,- de 100 lb van de hand mag gaan. Het was door het bestuur toegestaan om te Bimlipatam benzoë en koffiebonen wegens slechte kwaliteit bij openbare veiling te verkopen. Voor hierover een besluit te nemen is om de rendementen en de reden van de slechte kwaliteit gevraagd. De verkoop van 200 bahar poedersuiker te Bimlipatam voor 111/2 Nagapattinamse pagoden en van 60 bahar voor 171/4 pagoden is goedgekeurd. Tevens is aanbevolen het restant spoedig te verkopen om nadeel door het lang bewaren te voorkomen. Uit brieven van 10 en 24 maart, en 15 juni 1758 blijkt dat op drie partijen goud bij vermunting ƒ 10.921 verloren is, maar op de overige partijen is ƒ 10.192 gewonnen, zodat er per saldo ƒ 729 is verloren. Dit had toegelicht moeten worden, omdat het goud niet volgens allooi, maar op berekening door Ternate en China op Batavia is aangevoerd, en Coromandel in rekening is gebracht. Dit had het bestuur moeten vermelden, zodat het niet een verschil in de essaai tussen Batavia en de Coromandel kust lijkt. Er is bevolen zulke zaken in het vervolg wel te melden. Het verlies in 1755 op een partij goud van ƒ 2608 of 33/4 % is in 1756 wel gerapporteerd, maar zonder berekening. Nu werd bevolen uit wat van Batavia is aangebracht t.w.v. 4 ton in pagoden over te zenden. Er is ongenoegen over geuit en opheldering gevraagd waarom de negotie- en soldijboeken van 1755/56 wel ontvangen zijn, maar de hoofdboeken nog niet. Uit de ontvangen boeken werd duidelijk dat in 1755/56 de winsten ƒ 719.549 bedroegen en de lasten ƒ 393.789, wat een slechter resultaat dan het jaar ervoor is van ƒ 113.005. Als de inkomsten verminderen, moeten ook de uitgaven omlaag. Vergeleken met 1754/55 zijn de inkomsten met ƒ 172.144 vernminderd, de uitgaven maar met ƒ 59.119, zodat de lasten de inkomsten kunnen gaan overtreffen. Door zuinigheid moet dit voorkomen worden en de uitgaven mogen niet boven de ƒ 280.000 komen.) Ten reguarde van 's Compagnies domeynen en inkomsten te deeser custe hebben wij uyt der ministers missive van den 10e december vernomen de wederverpagting onder ultimo mey bevorens van de 29, sowel oude als nieuwe, dorpen voor den tijd van drie jaaren, alsmeede onder ultimo aug. daaraan van 's Compagnies geregtigheeden te Nagapatnam voor een jaar volgens gebruyk, d' eerste voor 371.100 maten nelij en pagode 10,10 minder als bij de voorige verpagting, en die ter hunner hoofdplaatze voor pagode 6438,10,- ofte pagode 158,12,- minder dan het jaar bevorens. Fol. 445v-446r. verpachting van de gerechtigheden en inkomsten te Sadras bracht pagoden 480, of 15 meer dan het jaar daarvoor op. De voltooiing van de nieuwe landpoort op het hoofdkantoor, gemeld in de aparte brief van 22 september 1757, (Deze vermindering is geaccepteerd, alsmede die van Compagnies dorpen te Palicol met ƒ 143. De Voorts hebben w' ons geconfirmeert met de door hun gemaakte remarque na het (Het bedrag voor het timmerwerk en reperaties van 1756/57, volgens de opgave en de brief van 10 is gecontroleerd en goedgekeurd. De plannen voor omvangrijke herstelwerken, in de brief van 10 december 1757 uiteengezet, zijn om diverse redenen afgekeurd en het werk moet gestaakt worden. Als de ingenieur Pieter Coenraad Keller te Nagapattinam is aangekomen, zal hij een gedetailleerd plan moeten opstellen. Het werk mag pas begonnen worden als dit is goedgekeurd.) Daarenteegen hebben wij g'approbeert der ministers verleende ordre aan den Porto Novose resident Jacobs met opzigt tot de ten eenemaal vervallene logie aldaar, die door een sterke afwatering voor een groot gedeelte in de rivier was gestort, namentlijk om bij verneming van eenige verdere swarigheeden, als dan 'tgeene van dezelve nog in wese mogte zijn, te laaten afbreeken, en de materialen sorgvuldig te bewaren, dog de vlaggemast tot teeken van possessie te laten staan tot nader ordre. vermelde van hunnen brief van den 10e december anno passato aan den te Bimilipatnam sijnde ingenieur Keller, noopens de te hooge calculatie van 't aldaar opgeregt werdende fortje tot een bedragen van 30.329 pagode, sijnde ruym 4000 pagode meerder als de bevoorens opgegevene 26.000,- gelijke pagode die wij reeds bij briefje van den 15e november anno passato de ministers hebben aangesz. veel te hoog te zijn, en dat daarop na onze gedagten nogal vrij wat konde afgedwongen werden. Onder eene serieuse recommandatie van alle mogelijke menagie bij de extructie van 'tselve te gebruyken, sonder daaronder egter te begrijpen hetgeene de defensie van hetzelve eenigsints soude benadeelen. Fol. 447r-448r. december 1757 ƒ 14.219, wat ƒ 6396 minder is dan het jaar ervoor, mag worden afgeschreven. Dit is tevens het geval met het bedrag voor geschenken van ƒ 8577 bij inkoop en ƒ 11.809 bij verkoop voor 1756/57, wat ƒ 835 bij inkoop en ƒ 1197 bij verkoop meer is dan het jaar ervoor. Over het tekort op aangevoerde ladingen en de besluiten over in- en afschrijvingen valt weinig op te merken. Verwezen wordt naar de vergadering over dit kantoor en naar de brief aan Coromandel van 7 juni 1758. Voor kennisgeving is aangenomen dat de rijstvoorraad te Nagapattinam eind augustus 1757 49.439 parra's, wat voor 33 maanden voldoende is, bedroeg, en de voorraad buskruit te Nagapattinam en Pulicat 98.000 lb. Er is bevolen er altijd voor te zorgen dat er van deze producten voldoende in voorraad is. Met genoegen is in het antwoord op het extract uit de brief uit Nederland van 4 oktober 1756, gegeven in de brief van 10 december 1757, gelezen dat de driebeeldige pagode naar het stempel van Madras in het noorden gewild is en met enige percent opgeld circuleert. Er is op aangedrongen deze munt zijn krediet te laten houden. De maatregelen in verband met de onrust in het noorden en het vermoorden van prins Visia Ramarasu, om Compagnies bezittingen te Bimlipatam en te Palicol te beschermen zijn goedgekeurd, evenals) ---haar gehouden gedrag omtrend den jongen prins Poesepattij Anandarasoe die door de Francen in plaats van opgemelde Visiamarasoe in 't bewind van saaken was gesteld geworden, in hope dat dien jongen regent 's Compagnies belangen mag toegedaan zijn. 'tWelk wij egter uyt de door hem opgeëyschte 20.000 ropijen in mindering der pagtpenningen van de bij de Compagnie gepagte dorpen, die de ministers genoodzaakt zijn geweest aan hem af te geeven, niet hebben konnen bespeuren. Des wij haar gelast hebben haar attentie te vestigen en sorge te dragen om deze afgave uyt derzelver inkomsten weder vergoed te krijgen, opdat de Compagnie buyten schade blijven. Fol. 449v. (Het is onvoorzichtig dat de opperhoofden te Jagannathpur en Palicol brieven van de Engelse dienaren te Vishakhapatnam, Nillepuli en Bennemoerlanka, in brieven van de Compagnie onder haar envelop en zegel eerst naar Pulicat en verder naar Madras aan de Engelse gouverneur zonden. Ze werden te Caliapatnam door enige sipoys onderschept en naar de Franse gouverneur te Machilipatnam gebracht die ze opende. Zo kwamen de brieven van de Engelsen dus in zijn handen en hij weigerde eerst de Compagnies brieven aan de Nederlandse resident daar terug te geven. Het ongenoegen daarover door het bestuur aan de opperhoofden kenbaar gemaakt, is goedgekeurd. Compagnies zegel werd geschonden en daar is weinig aan te doen. Het bestuur is opgedragen de dienaren te waarschuwen zoiets nooit meer te doen.) Onder verdere aanschrijving dat w' per naasten zoude blijven afwagten het succes van hunne gedaane aansoekingen bij de Engelsche natie om, in steede van de door haar afgebrookene logie te Tegenapatnam, het huys van den missionaris Kirmander, 'twelk door hun geprefereert is geworden boven het presente logement van onsen resident, tot een verblijfplaats voor onze dienaaren te erlangen. Fol. 450v. (De Charlotta, eigendom van enige dienaren van de Compagnie, die van Surat op weg was naar Bengalen met katoen en was voorzien van Nederlandse papieren en vlag, is door twee Engelse patrouilleschepen aangehouden als een Frans schip. Er wordt verwondering over uitgesproken dat het bestuur, toen dit schip te Nagapattinam was aangekomen, tegen de kapitein van de Engelse patrouilleschepen verklaard heeft dat het vanwege de neutraliteit zich niet met deze zaak wil bemoeien. Dit is ongerijmd en het bestuur is gevraagd of schepen die dienaren van de Compagnie toebehoren, niet beschermd moeten worden, als er geen gevolgen van te duchten zijn. Over deze nalatigheid is ten sterkste ongenoegen geuit en er is bevolen om in het vervolg bij zulke zaken resoluter op te treden. De achting voor de Compagnie gaat door zulke toegevendheid verloren en de concurrenten worden geanimeerd om straffeloos hun kwade ondernemingen ten uitvoer te brengen. Er is tevredenheid over geuit dat het protest, dat bij de Engelsen in fort St. David aangetekend moest worden over het vervolgens in beslag nemen van dat schip door twee Engelse schepen bij Tegenapatnam, tot resultaat heeft gehad dat het te Madras, waar het naar toe was gebracht, volgens de brief van 10 december 1757 weer is vrijgegeven en zijn reis naar Bengalen kon voortzetten. Onder de dienaren zijn slechts de volgende mutaties te vermelden: bevordering van het opperhoofd te Jagannathpur onderkoopman Abraham van Weijdon tot koopman met ƒ 60,- per maand, wegens goede inkoop van textiel en verkoop van handelswaren daar; goedkeuring van de aanstelling van de boekhouders Carel Lodewijk Hagemeester en Willem Duijneveld, de eerste tot pakhuismeester te Pulicat en de laatste tot vertaler in het Portugees; tot onderkoopman zijn bevorderd de boekhouders Pieter Vermont en Johannes Abrahamsz. Bronsveld, de eerste in zijn dienst als dispensier te Nagapattinam en de laatste aldaar in afwachting van werk. Voor wat verder in de jaarlijkse vergadering van 5 en 9 mei 1758 werd behandeld, wordt verwezen naar de brief van 7 juni naar Coromandel. Op 29 juli zijn met de Prinses van Oranje brieven uit Coromandel van 4 april en 24 mei 1758 aangekomen. Op 14 augustus werd hierover vergaderd. In de brief van 24 mei stond dat er opdracht was gegeven bij de inkoop van textiel tot het maken van guinees, salempuris en muris tot 80 pakken van iedere soort boven de reeds aanbestede 308 pakken. Aangezien er binnenkort antwoord op de monsters die naar Nederland werden gezonden, wordt verwacht en Heren XVII te kennen hebben gegeven de aanbesteding en levering van de textiel geheel zelf te willen afhandelen, is het bestuur opgedragen zich voortaan stipt aan de vaderlandse eis te houden. Het is onjuist dat aangaande 3 pakken gebloemde en 6 stuks geruite bethilles, die te Bimlipatam op proef, maar niet overeenkomstig de monsters vervaardigd waren, toch op 10 december 1757 besloten is ze te behouden en respectievelijk 2 pakken en 4 stuks tegen een lagere prijs naar Europa te zenden. Het is onbegrijpelijk van goederen op proef overgezonden zoveel pakken te laten maken, terwijl één pak voldoende is. De verkoop in Nederland wordt afgewacht. Dat de fijne en dure murissen bruin blauw uit Sadras ƒ 468,- het pak duurder zijn dan die uit Nagapattinam, waaraan hoofdadministrateur David Coenraad Vick het grote verlies in prijs toeschrijft, is niet van groot belang. Het is onduidelijk waarom het bestuur is blijven aandringen op de totale voldoening te Palicol van guinees gebleekt de 9 caal of 18 kojang, en van een flinke hoeveelheid salempuris van die sortering, zonder de prijs vast te stellen door het bepalen van de eerste en tweede soort van het guinees. De gemiddelde prijs is op pagoden 119,18 het pak vastgesteld. Hierover is verwondering uitgesproken, omdat de prijs naar rato van eerste en tweede soort vastgesteld moet worden. Het is goedgekeurd dat de opperhoofden toestemming is gegeven om 25 overgebleven pakken textiel op de eis van 1758 voor Nederland en Azië af te schrijven om te voorkomen dat ze in vreemde handen vallen. Tevens is goedgekeurd dat is bevolen de eis van kooplieden te Pulicat 15 pagoden meer op ieder pak geruite en gestreepte gingam te ontvangen, af te wijzen, en naar andere kooplieden om te zien. De contracten zijn daarop tegen de prijzen van het voorafgaande jaar afgesloten. Ook is aanvaard dat aan de kooplieden te Jagannathpur voor levering van gewone neusdoeken uit Machilipatnam van 11/4 el de gevraagde pagoden 31,6,- het corge is betaald, omdat deze daar nooit eerder waren gemaakt. Het is goedgekeurd dat bij besluit van 27 februari 1758 30 pakken gesaaide textiel door de resident te Machilipatnam Jan Andries Diedloff boven de eis toegezonden, is teruggestuurd en voor zijn rekening is gelaten. Achttien pakken gesaaide textiel door dezelfde ongeëist via Jagannathpur naar Batavia gezonden, zijn tevergeefs tegen 25 % boven Ten opzigte van de agterstallen der cooplieden, waarvan hiervoren reeds gewag is de inkoopsprijs aan zijn volmachten aangeboden, en daarop onder zijn verantwoording naar Nederland gestuurd. Dat zal afschrikken om ongevraagd textiel te zenden. Het bestuur heeft de dienaren te Jagannathpur terecht opgedragen om, gezien de reeds ruime verzending, de bestelde 14 pakken bethilles en 13 dito roemaals sesterganty niet in te kopen voor Nederland en om van de roemaals d’esta maar 2 pakken te voldoen. Alles wat boven de eis wordt gezonden, blijft voor hun rekening. Zes pakken bethilles die op de eis voor 1758 te Bimlipatam waren geleverd, zijn wegens slechte kwaliteit teruggezonden en komen voor hun rekening. Uit de resolutie van 19 januari 1758 te Nagapattinam blijkt dat de dienaren is bevolen om van het ingezamelde fijn guinees voor pagoden 154 niet meer te zenden, omdat het om de zuid voor pagoden 135 het pak van 40 stuks te krijgen is. De te dure prijzen zijn de fout van de dienaren, doordat om de noord niet alleen betere textiel, maar ook voor een betere prijs te verwerven was geweest. Omdat die soort door de Compagnie gevraagd wordt, moeten de prijzen om de noord op het niveau van het zuiden gebracht worden.) gemaakt, nu eyndelijk niet sonder groote ontstigting, uyt der ministers voormelde brief van den 24e mey en haare resolutie van den 22e april jongstleeden ons gebleeken zijnde, hoe het presente opperhoofd van Sadraspatnam Philippus Jacobus Dormieux op een onverantwoordelijke wijze had kunnen goedvinden met Compagnies contanten en coopmanschappen om te springen door deselve aan sijn eygen dienaar, in name Adiepoetana Moddelij, in handen te doen komen, in steede van aan 's Compagnies cooplieden. Egter desniettemin gemelde cooplieden daarvoor op reekening belastende, waardoor hij op eene strafwaardige wijze niet alleen in zijn particulier had weten gebruyk te maaken van 'tgeene tot 's Compagnies dienst gedestineert was, maar ook de ministers en ons heeft komen te dupeeren door verkeerdelijk opgegevene schuldenaren. Alzo bij gedaan onderzoek bevonden was dat gedagte dienaar een montand van 10.013 pagoden aan gemelde handelaars schuldig gebleeven zijnde, dus niet de laaste maar wel de gemelde dienaar of liever de voorsz. Dormieux selfs Compagnies debiteur is gebleeven. En aan welke onbetamelijke gedoentens de ministers het verval van den lijwaathandel ten dien comptoiren toeschrijven. Fol. 456v-457r. (Het kon niet worden goedgekeurd dat Compagnies belang langer aan dit onzorgvuldige opperhoofd wordt toevertrouwd. Dormieux moet met afgeschreven gage naar Nagapattinam opgeroepen worden en zich verantwoorden over de verwaarlozing van de textielhandel en het frauduleus afgeven van contanten aan zijn dienaar. Het is eveneens onverantwoordelijk dat de opperhoofden te Bimlipatam Jan Aping en Frederik Willem Bloeme, volgens de brief van het bestuur van 24 mei 1758, een aanzienlijk bedrag in contanten en goederen aan de kooplieden vooruit verstrekten, zodat hun schulden nu pagoden 91.339 of ƒ 438.430 belopen. Ondanks de gevaarlijke toestand was door de dienaren pagoden 26.609 of ƒ 127.724 afgegeven. Bij een vorige vergadering was al besloten om opheldering te vragen. De twee opperhoofden worden van hun post ontheven en er is opdracht gegeven om twee gecommitteerden van Nagapattinam naar Bimlipatam te zenden om het gezag over te nemen en onderzoek te doen. Zij moeten speciaal naar deze schulden kijken en, als de opperhoofden niet behoorlijk verantwoording afleggen en de Compagnie schadeloos stellen, moeten zij hun goederen en overige bezittingen in beslag nemen en hen in arrest met afgeschreven gage naar Nagapattinam zenden. De Compagnie moet zo min mogelijk schade lijden en de rente op de schulden moet de verstrekkers in rekening gebracht worden. Uit de brief van het bestuur van 24 mei 1758 is vernomen dat het bestuur de opperhoofden te Jagannathpur opdroeg om wat betreft de toegezonden contanten de dukatons door de kooplieden te laten accepteren tegen 72 nieuwe Nagapattinamse pagoden met 4 % de 100 stuks. De prijzen van de diverse munten moeten in guldens dan wel stuivers uitgedrukt worden. De driebeeldige pagode geeft meer batta, wat aan de dukatons ten goede moet komen. Dit is niet geschied en daarom is uitleg gevraagd. Het is juist dat, als de kooplieden die zilveren specie niet wensen te accepteren, de dienaren naar bevind van zaken het voordeel van de Compagnie behartigen en de handel niet laten stilstaan. Het bevel aan de dienaren te Jagannathpur en Bimlipatam om de dabusen voor niet meer dan 35 stuks per gulden te verstrekken is goedgekeurd, maar als dat niet lukt moet die munt matig worden aangehouden. Na controle door de visitateur- generaal zijn de rendementen op een partij gouden dukaten en op het vermunten van enige partijen goud, zoals vervat in de brief van het bestuur ter plaatse van 24 mei 1758, deugdelijk bevonden. Tevens is in deze brief uitgelegd dat de hoofdboeken van Coromandel over 1755/56 laat zijn verzonden via Ceylon, omdat het schip de (Omdat de moesson verstreken is, kon geen besluit vallen over het zenden van volk. Het vergoeden te Wereld, waarmee ze verzonden zouden worden, niet te Nagapattinam is geweest. Dit is aanvaard, maar het moet voortaan niet weer gebeuren. In deze brief wordt ook gemeld dat de uitgaven in 1755/56, voorlopig gesteld op ƒ 393.789, ƒ 405.321 hebben bedragen en de inkomsten, voorlopig gesteld op ƒ 719.549, ƒ 716.961. Het resultaat is ƒ 127.124 slechter dan in 1754/55. Door zuinigheid en het beperken van nodeloze uitgaven moeten de lasten verminderd worden, want bij de kritieke omstandigheden is een betere afzet niet te verwachten. Daarom is verhoging van de bedragen in de memorie van bezuiniging en de aanvulling daarop in de brief van de Hoge Regering van 9 juni 1756 afgewezen. Een besluit valt nadat de stukken behandeld zijn. Goedgekeurd is de aanbesteding voor pagoden 3367 van herstel van binnen- en buitenmuren, gezonken batterijen en kazematten te Nagapattinam, die volgens de gecommittteerden zeer slecht waren. Voor dit hoge bedrag kan veel van belang gedaan worden.) Teffens hebben wij de ministers ingevolge hunnen voorstel wel kunnen qualificeeren om de punten van de buytenwal elk apart met een halve ringmuur af te sluyten, teneynde alsdan van ieder van dien een aparte vastigheid te hebben, dewijl de wagten in de keel van de bolwerken staan, en dus ook tussen de gordijn en de wagt een anderhalf-steens muurtje te laten opregten, nadien wij van gedagten zijn dat zulks niet veel zal komen te kosten. Fol. 461r-v. Bimlipatam van het teveel op geschenken van pagoden 200 en 34 el laken, en van het teveel in rekening gebracht voor de verzorging van drie olifanten van ƒ 1329 is goedgekeurd. Maar het in rekening brengen van de onkosten voor het uit Nagapattinam toezenden van een inlands vaartuig is eveneens goedgekeurd, omdat het geruime tijd overbodig te Bimlipatam was vastgehouden. De volgende mutaties onder de dienaren hadden plaats: in plaats van Philippus Jacobus Dormieux is tot opperhoofd te Sadras de koopman en fiscaal te Nagapattinam Christiaan van Teylingen aangesteld; deze wordt opgevolgd door de onderkoopman en secunde te Sadras Tamerius Canter Visscher met bevordering tot koopman met ƒ 50 per maand; deze wordt opgevolgd door de op het ogenblik zonder functie zijnde onderkoopman Hendrik Schoffier; in plaats van de ontslagen Jan Aping is tot opperhoofd te Bimlipatam in de rang van onderkoopman de boekhouder en secunde te Palicol Jan van Schrik benoemd, terwijl de vervulling van de secundes te Bimlipatam en Palicol aan het bestuur is overgelaten. Bovendien zijn de aanstelling van de boekhouder en negotieoverdrager Eduard Lutton tot resident te Tegenapatnam in plaats van de naar Bengalen vertrokken onderkoopman Jan Jacob Baptist Trembleij en de vervanging van de eerste door de boekhouder Nicolaas Campie goedgekeurd. Er mogen geen passen verleend worden aan schippers van barken die onder de Engelsen of Fransen vallen, terwijl ze ook geen passen voor Ceylon mogen krijgen. Met de Admiraal Tromp zijn op 21 september 1758, met een brief van 8 juli, toch nog tijdig de hoofdboeken voor Coromandel over 1756/57 ontvangen. In 1756/57 was het resultaat ƒ 150.570 minder dan in het voorafgaande jaar; de inkomsten bedroegen ƒ 578.925 en de uitgaven ƒ 417.856, zodat de winst ƒ 161.069 bedroeg. Over het toenemen van de uitgaven kan niet meer gezegd worden dan in de brief van 24 mei 1757 over de uitgaven van 1755/56. In feite zijn de uitgaven voor het nieuwe fortje te Bimlipatam de oorzaak van deze stijging. Op zijn verzoek in de brief van 8 juli 1758 is de gouverneur en directeur van Coromandel Steven Vermont ontslag verleend om met behoud van gage naar Batavia te komen. Als zijn opvolger is de secunde en opperhoofd te Pulicat Lubbert Jan van Eck benoemd, terwijl deze werd opgevolgd door het opperhoofd te Sadras Christiaan van Teylingen met de rang van opperkoopman. In diens plaats is te Sadras aangesteld de adigar en muntmeester te Nagapattinam Jacob Leonard Topander in de rang van koopman, terwijl deze is opgevolgd door de onderkoopman en essayeur Cornelis Pieters. De secunde, fiscaal en kassier te Pulicat Nicolaas de Joncheere is tot koopman bevorderd; het aanstellen van een essayeur is aan het bestuur overgelaten. Een en ander is bericht in het briefje van 27 september 1758 met de Middelburg meegegeven om te Galle af te geven voor verder transport, en in een brief van 15 oktober verzonden met de Oudkarspel en de Lycochton via Malakka op weg naar Coromandel. De bevinding met de textiel met de Prinses van Oranje aangevoerd, is tevens meegedeeld, vooral vanwege de murissen van 14 caal van Nagapattinam, die zeer verschilden met de aanschrijving, te verbeteren. Als dit niet geschiedt, moeten andere middelen toegepast worden. De textiel voor Nederland mag tot nader order in Coromandel niet meer met 4 % interest belast worden.) Met verdere recommandatie om, ingevolge U Wel Ed. Hoogagtb. g'eerde ordre vervat bij den eysch van retouren voor anno 1759, ter bevordering van de indigoculture door alle practicabele middelen, om de wille van de importantie van dien handel in Europa, op ieder Spetiaal na het overgaan van 't fort St. David aan de Franschen, dat geweest is op den comptoir van dit gouvernement hondert ponden van de beste soort in te koopen en, in een aparte kist van ieder comptoir gepakt, herwaards te senden, om alhier nader g'examineert en vervolgens na Nederland overgesonden te werden. Mits verdagt zijnde om de prijsen sowel ten menagieusten te schikken dat men staat sal kunnen maaken om, wanneer de soorten van U Wel Ed. Hoogagtb. approbatie wesen en daarvan groote quantiteyten gevordert mogten werden, dezelve alsdan teegens die prijsen te sullen kunnen erlangen. Fol. 464v-465r. (De resultaten van het onderzoek van de indigo, gezonden op de eis uit Nederland voor 1757, zijn aan Coromandel doorgegeven. Deze eis is afgelopen en men moet zich nu naar de nieuwe richten, maar ter informatie dient dat de vierde of laatst overgezonden soort niet aan de criteria voldeed. Naast de brief van 8 juli 1758 zijn nog aparte missiven van die datum ontvangen. Naar aanleiding daarvan is in een geheime brief van 15 oktober bevreemding geuit over het optreden tegenover de in oorlog zijnde Fransen en Engelsen.) 2e junij d' anno stanti en waaromtrend bij haare gemelde aparte missive een breedvoerig verhaal werd gevonden. Want in d' eerste plaats hebben w' het salut dat na het vermelde bij gedagte brief ter gelegentheid van de komst van den Franschen chef d' esquadere, de heer graaf D' Ache, met eenige scheepen ter Nagapatnamse rheede over en weder is gedaan geworden, zo ridicul en oneygen bevonden dat wij dierweegens ons ongenoegen op 't ernstigste hebben moeten betuygen. Nademaal der ministers pligt vereyscht hadde om, sonder de minste reflectie te slaan op alle de rodomontades11 der Franschen, sig in dat opzigt eenelijk te reguleeren na onze ordere van den 6e october 1750. Daarenboven hebben w' niet anders dan lachieus konnen aanmerken dat den schipper van het schip de Vrouwe Petronella sig door de Franschen heeft laten dwingen om, sonder eenige directe ordre van den gouverneur, te schieten ofte salueeren, daar hij, onder het casteel leggende, selve niet had moeten gedogen dat 5 of 6 vreemdelingen aan sijn boord gekomen waaren. Nadien het van zijnen indispensable pligt geweest hadde veel liever geweld met geweld te keer te gaan, als op sulk een lafhertige wijze in obzervantie te neemen de aan hem gegevene ordre door de Franschen om het geschut op zijnen bodem te lossen. Dog hetgeen ons nog vrij meerder ontstigt heeft, is dat de ministers eene genoegsame onverantwoordelijke condescendence en toegeventheid hebben gebruykt door, met en op het eerste abord en aansoek der Franschen, zig zo gereed te toonen tot het benoemen van commissarissen ter besorging van de nodige provisiën en andere leevensmiddelen voor haare leegers. Invoegen dit alles bij gedagte hunne aparte missive werd ternedergesteld gevonden, en dat alles bij provisie ten onsen kosten, onder deze enkelde en onnosele voorwaarde van dierweegens restitutie indertijd van de Franschen te sullen erlangen, daar de reguls van voorsigtigheid en het vooruytsigt van de nadeelige gevolgen, die zekerlijk daaruyt moesten voortvloeyen, van de ministers g'eyscht hadden sulk een aansoek van de hand te wijsen en selfs niet toe te laaten, dat de Franschen Compagnies territoir quamen te passeeren, veel liever geweld afwagtende, als door dit gedoente reden te geeven van nadeelige suspitiën aan d' Engelschen, die sig ongetwijfeld over deeze haare handelwijse, die een volkomene eenzijdigheid denoteerd, sullen beklagen. Alwaaromme wij ook dezelve, onder vertoning van allen dezen, voor haare reekening en verantwoording hebben gelaten. Fol. 466r-467v. (Er is ook ongenoegen geuit over de wijze van behandeling van de Engelsen. Van hen is pagoden 16.000 aangenomen om met 4 % rabat per wissel naar Nederland over te maken. Daarmee laadt men de verdenking op zich dat de neutraliteit ten opzichte van de Engelsen en Fransen wordt geschonden. De verantwoording komt geheel voor het bestuur te Coromandel. De sterpagoden 108.900 die door de Engelsen nog waren aangeboden ter overmaking, zijn niet geaccepteerd. Hiermee worden bijgedachten en nadelige gevolgen voorkomen. Uit de aparte missive van 8 juli 1758 en uit de briefwisseling tussen gouverneur Steven Vermont en de Franse generaal Thomas Arthur de Lally-Tollendal blijkt, dat de dienaren te Pulicat en Sadras niet vrij waren van het verlenen van bescherming aan de Engelsen. Als dit klopt dan wordt het afgekeurd, zeker als enige dienaren Engelse goederen in 11 Rodomontade, snoeverij, pocherij. maart april en mey dito ƒ dito ƒ ƒ Somma 8 33.499,17, ,, ,, ,, dito ,, dito april junij en julij dito ƒ 26.102,17, van de maanden mey junij en julij 1758 ƒ 14.287,11, april mey junij en julij dito ƒ 24.709,6, - 10.235,-, 8 108.834,12, - Sadraspatnam 8 8 Jaggernaykpoeram als eeven gesegd De overgekomene rendementen ons hebben aangetoond dat de voordeelen op den veiligheid hebben gebracht. Het is goedgekeurd dat het bestuur dit nu heeft verboden, maar de welvoeglijkheid en beleefdheid gebiedt dat vrouwen en kinderen wel beschermd worden. Omdat het vlakbij Nagapattinam gelegen Naore een doorn in de voet van de Compagnie is, moet het bestuur het afbreken daarvan steeds in het oog houden. Het antwoord op de vandaar naar Nagapattinam gekomen vluchtelingen was veel te zwak. Het bestuur had moeten zeggen dat de poorten voor ingezetenen van Thanjavur openstonden. Met de Kasteel van Tilburg is op 9 december 1758 nog een brief van 30 september binnengekomen. Het bestuur verzekert dat textiel met aanhoudende ijver zal worden verworven en dat de opmerkingen van Heren XVII en de Hoge Regering ter verbetering van de kwaliteit aan de onderhorige kantoren zijn doorgegeven. De afzet van waren liep niet naar wens.) handel in de volgende tijden niet meer bedragen hadden dan ƒ 108.834,12,8, namentlijk te Nagapatnam ,, ,, Paliacatta ,, ,, Bimilipatnam Waar bijgevoegd zijnde de voordeelen in de voorige maanden van 't boekjaar 1757/8 behaalt, volgens het genoteerde bij brief der ministers van den 24 e mey bevoorens en de daarneevens overgesondene rendementen tot ƒ 278.780,7,8, of te samen niet meer bedragende dan ƒ 387.615,-, so consteerd hieruyt genoegsaam dat op de voordeelen van den handel in dat boekjaar, even so weinig als in de beyde voorgaande, niet seer veel sal te roemen vallen. ---tot het articul der vreemde natiën niet onnodig g'agt in deezen tot U Wel Ed. Hoogagtb. g'eerde speculatie te noteeren dat den Fransen generaal Lallij, sig met sijne arme naar Tansjoer begeeven hebbende, op den 11e julij aan den zoom van de rivier Pamanni postgevat en aldaar een schermutseling met het leegervolk van den rijksbestierder Manosiappa, die bewesten Nidan Magelan en beoosten Coiloeni gecampeert lag, voorgevallen sijnde. Dezen laatsten, mits het retireeren van 5 a 600 pattanijs uyt het gevegt, sig genoodsaakt hadde gevonden naar Ammapette en vervolgens binnen Tansjoer te wijken. Waarop monsieur L'Allij over de rivier treckende, eerst te Coiloeni en naderhand te Ammapette geraakte, vanwaar denselven den 13e dito weeder opbrak en zig bij Mariammacoil legerde. In welke nagt Manosiappa een uytval op het Fransche leger deede, waardoor 100 Europeesen en 50 a 60 sipays gesneuveld zijnde, op gemelde L'Allij na vergeefs het casteel beschooten en alle listen in 't werk gesteld te hebben, egter de vreede met den vorst heeft geslooten voor 5 lak ropijen om successive in diverse termijnen aan haar afgegeeven te werden. Dog na genot van het eerste termijn, bestaande in 50.000 ropijen en eenige presenten, had denselven wederom de vreede gebrooken en met roven en plunderen voortgevaaren, waarop Manosiappa op den 9e aug. in den vroegen morgen met 700 ruyters een uytval had laten doen, waardoor het geheele Fransche leeger verstrooyd en gevlugt was na Triwaloer, met agterlating van de bij sig hebbende canons, eenige ammonitiën en tenten etc. De Luker met een brief van monsieur L'Allij bij den gouverneur gekomen om onderstand te verzoeken voor het leeger, soo van rijst als andere behoeftens. Dog waarop de ministers beleefdelijk hadden laaten antwoorden van selfs gebrek aan reyst te hebben, en dat dierhalven haar niet konde voldoen. Dog om dezelve niet in 't geheel voor het hooft te stooten, hadden ze hem 10 sipays met draagossen om hunne benodigtheeden te kunnen afhaalen toegestaan. Waarna gemelde L'Allij, na eenige daagen vertoevens, eerst na Carcal en vandaar na Pondicherij Sedert, of den 13e daaraan, was seekeren als commissaris afgezondene monsieur ---waarmeede de capitain van dat kieltje sig na de wal begaf. Dog eer denselven in 't vertrokken was, hebbende geduurende desselfs aanweesen te Triwaloer voormelde zijn leegervolk de ingeseetenen van 's Compagnies dorpen bij het in- en uytgaan van de stad geslagen, met haere geweiren gequest, ja gedood, mitsgaders derzelver huysen verbrand en voorts alderhande baldadigheeden gepleegt. In dier voegen dat den gouverneur Vermont daarover bij een brief aan denselven heeft geklaagt en teffens te kennen te geeven, dat uyt dien hoofde verpligt was de stadspoorten te sluyten, met versoek dat, door zijne te stellene goede ordre, diergelijke ongehoorde bedrijven en gedoentens niet meer mogten gepleegd en onze ingeseetenen ongemoeyd gelaaten werden. Dog op deese brief hadden de ministers geen antwoord gekreegen. Fol. 469v-471v. (Tot zover was het optreden van de Fransen dragelijk, maar het aanhouden van de Haarlem van Batavia op weg naar Coromandel en het opbrengen naar Pondicherry gaat alle billijkheid te buiten. Het zou een represaille zijn voor het wegnemen door de Engelsen van een Franse sloep van de rede van Nagapattinam. Op 5 augustus 1758, toen Thomas Arthur de Lally-Tollendal nog te Thanjavur was, zagen de Engelse schepen te Naore uit het zuidoosten een brigantijn met een kleine Engelse vlag naar het noorden varen. Nadat een Engels fregat er achteraan was gegaan en driemaal had geschoten, loste de brigantijn een schot en hees de Franse vlag. Het schip probeerde het strand te bereiken. Vier officieren probeerden met een pinas met de papieren aan land te gaan, maar werden door een Engels langschip afgesneden. Intussen was de brigantijn naar de rede gezeild en in 11/2 vadem water voor anker gegaan. Het schip had maar vier kleine kanonnen en 26 man, van wie niet meer dan acht Europeanen, aan boord. Er werden roeiboten heen gezonden) casteel bij den gouverneur gekomen was en soals men gereed stond vergadering te houden om 't nodige te besluyten, hadde de vlaggeman rapport komen doen dat de Engelsen met haar barkassen die brigantijn, welke ondertusschen van de Franschen ten eenemaal verlaaten was, genomen hadde. De ministers souden volgens haar seggen wel een schoot van de wal gedaan hebben om de Engelsen sulks te beletten, maar hadden niet anders gedagt, dan dat ze de rievier in quamen om dat bodemtje van haar op te eysschen. Evenals ze in het gepasseerde jaar gedaan hadde omtrend het Souratse vaartuyg, sonder het minste denkbeeld te formeeren dat ze op een neutrale rhede sig meester van dat kieltje souden hebben durven maken. Buyten en behalven dat ook het doen van een schoot niet veel geholpen en mogelijk selfs veroorsaakt soude hebben, dat de aldaar ter rheede leggende scheepen en vaartuygen daardoor soude zijn beschadigt geworden, wijl het voorsz. fregat ten oosten opzij van 's Compagnies schip 't Casteel van Tilburg lag. Teegens deeze onreedelijke gedoentens nu hadden de ministers een kragtig protest aan den heer Engelsche vice-admiraal Pocok, door twee raadsleeden g'adsisteert, met den secretaris afgezonden en teffens begeert dat gemelde brigantijn, sonder iets van zijn lading te verminderen, weder moeste gebragt werden ter plaatsen daar dezelve ten anker hadde geleegen, of dat se, bij manquement van dien daarover haar beklag zoude doen aan deese regeering. Hierop hadde gemelde admiraal aan de gecomitteerdens wel te kennen gegeeven het protest neevens dies geleide brief, als in de Hollandsche taale geschreeven zijnde, niet te kunnen verstaan en dierhalven dezelve soude laten translateeren. Onder deeze bijvoeging dat, dewijl in gants Europa het gebruyk was om bij diergelijke gelegentheeden een canon met scherp af te schieten, alzo de verheid van de kogel alsdan het bereyk der rhede decideerde, zulks ook in dit geval in agt moeste zijn genomen. Als wanneer den capitain van het oorlogschip welke de brigantijn hadde verrovert, wel geweeten soude hebben wat hem te doen of te laaten stond. Fol. 472v-474r. gegeven, en liet via de resident Bodle weten dat de brigantijn zou worden teruggegeven, echter zonder kogels en de medicamentenkisten. Op 13 september 1758 is het schip aan equipagemeester Jacob de Ruijter overgedragen en naar de rede van Nagapattinam gebracht. De lading is door twee gecommitteerden opgenomen en het rapport is aan de resolutie van 14 september toegevoegd. Dan volgt in de brief van 30 september 1758 een breedvoerig verslag over de aanhouding van de Haarlem door de Fransen. De kapitein-ter-zee op dat schip, Carel Kruijsbergen, had 10 augustus nog bericht dat hij, te Sadras op 28 juli aangekomen, bij vertrek op de 29e van de (De Engelse vice-admiraal Pocock raakte er later van overtuigd dat er een slechte behandeling was Intusschen had het de gemelde gecommitteerdens toegescheenen dat de apparentie ter opperhoofden daar had vernomen dat er van de Franse en Engelse schepen niets te duchten was, omdat ze met elkaar slaags waren geraakt en daardoor beschadigd waren. Echter, wegens tegenwind op 7 augustus ’s avonds voor anker bij Pondicherry gelegen, werd hem door een luitenant van de Franse gouverneur verzocht en ook door een oorlogsschip gedwongen, om tussen de schepen door te zeilen en achter deze op de rede voor anker te gaan. Hij was zelf een nacht in arrest gehouden en intussen was de Haarlem gevisiteerd en waren enige goederen eruit gehaald. Kruijsbergen had verzocht van enige schriftelijke bevelen ontheven te worden, maar had daarop nog geen afdoend antwoord ontvangen. Hij was nogmaals naar Pondicherry gegaan om te protesteren dat zijn schip was opgebracht, terwijl er geen oorlog tussen de Republiek en Frankrijk was. Hij had een brief van de gouverneur voor De Lally- Tollendal meegekregen waarin om het vrijgeven van schip en lading werd verzocht, en tevens om betaling voor de levensmiddelen die aan zijn vloot waren verstrekt. De Franse gouverneur ontving op zijn beurt een kopie van het protest van Guillaume des Jardins, de kapitein van het Franse schip de Robijn dat door de Engelsen in beslag was genomen. Daaruit kan blijken dat het Franse schip geen hulp was verleend, noch dat de Engelsen waren belemmerd. De ware toedracht werd op deze manier duidelijk en dat Des Jardins veel onwaarheden had verteld om zijn zaak goed te maken: onder andere dat hij zijn ankertouw zou hebben gekapt, terwijl zijn schip echter al geheel verlaten was toen de Engelsen het in bezit namen, en dat hij om elf uur bij de gouverneur kwam, terwijl het al over twaalven was. Toen de gecommitteerden twaalf dagen weg waren, ontving het bestuur op 14 september twee brieven van hen van 7 en 9 september, waarin stond dat de papieren en protesten overhandigd waren en dat generaal De Lally-Tollendal beloofde de volgende dag de gouverneur te zullen schrijven en de gouverneur Georges Duval de Leyrit daarover te zullen inlichten.) largatie van schip en lading zig gants niet favorabel opdeed, nadien er gesegt wierd, en den capiteyn Cruijsberg haar ook verhaald had, gehoort te hebben dat dien bodem, die bijna in 't geheel van zijn lading gedechargeert was, na de Mascarinhas stond gesonden te werden. Invoegen ze van den Franschen secunde monsieur Bartholomij mede hadden verstaan dat hij van gevoelen was van dien kiel, somin als van dies lading, afstand of restitutie zoude gedaan werden, onder belofte nogtans desselfs uyterste vermogen en devoir daartoe te sullen aanwenden etc. Fol. 477v. (Het bestuur had dezelfde dag nog de gecommitteerden geschreven om aan generaal De Lally-Tollendal en gouverneur De Leyrit te vragen een categorisch antwoord te geven op de vraag waarom de Haarlem was opgebracht en van zijn lading beroofd. Als er geen afdoend antwoord zou komen, moest er scherp geprotesteerd worden en alle gevolgen voor hun rekening gelaten worden. De gecommitteerden mochten volgens hun opdracht dreigen met de sloep Anthonia Dorothea te zullen vertrekken. Voordat deze brief naar Pondicherry verzonden kon worden, ontving het bestuur op 18 september een brief van De Lally-Tollendal, één van De Leyrit en één van de gecommitteerden d.d. 6, 10 en 14 september. In de twee Franse brieven werd beweerd dat de Nederlanders noch de Franse brigantijn hadden geholpen, noch hadden belemmerd dat de Engelsen haar in bezit hadden genomen. De Haarlem was door de graaf D' Ache genomen als represaille voor de oneer de Franse vlag op de rede van Nagapattinam aangedaan. Het beslag op de Haarlem was reeds aan het hof bericht en daarom zou het voortduren tot nadere instructies van superieuren.) de Franschen gepremeditteerd was om het neemen van 's Compagnies schip Haarlem en dies lading, waren het mogelijk, goed te maken. Te meer, wanneer men wilde in aanmerking neemen, dat, toen dien kiel ter rheede van Pondicherij was opgebragt dat des morgens den 8e aug. is geweest, nadat 's avonds bevorens, volgens schrijvens van capiteyn Cruijsberg, zig bereeds een schip onder de wal vertoond hadde, ze onmogelijk konde geweten hebben dat de brigantijn des middags op den 5e door de Engelsche ter Nagapatnamse rheede genomen was, om het neemen van Haarlem daardoor te doen gelden, of sig daarvan bij wijze van represaille meester te maken. Maar 't gebrek aan contanten, zeggen de ministers, was wel alleen daarvan de oorsaak geweest, dat ze dien bodem en zijne lading genomen hadden, alzo ze, volgens bekomene informatie, het daarin gevondene goud en zilver immediaat in de munt gegeeven hadden tot het slaan van pagoden en ropijen. Zoals ze bevorens, blijkens resolutie der ministers van den 15e julij, sig al souden hebben laten ontvallen dat bij ontmoeting van 's Compagnies Hieruyt, zeggen de ministers, quam nu ten vollen te blijken dat alle het vorenstaande door scheepen daaruyt soude ligten wat ze noodig hadden. Waarom ook de overheeden der na Bengalen vertrockene scheepen, sowel als die van 't schip de Jager, bij schriftelijke instructie gelast geworden sijn diep in zee te steeken en zig buyten het gesigt der Fransche bodems te houden. Dus de ministers verklaaren dat de neutraliteid niet van hunne, maar wel in den hoogsten graad van de Franschen kant geschonden was. Fol. 479r-480r. (Omdat er aangaande de Haarlem en andere zaken niets goeds meer te verwachten was, zijn de gecommitteerden uit Pondicherry teruggeroepen. Ze moeten een protest achterlaten, de Bataviase factuur en cognossement van De Haarlem en recepissen van de eruit gelichte lading eisen. Als de proviand geleverd aan de vloot van De Lally-Tollendal is betaald, moeten zij met de kapitein, officieren en bemanning van de Haarlem op de Anthonia Dorothea terugkomen. In het geheim moeten zij er achterkomen op welke dag de Haarlem in beslag is genomen. De dienaren te Sadras moeten naar waarheid berichten wanneer de Haarlem daar aan kwam en weer vertrok. Het bestuur had de gecommitteerden opgedragen om De Lally-Tollendal en De Leyrit te berichten dat de Engelsen de Franse brigantijn de Robijn hadden teruggegeven. Ze moeten het rapport van de lading overhandigen en, als de Fransen iets missen, moeten ze dat schriftelijk melden, zodat het van de Engelsen opgeëist kan worden. Op 27 september ontving het bestuur een brief van de gecommitteerden te Pondicherry van 22 september, waarin zij meldden dat het bericht van het vrijgeven van de Robijn de kans op het vrijkomen van de Haarlem had vergroot. Zij vroegen wat zij bij een eventueel vrijkomen van de Haarlem moesten doen ten opzichte van de korporaal, tien soldaten en drie matrozen van dit schip die in Franse dienst waren overgegaan. Het bestuur beval dat de Franse gouverneur De Leyrit moest worden verzocht hen uit te zetten en dat ze met het schip moesten terugkeren. Maar voordat deze brief werd verzonden, kwam op 25 september het bericht dat er toch weinig kans op het vrijgeven van de Haarlem was. Daarop schreef het bestuur dat de overgelopen manschappen toch teruggevraagd moesten worden en dat de gecommitteerden met hen en de overige bemanning moest terugkeren, nadat er nog eens expliciet was gevraagd waarom de Haarlem, tegen alle tractaten tussen de Franse koning en de Staten-Generaal in, in beslag was genomen. Kwam hier geen afdoend antwoord op, dan moest er een formeel protest worden achtergelaten. Of er al niet genoeg ellende was, bleek uit een briefje van de residenten te Bimlipatam van 10 oktober 1758 aan de gouverneur-generaal) noorder Chormandel na Bengale gedestineerde, schip Oostcappelle op den 26e september daaraan. Dat men met regt mag toeschrijven aan 't ophouden van dien bodem te Mazulipatnam en de visitatie aldaar, waartoe door een Frans schip van 70 stucken genoodsaakt was geworden, blijkens relaas door eenige scheepelingen van dien kiel, die te Siccacol sig met de schuyt gesalveert hebben ten getalle van 12 persoonen, bestaande in een bootsman, een bottelier en sijn maat, en neegen mattroosen. Hebbende de overige, so officieren als de verdere scheepelingen, sig op een vlot begeeven, waarvan bij 't afgaan van der residenten voorsz. missive nog geen de minste tijding vernomen was. --- Intusschen werd ons ook nog door de ministers bij veel gewaagde missive bedeelt dat de Franschen en Engelsche scheepen op den 3e aug. passato bezuyden de Nagapatnamse rheede, diep in zee, wel ruym 3 uuren lang zijn slaags geweest en dat in dit gevegt d' eerstgemelde veel schade geleden hebbende, derhalven weder na Pondicherij gesteevent waaren. Sedert hadden ze van geen rencontres dier kielen gehoord, maar wel dat de Fransche bodems van Pondicherij vertrocken waaren, sonder te konnen weeten werwaards, voorts dat d' Engelsche scheepen, van die tijd af tussen Nagapatnam en Naoer tot den 22e september gekruyst hebbende, op erlangt berigt dat monsieur Lallij op Madraspatnam was afgegaan, dat egter maar een uytstrooysel was, sig mede datheen begeeven hadden. Fol. 482v-483v. vandaar vertrokken. Bij de komst van generaal De Lally-Tollendal te Nagapattinam, stond hij toe dat de boekhouder en nieuwe resident Eduard Lutton zich daar namens de Compagnie vestigden. Hij kreeg daar van de commandant Jaber het huis van de mission en van de Engelsen een ander ter vervanging van de afgebroken loge. (Wegens het veroveren van Tegenapatnam door de Fransen, is de resident Jan Jacob Baptist Trembleij ---het verongelukken van het, sub dato 29 julij passato van hier vertrokkene en over Omdat het veel beter was, koos hij het tweede. Hij mocht er een vlaggenstok oprichten om Compagnies bezit aan te duiden. CEYLON Uit Ceylon zijn ontvangen brieven van 29 augustus en 30 november 1757, 15 en 26 januari, 3 maart, 22 april en 19 mei 1758, en een aparte brief van gouverneur Jan Schreuder van 3 maart 1758. Daarheen zijn verzonden brieven van 24 juni, 30 juli, 24 augustus, 23 september en 18 november 1758.) Sullen w' met relatie tot het Candiasche hoff aanvanckelijk noteeren dat, hoeseer w' ons op fundament van onse voorjaarige verleende beveelen gevleyt hadden dat het hoff, na soveel geleeden refus, tot staving van onse soo duur verkregen voorregten, eyndelijk eens soude geresilieert hebben van sijn lastige en onredelijke tentaminaas. So sagen w' egter dat het hoff bij continuatie de ministers abordeerde met het reïtereren van sijn alternatief versoeken, dan eens door een aansienelijke gesantschap bestaande uyt diverse hofedelen, dan wederom door het canaal van den dessave Cramer, en andermaal ter gelegentheid dat onse gesanten hun afscheydsaudiëntie hadden g'obtineert. En waarop onse ministers in de tweede conferentie met de so-eeven geciteerde hofedelen, wel en ten regten hadden verclaart ongequalificeerd te zijn tot een nadere handeling, of belofte: ter sake het eerste lid om in den eliphantshandel te participeeren anno 1737 al was gedecideert en z' sig ten aansien van het tweede lidt anno voorgangen ten finalen hadden gedeclareert. Dan, onaangezien dit alles, had den heer gouverneur, om de politessen niet ten eenemaal uyt het oog te verliesen, op den naderen aandrang van het hoff wel willen beloven de meer geciteerde versoeken nogmaals te zullen proponeeren bij deeze regeering of in Nederland. 'Twelk ons doet vreesen dat 't hoff op de voldoening van voorsz. alternativen zal blijven urgeeren, temeer dewijl de gesamentlijke hofedelen even voor 't depart onser gezanten in termen van nadruk hunne verlegentheid hadden te kennen gegeven op een wijse die ons min of meer bedenckelijk is tevooren gekoomen, als behelsende een genoegsame bedreyging dat bij langer refus van 's vorsten versoek de canneelschilling in 's konings land denckelijk meede niet langer soude gepermitteerd werden. Soals dat door den dessave der 3 en 4 corles nog nader was gerepeteerd geworden met verdere aandrang op een expediënt ten faveure van Zijn Majesteids dispens, dewijl desen staatsman anders vreesden dat hij, en alle de verdere hofedelen, buyten staat soude geraken om de Compagnie voor 't vervolg van eenigen dienst meer te kunnen zijn. om de luyster en d' agtbaarheid van de Compagnie aldaar te lande staande te houden, hebben g'arresteerd vooralsnog te persisteeren bij onse in anno passato tweeleedige verleende beveelen, zeer ampel g'exprimeert bij onse aparte letteren van den 8e september aan den heer gouverneur Schreuder gerigt, omme te dienen voor een permanente ordre in den aanstaande. In voegen wij al teffens hebben g'approbeert en gelouangeert de verdere behandelingen van den heer gouverneur niet alleen met relatie tot het verleende pardon aan 236 in 's konings land geretireerde en vandaar gereverteerde chaliassen maar, ook met betrekking tot diverse impedimenten aan de wel g'intentioneerde canneelschillers in 't begin van den oegst door Zijn Majesteids onderhoorige aan haar toegebragt, mitsgaders Zijn Edele net en wel gepast antwoord op de, vanweegens den vorst gerecipieerde, ola met en benevens de gedane geschenken ten emporte van ƒ 10.731,9,8. Welkers contrageschenkjes aan den dessave c.s. bij die geleegentheid gedaan wij goedgevonden hebben te laten dienen tot soulaas van de kosten die de gezanten gemeenlijk in zulke lastige en kostbare commissiën supporteeren moeten om na usantie het fatsoen van de natie wat op te houden. fluctueerde in deselfde omstandigheeden van anno voorgangen, scheint nogal van erger aanschouw te sullen werden door het solang gespargeerde en, volgens het schreyven der ministers bij hunne letteren van den 26e januarij deses jaars bereids effect sorteerende, contract tusschen de Engelsche en den nabab Mamoedlichan te Madras gesloten. Fol. 485r-487r. Al hetwelke ten dage der besoigne bij ons van dien aanschouw is geconsidereerd dat wij, Het Madureese rijk, dat volgens de successive van Tutucorijn ontfange advisen nogal Dat den eevengemelde Maboetchan, geconjungeert met den poeletheuver en eenige ( De artikelen van dit verdrag staan in de brief van 26 januari 1758 uit Ceylon. Deze brief behandelt de aankomst van kapitein Clieff met zeven officieren en een aanzienlijk aantal ruiters en voetvolk te Tirunelveli, bijgestaan door de tondeman, een machtig poligar residerende te Pudukottai dichtbij Trichinopoly. De gewezen landregent Mamoed Ali Chan is ontboden om de geschillen tussen hem en de poligars enerzijds, de nieuwe landregent Titerappa Mudaliyar en de genoemde Engelse commandant anderzijds te beslechten. De laatste was kort daarop naar Madurai gemarcheerd. Maboechan had inmiddels een akkoord gesloten met de heerser van Mysore om hem enige plaatsen aan de kant van Madurai te bezorgen, als deze hem in Tirunelveli wist te herstellen. Nadat het nodige volk was gezonden, marcheerden de Engelsen direct naar het noorden.) polligaars 't fort Paleam hadden g'attacqueert tot groot nadeel van onse weefdorpen. Teegens welke vijandelijke attentaten door de Tutucorijnse bediendens op het kragtigste geprotesteerd sijnde, zij verzekering hadden g'obtineerd dat aan d' onse geen of het geringste molest meer soude werden gedaan. Schoon de poeletheuver onaangezien deese promesse, volgens Mannepaars schrijvens, met sijn volk selfs op Poeliam een ossedragt gunees van onse cooplieden had ontweldigt en van ieder 100 pees lijwaat 61/2 fanum van thol gepretendeert. Waarteegens een nader protest g'expedieert weesende, sulx van dat effect was geweest dat de ministers 'tzedert geen verdere hostile actiën van dien aart meer hadden ontwaart, maar wel bij Tutucorijns schrijvens van den 21e aug. dat den nabab Compagnies assistentie hadde versogt, onder belofte dat hij, bij obtinue van dien, de Compagnie in recompens quam aan te bieden, wat zij uyt sijne landen begeerde. Fol. 488r-v. (Met betrekking tot het eerste punt is verwezen naar de brief van 9 augustus 1757, ten aanzien van het tweede is geschreven dat in plaats van een afwijzing beter onder de gestelde voorwaarde kruit en lood aan de nawab gegeven had kunnen worden, naar het voorbeeld van het voordeel dat andere Europese naties daarmee weten te bereiken. De Engelsen en Fransen strijden onophoudelijk en de Fransen marcheerden Thanjavur binnen, zoals de berichten uit Coromandel al gemeld hebben.) eyndelijk had durven verstouten dubbelde thol bij vervoer van Compagnies handelwaren te pretendeeren en te vragen hoeveel coopmansz. er nog in de pakhuysen te vinden waren, en wat dies meer zij. Door welke assurante gedoentens dien mannigaar ons niet duyster scheint te kennen te geeven door wat geest zijn heer en meester hoe langs hoe meer gedreeven en wat de Compagnie nog eyndelijk van dien landheer te wagten heeft. Fol. 489v. uitgevoerd. Als de thevar vraagt waarom de activiteiten worden verminderd en er geen handel meer wordt gedreven, dan moet op de belemmeringen in strijd met de verbonden gewezen worden. Er moet maar eens gekeken worden of de vriendschap niet goedkoper te verwerven is, of dat de contracten uitgebreid moeten worden om deze heer nauwer aan de Compagnie te binden. Het patrouilleren moet met kracht voortgaan waarvoor vijf thonys meer zijn ingezet. Daarvan wordt niet minder succes dan in het vorige jaar verwacht, toen de resident van Manapar een groep smokkelaars uit Kolachol te Iringe Lingare, een dorp tussen Manapar en Kaap Comorijn, ontdekte met een aanzienlijke partij textiel die in beslag werd genomen. Deze bestond uit 144 grote en 4 kleine pakken. De armené had niet om teruggave gevraagd, maar wel de maniyakkar van Kolachol; een zekere neef van de landregent van Tirunelveli had geklaagd. Na onderzoek van het exclusieve contract met de armené van 1711 en de argumenten van de commandeur van Malabar, Casparus de Jong, gebaseerd op het verzoek van de kolathiri en de vorst van Kadattanadu, is de verkoop van deze textiel zonder meer goedgekeurd. De opbrengst is voor de Compagnie, na aftrek van een billijke beloning voor de degenen die de inbeslagneming uitvoerden. Dit is het beste middel om smokkel uit te roeien. De koning van Travancore, die te Kaap Comorijn verbleef, ontving via speciale gezanten 261/24 pagode de 500 lb geleverde peper. Het is juist dat niet op het verzoek om twee fanums per pagode meer te krijgen, is ingegaan, omdat het niet in het contract was overeengekomen. Tevens is terecht op het verzoek van een dienaar van Travancore om extra eer bij zijn komst als gezant naar Colombo een poekamoessa beloofd. Het geeft te denken dat er op Covelang, even bezuiden Kaap Comorijn, een vaartuig met 25.000 lb peper Den cattatheuver welkers mannigaar, volgens schrijvens van den Kilkaresen resident, sig (Het bestuur heeft de bevelen aangaande deze landheer in de brief van 8 september 1757 grotendeels ---onder 't hoofddeel van de landzaken beschreven gevonden een generale opstand in de was aangekomen, waarover genoemde afgezant beweerde dat hij een schriftelijke verklaring van de commandeur van Malabar had, dat peper daar geleverd de prijs van 1749 en 1750 zou maken. Het is juist dat de dienaren te Tuticorin dit misselijk voorwendsel van de hand wezen en naar Kaap Comorijn berichtten, dat de contracten gehandhaafd moesten worden. Dat is ook het geval met hun verzoek aan genoemde commandeur opheldering te geven. Bedenkelijk en nadelig is wat in de brieven) edelste districten van de Compagnie, die zijn source wel scheint genomen te hebben uyt de verpagting van ’t jalla, of 't kleen nelijgewas, en van maha, of den grooten oegst. Ter zaake de volckeren van de Ghierreway Pattoe, in welk district deesen genoegsaam algemeenen opstand sijn begin genomen heeft, aan 't rebelleeren waaren geraakt, omdat de zaaylanden in steede van voor oettoe, of een tiende, met ande, of de helft, waren beswaart, en nevens d' accomodescans dorpen en diwels van eenige arratjes, cangaans en lascorijns, die bij de rollen bekend waren gesteld en waarvan sij de bewijsen van eygendom, so sij voorgaven, in handen hadden, buyten nog eenige diwels der majoraals verpagt soude zijn. Seer largo g'expresseert bij de successive brieven der ministers en de daartoe relatief bijlagen, waaraan wij de vrijheid neemen ons ten deele te mogen gedragen, ---. Met betrecking tot de door de ministers aan onse overgesonde bondels klagtolaas, als de verdere hevige doleantiën over den dessave Bauert c.s., den landraad de thombo en thuynbeschrijvers, en wat dies meer zij. Dog om het een en ander soveel mogelijk in een behoorlijke ordre te verhandelen, zullen wij eerstelijk spreeken van de successive maatregulen der ministers, die, nadat sij van de beweeging der Ghierrewayse volckeren waren onderregt, op stonds den coopman Diderich en van den onderkoopman Moens hadden gecommitteerd ter aanhooring van hunne klagten en versekering van goet regt, indien hunne landen abusief bij de thombo waren ingenomen, dan wel met meer servituiten beswaart als ’t hoorde. Mits zij zig dan ook inmiddels quamen te gedragen als getrouwe onderdanen betaamde. Dan nauwelijks waren deese commissianten g'expedieert, of de ministers hadden nog nader versekering gekregen dat opgemelde quaad van erger tot erger door de willekeurige en verkeerden march van den dessave Bauert begon over te slaan, in soverre dat zij zig ter sessie van den 26e aug. wel genecessiteerd hadden gevonden om den Gaalsch commandeur Macquet almede derwaarts te laten trecken. Hoewel zij kort daaraan door de so even bevorens geciteerde gecommitteerdens waren onderregt geworden dat de meer gewaagde Ghierewaysche volkeren met drie britmeraals, sterk 2000 man, op Kahawatte gewapent voor haren waren verschenen, met overgave van een bondel klagtolaas en belofte van in een maand geen verdere beweeging te sullen maaken. Welke klagtbrieven ter ordre van de ministers behoorlijk getranslateert sijnde, so hadden sij daarbij vernomen een aaneenschakeling van hevige doleantiën over continueele extorsiën, concussiën, en meer anderen brusque behandelingen van despoticque dispositiën, langduurige arresten en onregtveerdige procedures, so door den landraad en corps als den dessave Bauert c.s. g'excerseerd. Fol. 491v-493r. klachten te onderzoeken. Hij wist een oplossing te bereiken, de bevolking te kalmeren en het weer tot het verrichten van diensten te bewegen onder voorwaarde van vervanging van dessave Jan Bauert. Het bestuur vroeg de commissaris om alle punten van beschuldiging tegen hem, hoewel deze benadrukte dat, hoe algemeen en hevig ze ook waren, het slechts onbewezen klachten waren. De Hoge Regering vindt dat wat Samlandt meldde en de genoemde ola's genoeg reden geven om dessave Jan Bauert met afgeschreven gage op te roepen in plaats van zo omzichtig met hem om te gaan. Dit moet direct geschieden, zelfs voordat het rapport van de commissie ontvangen is. Er moet met grote zorg onderzoek gedaan worden, opdat de onrust niet opnieuw uitbreekt, zoals wel is gebeurd als ondergeschikte dienaren dat niet hadden gedaan. Dat was het geval in de Gange Badde Pattoe en Wallaviti Korala. Het bestuur verbaast het geenszins dat die mensen balorig worden, als ze onderdrukt en gekwetst worden en op gerechtvaardigde klachten geen gehoor vinden. Dit betreft de administrateur te Galle Jan Scharken die als interim optrad na het overlijden van commandeur Ras Macquet. Ondanks zijn belofte heeft hij die functie slordig en nalatig vervuld. In zaken die voor de Compagnie zo belangrijk zijn, mag het niet bij verbale verwijten blijven. (Volgens besluit van 5 september 1758 is opperkoopman Abraham Samlandt afgevaardigd om de Insonderheit onder de canneelschillers, welkers bereids bekende auteurs den Er moet doorgegaan worden tot een billijke genoegdoening van de beledigden of een behoorlijke schadevergoeding voor de Compagnie. Dit is het bestuur aanbevolen en het kan verwacht worden van gouverneur Jan Schreuder wiens optreden in deze loffelijk was. De Hoge Regering is ontsticht over de slechte en strafbare huishouding , maar ook over de snode en duistere streken waardoor deze opstand is veroorzaakt.) mahamoedliaar Leander de Saran, en sijn schoonvader Louis Perera, benevens den modliaar aan de Gaalsche porte Sirie Wardine Illengecoon, den Matureeschen modliaar Tinnekoon, presumtief gunstelingen van het hoff, door de ministers voor 50 jaaren na 't Robben eyland zijn geconfineert, met confiscatie van alle hunne bezittingen, schoon deeze trouwelose belhamels wel een ander straffe hadden gemeriteert. Egter hebben wij aan alle deese so cordate schickingen, om de door de ministers bijgebragte motiven, niet alleen ons zegul gehangen, maar ook dit gedrag als ten uytersten necessair geconsidereert en uyt hoofde voorsz. ook gelouangeert, temeer dewijl de ministers daardoor hoopten de gewenschte rust getroffen en de Compagnie voortaan gaudeeren soude van 's lands producten. Fol. 495v. (Over de tuinbeschrijving moet opgemerkt worden dat van het kapitaal van ƒ 223.904 dat binnen moest komen, maar ƒ 2381 gerealiseerd is. Het tekort te Colombo is ƒ 186.110, te Galle ƒ 32.944 en het Madurese ƒ 2468. Van het bestuur is opheldering gevraagd, omdat deze posten als inkomsten worden geboekt, terwijl men weinig aandacht aan de werkelijke opbrengst besteedt. Hierin moet het bestuur diligenter optreden. Het is daarom prijzenswaardig dat de inkomsten, bedragende ƒ 74.645, uit de voltooide beschrijving van de Hewagam Korala, niet direct zijn ingeboekt, maar dat de werkelijk gerealiseerde opbrengsten jaarlijks worden opgevoerd om niet te schitteren met onzekere inkomsten. Dat is wel het geval met de Retmahera tuinen, waarvan het tekort ƒ 31.589 bedraagt, en de Hina Korala met een achterstal van ƒ 163.952. Op het bericht van gouverneur Jan Schreuder dat de tekorten van de korala's en pattoes vereffend moesten worden, antwoordde dessave Robbertus Cramer dat dit nimmer te realiseren zou zijn, omdat er duizenden tuinen waren die de inwoners sinds onheugelijke tijden als parveniers of accomodessaus bezaten, en die ze nimmer ter taxatie opgegeven hadden. Ze wilden er liever afstand van doen, dan de verplichte diensten die ermee verbonden waren, te vervullen. Het bestuur besloot in de vergadering van 24 december 1757, overwegende dat de dienstdoenden ook onderhoudstuinen dienden te hebben, dat de bezitters binnen zes maanden hun rechten dienden aan te tonen en dat ze bij in gebreke blijven aan de betalingstermijn dienden te voldoen. Dit besluit is goedgekeurd. Het is goed dat op het bevel uit Batavia eigendomsbrieven verleend worden van tuinen die op slinkse wijze verkregen zijn, en van tuinen, hetzij in de kaneel producerende districten, hetzij er buiten, waarvoor reeds betaald is. De tuinen waarvoor nog niet betaald is en in de Marendaenen liggen, zullen ten behoeve van de Compagnie ingetrokken worden. De ontvreemde landen meten volgens dessave Cramer 13.500 vierkante roeden, de daarboven gevondene 22.000 vierkante roeden en de clandestien verworven 50 morgen12. Hierbij komen nog 1091 stukken land, waarvan het bestuur de dienaren in Galle had opgedragen ze in te trekken. Ze waren zonder toestemming van kaneel- tot zaailanden gemaakt. Hopelijk gaat door de bemoeienis van gouverneur Jan Schreuder de kaneelverbouw beter en zullen zulke overtredingen sneller de kop ingedrukt worden. Anders verliezen alle pogingen tot verbetering hun zin en draait het op nadeel voor de Compagnie uit. Wegens de bekende armoede van de inwoners van Kalpitiya, brachten de tuinen daar ƒ 12.600 op. Dit is beter te verdragen dan dat naar het voorbeeld van 1744) moeten passeeren 22.801 ammenam, die deese hoopeloose van anno 1717 tot 1748 successief waren ten agteren geraakt, gemerkt de ministers daardoor hoopten hun restant debet 'tsedert anno 1748/9, bedragende 36117/8, compleet in te krijgen. En om hierin zekerder te gaan als pro dato, hebben wij dies inpalming gelaten voor reekening van den commandeur en dessave. Want is het wesentlijk met die thuynen sodanig geleegen als de ministers deselve komen op te geeven, so hadden de bediendens daarvan behoorlijke kennisse dienen te geeven, opdat de nodige redressen door de ministers na behoren konden werden gemaakt. Soals wij nu hebben gesien dat zij de novo een nieuwe thuynbeschrijving hadden g'arresteerd, dat dan ook wel een eeuwige beschrijving scheint te zullen werden. 12 Morgen, Rijnlandse morgen is 8516 m2 ---met betrecking tot de Gaalsche en Maturese areecqagterstallen, ter afschrijving hebben De thombobeschrijvingen scheynen mede wel eenige meerdere extensie nodig dan (Dat het bestuur als reden van de achterstand de onrust in 1757 aanvoerd, is acceptabel, maar het is (Hoewel het moeilijk is wat te eisen van wie niets heeft, zou de resterende schuld maar aanvaard moeten Fol. 498r-v. worden als de reden armoede of een te zware belasting is. Maar ze komen vaak voort uit ergerlijk gedrag van Europese en inlandse dienaren. Gouverneur Jan Schreuder zal met zijn bekende ijver schade voor de Compagnie zoveel mogelijk voorkomen en in overeenstemming met de bevelen de ernstige klachten over de Landraad, de gecommitteerden en hun secretarissen onderzoeken.) bevorens, omdat men op Mature met dat werk van anno 1740 tot heeden niet verder gevordert was, dan met de beschrijving der Morua Corle en 't jongst verweeken jaar was gepasseert met de Ghierreway Pattoe, sonder een enkeld dorp compleet af te sluyten. Fol. 499r. onjuist dat het laten versloffen van zaken sinds vele jaren wordt toegeschreven aan iets dat nimmer werd vermeld. Omdat verbetering is beloofd, laat men het deze keer rusten. Na afschrijving in 1757 van 127.204 parra nely, blijft men bij het besluit van hetzelfde jaar aangaande de resterende 342.006 parra. Maar posten waarvan de dessave overleden is, of waarvan geen erfgenamen of vertegenwoordigers in Indië zijn, mogen worden afgeschreven. De achterstallen zijn sinds 1738 toegenomen en er is verwondering geuit over deze verwaarlozing en bedriegerijen gedurende zoveel jaren, in het bijzonder dat de provisioneel dessave Johannes Ferdinandus Crijtsman bij het aanvaarden van zijn ambt had geprotesteerd tegen genoemde achterstallen, alsmede tegen een tekort van 54.389 kannen klapperolie, 123.404 pond ijzer en 11.692 pond cardamom. Daarmee is hij niet verontschuldigd voor het gebeurde en het komende. Hier kan weinig goeds van verwacht worden en daarom is voorlopig besloten dat de bedragen vergoed moeten worden door degenen die ze moesten innnen, of die daartegen bezwaar konden aantekenen. De inkoop van textiel voor Nederland en Azië is opnieuw slecht, nl. 794 pakken, wat een tekort van 1473 balen op de vraag uit het vaderland en 700 op de Aziatische vraag is; zie de notitie bij de brief van 26 januari 1758. De reden die het bestuur hiervoor geeft, staat onder het gedeelte over Madurai. Alle aangevoerde belemmeringen zouden evenwel als op de oude leest geschoeid zijn beschouwd, als het bestuur niet had verzekerd dat ze wezenlijk waren, en dat er verbetering zou optreden. Het heeft de Hoge Regering ontsticht dat de bedienden te Tuticorin als verklaring voor het in 1756 niet afzenden van voor het vaderland bestemde 362 stuks textiel, nu aanvoerden dat ze nog verspreid op de drie zuiderkantoren lagen en door de kleine Julius nog niet in gereedheid waren gebracht. Het gaat niet aan Compagnies schrijvers aan te rekenen dat de retouren voor het vaderland nodeloos worden vastgehouden en schepen zonder lading met risico en kosten rondzwerven. Aangezien de dienaren de gegeven uitleg hadden geaccepteerd en de gouverneur beloofde nooit meer zo toegevend te zijn tegenover zulke uitwassen, is aan deze zaak voorbijgegaan. Batavia sluit zich aan bij de voorschriften van 28 oktober betreffende de behandeling van de textiel. Het komt er nu op aan dat die opgevolgd worden. De verkoop van handelswaren bracht in 1757/58 ƒ 350.728 op en de winst daarop was ƒ 180.934, d.w.z. ƒ 32.966 minder dan in het jaar ervoor. De verkoop van textiel bracht in 1757/58 ƒ 79.797 op, wat een winst van ƒ 41.326 betekent. De negotieboeken zijn per eind augustus 1757 echter afgesloten met een verslechtering van ƒ 409.387, want de inkomsten bedroegen slechts ƒ 945.920, d.w.z. ƒ 43.860 minder als het jaar ervoor, en de uitgaven ƒ 1.355.308, d.w.z. ƒ 104.760 meer als het jaar ervoor. Voor deze verslechtering zijn de gebruikelijke argumenten aangevoerd, waar de eigen bedenkingen van de dienaren tegenin zijn gebracht. Dat geeft vertrouwen, daar gouverneur Jan Schreuder het gouvernement conform de memorie van bezuiniging begon in te richten. In de vergaderingen van 27 juli, 12 augustus en 30 november 1758 zijn zes reglementen voor de vaste dienaren met betrekking tot het hospitaal, de uitgaven voor de apotheek en de benodigde paardentuigen, nely, gras, brandhout, lampolie, waskaarsen, alsmede de los- en roeivaartuigen vastgesteld. De voorstellen van gouverneur Jan Schreuder voor bezuinigingen op de verpakking van kaneel, koffie etc. zijn goedgekeurd en de invoering die een bezuiniging van anderhalve ton moet betekenen, is bevolen. De kaneelverwerving in de grote oogst was 3627 balen fijn en in de kleine oogst 1398, wat samen 5025 balen fijne kaneel, d.w.z. 1862 balen minder dan in 1756 en 3100 minder dan in 1755. De redenen worden behandeld in het gedeelte over het Kandysche hof en de landzaken.) succint doenlijk remarqueeren de genome maatregulen der ministers ter bevreding van de rebelleerende canneelschillers, die in steede van aan de vriendelijke aanbiedingen en beloften van En dus sullen wij ten vervolge van deese voor de Compagnie so fatale materie, alverder so Behelsende hunne bedugting over de onder 't hoofddeel van het Candiasche hof door den comissaris meermelt eenig gehoor te geeven tot heviger extravagantiën waaren overgeslagen. In soverre dat sij absoluit hadden begeert, dat hun tolk Carel de Mirande van 't land versonden soude moeten werden, met meer andere hatelijkheeden ter materie dienende, 'tgeen de ministers eyndelijk hadden doen besluyten den commissaris te qualificeeren, ingevalle sij bij hunne rukeloose voornemens mogten koomen te persisteeren, haar na uyterste vermogen te vervolgen, onder het stellen van een premie van 500 rds. op een belhamel en 25 rds. voor die een gemeen hoofd leevendig of dood quam op te brengen. Welke scherpe beveelen, hoe bekommerlijk dezelve ook door ons zijn beschouwt, wij also onvermijdelijk en necessair hebben geconsidereert, als dat zij, om de daarvan gegeeven reeden ter sessie van den 18e october, hadden besloten den meermelde modliaar teegens sijne vijanden te mainctineeren, op fundament van een voor deese gelijkstandig g'exteerd geval, sonder dat die doenmalige of gedwonge verandering iets ten goede hadde g'coöpereert en waarvan de ministers ons nog een leevendig staaltje hebben gesuppediteert bij den haaren van den 22e april voormelt. haar geciteerde toegeventheeden en of 't hof in 't vervolg geen verdere protextie aan dit baloorige en tomeloose volk soude verleenen, ter zaake er 8 van dien gepardonneerde hoop door dreygementen en beloften het bij de wel g'intentieoneerde so verre hadden gebragt dat sij voor de wooning van den heer gouverneur hadden begeert te weeten, waaromme de ministers een nieuwen tolk hadden aangesteld en ses van dat agttal ten dage der paresse sig finaal hadden g'opposeert teegens de aanstelling van drie kleine doeria's13, begeerende in steede de aldervielste subjecten. Wij hebben dierhalven als welgedaan aangezien dat de ministers die roervinken, die wij voor Banda hebben geprojecteerd, uyt den hoop doen ligten, in suppositie egter dat er voor haar geen andere middelen ter beslissing sijn te excogiteeren geweest, als een volk zijnde dat om derzelver hooge aangelegentheid voor de canneeloegst, door alle uytdenckelijke industrie tot hunne verpligtingen diend gehouden, omdat wij deselve nooyt straffen kunnen dan tot considerable nadeel van de Compagnie. Waarop een hoofdgebieder bij alle geleegentheeden, soals wij dat den heer gouverneur ook serieuselijk hebben te kennen gegeven, wel verdagt mag zijn. Fol. 503r-504v. 8458 bijna vruchtdragende ranken voordien nog iets maar toen niets was geoogst. Dit jaar was de opbrengst 1143/4 pond, maar het aantal boompjes was toegenomen tot 67.797, of 32.238 ranken meer als ooit tevoren. Dit is een opmerkelijk verschil. Er is bevolen voortaan te leveren wat op de weegschaal wordt gebracht. Enerzijds is tevredenheid geuit dat te Galle en Matara het afgelopen jaar 13.429 pond Singalese cardamom, d.w.z. 17181/2 pond meer als het vorige jaar, is geleverd. Anderzijds werd tot ongenoegen uit diverse vertaalde ola’s opgemaakt dat er bij het in ontvangst nemen van de cardamom, afpersingen over de betaling en andere strafbare feiten waren gepleegd. De uitslag van het onderzoek, bevolen onder het hoofd landzaken, wordt afgewacht. Er is geen verklaring voor de schommeling in de peperverbouw gegeven. Dit jaar is 144.264 pond ingezameld, d.w.z. 89.822 pond minder dan het jaar ervoor. Opvallender is dat bij de telling van de boompjes er dit jaar 16.539 minder ranken zijn dan het jaar ervoor. Dit verdient uitleg, alsmede over wat er te Galle is geleverd. Het restant van 204.4831/8 pond Malabarse peper, exclusief de 1.200.000 pond die sedertdien met de Oudkarspel is aangevoerd, is te groot om een jaar renteloos te laten liggen. Bij de arekahandel is 3000 ammanams naar Surat verzonden en ruim 7400 ammanams met een winst van ƒ 81.785, d.w.z. ƒ 35.845 meer als het jaar ervoor, afgezet. Wanneer echter wat preciezer wordt gekeken, dan blijkt dat er onder die 10.400 ammanams, maar 3000 ammanams gerechtigheidsareka zat, dat men met 8000 ammanams was blijven zitten, er 500 ammanams bedorven was en er enige maanden een schip voor het verhandelen nodig was geweest. De winst kan dan maar op de helft gesteld worden, hoewel er over het gemiddelde van een aantal jaren nog te praten valt. Een speciaal geval zijn in 1744 de 14.000 op een partij van 28.000 ammanams die in rekening zijn gebracht, en de 22.800 ammanams die dit jaar tevens om dezelfde reden gepasseerd zijn. Het stemt tot tevredenheid dat Jan Schreuder in de vergadering van 4 mei en 3 september erop heeft gelet dat de chalia’s door een directe betaling en een complete voldoening van ieders aandeel in de gerechtigheidsareka, geanimeerd werden tot 13 Doeria, durai, heer, kleine machthebber. (De Malabarse cardamomverbouw is het vorige jaar afgekeurd, omdat er van 27.101 vruchtdragende en ---het nog het Soeriam of Calicay is dat de oester op de rheven verteert, maar de suspecte voldoening van hun aandeel. In de brief van 23 september 1758 staat breedvoerig waarom daarop gelet had moeten worden. Betreffende de Arippuse en Kalpitiyase parelbanken, zowel als die langs de stranden van Madurai, staan in de brief van 17 maart 1757 uit Ceylon zowel de geschillen van het vorige jaar tussen de gecommitteerden, als de beschuldigingen tegen de inlandse hoofden. Onderkoopman Michiel Hemme heeft twee uitgebreide rapporten over de Ceylonse en Maduraise parelbanken opgesteld. In de vergadering van het bestuur te Ceylon van 12 augustus werd besloten van het gewezen opperhoofd Johannes Ferdinandus Crijtsman verantwoording te eisen over zijn laksheid, plichtsverzuim en overige beschuldigingen door Hemme tegen hem geuit. De Hoge Regering vindt zijn verweerschrift onvoldoende en begrijpt niet hoe het bestuur erbij komt dat hij dit al zou hebben ingediend en hiermee zijn onschuld zou hebben aangetoond, als het een besluit daarover uitstelde totdat het rapport over de Maduraise parelbanken was uitgebracht. Batavia stelde een beslissing uit totdat het besluit uit Ceylon zou zijn ontvangen. De opdracht voor een inspectie van de banken en de instructies voor de uitvoerders van Kalpitiya en Mannar, zowel als van de overwal, zijn goedgekeurd. Op grond van de binnengekomen berichten spreekt de Hoge Regering opnieuw haar verbazing uit, dat op de meeste banken geen en op sommige weinig of dode oesters te vinden zijn. De ware oorzaak is te vinden in de genoemde rapporten van Michiel Hemme. Daardoor, en door wat er over staat in de memorie van de oud-gouverneur Joan Gideon Loten, is Batavia op het denkbeeld gebracht dat) inattentie onser bedientens. Tot welkers verificatie de jongste visite een zeer notabel staaltje weederom heeft uytgeleevert, contineerende de ontdecking van een of meer nieuwe rheven af en aan de eylanden Delft en de Twee Gebroeders. Van welkers bevinding de meermelde eerste geciteerde commissianten bij hun rapport hebben aangehaalt dat zij op een rif zuit-west van Mandatiev 349 oesters van 3, 2, 21/2 en een jaar, en op 't rif ten westen van Calmoene gelegen 173 oesters, als een van ses, 72 van 31/2 en 100 van 21/2, 2 en een jaar, hadden ontdekt, dog op de overige plaatzen niets als doode of ledig geschraapte schulpen, tot een onwrikbaar bewijs dat de Compagnie sowel om dien oort, schoon onder den rook van Jafna gelegen, trouwlooslijk werd gediend, als op de overwal. Fol. 508v-509r. (In de vergadering van 18 februari 1758 bleek dat het bestuur te Ceylon het daarmee eens was, want het zou de dienaren te Jaffna vragen waarom in vroegere jaren geen onderzoek naar deze banken was gedaan en hoe ze op bedekte wijze zo bedrogen hadden kunnen worden. Hoe de maatregelen ook worden toegejuicht, gevreesd wordt dat ter verklaring bijzondere omstandigheden worden aangevoerd. Antwoorden van de overwalse dienaren brachten de Hoge Regering hiertoe. Het beste zal er maar van verwacht worden, zo ook van het besluit om alle banken gedurende drie jaar niet te bezoeken, omdat de gecommitteerden voor de overwal rapporteerden) ---dat er van de 57 banken maar 32 met eenige weynige oestertjes, en onder deese maar 5 met eenige ontaxeerbaare pareltjes, waren bevonden. Enfin, die berigten sijn ons in zijn gansche tesamenhang so pover tevoren gekomen dat er na ons begrip jaren zullen dienen te verloopen, eer en alvoorens er eens een gedeelte van een visserij zal kunnen werden gedaan. En insonderheit solang 't Soeriam en Calicay, in stede van de so bekende parruassen, benevens de heydensche en moorsche habitanten bij de brieven voor 't waare gift werd opgedist. Fol. 509v. (De chancoduikerij langs de kust bij Kalpitiya en Mannar is door de dienaren te Jaffna voor de prijs van het vorige jaar, namelijk ƒ 17.838, verpacht. Het is minder gunstig dat de duikerij op de kust van Madurai door gebrek aan liefhebbers voor rekening van de Compagnie moest geschieden. De opbrengst was 145.850 chanco’s, die bij openbare verkoping voor pagoden zijn verkocht, de drie eerste soorten voor ƒ 139,10,- de duizend, de vierde soort en het afval voor ƒ 19,12,8, wat ƒ 17.502,-,- opbracht. Dit is meer dan de ƒ 16.098,-,- die de dienaren er voor in Bengalen hoopten te krijgen. Zij hadden voor deze export vroegtijdig een schip gevraagd. Vanwege de kosten is in de vergadering van 17 maart 1758 besloten dit niet toe te staan, maar de chanco’s met een thony van Tuticorin naar Nagapattinam te transporteren en daar met passerende schepen mee te geven. Dat is veel goedkoper. De handel in olifanten viel slecht uit. Er zijn 13 mannetjes en 9 vrouwtjes voor in totaal ƒ 17.911 verkocht, wat ƒ 30.669 minder is dan het vorige jaar. Van de 138 beesten die per eind augustus 1756 in de stallen stonden, zijn sindsdien 32 gestorven, zodat er eind augustus nog 83 over waren. Hun onderhoud gaat de andere onkosten te boven. Verleden jaar is er uitgebreid over de verkoop van olifanten gesproken. Het bestuur heeft er zijn gedachten over laten gaan. De overwegingen van de dienaren te Jaffna zijn door het bestuur van Ceylon op 3 september 1758 behandeld. De voorgestelde maatregelen zijn goedgekeurd en de prijzen die wijlen Gustaaf Willem van Imhoff bepaalde, zijn bevestigd, alsmede andere regelingen. Ze zijn allen geschikt bevonden om het ware doel te bereiken, ter ondersteuning van de plaatselijke bevolking en voor beter toezicht en behoud van de dieren. In de kraal van Kintjegoenie waren 12 mannetjes olifanten en 11 vrouwtjes; 4 van de laatsten werden wegens gebreken het bos ingejaagd. De paardenfokkerij bestond eind augustus uit 697 rijdieren; 11 paarden, waarvan 7 gebrekkig, zijn tezamen verkocht voor ƒ 1015. Het bestuur berichtte dat ƒ 32.942 op deze rekening slechts een schijnlast is, omdat het Perzische springers en merries betreft, met hun veulens, die jong zijnde, de rekening met ƒ 18 belasten en als ze volgroeid zijn met ƒ 36. Bij verzending werden zij zo in rekening gebracht en de voordelen werden op de rekening van winst en verlies geboekt. Zo is de rekening voor voeding eind augustus opgelopen tot ƒ 21.311. Dit bedrag had volgens de dienaren te Jaffna verminderd moeten worden met de inkomsten, maar er was tevens goedkeuring verleend om het af te schrijven op de winsten en verliezen van het vorige jaar. De vermindering kon derhalve niet ongemerkt passeren. Er is verwezen naar de meermaals hernieuwde bevelen voor in- en afschrijving. De jaarlijks gevraagde twaalf fraaie hengsten en merries moeten voortaan direct uit Colombo of Galle geleverd worden, waar de acht gewone merries bijgevoegd kunnen worden. Aan reparatie- en timmerwerk is in het meest recente boekjaar ƒ 51.171, d.w.z. ƒ 34.077 meer dan in het jaar ervoor, uitgegeven. De redenen van de hoge kosten zijn te vinden in de opeenvolgende brieven, maar vooral in de aparte brief van 3 maart 1758 en de besluiten van 4, 16 en 18 juni 1757. Die van 4 en 16 juni gaan over de gebreken aan het kasteel, de kanonnen en affuiten. Er zijn regels opgesteld waarvan het bestuur unaniem van mening was, dat de gevaarlijke omstandigheden in Europa deze vereisten. Ze zijn te vinden in de genoemde resoluties en de marginalia bij de rapporten. Ter wille van de geheimhouding wordt verwezen naar de geheime resolutie.) De generale restanten concerneerende, hebben wij tot gerustheid ontwaard den goeden voorraad van nelij, buskruyt en contanten ten emporte van ƒ 437.532,4,-, waarover wij ten dage der besoigne delibererende, na resumtie van de door de ministers gedanen eysch, in de eerste plaats hebben g'arresteerd de compleete voldoening van de door haar gepetitieoneerde vijf en een halve ton aan pagoden en duyten, te weeten vier ton aan pagoden door de Cormandelsche ministers te besorgen en één en een halve ton aan duyten vanhier met en benevens de door haar gevorderde 600 lasten rijs, en alle sodanige verdere benodigtheeden, als men welvoeglijk vanhier heeft kunnen afsteeken. Dog ten aansien van de op dien eysch bekendgestelde molensteenen, waaraan wij selfs gebrek hebben, hebben wij haar aan U Wel Ed. Hoogagtb. direct gerenvoyeerd. Invoegen wij met betrekking tot de versogte fraye glaswerken voor 't hoff de ministers hebben gelast in 't vervolg bekend te stellen, waarin deselve dienen te bestaan, als sijnde 't anders een raadzel dat door de ministers ginter beter te ontleggen is, dan door ons hier ---. Fol. 513v-514r. vertrokken met een lading t.w.v. ƒ 1.107.561, wat samen met die van de eerder vertrokken Ruiteveld t.w.v. ƒ 330.220 uitkomt op ƒ 1.437.782. Het is ongunstig dat gezaghebbers op deze schepen, onder het voorwendsel dat zij deze niet te Batavia hadden kunnen krijgen, bij vertrek uit Galle buitensporig benodigdheden eisten. Ze hebben deze gekregen zonder dat werd nagegaan of ze inderdaad ontbraken door de inventarislijsten te vergelijken met die van de vorige retourschepen, of met de schriftelijke verklaringen die zij te Batavia aan commandeur en equipagemeester Koert Rozeboom aflegden. Nu moet de Hoge Regering dit nagaan. Ze zal dan haar reactie geven en tegen zulke praktijken maatregelen nemen. Een nog erger staaltje van slecht beleid is dat 25.000 lb zink sinds 1740/41 in de pakhuizen is blijven liggen. Het is nu met de Torenvliet voor verkoop naar Surat gezonden. Deze laksheid kan in een omvangrijk bedrijf niet aan het huidige bestuur verweten worden en wordt daarom maar als gedane zaak aanvaard. Naar het gouvernement is in een rond jaar t.w.v. ƒ 401.119 verzonden en t.w.v. ƒ 254.425 ontvangen. Ten aanzien van de belastingen en ontheffingen en de in- en afschrijving etc., wordt allereerst opgemerkt dat de vergoeding die bij besluit van het bestuur van 4 oktober aan de residenten te Manapar was opgelegd, wel zou zijn aanvaard, als dat zelfde bestuur niet op 30 november had besloten een verzoek tot ontheffing door deze dienaren aan de Hoge Regering voor te leggen en te ondersteunen. De aangevoerde redenen zijn aanvaard, maar in de toekomst moet men niet meer zo toegevend zijn. Met genoegen is gezien dat conform de bevelen van vorig jaar ƒ 20.222, ofwel het niet toegestane douceur op verhandeld goud, zowel in contanten als op rekening van (Het is gunstig dat de retourschepen Lekkerland, Keukenhof en Zuiderburg eind januari 1758 zijn Den godsdienst betreffende, hebben wij onder meer andere tot genoegen gesien dat (In de behandeling van het proces door de fiscaal te Galle Philippus van der Spar tegen Maria Verkruijs, soldijen, is afgeschaft. Het is onaangenaam dat het gewezen opperhoofd Johannes Ferdinandus Crijtsman, op grond van de bevelen van de Hoge Regering van 9 augustus 1757 en het besluit van het bestuur van 9 februari 1758, een willekeurige rekening opstelde van de vergoeding van de niet toegestane halve stuiver op de vaderlandse retouren t.w.v. ƒ 33.106. Hij heeft zichzelf nauwelijks belast en de rest t.w.v. ƒ 31.165 ten laste van de subalterne dienaren gebracht. Hij heeft gedaan alsof hij hierin naar eigen goeddunken kon handelen. De Hoge Regering wil zich niet nader over deze zaak uitlaten, maar heeft, na bestudering van de betreffende stukken en het betoog van de subalterne dienaren, besloten het gehele bedrag aan Crijtsman in rekening te brengen.) dezelve behoorlijk wierd g'administreerd door de predikanten Bronsveld, Sijbrandsz. en Meijer. Invoegen wij niet minder applausibel hebben geconsidereerd de attentie van den heer gouverneur Schreuder c.s. om met de solang onder handen geweest zijnde vertaling van 't Nieuwe Testament, sowel eens gedaan werk te krijgen, als met de afdrucking van de bereids door den kerkenraad gerevideerde exemplaaren en wat Zijn Edele in deesen alverder, ten dienste van Gods kerke en tot een onverhinderde voortzetting van het ware zaligmakende geloof onder de blinde heidenen, hadde gedaan en verrigt met hulpe van den roem en prijsenswaardigen ijver en vlijt van dominee De Melho, die wij hoopen en wenschen dat, onder des Heeren zeegen, dat groote werk tot den einde toe zal mogen volbrengen en daarvan dien loon wegdragen die een getrouw oversetter altoos te wagten heeft, opdat de Compagnie indertijd daardoor nog eens zal mogen smaken de vrugten van de tot hiertoe so standvastig gedragen kosten. Fol. 517r-v. die verdacht wordt van kindermoord en tegen wie foltering is geëist, zijn ernstige fouten ontdekt. Het vonnis past niet bij het misdrijf. Het bestuur besloot na het doornemen van alle processtukken om Maria Verkruijs surceance van uitvoering van het vonnis toe te staan en de Hoge Regering besloot om de reeds gefolterde Maria onder de gewone borgtocht te laten gaan. In de brief van 23 september staat waarom Batavia hiertoe besloot, en spoorde het aan zulke fouten voortaan te voorkomen en het ambt van rechter met meer voorzichtigheid uit te oefenen. Anders zouden er andere maatregelen genomen worden. Het gaat niet aan om in rechtszaken eigenmachtig te handelen, recht en billijkheid achterwege te laten en op onverantwoorde gronden rechtspleging te beginnen met de pijnbank. Zulke rechters zijn zeer strafbaar en soms ook wel met de dood gestraft. Voor overige zaken wordt verwezen naar de brieven direct uit Ceylon aan Heren XVII van medio november 1757 en eind januari 1758, naar die van 26 januari 1758 naar Batavia met daarbij de antwoorden op het extract uit de patriase brief van 4 oktober 1756, en tenslotte naar de brieven vermeld in de aanhef van het gedeelte over Ceylon. Buiten wat per de voorloper van 15 oktober 1758 werd gemeld, waren er onder de dienaren de volgende mutaties: in plaats van de overleden commandeur te Galle Ras Maquet is aangesteld de opperkoopman en hoofdadministrateur te Colombo Abraham Samlandt; in diens plaats kwam de negotieboekhouder Godfried Kretschmar; deze is weer vervangen door de onderkoopman Liebert Smith. Het ambt van dessave te Matara blijft vacant en de vervulling wordt aan het bestuur overgelaten, maar dessave Johannes Ferdinandus Crijtsman moet met opschorting van gage terugtreden tot zijn vorige staat; de Colombose fiscaal Albert Burgert de Jonkheere mag op zijn herhaald verzoek direct van Ceylon repatriëren, terwijl de koopman Van Senden in deze functie wordt aangesteld; de ruil in functie tussen het opperhoofd te Kalpitiya Henricus Leembrugge met de luitenant-dessave Johan Michiel Aubert is goedgekeurd. Eveneens is goedgekeurd de aanstelling van de politieke secretaris te Colombo Justinus Rutgard Kriekenbeek tot soldijboekhouder; hij is vervangen door de secretaris van justitie te Jaffna Jan Hugonis; tevens is goedgekeurd dat in plaats van de gerepatrieerde eerste pakhuismeester te Galle Carel Fredrik Schultze de fiscaal te Galle Philippus van der Spar is aangesteld; hij is vervangen door de onderkoopman Van der Graaf; ook is goedgekeurd dat het bestuur de opzichter van Galle Korala Claude Anthony Schoffier tot tweede visitateur te Colombo benoemde, terwijl in diens plaats de eerst gezworen klerk Johannes Toussaint is benoemd; deze is vervangen door onderkoopman Adriaan Moens. Uit de dienst is ontslagen de soldijoverdrager te Colombo Willem Visser, in wiens plaats de secretaris en fiscaal te Tuticorin Bartholomeus Teijken is benoemd; in deze twee functies is de secretaris van justitie Justinus Rutgard Kriekenbeek hem opgevolgd, terwijl als diens assistent de onderkoopman Paulus Godefridus van der Voort is aangesteld; maar op het verzoek van Kriekenbeek deze functies niet te hoeven vervullen, is ingegaan en ze worden nu vervuld door de onderkoopman J. Pires; in Omtrend den hachelijken staat van 's Compagnies zaaken te deezer custe met relatie tot plaats van de administrateur te Tuticorin Philippus Mattheus Trekels is de eerste resident te Ponnekail Johan Richard Francois van der Hooge met de rang van onderkoopman benoemd; de onderkoopman Christiaan Drijhaupt is met stilstand van gage ontslagen. Volgens het reglement is aan dominee Siegbert Abrahamsz. Bronsveld en de militair kapitein Van Doorn de verzochte vermeerdering van gage toegestaan, zoals die door het bestuur in 1756 voor de luitenant van de artillerie was vastgesteld. Goedgekeurd zijn de voorlopige aanstelling van Jan Hendrik Simon tot luitenant en Andries Meijer en Fredrik Wichman tot commanderende sergeanten, maar dat extra-luitenant van de artillerie Johan Godfried Wetzel tot kapitein-luitenant met de rang en emolumenten van kapitein en hoofd over dit korps is aangesteld is te excessief, omdat de memorie van bezuiniging slechts spreekt van één luitenant. Het verzoek tot de aanstelling van een adjunct-equipagemeester te Galle is verworpen, want de equipagemeester moet het maar zonder doen of het werk overgeven aan de persoon die het bestuur daarvoor geschikt acht. De overige bevorderingen zijn goedgekeurd.) MALABAR den sammorijn, genoteerd bij ons verleedenjaars eerbiedig generaal berigt, heeft men zeedert eene merkelijke verandering ten goede vernomen, doordien de ministers te Cochim, met ons te dier tijd vanhier haar toegeschikt ontzet van scheepen en manschappen, item het volk dat sij nog bij den anderen hebben konnen brengen, gesterkt, onmogelijk langer sig kunnende gedragen als bloote toekijkers van alle hostiliteyten, die de samorijnse genoegsaam als in haar gezigt en onder de territoiren van de stad meer en meer quamen te pleegen. Daarom gants niet raadsaam oordeelende alverder buyten activiteyt te blijven zitten, terwijl hij aan de andere kant door de vorst van Palecatcherij, die om het noord-westen van zijn rijk legd, wierd aangetast en reets eenige vastigheeden had verlooren. Dus schoone kans ziende dien wrevelmoedigen vorst een gevoelige neep toe te brengen, temeer nog het saisoen reets verloopen was om door bekruyssingen ter zee iets teegens hem te konnen uytvoeren, mitsdien geresolveerd hebben met die magt welke zij aan handen hadden, aan de kant van Cranganoor hem te keer te gaan. Gelijk 't werkelijk is geschied, soals omstandig beschreeven staat bij haar secreet schrijvens van den 6e maart deeses jaars, met op sijne twee uuren gaans van die fortresse tussen bosschagiën opgeworpen pagger Poetincarro aan te rukken. Maar den vijand, sig dapper weerende, souden de onsen toen genecessiteerd zijn geweest te retireeren, om het te kunnen hervatten met beeter succes. Dog het gevolg toonde dat hij na dit eerste abord der onse, de sijne niet heeft willen waagen een tweede attacque af te wagten. Want daartoe ook eenige zeevarende geligt van 't schip Kiewitsheuvel, 'twelk men intusschen meede voor de Cranganoorse rheede had laaten koomen. Alle preparatiën gemaakt werdende, verscheenen vanweegen den sammorijn eenige sendelingen om de vreede aan te bieden. Maar dezelve op de aan hun voorgestelde conditiën, waarop men dat aanbod wilde accepteeren, veele exceptiën inbrengende en dus reeden verschaffende tot vermoeden dat het haar maar te doen was, om tijd te winnen, wierden uyt dien hoofde de krijgsoperatiën voortgezet en alles gereetgemaakt. Onse manschappen met 4 veldstukken en 2 twaalfponders canon de Cranganoorse fortresse uytgetrokken en een half uur van daar gecampeerd zijnde, teneynde des anderen daags een tweede poging te doen, so quam den talchenoor van Chawecattij (soveel als veldheer) verseld van nog twee voornaame afgezanten opdaagen, niet alleen met volle qualificatie, maar ook daarop sig begeevende tot onderhandelinge op een eylandje leggende schuyns over Cranganoor. Den commandeur ter hand te stellen een geteekende ola, of geschrift, van den sammorijn, waarbij Zijn Hoogheid inwilligd de voorgestelde vreedensarticulen welke aldaar nagesien en goedgekeurt wierden. En waarvan den weedergade14, bij den commandeur onderteekend, haar in handen is gegeeven na de Mallabaarse methode, totdat er een behoorlijk contract was opgesteld. Gelijk dit ten eersten gedaan, door de sammorijnse gezanten geresumeerd en g'approbeerd zijnde, vervolgens na den sammorijn gesonden is ter onderteekeningen, ratificatie en uytwisselingen. In welker voegen dan de novo een verbond van vreede en vriendschap tusschen den Mallabaarschen commandeur vanweegen 14 Weedergade, teruggaande. de Compagnie en den koning samorijn onder dato 24 febr. deeses jaars is geslooten, op een voor de Compagnie reputatieuse en profitable wijse, bestaande de conditiën dat ’t contract, bevorens in anno 1717 aangegaan, in dies volle waarde blijft; dat alle vijandelijkheeden over en weeder zullen cesseeren, en in 't vervolg een vaste vriendschap zal werden onderhouden; dat hij aan de Compagnie zal inruymen het geheel conquest Paponettij en alles wat hij van de Compagnie genomen heeft, sodanig als 't bij de Compagnie is gepossideert geweest; dat de sterktens en paggers door hem gemaakt in 't zandig land van Chettua en voorsz. conquest zullen werden gedemollieerd of aan de Compagnie overgegeeven; dat hij zal moeten restitueeren het canon door de onse op Madigalam agtergelaten en in zijn magt geraakt; dat hij sal hebben uyt te leeveren onse deserteurs die bij hem te vinden zijn; dat 's Compagnies logie te Pananij hersteld werden en Zijn Hoogheid aan den resident de behulpsame hand bieden zal; dat hij omtrend den inkoop van peeper vallende in de landen bezuyden Chettua, geen verhindering zal moogen toebrengen, maar 's Compagnies oude voorregten in volle waarde blijven zullen; dat de 181/2 dorpen (die zijn predecesseur ook bevoorens had afgestaan aan de Compagnie, dog door deese aan den koning van Cochim weggegeeven en welkers bescherminge bij den laastgemelde verwaarloost zijnde, door Zijn Hoogheid weeder waaren gerecupereerd) de novo aan de Compagnie wierden gecedeert ter bezittingen en beheeringen in vollen eygendom; dat wanneer de Compagnie in sijne landen inkoop van peeper zal willen doen, Zijn Hoogheid haar daarin behulpig zal moeten weesen en booven andere de preferentie geeven; dat Zijn Hoogheid zig wel expresselijk verbind aan de Compagnie te vergoeden alle de koste en schade bij deselve om de wille van de jongste onlusten geleeden en gedragen; dat de geregtigheeden die hem uyt het zandig land van Chettua competeeren, zullen ingevordert en besorgd werden door een persoon die daar woonagtig is, en tot die invordering aangesteld zal werden, so bij Zijn Hoogheid als bij de Compagnie en laastelijk dat alle zijnen onderdaanen, uytgesondert gewapend krijgsvolk, langs de territoiren van de Compagnie zullen moogen passeeren en repasseeren. Alles blijkens 't voorgeciteerd, so vanweegen den sammorijn, als bij den commandeur onderteekend conceptcontract bij provisie door de ministers ons toegeschikt, terwijl men dies geratificeerd origineel alsnog verwagt. Daarop souden ten eersten alle vijandelijkheeden gecesseerd, opgeduide pagger Poetincarro, sowel als 't steene fort door den sammorijn gebouwt te Madigalam gedemolieerd, de agtergelatene 8 stukken canon gerestitueerd, selfs dat conquest weeder ingeruymt, mitsgaders de afgestane 181/2 dorpen door de sammorijnse geëvacueerd zijn, met aankondiging aan de inwoonders dat ze de Compagnie voortaan als opperheer en beschermer zullen hebben te erkennen, gelijk men bezig was den staat van dat conquest op te neemen. Dog nietteegenstaande die prompte nakominge van dat vreedensverbond, in soverre van sammorijns zijde difficulteerden egter Zijn Hoogheid eenlijk ten aspecte van 't eerste poinct, voorwendende dat hij met den Cochimsen koning en zijne rijxgrooten verschillen had, en soo het voorig contract in dies volle waarde moeste blijven, sulks hem moeyelijk soude vallen. Aangemerkt dat contract sijne limiten aanwijst, en het moetende agtervolgen, hij ten eersten de door hem reets overheerde landen van Cochim, Paroe en Mangattij diende te ruymen, versoekende daarom bij het nieuw verbondschrift te willen voegen dat de Compagnie geen partij zal moogen kiesen omtrend die verschillen, noopens welke swaarigheid de ministers hem hebben g'elucideert dat daarmeede moesten werden verstaan 's Compagnies oude regten en prerogativen door 't nieuwe contract niet vernietigd zijn. Waarop zij tegemoet zaagen zijn antwoord, 'tgeen, zo zij seggen, uytgesteld bleef, mits Sijne Hoogheids ziekte en besigheeden aan de kant van Palecatcherij, alwaar de vreede met de Maysoerse volkeren meede zoude zijn getroffen. Conniveerende dus stilswijgende dat hij in die bereets overmeesterde landen blijft ophouden, om sodanige bij ons goedgekeurde gegronde reedenen, als gesuppediteerd staan bij der ministers nader apart schrijvens van den 25e april, waaraan wij ons reverentelijk gedragen. Fol. 522r-525v. (De Hoge Regering is tevreden over het sluiten van vrede met de zamorin, omdat veel moeite en kosten zo bespaard blijven. Zij keurde het optreden van de dienaren en de genomen maatregelen goed. De schadeloosstelling Met aanschrijvingen aangaande de voorsz. aan de Compagnie weeder afgestaane Temeer was die vreede agreabel met aspect op den koning van Trevancoor die, van voor de kosten die de Compagnie maakte, had echter gespecificeerd in het vredescontract moeten worden opgenomen. Nu zal de zamorin zich eraan proberen te onttrekken. Batavia wil het bedrag en wat daarvan reeds betaald is, precies weten.) 181/2 dorpen, waarom den titulaire Cochimsen koning, nietteegenstaande zijn staat, vooralsnog in het allerminste verbeeterd is, nogthans so onbeschaamd heeft kunnen weesen, ongeagt zijne soo schandelijke verwaarloosingen der possessie, van dien immediaat instantie te doen, teneinde dezelve als voorheen weder te moogen hebben. Bij verder aansoek sulks finaal dog civiel af te wijsen, qualificeerende haar teffens, indien Calicoet beter geleegen is als Ponanij, om aldaar een resident te houden ter besorginge van koehuyden en verdere benodigtheeden uyt de landen van den sammorijn. Alsdan ter eerstgemelte plaatse voor denselven een wooning te huuren of, so dat niet lukken wil, een kleen logies te laaten maken met de minste kosten. wispeltuurigen en trotsen aard, aanhitzer onder de hand soude zijn geweest van den sammorijn, op hoope dat hij sijne collusie met den laastgemelde, en dus desselfs listige oogmerken, so men sustineerd daarheenen gestrekt om tot alleenheerschinge te geraaken, met aan de eene zijde de Compagnie te verswakken, en aan de andere sijde den sammorijn, d' eenigste nog onder de Mallabaarse vorsten die zijne conquesten te na legd en hem den verderen indrang alsnog kan bedisputeeren, geheel weer- en magteloos te maaken. 'T eenemaal vereydelt siende, bij overweeging van 't een en ander tenminsten eenigermaaten meede tot reeden zal geschikt en vervolgens gemenageerd hebben soveele moeyelijkheeden te verschaffen. Fol. 526r-527r. (Verder wordt verwezen naar de brieven ontvangen uit Malabar, in het bijzonder naar de aparte brief van 25 oktober 1757. Niettemin geeft de onhebbelijke en dreigende taal van de koning van Travancore en zijn gezanten reden te vermoeden dat hij iets in zijn schild voert onder het mom van vriendschap. Wegens de bedenkingen van de commandeur in zijn aparte brief van 25 april betreffende de aanhoudende ziekte van de zamorin en de koning van Travancore, en de oorlog tussen Engeland en Frankrijk, zowel in Europa als in Azië, moeten de situatie in de westerkwartieren en de betrekkingen met koningen en vorsten waarmee de Compagnie een verbond heeft, scherp in het oog gehouden worden. Tegen de koning van Travancore moet, om niet te irriteren, inschikkelijkheid betoond worden zolang hij handelbaar is, totdat de tijd daar is van politiek te veranderen. Het bestuur moet precies met bewijzen bijhouden in hoeverre hij tegen de contracten handelt. Dit is temeer van belang omdat de voorraden niet toelieten de contractuele eisen van geweren en ammunitie op basis van de pepercontracten van het vorige jaar te voldoen. Van de te leveren 3000 fuseliersgeweren en 40.000 lb buskruit, konden er slechts respectievelijk 1000, plus nog 12 ten geschenke, en 4000 lb met de schepen Middelburg en Rozenburg gezonden worden. Met de schepen Amelisweert en Amstelveen, bestemd voor Surat, is aan ieder 2000 lb buskruit meegegeven, waarvan, als ze op de terugreis Cochin aandoen en er was geen kruit te Surat nodig, uit ieder schip 1000 lb gelicht mag worden. Uit het Huis te Boede, die direct naar Malabar is gezonden, kan tot 2000 lb gehaald worden. De schepen moeten echter wel voldoende buskruit voor hun eigen verdediging tijdens de tocht naar Batavia houden. Op basis van dit tekort zal de koning wel weer problemen gaan maken met de peperleverantie. Hij konkelt met de Denen die, volgens bericht van de resident te Tegenapatnam vervat in de genoemde brief van 25 april, met twee schepen te Kolachol 2000 grenadiersgeweren, een partij lood, oud koperwerk en 1500 zakken rijst hadden ontvangen. Op de terugreis van Calicut zouden deze schepen peper uit de pakhuizen van Travancore inladen. De koning laat Groot Azhi Mukam naar het zuiden doorgraven om de peper sneller naar Kolachol en Coromandel te kunnen vervoeren. Het bestuur moet alle informatie verzamelen om te zijner tijd zijn overtredingen van het contract te kunnen bewijzen. De 500 kandijl die bij Kaap Comorijn wordt geleverd, mag pas aanvaard worden als het contingent op Malabar is geleverd, anders komt het bij Kaap Comorijn voor 261/4 pagode beschikbaar. Het heeft geen zin om de peper vlakbij Quilon van Peritalli en Attingal daarheen te laten vervoeren.) Van de uyt hunne landen door Trevancoor verdreevene princen Tek- en Berkenkoer en andere landheeren heeft men zeedert ons verleedenjaars berigt niets anders vernoomen, als wel dat den sammorijn, gedurende zijne hostile acties teegens de Compagnie, de landen van den paljetter en koning van Paroe g'invadeerd hebbende, den eersten gevlugt is en den laastgemelde gevankelijk heeft laaten wegvoeren met al sijne schatten. Inteegendeel continueerd den prins Collastrij bestendig in vriendschap, maar Adij Ragia soude aan 't Cannanoors opperhoofd quaad vermoeden verschaft hebben. Niettemin was deese, alsomin als de andere, in gebreeke gebleeven aldaar peeper te leeveren, ingevolge de met hun aangegaane contracten. Daarenboven had dien prins aanbieding gedaan nog 900 bharen peeper jaarlijks aan de Compagnie te fourneeren, so men hen wilde helpen in 't overmeesteren van sodanige rijkjes als bevorens onder hem zijn geweest, doelende daarmeede op de landen door de Canareesen hem ontnoomen. Waartoe hij goede hoope scheen te hebben, mits de dood van den koning van Canara en de verwarring in dat rijk ontstaan. Fol. 529v-530r. (De verzochte hulp is terecht vriendelijk geweigerd en het verzoek om volk is definitief afgewezen, maar er is wel wat ammunitie verstrekt. Over de rover Cotta Marcaar is geen informatie, maar wel dat de Maratha’s zich van een zekere vesting Mirze, op de grens van Sindhudurg en Canara en horende aan de koning van Bednur, hadden meester gemaakt om makkelijker Canara binnen te dringen. Zij verschenen ook met een vloot voor Cannanur, maar pleegden geen vijandelijkheden, omdat er vrede tussen de Compagnie te Surat en de rovende Maratha’s is. Eind augustus is over het afgelopen jaar aan domeinpachten ƒ 35.887, d.w.z. ƒ 194 minder dan verleden jaar, ontvangen. Uit de brief van 25 oktober 1757, direct via Ceylon verzonden, zal gebleken zijn dat de Compagnie de inkomsten van de verovering Paponetty, de landen van Pazhancheri Nayar, Dharmottu Panikkar en Velosenadu Nambiyar tijdens de invasie van de zamorin heeft moeten missen. De pachten voor de verovering en de landen van Pazhancheri Nayar zijn weer begonnen te lopen en zullen eind februari 1759 aflopen en dan weer voor 10 jaar geveild worden. Toen de genoemde 181/2 dorpen aan de Compagnie werden teruggegeven, was het zaaitijd en konden ze maar voor één jaar verpacht worden tegen 11.000 Cranganurse parra’s nely, waarbij 3 Cranganurse gelijk is aan 2 Compagnies parra’s, en 65 gouden fanums à 6 stuivers, d.w.z. 1000 Cranganurse parra’s en 50 fanums meer dan bij de vorige verpachting in 1739. In het komende jaar zullen deze domeinen voor 10 jaar verpacht worden. In het boekjaar 1756/57 bedroegen de inkomsten uit tuinen ƒ 16.838. De maatregelen voor het innen van achterstallen over Paponetty zijn goedgekeurd en, nu het vrede met de zamorin is, kunnen de inkomsten op tijd geïnd worden. Ook de achterstallen in de vorm van rijst van Velosenadu Nambiyar over Mapranam kunnen nu opgeëist worden. De inkomsten in 1756/57 bedroegen ƒ 226.372, d.w.z. ƒ 472 minder dan het jaar ervoor, en de uitgaven ƒ 337.842, d.w.z. ƒ 16.592 minder dan het jaar ervoor, wat een algehele verbetering van ƒ 16.119 betekent. Maar de uitgaven waren nog altijd ƒ 111.470 hoger dan de inkomsten. Dit werd reeds, met redenen omkleed in de direct uit Malabar naar Nederland verzonden brief van 24 december 1757, bericht. De uitgaven en inkomsten moeten met elkaar in evenwicht gebracht worden. Door het aanvoeren van 200 last rijst, kon de dure inkoop daarvan in Canara verminderd worden. Nadat de bombara's15 te Cochin waren verschenen, werd er in de periode begin september 1757 tot april 1758 ƒ 116.907 aan inkomsten ontvangen en bracht een veiling van overjarige goederen ƒ 10.294 op. Op verzoek van het bestuur zijn twee schepen, de Huis te Boede en de Middelburg, in plaats van één, al in september naar Malabar gezonden met koopwaren die door de bombara's, die in november komen, worden gevraagd. Kort daarop is de Rozenburg als derde schip daarheen vertrokken met rijst en andere gevraagde goederen. Van de suiker wordt verwacht dat ze de hogere prijs die te Surat wordt betaald, opbrengt, vooral nu de vaart op Muscat achterwege blijft. Er is afgezien van de eerder gevraagde textiel uit Tegenapatnam, omdat de kooplieden wel 181/2 % meer vroegen, ze een voorschot verlangden en ook nog slecht leverden. Uit de brief van 25 april 1758 uit Malabar blijkt duidelijk dat tekorten op de eerdere aanbestedingen door de kooplieden vergoed moesten worden. Op de eis van ƒ 300.000 aan contanten, onder andere om de peper te betalen, is ƒ 201.168 gezonden in ropia’s, dukaten en de gevraagde koperen duiten, terwijl er nog ƒ 70.000 in dukaten via Ceylon direct uit Nederland zal worden ontvangen. Er is informatie gevraagd over tien ton per eind augustus 1756 in kassa, waarvan twee ton berustende onder de kassier. In de periode begin mei 1757 tot eind maart 1758 is 3.000.000 lb peper ingekocht, d.w.z. 1.057.846 lb meer dan in 1756/57. De leveranciers worden genoemd in de brief van 25 april 1758 uit Malabar. Met de bark de Rijder en het schip Sloterdijk is daarvan 695.655 lb te Batavia aangevoerd en 2.305.723 lb naar Ceylon 15 Bombara, schip met één mast, scherpe voor- en achtersteven, vaart langs westkust van India. Wat aangaat de vreemde Europeesche natiën, daarvan was den Engels commandeur (Goedgekeurd zijn de volgende benoemingen: de twee oudste luitenants Christiaan Ewits en Fredrik gezonden, wat, om het laatste gouvernement niet in verlegenheid te brengen, meer is dan de voorgeschreven 1.200.000 lb. Om te voorzien in de vroege bezending is eind maart 1758 nog een scheepslading van Malabar naar Ceylon gezonden. De verwachting is dat in het begin van deze goede moesson weer een scheepslading gezonden kan worden. Er is op vergroting van de inkoop aangedrongen, wat zeker het geval was geweest als Travancore het contract beter was nagekomen. Omdat in het vroege voorjaar met de Keukenhof slechts 950.000 lb peper naar Ceylon is gebracht, werd aangedrongen meer in de schepen die daar naartoe gaan, te laden. Tevens is gevraagd om hiervan 1.000.000 lb in zakken, zoals de Engelsen en Portugezen naar China zenden, naar Batavia te verschepen. Voor overige handels en huishoudelijke zaken wordt verwezen naar de brieven naar Malabar van 13 en 26 september, en 6 november 1758. Er zijn geschenken gegeven aan de koning van Travancore, de kroonprins en de Paliyath Achan met een totale inkoopwaarde van ƒ 3306 en een verkoopwaarde van ƒ 4259, maar men moet hierin wel zuinig zijn. De begroting van de bouwkundige voor herstel van de buitenkade te Cochin, de stenen beschoeiing langs de rivier tot de baaipoort, de punten Stroomburg en Overijsel, waarvan een tekening is ontvangen, beloopt ƒ 31.698. Er zijn opmerkingen gemaakt bij de toestemming voor deze werken die in 1751 werd verleend, en het is wederom goedgekeurd deze werken, die tot nu bleven liggen, uit te voeren.) Charles Stevens, met 4 koningsscheepen Cochim aangierende sonder aan de wal te koomen, na Ansjenga voort en een Frans schip onder een Deense vlagge voorbij gezeyld na Mahé. Ook had seeker Portugees freguat Nossa Senhora de Monte Lega aan de ministers besteld een brief van de Goase regeering, gepast in antwoord op de door haar aan dezelve gedaane doleantie weegens de herneeminge der twee almedias aan de sammorijnse onderdanen behoorende, vermeld bij ons verleedenjaars berigt. Zij sustineeren sulx wettig te zijn ten respecte der Portugeesche vlaggen en passen, maar misprijsen het onbeleefd gedrag van haren capitain Pedro da Costa Bonicho ter Cochimse rheede gehouden, seggende dat hij daarover was in hegtenisse genomen en gestraft soude werden. Zodat die regeering zijne proceduures omtrend het wesentlijke poinct ratificeeren en alleen over formaliteiten satisfactie scheynen te willen geeven. Dog geconsidereert zijnde dat de vreede met den sammorijn so reputatieus voor de Compagnie geslooten is, dat men sig wijnig behoeft te bekreunen of die vaartuygen zijn g'echappeerd dan niet, hebben wij over zulx ons wel willen conformeeren met het sentiment der ministers, om over het gepasseerde alsnu een gordijn te schuyven. Egter in verwagting dat se het niet t' eenemaal zullen stellen in 't vergeetboek, teneinde, wanneer er weder wettige reedenen voorkomen, behoorlijke repressaille te neemen. En teffens die natie te doen sien dat men sig door haar geensints wil laten ringelooren, en ook niet ongevoelig is geweest over het voorsz. brutaal gedoente, maar het ditmaal sonder verdere movementen te maken heeft willen laaten slippen, eenlijk ter vermijdinge van alle dispuiten en dissentiën, die ook in de presente conjunctuure des tijds de Compagnie gants niet convenieeren. Fol. 536r-537r. Becker tot kapitein-luitenant; de vaandrig Cornelis van der Cruijssen tot luitenant; de twee sergeanten Cramer en Bekker tot luitenants, in welke rang zij al deelnamen aan de expeditie tegen de zamorin; enige bevorderingen onder de verleden jaar van Batavia naar Malabar gezonden officieren over de oosterse militairen. Verder wordt verwezen naar de kopieën van de brieven die via Ceylon naar Nederland zijn gezonden, en naar de gewone en de geheime brief van 6 november 1758 van Batavia naar Nederland. Er valt niets op te merken over het antwoord op het extract uit de brief van 4 oktober 1756 uit Nederland, dat bij de brief van 25 april 1758 is gevoegd. De waarde van de peper en enige geriefelijkheden, sinds 25 april 1758 aangevoerd, bedroeg ƒ 169.900. Naar Ceylon werd in deze periode uitgevoerd 1.170.723 lb peper en alle gereedliggende koehuiden. Aan contanten, goederen en overige benodigdheden is voor ƒ 545.597 van Batavia naar Cochin verzonden. SURAT verhouding met Kanhoji Angria. De eisen vandaar verschillen aanmerkelijk met die van verleden jaar. Om voldoende suiker over te brengen zijn op 3 augustus 1758 de Tulpenburg en de Rebecca Jacoba, op 6 september de Amerongen en op 10 oktober de Amstelveen en de Amelisweert daarheen gezonden, waarin naast andere goederen In Surat is het met de handel en de poltitieke situatie gunstig gesteld. De Maratha’s hebben een betere 12.000 canaster poedersuiker geladen was. Meer zal gezonden worden als de gelegenheid zich voordoet, hoewel volgens de geheime brief van 14 april 1758 door geringe aanvoer uit Bengalen en de grote afzet de voorraad eind augustus zou zijn uitgeput. Het bestuur meende dat er wel 50 % winst op te maken was, ook al kwam er 15.000 canaster. Hiervoor zou de prijs van het vorige jaar te krijgen zijn, waarop de winst hoger was dan de genoemde. Gezien het tijdsgewricht wordt geen grote aanvoer door de buitenlandse naties verwacht. De schepen werden vroeg gezonden ter bevordering van de afzet, maar tevens om er vier vroeg in Batavia terug te hebben en één vroeg met retouren van Ceylon naar Nederland te kunnen zenden. Tevens worden zo de eis uit Nederland en voor Azië bijtijds overgebracht. Wegens de grote voorraad en de geringe afzet wordt de inkoop van katoen een jaar overgeslagen; het geld daarvoor bestemd moet in zilveren ropia’s van het juiste gewicht naar Batavia worden overgezonden. De winst op verkoop bedroeg in 1756/57 ƒ 295.010, d.w.z. 1053/4 %, hoewel slechts is ingeboekt wat verkocht en afgeleverd was. Vroeger werden verkochte, maar nog niet afgehaalde goederen wel opgevoerd. Dit blijkt uit het feit dat in 1756/57 voor een waarde van ƒ 872.208 aan goederen werd afgehaald. Was er gehandeld als vroeger dan zou de winstrekening ƒ 609.351, d.w.z. 114 %, bedragen hebben, wat slechts ƒ 75.561 minder is dan het jaar ervoor. Het is daarom goedgekeurd dat slechts wanneer de geldelijke transactie heeft plaatsgehad, ze in de boeken opgenomen zal worden. Het nadeel dat optreedt nu de boeken worden aangepast, is de zuivering van schijnwinsten wel waard, zeker nu op de in 1757/58 verkochte en afgeleverde goederen ter waarde van ƒ 465.981 bij verkoop een winst van 1303/8 % is gemaakt. Van de ladingen van de Amerongen en de Torenvliet is slechts de areka van Ceylon verkocht, zodat, als het in Surat rustig blijft, de overige goederen ook nogal wat winst zullen opleveren. Tevens wordt toegejuicht dat de verkoopprijzen te Ahmadabad 10 % boven die te Surat moeten liggen en dat door ratten, kakkerlakken, motten en witte mieren aangetaste goederen, die uit Danda Rajapur waren teruggestuurd, hoewel met een verlies van ƒ 10.158, of 443/8 %, ten laste van de dienaren daar publiekelijk verkocht zijn. Immers, de Compagnie kan zulke schade door onachtzaamheid van dienaren niet lijden. De dienaren die het kantoor te Danda Rajapur als een goudmijn hebben voorgesteld, misleidden de Compagnie. In 1756/57 is daar voor niet meer dan ƒ 69.688 verkocht, waaronder voor ruim de helft specerijen, terwijl de gemaakte prijzen zelfs onder die van Surat lagen. Dit is onbegrijpelijk en verdacht. In de brief van 10 oktober 1758 is dan ook bevolen dat de dienaren, en vooral Hendrik Cronenberg, zich daarover in Surat voor vertrek moeten verantwoorden en indien ze, zoals verwacht, geen verklaring kunnen geven, borgstelling te verlangen voor het mindere rendement, totdat de Hoge Regering een besluit heeft genomen. Het bestuur heeft bevolen het kantoor te Danda Rajapur zo snel mogelijk te sluiten en alle maatregelen ter voorkoming van schade te nemen.) Souratse ministerie van d' opbraake van deese nadeelige negotieplaats gegeeven was, egter nog hebben konnen goedvinden, sonder toestemming van den directeur en Raad daartoe af te vragen, op de vriendelijke nodiging quasi van den vorst der Marhettas, om aangaande den vrijen uytvoer uyt Dendarayapoer na het Deccanse met hem in onderhandeling te treeden, den adsistent Von Smit, daartoe te committeeren en, wat meer is, denselven te qualificeeren, omdat hij met geene leege handen ten hoove van Poena verscheynen konde, sodanige geschenken aldaar in te koopen, als hij benodigt mogte weesen. 'Tgeen dan ook effect gesorteerd en gedagte adsistent een naamwaardig capitaal van ƒ 6000,- gespendeert heeft, sonder dat de Compagnie daarvoor het minste aangaande den vrijen uytvoer na het Deccanse, waartoe deese commissie eygentlijk ingerigt was, geprofiteerd off van de previlegiën dienaangaande gegaudeert heeft en weshalven men deese somme als weggegooyt reekenen mag. Fol. 542r-v. (Er is verwondering over uitgesproken dat deze niet goedgekeurde en nutteloze missie als een gedane zaak is beschouwd, en dat slechts een verantwoording van de kosten is gevraagd. Deze hadden ten laste van de betrokken dienaren gebracht moeten worden. Aangezien nood wet breekt, mag daarentegen 1600 ropia die de dienaren te Ahmadabad door de regenten werd afgedwongen, afgeschreven worden. De zes man die daar toen waren, konden deze afpersing niet verhinderen. Het is prijzenswaardig dat er een inlands vaartuig werd gehuurd om de aankomende schepen te waarschuwen voor de rovers uit Muscat. Wat verstrekt is aan vijf man die van het schip van kapitein-luitenant Zacharias Johannes van Kervel zijn teruggekomen, is hem in rekening gebracht. Op 8 juni 1757 is besloten de gelia, die door de equipagemeester op ƒ 12.554 getaxeerd was, op stapel te zetten in plaats Hoewel deese factoors, nietteegenstaande de kennisse die hun bevoorens door het De breede bherms Sourats na 't nieuwe monster teegens ƒ 6071/2 't pak van 100 van het in aanbouw zijnde smalschip dat ƒ 37.059 zou moeten kosten. Het voor ƒ 21.000 te koop aangeboden smalschip kan geaccepteerd worden. Nu werd bericht dat de hoeker de Jonge Jacob gemist kan worden, is gevraagd waarom de gelia en het smalschip dan nodig waren. Deze schepen verschillen zo weinig dat ze met hetzelfde doel op hetzelfde water gebruikt kunnen worden. Hoewel het een groot bedrag gevonden werd, is toch ƒ 38.802 voor reparatie van de vaartuigen aan de equipage-opzichter afgegeven. Dat mag alleen onder de voorwaarde van terugbetaling in geval dit bedrag te hoog zou blijken te zijn, maar de equipage-opzichter had pas geld mogen krijgen, nadat zijn declaratie gecontroleerd was. De verkoop van de bethilles de Voorn voor ƒ 1816 is goedgekeurd en de overtollige hoeker de Jonge Jacob moet naar Ceylon om daar ingezet te worden. Eind augustus 1757 moest wegens de duurte van de verfstoffen voor de witte en bonte doeken de prijs van het vorige jaar betaald worden en op verzoek van de leveranciers voor de geverfde en bedrukte textiel 3 % meer, uitgezonderd voor Suratse sitsen en broals voor Nederland. Daarvan was onder de eerste sortering, ofwel witte textiel, de Broachse bafta met gouden hoofden ook uitgezonderd, omdat de makelaar er 51/2 % minder dan in 1756 voor vroeg. Het bestuur beval er wel op toe te zien dat de lagere prijs niet met mindere kwaliteit wordt gecompenseerd. De aanbestedingen, die in de brieven te vinden zijn, worden toegejuicht, alsmede de middelen tot verbetering van de kwaliteit van de textiel uit Broach.) Deese aanbesteeding bestond in de dongrijs of poutkas voor ƒ 450,- 't pak van 20 corgies of 65/8 percentos minder als de laatste reys, de naginapaats van numero 15 om deselve reeden als anno passato, half na het nieuwe en half na het oude monster. stuks of met een verhoging van 8 percento en die na het oude monster teegens ƒ 571,11,8,-. De niquaniassen lange Sourats van 10 wiesa, dewelke anno 1749 de eerste keer tot ƒ 513,15 't pak fijn genegotieert, daarvan was maar eenelijk de helftte aanbesteed, om reeden dat U Wel Ed. Hoogagtb. dezelve voor die prijs en anders niet hadden begeert, en omdat sij dezelve niet minder als voor ƒ 5321/2 hadden bedingen konnen. genegotieert, hadden sij aldaar nu aanbesteed teegens ƒ 3971/2 ’t pak, alsmeede de tapechindos voor Timor teegens ropias 15 de 20 pees om reeden van de troubelen op Amed- abaath waardoor de weverijen stil stonden. Souratta moeten geschieden teegens de voorjaarige prijsen. Fol. 545r-v. (De verdeling van de eisen tussen Broach en Surat is goedgekeurd. Omdat men daar geen zeggenschap heeft en moet handelen zo goed men kan, is het niet gelukt om leveranciers na het vertrek van de schepen rente te laten betalen over het geld dat zij nog onder zich hadden. Dat moet maar geaccepteerd worden. Goedgekeurd is de controle van de oude en vernietiging van de nieuwe stempels voor de katoendrukkerij door gecommitteerden, het aannemen van niet meer dan 200 van de geleverde 1300 stuks niquaniassen en het accepteren door de factoors te Ahmadabad van vlaggendoek en karicams in korting op de schuld van de makelaars op de eis van 1756. Het laatste textiel was reeds ontvangen. Tevens is voor kennisgeving aangenomen het besluit over de nat geworden doeken etc. te Ahmadabad en de specificatie van de textiel die met 8, 6 en 5 % rabat aangenomen wordt, met opdracht de inkoop van kirdase textiel te voltooien. Diverse besluiten betreffende de textiel, die in de brieven te vinden zijn, zijn goedgekeurd. Ook is de vermindering van 113/8 % op de prijsverlaging van 25 % voor de bestelde dorogesjes geaccepteerd, met het uitspreken van genoegen dat slechts 100 stuk beraupaats, die slechts 71/4 % goedkoper waren dan het vorige jaar, zijn ingekocht. Met de ongespecificeerde sitsen voor Pulau Tjinkuk werden inderdaad gewone Suratse bedoeld. Bovendien moet zoveel putjuk als voor Japan nodig is, jaarlijks zonder gebreken geleverd worden. Omdat verandering van de maat meestal verhoging van de prijs betekent, is het goed dat van de sitsen chiaboutria de gangbare maat van 123/4 cobido lang en 13/8 cobido breed, in afwijking van de geëiste 13 cobido lang en 11/2 breed, geaccepteerd is. Het is eveneens welgedaan dat de chelassen voor ƒ 8021/2 en ƒ 750 het pak zijn aanbesteed, met ƒ 10 per pak aan emballage voor die uit Broach. Omdat nu eenmaal de markt gevolgd moet worden, is de inkoop van gom mirre voor Nederland voor ƒ 125,15,8, d.w.z. ƒ 30,7,8 minder, en van gom oppoponax voor ƒ 304,10,-, d.w.z. ƒ 31,- meer dan het vorige jaar, juist. De kwaliteit zal in Nederland blijken. Uit de negotie- en De niquaniassen fijne van 14 cobido bevoorens nimmer op 't hoofdcomptoir De aanbesteeding van vlaggedoek en karrikams had meede uyt dezelve oorzaak te soldijboeken blijkt dat het bestuur op verzoek aan de pakhuismeester een afschrijving op areka van 5 % in plaats van 3 % heeft toegestaan. Gepasseerd wordt tevens het afschrijven van graan dat door moslims bij de blokkade van de loge onderschept was, van een in de rivier van Broach verloren dreg en werplijn van de gelia de Zeeleeuw, van de kosten van ƒ 123,15 voor het opvissen van een kanon, van de kosten van de expeditie tegen de Maratha rovers en, ten gunste van de pakhuismeester, een afschrijving van 3 % op 2.201.663 lb overjarige suiker, alsmede van 5% op de benzoë malax. Het wordt evenwel niet goedgekeurd dat de commandanten op de Mariënbos, Luxemburg en Lapienenburg in 1755 voor de hen toegestane suiker ƒ 16,10,- ontvingen, terwijl later de verkoopprijs ƒ 15,7,8 bedroeg; dit betekende een verlies van ƒ 3206. De stukken hierover worden ingewacht. Het geweld van de regenten bleek duidelijk door afpersing van dubbele tol bij in- en uitvoer te Ahmadabad, en van geschenken. Het is juist dat het bestuur beval op de nieuwe eis van ƒ 3000 voor de gewone vijfjarige geschenken niet in te gaan en desnoods met alle bezittingen naar Kaira en zo veilig mogelijk verder naar Surat weg te trekken. De onkostenrekening van de dienaren te Ahmadabad van ƒ 3014, die hoog is vanwege de duurte van de levensmiddelen en de in dienst genomen bedienden ter bescherming van mens en goederen, is gepasseerd, alsmede de uitgaven van begin januari 1757 tot het einde van het beleg van de stad, waarvan onder ede verklaard wordt dat ze nodig waren.) En terwijl de daarop gevolgde inruyming van deese stad aan de Marhettas, ons seekerlijk weinig hoope geeft dat wij het gerooofde cattoen door den gouverneur van Cambait, die deselve bevoorens in possessie had, met inhouding der thollen vergoed sullen krijgen. Soo sal er ook geen beeter middel zijn als, om deese schade, op de onderhoorige van Cambait na der ministers propositie te verhaalen. Waartoe wij haar bij voorkomenden favorablen occasie soowel gequalificeerd hebben, als tot neemen van represailjes op die van Kits, principaal doordien het ministerie van opini is, dat wanneer de Compagnie tot de uytrusting van een expeditie na derwaarts overging, d' onkosten die daartoe vereyscht worden en dewelke ons tot hiertoe alleen van dies executie afgehouden hebben, meede gemaklijk souden vergoed worden. De lasten en winsten van deese directie geeven na des directeurs nieuwe en verbeterde manier van boekhouden, gelijk wij onder de materie van den verkoop reets hebben aangehaalt, wel een slegte verthoning, nademalen daarbij aangeweese word dat de generale winsten van anno 1756/7, bereekend na de door haar ingevoerden nieuwen methode, maar gerendeert hebben ƒ Een somma van ƒ manier wel ƒ En de generale lasten 9, gevolglijk meerder winsten ƒ 17, en dewijl anno 1755/6 de winsten na aftrek der lasten gerendeert hebben soo consteerd dat deese directie, gedurende 't eerstgemelde boekjaar na den nieuwen trant berekend ten agteren is geraakt maar Onder annotatie teffens dat het versondene vanhier in deesen jaare aan coopmansz. en benodigtheeden monteerd een capitaal van ƒ 577.922,5,8. Mitsgaders het ontfangene en vandaar soo voor 't vaderland Batavia en Ceylon afgescheepte, ƒ 1.376.360,15,8, waaronder ƒ 216.184,16,8 aan contanten. 16 Ten rechte ƒ 98.863,6,8. 17 Ten rechte ƒ 468.943,17,-. 18 Ten rechte ƒ 154.603,6,8. 362.696,16, 677.037,6, 8 263.833,9, 8 98.863,8, -16 - 468.943,13,17 154.603,5, 818 -dog na d' oude trant 8 ƒ263.833, 567.807,3, 8 ƒ 3, ƒ ƒ -dog na d' oude dog ƒ413.203, 8 ƒ567.807, Fol. 549r-550r. (Dit resultaat is begrijpelijk omdat de suiker met de Lapienenburg en Vlissingen aangevoerd, pas na het sluiten van de boeken is verkocht en geleverd. Ook zouden er schijnontvangsten van ƒ 819.696 zijn geweest, als er in het vorige boekjaar aan verkopen ƒ 457.000 was opgevoerd en aan ontvangsten in 1756/57 bij de werkelijke verkoop en betaling ƒ 362.696. De uitgaven aan verminderde rantsoenen en gewone scheepsonkosten etc., die het vorige jaar ƒ 67.116 bedroegen, waren in het afgelopen boekjaar ƒ 34.882 en de makelaars hadden hun schulden tot eind augustus 1757 afbetaald. Met recht wordt een verdere vermindering van de uitgaven en een groei van de inkomsten verwacht. Het moet maar aanvaard worden dat het aanbesteden van timmerwerk en reparatie voor een aantal jaren onmogelijk is. Het is echter erg onaangenaam dat de in 1755 voor ƒ 5011 nieuw gebouwde latthij19 op instorten staat en de ingang en staanders slechts overeind staan. De verontschuldigingen die de inlandse aannemer aanvoert, zijn niet ter zake doende voorwendsels en slechts botte bedriegerij. Het is ontrouw van deze uitvoerder, of nalatigheid van het vorige bestuur en daarom zal de vernieuwing ten laste van de aannemer, dan wel van het bestuur komen. De herstelwerkzaamheden aan de tuin Sorgvrij en de oude loge en overige benodigdheden, ten bedrage van ƒ 16.585, zijn goedgekeurd. Het gespendeerde bedrag aan de loge te Ahmadabad kan worden afgeschreven en het tolpakhuis op de meidaan mag hersteld of verkocht worden. Het gaf genoegen dat de twee woningen op de zuidwester en noordooster beer van de werf voltooid zijn en door de equipage-opzichter en pakhuismeester bewoond worden. Voor het timmeren van bijgebouwen is toestemming verleend, maar een besluit over een nieuwe loge is uitgesteld, omdat het moeilijk is van de inlandse regenten iets te vorderen voor verdere uitgaven. Aangezien er nog steeds tekorten zijn op aangevoerde specerijen en kruidnagels, is besloten het wegen aan boord te laten geschieden om fraude te voorkomen. Textiel, in 1754 geëist voor Makassar, kwam pas het vorige jaar aan. Daarom is bevolen er voor te zorgen dat niet zo laat wordt geleverd. Aangezien er drie stel resoluties met bijlagen wordt gevraagd en het bestuur aanvoerde dat het het huidige aantal schrijvers niet voldoende was, is toestemming gegeven twaalf assistenten en twee aankomende assisten te hebben. De regelingen voor de bazaargecommitteerden en verstrekking van rantsoenen en emolumenten aan de voornaamste dienaren, zijn goedgekeurd. Na de gegeven uitleg is de directeur gevrijwaard voor vergoeding van soldijen voor boventallige inlandse dienaren. Hij dient een staat te voeren die aansluit bij die van de andere Europese naties, maar de zuinigheid moet niet in oneigenlijke en onredelijke zaken gezocht worden.) inlander zijne betaaling reekend), ons soude tragten na d' Europeese reekening van 12 maanden in een jaar te schikken en met het meerder kostende hem te belasten. plaatzen; den vaandrager 4 rds. huyshuur per maand toe te leggen; aan den eygenaar van des directeurs woning een tweejaarige vooruytverstrekking van huyshuur te doen; een tweede hofganger aldaar aan te houden, mitsgaders een hooft en agt calaars in de negotiepakhuysen te laaten continueeren, die vanouds op onkosten van coopmansz. gereekend zijn, hebben wij ons meede laten welgevallen. Fol. 553r-v. (Directeur Louis Taillefert krijgt de gage en emolumenten van een raad extraordinair van Indië vanaf 17 juli 1757 met alle voorrechten die gelden voor de gouverneur van Ceylon. Om desertie te voorkomen is toestemming gegeven om de matrozen van de schuiten en de gezaghebbers die met de vaartuigen van de rede komen, bij de huismeester van het hospitaal te laten eten tegen dezelfde vergoeding als voor een zieke. Het schip de Torenvliet, zeilende langs de kust van de Konkan, heeft geen enkele last gehad, waaruit blijkt dat de vorst van de Maratha’s zijn sancraadje en hoofd van de vloot nadrukkelijk heeft bevolen de Hollandse schepen geen schade te berokkenen. Hopelijk is dit van lange duur. Met het geschenk van twee paarden aan deze vorst en van één aan de gouverneur van Bassein is dan ook graag ingestemd.) Van deselve favorable aanschouw is bij ons geconsidereert dat het, op den 22>e jannuarij laastleeden g'exteerde, overleyden van den ouden stadtsgouverneur Safderchan tot hiertoe, door de vigilantsie en genoomene voorsigtige maatreguls van den directeur Taillefert, wenig nadeel aan d' E. Compagnie hebben toegebragt. Alschoon d' Engelsche te Bombay, volgens der ministers secrete advisen, met een sterk transport van trouppen, arthillerij en 19 Latthij, waarschijnlijk van lathi, bamboestok, opslagplaats voor bamboe. Mitsgaders den directeur, wanneer het een jaar van 13 maanscheynen is (waarna den Der ministers verder schikkingen met den cassier en factuurhouder na de werf te (De maatregelen die de directeur nam, zijn volkomen goedgekeurd, zoals voor de veiligheid van (Directeur Louis Taillefert is in een geheime brief gevraagd zijn oordeel te geven, temeer daar de Suratse ---dat hij ons de begeerde permissie tot den opbouw van een nieuwe loge niet konde ammonitie reets beesig sijn geweest en sig selfs met een kloek antal scheepen en vaartuygen op de rheede hebben sien laaten, teneynde, op het eerste zijn off ordre, aan de wal te stappen en sig van Souratta meester te maken. Fol. 554v. Compagnies dienaren en goederen, het inslaan van voedsel voor drie maanden, de besluiten van 25 februari, 16, 23 en 25 maart 1758: lichten van militairen van de Amerongen en Torenvliet, indienstneming van 200 inlandse soldaten, het geen doorgang verlenen aan de Engelsen over de werf van de Compagnie, maar desnoods geweld met geweld te keren. Daartoe is volkomen toestemming verleend en een neutrale houding van de directeur Louis Taillefert getuigt van kennis en voorzichtigheid, wat tevens het juiste middel is om krediet bij de inlanders te verwerven. Volgens de tweede makelaar is in de boedel van de overleden stadsgouverneur Safdar Muhammad Khan een contract met de Engelsen gevonden om de gouverneur van het kasteel, Sidie Ametchan, en stadhouder Ali Nawaz Khan te verjagen en de helft van de inkomsten van het gouvernement aan hen af te staan, mits het kasteel in handen van hem zou worden uitgeleverd. Deze bewering lijkt onwaarschijnlijk en de makelaar heeft ondanks zijn belofte nog geen kopie van dit contract verschaft. Dit bewijs is belangrijk gezien de plannen van de Engelsen vermeld in een geheime brief. Wat het bestuur in deze deed is goedgekeurd en het is aangespoord alles in het werk te stellen om dit document in handen te krijgen, zodat de duistere streken van de schijnvrienden, de Engelsen, aan Heren XVII duidelijk worden. Het maakt de Hoge Regering verlegen dat het garnizoen te zwak is om de Engelsen te weerstaan, vooral omdat Surat voor de verwerving van textiel onontbeerlijk is. Het verliezen van deze textiel is met een kleinere macht dan er nu is, zelfs toen de Engelsen het kasteel bezaten, belet. In de geheime brief van 10 oktober 1758 is bericht dat het bestuur het moet doen met de aanwezige middelen om uit deze penibele situatie te komen, omdat er te weinig volk is om het gevraagde grote aantal troepen te leveren. Men zal zich in staat van verdediging moeten brengen tegen de heerszuchtige ondernemingen van de Engelsen en de oppermacht van de heidense naties. De handel houdt geheel op als er niet alleen te Surat, maar ook in Bengalen en Coromandel met gelijke middelen moet worden opgetreden, en de winst in de handel, waar het de Compagnie toch om gaat, teniet wordt gedaan door soldijen, proviand en andere noodzakelijkheden. De Compagnie hoeft niet voor deze concurrenten te buigen en kan met de garnizoenen te Batavia, Ceylon en Malabar inlandse regenten als onderworpenen of bondgenoten weer ondersteunen) qualiteit van een vreedelievend coopman, teffens op de hoofdplaats het bloote en gekroonde swaart in haar wapen voert, ten blijke dat sij dit land met den deegen in de vuyst veroovert ook dusdanig defendeeren sal. Fol. 557r. gouverneurs slechts uiterlijke vriendelijke plichtplegingen doen en niets tegen het belang van de Engelsen zullen ondernemen. Dit blijkt duidelijk uit de verklaring van de stadsgouverneur Ali Nawaz Khan aan de gecommitteerden) toestaan zonder zig met d' Engelsche te brouilleeren, ten waare wij ons plegtiglijk wilden verbinden om hem met alle magt bij te springen, wanneer zij teegens hem iets nadeeligs mogten onderneemen. Fol. 557v. Raad van Justitie te Surat en onderhorige kantoren op om vele vormfouten en gebreken uit te bannen. Dit is nuttig en nodig. Naar aanleiding van de geheime bedenkingen van de schrijver van dit deel van de generale missive en de radicale beschrijving van Surat door de raad extraordinair Dithard van Rheede van 15 mei 1758 met het voorstel de advocaat-fiscaal uit de civiele en strafrechtelijke rollen een reglement voor de rechtspleging te laten opstellen, is besloten dit voorstel over te nemen. Anders zou Taillefert daarin niet zijn voorgegaan en had hij niet zo’n breedvoerige memorie geschreven. Het werk zal de bijzondere aandacht van de Hoge Regering hebben, zodra het door deskundigen is nagezien en het rapport is ontvangen. Voor het vertrek van de schepen was daar echter geen tijd voor geweest en dus moest het uitgesteld worden. Er is geen reden voor opmerkingen over de criminele zaken, (Directeur Louis Taillefert wordt geprezen om zijn ijver voor de justitie. Hij stelde een instructie voor de ---en haar weer doen een denkbeeld krijgen van de magt van d' E. Compagnie, die in de (Het aantal gedeserteerden tussen 1 maart 1757 en eind februari 1758 was 15, 23 minder dan het maar de rechtvaardiging door de Raad van Justitie in de resolutie van 16 maart 1758 voor zijn tegenstrijdige gedrag in het vorige jaar is geen verontschuldiging. In twee apart meegezonden bundels zitten stukken over het vasthouden van de particuliere gorab de Charlotta door de Engelse schout-bij-nacht Pocock. Ten aanzien van de reders zijn ze zo gefundeerd dat Pocock zijn daad moeilijk kan goedmaken, vooral omdat er in de vertaling van de pas van dit schip een lompe fout was gemaakt, waarop de inbeslagneming was gebaseerd. Omdat protesten in een situatie waarin recht voor geweld moest wijken, niets uithaalden, is deze zaak geheel in handen van Heren XVII gelegd, met dringend verzoek om de belangen van deze ongelukkige en onschuldige dienaren bij de Staten-Generaal krachtig te ondersteunen, opdat de koning van Engeland en het parlement hen in hun rechten herstelt. Deze reders hebben geprotesteerd tegen wat naar directeur Louis Taillefert is overgemaakt door enige Engelse dienaren voor het schip de Tarsis en zijn lading, dat door hem te Madras verkocht was. Het protest is door de Hoge Regering van de hand gewezen, omdat de eigenaars geen schuld hebben aan schade door derden berokkend. Zij is onaangenaam getroffen door het verlenen van passage aan de Engelsman Thomas Windle naar Malabar op de Kievitsheuvel en aan de joodse koopman Eleasar Levin naar Batavia op de Amerongen. Dat wordt aan alle vreemdelingen geweigerd, zelfs al is het op eigen kosten, en mag nimmer meer worden toegestaan. Een verzoek om pardon van Hendrik Adolph Condicius, een assistent die naar de Portugezen is overgelopen en nu luitenant van de artillerie te Goa is, is afgewezen, wegens zijn brutaliteiten verleden jaar op de rede en op één van de vaartuigen en zijn verandering van godsdienst.) Daarenteegen is zulks uyt een bijsondere gratie door ons verleend aan Dirk Neutelman, gewesen quartiermeester, in anno 1755 van ons aldaar weggegaan, uyt bedugting dat hij over de hem ten lasten gelegde doodslag aan den moorsen t andel Juga Wagged soude moeten overgegeeven worden aan de moorse regeering. En wien de Souratse ministers dierhalven per 't schip de Vrouwe Rebecca Jacoba ter dispositie van deese regeering herwaarts zenden, nademalen het geeven van pardon buyten haar bereyk was. Fol. 561r. vorige jaar. Dit wordt toegeschreven aan de wacht van inheemse bedienden, maar zal volgens het bestuur toenemen nu bevolen is deze af te schaffen. Van de Engelsen liepen naar de Compagnie 9 matrozen en 9 soldaten over, alsmede van de Fransen 2 soldaten. De raad extraordinair en directeur Louis Taillefert vroeg om uit Surat verlost te worden en zijn zetel in de Hoge Regering te Batavia te mogen innemen. In de brief van 3 augustus 1758 is hem verzocht in Surat te blijven dienen, omdat er op de kantoren die textiel leveren, zo min mogelijk wijzigingen in de leiding moeten plaatsvinden en Heren XVII in hun brieven van 16 oktober 1756 en 29 oktober 1757 te kennen gaven dat zij continuering van Taillefert te Surat wensten. De Hoge Regering was in haar brief van 3 augustus zeer lovend over Taillefert; dit werd hem in de genoemde brieven uit Nederland onthouden. Taillefert verzocht overplaatsing toen hij ziek was; hij zal nu wel hersteld zijn en daarom graag gehoor geven aan het verzoek om te Surat te blijven dienen. Daarmee wordt tevens aan de wens van Heren XVII voldaan. Hiermee zijn vele verzoeken om overplaatsing beantwoord. Wel waren er de volgende mutaties onder het personeel: uitsluitend op verzoek van Taillefert en zonder verdere gevolgen, kreeg werfmeester Jan Warnar Falk verhoging van gage tot ƒ 80,- en werd vaandrig Amesbeek tot luitenant bevorderd; onderkoopman Hendrik Cronenberg, tweede pakuismeester Kien en soldijboekhouder Ohdem zijn op verzoek naar Batavia overgeplaatst, de eerste met stilstand van gage; hoewel een boekhouderspost, is de zonder werk zijnde onderkoopman Wargaeren tot soldijboekhouder benoemd, terwijl de benoeming van een tweede pakhuismeester aan Taillefert is overgelaten.) KHARG Karreek heeft ons onder den 26e october anno passato per het schip de Bevalligheid, in den beginne van sijne verhandelingen, een historisch verhaal en berigt gegeeven dat de onlusten in het Persiaansche rijk, en principaal omtrend de zeestranden, nog geensints cesseerden, maar dat daarenteegen, Kerriemchan den Ghinovasen regent Kaijd Hedder, dewelke hem teegenstand gebooden hadde, was gaan belegeren, met aanhaling dat Mirmahanna, met drie galbets van Benderriek, Kerriemchan verselt hadde en weshalven de residenten, die de trouwloosheid van deesen vadermoorder kenden, seer op hun hoede geweest waaren. Ofschoon sij, deesen ongeagt, niet hadden konnen beletten dat een, den eersten resident Van Kniphausen toebehoorend, inlands vaartuyg naar Bassoera willende en waarin verscheidene coopluyden met de aldaar ingekogte goederen sig hadden bevonden, door contrariewind in het gezigt van zijn galbets geraakt en van denselven buyten order van Kerriemchan agterhaalt was, brengende 'tzelve, na alles van de cooplieden gerooft te hebben wat hij meende gemaklijk te konnen verbergen voor ’t leeger, op. Dog alwaar de broeder van Kerriemchan, met meer andere grooten in dit vaartuyg overstappende om nadere kennisse van 'tgeene sig daarin bevond te neemen, het schelmstuk van Mirmahanna alenstonds ontdekt en daarvan aan Kerriemchan rapport gedaan hadden. Waarop Mirmahanna, met de drie galbets en 't genomene vaartuyg voormeld, sig fugatief gesteld, dog door Kerriemchan met 4000 man nageset was. Dewelke Benderriek immediaat omcingelt en de inwoonders gedreygt hadden, ingevalle Mirmahanna sig binnen drie daagen niet overgaff, deese plaats te plunderen en tot de grond toe af te branden. De ministers hadden dierhalven goed g'oordeelt deese favorable geleegentheid meede waar te neemen en om, sowel door eenige assistentie aan Kerriemchan te bewijsen, denzelven daardoor tot alle weederdiensten te verpligten, alsook, om revenge te neemen van deesen roover, de sloep 't Loo en de galbet de Draak met militie versterkt op hem af te senden. Welke beyde vaartuygen egter door eene toen waeyende sterke en aflandige wind, mitsgaders de ongemaniertheid van gedagte onse sloep, niets hadden konnen uytvoeren en waardoor aan Mirmahanna geleegentheid gegeeven was zig aan de wal en weer in het leeger te begeeven, met dien uytslag nogtans dat hij aldaar ook immediaat g'arresteert was. Onse residenten hadden hierop onse vaartuygen terug ontbooden en eene voldoende satisfactie van Kerriemchan gevraagt, die ook de residenten door eenen vriendelijke brief had doen weeten dat deese aanhaaling buyten sijne ordre geschied was en dat hij dierhalven de goederen van de residenten, of in natura of in geld, soude restitueeren. Maar, terwijl door de slegte conduite van Mirmahanna de meeste goederen van de inlandsche cooplieden waaren te soek geraakt, hij zulks met haarlieden als sijne onderdanen wel vinden soude. toebragten, gerepliceert dat hun het vaartuyg met zijn toebehooren en ses packen gemeen guinees, bedragende een somma van ƒ 2784,-, in eygendom toequam. Somma, terwijl de pakken opengesneeden en geplundert waaren, te zullen betaalen. 'Tgeen zij wel g'accrediteert, hoewel desniettemin de precautie gebruykt hadden door de arresteering van eenige goederen aan Benderriekse inwoonders toebehoorende, dit montand solange te secureeren. die tijd af in 't leeger gestadig g'arresteert en 's nagts denselven geboeyt te sien, maar ook in desselfs plaats Miralia, die te meermalen preuves van geneegentheid aan hun gegeeven hadde en dewelke de eenigste van Mir Nazirs familie was waarvan men iets goets verwagten konde, tot regent van Benderriek aangestelt te vinden. onder contributie te stellen hadde doorgebragt, in den beginne van de zoomer de beleegering van Bebahan, 'tgeen een sterke plaats was die een dag reysens landwaarts in lag, was gaan onderneemen. De verrovering van deselve was 20 dagen voor dato van de brief daarop gevolgt, alwaar sij ses lak, of 600.000 ropia's, aan goud, zilver en kooperwerken gevonden hebbende, daarop den terugmarch naar Chiras aangenoomen en alle Desistansche regenten of derselver kinderen met sig gevoert hadde, teneinde sig hierdoor van haare trouwe te verseekeren. En ofschoon deesen Kerrienchan nu een tamelijk favorable roll tot hiertoe op het toneel der Persiaansche onlusten gespeelt en de provintzie Taro in possessie hadde, so twijffelden den residenten egter geensints of Hassanchan, die onder die naam van den jongen koning Ismaelscha een groot gedeelte van 't rijk reets beheerde, en Asseratchan, dewelke alle provinties van Ispahan af, tot de Turksche grenzen meester was geweest, totaliter geslagen, desselfs geheele armee verstrooyt en hem genoodzaakt hadde met een gevolg van tien man naar Bagdat te vlugten. Waardoor Hassanchan het meeste gedeelte van Persiën g'occupeert hadde, soude wel Door deese hunne behandeling hadden sij d' avantagie gehad Mirmahanna, niet alleen van Waarenteegen Kerriemchan, die de geheele winter en het voorjaar met de zeestranden Sij hadden daarop, onder remonstratie wat nadeel diergelijke gevallen aan de negotie Alwaaromme gedagte vaartuyg ook illico was teruggesonden, met belofte de voorsz. Het intrest 'tgeen daarin voor de maatschappij opgeslooten legt, heeft ons de vrijheid binnenkorten daarvan in 't geheel meester worden, nademalen denselven daaraan niet meer manqueerde als de twee provintzies van Chorassoen en eevengedagt Taro. Waarvan 't eerste door den blinden koning Scharochscha geregeert wierd, die niet meer als drie of vier duysend Aguanen bij zig hadde en dierhalven aan Hassanchan niet konde resisteeren, mitsgaders Kerriemchan, insgelijks maar 16 à 17.000 koppen altemaal tesaam geraapte naakt en slegt gewapent volk met sig voerde, die meede teegens een armee van 60.000, oude en alle genoegsaam door Naderscha nog gedresseerde soldaten, niets beginnen konden. Sodat de hoop en apparentie tot herstelling van de lang gewenschte rust in 't Persiaansche rijk zeer groot was, temeer omdat men van de regeering van Hassanchan zeer groote verwagting hadde en hij zig door zijn goed beleid en straf gezag, 'tgeen hij onder zijn volk hield, bijsonder bemind maakte. doen gebruyken deese stoffe wat breedvoerig alhier te verhandelen en uyt der ministers advisen omstandig bekent te stellen de aanstaande gefundeerde verwagting tot enen favorablen handel. Fol. 564r-567r. (Men verontschuldigt zich voor de wijdlopigheid. Naar deze nieuwe vestiging is dit jaar met de Rhoon en Nieuw Nieuwerkerk verzonden voor ƒ 361.569, en ontvangen voor ƒ 271.880. In het boekjaar 1755/56 is op een verkoop van ƒ 157.129 een winst gemaakt van ƒ 114.682, d.w.z. 73 %, en in het jaar 1756/57 op een verkoop van ƒ 240.000 ruim 90 %. Dit blijkt uit het pakhuisboek, want de negotieboeken konden door het snelle lossen en laden van de schepen onmogelijk gereedgemaakt worden. Het bestuur zegt dat de winst hoger had kunnen zijn, als er door de Mariënbos en Pasgeld suiker, ijzer en tin was aangevoerd en de goederen nu te Muscat afgezet, te Kharg waren verkocht. Het bestuur zegt ook dat de intensieve vaart op de Golf van Mokka net zo goed op Kharg gericht had kunnen zijn, omdat het vrachtverschil gering is en de verkoopprijs ongeveer hetzelfde, terwijl de kooplieden met inlandse vaartuigen, trankjes genaamd, ze komen afhalen. Door hen was suiker en ijzer uit de Mariënbos van Muscat naar Mokka vervoerd. Als ze koffie te Basra hadden verkocht, kwamen ze als retourvracht suiker, ijzer, tin en specerijen te Kharg halen. Zouden die te Muscat of Mokka worden afgezet dan zou een deel van de winst voor de Compagnie verloren gaan. Dat geldt ook voor de op Diwel Chindi aangevoerde goederen als die op Surat en Malabar verkocht waren. Daarom is, hoe gunstig de handel het afgelopen jaar daar ook is geweest en hoe snel de Barbara Theodora ook is teruggekeerd, in de vergadering van 17 maart 1758 besloten dit jaar geen goederen naar Muscat te zenden, maar de Rhoon en Nieuw Nieuwerkerk met suiker en andere gesorteerde goederen naar Kharg te sturen in de hoop dat de handel daar net zo gunstig zal zijn als die te Muscat is geweest. De secunde Johannes Wilhelmus Buschman is ernstig verweten dat hij de negotieboeken niet op tijd gereed had. Bij herhaling zullen strengere maatregelen genomen worden. De residenten bieden er excuses voor aan dat in vorige jaren door het lang vasthouden van de schepen de afzet gering was en de onkosten hoog. De geringe afzet was veroorzaakt door de slechte gesteldheid van het land en de concurrentie van andere naties die veel hadden aangevoerd en voor lage prijzen verkocht hadden. Met de Krabbendijke is daarover een memorie gezonden. De schepen Pasgeld, Krabbendijke en ’t Huis ter Duine kwamen in de slechte moesson van november tot april aan en konden daarom niet vertrekken, terwijl het laden en lossen door de hoge zee moeilijk was, terwijl de schepelingen om ongelukken te vermijden, naar Bandar-e Rig moesten uitwijken. Dit moet maar geaccepteerd worden. De vooruitzichten op Kharg zijn nu beter door de rust die er nu in het Perzische rijk heerst, en door de oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Door de troebelen in Bengalen en op Coromandel zal de vaart op Kharg toenemen en zullen de prijzen stijgen. De schepen naar Kharg zullen nu op tijd vertrekken en het is een gunstig teken dat er daar geen onverkoopbare textiel meer voorradig is. Op de Bengaalse textiel zijn prijzen tot 15 à 16 % winst aangeboden, wat niet zoveel is, maar altijd nog 25 % meer dan die van de Engelsen en Armeniërs. De residenten beloofden dat de textiel en manufacturen, op een geringe hoeveelheid na, verkocht zullen worden, behalve de lakenrassen, die te Kharg geheel niet gevraagd zijn, en, omdat ze niet teruggestuurd mogen worden, tegen de kostprijs afgezet zullen worden. Er is besloten om 122 pakken Perzische sortering naar Kharg te zenden en vast te houden aan het besluit dat niet-gewilde of beschadigde manufacturen niet teruggezonden mogen worden, maar voor de beste prijs verkocht dienen te worden. Omdat ze er te weinig van af weten, maakten de residenten geen gebruik van de toestemming om juwelen voor eigen rekening in te kopen, naar Batavia te zenden en deze waarde daar te voldoen aan de Compagnie. Ze lieten deze handel aan Armeense kooplieden over, die zij voor 80.000 ---die in hun bijweesen verzeegelt waaren, en dewelke aan den op Chinsura in Bengalen (Het is goedgekeurd dat drie grote en twee werpankers, geschut en ammunitie van het afgelegde schip ’t ropia’s aan Compagnies goederen gaven, die er volgens de overgezonde memorie en taxatie voor 100.000 ropia’s aan juwelen voor leverden.) woonende Armenisch coopman Minass, of desselfs gemagtigdens, werdende overgegeeven, gemelde coopman de gedagte 80.000 ropia's op de daarneevens overgaande wissel soude voldoen, beneevens 3000 ropia's voor vragt, onder borgtogt van de aldaar en op Bassoera woonende Armeniërs Arettoen en Miliknass, dewelke voor alle retardementen of wanbetaling en daaruyt voortspruytende verliesen sig responsabel hielden. Zijnde, volgens der ministers aanschrijvens en op de gestipuleerde conditie, de eene helft daarvan met het schip de Petronella en de andere per 't Huys te Manpad, ongeopent en in dezelve staat als wij deselve ontfangen hebben, reets naar Bengalen versonden. Waarvan aan de ministers van Karreek kennis gegeeven is en welke manier van handel in troque op de eevengeciteerde conditiën ons so aanneemelijk en voordeelig toegescheenen heeft dat wij bij onse afgegaan schrijvens onder den 25e april dezelve wel ten eenemaale g'approbeert, maar ook, desniettemin, de ministers op 't uyterste gerecommandeert hebben op de te stellende borgen in der tijd en bij vervolg bijsonder agt te slaan, omdat sij van derselver sufficance best konnen oordeelen. Fol. 571r-572r. (De luitenant-ter-zee W.F.G. Everaars ging met drie inlandse schepen naar het kantoor Gamron en haalde volgens opdracht een grote partij specerijen, tin, spijkers, stoffen en textiel op. Onbekend is evenwel wat ontbreekt. Het is ook onduidelijk waarom de Stralen van Gamron niet naar Kharg is gezonden met een mooie partij suiker uit de Vlietlust. Te Kharg was geen mand suiker meer voorradig en de Stralen had, omdat ze drie maanden in de Perzische Golf mocht blijven, genoeg tijd voor deze reis. De residenten te Gamron zijn over dit onzorgvuldig gedrag verwijten gemaakt, maar, omdat dit onvoordelige kantoor nu gesloten is, is hen niet een jaar interest over de waarde van deze suiker in rekening gebracht. De dienaren te Kharg beklaagden zich dat van de uit Gamron aangevoerde goederen, de kisten met kruidnagels nat waren en een ondergewicht van 91/4 % vertoonden. De schade is, hoewel hij er volgens de dienaren onschuldig aan is, wel op rekening van de inmiddels overleden luitenant-ter-zee Everaars gesteld. Een beslissing is aan de Hoge Regering overgelaten. Twee kisten met lakenrassen en saaien, en twee pakken Java’s linnen, die te Batavia ingepakt waren en te Gamron ongeopend bleven, bleken bij het openmaken te Kharg geheel verrot te zijn en werden voor ƒ 444 aan het kantoor Gamron in rekening gebracht. Aangezien een verklaring over de nat bevonden specerijen ontbreekt, is een besluit uitgesteld. Het kantoor Bengalen had een verlies van ƒ 27.858 op ropia’s, die vier jaar geleden van Basra daarheen waren gezonden, aan het kantoor Kharg in rekening gebracht, maar dit kon niet geboekt worden, omdat de Perzische ropia pas later op 27 stuivers gesteld was. Het kantoor Kharg is bericht dat dit verlies geboekt moet worden, en weer afgeschreven op het kantoor-generaal waar het thuis hoort, omdat bij verkoop zoveel meer voordeel is behaald. Er is toestemming verleend om 1100 lb foelie en 4500 lb fijne Ceylonse kaneel naar Batavia te zenden, omdat het niet tegen de vastgestelde prijs verkocht kan worden. Hoewel de dienaren schreven dat er 6 à 8000 lb fijne kaneel voor de vorige prijs van ƒ 3,- het lb zou zijn af te zetten, is geen toestemming verleend om van de voor heel Azië vastgestelde prijs af te wijken, omdat kaneel makkelijk in Nederland van de hand is te doen en in Batavia voor deze prijs te verkopen is.) van goederen gegeeven hebben, en dewelke principaal bestaan in onse ordre om geen goederen te petitioneeren die op zijn minst geen 50 percent winst afwerpen, en waarvoor sij zig niet konnen verantwoordelijk stellen, ons moeten laaten welgevallen. Dog daarenteegen ook op geen andere wijs op Karreek negotieeren konnen en sorg draagen moeten dat, so de Compagnie geen groot voordeel kan behalen bij het negotieeren, tenminsten de verliesen geprevenieert werden. Fol. 574r. Huis ter Duine te Kharg zijn aangehouden en in de boeken opgenomen. Er had hiervan een preciese aantekening gemaakt moeten worden; deze wordt per ommegaande verwacht. De zeilen, vaatwerk, hand- en schietgeweer zijn met de Krabbendijke naar Batavia gezonden. De lege romp is voor ƒ 6300 verkocht, terwijl de twee zware Met bijvoeging dat wij de reeden die de ministers bij haar brief voor den geringen eysch (Deze toestemming hoeft niet in het bijzonder goedgekeurd te worden. Door de kerken zal de bevolking kayirutouwen zijn behouden en te Kharg mogen blijven voor schepen die ze nodig hebben. Resident Tido Frederik van Kniphausen heeft het rapprt over de parelvisserij in de Perzische Golf, en vooral die op Kharg, opgesteld. Een kleine proef, hoewel wat gebrekkig door een tekort aan goede duikers, wees uit dat bekwame duikers uit Coromandel, Ceylon en Tuticorin zeer nuttig zouden zijn. Bovendien wordt gevraagd om zes vaderlandse glazen duikerklokken, die evenwel niet voorradig zijn, en daarom wordt verzocht die uit Nederland toe te sturen. Het kantoor Coromandel is gevraagd om enige duikers naar Kharg te zenden, die in diep water kunnen werken.) Ook is bij ons voor communicatie aangenoomen dat de ministers aldaar, op 't versoek van verscheide Armeensche christenen de roomsche godsdienst toegedaan, geen swaarigheid gemaakt hadden, permissie te verleenen tot het opbouwen van een roomsche kerk aldaar ten eylande, onder conditie dat deselve, naar 't voorbeeld van Bombay, door geen andere als een Duytsche of Italiaansche pater mogte bedient worden. Gelijk meede deselve licentie door hun gegeeven was aan de Armenische christenen de Grieksche religie profiteerende, waarvan de aartsbisschop, bevoorens te Ispahan geresideert hebbende, van voorneemens was zijnen zeetel aldaar te estabileeren, met advertentie dat de beide kerken reets onder dak waaren. Fol. 575r-v. toenemen, wat de handel ten goede komt. De vergunning tot het bouwen van kerken wordt aan Heren XVII voorgelegd. Tevens is stilzwijgend voorbijgegaan aan het voorstel een scheepslading rijst naar Kharg te zenden die daar voor 150 tot 180 ropia's het last verkocht zou kunnen worden. De prijs is niet bijzonder voordelig en Batavia kan beter rijst zenden naar plaatsen waar de Compagnie die voor het voeden van dienaren nodig heeft. Het kantoor te Gamron kan opgeheven worden en de dienaren kunnen met een schip, van Kharg terugkerend naar Batavia, meegaan. Kharg blijft dan de enige vestiging in de Perzische Golf. De handel daar zal moeten toenemen. Er mag voor het inkopen van waren een Europees of inlands dienaar te Gamron achterblijven, maar de inkoop kan ook op Kharg geschieden. De Nieuw Nieuwerkerk zal Gamron aandoen om goederen op te halen en deze moeten meegegeven worden aan de schepen die daarvoor uit Kharg gezonden worden. Men dient meubelen en andere moeilijk te vervoeren zaken te Gamron te verkopen en ammunitie naar Kharg te zenden. Zout en roodaarde moeten, vooral als vervoer ervan het vertrek van schepen zou vertragen, tot nader order op Gamron blijven. Verdere inkoop van Perzisch zout wordt verboden en de Perzische militairen moeten bij aankomst te Kharg ontslagen worden, behalve zij die in de zeedienst willen overgaan, omdat ze bij omscholing goede matrozen zijn gebleken. Onder de dienaren waren de volgende mutaties: de boekhouder Nicolai is tot onderkoopman en soldijboekhouder bevorderd en de gage van de assistenten Johan Christiaan Lucas en Johan August Tam is verhoogd tot ƒ 24,- per maand. In de brief van 25 april is bevolen om, bij ontvangst van de brief aan de imam van Muscat uit Batavia, hem mede te delen dat er door gebrek aan schepen dit jaar geen zijn gezonden, maar dat dit het komende jaar wel zal geschieden. Dit is nodig geoordeeld wegens de goede diensten die hij de dienaren het vorige jaar bewees, en het onderhouden van de vriendschap met hem. MUSCAT De handel te Muscat, die werd gedreven met het schip de Barbara Theodora door de kapitein-ter-zee Simon Rood, en de onderkooplieden Barend Kersseboom en Pieter Bruno Verschuur – de laatste overleed op de terugreis – was niet onvoordelig en de hele reis is binnen acht maanden volbracht. Daarheen is ter waarde van ƒ 113.038 gezonden, waarop na aftrek van alle onkosten een winst van ƒ 85.357 is gemaakt. De retourlading had een waarde van ƒ 211.785, namelijk aan contanten ƒ 200.932 en aan producten ƒ 10.852. In de vergadering van 17 maart 1758, waarin Perzië werd behandeld, is op basis van het rapport van de dienaren van 8 maart besloten voorlopig geen schip naar Muscat te zenden. Verwezen wordt naar deze stukken die reeds in tweevoud met de vorige schepen zijn meegezonden. DIWEL CHINDI Door het slechte beleid van de dienaren kapitein-ter-zee Wolphert Abraham Brahe en onderkoopman Nicolaas Mahue is de proef om op de rivier van Diwel Chindi handel te drijven slecht uitgevallen. Het rapport daarover van 8 mei 1757 is op 8 maart 1758 ingediend en 28 maart besproken. Er is besloten de advocaat-fiscaal te bevelen om Brahe voor de Raad van Justitie te vervolgen zoals hij nodig vindt, en om de Compagnie schadeloos te stellen. Er wordt verwezen naar de desbetreffende stukken die met de vorige schepen zijn verzonden. De reis naar Muscat begon op 9 juli 1756 en eindigde pas op 15 februari 1758.) 75.505,15,8. Hebbende 't versondene vanhier na aftrek van het weer teruggebragte bedraagen ƒ ƒ ƒ ƒ 21.637, 15.318, 9.094, 8 - 35.854,5, 8 157.409,15, 8 ƒ 4, 3, 7, ƒ ƒ ƒ ƒ - 46.049,14, 8 111.360,1, - 75.505,15, 8 (Het schip is 19 maanden weggeweest en heeft veel manschappen verloren. Zou men van deze reis een En het geproflueerden uyt den verkoop in waaronder aan contant ƒ 132.233,3,-. Waarenteegen de lasten monteeren op Diewel Chindi en op Bankahoeloe mitsgaders de 5 percent van de verkogte koopmansz. en 1 percent van de aangebragte contanten aan de carga's dewelke van boovenstaande rendement afgetrokken monteeren alsmeede hiervan het inkoops kostende ter somma van So blijkt dat er op de geheele winstreekening niet meer kan gebragt worden, dan Fol. 579r-v. koopmansrekening maken, dan zou blijken dat er een aanzienlijk verlies is geleden. Daarom is van zulke reizen afgezien en zijn ze aan het kantoor te Surat, dat het idee voor deze reis geopperd had, verboden. Hoewel deze lange reis toeval was en deze een jaar korter had kunnen duren. GAMRON Naar aanleiding van rapporten van de dienaren te Kharg en Gamron is op 8 maart 1758 besloten om Gamron te verlaten en in die streek alleen Kharg als kantoor aan te houden. Uit de berichten van de dienaren bleek tot vervelens toe dat het Perzische rijk in een deplorabele toestand verkeert en de onenigheid tussen de regenten toeneemt. De bevolking trekt naar Kharg of Basra, om niet alles wat ze bezit aan de roof- en hebzucht van degenen die daar door geweld aanspraak op maakten, kwijt te raken. Doordat vermogende inwoners zijn weggetrokken, staat de handel stil. Op den duur zullen de kosten van het kantoor niet meer terugverdiend kunnen worden. Er is voorgesteld om te Gamron maar één of twee personen achter te laten om de zwavelaarde en de Kirmanse wol in te kopen, zijnde de enige producten waarvan de Compagnie nog voordeel heeft en die niet in Kharg te bemachtigen zijn. De dienaren te Kharg voegden daar nog aan toe dat er te Gamron, omdat het buiten de gewone route ligt, overzee niets afgezet kan worden en wat over land aan te voeren is, kan net zo gemakkelijk van Bandar Bushire gekregen worden, omdat het net zover van Isfahan, Khisht en Shiraz verwijderd is als Gamron.) niet magtig werden konden, sij dezelve zeekerlijk van Karreek souden afhaalen en, door den afkeer van de te Gamron grasseerende ongesonde lugt, met er tijd ten eenemalen van deese vaart (dewelke sij eeniglijk om den inkoop van Engelsche manufactuuren, ijzer en lood, nog aanhielden) afzien. men van den inlander niet dependeerden en daar men gevolglijk van alle geweld en afpersing van geld vrij was, tot hiertoe g'impendeert zijn, door d' aanhouding van Gamron ten deele vrugteloos. Nademalen, als Hassenchan of een ander van Desistan en Laar eens meester wierd, 'tgeen thans zeer apparent was, dezelve bij alle disputen, of 'tgeen sij selfs indertijd hun met veel regt mogten weygeren, op Gamron verhaalen souden en waardoor deese plaats nu en altoos een steen des aanstoots zijn en blijven moeste. Fol. 581r-v. volgen de bevelen voor het sluiten van de vestiging te Gamron, zoals boven onder Kharg vermeld. De beschikking over de loge, tuin en verdere gebouwen wordt aan de dienaren te Kharg overgelaten. Aldus is het verliesgevende kantoor te Gamron eindelijk gesloten. In 1755/56 is blijkens de brief van 24 september 1757 op een inkoop van ƒ 83.042 bij verkoop ƒ 105.013, d.w.z. 1262/5 %, ontvangen. In 1756/57 is voor een inkoop van ƒ 100.271 bij verkoop ƒ 108.396, d.w.z. 108 %, ontvangen. Dit is 182/5 % minder dan het jaar ervoor. Met de Stralen werd uit Gamron ontvangen) 21.820 (Met de Rhoon, die als eerste op weg naar Kharg was, zijn deze bevelen en overwegingen meegegeven. Dan Blijvende bovendien alle kosten die er tot opregting van een comptoir in de Golff waar Seggende wijders dat, ingevalle de coopluyden deese negotiegoederen nu tot Boucheer lb. Kirmanse woll en gewasse roodaarde ter versending voor Europa, en (De gemachtigde van de eerste resident had echter geen geld van hem in kas. De juwelen zijn daarom in de ,, 27.100 pees gesleepe diamanten 36 goude ropijen ,, 1800 oude kooperwerken 12.943 lb. swavelaarde 240.362 ,, bloem van swavel ,, 771 assa fætida ,, 1272 ruinaxwortelen, en 10.800 ,, 330.000 ,, bergzout voor India, alles ten bedragen van ƒ 273.391,8,8. Dog welke diamanten, door de residenten gesonden, wij volgens de conditiën en qualificatie aan hun den 1e julij 1756 vanhier met 't schip Pasgeld verleent en den 6e april 1757 per Pasgeld geconfirmeert, aan de gemagtigde van den eersten resident alhier overgegeeven hebben, also ons dezelve voor 't inkoops kostende en in reekeninge gebragte bij verre na niet aanstonden. Fol. 582v-583r. grote geldkas van de Compagnie opgeborgen, waar de resident ze bij terugkeer naar Batavia tegen betaling kan terugontvangen. Omdat het kantoor te Gamron nu gesloten wordt, is geen verwijt meer gemaakt over het lang wegblijven van de Stralen, noch over het niet zenden van een gedeelte van de voorraad poedersuiker naar Kharg, waar ze makkelijk te verkopen was geweest. Volgens de dienaren ter plaatse was verkoop te Gamron onmogelijk wegens gebrek aan contanten daar. Voorts moet uitgelegd worden waarom er dan nog ƒ 86.201 in kas was. KAAP DE GOEDE HOOP In de brief van 25 oktober 1758 is bevolen om aan ieder van de retourschepen uit Batavia van 150 voet vier ijzeren en vier wieltrossen mee te geven, en aan die van 136 à 140 voet drie ijzeren en drie wieltrossen20. In de brief van 30 oktober 1758 is bevolen steeds een lijst te sturen van manschappen die ziek aan Kaap de Goede Hoop zijn achtergebleven. Tevens moeten manschappen van schepen die in de Valse Baai de goede moesson afwachten om goederen te lossen, over uitgaande schepen naar Batavia verdeeld worden. Hiervan moet een lijst opgemaakt worden. Omdat gezouten vlees aan bederf onderhevig is, moet het niet meer aan Batavia geleverd worden. Het verstrekken van 4 rsd en 40 pond rijst per maand aan enige ballingen uit Ceylon is goedgekeurd; zij moeten hun hele leven aan de Kaap blijven zonder dat hun is toegestaan te corresponderen. Tevens is goedgekeurd dat de keldermeester een toeslag van 10 % op de jaarlijkse restanten krijgt ter compensatie van de schade die hij door lekkage lijdt. Dominee Remmerus Harders mag aan de Kaap blijven dienen. Echter zijn 13 stuks aanschoven en 58/36 hoeden21 steenkool, die in diverse schepen achterbleven en naar Batavia gingen, niet teruggestuurd. De 13 lange- of karveelplanken die niet zijn afgeleverd uit de Wildrijk, zijn Bengalen aangerekend. In de brief van 11 november 1758 zijn de behandeling van de schepen en de voorlopige aanstellingen en verbeteringen van personeel op de uitkomende schepen goedgekeurd. Het aanhouden van ƒ 240.000 payement, dat Batavia in 1757 bestelde, is goedgekeurd. Twee Franse passagiers moest transport naar Nederland gegeven worden. In het afgelopen boekjaar zijn de winsten toegenomen en de lasten verminderd, hoewel de inkomsten minder waren. De behandeling van het tekort op het provisieschip Amelisweert is aanvaard. In het dit jaar gezonden provisieschip Slot van Kapelle zijn 150 last rijst geladen, en tevens 300 kisten of manden thee, die niet meer in de retourschepen van de eerste zending konden. Deze moeten met de Bengaalse retourschepen voor de kamer Amsterdam verzonden worden. JAVA’S OOSTKUST sijn overgebragt bestaan in 5060 20 Ijzeren tros is een nieuwe tros; een wieltros is een dunne lijn om een haspel gewonden. 21 Hoed is een inhoudsmaat voor steenkool, ongeveer 1172 liter. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 320-322.) De producten die deesen jaaren van dit gouvernement na India's hoofdplaatse en elders lasten rijst koopmansz. en provisiën etc. getrokkene wissels ƒ ƒ ƒ dus in 't geheel ƒ lb. pees bergkleetjes te samen uytmakende een som van ƒ 427.828,17,8. groene cadjang ,, boonen ,, zout ,, zuyker lb. indigo lb. swarte peeper ,, lange dito ,, cubebe of staartpeeper ,, cattoene gaaren ,, ,, cardamom kannen clappusolij aardolij dito pees balken swalpen ,, molenplanken ,, ,, Chineese planken en andere houtwerken meer, neevens diverse nieuw aangetimmerde vaartuygen zijde 126 5 699 375.000 2384 13.000 7500 5731 11.759 62 40.369 1000 4501 699 5468 51.600 15 43 Waarenteegen 'tselve met verscheide scheepen ontfangen heeft aan contanten ,, ,, Met 't sluyten der negotieboeken sub ult. augustus 1756/7 hebben de generale winsten van dat boekjaar bedraagen en de lasten en is dus Java op sig selfs sonder de trainsongelden ten bedragen van ƒ 207.876,18,8 een montant van of in vergelijking van 't voorgaande boekjaar ƒ 5.498,4,822 tevooren geraakt. geprofiteerd ƒ 15.340,12,8 ofte 831/3 percent ruym. Fol. 588r-v. (De suikermolenaars mogen van iedere molen in plaats van 300, 400 pikol suiker aan de Compagnie leveren, mits tegen 12 stuivers goedkoper dan de gangbare prijs en per mand slechts één soort. Uit de brieven van gouverneur Nicolaas Harting van 8 oktober en 17 december 1757, en 11 april 1758 blijkt dat uit het bos achter het district van Kaliwungu met minder moeite hout te kappen is dan uit Demak, waar de bossen praktisch uitgeput zijn. Er kan nog wel 25 jaar gekapt worden, waar men al met het volk van Kendal en Kaliwungu mee bezig is. Omdat Harting vond dat er aan deze regentschappen wat meer geld besteed moest worden en de blandongers, de herendienstplichtigen voor de houtkap, te Rembang, Djoana enz. om meer geld vroegen, is het budget voor hout met 2000 Spaanse realen, of ƒ 5000,-, verhoogd om onder de leveranciers verdeeld te worden, mits zij boven de gangbare 17.000 balken en 3000 zwalpen nog 2000 balken per jaar leveren, al moet een regent zijn contingent rijst daarvoor verminderen. Dit is besproken in de vergadering van 12 mei 1758, terwijl de verdeling van het geld door gouverneur Harting te vinden is in zijn brief van 20 oktober 1758. In de beschrijving van eind december 1757 werd reeds bericht dat het onder tegemoetkoming verpachten van havengelden aan de regenten 3389 Spaanse realen per maand, of 40.668 per jaar, had opgebracht. Samen met de latere verpachtingen was de opbrengst 7593 Spaanse realen per maand, d.w.z. 91.116 per jaar, of ƒ 273.348. Dit is 2310 Spaanse realen, of ƒ 6930, minder dan per eind december 1754, wat geaccepteerd is, omdat alles was geprobeerd om de opbrengst zo hoog mogelijk te laten zijn. 22 Het bedrag van ƒ 10.803,10,- is tenrechte ƒ 10.794,9,8; in de marge staat bovendien 5489=4. Zijnde op de verdebiteerde handelwharen ten koste van ƒ 20.077,14,- inkoops - - - - - 8 - -, 144.000, 161.375, -, 352.691, 8, 658.066, 8, 402.627, 3, 391.832, 13, 10.803, 10, ƒ ƒ ƒ Heeft dit jaar voor de Compagnie uytgeleevert lasten rijst coffijboonen zuyker peeper indigo cattoene gaaren curcuma De volgende mutaties onder de dienaren vonden plaats: de koopman en resident te Tegal Carel Gustaaf Falk is met de titel opperkoopman gerepatrieerd; hij is opgevolgd door de koopman en fiscaal te Semarang Matthijs Willem de Man, die als fiscaal is opgevolgd door de advocaat mr. Willem van der Beeke; de onderkooplieden Johannes van Dollen, soldijboekhouder te Semarang, en Johannes van Adrichem, resident te Sumenep, hebben hun functies geruild; de boekhouder en eerste gezworen klerk Jan Jacob Boohn en assistent Theodorus Johannes Hartingh zijn bevorderd tot onderkoopman, terwijl de laatste tot resident van Pekalongan is aangesteld ter vervanging van de overleden Philip Bregart; mits hij aan het hof van de sultan te Mataram blijft wonen, is de titulair majoor Christiaan Donkel aangesteld als absoluut majoor en hoofd van de militie op Java, ter vervanging van de gerepatrieerde majoor Jan Jacob Steenmulder; tot kapitein-luitenant zijn bevorderd de luitenant van de artillerie Andries Christiaan Engelstroom en luitenant Johan Hendrik Lemkemeijer, tot luitenant de vaandrig Johan Hendrik Bebler, en tot vaandrigs de sergeanten Erdwijn Blanke en Hendrik Coetsier.) CHERIBON 177 1.303.875 lb. ,, 553.062 ,, 12.300 ,, 12.000 23.000 ,, ,, 52.500 pees balken 2800 624 ,, swalpen duygen en andere houtwerken, neevens ,, 44.000 12 lb. ruwe zijde te samen bedragende ƒ 250.878,16,-. Fol. 591r. is ƒ 58.287 uitbetaald, zodat ƒ 307.319 ten laste van Cheribon is gebracht. De inkomsten bedroegen in 1757/58 ƒ 84.390 en de uitgaven ƒ 19.005, wat de winst op ƒ 65.384 brengt, d.w.z. ƒ 2729 meer dan het jaar ervoor. De pachten voor drie jaar, vermeld eind december 1757, brachten hetzelfde op als in 1754. De regentschappen Praccamontjang en Sumadang, die onder de Jakatrase bovenlanden vallen, zijn net als in 1730 onder Cheribon gesteld; de redenen zijn te vinden in de resolutie van 12 mei 1758. De negorij Indian valt onder Sumadang, mits ze haar producten aan de pakhuizen van de Compagnie te Cheribon of Indramaju levert. BANTAM quantiteit van 1.677.375 lb., kostende met eenige kleenigheeden ƒ 219.869,15,-. Ten opsigte van welk articul de bediendens gelast zijn waaksaam te weesen dat dien corl, door de nabijheid van d' Engelsche aan 't Samancase gebied, in geen vreemde hande koome. Nademaal men niet buyten reeden soude moogen veronderstellen dat sij met de verplaatsing haarer residentie van de negorij Caroewe na Benkoena alleen bedoelden, om de leverantie van dat product ten deele aan haar te trekken. Schoon men 't contrarie beweerd vind bij brieve van de bediendens van den 20e februarij passato. aan contanten ,, ,, ,, Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 322.) Den aanbreng van peeper uyt dit commandement heeft deesen jaaren bestaan in een negotiewharen provisiën en andere huyshoudelijke benodigtheeden betaalde wissels (Aan contanten, goederen en diverse behoeften is ƒ 249.032 daarheen gebracht en aan getrokken wissels ƒ ƒ ƒ ƒ 218.250, 31.089, 15.420, 3.638, -, -, -, 18, - - - - Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 322. Daarenteegen bedraagt 't derwaarts gesondene dan wel te saamen ƒ 18, 268.397, (De uitgaven, inclusief de soldijen, bedroegen in 1757/58 ƒ 64.755 en de inkomsten ƒ 9584. In - Sijnde dit comptoir anno 1757/8 met 't slot der boeken een lastpost geweest van ƒ 55.171,2,-. Fol. 592r-v. 1756/57 bedroegen de lasten niet, zoals foutief opgegeven, ƒ 66.451, maar ƒ 78.906, en de inkomsten geen ƒ 14.730, maar ƒ 14.872. In 1757/58 was het nadelig saldo derhalve ƒ 8863 minder dan in 1756/57. In plaats van de overleden onderkoopman Hendrik Croon is de onderkoopman Jacob Pompe van Meerdervoort tot scriba benoemd. De vaandrig Jacob Gravestein is tot luitenant bevorderd in plaats van de overleden luitenant Daniel Popal en de sergeant Lodewijck Matthijsz. tot vaandrig. BATAVIA Wegens het overlijden van koopman Gerard van der Does is koopman Hendrik van der Hellen in het College van Schepenen benoemd en, daar deze ook is overleden, is zijn plaats ingenomen door koopman Marten Huysvoorn. Bij besluit van 24 februari 1758 is ƒ 121.289 sedert 3 augustus 1717 op de rekening van onbekende erfgenamen bij weesmeesters, à deposito overgeboekt naar de negotieboeken op rekening van onbekende erfgenamen onder vermelding van bedragen en begunstigden. Op 21 november 1758 is er ƒ 66.012 uit gerestitueerd voor rekening van mr. Gualter Roelof Carper en Jan Thomas Degenaar ten laste van Banda onder hypotheek en rente ten behoeve van de Compagnie, waarbij dit kapitaal in de boeken blijft voortlopen. Het kapitaal van de weeskamer bedroeg per eind augustus 1758 ƒ 4.730.145 en de rekening van de rente stond op ƒ 14.490, welke bedragen in Compagnies kassa zijn overgebracht. Secretaris van het College van Heemraden Egbert Duijm is tot koopman bevorderd. Het kapitaal is door inkomsten van ƒ 73.879 en uitgaven van ƒ 56.351 in de periode van 1 september 1756 tot eind augustus 1757 toegenomen tot ƒ 137.177, terwijl wegens achterstallige landhuren, die binnenlijns in de boeken voortliepen, ƒ 3621 is afgeschreven. Het voorzitterschap van commissarissen van huwelijkse en kleine rechtszaken is volgens besluit van 9 juni 1758 van de oud-Ternataanse gouverneur Jan Elias van Mijlendonk overgegaan op de oud-Surats directeur Johan de Rot, tot vice-voorzitter is de burger Adriaan van Groenenberg benoemd, terwijl de burgers Jacobus Mestezaat en Noach Bouquet tot leden zijn benoemd. De burger Willem Welborn kreeg zitting in de vergadering van boedelmeesters. Hun kapitaal nam toe tot ƒ 303.765, terwijl op de rekening van renten een schuld van ƒ 998 werd gedelgd. Wat de burgerlijke of stadszaken betreft is Abraham Martinus Storm als advocaat bij het College van Justitie toegelaten, procureur mr. Johan Christoffel Schultz is tot advocaat benoemd en de assistent mr. Salomon Willem Storm tot procureur. Wegens het overlijden van Albertus Domburg zijn de onderkooplieden Daniel Gravia en mr. Pieter Jacob Bert tot notarissen aangesteld. De extraordinair raad van justitie Pieter Poelman kreeg bij besluit van 9 juni 1758 voor vijf jaar het privilege in zijn raffinaderij als enige kandij- of witte suikerbroden te produceren. Wegens de grote toevloed is voor de tijd van vijf jaar, bij besluit van 20 juni 1758, de komst van nieuwe Chinezen verboden, uitgezonderd die voor het besturen van jonken nodig zijn. De predikanten Nicolaas Brouwer en Johannes Ludovicus Keller zijn respectievelijk in de Maleise en de Portugese gemeente als leraar aangesteld, de laatste als opvolger van de overleden Johan George Bohler. Ds. Gerardus Cornelis Bastiaanse is naar Nederland vertrokken en ds. Petrus Marchant is overleden. Ds. Brouwer gaat op Timor de sacramenten bedienen en de leraar in de Nederduitse gemeente Harmanus Wijpkens kreeg een verhoging van gage tot ƒ 130 per maand. Volgens het rapport van 4 april 1758 is het kapitaal van de gereformeerde kerken ƒ 42.197, van de diaconie ƒ 273.725 en van het leprosenhuis ƒ 107.239; de rekening van de kerk van de Augsburgse confessie sluit met een tekort van ƒ 4961. Op 14 januari 1758 is besloten van de deposito’s bij de Compagnie ƒ 480.000 af te lossen, maar op 26 mei en 20 juni daarentegen om in Coromandel voor ƒ 800.000 te verhandelen en op 3 oktober om dit eveneens te doen in Bengalen voor ƒ 400.000. Op het laatste is slechts ƒ 88.800 binnengekomen, terwijl uit de resolutie van 10 oktober blijkt dat te Batavia niets meer te verhandelen was. Uit de resoluties van 26 mei en 23 juni 1758 blijkt dat wegens gebrek aan die munt in Batavia, ronde Spaanse realen voor China slechts tegen ƒ318,12 en ƒ 321,12 de 100 te verkrijgen waren. De betaalde rente bedroeg ƒ 400.722 en het debet ƒ 10.203.340. Op 4 april 1758 was besloten alle soorten goede zilveren ropia’s voor Coromandel en Bengalen in te wisselen tegen 27 stuiver en bij resolutie van 2 oktober zijn ze daarvoor gangbaar verklaard, maar zilveren derhams Java, ofwel Bataviase ropia’s, de Suratse en de vanwege de Compagnie gestempelde Perzische ropia’s blijven tegen 30 stuiver rouleren. Om de duiten op waarde te houden is 4 april 1758 besloten daarvan tot rds 20.000 met 10% avance ter Palembangse kooper Japans in platen peeper Bantamse en Mallabaarse dito sappanhout Bima's dito Siams salpeter thin Banca's zijde ruuwe Chineese coffijbonen cattoene garen curcuma indigo peeper suyker candij dito poeyer Jaccatrasen ,, ,, ,, ,, ,, ,, , Den verkoop in voorsegde tijd van Den inkoop te Batavia in 't boekjaar 1757/8 bestaat in lb. benzuin extraordinaire witte ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, inwisseling te accepteren, terwijl bovendien op 2 mei aan de bakkers is toegestaan om de helft van het graan met duiten te betalen: de 44 stuks tegen 10 stuiver.) 3330 107.742 164.741 1.575.986 152.389 365.128 84.431 2.505.985 7716 2.660.603 23.291 121.005 9776 111.015 633.059 5.530.794 bedragende neevens weynige mindere articulen ƒ 1.988.402,-. Fol. 596r-v. (Bij resolutie van 2 juni 1758 is tot mei 1759 de ontvangst van suiker van de Bataviase, Javaanse, Cheribonse en Bantamse molens bepaald op een vaste hoeveelheid. Omdat men bang is dat de molens door het verval waarin deze na 30 april 1756 geraakt zijn, niet de 10.000.000 pond per jaar zullen produceren, die de Compagnie voor verzending nodig heeft, is de ontvangst versoepeld en op 19 december 1758 besloten een onbeperkte hoeveelheid te accepteren, maar om dit voorlopig niet voor de molens van Java, Cheribon en Bantam te laten gelden.) 1200 310 8000 2375 17.500 227.000 diverse lijwaten, manufacturen en andere koopmansz. en kleenigheeden sommeert ƒ 2.232.752,-. Fol. 597r. 19 mei de verkoopsprijs van tin te Batavia op ƒ 38,8 de 100 lb is bepaald. Ten vervolge op de generale missive van eind december 1757 wordt bericht dat op 26 mei 1758 het besluit van 7 april betreffende de bevinding van de visitateur-generaal over de factuur van aanrekening uit Bengalen van eind augustus 1757 wordt veranderd. Het besluit van 21 september 1756 blijft van kracht, waarbij het verlies van ƒ 21.308 op 4595 stuks textiel uit Dhaka vergoed moet worden door de ondertekenaars van de resolutie te Hooghly van 1 december 1752, met dien verstande dat de ƒ 1761 ten laste van de gerepatrieerde onderkoopman Alewijn Kopper door de gewezen directeur Jan Kersseboom gedragen moet worden met behoud van het recht van terugvordering in Europa, waardoor diens aandeel in plaats van ƒ 7929, dat wegens een oneigenlijke reductie tot licht geld eigenlijk ƒ 9905 bedraagt, in feite ƒ 9685 blijft. In plaats van ƒ 21.308, zoals bij besluit van 21 oktober, is ƒ 17.290, of het gedeeltelijk verlies van genoemde textiel, van de ƒ 76.263 afgetrokken. Het resterende bedrag van ƒ 58.973 zal als volgt vergoed worden: Kersseboom voor zijn aandeel ƒ 11.742 i.p.v. ƒ15.185 en voor de zeven overleden en gerepatrieerde personen ƒ 20.092 i.p.v. ƒ 25.983, derhalve ƒ 31.835 i.p.v. ƒ41.168, en de overige elf Bengaalse personeelsleden ƒ 27.138 i.p.v. ƒ 35.094. De Bengaalse factuur en de resolutie van 10 juni 1757, waarbij ter korting op de genoemde ƒ 58.973 een bedrag van ƒ 6950 wordt gedeclareerd voor meer in Nederland verkochte kisten amphioen balen canneel lb. nagulen noten ,, peeper ,, ,, thin Banca's (Verwezen wordt naar de resoluties van 7 maart, 20 en 23 juni en 15 augustus 1758, terwijl bij die van Verongelukte scheepen zijn de Drie Heuvelen van Banda komende bezuyden Saleyer, Oostcappelle op de cust Cormandel, waar van boven onder de materie van dat textiel dan de hoeveelheid die volgens de oorspronkelijke opgave verzonden zou zijn, zal hiermee pas verrekend worden als de juistheid nader en helder is bewezen. Er is verdere toelichting gevraagd op genoemde factuur en op de resolutie van 1 juli 1757, waarbij aan diverse personen voor genoten provisie op de textiel ƒ 3009 en ƒ 7802 is toegerekend, en ook nog ƒ 8836 en ƒ 3451 ten laste is gebracht. Echter is intussen voorlopig ƒ 2823 ten laste gebracht van de rekening groot ƒ 4788 van de gerepatrieerde onderkoopman Gualterus van der Beets in de Bataviase negotieboeken. De volmachten van genoemde Jan Kersseboom hebben ƒ 39.567 aan de Compagnie voldaan voor hun borgstelling bij akte van 10 november 1757. Op 20 juni 1758 is aan schipper Gilles Paterson de helft van ƒ 5990 kwijtgescholden voor bedorven en tekort gekomen salpeter, koffie en peper op de lading van de Vrijheid, waarmee hij bij besluit van 24 oktober 1747 en 21 juni 1748 was belast. Wanneer hij de andere helft voldoet, zal dat op zijn soldijrekening vermeld worden, zodat dit in Nederland verwerkt kan worden mocht zijn rekening daar nog belast zijn. Afgeschreven is ƒ 12.660 voor verteringen van de gewezen Javaanse rijksbestuurder Raden Adipati Nata Kusuma sedert 1743 tot april 1758 en ƒ 1400 Indisch geld voor een vat duiten no. 156 dat in 1754 met de Sloten voor de kamer Amsterdam was aangebracht en welk schip geheel is leeg gestolen. Bij resoluties van 26 mei, 9 juni, 11 juli en 10 november 1758 is in diverse administraties bijgeschreven ƒ 2227, ƒ 9861, en ƒ 37.523 en ƒ 89.398 afgeschreven, terwijl bij die van 5 september verslag wordt gedaan van de verbranding van bedorven en vergruisde specerijen. Over de patrouillering van het Palembangse vaarwater en Straat Sunda handelen de geheime resoluties van 2 mei en 11 juli 1758. De consumptierekening van de uit Nederland aangekomen schepen is verantwoord en de Gouverneur-Generaal, Jerusalem en Standvastigheid kregen de volle premie van 1200 gulden.) omtrend de daarleggende reven, van het Postpaart met verlies van schip en lading en een gedeelte der manschappen. gouvernement breeder is gesprooken. En vermits Stadwijk na Japan gedestineert aldaar niet teregt is gekomen, is men bedugt dat het in zee sal weesen gesmoort in de swaare orcaan die zijn macker het schip Leymuyden op de hoogte van Ilha de Prata in de heenreys heeft beloopen gehad. Fol. 600r-v. (Nadat de artillerie eruit was gehaald, is de Huigenwaard voor ƒ 24.000 aan een particulier verkocht, de Woitkensdorp en de Anna zijn respectievelijk voor ƒ 4704 en ƒ 2880 voor de sloop verkocht en de hoeker Don Quichot voor ƒ 768. De scheepsmacht bestaat uit 48 schepen van 150 voet, 56 van 130 voet en daarboven, en 4 van boven de 100 voet, d.w.z. in totaal 108 schepen. Aan fortificaties en gebouwen is ƒ 10.916 aanbesteed voor de vergroting van de punt Amsterdam met een borstwering van ten minste 12 voet breed, ƒ 11.052 voor de sloop van een royaal bastion in plaats van de punt Zeeburg, tevens de beschoeiing aan de rivierkant over ruim 12 roeden, en ƒ 18.000 voor vernieuwing van de westpakhuizen en woningen van het administratieve personeel op Onrust, te zien in de resoluties van 10 januari, 26 september, 10 oktober, 8 en 15 december 1758. Aan door het volk van het ambachtskwartier voltooide gebouwen is in 1757/58 ƒ 5732 uitgegeven, conform de rekening van 29 december 1758. Van de Jakatrase landen zijn diverse stukken afgestaan en publiek verkocht voor ƒ 16.257. De leverantie is door uitzonderlijke sterfte onder de inlanders minder geweest en heeft bestond uit) 2.002.850 lb. coffij ,, peeper 35.342 9726 ,, gaaren ,, indigo 3781 59.625 ,, curcuma Fol. 601r. aan de luitenant van de Chinezen gegund, bracht ƒ 820.656 op, d.w.z. ƒ 1440 minder dan het jaar er voor. Het achterstal op de pacht van de groentekramen en -winkels is verleden jaar ƒ 11.520 per maand ingelopen en die op het merken van waskaarsen ƒ 1104 voor twee maanden, bovendien dat van de handel langszij de schepen voor ƒ 576; zie de besluiten van 10 januari, 3 februari, en 5 en 15 december 1758. De vrije vaart op de westerkwartieren met suiker, arak en andere toegestane waren is in bijeenkomsten van 7 en 14 april, 19 mei, 20 (Compagnies domeinen zijn op 30 december 1758 publiek verpacht en de pacht van de waag, wederom 'tWelk laaste meede is vergunt aan den capitain van 't Engels compagniesoorlogsschip Pit, (Na onderzoek van de klachten van het Engelse bestuur te Benkulen tegen de gezaghebber van de Zijnde met desselfs vertrek weeder eenig volk van hier weggeraakt en apparent door hem juni en 11 juli 1758 gegund aan reders van particuliere vaartuigen, mits zij als retour geen textiel aanvoeren op straffe van inbeslagneming. De kapiteins van de Engelse schepen The Falmouth en Prince Henry, en van een Portugees scheepje van Macao is toegestaan enige lading, behalve wollen manufacturen, te verkopen om daarmee provisie en verversing in te kopen.) genaamt William Wilson, die bij zijn arrivement met twee schooten minder geresalueert sijnde, dan gesalueert hadde. Niet alleen daarover gedoleert heeft, maar ook over dat men hem heeft laaten observeeren door twee Compagniesvaartuygen na 't verlaten deeser rheede, met versoek om satisfactie tot zijne verantwoording. Dog waaromtrend hem het nodige door den heere gouverneur-generaal is geantwoord. meedegenomen. Fol. 602r. Goudvink, vermeld in de resolutie van 12 mei 1758, is deze in de zitting van 2 juni veroordeeld tot een boete van een maand gage ten behoeve van de armen.Ten dienste van de koning van Spanje zijn in de vergadering van 2 mei 1758 aan de kapitein te Manilla, Pignon, met de gewone winst 12 ijzeren kanonnen van 12 lb, 100 pikol tin en enige gereedschappen afgestaan. Tevens is op 19 mei en 9 juni aan de Manillase handelaars 310 balen kaneel, 200 pikol peper en 261/2 pikol kruidnagels verkocht. Mutaties onder het personeel: de gecommitteerde tot en over de zaken van de inlander Johannes de Pril en de eerste gezworen klerk op de algemene secretarie Jacobus Johannes Craan zijn bevorderd tot opperkoopman; onderkoopman Adrianus Lugthart is tot korte notulist aangesteld; de gezworen klerk Barend Reijke is bevorderd tot onderkoopman en dagregisterhouder en de gewone klerken Johan Vermehr en Fredrik Kleijnhoff tot onderkoopman en collationist. De boekhouder en vertaler Javaans Josephus Gordijn en de assistent Stephanus Vlaming zijn tot onderkoopman bevorderd; de eerste opperkoopman van het kasteel Christiaan Lodewijk Senff kreeg een verhoging van gage tot ƒ 150 en tevens voor huishuur ƒ 60 per maand, wat alle opperkooplieden van het kasteel voortaan zullen krijgen. In de plaats van de koopman en negotieboekhouder Abraham Knipping is de koopman en factuurhouder Nicolaas Laurens van Engelsdorp aangesteld, die vervangen is door de pakhuisboekhouder Matthijs Knipping met bevordering tot koopman; Knipping is opgevolgd door de extract factuurhouder Jacobus van der Wall als onderkoopman. Op het kantoor-generaal is de overleden koopman en eerste suppoost Gerard van der Does opgevolgd door de onderkoopman en journaalschrijver Jan van Zwaart onder bevordering tot koopman, wiens plaats is ingenomen door de assistent Samuel Constantijn Saffijn die tot onderkoopman is bevorderd. In plaats van de ontslagen journaalschrijver Reijnier Boekenberg Fledderus is de assistent Jan Carel van der Upwich in de rang van onderkoopman aangesteld. Tot onderkoopman zijn bevorderd de boekhouder op het visitekantoor Hemming Oré, de assistenten Simon Anthonij de Vries, Hendrik Cramer, Jan Anthonij Tremblij, Pieter van Rijssel, Martinus Johan Bosman, Johan Laurens Huijghens en Casper Hartman, de onderkoopman en tweede in het graanmagazijn mr. Willem Bernard Albinus is bevorderd tot koopman. De koopman en eerste in het ijzermagazijn Michiel Willem Westpalm is ontslagen en is opgevolgd door onderkoopman en tweede in de grote winkel Olphert Elias met bevordering tot koopman; diens plaats is gegaan naar de onderkoopman Jacob Cornelis Mattheus Radermacher; als tweede in de suikerpakhuizen is onderkoopman mr. Arnoldus Adrianus van Tets aangesteld in plaats van de overleden Christiaan Coenraad van Schellebeek.Verder is in plaats van de overleden Mattheus Bordels tot koopman en eerste in de westzijdse pakhuizen onderkoopman mr. Nicolaas Jan Dallens aangesteld en als tweede de onderkoopman mr. Salomon van Til. Tot eerste in de pakhuizen op Onrust is onderkoopman Jacobus Rimersma aangesteld met bevordering tot koopman en in diens plaats is als tweede mr. Adriaan Matthijs Temmink benoemd, die als tweede in de negotiepakhuizen naast de Waterpoort vervangen is door onderkoopman Isaac Reijnst. De overleden koopman en kassier van de generale ontvang Hendrik van der Hellen is vervangen door de onderkoopman Willem Hendrik Heijder. Bij de militie, waartoe ook de artillerie behoort, is, naast de reeds in oktober gemelde benoeming van hoofdofficieren, de plaats van de overleden majoor van de artillerie ingenomen door kapitein Hermanus Jesse en is de gedeporteerde Jan Christoffel Hartman in zijn functie van luitenant hersteld. Tot luitenant zijn bevorderd de vaandrigs Jan Cornelis van Ossenberg en Fredrik Jurgen von Thal, die nu overleden is, en van sergeant tot vaandrig Dominicus Trochard, Zacharias Klapper, Johan Coenraad Ernst van Boecheimer, Daniel Doulegius Roelandus, Johan Ettelinger, Hendrik Daniel Macquene, Samuel Albrecht, Johan Anthon Knorre en Johan Fredrik Jonas. Tot onder-luitenant bij de lijfwacht zijn aangesteld de kornets Johannes Gesseling en Jan van Wesel, en tot kornets zijn bevorderd de wachtmeesters Johannes Jonker en Fredrik Willem van Maderode, en tot vaandrig-ingenieur Claude Ogerdias. Bij de chirurgie is de tweede praktizijn in het hospitaal Herman Gerrit Schreuder, die overleden is, opgevolgd door de derde praktizijn Johan Jacob Schumacher, terwijl de vierde Frans Hendrik Sanders tot derde praktizijn is benoemd; als eerste verbandmeester en vierde praktizijn is aangesteld Godfried Puppeke, in wiens plaats als tweede verbandmeester en vijfde praktizijn de opperchirurgijn Reijnier Bouchut is aangesteld, terwijl de oud-eerste praktizijn, thans binnenregent, Christiaan Kleijnhof de rang van stadsdokter kreeg. Bij de zeevaart zijn tot schipper bevorderd de luitenant Gillis Pieter Verlee en de opperstuurlieden Carel Coster, Christiaan Hendrik Logeman, Jacobus Boekhout en Michiel Hamelo; tenslotte is uit de dienst ontslagen de koopman en gewezen fiscaal van Banda Johannes Damius. Omdat ze in Batavia niet voordelig zijn te verkopen, worden, conform besluit van 9 december 1758, 221 pakken textiel uit de Indische voorraad naar Nederland meegezonden, terwijl die dag tevens werd besloten het retour onbepaald te laten, hoewel het boven de 70 ton mocht belopen. Bij resolutie van 27 oktober zijn de volgende onderwichten bij de naweging aan boord van de Barbara Theodora vastgesteld: op specerijen uit de westzijdse pakhuizen en peper van Onrust 259 lb op 50.000 lb kruidnagels en 964 lb op 55.991 lb peper; aan boord van de Gouverneur-Generaal 1953 lb op 62.604 lb peper, terwijl is besloten van het laatste de kwartiermeester van de sampan aan de vervoerder te laten vergoeden alles wat meer is dan 2 %. Een rapport, behandeld op 29 december, over van Ambon aangevoerde wilde noten en kruidnagels wordt meegezonden. Verondersteld wordt dat de eerste mannetjes noten zijn en de tweede een soort wilde nagels, die zowel op Ceram, als op Ambon groeien.) Ten vervolge onser rescriptie van den 15e october op U Wel Edele Hoogagtb. Missives, dient dat den 5e hujus den advocaat-fiscaal substantieel relief is verleent met committimus aan den raad, teneynde onder dat beneficie alsnog te institueeren en te prosequeeren de civiele actie teegens de boedel van den geweesen heer gouverneur-generaal Adriaan Valkenier. En oversulx niet alleen gereleveert en in integrum gerestitueert van de sententie van den Raad van Justitie van den 3e maart 1756, waarbij alle en een iegelijk van alsodanig regt, actie en pretensie als zij ten laste van wijlen gemelde heer Valkenier of desselfs boedel mogten vermeenen gehad te hebben, maar ook van alle andere fauten, onmissiën en versuymenissen daarteegens gepleegt of daarvoor gehouden kunnende werden, mitsgaders de Compagnie weder gesteld en in sulken staat als zij van den beginne af en voor dato van dien is geweest. Fol. 606r-v. nalatenschap van Adriaan Valckenier in de nieuwe boeken op te voeren tegen 78 stuiver het dukaton met vermelding dat bij overmaking naar Nederland de gewone korting van het wisselverlies moet worden toegepast. Dezelfde dag leverde het opperhoofd zijn verantwoording in op de klachten van de Heren XVII in hun brief van 29 oktober 1757 over onregelmatigheden in de Bataviase logeboeken; deze is reeds verzonden met de Kievitsheuvel en Barbara Theodora. Voor de behandeling van de post betreffende David van Hoogstraten wordt verwezen naar de vergadering van 16 december 1756. Het bericht van de visitateur-generaal over de uitgaven en inkomsten te Kharg over 1753/54 tot 1755/56, ingeleverd op de vergadering van 5 december 1758, toont, exclusief de bouwkosten van het fort van ƒ 125.190, een positief saldo van ƒ 82.625. Tevens gaat een bericht van 29 december mee van de advocaat-fiscaal over de verklaring van Dirk Waardenburg gepasseerd in Zeeland over equipagegoederen die aan particulieren verstrekt zouden zijn; bijgevoegd zijn een relaas van de landdrost Korp c.s. en overige stukken. De uitrusting van de retourvloot nu er vrede met Algiers is, staat beschreven in de resolutie van 15 december 1758, waarbij speciaal aandacht wordt gevraagd voor verbetering van uitkomend buskruit en bijhorende vaatjes. De zeilorders voor de tijd van verblijf in de Tafelbaai worden gedrukt en de boete voor overtreding geldt ook de gezagvoerders. De schepen zijn voorzien van zeekaarten en stuurmansgereedschap, en de baas-kaartenmaker is bevolen de journalen van de schepen op de heenreis en die van de vaart bewesten Straat Sunda, naar Nederland te zenden. De papieren betreffende de liberale gift gaan in origineel en kopie mee, maar de (Bij resolutie van 27 oktober 1758 is het opperhoofd van het generaal soldijkantoor bevolen de 13, 3, 10, 657.149, - -. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 7.785.600, 7.950.988, 165.388,6, 4, 11, 8 10 2 dus meerder lasten 3.571.728, 2.914.579, 266.811, 2.382.299, 13, 1, De Bataviase negotieboeken zijn ult. augustus 1757/8 doordien Op assignatiën ter ontfang in Nederland hebben weesmeesteren stukken vermeld in het verzoekschrift van de gewezen resident te Cheribon, Cornelis van der Hoop, zijn, naast die verzonden met de Batavier, reeds met de Noord Nieuwland op 10 december 1757 naar Nederland gestuurd.) 4 de generale winsten en inkomsten ƒ - en de lasten ƒ bedragen hebben, gesloten met een overwinst van ƒ 4. En in comparatie van het voorgaande jaar ƒ 35.305,15,8, zijnde de scheepslasten 13/4 ton teegen 't voorige jaar vermindert en beneden 't millioen gebragt. Indiaas staatreekening bij 't zaldo der boeken van 1756/7 vertoond aan winsten in dat jaar aan lasten en aan meerder voorjarige nadeelige als voordeelige posten ƒ 1.088.582,13,6. Sodat in voorsz. jaar ten agteren geteerd is ƒ 1.253.970,19,14, waarvan de oorsaak meest te vinden is in de afschrijving der Bengaalse intrestpenningen, Javase treynkosten en 't vermeerderen van Ceylons en andere lasten. Dog daarenteegen heeft Indiën meer uyt Nederland ontfangen en aan assignatiën etc. ten goede gekreegen, als derwaerts versonden ƒ 4.023.930,4,-. In welker voegen India's capitaal vermeerdert is met ƒ 2.669.959,4,223 en dus ult. augustus 1757 per saldo groot gebleeven ƒ 39.456.992,10,15. geteld en andere Daaronder mede begrepen een assignatie van ƒ 500,- voor de commissianten van de Bataviase Bibliotheecq Frans de Wilde en Cornelis Harthals, welke penningen anno 1753/4 al in Compagnies cassa geteld, dog op de overgemaakte quitantie van den grootcassier niet betaald zijn. Wordende thans mede overgemaakt, na korting van 't gewone wisselverlies ingevolge resolutie van den 3e october en 21e november, het gantsche inkomen van de liberale gifte ten bedragen van ƒ 1.002.797,12, hoewel 't meeste van vroegere jaaren is. Fol. 608v-609v. Alexander van der Werp verleend, die waarschijnlijk met de Persijnenburg zijn zoekgeraakt, en tevens nieuwe assignaties voor koopman Jeremias Saimpe in naam van zijn vrouw tot ƒ 3611 verzonden door burger Johannes de Haas met hetzelfde schip. Aangedrongen wordt de vraag om spijkers voor de timmerwerven spoedig te voldoen. Postscriptum: In april 1759 zal de Buitenzorg voor de kamer Amsterdam nog volgen. Assignaties: door commandeur van de retourvloot Jan Akkerveld aan zichzelf te Middelburg vier assignaties samen ƒ 120.295; door de gewone leden van de Raad van Justitie mr. Nicolaas van Landschot, mr. Paulus Ferriet en de advocaat mr. Hendrik Adriaan Lokman als executeurs in de boedel van wijlen mejuffrouw Anna Maria van Spijk, weduwe van de oud-gouverneur van Malakka Rogier de Laver, aan mr. Willem Joachim de Laver te Middelburg ƒ 36.000; door oud-burgervaandrig Johannes Jansen en de opzichter van het touwpakhuis Jurriaan Wendt, als gemachtigden van de overleden schipper Marten Woudt, aan mejuffrouw Geertruijd Vos, weduwe van genoemde schipper, te Amsterdam ƒ 26.526; door de oud-burgerweesmeester te Batavia Christiaan Reessen en burger Jan de Ruijter aan Pieter Bolten, koopman te Amsterdam, ƒ 31.740; door de repatriërende majoor Jan Jacob Steenmulder aan zichzelf te Amsterdam twee assignaties samen ƒ 44.307; door de repatriërende predikant Gerardus Cornelis Bastiaanse twee assignaties samen ƒ 64.800; door de opperkoopman Pieter Joan Bangeman, de oud-schepen te Batavia Jan Harris en burgerkapitein Simon Joseph aan Dirk Willem van der Brugghen ƒ 34.715; door de thans repatriërende opperkoopman Carel Gustaaf Falk te Amsterdam twee assignaties samen ƒ 66.461; door de predikant Sijbrandus Columba en onderkoopman mr. Iman Willem Falk aan William Belchier Schiltknaap in compagnie te Londen, te Amsterdam, drie assignaties samen ƒ 101.099; door heren weesmeesters te Batavia aan heren weesmeesters te Amsterdam elf assignaties samen ƒ 186.292; door 23 Ten rechte ƒ 2.769.959,4,2. (Aan de weesmeesters zijn kopieën van assignaties tot ƒ 33.600 ten behoeve van koopman Jacob de raad extraordinair van Indië Huijbert Willem van Bazel, de oud-baljuw te Batavia Pieter Greving en burger Simon Palu, als executeurs in de boedel van de burger Philip Kuvel, aan mr. Francois Kuvel, advocaat te Utrecht, drie assignaties samen ƒ 100.432; door de burgerkapitein Simon Joseph en onderkoopman Hendrik Coenraad Sander aan: Willem ’t Hoen, koopman in wijnen te Amsterdam, Nicolaas Obrenan, brouwer in de brouwerij de Drie Roskammen te Amsterdam, de weduwe en zoon van Willem Decker, in brouwerij ’t Lam te Amsterdam, Jan Christoffel Risch, koopman in wijnen te Amsterdam, Jan Graaffman, als medecompagnon in de compagnie hanterende ten name van David van den Bosch in de brouwerij de Gekroonde Valk te Amsterdam, Anthony Westhoven, schepen en raad in de vroedschap te Alkmaar, Johanna van der Leij te Amsterdam, weduwe van de kapitein-ter-zee Abraham Swart: samen ƒ 44.096; door de burgerkapitein Simon Joseph aan Frans Adam Carelzon en Arnoldus Habich, kooplieden te Amsterdam, Jan Koning te Enkhuizen, Cornelis Havart te Rotterdam, Hermanus de Ruijter te Amsterdam, James Cuninghame, koopman te Amsterdam, Coenraad Temmink Jacobsz., koopman te Amsterdam, mr. Christiaan Reijnier van Groenendijk te Amsterdam, Margaretha Staal, huisvrouw van de kapitein-luitenant-ter-zee Marcus Fetting te Amsterdam, Josias Grampre en Christiaan Draak, kooplieden te Amsterdam, als gemachtigden van de gerepatrieerde schipper Daniel Neuman, Cornelis van Harthals, koopman te Amsterdam, samen ƒ 27.060; door de opperkoopman Hugo Pieter Fauré aan Joan Gideon Loten te Utrecht en Dirk Willem van der Brugghen te Delft, samen ƒ 30.385; door de eerste vendumeester te Batavia en de luitenant van de burgercavalerie Pieter Mossel aan Jan Koning, koopman te Enkhuizen, ƒ 26.584; door de eerste koopman van het kasteel Christiaan Lodewijk Senff volgens besluit in de Raad van Indië van 7 april 1758 aan Joshua van Neck, koopman te Londen, 16 assignaties samen ƒ 545.616; door de commissarissen van de liberale gift aan het Kantoor Generaal van de Unie, volgens besluit van de Raad van Indië van 3 en 20 oktober 1758, 28 assignaties samen ƒ 1.002.797; totaal aan assignaties ƒ 3.448.168. Assignaties in 1755 in kas gestort, maar verzonden met de vermiste schepen Persijnenburg en Luchtenburg: door weesmeesters te Batavia aan weesmeesters te Enkhuizen twee assignaties samen ƒ 25.255; totaal aan assignaties ƒ 28.585.) XXXVI. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK en REYNIER DE KLERK, BATAVIA 30 april 1759. Kol. Arch. 2808, VOC 2916, fol. 1224-1240. (In de brief van 31 december 1758 werd bericht dat de Buitenzorg in het voorjaar naar patria zou vertrekken. Nu dit schip vertrekt kan er een brief meegezonden worden.) SIAM bekleed, regeerende zeer tirannicq. Dog 'twelke weynig relatie heeft tot de zaken der E. Compagnie, die aldaar van weynig belang zijn. Fol. 1224v. Siam, dat den koning overleden is en een zijner zonen na en onder veel onrust den troon (De zaken in Siam gaan onveranderd voort. Het vasthouden van het schip valt het bestuur niet aan te Per de Velsen is uit China ƒ 200.000 aan goud ontvangen, maar ƒ 90.606 aan goud per de rekenen; het vertrok pas 9 februari 1759 en kwam in april te Batavia aan. JAPAN Er vertrekken drie schepen naar Japan met daarop het wederom benoemde opperhoofd Herbert Vermeulen. Om stormen te vermijden zullen de schepen voortaan op 10 of uiterlijk 15 juni vertrekken. CHINA Renswoude, dat bij het Noord Eiland aan de sloep Overmaas werd overgegeven, ging door een storm verloren. Het onderzoek is aan de advocaat-fiscaal opgedragen. Er bleef ƒ 400.000 over op de bezending, wat ter levering van goud en op interest aan de Kantonse kooplieden is gelaten. Als Batavia niet weet hoeveel geld en goederen gestuurd worden, kan zich, zoals dit jaar, een bankroet voordoen. De Buisken ging naar Trengganu om 150.000 lb peper, die commissiant Anthonij Abraham Werndley daar voor acht Spaans het pikol inkocht, te vervoeren samen met wat hij voor 10 Spaans kan inkopen. De Hoge Regering heeft minder vertrouwen in de inkoop dan Werndley en verwacht eerder 3000, of iets meer, dan 30.000 pikol te kunnen verwerven. SUMATRA'S WESTKUST textiel gezonden. Aangezien er eind augustus 1758 nog ƒ 441.723 was, wordt daar vandaan veel goud verwacht, als het bericht opgaat dat er niet genoeg textiel gezonden kan worden. BENGALEN daarheen gezonden waren wegens gebrek aan goud, maar niet verkocht zijn, ophalen. Uit Bengalen zijn geen brieven ontvangen, zodat de laatste berichten met de retourschepen zullen komen. COROMANDEL Tilburg overviel, en op Ceylon zijn blijven liggen, zijn ingehaald door die van 6 december. Daarin werd bericht dat) ---de Franse regeeringe te Pondicherij geweygert heeft 't schip Haarlem, of desselfs lading, te restitueeren, of te antwoorden op de aangebode overgave der door de Engelse voor Nagapatnam genomen sloep. Zulks deselve het bij een protest hebben moeten laten berusten. Sadraspatnam de reys na Bengale vervorderende, vijf mijlen van daar door een Frans oorlogschip, De Mossel is naar Bengalen gezonden en moet onderweg te Nagapattinam ƒ 500.000 aan ropia's, die De brieven van september 1758 uit Coromandel, die vertraagd waren door de storm die de Kasteel van Naar Sumatra's Westkust zijn de Pasgeld en de bark de Buis met een lading t.w.v. ƒ 295.097 aan Wijders is 't schip Oost Cappelle, gelijk w' reets in december gemeld hebben, van Centaur genaamt, ontmoet, ter rheede van Mazulipatnam opgebragt en gevisiteert, voorgevende dat de touwen daarin geladen voor de Engelse waren. Fol. 1227r-v. (Overtuigd van het tegendeel, protesteerde Compagnies resident bij de Franse interim-gouverneur De Nijs. De Oostkapelle werd daarop vrijgegeven, maar zonk in ruime zee voor Vishakhapatnam na verlies van masten, onttakeling en nadat ze van achteren vol water was gelopen. Twaalf man bereikten met de schuit veilig Srikakulam.) In december hebben de Franse onder commando van den generaal-major monsieur Soupier een attacque gewaagd op Singelepette, dat door de Engelsen eenigen tijd verlaten, naderhand toen weder geoccupeert was. Dog zijn met verlies van 4 â 500 Europeesen gerepousseert en na Carringoedie Palium geretireert, alwaar de Engelsen haar vervolgens aangevallen zijn en op dezelve veroverd hebben 100 veldtenten, de geheele bagagie, nevens drie canons en twee mortieren. Waarop den generaal Lallij van daar opgebroken en na Cansjewarom gemarcheert is, hebbende zodanigen gebrek aan geld dat de troupes in geen ses maanden hadden konnen betalen. Dog egter in dezelve maand nog lust gehad de Engelse stad Madraspatnam, of 't fort St. George, te gaan belegeren, terwijl een commando dragonders en marine den 31e dito te Sadraspatnam aangekomen en met een ander commando, dat zig reets daar bevond vereenigd, twee derzelver hoofdofficieren de visite bij onzen resident latende vragen, zonder antwoord daarop af te wagten met een groot gevolg de wagt overweldigden en met blote degens binnen de gefortificeerde logie drongen, de militairen ontwapenden en arresteerden, onder aanzegging dat zulks de ordre van monsieur d' Lallij was, en dat z' 't fort en dorp in possessie zouden houden tot de overgang van Madraspatnam, quasi opdat de Engelsen zig daar niet van zouden bedienen. Voorgevende uyt een onderschepte brief gebleken te wezen dat den Engels commandeur Caillouw zig binnen 24 uuren meester van Sadraspatnam zoude gemaakt hebben, waarvan de frivoolheyd volkomen blijkt, alzo die om de zuyd na 't Tansjaoerse was. Voorts hebben z' van alle Compagnies effecten, ammonitie etc. een opgave gepretendeert om tegens de boeken te confronteeeren en alzo te zien of er geen Engelse effecten onder waren, nemende wijders een Engelsman Smith, die zig aldaar ophielde, in arrest en zonden hem zodanig na Pondicherij. Terwijl den collonel comte De Moldave over de reden van zulk vijandelijk bedrijf aangesproken, ten blijke harer onbestendigheyd, nu declareerde daar toegetreden te te zijn tot represaille van 't ongelijk dat de Franse te Bengale, Nagapatnam en Paliacatta, waarvan onze papieren van die plaatzen het tegendeel voldoende aantonen en bewijzen, zouden ondergaan hebben, en dat er ordre was gegeven om Paliacatta terzelver tijd in bezit te neemen. Ondertusschen was volgens Paliacatse brief van 5e februarij en zeker relaas het Frans leger medio december voor Madraspatnam gekomen, hebbende de zwarte stad of voorstad met verlies van wel 300 man ingenomen. Dog voor 't verdere een dappere tegenstand gevonden, in dier voegen dat al ontrent 1000 Europeesen daarvoor verloren hadden en nog maar 2000 derzelve sterk waren, schijnende egter het lot dezer plaatze te zullen dependeeren van de aankomst der vloote van de een of ander. Konnende die van de Engelse niet lang na voorsz. dato uytgebleven zijn, dewijl medio januarij reets de Mallabaar na 't zuyden gepasseert waren. Ondertusschen hebben de Franse mede te Pondicherij aangehouden en ten haren dienst ge- employeert het geld dat de Deenen van Tranquebaar na Pondicherij ter vermunting tot ropias (als welke zoort de meeste cours hebben) gezonden hadden. En omtrent Madraspatnam doen aanhouden en employeeren een schip van de Portugeesen, komende van Macao in China, over Malacca en Paliacatta zuyd opstevenende, met een rijke lading, waaronder ongetwijffeld een parthij goud zal wesen. Mitsgaders rondom Paliacatta vanwegen haren nabab de tollen laten heffen, zonder dat deze plaatze zelve nog aanstoot geleden heeft, apparent omdat z' zien dat 't opperhoofd Van Eck, door zo een snood bedrog gewaarschouwd, zeer wel op hoede is. Want aan hare intentie is niet te twijffelen, als men bij het gezegde te Sadraspatnam vergelijkt het geschrevene door den Pondicherijsen raadsheer Boijellau aan de heer Cherrau, tresaurier-generaal van 't Franse leger, in deese woorden: 'Men heeft alhier gezegt dat Uw E. na Paliacatta had Den prins Annandarasoe, erfregent over de landen ontrent Bimilipatnam, wiens vader Soeratte anno passato van gouverneur verandert zijnde, gelijk bij de voorjaarbrief gezonden om aldaar geld ter leen op te neemen. Men twijffeld aan den uytslag. En men agt dat het beter zoude geweest zijn zulks door geweld te eysschen bij wege van brandschattingen. 'T schijnd dat het aan geen voorwendzels en zelfs aan geen gegronde redenen moest ontbreeken. Vide brief van den Madras gouverneur mr. Pigot aan mr. Brooke, die hier nevens overgaat.' Visiaramarasoe, zo men zegt, met kennisse van monsieur Bussij vermoord is, quam in 't verleden najaar na Siccacol, nam den nabab Anna Wardichan, door monsieur Bussie in die post gesteld, nevens een daar verblijf houdenden Fransman Azam, in arrest, en den Fransman vervolgens het leven. Trok daarop na de zuyd, nadat voormelte nabab, die hem met een pistoolschoot in zijn been geschoten en ook vier kleene wonden met een buyksteker hadde toegebragt, nevens zijne broeders gedood was, nam Visiagapatnam weder voor de Engelse in. En wierde daaromtrent vervolgens versterkt met het volk dat van Calcatta derwaarts gezonden was en volgens de Bengaalse brief na herwaart van 21e november op 1300 begroot wierd, maar na waarschijnlijker berigten niet half zo groot geweest is. Waarmede tezamen optrokken tegen 't Frans leger, dat onder monsieur Conflans uyt Golconda afgezakt was en zig aan de rivier Rasiemahindre campeerde, en 'tzelve den 10e december versloegen, waarbij deselve 60 Europese gevangenen, 32 stukken canon en de verdere bagagie der Fransen zouden gekregen hebben. En daarna tegen Mazulipatnam opgetrokken zijn, welkers garnisoen meest na Madraspatnam en daarbij de belegering geëmployeert is. Fol. 1228r-1232v. (De Mossel is in februari 1759 naar Coromandel gezonden om ƒ 333.000 aan goud over te brengen en met enig zilver van Nagapattinam door te zeilen naar Bengalen. Wegens de gewelddadigheden door de Fransen is het vertrek in maart van de Wereld uitgesteld totdat er samen met andere schepen gevaren kan worden.) SURAT aangehaald is, bleef niet langer in die ruste, alzo den Sewase of Marattijse vorst Ballasie Ballaraino den voormaligen stads- en casteelsgouverneur Mia Atsjent, of nu genaamt nabab Miermoe Uddienchan, in augustus van Bassijn na derwaart zond om zijn broeders zoon, den stadsgouverneur Alie Nawaaschan, uyt den zetel te ligten. Dewelke uyt oneenigheyd tusschen stads- en casteelsgouverneur voordeel trekkende, met den casteelsgouverneur accoord sloot en den stadsgouververneur tot onderwerping bragt en zig in dat gouvernement nederzettede. Fol. 1233r. BATAVIA er meer afgelost worden. Zoals in de resolutie van 29 december 1758 is vermeld, werd uit wilde Ambonse kruidnagels en nootmuskaat onbruikbare stinkende olie gedistilleerd. Om de Limphose vaart met de Chinese jonken te heropenen hebben de reders 3000 pikol peper tegen de oude prijs van rsd 12 het pikol gevraagd. Op 12 april 1759 is het volgende overwogen: aanvoer 8 miljoen lb, mocht de afzet naar Nederland door dalende prijzen 6 miljoen lb worden, en de afzet om de west van 500.000 lb tegen ƒ 44 de 100 lb, zodat er een overschot is en China bovendien door Engelsen en Portugezen van peper voorzien wordt. Verzenden van peper gaat ten koste van scheepsruimte voor tin, maar de peperhandel moet toch doorgaan. Op 3 september 1756 is besloten tegen ƒ 30 de 100 lb te verkopen, maar op 24 mei 1757 dat het antwoord op deze overwegingen afgewacht zal worden en dat de prijs van ƒ 44 de 100 lb dus blijft gelden. Zo heeft men het raadzaam gevonden niet lager dan ƒ 38,5,- te gaan, maar de reders kwamen daar niet mee uit, omdat ze er verleden jaar ter plaatse taël 12,7 de pikol of ƒ 44,14,- de 100 lb voor maakten. Nadere orders worden afgewacht.) w' de eere U Wel Edele Hoogachtbare daarvan vijftig exemplaren te laten toekomen. Fol. 1235r. (Op leningen is op 6 maart 1759 ƒ 196.800 afgelost en, als de uitkomende schepen tijdig arriveren, kan De bijbel in de Maleytse tale met een Arabise letter thans geheel afgedrukt zijnde, hebben (Ten aanzien van twee verzoeken die 18 april 1758 werden overgezonden, betreffende kapitein-ter-zee Maarten van der Meer voor ontheffing van ƒ 8803 wegens tekorten op de lading van de Deunisveld en Bevalligheid is 23 maart 1759 besloten deze af te wijzen. Het is genoteerd dat Van der Meer terecht aanvoert, dat hij bij besluit van 23 juli 1752 ontheven is van ƒ 4563 licht, of ƒ 5732 zwaar geld, wegens goederen die beschadigd in Japan zijn aangevoerd, en dat de vergoeding van ƒ38 uit 50 bovenmatig verantwoorde windbomen voortkwam. De belasting van ƒ 2207 wegens 2300 lb Japans staafkoper is minder vreemd, wanneer bedacht wordt dat ze voortkwam uit het feit, dat het personeel te Bengalen de gezagvoerder van de Deunisveld de Japanse pikol of koperkistje voor 120 lb i.p.v. 121 lb liet verantwoorden. Deze is daarvoor bij besluit van de Hoge Regering van 23 juli 1748 niet alleen terecht belast, maar heeft per pikol 1/5 lb voor zichzelf gehouden, omdat een Japans kistje op de Hollandse schaal tegen 120 lb op 1211/5 is berekend. Van der Meer moet nog belast worden met 460 lb tot ƒ 441. De stukken in deze zaken zijn in kopie bijgevoegd. De Drie Papegaaien van de kamer Amsterdam arriveerde op 13 februari 1759, de Welgelegen van Enkhuizen 9 maart en de Eendracht van Amsterdam 16 april, zodat er een tekort aan schepen voor de reis naar Japan of de Westerkwartieren is. Hoewel de Buitenzorg, waarmee deze brief wordt verzonden, tussen de rede en Onrust op het rif van Purmerend vastraakte, bleek ze niet beschadigd te zijn en kon 12 april besloten worden haar vertrek te handhaven. Het retour sedert half oktober 1758 bedraagt ƒ 3.622.909, inclusief de Buitenzorg, die voor ƒ 138.919 aan peper, suiker, tin, sapanhout en thee als vracht heeft. Een eis voor artilleriegoederen wordt meegezonden. Het bedrag aan assignaties bedraagt ƒ 151.558. Verleende assignaties boven ƒ 25.000: commissariseen van de Bank Courant en Bank van Leening aan Abraham en Paul Chatelein en Nicolaas Menkema te Amsterdam, als gemachtigden van de gerepatrieerde opperkoopman Seneca Ingerssen, aan Jan Pan schepen te Enkhuizen, als voogd over jonkheer en jonkvrouwe Jacob en Chatharina Johanna Mossel, aan Jan Koning c.s. te Enkhuizen tezamen ƒ 44.416.) (Met de Buitenzorg werd de brief van 30 april 1759 verzonden. Van Heren XVII zijn de brieven van XXXVII. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, PIETER VAN DE VELDE, DITHARD VAN RHEEDE, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK en REYNIER DE KLERK, BATAVIA 15 oktober 1759. Kol. Arch. 2832, VOC 2940, fol. 13-91. 10, 20 en 28 oktober 1758 en 20 maart 1759 ontvangen. AMBOINA Volgens besluit van 25 september 1758 werd wegens allerlei bezwaren de indigocultuur gestaakt, maar op 1 april 1759 is bevolen deze te hervatten, omdat de prijzen in Europa hoog zijn en de kruidnageloogst rijk was. De indigoteelt moet, om de last lichter te maken, over de 4000 kruidnageltuinen gespreid worden. Als iedere tuin 5 lb oplevert, wordt de oogst al aanzienlijk. De aanplant van peper is in de brief van 30 december 1758 aanbevolen. Het personeel had er in de brief van 26 september 1758 hoge verwachting van. Per de brief van 31 december 1757 is, overeenkomstig de wens van Heren XVII, opgedragen om voor het verpakken van kruidnagels strozakken te gebruiken. Het personeel wees in zijn brief van 24 mei 1758 op verlies en het gemakkelijk openen van zulke zakken, waarop op 31 december 1758 is bevolen weer op linnenzakken over te gaan. Gemiddeld zijn de kosten ƒ 461 per jaar, wat ƒ 163 meer is dan de strozakken. Als Bataviase strozakken gebruikt men geen andere dan van Madura, Java en omstreken. Deze zijn zwakker dan die van Ambon, zeker als ze door vervoer per schip belegen raken. Het gebruik van die zakken is dus niet raadzaam. Er wordt verwacht dat deze handelwijze goedgekeurd wordt en men is er zeker van dat Heren XVII weten, dat de extirpatie van specerijbomen en het patrouilleren steeds zijn bevolen. Men zal het wederom opdragen. Als de rendementen van verkopingen te laat komen, worden ze het volgende jaar meegezonden. Dit verklaart waarom die van Ambon ontbraken. Het personeel zal tot spoed gemaand worden en na het rondschrijven van 20 juni 1757 zullen de gevraagde papieren wel tijdig binnen zijn gekomen. Java's Oostkust en Timor, waarvandaan het niet het geval was, kregen een herhaald bevel. Ook op zuinigheid in het gebruik van equipagegoederen zal toegezien worden en aan eisen van dien aard zal slechts voor het strikt nodige voldaan worden. Men zie de vergadering van 12 juli 1759 en de paragraaf over Batavia wat betreft de daar aangekomen schepen. BANDA De extirpatie van specerijen en het weren van smokkel krijgt alle aandacht. Op 15 december 1758 zijn de geheime brieven van 25 maart, 24 mei en 4 september 1758 uit Amboina en Banda behandeld. In de geheime brief van 29 december zijn instructies voor de extirpatie en patrouillering gegeven.) sluykhandel van de Cerammers met Baliërs, Maccassaren enz., op 't eyland Gisser een fortje op te werpen. Werwaarts in de laatste westmousson twee welbezeylde vaartuygen zijn afgezonden, zo tot schoonhouding van 't vaarwater daaromheen, als om de werklieden in 't opregten van gem. fortje te dekken, zo de ministers oordeelden dat zo een post, niettegenstaande de gezonden kruysvaartuigen, nodig waare. Fol. 18r-v. (Gehoopt wordt dat door deze maatregelen de monopolies gehandhaafd kunnen worden. Aan de bezwaren tegen inlandse ambachtslieden is tegemoetgekomen. De proef om op Onrust vrije inlanders tegen 12 stuivers per dag te huren is geslaagd. Het heeft wel zin om dit ook met Compagnies slaven in het ambachtskwartier te doen. Van de commandeur, de opperequipagemeester en van de fabriek, zowel als van de baas op Onrust, is gevraagd hoe vrijen en lijfeigenen in ambachten opgeleid kunnen worden. Op 21 september 1759 is besloten 100 slaven in het ambachtskwartier in de werkplaatsen te gebruiken tegen een kostgeld van 24 stuiver per maand het eerste, 36 het tweede, 48 het derde, 72 het vierde jaar, en vervolgens 96 stuiver zonder verdere verhoging. Vijftig slaven krijgen van de bazen het eerste jaar 7, het tweede 10, het derde 13, en vervolgens 15 stuiver per dag.) ---en die van Banda gequalificeerd om, volgens hun voorstel en tot weering van alle Teregt oordeelen U Wel Ed. Hoogagtbare dat diergelijke dwingelandij veelal door (Aan Ternate wordt opgedragen om op de eerlijkheid en bekwaamheden van de hoofden te letten, wat ook TERNATE In de materie van Ternaten vertoonen zig al in den beginne U Wel Edele Hoogagtbare recommandatiën om den inlander groot en kleen alomme redelijk te behandelen. Wij vestigen hierop ook altijd onse aandagt en meer dan eene resolutie kan overtuygende bewijsen leveren dat wij geene knevelarij, zo die maar tot onse kennis gekomen is, ongemerkt gepasseert of ongestraft gelaten hebben. Wij zullen egter U Wel Ed. Hoogagtbare recommandatie naar alle comptoiren met ernst ter observantie aanschrijven. schraapzugtige gezaghebbers van de kruyssers gepleegt word. Fol. 19v-20v. al bij het geheim besluit van 23 december 1756 geschied is. Als de afzet van textiel op de goudgevende kantoren stagneert, dat soms door gebrek aan gewilde doeken komt, is dat de schuld van het personeel op de hoofdkantoren dat het daar heeft afgezet. Worden ongewilde soorten teruggezonden, dan komt dat doordat de eisen onbeheerst waren. Hierover is reeds geschreven in de memorie van bezuiniging en wat betreft Ternate in de brief aan Heren XVII van 1 oktober 1753. Batavia wordt goed voorzien, waarvan wat betreft Makassar een voorbeeld in de vergadering van 25 september 1758 te vinden is. Het personeel beschouwt een partij als ongewild, wanneer er guinees kust uit Nagapattinam in plaats vanuit Sadras komt, terwijl deze plaats niet aan de Indische vraag kan voldoen. Komt er weliswaar genoeg, dan schreeuwt men dat het ongewild is, omdat er niet komt wat gevraagd was. De rondschrijf brief van 1 april 1759 en wat in november geschreven zal worden, bevat de nodige maatregelen. Goud is in ruil voor textiel en nieuw payement verkregen. In de brief van 21 februari 1740 is het aan het personeel overgelaten om door toe te geven aan de smaak van de inlander, zonder nadeel voor de textiel, zoveel mogelijk goud te verwerven. Op 9 december 1757 is besloten dit nogmaals te schrijven. Het personeel ter plaatse kan deze materie het beste uitleggen. Aangezien vermaningen over de hoge lasten van Ternate weinig hielpen, is op 6 februari 1759 besloten voor buitensporige posten in het boekjaar 1756/57 vergoedingen op te leggen. Dit zal de zuinigheid bevorderen. Het vertrek van schepen van Ternate ligt tussen 1 juni en 15 augustus, maar is, omdat de schepen tussen 1 en 15 januari van Batavia daarheen zeilen en in eind februari of het begin van maart aankomen, op juni gesteld. Er is dan ruim tijd om ze te beladen en desnoods kan het personeel daarvan op eigen verantwoording afwijken. MAKASSAR wordt tegengegaan, maar het is niet bevolen, opdat hij naar omstandigheden kan handelen.) tegenwoordig geen plaats meer vinden. Om 'twelk te bewijsen wij U Wel Edele Hoogagtb. bidden slegts het oog te laten gaan over 'tgeene de vertieningen in de jongste vijf jaren opgebragt hebben. In 1754 quamen er 486 lasten van, in 1755 451, in 1756 604, in 1757 511 en in 1758 713 lasten, zijnde meer dan ooyt bevorens, volgens 'tgeene de gouverneur bij secreeten brief van den 11e september aanmerkt. Fol. 24r-v. zijn. Hoewel de voorkeur van de inlander wispelturig is – op Java is in aan elkaar grenzende streken de keuze verschillend – moet, hoe vervelend ook, aan zijn keus gehoor gegeven worden. Wegens bezwaren van het personeel tegen de indigocultuur, is van bevelen in deze afgezien. Maar aangezien Heren XVII schreven dat het succes kan hebben als anderen iets ter hand nemen, wat ondoenlijk leek, zal er met nadruk bevolen worden deze cultuur aan te vangen. BANDJARMASIN rapport van commissaris Johannes Andreas Paravicini bevatte voldoende informatie en nu gaan de contracten over als bijlage bij diens commissoriaal rapport. Met de bedongen verovering is alles in orde. Op 4 april 1757 was in Aan Makassar is aangeraden dat de gouverneur de vertiening bijwoont en dat door de residenten afpersing (Het personeel zal berichten waarom dubbeltjes van de munt Hollandia zo gewild zijn en daarom besteld Omtrend de knevelarijen derven wij U Wel Edele Hoogagtbare rustig verzekeren dat die De nieuwe contracten zijn niet gezonden, omdat nog geen besluit over de ratificatie was genomen. Het het geheim besloten Paravicini nogmaals daarheen te zenden, maar op 9 juni dat de missie tot het volgende voorjaar uitgesteld zou worden. Op 14 april 1758 is besloten alles uit te stellen en met een geheime brief van 20 april is aan de resident geschreven hoe zich verder te gedragen. Nadere instructies worden afgewacht. De zaak heeft niet zoveel haast en kan daar met gemak op de oude voet voortgaan. Bovendien is er geen informatie om een echt besluit te kunnen nemen. Over de aanleg van een fortje was 4 april en 13 januari 1757 een geheim besluit genomen; op 14 april 1758 geschiedde de aanbesteding voor rsd. 29.453, maar door het verongelukken van de Ouwerkerk met de bouwmaterialen, die op Java waren ingeladen, is de bouw vertraagd. Nu bekend is dat Heren XVII er weinig voor voelen om de handel door het bouwen van sterkten te bevestigen, is de ingenieur die daar heengezonden was, teruggeroepen en wordt nagegaan, hoe de beslist noodzakelijke brandvrije pakhuizen met een ommanteling minder kostbaar te realiseren zijn. Dit is, buiten de veiligheid van goederen en personeel, voordeliger dan het telkens vernieuwen van houten en bamboe woningen. De verschillende berekening van lood, in 1755 en 1756 naar Bandjarmasin gezonden, is veroorzaakt doordat de negotieboekhouder in 1755 de berekende courante prijs op basis van het voorafgaande jaar voor 10.000 lb stelde op ƒ 11,-,- de 100 lb, wat 81/2 stuiver minder is dan de prijs in het vaderland berekend. Het verschil bracht hij ten laste van het restant van eind augustus 1755, waarvoor hij in 1756 2000 lb verzond, die dus daardoor veel hoger in prijs kwamen. De betreffende negotieboekhouder is hierop aangesproken en de huidige, zowel als de factuurhouder, is bevolen de vaderlandse berekening te volgen. Voor de verantwoording van de vorige resident Bernard te Lintelo wordt verwezen naar de resolutie van 24 oktober 1758, waarbij voorbijgegaan wordt aan de bewijzen voor de beschuldigingen die aan Paravicini gevraagd waren. TIMOR Meegezonden worden alle bijlagen bij de commissie naar Bandjarmasin en Timor, waaronder de memorie van Johannes Andreas Paravicini voor het opperhoofd. Omdat de resolutie van 15 januari 1753 om bij de eisen de meest recente afzet te vermelden, veelvuldig niet wordt nageleefd, is ze bij een rondschrijven vernieuwd en tevens bevolen bij de eerste indienstneming van personeel in Azië de leeftijd op de monsterrol te vermelden.) nog bevorens veel zijde gesponnen heeft, besloten wij den 1e april 1757 op de breede opgaven daarvan gedaan. 'T werk ontmoette al in den beginne veele swarigheeden, maar gemerkt alle nieuwe onderneemingen in hunne beginselen moeyelijk zijn, recommandeeren wij de bediendens bij missive van den 31e december anno 1757 in dit werk meer spoed te maken, temeer omdat het aan hun weynig beleyt, niet minder dan aan de traagheid van de Timoreesen scheen te haperen. Maar alzo niets aan de verwagting voldeed, volgens der bediendens brieven van den 22e julij en 5 october 1758, hebben wij bij besoigne van den 5e december van dat jaar beslooten niet alleen den corporaal Giese, die daarvan zulke breede opgave aan Paravicini gedaan had, zig te laten verandwoorden, maar ook de goudgraverij, volgens der bediendens voorstel, aan den inlander overgelaten, mits 1/3 aan de Compagnie kome zonder betaling en 2/3 in betaling tegen 16 rds. het thail, 'tzij voor geld, 'tzij voor lijwaten met 50 percento winst. Fol. 30r-31v. van de tocht van het opperhoofd naar de veldschans Tepas ter beveiliging van de goudgravers, wordt afgewacht. Van de kosten zal een rekening opgemaakt worden. Geweer en ammunitie, die aan het personeel worden geschonken en waarmee zuinig moet zijn, mogen niet in handen van vreemden of kwaadwilligen vallen. De beschouwingen van raad extraordinair Reynier de Klerk over Timor zijn in 1756 met de Batavier in tweevoud naar de kamers Amsterdam en Zeeland verzonden en op 10 november 1757 per Noord Nieuwland nogmaals naar Amsterdam. Er wordt nu nog een kaart van Timor verstuurd, die in 1757 ontvangen is. Tevens het rapport van commissaris Johannes Andreas Paravicini en het oud-opperhoofd Elias Jacob Beijnon over de Portugezen op Timor en wat daarover in de geheime resolutie van 18 september is besloten. Er wordt naar deze stukken, naar de brieven van Timor ontvangen en naar de vergadering van 12 juli verwezen. PALEMBANG (Er is dus geen verschil van mening tussen de Hoge Regering en Heren XVII. Het resultaat hiervan en Tot het beproeven van de goudgraverijen, waarbij de maatschappij (wij bekennen het) nu Heren XVII vroegen zich af hoe er in 1756 teveel tin verworven kon worden, terwijl de resident schreef De aandrang van Heren XVII om de eis voor Japan stipt te voldoen, is niet zonder reden. Bij besluit (Per rondschrijven is aangespoord in deze zorgelijke tijden op zijn hoede te zijn. Uit de overrompeling van dat er niet meer dan gewenst aanvaard hoefde te worden. Nadien is een contract gesloten en werd de koning om meer tin en peper gevraagd. Kennelijk uit voorraad voerde de koning met zijn eigen schepen tin boven de bepaalde leverantie naar Batavia. Omdat men gebrek had, is deze aangenomen zonder te bevroeden dat de levering tot bijna 3.600.000 lb zou oplopen. Aangezien de resident 30 november 1755 schreef dat de koning zoveel leverde als men wenste, en het onzeker was hoeveel Heren XVII voor de directe vaart op China zouden bestemmen, is de koning medegedeeld dat niet meer dan 20.000 pikol, niet meer dan de peper, zou geaccepteerd worden. Hierop is om de koning niet te misnoegen, niet te nauw toegezien, omdat de bepaalde hoeveelheid niet ver overschreden werd. Dat er eind augustus 1756 1.150.000 lb te Batavia in voorraad was, is niet vreemd, want de vaart naar China en de Westerkwartieren houdt in juni op, zodat wat nadien binnenkomt tot het volgende seizoen in voorraad blijft.) De quantiteit van 20.000 picols agten U Wel Edele Hoogagtb. te groot voor ’t vertier. Wij daarentegen denken dat 3.000.000 lb. nauwelijks toerijken, want China slijt voor Compagnies deel tenminsten 2.000.000 lb. en heeft in 1756 nog 2.345.000 gesleeten tegen ƒ 48,9 de 100 lb., daar de carga’s van Slooten in ’t volgende jaar geen hooger prijs voor maar 450.000 hebben kunnen bedingen. Wij scheyden van deze stoffe af met deze eene bijvoeging dat, wel verre van met thin overkropt te zitten, de 1.500.000 lb. voor China door U Wel Ed. Hoogagtb. zelven bestemd onlangs nauwelijks in voorraad waren. Was nu de verzending van ‘tgeene dit rijk slijten kan op den ouden voet gebleven, zou het met den aanbreng op zijn best zijn toegekomen. De aangroeying van dien kan niet toegeschreven worden aan de 21/2 percent voor den resident. Want die geniet hij, met ’s konings bewilliging, alleen van ‘tgeene ’s Compagnies bodems vervoeren, daar het eene bekende zaak is dat het meeste thin door ’s konings vaartuygen word aangebragt. Fol. 34v-35v. Sadras blijkt hoe weinig vertrouwen de oorlogvoerende mogendheden verdienen. De tocht naar Biliton, wegens ingebrachte bezwaren en voldoende berichten vandaar herhaaldelijk uitgesteld, is op speciaal bevel van Heren XVII ondernomen. Op 22 juni is besloten de sloep het Zeepaard daarheen te zenden onder leiding van resident Huijbert Johan de Heere; zie de vergadering van 17 juli. SIAM Hoewel wegens de onredelijke afpersing van recognitiegelden door de Siamezen – zie de vergadering van 4 juli 1757 – het niet vreemd zou zijn geweest de handel op Siam geheel te staken, is in de vergadering van 19 mei 1758 besloten ermee voort te gaan. COCHIN CHINE In de vergadering van 5 juli is de gewezen carga’s in Cochin Chine, Christoffel van Cappelle en Jan van Oldenzeel, de vergoeding opgelegd van schulden die sommige kooplieden aan de Compagnie hebben. Van Cappelle is bovendien belast met de onkosten van zijn niet goedgekeurde verblijf, terwijl voor een besluit over het inbeslaggenomen zink en over zijn verder gedrag de van hem verlangde verantwoording wordt afgewacht. De genoemde twee zullen op bevel van Heren XVII belast worden voor 732 lb kruidnagels, die zij onder de vastgestelde prijs verkochten. JAPAN van 14 december 1758 is vastgesteld de eis voor Japan bij voorkeur te behandelen. Dit is naar Bengalen, Coromandel, Surat, Siam en China bericht. Er wordt voor bedankt dat de vaderlandse goederen in de vereiste lengte en breedte voldaan worden, maar het is hinderlijk dat de schepen uit Nederland vaak vertraagd zijn. Nog onlangs kwamen goederen na het vertrek van de Japanvaarders aan, die dan tot het volgende jaar blijven liggen of, ter voorkoming van bederf, elders afgezet worden. Het is wenselijk dat goederen voor Japan voor eind mei Batavia bereiken, zodat ze vers naar Japan gaan. Anders zal de zeildag, vastgesteld tussen 10 en 15 juni, later moeten Wij vinden ons dus gevordert tot Malacca en bekennen met U Wel Ed. Hoogagtbare zeer (Het is moeilijk om voor de particuliere vaart naar Indragiri, volgens het bevel van Heren XVII, vallen. Als de uitslag van deze proef het aanstaande jaar bekend is, zal het serieus bekeken worden. De Hoge Regering is het eens met het bevel jaarlijks twee schepen naar Japan te zenden. Een derde schip zou slechts dienen om meer dan 11.000 kistjes koper te vervoeren, die niet met voordeel in de Westerkwartieren zijn af te zetten. De grotere vraag van de dienaren daar is niet verantwoord, want ze houden grote restanten over. Als de markt zo willig was, zouden ze weleens uitverkocht moeten raken. Dat zou het geval kunnen zijn, als het in Perzië vreedzamer was. Het nu zenden van drie schepen is een uitzondering, die slechts in dergelijke omstandigheden herhaald wordt. Zo moet ook het bevel om de Japanners te vragen een derde schip toe te staan beschouwd worden. Van zo’n toestemming kan gebruik gemaakt worden,, als de omstandigheden het vereisen; zie de vergadering van 17 juli 1759.) MALAKKA gaarne (want de ondervinding heeft het ons dikwerf geleert) dat het in toom houden van de inlanders thans vrij wat meer in heeft dan bevorens. En dat het dus wel nodig ware, onse garnisoenen na vereysch te kunnen versterken. Maar hierin zien w’ tegenwoordig door gebrek van volk onse handen gebonden. En wel verre van op ’t versterken der bezettingen te kunnen denken, wenschten wij het maar vooreerst zoverre te kunnen brengen dat op Batavia, zowel als op de verdere sterktens, het bepaalde getal voltallig gehouden werde. ’T kan dus geen wonder baaren dat het bezorgen van de geëyschte manschappen somtijds buyten onse magt is, hoewel ook wel eens met weynig overleg geschied. Fol. 40r-v. recognities te vragen en het goud tegen ƒ 378 het mark fijn aan de Compagnie te laten afstaan. Te Malakka wordt voor de vaart naar toegestane plaatsen bij in- en uitvoer al 6% betaald. Verhoging zou de bewoners verarmen en hen naar Kedah, Perak of elders in Straat Malakka doen verhuizen en daarom is op 13 april 1758 op voorstel van de gouverneur-generaal de tol ongewijzigd gelaten. Onlangs is in de vergadering van 1 mei het voorstel van het bestuur ter plaatse in zijn brief van 10 maart om voor de vaart op Indragiri en Siak een zeker lastgeld te eisen, afgekeurd. Voor de goudhandel bestond er overeenstemming tussen het voorstel van Heren XVII en het besluit van 13 april 1758 om de handelaren te Siak en Indragiri al hun goud voor ƒ 350,-,-, of uiterlijk ƒ 370,-,-, het mark fijn aan de Compagnie te laten leveren. Gezien de niet ongegronde bezwaren van het personeel in de brief van 10 maart 1759, is op 1 mei besloten toestemming te geven deze maatregel op te schorten, zeker als handhaving van leverantie door visitatie, aanhaling e.d. gehandhaaft moet worden. Het is duidelijk hoe makkelijk het smokkelen van goud kan geschieden ondanks alle oplettendheid. Voor het overige wordt verwezen naar de besluiten en de overwegingen van de gouverneur-generaal in de genoemde vergaderingen. Het bevel van 5 november 1754 om alle stukken betreffende deserteurs naar Nederland te zenden, is in een rondschrijven uitgegaan en de eerste klerk is opgedragen de stukken die niet rechtstreeks door de kantoren zijn verstuurd, jaarlijks vanuit Batavia te verzenden.) SUMATRA’S WESTKUST oogen aangezien hebben, was uyt vreese dat dadelijkheeden somtijds eene grooter verwijdering met de Britsche natie zouden veroorsaaken als de zaak waard was. Ten anderen hadden wij de onse aangeschreven om de inlanders onder de hand tegen de Engelschen te assisteeren met geld en oorlogsvoorraad, en zelfs ter zee ondersteunende. Van deze middelen en van eenige andere die wij aanwenden, om hen Natter en Tapanoelij tot last posten te maken (schoon alles door de bedienden in 't begin te slap en zonder uitsigt is behandelt), verwagten wij zoveel effect als van eene opentlijke resistentie. En dus meenen wij de zaaken vooreerst te laten voortschokken, met last om de Engelschen en hunne bondgenoten, volgens 't voorstel van den tegenwoordigen commandeur bij secreeten brief van den 10e mey laastleden, onder de hand met den anderen overhoop te helpen en allen toevoer van lijftogt van rondsom Ticou en Priaman te beletten, om hen door gebrek des mogelijk te doen verhuysen. Egter hebben wij den Dat wij den indrang van de Engelschen op Sumatras Westcust tot nog toe met goede (Overeenkomstig het bevel van Heren XVII is van het bestuur geëist om een rekening op te maken van commandeur teffens gelast om de Engelschen, zo hun de lust weder mogt bekruypen om onbezette plaatsen die der maatschappij wettig toekomen, in te neemen, zonder nadere ordre van Batavia af te wagten, des mogelijk te verjaagen en desnoods geweld met geweld tegen te gaan. Wij oordeelen dat zulke middelen van klem thans noodzakelijk zijn geworden, en vertrouwen dat ze met de intentie van U Wel Ed. Hoogagtbare zullen overeenstemmen. Fol. 43r-44v. de verkoop van 468 pakken textiel die in 1756 daarheen gezonden werden. Het genoemde bedrag van ƒ 410.141 betreft niet alleen de verkoop van textiel, maar van alle goederen die in dat jaar daarheen werden gezonden. Het rapport over deze handel in textiel, zowel als over die in geheel Azië, die de gouverneur-generaal opstelde, is nu in behandeling. Als dit is afgerond, zal het toegezonden worden. Het reglement voor de huishouding, vastgesteld in de vergadering van 7 augustus 1759, dat een toevoeging en wijziging op de memorie van bezuiniging voor deze kust is, wordt nu meegezonden. Het plaatsen van merktekens om het bezit van de Compagnie aan te duiden is noodzakelijk. Dit blijkt uit het.geheim besluit van 17 augustus 1753 om langs Straat Sunda en de zuidwest-kust van Sumatra merkpalen te plaatsen. Op alle plaatsen van de Compagnie tussen Indrapura om de zuid tot Singkel om de noord waar dit nog niet gedaan is, moeten nu merkpalen geplaatst worden. Deze worden met het wapen van de Compagnie erop, in de werkplaatsen vervaardigd. De zaak van sergeant Monbrun, die te Baros wijlen resident Joseph Chailje overhaalde een valse verklaring over een tekort aan zout in de Waakzaamheid af te leggen, zal in handen van de fiscaal gegeven worden. Het bestuur is ernstig verweten dat het in deze zaak geen onderzoek deed; zie de vergadering van 17 juli 1759. BENGALEN In de brief van 31 december 1758 is reeds uitvoerig betoogd dat verkoop van zilver soms te prefereren is boven vermunting. Het recht van munt moet voor het geval van gebrek aan kopers en om niet afhankelijk te zijn van de grillen van de moslims wel behouden blijven. Gezien het ongenoegen van Heren XVII over het versturen van 600.000 lb suiker in 1756, die voor de helft met verlies werd verkocht, wordt er op gewezen dat 11 oktober 1754 156.400 lb met 24 % winst is omgezet, op 1 december 1755 40.526 lb met 34 % winst en op 31 augustus 300.000 lb met 2 % verlies. Dit verlies werd ook op het zilver geleden en in 1756 toen er zoveel geld werd gezonden, zouden de schepen slecht beladen zijn geweest als er geen suiker was meegezonden. Er is dus geen spraken van een echt verlies. Als er quitte was gespeeld en bij verlies, zou er geen suiker gezonden zijn. Maar dat het bestuur redelijke winsten verwacht blijkt uit de eis op 15 maart 1758 van 300.000 lb suiker. Vanuit Batavia gaat daarheen altijd peper en het is ondoenlijk door geringe verzending de prijs hoog te houden, omdat andere naties ook peper naar Patna verzenden zonder dat het te verhinderen is. ARAKAN Een rapport van de visitateur-generaal over de reis naar Arakan en Pegu en de inkoop van rijst aldaar wordt meegezonden. COROMANDEL Nagapattinam 36 tot 65 % winst op is gemaakt en dat er voor 1759 300.000 lb geëist is. Deze winsten zijn zuiver, terwijl er op het goud verlies wordt geleden. Van het laatste is echter ruim een miljoen nodig voor de inkoop van textiel, hoeveel waren men ook zou zenden. De directeur-generaal toonde in de nu jaarlijks toegezonden lijsten van eisen en hun voldoening, aan, dat deze nooit te ruim zijn voldaan, en steeds zijn aangepast aan de afzet en de voorraad te Batavia. Er is reeds in de brief van 24 juni 1757 naar Coromandel opheldering gevraagd over het tekort aan gehalte bij het essaai van het goud. Er zal een ernstige berisping uitgaan dat het juiste gehalte niet is gehaald en opgedragen worden dat dit nu wel moet gebeuren, en dat Heren XVII daarvan in kennis gesteld dienen te worden. Alle proefjes, die een te laag essaai geven, moeten naar Batavia gezonden worden. De 8000 Turkse dukaten die op Malabar en Coromandel rondzwierven, zijn op de eerste plaats voor fanums verkocht tegen ƒ 58.900,-. Te Gamron zouden ze maar ƒ 58.891,19 gedaan hebben, zodat ƒ 8,1,- meer ontvangen is. Sinds de hoge prijs in Bengalen is er goed opgelet dat het zenden van staafgoud naar Coromandel voordeliger is dan dat van Hollandse dukaten.) De klacht van verzending van 400.000 lb suiker is te ontzenuwen met erop te wijzen dat er in 1758 te Schoon het verschil van de winst spruytende uit de Nederlandsche muntkosten niet De geringe verwachting van Heren XVII betreffende de afzet van suiker is ook hier onterecht. In 1756 boven de 1 of 2 ten hondert kan lopen. In Bengale zijn die voor ƒ 6,8 en ƒ 6,11 verkogt, maar de reductie van de Bengaelsche ropijen à 311/2 stuivers staat te hoog in vergelijking van de goude pagooden à 96 stuivers. Fol. 50r-v. CEYLON (Ceylon blijft een voorwerp van grote zorg. Om vreemden te weren is steeds getracht aan de vraag naar rijst te voldoen, maar de schaarste aan rijst door de vorige onrust op Java maakte het, ter voorkoming van hongersnood, noodzakelijk om in Siam en Arakan rijst in te kopen. Steeds is erop aangedrongen vreemde schepen te weren en de kustvaart te beperken. Nu er door vrede een goede oogst uit Java komt, is het bestuur opgedragen de eisen zo in te richten dat er geen rijst van elders nodig is. Recentelijk is geheel aan de eis voldaan. MALABAR en 1757 is er respectievelijk 101 en 54 % op gewonnen, voor 1759 is 1.500.000 lb poeder- en 200.000 lb kandijsuiker gevraagd, terwijl er slechts een voorraad van 100.000 lb was. Nu is de vraag voor 1760 1.900.000 lb poeder- en 76.000 lb kandijsuiker. Hieruit blijkt dat de pakhuizen niet overvol zijn en dat er aan kopers geen gebrek is. In de brief van 6 november 1758 is bevolen de prijs zo dicht mogelijk bij die te Surat te houden. Uit een vertoog van de gouverneur-generaal, vermeld in de geheime resolutie van 27 oktober 1758, blijkt dat specerijen, koper en suiker de meeste aftrek vinden. Deze handel is zeer afhankelijk van de aankomst van de barken uit het noorden. Daarnaar wordt verwezen en tevens naar geheime bedenkingen van commandeur Casparus de Jong van 25 oktober 1757 en de memorie van Julius Valentijn Steijn van Gollenesse. Zolang de peper zoveel winst geeft en Malabar daarvan zoveel levert, blijft het commandement voordelig. De pachten zijn in 1758 van ƒ 35.887 tot ƒ 38.791 gestegen en de winsten in het vorige jaar waren aanzienlijk. De overweging van commandeur De Jong, die bij geheim besluit van 20 juli 1759 is gevraagd, en de toelichting door Librecht Hooreman zullen, zodra ze ontvangen zijn, worden toegezonden. SURAT Overeenkomstig de eis van Heren XVII is de advocaat-fiscaal opgedragen de procedures van de fiscaal te Surat tegen kapitein Marchis en de loods van de Bloemendaal te onderzoeken. De buitengewone ondergewichten op specerijen zijn door het bestuur verantwoord in de brief van 14 mei 1757. Aangezien de raadsleden die tekorten volgens de brief van 15 april 1758 beëdigden, is daarmee akkoord gegaan. Het is onnodig katoen met kleine partijen in te kopen. Het zou niet onvoordelig zijn, maar Bengalen vroeg er niet om, China moet niet teveel krijgen en de afzet te Batavia heeft ook niet veel te betekenen. Het laatste blijkt uit de ruime voorraden. Daarom zijn 900 balen in de schepen voor China geladen, waar het het vorige jaar 461/2 % winst opleverde.) Nopens de questie tusschen de Mochase kooplieden en den carga Zeeman hebben wij ’t volgende kunnen naspeuren. Uit de brieven van gemelte kooplieden blijkt dat zij in 1748 aan Zeeman 50000 kroes, of 100000 ropijen, aan diamanten hebben medegegeven om die voor 47000 kroes, onder genot van 5 percento maakelaardij, te verkopen en daar vanaf te houden 8000 kroes, die hem de kooplieden schuldig waaren. Dat zij naderhand uit een brief van gedagte Zeeman verstonden dat hij die steenen, buyten een groote voor 6000 kroes, verkogt had en dat hij betaling van de overige 2000 kroes hunne schuld versogt. Daarentegen lezen wij in een brief van Zeeman van den 31 julij 1754 dat hij die juweelen na aftrek van de ongelden verkogt had voor 4265 Spaanse realen, dat hem dus nog 4034 Spaanse van hun toequam. Dat hij nog onder zig had een een steen van 26 karaaten door de kooplieden geschat op 35000 kroes, dien hij verzogt in betaling van zijn schuld te mogen houden, of anders te weeten aan wien hij die, onder betaling van de 4034 Spaanse realen, konde afgeven. Waarop hij binnen twee jaren bescheid vroeg, of dat hij anders den diamant voor ’t kostende zoude verkoopen en dien bij vertrek laten onder den secretaris van de weeskamer Jan Arend Meijer. Hierop beklaagt zig eene der kooplieden in zijn antwoord over den laagen verkoop der (Het bevel van Heren XVII zich aan de eisen te houden zal stipt opgevolgd worden. Tevens is bevolen De verminderde peperleverantie moet geheel aan de onrust in Bantam toegeschreven worden. Sedertdien is juweelen voor 7 of 8000 Spaans, daar dezelve wel 70.000 waard waren, met versoek om die terug te krijgen, als wanneer hij de schuld van 8000 Spaans ook zou betalen. Wij zullen naar Souratte aanschrijving doen om gemelde kooplieden te verwittigen dat zij dien grooten steen te Batavia onder betaaling hunner schuld kunnen ontfangen en dat zij wegens het verkopen van de overige eenige actie vermeenende te hebben, die door iemand van hunnentweegen tegen de erfgenamen van Zeeman moeten institueeren. En hiermede denken w' te konnen voldoen. Fol. 54r-56r. KHARG (Over de tollen die de regent van Bandar Bushire, volgens de brief van 27 oktober 1755, op ingevoerde goederen legt, stond in latere brieven niets, zodat de uitleg rechtstreeks vanuit Kharg moet komen. Het verschil tussen de opgegeven voordelen en het rendement over 1753/54 komt precies uit op in totaal ƒ 114.457 aan winst, namelijk ƒ 99.894 van Kharg en ƒ 14.563 van Bandar Bushire. Daar spreekt de eerste opgave van. Het rendement betreft alleen Kharg. De boeken over 1753/54 worden nu overgezonden. Slechts de bevindingen in de boeken van de subalterne kantoren worden naar Nederland overgezonden, niet de boeken zelf. Het is wonderlijk dat twee monsters wol niet met de Spanderswoud ontvangen zijn, want volgens de factuur is een pakje van 3 lb eerste soort en 31/2 lb tweede soort verzonden. GAMRON Tot het sluiten van dit kantoor werd 17 maart 1758 besloten, wat o.a. in de brief van 25 april is bericht. De sluiting geschiedde bijtijds, want anders had men op hetzelfde moment vandaar moeten vluchten. In de brief van 10 oktober 1758 staat, overeenkomstig de eis van 22 oktober 1757, vooral niet meer dan 20.000 lb Kirmanse wol te zenden, terwijl in de eis voor 1760 in de paragraaf over Batavia zoveel als mogelijk wordt gevraagd, maar onder Perzië wordt weer gesproken van 25.000 lb. Het beste lijkt om van Kharg 20.000 lb te vragen en wat bij Batavia staat als een vergissing te beschouwen; zie de vergadering van 18 september 1759. BATAVIA januari 1757 met de Osdorp zijn verzonden, wordt aangenomen dat over het geschil tussen de Hoge Regering en deze raad, vermeld in de geheime resolutie van 13 april 1756, geoordeeld kan worden. Heren XVII vroegen in hun brief van 4 oktober 1756 of de Compagnie verplicht zou zijn om nagestempelde Hollandse dukaten in te wisselen. Het zou bij veel nastempelen van belang kunnen worden. Nu zijn er door uitvoer naar de West bijna geen dukaten, maar dat kan bij het dalen van de goudprijs veranderen. Het is de vraag of met stempelen doorgegaan moet worden, want de gestempelde dukaat is in de West één of twee stuivers minder waard.. Heren XVII wordt verzocht hierover een besluit te nemen; intussen zal het stempelen doorgaan. De verantwoording van opperkoopman Tido Frederik van Kniphausen op de beschuldiging van Elbert baron de Hochepied, is in 1758 met het naschip het Huis te Manpad verzonden. Uit het bericht van het opperhoofd van de loge blijkt) van maanden gagie raakt. Waarvoor dan der gecondemneerden reekening gedebiteerd en de condemnatiereekening aan den fiscaal gecrediteerd word, alschoon dien delinquant die gage nog niet tegoed heeft, moetende hij die dan nog inwinnen. Bij het gedagte schriftuur is gevoegd eene specificatie van de zodanigen die wegens condemnatie in de logieboeken van 1738/9 belast zijn, waarvoor dan de advocaat-fiscaal mr. Adrianus Bergsma gecrediteerd is. En wat Zijn Ed. wesentlijk zoude kunnen worden uytgekeert, word daarbij aangeweesen. Fol. 59v-60r. met de soldijboeken de kwitanties mee te zenden van boedels van dienaren die op zee of elders zijn overleden, en van wie de executeurs niet aanwezig waren. Deze boedels worden door de Compagnie aangeslagen en later door de scheepsboekhouder of anderen aan de executeurs verantwoord, zodat blijkt dat ze in goede handen zijn gekomen. BANTAM de verwerving zo toegenomen dat men hoopt 3.000.000 lb te verkrijgen. Aangezien de duplicaten van de brieven van de Raad van Justitie van 24 maart en 8 april 1756 reeds in ---dat de fiscaal bij de zoldijboeken buyten zijn eygen eene reekening heeft die de boetens In de brief van 10 oktober 1758 van Heren XVII komen de overwegingen over de suikerhandel onder Nopens het eerste hebben wij nog onlangs andere blijken gezien, alzo de twee Soeratsche BATAVIA het hoofd Batavia verspreid voor. Ze komen hierop neer:) 1e Dat Batavia meer zuyker leverd dan de Compagnie slijten kan 2e Dat om die reeden veele uitwegen gezogt zijn 3e Dat die handel dus schadelijk is voor de maatschappij scheepen door gebrek aan zuyker in de maand julij hunnen gewoonen tijd niet hebben kunnen afgaan. En wie weet hoe lang men nog had moeten wagten, had Cheribon niet net van pas een parthij bezorgd. Het tweede heeft nog maar eens in zoveele jaaren plaats gehad en geensints tot nadeel van de Compagnie, schoon in Bengaale en Chormandel een parthijtje wat laag verkogt is. Het derde schijnt een misbegrip, van de eerste tijden af, aan den kant van U Wel Edele Hoogagtb., zowel als van ons, waarvan de blijken aangehaald zijn bij het berigt van de heeren Van Swol en Swaardecroon, geïnsereerd bij resolutie van den 10e october 1710. Met zulke mannen te dwaalen zouden wij ons tot eere kunnen rekenen, maar wij meenen nog andere en onwraakbaare gronden te hebben om de zuykerteeld, die, van China eerst overgelokt, met aller vermogenden hulp is voortgezet, een middel te noemen dienstig tot opgang van de colonie niet alleen, maar ook van ’s Compagnies handel. Want welke der zuyker slijtende comptoiren men ook neeme, alle geven zij gepaste winsten. Japan zend daarvoor terug koper, waarvan de winsten zulke sommen bedragen: Souratte en Persie wint op de zuyker doorgaans meer dan ’t capitaal, ‘twelke gerekend op eene matige scheepslading van maar 1.200.000 lb over de ƒ 100.000 uytmaakt, daar ’t onderhoud van een schip van 150 voeten, zelfs voor 10 maanden, nauwelijks op de helft, of ƒ 50.000, kan gerekend worden. Eyndelijk wint Nederland, boven een capitaal of twee op de zuyker zelve, nog de ballast uyt, die men anders voor de retourschepen elders, niet zonder moeyte en kosten, zoude moeten zoeken, gelijk in de vorige eeuw ja in deze nog geschiede. Het haalen van salpeter daartoe met expresse scheepen uyt Bengale zoude slegte reekening maken. van de zuyker te wagten zij, valt niet swaar te betoogen. Want laat men de molenaars met de zuyker zitten, zullen zij die aan voorkopers moeten afstaan voor ‘tgeene die geven willen en dus met molens en al te gronde gaan, waaruit armoede bij de ingezetenen en ruïne voor den handel te wagten staat. voordeelige negotie te noemen, is reets op zijn plaats aangetoond, want op 't geld dat men derwaarts moet zenden, word verlooren. Eyndelijk, nadien in eene maand vijf milioenen lb. in den tijd dat de scheepen na de west gaan versonden word, agten wij geen redres nodig om den voorraad te bepaalen, als alles wel geschikt zijnde om de Compagnie haare colonie en de molenaars te doen welvaren, welke band, wil men niet alles in duygen zien, nimmer kan verbrooken worden. culture in den beginne aan particulieren buyten 's Compagnies dienst over te laten, en hen onder betaling van een billijken thol alle vrijheid in den verkoop te geven is en blijft problematiek. Maar wij meenen dat zulke vrijheid eene vrije vaart en handel heen en weder in zig begrijpt, die, zolang de lijwaathandel verbooden blijft, onmogelijk opneemen kan, buiten dat Batavia tot het uitrusten van zoveel vaartuygen niet geschikt schijnt. omtrend 6 percento, bij den uitvoer bedraagt) moeten schikken naar de voordeelen met dien handel te behaalen. strijden kan. Want deze zoeken zekerlijk altijd den hoogsten prijs, daar geene niet meer dan 't Wat nadeelen voor de colonie, en dus ook voor de maatschappij, uyt het niet accepteeren Dat Bengaale en Cormandel niet veel op de zuyker behoeven te winnen om die eene Of het, gelijk U Wel Ed. Hoogagtb. in bedenking geven, niet best geweest waare die Dus zoude men den tol (die thans boven 1 percento aan de waag, 12 stuivers ’t picol, of Wij bekennen dat somtijds het belang van de maatschappij met dat der zuykermolenaars (Een daling van de suikerprijs door onbeperkte toelating van molens tot de markt kan slechts eenmaal benodigde, en ten goedkoopste, wil inkopen. Maar dit kan immers niet hinderen, zolang de maatschappij alles nodig heeft en maar zoveel betaald, als de moolenaars even nodig hebben om uit te komen. Ten onregten vreesen U Wel Ed. Hoogagtb. dat præferentie in 't leveren den ijverigen colonier beneden den luyen en onnutten kan stellen. Want zedert 1745 dat de Compagnie alles aangenomen heeft, moet diergelijke preferentie geen plaats vinden. Fol. 61v-65v. geschieden. Het zou alles omverwerpen en het bestaan van de molenaars op den duur aantasten. Er is raad te vinden bij een slecht jaar, maar niet tegen algemeen verval bij gebrek aan inkomsten. Ook Heren XVII begrepen dat het beperken van het aantal molens en de zorg voor hun bestaan in het belang van de Compagnie is, toen zij in de brief van 25 oktober 1752 bevolen het aantal op 70 te houden. De verkoopsprijs zal niet te precies vastgesteld worden en alle huidige molenaars zullen tot de markt worden toegelaten. De afzet zal echter niet beperkt worden, omdat alles van de eerste en tweede soort verkocht kan worden. De productie van alle molens op geheel Java is 8.000.000 lb en in een extra mild jaar 10.000.000 lb. Japan heeft 1.800.000 lb nodig, Surat 3.600.000 lb, Perzië 1.600.000 lb, Malabar ten minste 1.000.000 lb en Nederland 2.000.000 lb, wat in het totaal 10.000.000 lb is. Hieruit blijkt dat de suikerhandel voordelig is en dat ze behouden moet blijven, opdat vreemde concurrentie niet de overhand krijgt. De overwegingen van de directeur-generaal in deze zijn gevoegd bij de resolutie van 18 september 1759. In mei a.s., wanneer het gewas bekend is, zal over de vaste leverantie en de tijd daarvan beraadslaagd worden. Intussen is de levering van Java op 8000 pikol gesteld tegen de prijs van 31/4 rsd voor de eerste en 23/4 rsd voor de tweede soort , van Cheribon op 5000 pikol tegen 31/2 rsd voor de eerste sooort en van Bantam op 3200 pikol tegen 4 rsd voor de eerste en 31/2 rsd voor de tweede soort. Er zal slechts eerste en tweede soort geaccepteerd worden. De raden van Indië Jeremias van Riemsdijk en Reynier de Klerk kregen de opdracht na te gaan in hoeverre het bestaan van de molenaars vermindering van de inkoopsprijs kan velen. In verhouding tot het stijgen van de daglonen is begrijpelijk dat een pikol cabessa van 33/4 rsd voor de Chinese opstand thans 41/2 rsd kost. Wat betreft de afzet van tin in China klaagden Heren XVII dat er als betaling schadelijke retouren voor Europa moesten worden aangenomen. In het vorige jaar is echter 6392 pikol, d.w.z. 1640 pikol meer dan in 1756, omgezet, waarvoor goud bedongen is. Zo heeft de Compagnie dus dubbel voordeel, omdat anders met geld betaald had moeten worden. Heren XVII schatten dat China 1.000.000 lb kan afnemen, maar volgens directeur Eijso de Went en carga Fredrik Benedictus Brand leert de ondervinding dat dit wel 2.500.000 lb is. Een hoeveelheid van 20.000 pikol tin uit Palembang, en wat er nog uit Malakka en Perak komt, zal dus niet teveel zijn. Deze hoeveelheid is dit jaar dan ook aan de sultan opgegeven. De kleinwinkelier David Julius van Aitsma heeft over de verkoopsprijzen bericht dat hij volgens het reglement van 17 oktober 1746, titel 3, art. 3 LaA, en dat van 28 augustus 1755, titel 3, art.7 LaA zich steeds naar de marktprijs moest richten en maandelijks met goedkeuring van de directeur-generaal een prijscourant moest opstellen, als de vaderlandse goederen maar niet beneden een rendement van 30 % en de Aziatische niet onder de 25 % kwamen. Hij had dit steeds opgevolgd en soms wel 40 % en 50 % winst gemaakt. Hij had van de bodemprijzen slechts gebruik gemaakt bij een overschot van geschenkgoederen, kleinigheden etc. om ze niet te laten bederven. Gedurende zijn administratie is jaarlijks nauwelijks voor 6000 rsd verkocht, waarvan specerijen tegen vaste prijzen een aanzienlijk deel uitmaakten. Deze winsten zijn gering, maar het stopzetten van de verkoop zou veel ongerief aan de bevolking geven. Een middenweg is gevonden door op 21 september vast te leggen dat de Europese kleinigheden met 75 % en de wollen manufacturen met 50 % winst verkocht moesten worden, terwijl de textiel volgens de resolutie van 24 juni 1757 op de bepaalde 50, 40 en 30 % blijft staan. Voor Ceylon mogen voor de winkelverkoop niet meer waren gevraagd worden, dan die terstond afgezet kunnen worden.) Omtrend den verkoop van medicijnen kunnen wij U Wel Ed. Hoogagtb. berigten dat uyt de medicinale winkel niets verkogt word, dan 'tgeene de stadsdoctooren, volgens ordonnantie van den 25e october 1746, alle drie maanden genieten mogen, waarvoor zij armen en behoeftigen voor niet bedienen moeten. En dan heeft nog de stadsapothecar de nodige medicijnen met 50 ten hondert advans, dat in twee diverse jaaren bedraagt ƒ 6099,17 uytkoops, daaronder 24 lb. specerijen. Dog om ook omtrend dit laaste alle bedenkingen weg te neemen en U Wel Edele Hoogagtb. intentie te voldoen, zullen wij die tegen de gewoone prijsen laten betaalen. Fol. 71r-v. (Wegens klachten van Heren XVII over het slecht voorzien van de retourschepen in het algemeen en van de Akerendam, Voorzichtigheid, Meervliet, Hageveld en Zaamslag in het bijzonder, is van commandeur Cornelis Rosenboom en van de bazen verantwoording gevraagd. Dit is op 21 september 1759 ontvangen en voldoende geacht; het wordt nu met de bewijzen toegezonden. Het verongelukte schip de Voorzichtigheid was voor vertrek vertimmerd en vertrok volgens de schipper volledig uitgerust. Het opgelopen lek werd ondeskundig hersteld. Zoals onlangs nog bij de Schagen bleek, worden zulke lekken bij de sterkste schepen onderweg ontwaard. Het is twijfelachtig of de vier pompen voortdurend zijn gebruikt; in het journaal van opperstuurman Jeronimus Jongenberg is overal het getal 1 in 4 veranderd. Als het met het schip zo droevig gesteld was, had het nimmer twee volle maanden aan de Kaap de Goede Hoop mogen blijven liggen en zeker voor de voorgeschreven 15e mei moeten vertrekken. Nu sloeg het door de dan voorkomende stormen op 7 juni van zijn ankers en kwam op het strand terecht. Volgens Cornelis Rosenboom was de Akerendam voor zijn laatste vertrek uit Nederland in 1755 geheel vernieuwd en bleek het op reizen naar Ceylon en Siam een hecht en sterk schip te zijn. Bij visitatie door de opperequipagemeester en andere scheepsdeskundigen werd dit bevestigd. Rosenboom achtte haar daarom geheel geschikt voor de terugreis. Schipper Adriaan de Graaf en andere gecommitteerden hadden verklaard dat het behoorlijk gekalfaterd en gesmeerd was. Volgens commandeur Rosenboom zijn de oorzaken van het ongeluk met de Akerendam waarschijnlijk dat de kapitein uit eergevoel, maar niettemin onvoorzichtig, het schip de Vrouwe Petronella Maria bijna veertien dagen in een storm op het rif Aguilhas heeft begeleid. Zelfs zijn makkers zagen dat met zorg aan. Op de rede van Kaap de Goede Hoop was een blok met drie schijven en bok, bij het aanbrengen van een nieuwe boegspriet, gebroken, en om en nabij de voorsteven neergeploft, wat een behoorlijke krak moet hebben veroorzaakt. De Osdorp en De Drie Papegaaien, die recent uit Nederland kwamen, hadden net zo’n ongeluk als de Akerendam. Rosenboom bewijst met de kopie-inventaris dat de Zaamslag twee stel zeilen meekreeg, terwijl voor de Grote Oost één stel genoeg is. Retourschepen krijgen maar anderhalf stel nieuwe en één stel sleetse zeilen mee. De Hageveld is door onbezeildheid van Ternate op Amboina vervallen, waar ze slechts ƒ 82 verstrekt hoefde te worden. Ze raakte daardoor acht maanden vertraagd. Hetzelfde gebeurde de Meervliet, die op Amboina in acht maanden ƒ 285 aan onkosten maakte. Tegen deze rekening zijn enige niet ongegronde bedenkingen geuit. In plaats van commandeur Cornelis Rosenboom zo ernstig te beschuldigen, moet hij als een eerlievend en onvermoeibaar dienaar beschouwd worden. Het journaal van opperstuurman Jongenberg is de advocaat-fiscaal ter hand gesteld. Na een advies van de opperequipagemeester is op 20 oktober 1758 bepaald, dat een retourschip van 150 voet dat direct van Batavia vertrekt, 100 lb verf en 50 kannen lijnolie verstrekt krijgt, en een schip van 140 voet 90 lb verf en 45 kannen lijnolie; kleinere schepen worden in evenredigheid voorzien. Schepen die via Ceylon en Bengalen terugkeren, krijgen de helft erbij voor de reis daarheen. Het laatste ontvangen zij in Batavia, maar de verstrekking voor de thuisreis in Ceylon of Bengalen. Deze kantoren worden daarvoor uit Batavia voorzien. Hierbij wordt dus in een gepaste evenredigheid gehandeld. De kantoren is bevolen bij de navale macht steeds de vaartuigen en hun toestand te vermelden.) Ten aansien der Jaccatrase producten dienen wij, in schuldpligtig antwoord op U Wel Ed. Hoogagtb. consideratiën, dat de peperculture zonder verdere aanplanting alleen op plaatsen daar die het beste aard, zal voortgezet worden. Tot die van de coffij en 't gaarn word de inlander op alle bedenkelijke wijse geanimeerd, maar de droevige sterfte, die nog niet geheel cesseert, zal het moeyelijk gespin van gaarn veel agteruyt zetten, schoon thans nog de vaderlandse eysch van 43.000 lb. kan voldaan worden. Fol. 76v-77r. Schoonderwoerd, de vergoeding van kalambak, die in Nederland met verlies verkocht was, opgelegd. Voor het recht van de vlag van de grote top, waar de Raad van Justitie in zijn brief van 29 december 1756 aan Heren XVII aanspraak op maakte, wordt verwezen naar de resolutie van eind december 1758. De uitrusting door Heren XVII in 1758/59 van 28 schepen is veel te gering voor de behoefte aan retourschepen. Slechts als er jaarlijks zes nieuwe schepen gezonden worden, is dat voldoende. Bedankt wordt voor het zenden van 52 ton goud op de eis van 80 ton. In kopie gaan een rapport en memorie over 10 geëssaaieerde staven mee, waarvan uitkomsten in 1757 aan (Zoals bij resolutie van 15 december 1755 was besloten, is de gouverneur van Ternate, Jacob van de Zeeuwse bewindhebbers zijn gezonden. Het personeel zal met een extract uit de brief van 20 oktober 1758 bevolen worden om, als er een tekort van twee of meer grein op wat in Nederland werd aangerekend op een baar zilver wordt geconstateerd, die partij te essaaieren en van iedere staaf met een ondergewicht het gedeelte met het merk van de leverancier en de kamer op te sturen met bericht van het essaai, wat met de partij gedaan is en welke schade erop geleden is. Bij besluit van 11 mei 1756 is ƒ 60.000, waarover de bewindhebbers van Rotterdam het bevel gaven ze aan Jeronimus Tonneman te voldoen, aan zijn gemachtigde raad extraordinair Adriaan de Nijs als volmacht toegestaan, maar is op eis van interest volgens resolutie van 28 november blijven staan, totdat die op zijn eigen verzoek aan zijn volmachten zijn betaald. Bij ontvangst van de brief van de heren gecommitteerden voor de handel op China is, volgens besluit van 22 juni, alles wat bevolen was stipt uitgevoerd en zijn de schepen weinige dagen na hun komst doorgezonden. De als slecht bestempelde partij nootmuskaat uit de Sloten, bestemd voor China, kwam uit de hele voorraad. Om vermijtering te voorkomen wordt ze in geheel Azië voor de aflevering weer gegarbuleerd. De verwachting is dat de dienaren daar 51/2 ton goud als retour zullen bemachtigen. Dit is voldoende als de bij brief van 25 april 1759 verzochte tien ton door Heren XVII blijvend jaarlijks geleverd worden, namelijk zeven ton voor Coromandel en drie voor Ceylon. Het goud uit China zou dan zelfs niet nodig zijn. Er wordt voorgesteld de dienaren op te dragen de dag van vertrek naar China op 15 of uiterlijk eind augustus te stellen. De Hoge Regering geeft zelf geen bevelen omdat een uitvarende directeur of dienaar wel beweert dat ver in september nog tijdig genoeg is. Alle Bataviase zaken zijn te vinden in de resolutie van 21 september 1759. Tenslotte wordt het antwoord op de uit Nederland ontvangen brieven besloten met dat op die van 20 maart 1759.) intentie Uwer Ed. Hoogagtb., besloten hebben geene aanstellingen van opperkooplieden, kooplieden, onderkooplieden, boekhouders of adsistenten te doen, zolang totdat de tegenwoordige buyten employ ten laste der Compagnie lopende zullen g'employeerd zijn. En dus ook alle promotiën in extraordinaire gevallen, of die buyten consequentie geschieden, te doen ophouden tot nadere ordre. Fol. 81r. AMBOINA opbrengst te verwachten. BANDA het naschip nog wordt verwacht. TERNATE BANDJARMASIN gekomen verzeld van gewapend volk en den dag daaraan de regeering van den zulthan zijnen oom en voogd overgenomen en zig voor zulthan laten uytroepen, hoewel de rijxgrooten zig daarop niet hadden verklaard. Fol. 82r-v. PALEMBANG JAPAN Van Bandjarmasin is 836.515 lb peper ontvangen.) Den resident bedeeld ons dat prins Ratoe Anum den 2e aug. te Cajoetangi was Uit Banda is met de Spaarzaamheid aangevoerd 356 sokkels foelie en 228.320 lb nootmuskaat, terwijl Van Ternate is met de Baarzande 1651/4 mark aan stofgoud ontvangen. Waaromtrend wij volgens besoigne van den 9e october, in nakoming van de (Nu volgt het verslag van het voorgevallene in Azië. Uit Amboina is 1.117.269 lb kruidnagels aangevoerd. Daarom is het volgend jaar slechts een sobere (Van Palembang is 16.271 pikol tin en 16.197 pikol peper ontvangen. Naar Japan gaan dit jaar drie schepen, omdat boven de 11.000 kistjes koper nog 4.000 kistjes van Uit China is per de Zuid-Beveland 10263/5 mark goud ontvangen samen met andere De carga Christoffel van Cappelle is eindelijk te Batavia aangekomen, zodat het kantoor te Cochin Den eygenaar van 't Fransche scheepje Dorothea, aan de bediendens te Houglij klagtig Van Sumatra’s Westkust is dit jaar 240 mark goud ontvangen. Gezaghebber Fredrik van de Wal is verleden jaar overgebleven koper wordt verwacht. Om zo’n hoeveelheid te verwerven zal opperhoofd Herbert Vermeulen nog een retourreis daarheen maken. CHINA goederen t.w.v. ƒ 422.589. De drie schepen die naar China zijn vertrokken, namen te Batavia lading t.w.v. ƒ 737.839 in. Door de pantjalang Overmaas is van de Renswoude, die verleden jaar was omslagen, de helft van het goud gered met hoop nog meer te zullen terugvinden. COCHIN CHINE Chine nu is opgeheven. SUMATRA’S WESTKUST daar als commandeur bevestigd. BENGALEN Bij behouden vaart moet Bengalen op zijn bestelling van 243/4 ton goud en zilver, ruim 33 ton hebben gekregen. Daarvandaan zijn te Batavia aangekomen de Osdorp met een lading t.w.v. ƒ 427.092, de Bronstee t.w.v. ƒ 400.681 en de Langewijk t.w.v. ƒ 297.497, terwijl aan de bestelling van 1200 kisten opium is voldaan. Een vijfde retourschip mag slechts afgezonden worden, als de vier aanwezige schepen de textiel absoluut niet vervoeren kunnen.) gevallen zijnde dat hetzelve door een te Batavia uitgerust schip onder een Hollandsche vlag zoude genomen zijn en zedert te Calcatta onder Engelse vlag opgebragt, hebben dezelve dien kaper van Calcatta opgeëyscht dog tevergeefs, blijkende genoegsaam zeker dat dezen rover zig van een Hollandse vlag bediend heeft om te mislijden en dat geene Hollandse pas kan gehad hebben. Hetwelk met meerder omstande na Bengale en Chormandel is aangeschreven om de Franse regeering van den waren toedragt te informeeren. Fol. 84r-v. COROMANDEL (Aan de vraag uit Coromandel van 12 ton in goud is compleet voldaan. Vandaar zijn 553 pakken textiel ontvangen en ter versterking van Nagapattinam en andere forten zijn er 537 Europese en 565 inlandse militairen heen gestuurd. CEYLON kaneel voor Azië gevraagd, terwijl het overige naar Nederland gezonden moet worden.) SURAT gecappituleert heeft het casteel terstond aan de Engelse in te ruymen. mogol toebehorende, alsmede zijn navale magt, bestaande in een groote driemaste goerab, drie kleendere dito's en elf galwets. Fol. 85v. 252.201 en de Amelisweert voor ƒ 179.984. Directeur Louis Taillefert is op verzoek van zijn post ontheven en De overgave van alle daarin zijnde ammonitie en arthillerijgoederen, item de effecten den (De Amerongen heeft vanuit Surat voor ƒ 57.443 aan textiel etc. aangevoerd, de Amstelveen voor ƒ De drie ton aan goud die Ceylon nodig had, heeft het ontvangen. Er zijn vandaar slechts 300 balen Het casteel Soeratte is door de Engelse zoverre benauwt dat dies gouverneur op 4 maart Op voorstel van Nicolaas Harting is de rijstprijs op Java en te Cheribon van 20 rsd het last op 15 werd lid van de Hoge Regering. Om de kosten te drukken is het personeel verminderd. Secunde Jan Drabbe is aangesteld met de titel gezaghebber. GAMRON De Rhoon bracht van Gamron voor ƒ 111.689 mee en met de sluiting van dit kantoor de Nieuw Nieuwerkerk voor ƒ 5350. KHARG In juni 1759 kreeg Kharg een gesorteerde lading en nu gaat er een tweede schip heen. Aan goud, zilver etc. is vandaar per de Rhoon voor ƒ 377.463 en per Nieuw Nieuwerkerk voor ƒ 208.671 ontvangen. Resident Tido Frederik van Kniphausen is op verzoek ontslagen en als opvolger is secunde Jan van der Hulst benoemd. Het reglement van bezuiniging voor dit kantoor is opgesteld; enige exemplaren worden aan Heren XVII toegezonden. JAVA'S OOSTKUST EN CHERIBON gesteld, wat het gemiddelde tussen de vorige van 10 rsd en 20 rsd in 1755 is. In de bovenlanden heerst nog grote sterfte. BATAVIA In juli 1759 is van geld à deposito 8 ton afgelegd. Om het tekort aan personeel te tonen wordt een bericht van commandeur Cornelis Rosenboom meegestuurd, dat verklaard dat voor de tien schepen die in juni 1759 naar Japan, Bengalen en Coromandel vertrokken, slechts 950 matrozen, meest jong en onervaren, beschikbaar waren. Voor 15 schepen en vaartuigen, toen achtergebleven op de rede, waren 404 man, meest jongens, beschikbaar. Er is dus alle reden om dringend om volk te vragen. Anders kunnen de schepen niet bemand en kunnen de forten niet behoorlijk bezet worden. Geruststellend is dat op de schepen voor Coromandel en Bengalen 1000, zowel Europese als inlandse, soldaten geplaatst zijn. Op 3 juli 1759 is een nieuw reglement op de bewaping van de schepen, zowel in Azië als naar Europa varende, vastgesteld. Het wordt ter goedkeuring aangeboden met verzoek het voor de uitkomende schepen te volgen, terwijl ieder uit Batavia vertrekkend schip een exemplaar meekrijgt. De papieren van de verongelukte particuliere sloep de Anna, waarover reeds gesproken is in de brief van eind december 1758, gaan mee voorzover niet reeds uit Bengalen toegezonden. Ze dienen om verhaal te halen van de lading op de Engelsen, die door weigering van loodsen de oorzaak van dit ongeluk waren. De retourvloot die in oktober zou uitvaren, bestaat uit 14 schepen, waaronder de Standvastigheid voor Rotterdam als voorzeiler met deze papieren, nog drie schepen in januari en tenslotte een naschip. Commandeur van de vloot is commandeur en opperequipagemeester Koert Rozeboom, die na tien jaar zware en lastige dienst, vervuld naar volkomen genoegen, geen ontslag op zijn dringend verzoek geweigerd kon worden. Het retour zal bestaan uit) 600.000 50.000 60.000 4.200.000 400.000 6.000.000 Fol. 89v. (Commandeur Rozeboom is, net als de commandeurs Dirk Wolter van Nimwegen en Jacobus Verleng, een verzoek om een premie van ƒ 4000 toegestaan. Commandeur Hendrik Booms verzoekt overkomst van zijn vrouw Agnita Adriana Gargon en van zijn dochter Geertruijda Jacomina Booms toe te staan, en negotieboekhouder Abraham Knipping verzoekt desnoods in de rang van koopman weer aan het werk te mogen gaan. Gevraagd wordt 52 ton aan goud en zilver in de verwachting dat daaraan voldaan wordt.) noten foelij coffij salpeter zuyker na den eysch zoveel tot ballast nodig en de gevorderde lb. nagelen ,, ,, ,, ,, lb. peper ruym (Met de voorloper de Standvastigheid is de brief van 15 oktober 1759 verzonden. De retourvloot van 14 XXXVIII. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, REYNIER DE KLERK en JAN ELIAS VAN MIJLENDONK, BATAVIA 31 december 1759. Kol. Arch. 2835, VOC 2943, fol. 1324-1959. schepen is op 1 en 10 november vertrokken. AMBOINA Met de Zeelelie, Hercules, Standvastigheid en met de bark Noordwijk zijn uit Amboina 1.117.269 lb kruidnagels en geconfijte gedroogde moernagels ontvangen. In de brief van 23 september 1759 werd bericht dat de kruidnagelbomen na het rijke gewas nu weinig vruchten hebben. De inlandse hoofden schatten de aanstaande oogst over de hele provincie op 143/4 bahar. Hopelijk wordt het met hemels zegen meer. Volgens de laatste opneming zijn er 589.530 bomen. De gecommitteerden voor de ontvangst en de betaling hebben de eed van trouw afgelegd. De hongitocht is niet, zoals de gouverneur van plan was, buiten Groot-Ceram om gemaakt, maar uitsluitend langs de kantoren van de Compagnie en de verleden jaar niet bezochte plaatsen. De redenen daarvan staan in de brief uit Amboina van 23 mei. Buiten de voortdurende onrust tussen de woeste Alfuren uit de bergen en de Ceramse strandvolken, zijn kleine inlandse geschillen afgedaan. De huishouding en het bewind van de hoofden, en het gedrag van de inlander waren rustig. Volgens de brief van 23 mei zijn op Hoamoal, de noordkust van Groot-Ceram en op Buru 4600 kruidnagel- en nootmuskaatbomen vernietigd. Het voorstel van het bestuur het hele jaar boslopers, namelijk verkenners, uit te zenden, zodat de jaarlijkse uitroeiing meer effect sorteert, wordt niet verwerpelijk gevonden.) De indigoculture heeft men de Ambonse ministers bij ons schrijvens van 1e april dezes jaars weder gelast met kragt voort te zetten en de opzigters die er tot nog toe aan hinderlijk zijn geweest en het werk van de indigomakerij kostbaar hebben gemaakt, daaraf te moeten neemen, om de inlanders zelfs te laten werken. En zulx niet als een heeredienst of verpligting maar voor prompte betaling tegens dertig, agthien en twaalf stuyvers 't lb. Eerste, tweede en derde zoort, waarvoor ieder datij vooreerst vijf lb., of wat meer, zal moeten leveren en hetgeen die inlanders, terwijl de nagulougst laast boven de benodigtheid heeft gegaan, wel kan werden gevergt. Fol. 1328r-v. aangeplante boompjes groeiden slechts uit tot 41, waarvan slechts drie vrucht dragen en dan nog schraal en ongesloten. De proef moet evenwel voortgaan. Het komt voor dat Buru geschikt is. Er is mee akkoord gegaan dat de loten van de daar staande 240 bomen niet zijn weggesneden teneinde ze des te weelderiger te laten groeien. De algemene uitgaven in 1758/59 bedroegen f 267.403 en de inkomsten ƒ 89.196, zodat het negatieve saldo ƒ 178.207 is. Dat is ƒ 17.407 minder dan het voorafgaande jaar, doordat er ƒ 10.683 minder uitgaven waren en ƒ 6723 meer aan inkomsten. Daarover is tevredenheid getoond in de algemene brief naar Amboina van 29 december, maar de gewone uitgaven en de kosten van sloepen er vaartuigen zijn hoog, en de totale uitgaven zijn ƒ 52.443 hoger dan de memorie van bezuiniging voorschrijft. Net als verleden jaar is aangespoord de uitgaven te verminderen en de inkomsten te laten stijgen, opdat het besluit van verleden jaar om de overschrijding van de memorie van bezuiniging te vergoeden, niet uitgevoerd hoeft te worden. De opbrengsten van de sagobossen op Luhu en Honotelle waren ƒ 4256, d.w.z. ƒ 2923 meer dan het voorafgaande jaar, maar de verpachting van de domeinen bracht slechts ƒ 19.466 op, d.w.z. ƒ 3160 minder dan het voorafgaande jaar. Het bestuur schrijft dit toe aan de verwachte schrale kruidnageloogst en de daarmee samenhangende mindere bestedingen van de inlanders. De voorraad buskruit van 44.117 lb op het hoofdkantoor en 3325 op de onderhorige kantoren, is redelijk. De opslag in het magazijn, dat veel hoger dan de landpunten naast de poort van het kasteel dichtbij het strand ligt, is zo gevaarlijk dat het gebruik van het geschut op de bastions aan die zijde er door belet wordt. Het is aan het (Volgens de brief van 23 september gaat het slecht met de peperplantage op Manipa. Twaalf in 1753 bestuur toegestaan de productie van kruit te staken, en een ander gebouw op te trekken, dat niet zo gemakkelijk door een vijand te benaderen is, maar dichterbij is dan de voorgestelde plaats achter de tuin.) Nademaal wij van gedagten zijn dat hetzelve beter zal wezen geplaatst in de wal van een der gardijnen binnen het casteel aan de landzijde, na de methode die men tegenwoordig in het bouwen observeert. Zullende het oude maguazijn alsdan konnen werden verlaagt en geapproprieert tot een buytenwagt, of een bergplaats van waarloose arthillerijgoederen, dan wel tot iets anders, waartoe de ministers aldaar vermeenen hetzelve best te passe te zullen komen. Fol. 1332v-1333r. (Uit de brieven van 23 mei en 23 september 1759 blijkt dat de fortificatiewerken volgens het bestek van 26 september 1758 goed vorderen. Men is tot 6 voet boven de grond gevorderd en het fundament van het zuidooster bastion kon over een breedte van 7 voet met zware stenen blokken op een stenige ondergrond gelegd worden. Dit was boven verwachting, zodat heiwerk niet nodig was, behalve waar de flank door de oude gracht loopt. Dit werk kon zonder kosten geschieden door 250 man die niet met de hongitocht mee hoefden te gaan. De westpunt in de ringmuur is geheel tot 9 voet hoog opgetrokken en de zuidpunt half, benevens de rollaag voor de borstwering. De tussenliggende gordijn is op een hoogte van 6 voet gelaten om de ontbrekende grond makkelijker te kunnen aanvullen. Dit is al voor het grootste deel gedaan. De schade aan het fort en overige gebouwen te Saparua door de aardbeving op 31 juli 1759, mag zo zuinig mogelijk hersteld worden. Het verzoek om gele klinkers, baksteen en blauwe kustblok stenen, zal, zover de voorraad strekt, gehonoreerd worden. Ook een steenhouwer en metselaar zullen gezonden worden. Naar Java is het bevel gegeven om het schip de Jager zoveel wijfjesbuffels als mogelijk, en twee stieren voor de steenbakkerij mee te geven. De aanbesteding aan de Burunezen en Manipaërs, ieder voor de helft, van 60 affuiten van diverse kalibers van droog ongescheurd ijzerhout, met wielen, balken en kalven voor 8 rsd het stuk, is goedgekeurd. Als men ze zelf had gemaakt zouden ze duurder zijn uitgevallen, tenzij ze minder sterk en minder duurzaam zijn. Het kapitaal van de diaconie bedraagt ƒ 12.739 en van de leprozen ƒ 4388. Verder wordt verwezen naar de brieven verzonden naar en ontvangen uit Amboina. Om de kruidnagels etc. af te halen zijn de Jager, twee sloepen en de bark Noordwijk daarheen gezonden.) Zijnde volgens der ministers advijsen de brigantijn de Ongehoorsaamheid, met een lading houtwerken den 29e junij passato van Haroeko vertrokken, door een schielijke ontstaane swaar onweer, naar verlies van de groote mast, voorsteng en het roer, tegen de oostwal van Letjemor aangeslagen en vervolgens, omtrent de hoek van Hoetoemoerij, in een bogt tusschen de klippen geraakt en verbrijseld. Waarvan de menschen egter door behulp van de naast aangelegene negorijs volkeren waren gesalveert, benevens ook eenige goederen, zoveel als mogelijk geweest is te bergen. Fol. 1336r-v. 14 opgeboeide orembaais. Sinds eind augustus van het afgelopen jaar voerden een plaatselijke sloep, twee van Makassar en twee van Ternate, samen 415 last rijst aan. Ds. Willem Wilbers kwam van Amboina over naar Batavia. Het kapitaal van de kerk aan contanten en zilver is ƒ 10.379. In het geheime briefboek is het antwoord van 29 december 1759 op de brief van gouverneur Meijert Joan van Idsinga van 23 mei over het uitroeien van kruidnagel- en nootmuskaatbomen en het tegengaan van smokkelhandel te vinden. Goedgekeurd is de voorlopige aanstelling van vaandrig Herman Pietersz. Peijma tot luitenant, van sergeant Gideon Duler tot vaandrig, van boekhouder Anthonij Diderik Mourits tot eerste klerk en secretaris van de Raad van Justitie, van Hans Pieter Reijle tot meesterknecht van de timmerlieden en van Jacob de Vries tot meesterknecht van de metselaars. Kleinere mutaties zijn goedgekeurd; de rustgage van zes gepensioneerden wordt gecontinueerd. BANDA Met de Spaarzaamheid, de Jager en de sloep van de vrijburger Nicolaas Gilbert werden brieven van 19 juni, 4 september en 4 oktober 1759 ontvangen. Er is nog geen bericht dat de Lekkerlust, die verleden jaar naar Banda vertrok, is aangekomen. De Rozenburg is via Java naar Banda gezonden en moet voor 15 mei leeg via Bima, waar ze producten moet innemen, terugkeren. De Kasteel van Tilburg is via Makassar verzonden en mag tot half augustus te Banda aangehouden worden. De Bronstee en de bark de Rijder zijn direct naar Banda (De particuliere handel is geïnventariseerd. Er zijn in het gewest 9 sloepen, 2 gantangs, 17 sampans en Terwijl de bediendens, bij hare b'antwoording op het extract uyt U Wel Edele Hoogagtb. vertrokken. Het eerste moet, zo mogelijk samen met de Lekkerlust, direct terugkeeren. Als er, behalve de Rozenburg, nog een schip leeg terukeert, moet het via Surabaja of Gresik varen om daar rijst te laden. De behandeling van schepen, alsmede de berekening van een tekort op lengte en dikte van enig houtwerk en van te weinig geleverde textiel, is goedgekeurd. Zowel de gewone oogst van specerijen, als de tweede oogst zijn goed uitgevallen. Er is 339.100 lb nootmuskaat en 1151 sokkels foelie ontvangen, wat tezamen met enige kleinigheden en onbruikbare goederen ƒ 104.582 kostte. Er is hoop dat deze goede oogst de perkeniers enige vergoeding geeft voor de schade die zij enige jaren terug hebben geleden. Het goed onderhouden van de perken, waartoe het bestuur de perkeniers in hun eigen belang moet aansporen, draagt daar het meeste toe bij. Bij een inspectie zagen ze er goed uit. De nootmuskaat die te klein, aangetast of kapot is, moet men verbranden. De overdracht door Johannes Steenrots van een specerijland aan zijn zoon Hendrik Jansz. Steenrots is goedgekeurd. De djatiplantage op Rosingain bestaat uit 3110 grote, 1566 middelbare, 1576 jonge loten en 86 verdroogde bomen, terwijl op Pulau Run 815 grote, zowel als kleine bomen staan. Er is ongenoegen over geuit dat er geen informatie over de peperverbouw en het fokken van rundvee is gegeven. Dat dient jaarlijks te gebeuren. Ook is gevraagd hoe het staat met het verkrijgen van wilde koeien. De in- en afschrijvingen en de belastingen zijn goedgekeurd. Daaronder valt het tekort bij het transport van de hoofdadministratie op de boedel groot rsd 4411 van de overleden opperkoopman Jacob Craay. Die boedel werd insolvent geacht en daarom is aan secretaris Casparus Greven opgedragen deze zonder kosten voor rekening van de Compagnie te verkopen. De opbrengst was rsd 3534, waarop schulden aan enige perkeniers en de begrafeniskosten in mindering dienen te komen. Greven zou de boedel daarop liquideren. De uitslag daarvan wordt afgewacht. De verpachting van de in- en uitgaande rechten en van de Workaise parelbanken is bij gebrek aan geïnteresseerden mislukt. Bij collecte brachten ze niet meer op dan ƒ 1337, wat ƒ 500 minder is dan in het voorafgaande jaar.) missive in dato 29 october 1757, zeggen dat de invordering van 's lands inkomsten bij collecte geschiede volgens marktprijs op ordonnantie van den gouverneur, werdende eenlijk voor 't opmaken der ordonnantie ten comptoire van den hoofdadministrateur 6 stuyvers betaald. Daarentegen bij verpagting alle burgervaart na de zuydoost zoude cesseeren, om reden den pagter niet zoude nalaten alle middelen uyt te vinden om den tripangshandel, als het voornaamste product en negotie zijnde, alleen aan zig te trekken, tot groot nadeel der ingesetenen, die alsdan genoodsaakt zoude zijn zig van hare equipagiën te ontslaan en den handel alleen aan den pagter en de van buyten komende over te laten. Also de verdere plaatsen of de papoeas wijnig bezogt wierden, ter zake van het gevaar om lading en vaartuyg te verliesen door de roofzugt der inlanderen, waarvan de ondervinding genoegsaame exempelen uytlevert. Fol. 1343v-1344v. is onnodig gevonden, omdat er niet meer dan 100 last aanwezig was. Dat er nader is besloten, toen er weer voorraad was, om dagelijks 1/4 last naar de markt te zenden en aan de ingezetenen op de buitenkantoren 15 lb per maand te gunnen, is goedgekeurd. Zo zou er na aftrek van een voorraad voor 16 maanden voor de rantsoenen etc. nog 174207/250 last over zijn. Dit moet doorgaan zolang het geen eigen ongerief geeft. Om deze redenen, en om volgens de order van vorig jaar de perkeniers tegemoet te komen, is 650 last voor Banda bestemd, namelijk 100 last van Batavia, 250 last van Makassar en 300 last van Java. Het bestuur ter plaatse meent, in zijn antwoord op het extract uit de brief van 29 oktober 1757, dat het zich ten aanzien van het rijstmonopolie voldoende heeft verantwoord. Er is in een heel jaar t.w.v. ƒ 7171 aan zout, rotan, lampolie, planken en kalk ingekocht. Omdat aanvoer van zout en rotan uit Batavia goedkoper is dan inkoop op Banda, moet het daar besteld worden. Op de verkoop van manufacturen is 681/4 % winst gemaakt, d.w.z. 121/2 % meer dan het voorafgaande jaar. Op een partij van 25.000 lb padi 553/4 %; op de bieren slechts 621/2 % vanwege slechte kwaliteit en voor een gedeelte zuur, waarvoor de dispensier zich moet verantwoorden. De uitgaven waren in 1757/58 ƒ 176.542, in het voorafgaande jaar ƒ 163.512, dus ƒ 13.030 meer. De inkomsten waren in 1757/58 ƒ 37.028, in het voorafgaande jaar ƒ 29.269, dus ƒ 7759 meer. Als de meerdere inkomsten van de meerdere uitgaven zijn afgetrokken, is er een tekort van ƒ 5271. Dit komt door de kosten van timmerwerk en fortificatie, die ƒ 29.854 meer bedroegen dan in de memorie van bezuiniging bepaald. Er is gevraagd aan te geven waarom de voordelen zo sober zijn vergeleken met (Het bestuur heeft bij resolutie van 27 februari besloten de verkoop van rijst op de markt te staken. Dit Zijnde voorts den eysch der ministers aan contanten, koopmanschappen, provisiën, de memorie van bezuiniging. De inkomsten van ƒ 2142 op het perk Bojauw zijn een goede zaak. De achterstallige renten moeten ingevorderd worden. Omdat men vertrouwt dat de Lekkerlust nog zal opdagen, is het verzoek om nieuw houtwerk voor de bouw van de kerk op Banda-Neira afgewezen. De uitgaven aan fortificatie en reparatie zijn aanvaard, maar ƒ 33.304 voor de post Kijk in de Pot is ter controle aan kapitein-ingenieur François Jacob Berg voorgelegd. Hij kon nog geen rapport uitbrengen, maar vond de post voor koelies van ƒ 14.236 en kalk van ƒ 17.389 vrij hoog. Er is om nadere informatie gevraagd. De uitvoerder zal borg moeten staan voor eenderde van genoemde bedragen. Over de Zuidoostereilanden valt te melden dat er op Aru twee paduakans kwamen handeldrijven, dat de gecommitteerden de smokkelhandel verboden en de bewoners, die voortdurend met elkaar twistten, tot rust en vrede maanden. De onruststokers moeten opgepakt worden en men moet profiteren van de producten, waar de verstrekking aan de sergeant aldaar van handelswaar t.w.v. rsd 480 toe kan bijdragen. Men heeft van zijn ongenoegen blijk gegeven dat er geen bericht over de Zuidwestereilanden kwam. Omdat er geen seinbrief is ontvangen, geldt het sein van het vorige jaar nog.) manschappen etc. zo na mogelijk voldaan en daaronder 30.000 guldens aan payement, die zij van Macasser moeten ontfangen, en van hier een thon aan ducatons en ropijen en 200 pees goude ducaten, mitsgaders 200 militairen, item zodanige ambagtslieden en goederen als men vermogen is geweest af te zenden. Fol. 1350r-v. (Er is een kopie van de geheime brief van 29 december 1758 gezonden met opdracht om de zaak alsnog ten uitvoer te brengen en daarvoor de toegezonden bark de Rijder te gebruiken. De gepensioneerden is weer een jaar rustgage verleend. Mutaties onder de dienaren: kapitein David Bacheracht ging naar Makassar in plaats van de naar Batavia verloste majoor Johan Casper Rijsweeber; tot secunde en hoofdadministrateur is koopman Gerrit Aansorg met bevordering tot opperkoopman aangesteld; hij vervangt de overleden opperkoopman Jacob Craay; tot opperhoofd op Pulau Ai en Pulau Run is koopman Willem Camerling aangesteld, en onderkoopman Barend Reijke tot secretaris van de Politieke Raad; naar Banda zijn kapitein Brouwns, kapitein-luitenant Hendrik van den Brink en vaandrig Jacob Wolff gezonden; boswachter Hellemans en eerste klerk Jan Hugo van der Put zijn bevestigd; opperchirurgijn Van Rijn is naar Nederland verlost; het ontslaan van twee scheepstimmerlieden en een huistimmerman is verboden.) En alschoon den predikant Verbeet op een aanstotelijke en irreverente wijse aan ons heeft komen versoek doen om zijne verlossing na Nederland, om reden hem zijn voorjarig versoek om meerder emolumenten ontsegt was. Zo hebben wij, schoon zijn versoek ook verdient hadde eene ernstige corrigeerende dispositie, egter goedgevonden om zoveel aan ons is tot uytbreyding des geloofs te helpen toebrengen, hem te laten bij zijne gemeente, waarvan hij bemind is en hem voorts toe te leggen de emolumenten van een extraordinair predikant tot Batavia in hope dat zulx U Wel Edele Hoogagtb. niet mishagen zal. Fol. 1352r-v. aangesteld. Onderkoopman Jochem Jacob Poelenburg had evenwel bij de vergadering van 20 april een officiële nota ingediend, waarop het bestuur, terwijl de gouverneur wegens ziekte afwezig was, besloot hem tot provisioneel hoofdadministrateur te benoemen en koopman Daniël Lacaze, die door de Hoge Regering tot fiscaal was aangesteld, tot opperhoofd van Pulau Ai. Bacheracht had tegen dit besluit geprotesteerd en was na felle debatten zitting in de vergadering ontzegd. De gouverneur had de nota van Poelenburg genegeerd en niet naar Batavia gezonden. Toen hij weer hersteld was, heeft de gouverneur de secretaris Casparus Greven op non-actief gesteld. Poelenburg, kapitein Jan Spaay en de onderkooplieden Greven en Anthonij van der Truijn zijn toen bijeengekomen en hebben een tegenbesluit genomen, dat zij aan de gouverneur, die op Lonthoir was, aanboden. Deze weigerde het te aanvaarden. De delegatie was tevergeefs teruggekeerd.) Hebben evengemelte vier perzonen, alle palen van gehoorsaamheid, ja zelfs haren eed aan den gouverneur gedaan vergetende, kunnen goedvinden den gouverneur Barriel van sijn gezag te beroven in hare zogenaamde politicque vergadering en ordre te stellen aan alle wagten etc. om niet meer den gouverneur Barriel, maar den koopman Poelenburg te gehoorsamen. Waarop den (Na het overlijden van opperkoopman Jacob Craay was David Bacheracht tot hoofdadministrateur gouverneur, zulke disordres niet langer kunnende verdragen, zig genoodzaakt hadde gevonden den koopman Poelenburg, capitain Spaaij en secretaris Greven in arrest te laten neemen. En welke excessen en enormiteyten ons ook gepermoveert hebben niet alleen te approbeeren het arresteeren van gemelte drie perzonen, maar ook te ordonneeren zig te versekeren van den onderkoopman Van der Truijn. Fol. 1354r-1355r. Zo ook met alle minnelijke drangredenen aan te pressen een goegoegoe, of rijxbestierder, Volgens de brieven van 6 en 25 april, 2, 15 en 30 mei, 15 juni, 22 en 27 augustus 1759 is Ternate in (Er is opdracht gegeven dat kapitein Brouwns, kapitein-luitenant Hendrik van den Brink en koopman Willem Camerling stukken en informatie tegen Jochem Jacob Poelenburg, kapitein Jan Spaay, de onderkooplieden Casparus Greven en Anthonij van der Truijn, en sergeant Hendel verzamelen en deze voorleggen aan secretaris Barend Reijke, die als officier van justitie zal fungeren. Deze moet de stukken klaarmaken voor een proces en ze naar Batavia zenden. Genoemde personen zullen onder verantwoordelijkheid van scheepscommandanten in militair arrest naar Batavia moeten worden gezonden om aan de Raad van Justitie over te leveren.De adcocaat-fiscaal moet het proces voorbereiden. Ook tegen equipagemeester Hinsch dient een onderzoek ingesteld te worden. De raad te Banda moet zich onthouden van enige actie tegen zijn leden, zoals tegen David Bacheracht. Mocht de gouverneur van Amboina Meijert Joan van Idsinga al op Banda zijn geweest en stukken tegen genoemde personen hebben verzameld, dan dienen de bevelen daaromtrend onuitgevoerd te blijven. TERNATE rust, maar er was enige zorg om een vreemd schip dat de eilanden Gebe en Salawati bij de Papuase eilanden, of eigenlijk de straat bij het eiland Batanta, had aangedaan, en enige zakken rijst, messen en koperen ringen, benevens een tekening, zoals in de brieven van Ternate beschreven, had achtergelaten. Verder wordt verwezen naar de geheime brieven. Wat in het geheim behandeld is, moet niet in deze brief openbaar worden besproken, vooral wat betreft de Molukken. Hoewel er enig verschil van mening was door strubbelingen van onderdanen, leven de hoofdkoningen van Ternate, Tidore en Batjan in vrede met elkaar. Op Halmaheira, dat onder de koning van Ternate valt, zijn 69.181 kruidnagel- en nootmuskaatbomen vernietigd, en in de gebieden onder Tidore 16.882. Nu is men bezig op Patani, Weda en Maba. De koning van Ternate vroeg namens de hoofden van Halmaheira dat zij het douceur van 2000 rsd zouden krijgen uitbetaald als de extirpatie voltooid was. Omdat dit teveel gevraagd is, werd het afgewezen. Wat betreft het antwoord op het verzoek van Tidore om vermeerdering van recognitiegelden voor twee verdachte personen, wordt naar de bovengenoemde geheime brief verwezen. Mocht de koning van Ternate wat gemelijk op de afwijzing reageren, dan moet erop gewezen worden hoeveel meer voordeel de onderdanen van Ternate boven die van Tidore genieten.) in steede van den overledene Patti Sarana hoe eer hoe liever te eligeeren. Temeer hij, bijbrengende de aangelegentheid dier post en de noodzakelijkheid die er uyt dien hoofde is een goed perzoon uyt te kiesen, zulx maar geduurig komt uyt te stellen. Zo ’t schijnt niet zozeer omdat er geene capable mannen onder zijne hofsgrooten daartoe te vinden zoude wezen, alswel ten principaalen om de regeering en ’t vermogen alleen in handen te houden, teneynde alles te konnen schikken na zijn welgevallen, dat anders zo gemakkelijk niet geschieden kan. Fol. 1359v-1360r. (De koning heeft intussen de schuld van zijn vader vereffend. De lagere vorsten op Celebes en de eilanden gedragen zich goed, behalve wat kleine twisten tussen dit van nature ruziemakende volk. Deze konden, dankzij gepast optreden van het bestuur, bijgelegd worden. De Bwoolse zaken zijn onderzocht, waarvan het resultaat in de brieven van Ternate te vinden is. Er wordt daaraan voorbijgegaan om belangrijkere zaken te kunnen behandelen. Deze kwestie is verwarrend, want tenslotte zijn er slechts verdenkingen. Er zijn mensen vastgehouden, maar nu weer vrijgelaten, zoals het koninkje Jacobus Pompa, die op verzoek van zijn rijksgroten is hersteld in zijn macht en naar zijn rijk terugkeerde. Daarvoor is het contract met hem bevestigd. Dit is goedgekeurd. Maar de vrijspraak van de Bwoolse korporaal Van Haddel is prematuur en er is daarover naar Ternate geschreven. Dat is ook het geval met de inlander Intje Mahama, die eerst was gearresteerd, daarna vrijgelaten en weer in de ketting was geslagen. Hij zou, als een gevaarlijk en schadelijk onderdaan op Celebes, eerst naar Batavia en vervolgens naar Kaap de Goede Hoop worden gezonden. Dit is niet geschied, want hij wist te ontsnappen. Als de bewaker in deze (Nadat het contract met koning Mono Arfa was herzien, getekend en bezworen, is deze vertrokken van zijn onschuld niet kan bewijzen, dan moet hij gestraft worden. De overval op het postje Tomokalang is te wijten aan de lompheid en dronkenschap van de omgebrachte korporaal. Zulke posten moeten aan nuchtere, waakzame en voorzichtige personen bij de militie worden toevertrouwd.) En ten regten hebben zij gedeclineert het gedaan verzoek van de Bonijse princes Manilha om haar rijkje op te dragen aan haar broeders zoon prins Abouli, temeer hij een mahumetaan is en de meeste haarer onderdanen christenen zijnde, deze al pro dato hebben verzogt gehad zelfs van haare wettige vorstinne ontslagen te mogen wezen, alleen omdat zij mahumetaans gezint is. Dat toen ontzegt is, nogthans heeft men aan die princes overgelaten, zo de regeering haar te swaar valt, een christen-perzoon in haar plaats voor te stellen. Fol. 1363r-v. Ternate. Speciale afgevaardigden naar de westkust van Celebes om daar te patrouilleren en andere zaken te regelen, zouden hem te Gorontalo publiekelijk voorstellen. Het verslag van deze missie wordt afgewacht. Dit alles wordt goedgekeurd. Het is een eerherstel, nadat deze koning door het vorige bestuur zoveel onrecht is aangedaan. Uit de verleden jaar beloofde notitie blijkt dat hij door zijn gevangenneming en de verkoop van zijn goederen te Ternate een schade van rsd 4807 heeft geleden. Dit stuk en de verdere papieren met pretentie over geleden schade zullen ter verantwoording aan oud-gouverneur Abraham Abeleven worden voorgelegd, zodat er naar behoren een besluit over genomen kan worden. Het bestuur is gevraagd van zijn kant op te geven welk nadeel de Compagnie heeft geleden bij het arrest en onttroning van de koning, door het verlaten van de goudmijnen door de onderhorigen van de koning op het gerucht van diens onttroning, en welke kosten er zijn gemaakt voor onderhoud tijdens zijn gevangenschap. Dit was nog niet gebeurd, zodat het niet aan de advocaat-fiscaal doorgegeven kon worden. Het zou namelijk gekort worden op de rsd 10.000 die Abeleven bij zijn vertrek in de kas had gestort en die in beslag genomen waren. Het beleid ten opzichte van de landsvorsten wordt gesteund, terwijl krachtig is aanbevolen de harmonie onder hen te bevorderen, zodat rust en vrede gehandhaafd blijft.) baldadigheeden maar oorsaak verschaffen tot verwijderinge, exemplair te doen straffen. Gelijk tot het een en ander die vorsten zelfs, bij antwoord op haare ontfangene brieven gepast, de novo op het nadrukkelijkste werden vermaand en niet minder om de peperculture, waarmede zij volgens berigt thans bezig zijn, te doen voortzetten op zodanige plaatsen daar de peperrankjes best willen voortgroeyen. Fol. 1365v-1366r. (De gouverneur heeft met eigen ogen gezien dat op sommige plaatsen te Ternate de peperranken er niet zo goed bij staan als elders, omdat de rankjes door een bepaald ongedierte zijn aangevreten, waarschijnlijk doordat de aarde er niet zo goed is. Na twee jaar was er weer een vaartuig van Magindanao verschenen en daarvoor vier andere van de westelijk liggende Sula-eilanden. Zij brachten aarden potten en een paar slaven mee om handel te drijven, en tevens een brief van de koning en een metalen klokje als present. Bij terugkeer van de vier schepen is een toepasselijk antwoord en contrageschenk meegegeven. Het bestuur verzekerde de Magindanaoërs van alle hulp en spoorde de mensen van de Sula-eilanden aan de producten van hun eilanden, als goud, was, karet en cauris met hun schepen aan te blijven voeren. Al voor het schip van Magindanao verscheen, was de pantjalang de Arend met twee commissianten daarheen gezonden om de koning de geschenken van iedere twee jaar te zenden en de lading van 7 à 800 rsd particulier te verkopen, opdat er geen aanleiding zal worden gegeven tot het verzoek of de Compagnie de producten niet zelf zou kunnen afhalen. Om de Sula-eilanden van de Spanjaarden weg te houden moet er regelmatig contact mee gehouden worden, maar om er een speciaal bezoek te brengen onder het uitstellen van dat aan Magindanao lijkt niet nodig. Wat betreft het verwerven van goud had Mono Arfa met zijn komst naar Gorontalo en, zoals het koninkje van Bolaäng schreef, met het zenden van een groot gedeelte van zijn volk naar de goudmijnen, tekenen van welwillendheid gegeven.) gehoorende koningjes van Limboenen, Sjending, Sicabo en Lembo, mitsgaders die van Gorontalo en Limbotto, een conventie betreffende de goudgraverije om, in cas van aanrandinge door de roofgierige swervers, elkanderen te assisteeren gepasseerd. En vervolgens tusschen de vier eerstgeduide vorsten, en vanwegen de Compagnie, een behoorlijk contract gemaakt en En ten dien eynde niet agterlaten de boosdoenders, welke door haare te pleegene Mitsgaders de post Limboenen gerestabileerd zijnde, nadat tusschen de daaronder (Men hoopt dat dit het gewenste resultaat heeft en dat er in het aanstaande jaar meer goud verworven solemneel beswooren, zomede tot hetzelve het zogenaamd koningje der Peloppers c.s., die daar zedert lange jaren zig vreedsaam had gedragen, bij een formeel verbandschrift g’admitteerd was, teneynde die procure op allerhande wijse te bevorderen. Fol. 1368v-1369r. wordt dan dit jaar, namelijk 14871/4 realen, of 1651/4 mark. Dit is weinig en daarom is aangespoord meer te verkrijgen. Omdat door de post te Parigi in een jaar maar 63 realen goud is verworven, mag, indien dat niet te verbeteren is, ze verlaten worden. Nadelige posten moeten niet aangehouden worden. In 1757/58 is op goederen, in Ternate ingekocht voor ƒ 49.714, een winst gemaakt van ƒ 28.064, of 561/4 %, en op de daar verkochte textiel, ingekocht voor ƒ 38.839, was de winst ƒ 19.833, of 51 %. Dit is nog wel voldoende, maar het is onzeker of er wel vier maal per jaar een publieke verkoping is gehouden. Zo niet, dan moet dat voortaan wel geschieden. De rendementen moeten apart vermeld worden en de resident te Gorontalo moet op de textiel minstens 60 % winst maken, op straffe dat het mindere voor zijn rekening komt. Om het duidelijk te maken moet de resident als richtsnoer een prijs courant krijgen van rsd 61/2 het stuk voor gewoon guinees gebleekt en het overige met een prijs naar rato. Hoezeer er ook op aangedrongen is de winsten te doen toenemen en de lasten door zuinigheid te laten dalen, moet geconstateerd worden dat de uitgaven van Ternate, en de onderhorige posten Gorontalo en Menado, in 1757/58 ver boven de memorie van bezuiniging ƒ 199.658 bedroegen, en de inkomsten ƒ 90.953. Er was dus een verlies van ƒ 108.705. Dit is een preciese opgave, doordat de handelsboekjes van Menado, die drie jaar achter waren, eindelijk bijgewerkt zijn. De boekejes zijn in juli/augustus overgelegd. In de brief van 30 mei 1759 werd nog vermeld dat de uitgaven in 1757/58 ƒ 16.696 minder waren, maar de inkomsten eveneens ƒ 1855 minder, zodat er een verbetering van ƒ 14.841 zou zijn geweest. Het bestuur gaf zelf aan dat de reële uitgaven de berekende met ƒ 4567 overtroffen, maar, hoewel men dat anders gewenst had, moet men, volgens het bestuur, blij zijn dat het gouvernement, dat steeds een verliespost is geweest, de uitgaven iets weet te verminderen en de inkomsten te vermeerderen. Er is wederom bij het bestuur op aangedrongen met alle middelen en inzet de inkomsten te vermeerderen en de uitgaven te brengen op het bepaalde in de memorie van bezuiniging, zo het de vergoeding van de overschrijding daarvan wil voorkomen. Met ongenoegen is gezien dat de uitgaven van Gorontalo en onderhorige kantoren tot ƒ 18.143 zijn opgelopen, d.w.z. ƒ 11.095 meer dan in 1756/57. Die van Gorontalo mogen niet meer dan ƒ 10.000 zijn, en die van Menado niet meer dan ƒ 12.000; daarboven wordt niets gevalideerd. Er zal niet alleen een aanbeveling niet daarboven te komen gegeven moeten worden, maar er zal ook goed opgelet moeten worden. Voor het opgeld van de soldijen wordt verwezen naar het rondgestuurde bevel van 21 augustus 1759. De lasten en inkomsten moeten apart per kantoor vermeld worden. Als schulden niet ineens zijn in te vorderen, moeten ze wel verminderen. De schulden van de gewezen resident te Gorontalo, Jacob Koek, van rsd 4366, waar zijn schoonzoon resident Thomas Thornton borg voor stond, moeten direct vereffend worden. Wat betreft belastingen, ontheffingen, in- en afschrijvingen etc. had de gewezen resident te Menado Johannes Smit een tekort, dat hem persoonlijk is aangerekend, van ƒ 30.998, of rsd 12.915. Daar is rsd 9461 op afbetaald, zodat er nog rsd 3454 overblijft. Zijn borgen moeten worden aangesproken en zijn vordering op de koning en rijksgroten van Bwool van rsd 2096 dient de Compagnie over te nemen. Wat dan overblijft moet ook worden ingevorderd. Verdere bevelen staan in de brief naar Ternate. Het is duidelijk hoe belangrijk het is voor zulke belangrijke administraties borgen te eisen. Voordat de residenten naar Gorontalo of Menado vertrekken, moeten er borgen zijn tot minstens rsd 3 à 4000 rsd. De domeinen hebben, blijkens de brieven van 20 mei en 22 augustus 1759, aan pacht in 1758/59 rsd 4833, d.w.z. rsd 383 meer dan het jaar ervoor, opgebracht. De verpachting van augustus 1759 bracht rsd 5210, d.w.z. rsd 3371 meer dan in 1758/59 op. De eis zal met de naar Ternate vertrekkende de Erfprins zoveel mogelijk voldaan worden. Dit schip zal over Bima met sapanhout moeten terugkeren. Overeenkomstig de instructies gegeven door Heren XVII moet het uiterlijk eind juni naar Ternate vertrekken. Het bestuur aldaar is deskundig en de nodige bevelen dienaangaande zijn te vinden in de verzonden brieven. Wegens het zenden van gecommitteerden naar de westkust van Celebes, kon er rond Halmaheira en omstreken niet gepatrouilleerd worden.) Voortaan in geenen deele te versuymen als een poinct van de hoogste aangelegentheid, en niet alleen in de opbouwinge van 't fortresje te Gorontalo, alwaar de pak- en woonhuysen tot op 1 Ten rechte rsd 377. (Wat de justitie aangaat is aangetoond dat het noodzakelijk is te Gorontalo en Menado in strafzaken dekking na voltooyd waren, maar ook omtrent alle reparatiën en timmeragiën, die verders onderhanden mogten zijn, te doen betragten een behoorlijke menage. Fol. 1377v-1378r. getuigen te horen en hun getuigenis te laten bevestigen. Het is lastig dat getuigen steeds op het hoofdkantoor zouden moeten komen, en het kan hen ervan afhouden te verschijnen. Het is daarom toegestaan ter plaatse getuigen te horen en te beëdigen, mits de resident bijgestaan wordt door een boekhouder en een sergeant. Deze moeten, met de anderen, letten op de omstandigheden van het feit en de geschiktheid van de getuigen, benevens of er iets ter verontschuldiging van de gevangenen kan worden aangevoerd. Voor afdoening van criminele zaken zijn, behalve de fiscaal, zeven stemmen absoluut vereist. In school- en kerkzaken is het aantal schoolmeesters en kerkmarinjo's, zoals aangegeven bij de resoluties ter plaatse van 31 januari en 20 maart 1759, goedgekeurd. Tevens is goedgekeurd nieuwe leermeesters voor ƒ 6,- per maand in dienst te nemen en dit bedrag iedere drie jaar te verhogen met ƒ 1,4,- tot ƒ 12,- toe, en de kerkmarinjo's niet hoger dan ƒ 3,- per maand te laten komen. Dominee Ulpianus van Linderen is beroepen te Ternate om er naast dominee Isacus Fedder te dienen. De aan de diaconie verbonden panden van de overleden oude koning van Ternate zijn, omdat de tegenwoordige koning daar niets mee van doen wil hebben, publiekelijk verkocht en brachten rsd 1250 minder op dan de beleende schuld. Het bestuur zal trachten dit te verhalen op de boedel van Clement Marot, die op Banda is overleden en in 1741 tijdens de belening diaken was. Op diens weduwe en die van medediaken Jacob de Melo was niets te verhalen. Resident Johannes Smit heeft de diaconiegelden van Menado, die hij daar niet overgegeven had, onder ede verantwoord. Onder de dienaren vonden de volgende mutaties plaats: Johannes Smit is zeer terecht als resident te Menado ontslagen en als zijn opvolger is de te Ternate zonder werk verblijvende onderkoopman Gerrard Reijnier de Kock benoemd; assistent Pretorius is tot resident op Limbunu benoemd en de gewezen resident te Bwool, Minte, na vrijpleiting van verdenking, tot resident op de Sula-eilanden, in plaats van de overleden Nassaun. Wegens slechte berichten is de resident te Gorontalo, Thomas Thornton, zonder gage naar Batavia opgeroepen en is de, zonder werk te Batavia zijnde, onderkoopman Jan Wttewall daarheen gezonden om hem te vervangen. Tevens zijn daarheen gezonden, om werk af te wachten, de onderkooplieden Cobos en Gregorij; verzonden zijn akten van bevordering van sergeant tot vaandrig voor Dither, die al in 1756 daartoe was aangesteld, en voor Barend Willemsz., overwegende dat hij deze dienst al sinds 1753 heeft waargenomen; op het speciaal verzoek van Zijne Hoogheid is de bij de koning van Tidore geplaatste sergeant Jan Semet tevens tot vaandrig bevorderd, mits hij op Ternate komt dienen. Verder wordt verwezen naar de brieven ontvangen uit Ternate en de daarheen nu te verzenden geheime en gewone brieven. Aan het in de marge toegevoegde antwoord op het extract uit de generale brief van Heren XVII van 29 oktober 1757, gevoegd bij de brief uit Ternate van 30 mei 1759, valt niets toe te voegen. In het begin van 1759 is met de Baarzande naar Ternate aan contanten en andere goederen ƒ 249.231 verzonden. Met dit schip is niet meer dan ƒ 104.207 aan goud, was, karet en andere kleinigheden terugontvangen. MAKASSAR Uit Makassar zijn brieven ontvangen van 11 en 15 mei, 19 juni, 4 en 31 augustus, 24 september, 20 oktober 1759, en een aparte brief van gouverneur Roelof Blok aan de Hoge Regering. De eerste en de laatste brief zijn apart beantwoord. Uit de eerste bleek dat er het grote restant aan nieuw payement van ƒ 80.000 was, terwijl zich daar vroeger gebrek aan voordeed.) konnen voldaan werden, en als een gevolg dat de ministers zig hebben genoodzaakt gevonden om dezelve ter voldoening van de gevenduceerde lijwaaten van de kopers te accepteeren, alsmede van de gesamentlijke impostmeesters, welke in 't gemeen zulks verzogt hebben om de groote schaarsheid aan 't grof geld, dat nu ter contrarie in 't geheel niet roulleerd. 'Twelk de ministers ter hunner bijeenkomst van den 3e april aanleydinge heeft gegeven zulks te accordeeren om de daarbij gevoegde redenen, namentlijk dat, door het ontfangen van het payement, de ducatons en ropias noodzakelijk tevoorschijn zullen moeten komen. Dat onzes bedunkens niet ongefondeert is, en om met die dubbelde stuyvers dit gouvernement niet overkropt te doen geraken. Dit is veroorsaakt doordien hunne vrij groote eysschen in de jongste jaren hebben Uyt der ministers schrijvens hebben w' vernomen het verongelukken van het schip Fol. 1383v-1384r. (Op 16 november 1759 is besloten opdracht te geven om van dat geld ƒ 30.000 naar Banda te zenden en van de overigeƒ 50.000, of zoveel als gemist kan worden, naar Batavia. Bij de eis voor 1760 en 1761 was vergeten het restant aan zilveren ropia's per eind augustus 1759 te vermelden. Zo konden de restanten niet bepaald worden. Het bestuur is bevolen informatie te geven en aan te tonen waar het verschil van ƒ 47.393 uit voortkomt. Gouverneur Roelof Blok stelde een reglement voor de dienaren op. Tevens kwamen enige orders voor het college van justitie overeenkomstig de Bataviase statuten en de costumen op de kust van Celebes, waarbij het voorbeeld van de kust van Coromandel uit 1736 is nagevolgd, tot stand, en tevens een instructie voor de Commissarissen van Huwelijkse en Kleine Rechtszaken. Doordat deze stukken omvangrijk zijn en hun onderzoek veel tijd vergt, moet er nog een besluit over genomen worden. De in- en afschrijvingen zijn goedgekeurd, maar het is onaannemelijk dat 3951/2 kannen Hollandse azijn volgens de dispensier bedorven zouden zijn. De kosten van een expeditie naar Mandar van ƒ 1338, waar gouverneur Roelof Blok in een brief van 10 mei onder het artikel van het hof van Boni melding van maakt, is niet bovenmatig en daarom goedgekeurd. Dit is ook gebeurd met een restant onkosten op de Butonse expeditie van ƒ 4654. Afgekeurd is evenwel om dubieuze schulden af te schrijven en binnen de lijn te laten voortlopen, omdat daarvan, tenzij het tegendeel bewezen wordt, nog wel iets kan binnenkomen. Tevens moeten degenen die de levering deden, 26.676 lb rijst vergoeden, die in 1758 tekort werd bevonden op een lading voor Amboina. In de brief van 31 december 1758 konden wegens het ontbreken van de negotieboekjes van 1757/58 de uitgaven en inkomsten niet gerapporteerd worden. De uitgaven in dat boekjaar belopen ƒ 163.020, en de inkomsten ƒ 92.078, zodat het tekort ƒ 70.942 bedraagt. In 1758/59 viel het beter uit. De uitgaven waren ƒ 159.826, wat een vermindering van ƒ 3193 is, terwijl de inkomsten stegen tot ƒ 121.970, zodat het verlies ƒ 37.856 bedraagt.) Ouwerkerk op het middelste gedeelte van 't eyland Sphæra Mundi, waarvan 24 geldkisten, eenige lijwaaten en andere goederen zijn gesalveert geworden. Edog de lijwaten nat geworden zijnde, door de ministers voor 'tgeene dat zoude mogen gelden bij openbaare vendutie verkogt. Vervolgens was alle moeyte aangewend om (was 't mogelijk) nog eenige goederen te bergen, dog tevergeefs, alzo 't wrak eyndelijk geborsten en aan stukken geslagen is. Fol. 1387v-1388r. onkunde of plichtsverzuim. Chevallier is onschuldig verklaard en de Hoge Regering heeft zich daaraan geconfirmeerd. Met de Kasteel van Tilburg zijn de geborgen geldkisten, militairen en lijfeigenen naar Bandjarmasin gezonden. Bij de vertiening in de Zuiderprovincies is door resident Godfried Carel Meurs 2473/4 last rijst en 5177 bos padi opgelegd. De 441/3 last rijst, die deze resident volgens het besluit van 22 november 1758 voor rsd 30 inkocht, is te duur, daar de overjarige rijst in de pakhuizen voor rsd 24 het last is verkocht. De Compagnie verliest eerst rsd 6 en vervolgens de ondermaat. In de Noorderprovincies inde de gouverneur aan rechten 319264/400 last rijst en 11.648 bos padi, wat 49226/400 last minder dan het jaar ervoor is. Dit wordt toegeschreven aan de droogte die allerwege heerste. Omdat nog een aanzienlijke voorraad rijst te Makassar voorhanden is, is de Kasteel van Tilburg daarheen gezonden om voor Banda 250 last in te laden. Verder is bevolen rijst tegen rsd 28 het last te verkopen en het grootse deel van het restant naar Batavia te zenden waar ze voor de vastgestelde prijs verkocht kan worden. Zo komt er ruimte in de pakhuizen om de tienden uit de Zuiderprovincies om deze tijd weer in te zamelen. De koning van Boni heeft 6200 bos padi die zijn onderdanen in de Noorderprovincies trachtte te ontvreemden, voor de Compagnie in beslag genomen. Hij is hiervoor bedankt. Er zijn verkopingen van textiel gehouden, namelijk op) den19 october1758 verkogt voor ƒ geadvanceert ,, 24 november ,, 28 december ,, 26 januarij 1759 (Uit het journaal van schipper Jacob Chevallier en een verantwoording bleek dat er geen sprake was van 451/2percento 10.803, 10, 9.791, 15, 16.597, 5, daarop - - - ,, ,, 53 ,, 46 ,, ,, 45 ,, ,, ,, ,, ƒ ƒ ,, ,, ,, - - - - ƒ ƒ ,, ƒ 2.960, 6, 13.462, -, 10.877, 12, 343/4 ,, 4 junij ,, ,, 26 maart ,, 26 april ,, ,, 21 augustus Mitsgaders eenige bevlekte lijwaten met 30 percento advance van de hand gezet, terwijl de geburgene dito uyt het verongelukte schip Ouwerkerk voor ƒ 2809,16,8 verkogt zijn geworden. Dog eenige fijne Bengaalse doeken bestaande in cassas fijne met goude hoofden, cassa fijne Boerongse in zoort, onder de gehoudene vendutie op den 21 augustus bovengemeld opgeveyld, hadde niet boven de 30 percentos, op den inkoopsprijs gerekend, kunnen behaalen. Fol 1390v-1391r. 341/2 28.107, -, ,, 42 ,, 34 ƒ ,, ,, ,, ,, (Dit geeft ongenoegen en daarom is bevolen geen waren te bestellen waarop de vastgestelde winsten niet behaald kunnen worden. Om de winsten behaald in de 12 maanden van 1 september 1758 tot eind augustus 1759 te kunnen vaststellen, is door het bestuur een generaal rendement opgemaakt dat is gevoegd bij zijn brief van 20 oktober 1759. De inkomsten van de domeinen zijn voor 1759 verpacht voor) de in- en uytgaande regten de sterke dranken 't hoofdgeld der Chineesen de Chineese topbanen de steene bazaar en kleene kraamtjes 't slagten van 't vee Fol. 1392r. anno passato rds. ,, ,, ,, ,, ,, rds. dit jaar rds. ,, ,, ,, ,, ,, rds. 732 778 198 125 16.133 600 708 210 140 16.474 te samen bedragende 12.840 1.460 12.636 2.180 (Dit is rsd 341 minder dan in 1758. Op verzoek van de pachter van de in- en uitgaande rechten is op 1 juni 1759 besloten om 5 % op de, voor de verkoop van textiel enigszins nadelige, invoer van Chinese pitjes te heffen. Dit zal de pachten doen stijgen. Voor de twintigste penning op verkochte huizen, erven etc. is dit jaar ƒ 1196 geïnd, wat ƒ 627 minder is dan het vorige jaar. Van de aanbestede levering van 150 manlijke en 50 vrouwelijke slaven voor het ambachtskwartier is tweederde geleverd. De sloep van de burger Simon Burggraaf, die 50 slaven zou leveren die hij reeds aan boord had, is door een groter aantal slaven overmeesterd en nu onvindbaar. Burggraaf, die nu al zijn middelen van bestaan kwijt is, heeft het bestuur uitstel gevraagd van vijf jaar om in termijnen de reeds genoten halve prijs van rsd 30 per slaaf terug te betalen. Dit is hem toegestaan. De papieren van een op Java thuishorend vaartuig, dat door patrouillerende schepen onder gezag van Sijbrand Baart bij Makassar was opgebracht, zijn gecontroleerd. Er is niets over smokkelhandel in gevonden. Er is toestemming gegeven het vrij te laten en de schepelingen van verdenking vrij te spreken. Uit de brieven van Timor bleek dat een zekere Intje Sabutang, inwoner van Makassar, hoewel hij van gouverneur Roelof Blok slechts een pas had voor handel op de eilanden rond Makassar, op Roti op de rivier Landu was gesignaleerd. Hij was gearresteerd, maar ontsnapt. Het bestuur te Makassar is ingelicht en het ontving desbetreffende Timorse brief en resoluties om Intje Sabutang c.s. naar bevind van zaken te straffen. Zeerovers van Makassar, die op het eiland Dauw wilden roven, zijn door de bewoners tegengehouden en vijf zijn gevangengenomen en aan de Compagnie uitgeleverd. Onder Batavia wordt gerapporteerd over twee oorlogsschepen met de Engelse vlag, gezien omtrent Pulau Laut. Mutaties onder het personeel. Gouverneur Roelof Blok is op eigen verzoek, hoewel ongaarne, ontslagen; opperkoopman en secunde Cornelis Sinkelaar volgt hem op als gouverneur en directeur; opperkoopman Gabriël de Lopes, nu te Batavia, wordt secunde. Koopman en fiscaal Reijnier van Oosterhout, die tot equipageboekhouder is aangesteld, wordt vervangen door koopman Elias Jacob Beijnon; majoor Jan Casper Reisurber wordt afgelost door de op Banda zijnde kapitein David Bacheracht. Omdat kapitein Jan Everhard Steets is overleden, is sergeant Jan Martijn Passerman bevorderd tot vaandrig met een gage van ƒ 40,- per maand. Er zijn 50 gewone militairen naar Makassar gezonden. Met de Amelisweert zal een monster indigo van 190 lb, bewerkt op Makassaarse specerijen terug en bedraagt volgens factuur lijwaten monterende met elkanderen - 8 - - 8 8 8 - 8 - - - - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Hetgeene in deze gepasseerde twaalf maanden vandaar ontfangen is, bestaat in rijst lb. wax ,, sappanhout ,, ,, cadjang stux slaven lb. 38.590,14, 12.275,8, 8.926,-, 3.772,19, 3.073,12, 1.351,17, 587, 13, 8 4.726,11, 73.304,16, 6.168,3, 1.667,10, 9.472,10, 501, -, - 10.800,-, 11, 11, - 830, 9, - 490, 12, - -, -, - 29.941,15, wijze, die Heren XVII per brief van 29 oktober 1758 hadden besteld, verzonden worden. Van de steenkolen, genoemd in de aparte brief van de gewezen gouverneur Jan Dirk van Clootwijk van 25 mei 1754, waarvan een geringe hoeveelheid besteld was, zijn twee kasjes, waarvan één op de Oudkarspel, en het andere op de Amstelveen voor de kamer Amsterdam en een derde met de Nieuw Nieuwerkerk voor de presidiale kamer Zeeland verzonden. Het bericht over zout vlees en spek door de fiscaal Reijnier van Oosterhout ingediend, wordt bij deze aangeboden.) 425.000 2895 473.625 25.600 150 1051/2 diverse arthillerijgoederen in aanreekening onbekwaame goederen diverse Daarenteegen is in opgemelte tijd van hier versonden per 't schip 't Casteel van Tilburg aan aan koopmanschappen provisiën en benodigtheden ,, equipagiegoederen ,, arthillerij- en wapengoederen ,, medicamenten ,, ,, ongelden in aanreekening handel in specerijen werd gedreven, zo hebben wij den koning, ter gelegentheid dat Zijn Hoogheids brieven die alhier op den 7e dezer door gezanten zijn aangebragt, zulks bij 't antwoord op dezelve te kennen gegeven en verklaard dat deze onderneeming ons zeer onaangenaam is tevoren gekomen, dat wij hopen van effect te zullen zijn. Fol. 1397r-1398r. vier pikol om zich desnoods tegen de Wadjorezen te kunnen verdedigen. Volgens besluit van 16 november 1759 is de Erfprins via Ternate en de Rozenburg via Banda naar Bima gezonden om daar gereedliggend sapanhout op te halen. Omdat de bossen vernield zijn en om de jonge bomen te laten groeien, zal daar op verzoek van de koning de eerste drie jaar niet gekapt worden. Verder wordt verwezen naar de brieven naar Makassar. BANDJARMASIN Van Bandjarmasin is met de Kasteel van Tilburg en de Vrouwe Elisabeth 818.420 lb zwarte peper en 18.095 lb witte peper, samen 6692 16/125 pikol, of 836.515 lb, van de jongste oogst aangevoerd. In november is daar met de sloep de Schildpad nog 131.250 lb van de aanstaande oogst bijgekomen, zodat in dit jaar 7742 15/125 pikol, of 967.765 lb, peper is aangevoerd. Daarbij komt nog 101 realen aan stofgoud. De waarde van wat in totaal te Batavia werd ontvangen is ƒ 168.208. Naar Bandjarmasin werd met de Schildpad het restant van de geldeis van het vorige jaar van ƒ 66.560 gezonden en met de Vrouwe Elisabeth, ter vervanging van het geld gezonden met het op de kust van Celebes verongelukte schip de Ouwerkerk, ƒ 172.875. Zo kon de resident de geleverde peper afbetalen. Mocht er echter geld geborgen uit de Ouwerkerk vanuit Makassar gezonden worden, dan moet geld met de Vrouwe Elisabeth gezonden, teruggestuurd worden. Dit is tenslotte met de Kasteel van Tilburg geschied, die hiertoe door het bestuur te Makassar via Bandjarmasin naar Batavia is gestuurd. Wat nu dit jaar met enige benodigheden naar Bandjarmasin is gezonden is ƒ 79.870 waard. Op 11 december 1759 is besloten om de geldeis van ƒ 182.000 te voldoen onder andere met de Batavier. Dat er maar (Op verzoek van de koning is aan hem 6 pikol buskruit en 2 fijne snaphanen afgestaan, en aan Boni Verwittigt zijnde dat door de Bonijers op Calauwt en Boneratta onbeschroomt den (De inkoop van de 101 realen stofgoud, waarvoor 119017/32 Spaanse realen, of ƒ --- zonder zig met deze en geene schijnredenen en vertellingjes op te houden, onder 6692 pikol peper, niet meegerekend de 26751/2 pikol die aan de jonken werd afgegeven, is verworven, komt niet overeen met de 12.000 pikol die de resident in zijn brieven van 16 juni en 12 augustus 1758 beloofde, en evenmin met de 14 à 15.000 pikol die in de brief van 9 november 1758 werd beloofd. Hier is niet alleen verwondering over geuit, maar omdat in de vergadering van 16 november 1759 veel redenen tot achterdocht opkwamen, is de resident gelast over de veronderstellingen klaarheid te geven en zich te verantwoorden) bijvoeging dat deze regeering zig daarmede geensints zoude laten afzetten, maar begeert te weten waar de toegezegde 14 à 15.000 picols verbleven zijn. Terwijl vervolgens zodanige dispositie over denzelven genomen is, als onder de dienaren zal werden aangehaald. Fol. 1401v-1402r. (Aan de resident is geschreven dat verwacht wordt, dat de 10 à 12.000 pikol, die volgens de brief van 25 augustus uit de aanstaande oogst geleverd kan worden, inderdaad binnenkomt. De Bandjarezen verzekerden dat niet alleen, maar tot die conclusie kwam ook de resident bij de inspectie van de pepertuinen. Daarom is besloten het gevraagde geld te zenden en met het oog op de vroege peperleverantie op verzoek van de resident spoedig een schip te sturen.) Zijnde de resident voorts nog gelast zorg te dragen en den nieuwen zulthan tot die gedagten over te halen, dat aan geen Chineese vaartuygen permissie verleend werd om na Maccasser te varen, wijl die vaart door de occagie om te smokkelen niet dan zeer schadelijk te houden is. Waarom men geapprobeert heeft, zowel dat de resident den ouden zulthan in dezen jare daartoe gebragt, als dat hij aan den in die tijd nog kroonprins zijnde Ratoe Anum de verzogte twee passen voor de Chineesen om na Maccassar te varen geweygerd had, wegens derzelver voorgenomene sluykerij in peper. Fol. 1402v-1403r. 3809,14,8, betaald werd, is goedgekeurd, hoewel de inkoopsprijs op ƒ 401,1,8 het mark fijn uitkomt, wat ƒ 26,3,8 duurder is dan de vastgestelde prijs van 13 Spaanse realen de reaal fijn. De resident is bevolen hierop voortaan te letten, alsmede dat het goud te Batavia op 21 karaat is geëssayeerd, waarbij, samen met de versmelting, 3 % verloren gaat, zodat de prijs op 132/3 Spaanse reaal uitkomt. Naar vermogen moet men trachten de verwerving van goud te vermeerderen. De resident berichtte dat hij de eis van Heren XVII aan diamanten niet kon voldoen, doordat de Chinezen er een excessieve prijs voor betaalden. Op het bericht van de resident dat Tabanio een echt smokkelnest was, zonder dat hij kon weten wat daar omging, tenzij er een vaartuig op wacht lag, is gevraagd waartoe de pantjalling, die volgens de brief van 12 augustus 1758 voor 380 Spaanse realen was aangekocht om af en toe daarheen te zenden, dan diende. Die aankoop voor die hoge prijs was goedgekeurd, hoewel erop gewezen was dat die smokkelhandel door goede contacten wel te ontdekken was. De sultan drong erop aan dat er voor de loge altijd een sloep en op de rede een schip zou liggen. De sloep, die voor de moesson door een schip vervangen moest worden, is toegestaan, maar het tweede niet. De resident is gevraagd waarom de hoeker Ter Veer zolang -van augustus 1757 tot juni 1759 - vastgehouden is. Dat dit was geschied om er peper mee aan boord te brengen, waarvoor ze volgens de brief van 9 november 1758 tweemaal gerepareerd zou zijn, is strijdig met de brief van 22 juni 1759, waarin werd gezegd dat deze hoeker daarvoor niet gebruikt had kunnen worden en wegens slechte staat verkocht was. Het is geen geldige reden dat de Vrouwe Elisabeth acht dagen was vastgehouden, omdat de nieuwe sultan zijn brief te Tatas wilde ontvangen. Bij zulke onverantwoorde vasthoudingen zullen alle gages, kostgelden en andere onkosten op de resident verhaald worden. Hoewel de resident op 8 oktober 1758 nog eens geschreven is dat de extracten uit de brieven van Heren XVII in de marge beantwoord moeten worden, heeft hij wederom op een bijlage bij zijn brief geantwoord en gedeeltelijk nagelaten te antwoorden. Nogmaals is bevolen in de marge te antwoorden en dit stuk als bijlage te zenden bij het antwoord op de brief van de Hoge Regering, waarbij het extract meegezonden wordt. De afschrijving van 150 balies krachteloze metselkalk is als zeer vreemd afgewezen. Tevens moet respectievelijk ƒ 913 en ƒ 768 aan huurloon van vaartuigen om peper aan boord van de Kasteel van Tilburg en de Vrouwe Elisabeth te brengen, waarmee deze waar bezwaard is, gerestitueerd worden. De gegeven redenen zijn onvoldoende en zulke slechte gewoonten, die voor de Compagnie nadelig zijn, moeten eens en voor al afgeschaft worden.) ƒ ƒ ƒ ƒ - op die van ,, ,, ,, ,, ,, ,, 401, 3, 8 303, 10, 8 433, -, - 1.137,14, 't Casteel van Tilburg de Vrouwe Elizabeth ,, chialoup de Schildpad bedragende te samen Bij 't nagaan der facturen mede ontwaard zijnde dat de opgebragte ongelden op de jongst ontfangene peper de bepaling bij de memorie van menagie excedeerden, als en Zo is de resident gelast die somma prompt aan de Compagnie te vergoeden en de ongelden in 't vervolg na 't reglement op te brengen. Fol. 1407r-v. (Er is akkoord gegaan met ƒ 102 voor de huur van een pantjalang om geldkisten, militairen en slaven van de Kasteel van Tilburg af te halen en met de afschrijving van 1 1/2 % voor verlies en ondergewicht op de verzonden 863.608 lb peper t.w.v. ƒ 2017. Ook zijn onkosten voor de Kasteel van Tilburg van ƒ 407 en de Vrouwe Elisabeth van ƒ 344 goedgekeurd. Maar de visitateur-generaal toonde aan dat kosten voor verversing, rijst en arak voor de hoeker Ter Veer en de sloep de Schildpad van ƒ 1346 te hoog waren. De resident moet dit met een half kapitaal op de rijst en arak, wat op ƒ 1654 komt, en met 1/6 van dit bedrag, of ƒ 275, als premie voor de visitateur-generaal vergoeden. Tevens is ƒ 223 voor schepelingen van de Schildpad voor zijn rekening gelaten, hoewel de Compagnie daar schade bij lijdt daar ze de vorige maand ƒ 247 genoten. Op de timmer- en reparatierekening is akkoord gegaan met ƒ 2547 voor een nieuw pakhuis, in de hoop dat het zo stevig zal gemaakt worden, dat de jaarlijkse vergoedingen in het vervolg weer niet meer dan ƒ 1000 zullen zijn. Tevens zijn goedgekeurd ƒ 444 voor pannen en verdere beveiliging van het kruithuis tegen zwervende inlanders, ƒ 99 voor een brug en ƒ 725 voor een huis om de slaven onder te brengen. Dit alles in de verwachting dat zulke buitensporige timmerwerken niet meer zullen voorkomen. De 3000 Spaanse realen die verleden jaar aan de sultan en twee pangerans gecrediteerd waren, zijn vereffend en het is goed dat de resident 1000 Spaanse realen op de overleden pangeran Suria heeft ingehouden. Deze vordering van de Compagnie ging voor die van eenzelfde bedrag van de vorige resident Bernard te Lintelo op de pangeran. Maar het geeft ongenoegen dat er verder geen vorderingen zijn binnengehaald, en als dat niet lukt, dan komen ze voor rekening van de resident, of voor wie in deze nalatig is. Er is akkoord gegaan met ƒ 3200 voor de inkoop aldaar van 1000 pikol rijst à één Spaanse reaal het pikol, maar voortaan moeten benodigdheden uit Batavia gevraagd worden.) hoedanig de Ratoe Anum eyndelijk het rijk van den ouden zulthan opgeëyscht en zig vervolgens tot koning hadde laten uytroepen, nadat de oude zulthan daarvan vrijwillig afstant gedaan en 'tzelve aan gemelde prins overgelaten hadde. Waarin dezelve zig schijnt te konnen maintineeren, ofschoon de resident aanmerkt dat dezelve, volgens het zeggen, daarvoor door de rijksgroten niet openbaar verklaart was, gelijk gemelde prins deze regeering ook bij missive van deze overtreeding communicatie gegeven heeft. En dewijl wij het gedrag van den resident ten opzigte van den nieuwen zulthan zeer onvoorsigtig hebben aangemerkt, zo wijl denzelven alsnog in zijne brieven gestadig de Ratoe Anum tituleert, evenals of hij denzelven voor geen zulthan schijnt te willen erkennen, als wegens de aanmerking door denzelven bij eene gemeene brief gemaakt over de kortheid der leeftijd van gemelde zulthan, zo hebben wij denzelven omtrent het eerste voorgehouden dat het desselfs pligt was geweest, ter tijd de oude zulthan van de resignatie der regeering aan hem kennisse hadde gegeven, gemelde prins als koning te erkennen, zo om te tonen dat hij waarlijk de neutraliteyt betragtte, zonder deel te neemen in de inlandsche zaken als onverschillig zijnde wie regeert, als het land maar wel geregeert word en 's Compagnies contracten ongeschonden bewaart worden, als om den nieuwen vorst te cajoleeren en in zijne belangens over te halen tot betere behartiging van 's Compagnies voordeel. Fol. 1411r-1412v. (Dit geldt temeer, daar de resident over de geringe achting die men voor hem heeft, klaagt. Hij moet alles doen om weer in de gunst te raken en zich voortaan van zulke uitdrukkingen, waarvan de gevolgen zeer nadelig zijn, onthouden. De nieuwe sultan moet hij erkennen. In de vergadering van 16 november 1759 werd het gedrag van resident Nicolaas Ringholm al zeer verdacht gevonden en gaf de peperinkoop weinig genoegen. Op 4 december 1759 is besloten hem met afgeschreven gage naar Batavia op te roepen en is tot resident de onderkoopman en Met relatie tot de hofzaken meld de resident bij missive van den 25e aug. De inlandse zaken melden dat wij geapprobeert hebben de verleende protexie, zo aan de Voorts door de bediendens ons bij missive van den 2e october 1759 Uit Timor zijn met een particulier vaartuig en met de bark de Vrijheid brieven van 4 juni en 2 oktober fiscaal te Bantam Lodewijk Wilkens de Lile aangesteld in de rang van koopman. Hem is een plan voor het bouwen van een houten loge, opgesteld door de juist teruggekeerde ingenieur Marten Coster, meegegeven om de plaats van de huidige loge te versterken tegen een aanval. De kosten zouden, inclusief de nodige pakhuizen en gebouwen, rsd 34.792 bedragen. De Lile moet rapporteren of bouwen op een hoger gelegen grond niet beter is en of de hoge kosten niet omlaag gebracht kunnen worden. Een bouwplan, bij geheim besluit van 14 april 1758 vastgesteld, was rsd 5000 goedkoper. Hij heeft verstand van bouwkunde en zal zonder eigen belang rapporteren, waarop een besluit over de fortificering genomen kan worden. In plaats van de overleden assistent Luijt Claasz., is als tweede daarheen gezonden Jacobus Henricus Beek, die de achterstallige boekhouding over 1756/57 – 1758/59 spoedig in orde moet brengen en naar Batavia zenden. Enige geringe verbeteringen conform het reglement zijn aangebracht. TIMOR 1759 ontvangen. De lading van de Vrijheid bestond uit 16.350 lb was, 100 slaven en slavinnen, 91/2 taël goud en enige kleinigheden t.w.v. ƒ 17.125. Over de brieven is op 3 december 1759 vergaderd.) onder de toepassen bevorens gesorteert hebbende koningen van Ambeno, Wiegonij, Insana, Tonnebawa en Taijtoo, benevens de tommagoms en onderdanen van den keyzer van Amacone, als de koningen van Eremera, Atta Savo, Lissena, Leijnora, Erewatij en Rindjoa, item de genomene possessie van de door 's Compagnies bondgenoten veroverde plaatsen der toepassen en het opregten van een steen met 's Compagnies merk, zo op dezelve, als op Maubara, mitsgaders de bewesen assistentie aan de Soloreesen en Addenaresen tegens de Larentoekse toepassen. gecommuniceert zijnde dat de expeditie tegens de vijandelijke toepassen van zo een goed succes is geweest, dat 's Compagnies bondgenoten haar van Toelanikan en Animata in minder als drie dagen tijds meester gemaakt, gemelde haare vijanden verslagen, derzelver negorijen verbrand en alle haare arthillerije veroverd, en een rijken buyd behaald, mitsgaders dat den gouverneur van Liphao over de gemelde reoccupatie en genomen represaille der bondgenoten, door de gedane assistentie van vivres en de aanbieding van kruyt en looth, aan dezelve zijn genoegen te kennen gegeven en opentlijk verklaard hadde dat hij bijvoorkomende gelegentheeden op de assistentie van de Compagnie zig zoude verlaten enz. Fol. 1416v-1417v. (Er is over deze gelukkige uitslag tevredenheid uitgesproken, alsmede dat uit de Lekkerlust op weg naar Banda 60 vaten buskruit zijn geladen voor de voortzetting van de expeditie tegen de bevolking van Naymoetie, die, zoals die tegen Ade en Manatuto, hopelijk succesvol zal zijn. Wel werd opgemerkt dat het van de bondgenoten veel gevergd is, zolang voor Naymoetie te moeten blijven liggen. De tot muiterij geneigde Bulbanezen, die zich verzetten om manschappen naar de bondgenoten te zenden, lijken door versterking van hun klip opnieuw op onlusten uit te zijn. Het voorstel van het opperhoofd Hans Albregt van Pluskouw om hen door een expeditie tot rede te brengen, is goedgekeurd, alsmede dat hij met de gouverneur van Lifao zal trachten de toepassen van Larantuka te straffen. Deze vielen het fort Frederik Hendrik op Solor en de pantjalang de Garnaal aan, en verbrandden het huis en de pagar van de Compagnie in Lawajang. Het is ook goed dat vijf man behorende bij een Makassaars zeerover, die bij het eiland Dauw opereerden, en door mensen van Kupang gevangengenomen waren, naar Batavia zijn gezonden. Volgens het besluit van 23 november 1759 zijn ze naar Ceylon verbannen om zonder gage te arbeiden aan de openbare werken. Hoewel hij van gouverneur Roelof Blok slechts een pas had voor de rond Makassar liggende eilanden, was de Makassaarse zeevaarder Intje Sabutang de rivier Landu op Roti opgevaren en weer ontsnapt na handel te hebben gedreven. Het bestuur te Makassar is opgedragen nauwkeurig onderzoek naar deze smokkelaar te doen en hem, als hij achterhaald zou zijn, naar loon te straffen. In de brief van 2 oktober 1759 wordt gemeld dat Sumba was verkend en dat de burger Hans Erasmusz. met het bestuur van mening was, dat er textiel kan worden afgezet en katoen, ebbenhout, slaven en was met enige winst voor de Compagnie en de bevolking van Kupang verworven zal kunnen worden. Ook pachten zorgen voor inkomsten. Hiermee mag een proef genomen De goudgraverije, waarmede het nog niet veel gebeterd is, als wesende in een rond jaar worden, maar het is onnodig om de bewoners van Batu Kapedoe, die met de Makassaarse zeerovers handeldrijven, daarvoor uit te roeien, maar onderwerping is wel nodig. Omdat Heren XVII zich in de missive van 10 oktober 1758 hadden afgevraagd of het wel raadzaam was om de Timorse inlandse vorsten jaarlijks van snaphanen, kruit en lood te voorzien, en het aanbevolen is daarmee spaarzaam te zijn, is het bestuur opgedragen dit advies op te volgen en tevens na te gaan, daar het jaarlijks ten geschenke geven van geweren niet te vermijden zal zijn, hoe het is te voorkomen dat ze in vreemde of kwaadwillende handen komen. In alle opzichten moet er scherp tegen dit gevaar gewaakt worden. Men heeft er zich bij neergelegd dat, zoals uit de brief van 2 oktober 1759 bleek, door de sterke oostenwind en plotselinge droogte de bloemen en vruchten bedorven waren, zodat er geen pepermonster gezonden kon worden en er maar 3 lb indigo eerste soort was ingezameld. Er wordt op verbetering gehoopt en aanbevolen de voortzetting van de peper- en speciaal de indigocultuur te bevorderen.) niet meer als 9 thailen 4 maasen 91/2 condrijn, of 1 marcq 4 onc 13 Eng. 62/5 asen, vandaar alhier aangebragt, hebben wij egter, om de favorable gedagten die de bediendens daarvan nog schijnen te hebben, goedgevonden dezelve alsnog te laten voortgang neemen. Fol. 1422r-v. (Diverse nieuwe maatregelen zijn goedgekeurd en opperhoofd Hans Albregt van Pluskouw moet een duidelijke onkostenrekening opstellen, met onder andere de sterfte onder de Balische slaven werkzaam in de goudgraverij, en nauwkeurig onderzoeken of er nog enig succes van de deze Timorse goudgraverij te verwachten is. Hij moet zijn rapport, dat door de Hoge Regering wordt ingewacht, onder ede bevestigen. Verder wordt verwezen naar de vergadering van 12 juli 1759, waarin de brief van Heren XVII van 10 oktober 1758 werd behandeld, naar de generale missive van 15 oktober 1759 en het besluit van 3 december 1759. Tevens wordt met deze brief de verantwoording van korporaal Giese, over zijn grote opgave van te verwachten goudwinning aan de gewezen commissaris Johannes Andreas Paravicini, meegezonden. Van de parelbanken te Amarasi, die weinig verbeterd zijn, is een monster ontvangen dat de allerslechtse stampparels van zeer geringe waarde bleek te bevatten. Conform het besluit van 3 december 1759 wordt het meegezonden. In de brief van 2 oktober 1759 wordt bericht dat het vaartuig, dat in het voorjaar was uitgezonden om te zoeken naar het verongelukte Bandase schip de Drie Heuvelen, bij het dorp Lamakera op Solor slechts de grote ra in stukken had opgevist. De Lekkerlust op weg naar Banda moest door de felle westelijke en noordelijke winden tot 23 maart in Timor blijven. Door het vroege doorzetten van de oostmoesson en windstilte kwam ze niet verder dan de eilanden boven Timor en keerde op 7 mei terug. Besloten werd haar tot in oktober op Timor vast te houden en daarna wederom naar Banda te zenden. Een besluit over deze vertraging wordt bij terugkeer van het schip te Batavia, als het journaal onderzocht is, genomen. Van de slaven die bij de expeditie tegen de toepassen waren buitgemaakt en door de koningen en bondgenoten ter betaling van de kosten daarvan waren uitgeleverd, zijn er, boven de gevraagden, nog eens 100 met de Lekkerlust naar Banda gezonden, en nog eens 100 met de bark de Vrijheid naar Batavia. Dit is goed gedaan. Als er echter onder die volken christenen worden aangetroffen, dan mogen ze niet als slaaf verkocht worden, maar wel veroordeeld tot arbeid voor een bepaalde tijd aan de publieke werken of tot andere passende straffen. Hoewel de uitvoer van was vrijgelaten is, brachten pachten en tollen niet meer dan rsd 5460 of ƒ 13.104 op, evenveel als het jaar ervoor. Er is opgedragen hierop beter te letten en voor de verpachting bekend te maken dat de uitvoer van was vrij is. Er mag geen moeite gespaard worden de pachten te vermeerderen. Op grond van de daartoe gegeven redenen is de toename van de uitgaven in 1757/58 in vergelijking met het voorafgaande jaar met ƒ 8081 aanvaard, temeer aangezien de inkomsten ƒ 18.416 meer bedragen. Het verlies is in 1757/58 verminderd met ƒ 10.335. In 1758/59 waren de uitgaven ƒ 3708 meer en de inkomsten ƒ 14.618 minder, waardoor de resultaten ƒ 18.326 minder waren dan in het voorafgaande jaar. Er is om een verantwoording gevraagd en waarom de expeditie niet met de slaven goed te maken was. Een besluit hierover is uitgesteld. Dominee Jan Rudolf Waschmuth wordt op Timor geplaatst en er zullen daarheen een Europees ziekenbezoeker en twee inlandse leermeesters gezonden worden. De gage van de drie leermeesters aldaar moet conform het reglement van 1753 van rsd 4,-, of ƒ 9,12,-, per maand tot ƒ 7,-,- worden teruggebracht. Het bestuur moet bij bevordering van inlandse leer- en schoolmeesters dit reglement volgen. De verkoop van overtollige slaven is prijzenswaardig, maar het verbod op uitvoer van contanten is vreemd, want het is op Timor niet te handhaven. Ieder dienstig middel moet aangewend worden om de onbetaalde boetes en pardonbrieven t.w.v. ƒ 3828 en de schuld van de vroegere secunde Joan Louis Hosselie groot ƒ 24.599, samen ƒ 28.427, in te vorderen. De secunde Adolf Bent moet het tekort bij de overdracht van de pakhuizen van rsd 527,14,8 ofwel ƒ 1265, vergoeden. Mutaties onder de dienaren: de vaandrig Joseph de Leau is naar Batavia verlost en boekhouder Carel Cobusz. is de status van vrijburger verleend. Mindere dienaren zijn bevorderd volgens het reglement en in plaats van Joseph de Leau is vaandrig Fredrik Carel Marlier, en tevens een kanonnier, twee assistenten en een kaartemaker, om het eiland Sumba op te nemen, naar Timor gezonden. Het antwoord op het extract van de brief uit Nederland van 29 oktober 1757 is gevoegd bij de brief van 2 oktober 1759. Verder wordt verwezen naar de in de aanvang genoemde vergadering en naar de brief naar Timor van 31 december 1759. PALEMBANG Palembang leverde een goede hoeveelheid peper. Er is te Batavia aangevoerd 557.296 lb zwarte en 86.986 lb witte peper, en met de vaartuigen van de koning 1.518.924 lb. Tevens is met vaartuigen van de Compagnie 514.125 lb tin ontvangen, en met barken van de koning 1.839.072 lb. De totale waarde is ƒ 948.729. De koning heeft de tinvormen, die uit Nederland gezonden waren, gekregen en beloofd de tin zo aan te leveren. Hij heeft wel te kennen gegeven dat het haast ondoenlijk is de grote vormen te gebruiken. Met de Admiraal Tromp en de Bronstee is aan contanten ƒ 134.400,- gezonden en aan handelswaren, voorraden en verdere benodigdheden ƒ 12.808, en t.w.v. ƒ 4121 aan geschenken aan de koning, terwijl van hem ontvangen is ter waarde van ƒ 4200. Regelmatig, en nog eens in de brief van 12 november 1759, is de koning aangespoord om volgens het contract en beloften genoeg peper te leveren en wel zoveel als het tin. Het laatste moet goed gezuiverd zijn en zoveel mogelijk in de toegezonden vormen. De koning is beloofd, zoals steeds gebeurd, zijn schepen in redelijkheid voort te helpen. Ter wille van de vriendschap en voor het welvaren van Palembang is de resident te Palembvang Huijbert Johan de Heere opgedragen om op verzoek van de koning zelfs wel voor vier schepen passen te verlenen naar de noord, uitgezonderd naar de rivier Kampar, en mits ze geen peper of tin vervoeren, noch verboden waren aanvoeren. Het moet oogluikend worden toegelaten als er, zoals in de brief vandaar van 15 juni 1759 staat, schepen van Siam, Kankau en Trengganu aankomen om handel te drijven, mits niet in contrabande of Chinese waren. Wel moet gezegd worden dat ze niet terug mogen komen, behalve die de meeste benodigdheden voor Palembang brengen en niet verdacht zijn. Zulke schepen mogen op verzoek van de koning worden toegelaten en tevens een vaartuig naar Malakka direct heen en weer om onder borgtocht tin, peper en opium te vervoeren. Het is niet de bedoeling Palembang enige schade te berokkenen, als er maar tegen smokkel gewaakt wordt. Zie verder de brief naar Palembang van 16 november 1759 en die van 12 april 1759. In de laatste is toegestaan om de contrageschenken van de koning van verleden jaar, zowel als het jaar daarvoor, ten voordele van Palembang te brengen. Op het bezwaar van de koning om de peperverbouw te meer te bevorderen ten koste van padi en katoen, is hem te verstaan gegeven) daarom tot haar eygen nadeel niet behoefden te verlaten de verdere plantagiën van peper. Wijders hebben wij om goede reden toegestaan dat aan den koning voor een enkeld vaartuyg maar passe mogte werden verleend naar Johor en Siam en dat, op expres verzoek van den vorst en onder borgtogt van den capitain chinees aldaar dat geen thin, nog peper daarmede zal werden vervoerd, nog ook niet dat benoorden Siam vaaren zullen. Terwijle wij de laast naar Palembang gezondene nieuwe ijsere balans en schaalen aan den koning hebben doen present geven, omdat Zijn Hoogheid speciaal daarom verzogt en betuygd hadde dezelve benodigt te hebben. Ook heeft men naar Palembang geschreven en gepasseert, dat de residenten op des konings aanhoudend verzoek om drie passen voor drie vaartuygen, roekoes genaamt, teneynde twee na Siam en een na Cambodia te kunnen zenden, de passen hadden verleend, onder borgtogt van den capitain chinees aldaar dat de vaartuygen niet verder zoude stevenen dan haar pas luyd. Fol. 1434r-1435r. koopman Johannes Berkhout als tweede resident te Palembang aangesteld. Mindere dienaren zijn volgens het reglement bevorderd, zoals te vinden is in de uitgaande brieven naar Palembang van 12 april en 16 november 1759. De brieven van 8 oktober, 1, 8 en 25 november 1759 uit Palembang worden in kopie meegezonden. Over (Op verzoek van de koning blijft onderkoopman Jean Rogier te Djambi als resident. In plaats van hem is ---dat Java rijkelijk rijst, padie en capas uytleverde, zodat Zijn Hoogheids onderdanen Wijders communiceeren ons de residenten van Palembang bij haren brief van 8 november Ook word ons bij de nadere ontfangene Palembangse brief van 25 november de inhoud zal in het voorjaar vergaderd en besloten worden. De lasten bedroegen in 1758/59 ƒ 26.533 en de inkomsten op de handelswaren en op de verstrekte soldijen samen ƒ 5361, zodat er een negatief saldo van ƒ 21.172 overblijft. In 1757/58 was dit ƒ 17.197, zodat er een verslechtering van ƒ 3975 is) dat den koning aan den resident De Heere zoude verhaald hebben, dat Zijn Hoogheid van goeder hand vernomen had, dat den koning van Jambij een gezantschap gezonden zoude hebben aan die van Johoor, Trengano, en ook aan den keyzer van Manicabo, teneynde aan de twee eerstgenoemde te versoeken bijstand van 60 oorlogsvaartuygen en aan den laasten vorst eenige manschappen om den koning van Palembang daarmede in zijn land te vallen. Dog dat zulx bij die van Johoor en Manicabo was afgeslagen en dat den zulthan van Palembang teffens betuygd hadde, bijaldien zulx al waar mogte wezen, Zijn Hoogheid meer verwagting hadde van twee 's Compagnies scheepen haar defensie, als van al het wind maken des konings van Jambij. bekendgemaakt dat Radja Mahomath, koning van Siac, volgens bekomene accurate narigt voor eenige dagen zig opgehouden hadde bij Poeleboeroe en de rivier Camper, met omtrent 60 vaartuygen canjajaps genaamt, houdende meest alle vaartuygen aan die hij ontmoet. En dat reets 15 Javaanse handelaars in zijne handen geraakt zouden wezen, nevens twee brigantijns, een van Batavia en een van Samarang. Fol. 1436v-1437v. DJAMBI (Zoals verleden jaar reeds gemeld, kan over Djambi niet zo gunstig gerapporteerd worden. Resident Jean Rogier is op 27 juli 1759 wegens onbehoorlijk gedrag met afgeschreven gage naar Batavia ontboden. Hij moet al zijn zaken overdoen doen aan de assistent of boekhouder die de resident te Palembang Huijbert Johan de Heere daartoe zal sturen, en die de zaken daar voorlopig moet waarnemen. Omdat de koning van Djambi zijn beloften niet nakomt en het kantoor weinig oplevert, is De Heere in een brief van 16 november 1759 gemachtigd om, als hij dat met zijn kennis van de situatie ter plaatse geraden vindt, naar Djambi te schrijven om met een vaartuig de rivier af te sluiten, na de dienaren daar te hebben weggeroepen, als er bedenkingen tegen verblijf ter land zou zijn. Het geschut moet eerst vernageld worden, en de ammunitie en andere goederen van enig belang moeten zoveel mogelijk afgevoerd worden. Er dient in goede orde te worden opgebroken.) Niet twijffelende, of zal met deze sluytinge der reviere alle op en afvaart gestuyt en den koning van Jambij tot trouw en reeden gebragt werden. Terwijl ondertusschen ook geen passen derwaarts zouden mogen werden verleend en alle de vaartuygen van binnenkomende genoodzaakt weder terug te keeren, mitsgaders dat die van buyten aankomen, zouden moeten werden afgewezen. Fol. 1439v. gevonden kon worden, zodat resident Huijbert Johan de Heere de gegeven instructies niet kon uitvoeren en de resident Jean Rogier nog te Djambi verbleef. In het voorjaar volgt nader overleg en zal er een besluit genomen worden. Djambi bracht, zoals gezegd, niets op, maar aan het personeel en andere zaken is er dit jaar ƒ 9147 uitgegeven. In een brief van 22 november 1759 bericht Rogier over het onverstandig en wispelturig gedrag van de koning van Djambi, die zei dat hij eerst Compagnies personeel van kant zou maken, en dan een batterij tegen de Nederlanders zou opwerpen. Rogier had hem daarop redelijk antwoord gegeven, waarop de sultan zo was veranderd, dat hij hem beloofde bij de Hoge Regering een goed woordje voor hem te zullen doen. De sultan beloofde de peperverbouw in zijn land te zullen bevorderen en hij verzocht de Hoge Regering in een brief om Rogier te Djambi te handhaven, omdat hij hem en het gewone volk veel genoegen gaf. Die brief was heel vriendelijk gesteld en heel anders dan wat de sultan aanvankelijk aan Rogier had gezegd. Hij vroeg om begrip en berichtte dat hij opdracht had gegeven peper aan te planten om de Compagnie de geleden schade te vergoeden. Dat zal vooreerst wel niet gebeuren, want de sultan vertoont een wonderlijk gedrag, ook tegenover zijn rijksgroten en onderdanen. SIAM (Er is echter bericht ontvangen dat er te Palembang niemand met kennis van Djambi, en van het Maleis, Met de Vrouwe Elisabeth is een brief van resident Nicolaas Bang van 9 februari 1759 ontvangen, waarin bericht wordt dat dit schip 27 oktober 1758 aankwam en pas 9 februari 1759 had kunnen vertrekken.) Om redenen dat een opstand in de hoofdstad Judja was ontstaan door het vlugten van een prins gunsteling van den overleeden koning, welke zig op den throon tragte te vestigen als reets een groote aanhang hebbende. Waarvoor de Siammers bedugt wezende, alle de poorten van de stad met gewapende manschappen hebben doen bezetten om de factie van den fugative prins te kunnen magtig werden. 'Twelk van dat succes is geweest dat veele in hegtenis geraakt en drie prinsen tot een slagtoffer van staat zijn gebruykt geworden, waardoor dan des overledene konings jongste broeder, welke de wettige opvolger is, eertijds het geestelijke gewaad om zijne melaatsheid gedragen, dog op begeerde van 't gemeen weder afgelegt hebbende, tot koning is geproclameerd. Hierom heeft den resident de passe voor de vaartuygen welke de goederen langs de rivier na scheepsboord moeten brengen, ook niet eerder kunnen magtig werden. Fol. 1443r-1444r. (Er is opdracht gegeven tijdig passen te verkrijgen en de schepen uiterlijk 1 december te laten vertrekken. Zo wordt voorkomen dat dan het ene, dan het andere voorwendsel voor laat vertrek wordt gegeven. Reeds bij besluit van 15 april 1705 is de tijd van vertrek vastgesteld, maar daar is in de loop der tijd niet de hand aan gehouden. Onder allerlei voorwendsels zijn schepen soms bijna drie maanden te laat vertrokken. Als middel hiertegen zullen de maandgelden over het aantal dagen dat te laat is vertrokken, aan de resident in rekening worden gebracht. Dat de Vrouwe Elisabeth geen geschenken voor de koning en de phra-klang meebracht, viel bij het baatzuchtige hof en de rijksbestuurders in slechte aarde, zoals gemeld in onze brief van eind december 1758. Maar het heeft wel bewerkt, dat de brieven aan de eerste staatsminister en de koning geschreven, zonder dat er aan de eerste geschenken voor het krijgen van gehoor hoefden te worden gegeven, op 4 december 1758 zijn afgehaald en er aan de resident audiëntie is verleend. Daarbij werd er gevraagd waarom er deze keer geen geschenken waren, waarop de resident heeft gezegd dat het voornamelijk kwam, doordat er nu al twee jaar bij de contrageschenken 20 kati zilver ontbrak. Op het verzoek om sapanhout en olifantstanden te mogen inkopen is niet geantwoord en het was net de tijd dat het schip moest vertrekken.) Dies om van twee quaade het beste te kiesen, namentlijk het schip zonder sappanhout en eliphantstanden weg te zenden of aan 't doelwit van den berquelang te voldoen. Want evenzomin als den exter 't huppelen te verleeren is, alzo weynig is hunne hebzugt af te wennen. Want zodra door den resident een geschenk ten bedragen van ƒ 390,1,- wierd aangeboden, was de toestemming tot den inkoop daar, en bijaldien er in 's konings pakhuysen elephantstanden werden gevonden de leverantie zoude geschieden, en de ordre ging af om de aangebragte lijwaten door de tjauwclangs te doen afhaalen. Hieruyt is dan af te neemen de hoedanigheid van dien staatsminister. Dit hebben wij zowel g’approbeert en ter afschrijvinge gepasseert, als een schenkagie groot ƒ 53,13,8, 'twelk den resident denzelven heeft moeten aanbieden ter gelegentheid van zeker feest, door den berquelang ingesteld, over ’t vangen van een witte eliphant. Fol. 1446r-1447r. recognitiegelden en vergoeding van de geleden schade, en de geschenken zijn aandeel in de recognitiegelden overtroffen, is hij overstag gegaan en beloofde hij de overdracht van de achtergehouden 40 kati zilver, of ƒ 6400 in tin, als er dit jaar volgens het gebruik weer geschenken werden gegeven. Om dat na te gaan, is er besloten om met de Gerechtigheid voor de koning en de phra-klang t.w.v. ƒ 11.748 aan geschenken mee te geven. De resident is opgedragen deze pas te overhandigen, als de afgeperste recognitiegelden en de schade door de afpersingen zijn gerestitueerd. Hij meent dat het allemaal goed zal komen. Er moet echter overlegd worden of de handel daar wel wordt voortgezet, want er wordt door afnemers veel kritiek geleverd op de kwaliteit en de prijs. Het is uitgelegd dat de hogere prijs voortkomt uit een hogere inkoopsprijs. De Siamezen beweren zelfs dat er een vaste prijs voor de textiel is vastgesteld, hoewel daar in de contracten geen melding van wordt gemaakt. Er is daarover breedvoerig vergaderd, zodat wordt verwezen naar de resoluties van 4 juli 1757 en naar de brief naar Siam van eind december 1757. De onhandelbaarheid van de Siamezen blijkt uit hun afwijzing van de aangevoerde hoeden wegens mindere kwaliteit dan de verstrekte monsters en de hoge prijs. De resident is opgedragen hier niet op in te gaan, de hoeden (Omdat de eerste minister zag dat de Compagnie bleef staan op de restitutie van de ingehouden 50, -, 175, -, 290, -, equipagiegoederen ,, ,, ,, ,, ,, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Het aangebragte in dezen jaare per 't schip de Vrouwe Elizabeth, bestaat in En daarentegen is op den eersten augustus 1759 per ’t schip de Geregtigheid van hier sappanhout geconfijte gember lb. thin ,, ,, ,, waxkaarsen ,, ,, ,, ,, ,, eliphantstanden namrak gomlak op stokjes gommegutte honing stux roggevellen 11.113,17, 17.031,12, 3.674,11, 7.094,8, - 15.895,14, 1.424,3, - 7.428,-, - 4.825,18, - - - 3.755,17, 42, 10, - 72.801,11, nieuwe gecartelde ducatons moerissen roode cust salempoeris roode ,, zaanen Bengaals in zoort gerrassen Bengaals hamans grove Bengaals zo goed mogelijk te verkopen en het mindere in behaalde prijs ten laste van de koning te brengen. Voordat de Compagnie schadeloos gesteld is tot een bedrag van ƒ 21.941, mogen er geen goederen besteld worden. Aangezien olifantstanden tegen ƒ 167,11,- en tin voor ƒ 36,3,2 de honderd lb veel te duur wordt gevonden, zijn die niet meer besteld.) 30.736 690.845 10.316 6700 9487 2967 15.475 5027 250 700 diverse kleenigheeden 2) aan ongelden 1) ,, en bedragen volgens factuur verzonden 15.000 pees 1220 640 1618 641 1620 uyt ’t provisiemaguazijn uyt de kleene winkel uyt ’t graanmaguasijn 1/4 last tarwe 6 300 8 2 van de equipagiewerf uyt de medicinale winkel de schenkagiegoederen voor 2 percent Bataviase ongelden Fol. 1450r-v. (De uitgaven bedroegen ƒ 20.180 en de inkomsten ƒ 2552. Dit zou tot de conclusie kunnen leiden dat de uitgaven zo hoog zijn, maar uit de boeken over 1756/57 en 1757/58 blijkt dat deze in het laatstgenoemde jaar nog ƒ 10.611 minder waren dan in het eerste. Dit is toe te schrijven aan verminderde rantsoenen voor de schepelingen en afgiften aan de schepen. Om de kosten te stabiliseren zijn deze op ƒ 4000 per jaar vastgesteld, exclusief het verstrekte aan de naar Siam komende schepen, wat alleen bij hoge noodzakelijkheid mag geschieden. Zolang de Compagnie daar gevestigd is, zullen die kosten gedragen moeten worden. Enige Suratse kooplieden, die voor rsd 15.000 een Portugees schip gekocht hadden, exporteerden kandijsuiker, tin, lood, sapanhout, olifantstanden en agelhout. Zij klaagden over de slechte behandeling en bedrog door de Siamezen. In antwoord op de brief van de koning dat hij de contracten zal nakomen en de vriendschap onderhouden, is geschreven dat niets aangenamer zal zijn en dat er mag worden ondervonden, dat de koning ziet dat de Compagnie niet in Siam verblijft om schade te lijden. De phra-klang is geschreven waarom de textiel duurder is, en dat de schade door het 397, 12, - 203, 8, 8 30, -, - 5, 7, - 35, 5, - 5, 12, - 28, 10, - 229, 15, - 297, 19, 8 11.748,-, 748, 16, 8 109.938,9, pees lb. pees kelders genever blicque lanthaarnlampen spijkers in zoort lampglaasen - 60.000,-, - 6.235,2, 3.874,15, - 8.680,11, - 3.220,4, - 14.197,12, - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - 8 - - 8 8 8 - - te samen belopende op Het verslag over de handel in Japan in 1757/58 is te vinden in de generale missive van eind december afwijzen van de hoeden op de koning verhaald zal worden. Deze brieven zijn opgenomen in het Bataviase uitgaande briefboek. Op 23 december 1759 kwam de Gerechtigheid aan met een brief van resident Nicolaas Bang van eind november 1759, waarin werd gemeld dat de geschenken afgehaald waren, de hoeden afgenomen voor ƒ 28,- per stuk en dat de textiel door de khaluang voor de gecontracteerde prijs was aanvaard. De contra-geschenken van de koning bestaan uit 31 bahar tin en 1334 pikol sapanhout en die van de phra-klang uit 9 bahar tin en 385 pikol sapanhout, wat naar de inkoopsprijs ƒ 299 minder dan de uit Batavia gezonden geschenken is. Over deze brief zal in mei of juni aanstaande vergaderd worden. JAPAN 1758. In de vergadering van 30 maart 1759 werd besloten om drie schepen te zenden om 4000 kistjes koper af te halen, die waren achtergebleven doordat de Stadwijk, waar nog niets van is gehoord, niet is aangekomen, en om 11.000 gewone gecontracteerde kistjes mee te nemen. Vervoer met twee schepen is te gevaarlijk. Aangevoerd zullen worden goederen en handelswaar, niet alleen om de 7000 schuldig gebleven kistjes koper te voldoen, of beter de aangegane verplichting door het keizerlijk kantoor t.w.v. ƒ 68.372, maar ook om de gewone jaarlijkse belasting te voldoen. Op 10 juni 1759 vertrokken de Leimuiden, De Drie Papegaaien en de Zuid-Beveland in de hoop dat de Japanners dit zullen accepteren en de dienaren ter plaatse het voor elkaar zullen krijgen dat er voortaan naar behoefte drie dan wel twee schepen gezonden mogen worden. Er is tevredenheid over betuigd dat de handel in 1758, ondanks het niet verschijnen van de Stadwijk met zijn kostbare lading, op de vorige voet is gedreven. Dat er, hoewel er maar één schip verscheen, toch is goedgevonden dat de volle lasten werden betaald, zodat er 7000 kisten koper, kamfer en verdere benodigdheden met de Leimuiden vervoerd konden worden, is uitstekend gedaan. Dat is ook het geval met de belofte vastgelegd op een officieel gemerkt papier van de gouverneur, dan wel de burgemeester, van Nagasaki dat er in het komende jaar boven de 11.000 kisten nog 4000 kisten geleverd zouden worden. Van dit kantoor, maar ook van Bengalen, Coromandel en Surat, komen jaarlijks zeer uiteenlopende eisen die moeilijk te voldoen zijn. Bovendien is het gevraagde dikwijls toch onverkoopbaar. Omdat dit aan de ongefundeerde bestellingen ligt, is bevolen ze zorgvuldig op te stellen en slechts te eisen wat tegen een redelijke prijs is af te zetten, of voor de huishouding nodig is. De goederen nodig als geschenk, moeten ruim genomen in de bestelling opgenomen worden en niet, zoals nu gebeurd is, aan het vertrekkende opperhoofd worden overgelaten. Als deze zou overlijden, zou men in grote verlegenheid komen. Het is een goede zaak dat de Japanners is uitgelegd, dat de moeilijkheden met de Engelsen in Bengalen het aanvoeren van Bengaalse zijden stoffen moeilijk, ja bijna onmogelijk maken. Op die manier kan de aanvoer van deze artikelen, die slechts verlies oplevert, wellicht gedurende 2 à 3 jaar opgeschort worden, of voor altijd deels achterwegen blijven. Het verdient goedkeuring dat er zo weinig mogelijk Bengaalse textiel is besteld en zoveel te ruimer manufacturen uit Nederland en goederen uit Coromandel. Er is tevredenheid uitgesproken over de inkomsten in 1757/58 van ƒ 105.453. Hoewel de uitgaven vergeleken met 1756/57 ƒ 6851 minder waren, zijn ze toch nog ƒ 2776 hoger dan de genoemde inkomsten. Dit is veroorzaakt door het uitblijven van de Stadwijk, welk verlies hopelijk dit jaar door een voordelige handel vergoed wordt. Op hun verzoek zijn de dienaren voorzien van de eerdere orders wat te doen in onverhoopte toevallen, waar ze echter slechts in hoge noodzakelijkheid gebruik van mogen maken. Aangezien de tekorten aan peper, kruidnagels, putjuk en namrak op de lading van de Leimuiden te groot waren, is opgedragen door goede orders daarin zoveel mogelijk te voorzien.) Tot het afschrijven van de generale geschenken ten bedrage van ƒ 57.080,11,8 in- en ƒ 56.410,7,8 uytkoops, ofte ƒ 577,5,8 inkoops meerder en ƒ 722,6,- uytkoops minder als in het boekjaar 1757, hebben wij de bediendens zowel gequalificeert, als tot de afboeking van de hofreysongelden ter montant van ƒ 23.142,10,-, ofte ƒ 378,11,- minder als in 't evengemelde voorige jaar, onder recommandatie tot het behartigen van de zo hoognodige menagie omtrent die beyde articulen. Fol. 1460v. (Het is een bezuiniging dat niet alleen de reparatie, maar ook de herbouw van het tolkenhuis door de Japanners voor hun rekening is genomen. Herbouw was niet te vermijden en zou wel ƒ 7294 hebben gekost, terwijl reparatie nu al gedurende twee jaar ƒ 800 heeft gekost. Des te makkelijker kunnen de reparatie van andere gebouwen, alsmede van de vaartuigen ten bedrage van ƒ 930 gedragen worden. Er is toestemming gegeven om het dak van het pakhuis de Lelie, dat verrot en onvoldoende was, te vernieuwen, waarvoor de nodige planken zijn toegezonden. Het particulier overbrengen van plaatkoper op de vorige voet is toegestaan. Mutaties onder de dienaren: het teruggekeerde opperhoofd Herbert Vermeulen mag wederom naar Decima gaan om zaken te regelen en na afloop daarvan met de schepen terug te keren, tenzij het opperhoofd Johannes Reijnouts overlijdt, zodat hij moet achterblijven. In plaats van koopman George Hendrik Ringius en onderkoopman Abraham Verspijk, die waarschijnlijk verongelukt zijn, is koopman Fredrik Willem Wieneke wederom tot pakhuismeester benoemd, en onderkoopman Jan Crans tot dispensier; onderkoopman Cornelis van Brattem is tot negotieboekhouder aangesteld. Ze zijn 10 juni 1759 met de Leimuiden, De Drie Papegaaien en Zuid-Beveland vertrokken, waarvan de waarde van de lading respectievelijk ƒ 172.388, ƒ 159.523 en ƒ 164.955 bedroeg, tezamen ƒ 496.866. CHINA De brieven van directeur Graae en de dienaren in Batavia van 19 december 1758 en 26 januari 1759 bevatten veel informatie over de goudhandel in China. Uit deze brieven en het rapport van 8 mei 1759 door de vandaar teruggekeerde supercarga Fredrik Benedictus Brand c.s., blijkt dat het tin de 100 lb voor ƒ 44,16,3 is verkocht, de peper de 100 lb voor ƒ 42,13,1 en het katoen de 100 lb voor ƒ 35,14,1. Het tin bracht ƒ 3,13,10 minder op dan het jaar ervoor en de peper ƒ 1,6,15 minder dan in de instructie is voorgeschreven. De slechte kamfer baros en de onverkoopbare cochenille moesten met een winst van slechts 3/4 % en 41/2 % worden afgezet onder voorwaarde dat ze eind november aanstaande zonder rente contant betaald zullen worden. Op de waren uit Nederland is gemiddeld 121/2 % winst gemaakt, en op die uit Azië, uitgezonderd de specerijen, 405/8 %, afgezien van ƒ 1200 op de verkoop van 30.000 Spaanse realen.) Onder de oorsaken dat den handel niet voordeeliger ware geweest, halen de directeur en supercarga's in 't generaal aan het verval der kooplieden door vorige verliesen en de belemmering die door de Chinase regeering in den handel word toegebragt. Zodat in 't geheel maar vier kooplieden waren geweest, waaraan zij zig met eenige gerustheid in den handel hadden konnen addresseeren. Fol. 1465r-v. door de Engelsen. De lagere prijs voor tin werd veroorzaakt door geldgebrek bij de kooplieden, en op de manufacturen uit Nederland, het katoen en de kamfer baros door de grote voorraad in China. Van kamfer baros was door de jonken wel 15 pikol aangevoerd en het moet worden opgemerkt dat de Compagnie te Batavia een partij aan de kooplieden heeft verkocht, die naar China is vervoerd. Zo konden voor de goederen geen hogere prijzen worden bedongen, omdat ze voor goud en contanten verkocht moesten worden. Bij ruiling tegen andere goederen zouden de prijzen hoger zijn geweest. Voor deze goederen waren op de eis uit Batavia van 6 ton goud, contracten gesloten voor 122216/72 mark t.w.v.ƒ 448.001, wat neerkomt op een prijs van ƒ 390,19,10 het mark fijn. Er kon geen grotere partij bemachtigd worden door geringe aanvoer uit Nanking en grote inkoop door de Portugezen. Hierdoor en door contracten met particulieren voor levering in de stille tijd, kon de prijs zo stijgen. Volgens de order van de regering was voor de vastgestelde prijs door vrijkoopman Edmond Roth 4000 taël, of 6118/72 mark, aanvaard, wat uitkwam, tegen nauwelijks ƒ 395,3,2 het mark fijn, op ƒ 203.751, waarvoor assignaties waren uitgegeven tot 62.266 Spaanse realen à ƒ 3,- het reaal, om met ƒ 186.798 na de verkoping in het voorjaar van 1760 voldaan te worden. De Aziatische eis van huiselijke benodigdheden, volgens de factuur ƒ 716.947, is geheel voldaan. Omdat hij meer geld en goed had dan voor de eis uit Nederland nodig was, heeft de directeur van het overschot van de goederen met de Velsen en de Renswoude uit Batavia aangevoerd, 582.557 lb tin en de specerijen aan de Bataviase supercarga's voor de handel in Azië meegegeven. Hiervoor en voor de goederen overgebleven van de lading van de Zuid-Beveland, kon door schaarste en de hoge prijs geen goud bemachtigd worden. Waarvoor echter) ---die ministers voor den aanstaanden handeltijd 9162/3 marcq goud tegen ƒ 364,2,2 't marcq fijn van 96 tok, en naderhand nog 3659/72 marcq van 90 à 92 tok ƒ 115,- de 10 thail swaarte, dan wel te samen 95335/72 marcq tot een bedragen van ƒ 325.469,19,- gecontracteert hadden om in den aanstaanden handeltijd gelevert te werden. En de (De markt voor peper was slecht door een aanvoer van 15.000 pikol door de Macao'ers en 3500 pikol (Conform de vergunning door de Hoge Regering was er met de Zuid-Beveland voor ƒ 28.167 aan Daarbij gelast om het gecontracteerde goud door den voorjarigen directeur en overige uytstaande penningen, tot een montant van ƒ 222.430,101/2, nevens het provenue der afgelangde campher en couchenille tot ƒ 27.910,-,1, te samen sommeerende ƒ 250.340,111/2, volgens haar genomen besluyt van den 31e october 1758 onder de kooplieden gedeeltelijk voor ses maanden tegen den interest van 11/2 percento 's maands en gedeeltelijk zonder interest uytgezet, wijl de kooplieden de specerijen anders niet hadden willen accepteeren. Fol. 1468r-1469r. vrachtgoederen voor Batavia meegegeven. Uit de bijgevoegde staatrekening blijkt dat de generale inkomsten van de Bataviase commissie ƒ 175.769 waren en de uitgaven ƒ 36.363, zodat er ƒ 139.406 winst is. De inkomsten op de verkoop in de directe handel waren ƒ 159.533 en de uitgaven ƒ 11.029, zodat de zuivere winst ƒ 148.504 bedraagt. Het gunstig saldo is ƒ 287.910. Als de overwinst op de vrachtgoederen van de Bataviase lasten zouden worden afgetrokken dan zouden deze ruim ƒ 8000 zijn. Over de genoemde brieven en het rapport is 5 juli 1759 vergaderd. In het algemeen zijn de verkoop van de goederen en de inkoop van het goud, alsmede de contracten voor de aanstaande leveringen goedgekeurd. Mocht de Compagnie evenwel door wanbetaling of bankroet schade lijden op het uitzetten van contanten of op het verlenen van krediet aan de kooplieden, dan is dat voor rekening en verantwoording van de dienaren. Met het schip Kronenburg, bestemd voor China, kwam op 22 juni 1759 de brief van 28 oktober 1758 van de gecommitteerden tot de directe vaart uit Nederland, waarin de goudhandel in China weer geheel aan de Hoge Regering wordt overgelaten. Ook naar aanleiding van die brief zijn er direct maatregelen voor een spoedige afvaart van schepen genomen. De schepen voor de directe handel zullen verdeeld beladen worden met 50 pikol garioffelnagels en 50 pikol nootmuskaat, beiden van het jongste gewas, om zo klachten, zoals door de vorige supercarga's van 1757 over de nootmuskaat, te voorkomen. Tevens zal geladen worden:12.000 pikol tin en, in plaats van 3000 pikol peper of 375.000 lb, 377.127 lb, van Malabar verpakt ontvangen, zoals de vreemde naties deze peper in China aanvoeren. Er wordt Malabarse peper gezonden, omdat ze door minder stoffigheid en verlies, en wegens de kwaliteit één taël meer in China opbrengt dan de peper uit Palembang, Bantam en Bandjarmasin. Aangezien er maar 330 lb in voorraad was, kon er geen 5 pikol moernagels geleverd worden. Dit jaar komt er naar verwachting niets meer binnen en Japan heeft gewoonlijk 3000 lb nodig. Het berekend bedrag voor die 5 pikol mag uit de lading voor Batavia overgenomen en gesuppleerd worden. De totale lading in genoemde drie schepen, inclusief het Bataviase enz., bedraagt ƒ 737.839. Er is een instructie voor de goudhandel gegeven d.d. 7 juli 1759.) supercarga's tot 95335/72 marcq en 'tgeen door dezelve aan de kooplieden tot ƒ 250.340,111/2, blijkens het hiervoren reeds gemelde, gefieert is, bedragende te samen ƒ 575.810,101/2, op den gestipuleerden tijd af te vorderen en opeysschen, volgens de daarvan aan hun afgegevene schriftelijke contracten en obligatiën, mitsgaders het laatstgemelde bedragen ter inkoop van goud te besteeden. Fol. 1473r-v. daarvan nog 1190 balen in voorraad waren. Gehoopt wordt hier de prijs van het vorige jaar met een winst van 46 % voor te maken. De opbrengst moet aan de inkoop van goud besteed worden. Omdat er toch vaak afgeweken moet worden van de voorgeschreven prijs voor het goud, is er geen vaste prijs genoemd. Uiteraard dient deze zo laag mogelijk te zijn en liefst onder die van ƒ 390,19,12 het mark fijn van het vorige jaar. Het moet ter spreiding van risico over de drie schepen verdeeld worden en afgegeven aan de Compagnies schepen kruisend bij het Noord Eiland, dan wel, indien beter, te Bantam. De door Batavia voor Nederland bestelde 1000 lb vermiljoen dient van verschillende soort te zijn. De directeur van het vorige jaar beweert namelijk dat hij over de bestelde 2000 lb in de papieren niets had kunnen vinden en daarom de bestelling niet had kunnen voldoen. Zoals uit de besluiten van 3, 12 en 17 juli 1759 blijkt, zijn de schepen voor China voor de reis naar Kanton en voor de thuisreis van de nodige levensmiddelen voorzien. Op het verzoek de kombuizen te verplaatsen is dat alleen op de Kronenburg geschied, omdat voor de twee andere schepen niet genoeg plaatkoper voorradig was en ze niet opgehouden moesten worden. Het is toegestaan deze verandering in China uit te voeren, waartoe het nodige plaatlood is meegegeven. Ter informatie voor de handel zijn de vorige instructies aan de schepen voor China meegegeven, alsmede rapporten en (Met ieder van de drie naar China vertrekkende schepen zijn 300 balen katoen meegegeven, omdat brieven van vorige dienaren en reglementen en plakkaten voor dit vaarwater. Om de dienaren tot trouw en ijver in de verkoop van goederen aan te sporen, is hun een provisie van 5 % toegekend en op de inkoop van goud een 1/2 %. COCHIN CHINE Carga Christoffel van Cappelle is op bevel tenslotte van Cochin Chine via Kanton met de Zuid-Beveland te Batavia aangekomen en heeft een rapport, d.d. 8 maart 1759, ingeleverd. Hij verhaalt daarin dat hij, hoewel de koning hem graag nog een jaar had willen houden, tenslotte had mogen gaan, en dat hij naar Kanton had moeten overvaren met een oude slechte jonk voor 850 Spaanse realen, omdat het vervoeren van Europeanen naar China per jonk verboden is.) Van de aldaar onverevend geblevene schulden was alleen het restant door de koopvrouw Moetoedoe groot ƒ 5565,10,8 voldaan, dog die van Lim Hocqua bedragende ƒ 4812,10,- en de koopvrouw Bamoetoe tot ƒ 1589,10,- hadde niet konnen werden ingepalmt. Terwijl de koning mede niet hadde konnen gepersuadeert worden tot de vergoeding der prætentie van ƒ 17.038,18 wegens de aangehaalde spiaulter, doordien de gereverteerde commissarissen gerapporteert hadden dat de boedel van den ong heybo, of groot zegulbewaarder, insolvent was, nog ook tot kwijtschelding der opgelegde boete van 1000 quans, of ƒ 2750,-, wegens de aanbreng van gemelte spiaulter. Fol. 1478v-1479r. (Christoffel van Cappelle had meubilair, goederen en effecten van de Compagnie t.w.v. ƒ 635 in bewaring van een comprador moeten achterlaten om met een schip naar Kanton te verzenden. De uitgaven hebben ƒ 13.591 bedragen, waaronder de gewone rantsoenen voor ƒ 2928 en de gewone uitgaven voor ƒ 4562. Op 5 juli 1759 is besloten dat Van Cappelle de 850 Spaanse realen voor zijn overtocht en de waarde van de achtergelaten goederen moet vergoeden, omdat ze voortkomen uit zijn ongeoorloofd langer verblijf. Verder komen voor zijn rekening de helft van de schulden van Lim Hocqua en Bamoetoe. De gewezen carga Jan van Oldenzeel betaalde volgens besluit van 11 juli 1759 de helft van de eerstgenoemde schuld, en de helft van de tweede is hem nu ook in rekening gebracht. De te hoog opgegeven gewone en buitengewone uitgaven in dit en vorige jaren, die ieder niet hoger dan ƒ 2000 hadden mogen zijn, en schuld betreffende het zink moet Van Cappelle verantwoorden. Op 4 december 1759 is over de dan binnengekomen verantwoording vergaderd. De betaling van 850 Spaanse realen blijft gehandaafd, maar Van Cappelle is ontslagen van vergoeding van het achtergelaten meubilair en effecten, terwijl de uitstaande vorderingen van ƒ 6402 verdeeld zullen worden over de vier carga’s, die er successievelijk goedkeuring aan gaven. De gewone en buitengewone uitgaven van dit en vorige jaren werden aannemelijk gemaakt en zullen normaal in rekening gebracht worden. Wel moet Van Cappelle zich verantwoorden voor de openstaande post op het zink en ook voor de boete van 1000 quans, omdat de hele familie van de ong heybo, die deze had moeten betalen, volgens de gegeven raad van het consul van de koning, niet is gearresteerd. Van Cappelle is echter inmiddels insolvent overleden. MALAKKA zou komen, kwam er pas in april 1759 een brief van 10 maart en de memorie van overgave van gouverneur Willem Dekker. Op 1 mei is in een geheime en een gewone brief, meegegeven aan het particuliere schip de Hoop, op de meest dringende zaken geantwoord. In de algemene brief naar Malakka van 9 oktober 1759 is geantwoord op de overige zaken en op de met de Rozenburg ontvangen brieven van 25 juni en 15 juli. Daarvan wordt nu wat twee boekjaren betreft verslag gedaan.) Met de Hoop aan N.R. realen ,, aan koopmanschappen, benodigtheeden en aanreekeningen met de brigantijn ’t Zeepaard aan koopmanschappen en benodigtheden Ondanks de belofte gegeven in de brief van 21 juli 1758 uit Malakka dat het algemene antwoord spoedig ’t schip de Spaarsaamheid dito Naar derwaarts is versonden 64.000, 86.400, 27.656, -, -, -, -, 33.943, ƒ ƒ ƒ ƒ - - - - 18, 19, - 8 - - 8 - 8 8 8 Somma ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 30.174, 2, Somma ƒ 211.999, -, 15, -, 2, 13, 11, 81.919, 443, 18, 8 112.537, thin bensuin elephantstanden radix columba ƒ ƒ in ’t geheel sommeerd ƒ Waarentegen vandaar wederom is versonden met de chialoup de Herderin, ’t schip (Omdat het daarheen verzondene, net als het jaar ervoor, het ontvangene overtreft, wordt een ruime (Uit de lang achtergebleven tweejarige negotieboeken blijkt dat de generale restanten per eind augustus Welkers generale insaam in anno1758 bestaan heeft , in 20.840, 194.047, 44.790, 3.353, 240, -, - 263.271, Ongerekend nog 1000 stuks Chineese planken om leccagie uyt de lading van Oud Carspel ontlost en aldaar aangehouden. Langewijk naar Bengale en de scheepen Lijcochton en Oude Carspel naar Cormandel, aan thin, eliphantstanden en masthouten een bedragen van de lading van Crabbendijke alhier aangebragt monteert per de bark de Kaaskoper Fol. 1483r-v. levering van tin en andere producten verwacht.) stuks masthouten 143 lb. 631.664 50.050 lb. 20841/2 ,, 50 lb. Fol. 1483v-1484r. 1757 ƒ 557.302 waren en per eind augustus 1758 waren gegroeid tot ƒ 720.444. Omdat de schepen naar het westen van Azië zo laat waren vertrokken, is sterk aangedrongen de opdracht de afvaart vroegtijdig te doen plaatsvinden op te volgen. Er zijn negen kleine vaartuigen, twee meer dan toegestaan. Daarom was verwacht dat deze met de het vorige jaar toegestuurde uitrusting zouden zijn teruggestuurd, in plaats van te vernemen dat er maar vijf bruikbare scheepjes waren, daar er vier zwaar lek op de wal waren gehaald. Met nadruk is erop gewezen, dat alles wat er deze jaren is toegezonden uitsluitend voor reparaties dient en dat de twee boventallige scheepjes naar Batavia dienen te komen. Tenslotte is de herhaaldelijk en weer in de brief van 22 mei 1758 gegeven order om 5 masthouten te zenden met de genoemde drie schepen op 18 en 22 december 1758, en 7 januari 1759 uitgevoerd, niettegenstaande, volgens de Malakse resolutie van 20 november, het commando van de Langewijk dat onmogelijk had gevonden. Men is veel te inschikkelijk geweest tegen overheden van schepen die als gebruikelijk met zulke bezwaren zijn gekomen. Dat is weer het geval met de bewering van kapitein-luitenant Zacharias Johannes van Kervel van de Rozenburg dat hij geen ruimte had voor enig tin aan inktkokers. Dit is niet gecontroleerd en daarom is bevolen om de intentie van de Hoge Regering te voldoen en niet te luisteren naar ongegronde buitenissigheden van commandanten van schepen. Ook is bevolen om passen van schepen uit het westen van Azië, of van Siam komende, verleend door onderhorige dienaren van de Compagnie, niet te respecteren en hun alle handel te verbieden. Ze mogen vrijelijk terugkeren. Dit gebeurde reeds met het Nederlandse particuliere scheepje de Anna Dorothea, waarvan de gezaghebber zei van niets te weten. Deze orders moesten herhaald worden, omdat het bestuur een interpretatie van de inlandse vrije vaart nodig bleek te hebben. Zo zijn twee schepen uit Siam die wegens het aflopen van de moesson niet naar Surat konden zeilen, te Malakka gebleven, terwijl er zekerheid had moeten zijn waar ze heen zouden gaan en ze teruggestuurd hadden moeten worden. Een tweede blijk van onzekerheid is het verlenen, bij besluit van 16 oktober 1758, van een pas voor Palembang aan schipper Packier van een scheepje van de koning van Kedah, omdat het verbod voor Kedah als een plaats op zich niet zou gelden. Dit heeft slechte gevolgen voor inwoners van Batavia die op Palembang handelen. Op zulke gezochte en tegenstrijdige overwegingen, is geantwoord met de bevelen van het vorige jaar bij geval van vijandigheden of inbreuk op het verbond door de koning van Kedah. Deze handelwijze is voor deze maal nog geaccepteerd, omdat de schipper van dat scheepje van zijn reis heeft afgezien. Wel is erop gewezen dat de voorschriften in deze stipt nageleefd moeten worden.) (Om de last van het patrouilleren wat te verlichten, kan aan ingezetenen van de Compagnie en van Intusschen is omtrend den aldaar zedert g'arriveerde Siamse prins, een broeder van den thans regeerende koning in dat rijk, die om zijn leven te behouden in een vrijwillige ballingschap naar Ceylon zig staat te begeven met een bijhebbend gevolg, best geoordeelt de ministers te qualificeeren hem zijn verblijf zolange te permitteeren, totdat hij zijne voorgenomene reyse kan vervolgen, wanneer de mousson zulks toelaat. Fol. 1488v-1489r. Johore, Linggi en Selangor toestemming gegeven worden om de rovers en aan wie is toegestaan om opium in Straat Malakka te smokkelen, aan te tasten. Aangezien het bestuur de mogelijke kwade gevolgen aannemelijk heeft gemaakt, is deze toestemming weer ingetrokken. Onder de verleende toestemming aan iedere bekende inwoner van de vrije vaart op Sumatra's Westkust van Malakka op de rivieren van Indragiri en Siak moet alleen de noordoostkust van Sumatra begrepen worden. De wijzigingen bij besluit van 1 december 1758 ten aanzien van de verboden en sommige handelswaren, en de wering en visitatie zijn goedgekeurd. De visitatie geldt voor alle verdachte schepen uit het westen. Er is bevreemding over geuit dat, bij resolutie van 14 juni 1758, aan de Engelse supercarga John Wartington Turner, van de brigantijn Trevetore, toestemming is verleend om op de terugweg van Manilla wegens lekkage tolvrij te lossen. Dat men zich hierbij baseert op de brief van 29 augustus 1754 is foutief en tevens is men voorbijgegaan aan de bevelen in die brief en in de geheime van 21 oktober 1750 en 30 maart 1748. Daar staat hoe zulke handelaren behandeld moeten worden. Er is opgedragen dit precies na te komen, zoals volgens de brief van 19 oktober reeds met het Engelse schip de Ganges gebeurd is. In de geheime brief van 1 mei 1759 worden de vaart van de Spanjaarden uit Manilla naar het noorden en westen van Azië, die zeker hervat zal worden, de voorspelling van een oorlog tusssen Kedah en Perak, en de overige inlandse vorsten, in het bijzonder Radja Mahmud en Radja Alam, behandeld. De kwestie van de landen die door de koning van Johore aan de Compagnie zijn gegeven en die volgens het bestuur nooit aan de Compagnie toebehoord hebben, zal men, zoals besproken in de decembrief van 1758, laten rusten. Omdat er geen vaartuig gemist kon worden, is de expeditie naar de Nicobar eilanden nog niet uitgevoerd. Dat het onderzoek naar de peperhandel en de gesteldheid van het land, waartoe op 13 september bevel was gegeven en door het bestuur op 5 november 1756 was besloten, nog niet is uitgevoerd, is mede een gevolg daarvan en van het bericht dat er door de Hoge Regering een directe zending naar Trengganu is gestuurd. Dat er vandaar nog geen peper is ontvangen) geruymen tijd buyten zijn rijk, zig ophoudende bij zijn schoonvader den koning van Johor, die in een geduurige vreese leeft voor de verdrevene Bougineesen en derzelver aanhang, zodanig dat hij, volgens zijn schrijvends aan de ministers sub dato 2 julij 1758, op 't poinct stond zijne residentieplaats Riouw te verlaten om met zijn schoonzoon naar die zijn rijk van Trangano te verhuysen, bijaldien hem van de Compagnie geen tijdige adsistentie wierd gezonden. Fol. 1492v-1493r. wachthoudende schepen uitgezonden, de ene onder onderkoopman Arij Verbrugge, de andere met boekhouder Salice, om de koning van Johore te beschermen en zijn vijanden schrik aan te jagen. Verbrugge heeft op grond van zijn instructie en de bevelen uit Batavia van 13 september en 22 mei 1758 het 10e artikel van het contract van 19 januari 1756 met Johore veranderd. De koning heeft laten omroepen dat het vervoer van tin uit alle bovenlanden van Malakka verboden is. Om alles in handen van de Compagnie te laten vallen is een commissie onder de onderkooplieden Everhard Cramer en Arij Verbrugge naar Daëng Cambodja c.s. gezonden. Zij moeten een bepaalde hoeveelheid per jaar contracteren voor de door de Hoge Regering bepaalde verhoogde prijs.) gedaan om, tot beteugeling van den inwoonder en weiring des smockelhandels te Sallangoor, een fortje te extrueeren, hebben wij van de hand geweesen als niet convenieerende bevonden met 't intrest der maatschappij, ofschoon de ministers daardoor de verkrijging van den Salangoreesen handel als noodzakelijk ons hebben voorgedragen. Fol. 1494r-v. Dog het herhaalde versoek van den koning van Trangano uyt last zijnes schoonvaders ---sustineeren zij voortkomstig te zijn door de absentie des konings geduurende een (Daarom zijn volgens besluit van 10 juli 1758 en 3 februari 1759 op verschillende tijden twee ---zig buyten alle verwagting ten goede gedraagt tegens de Compagnie, naar dat door Dat voor een groot gedeelte g'attribueert werd aan de aldaar zig nedergezet hebbende (Het bestuur zal deze zeerover zoveel mogelijk proberen te stuiten. Zoals uit de geheime en gewone brieven (Met de onzekerheid van de winsten is een fort een te zware last. De breed uitgemeten voordelen kunnen nooit uitkomen, maar de smokkelhandel zal direct afnemen als de leverantie op de geschetste manier geschiedt. Tot verrassing blijkt uit de geheime en gewone brieven van Malakka van 19 oktober dat Daëng Cambodja) derzelve medewerking zijne dogter hem van Riouw is bezorgt geworden, zijnde zelfs in perzoon, met verscheyde inlandsche grooten verseld, in de maand aug. laastleden voor de eerste keer op Malacca verscheenen. Waarentegen Radja Mahomet, die tot tweemalen toe door de kragtdadige hulpe van de Compagnie in de vorige onlusten hersteld is in zijn rijk, wanneer hij reeds ten vollen door zijn broeder Radja Alam uyt de rivier Siac verjaagt was, zig thans niet ontziet de Straat van Malacca door zeeroverijen onveylig te maken en alles vermeestert wat niet tegens hem bestaanbaar is. Waardoor reeds een meenigte van ten handel varende vaartuygen weggenomen en gedestrueert zijn, zonder dat de redenen bekend waren die hem tot deze zeerovende en vijandelijke attentaaten hebben aangespoort, zoals zulks breeder consteert in zijnen samenhang bij voormelde brieve waaraan wij ons eerbiedig refereeren. Fol. 1495r-1496r. blijkt zal de Hoge Regering, zodra de moesson dat toelaat er het hare toe bijdragen. Om er achter te komen waaraan de sterfte en ziekten daar is toe te schrijven, inspecteerde fiscaal Tolozan de post te Linggi. Toen de maatregelen die hij voorstelde in zijn rapport van 15 september 1758, waren genomen, trad er verbetering op. Het schip van Radja Tua met acht bahar tin is in beslag genomen en volgens de resolutie van 5 augustus 1758 weer vrijgegeven, met het achterhouden van de tin tegen de vastgestelde prijs. Met het dreigement dat er de volgende maal niet zo coulant zal worden opgetreden en direct tot inbeslagneming wordt overgegaan, hoopt men de smokkel te doen ophouden. Maar volgens de brief uit Linggi van 4 november 1758 is een tweede schip gesnapt, waarmee men tin voor inktkokers smokkelde. De opvarenden waren in zee gesprongen en wierpen nog wat tin overboord. Er zijn 969 stukken in beslag genomen. Dit is goedgekeurd met het bevel om in het vervolg zonder vorm van proces lading en vaartuig te confisqueren. Gedurende onze bezetting zijn in Linggi 6250 kannen houtolie en 100 bahar tin aan inktkokers verworven. Dit komt overeen met de eis uit Nederland voor 1759. De sluiting van Pulau Pintu Gedong in de rivier Siak, bevolen in de brief uit Batavia van 15 oktober 1758, is niet uitgevoerd, gezien de overwegingen van het bestuur van 1 december 1758 en de brief van 10 maart 1759, waarin een post wordt verkozen boven simpele patrouillering. Deze moet worden aangehouden totdat de vreemde handelaren de vaart naar en op de rivier zijn ontwend. Oud-gouverneur Willem Dekker stelde apart in een memorie voor, Pulau Pintu Gedong tot een pakhuis te maken, waar textiel in ruil voor goud zal kunnen worden verkocht. Het bestuur is geschreven waarom deze handel weinig voordelig kan zijn. De noodlottige tijding van Radja Mahmud was toen nog niet bekend. Er is een nadere proef genomen met de daar aanwezige goederen en een toegezonden partij Suratse katoen, met zulke blauwe en grove witte textiel als voordelig lijkt. Om handel te drijven en goed overleg met het Malakse gezag te voeren, is bevolen daar als hoofd een pennist te houden in plaats van een vaandrig. Dit is nodig om kwade zaken van die vorst en dat volk in de kiem te smoren. Als vervolg op de pogingen van de Compagnie zich meester te maken van de goudhandel, zijn de inwoners verplicht om tegen ƒ 370,- het mark fijn te leveren. Het bestuur beweerde bij besluit van 16 oktober 1758, dat het beter is een lastgeld in te voeren voor alle ingezetenen die handelen op Indragiri en vooral op de rivier Siak. Dit is een schadelijke nieuwigheid, maar de handelaars op Siak kunnen geholpen worden door vrije toegang tot de rivier te geven aan wie met levensmiddelen van Java en Cheribon komen, in plaats van een Malakse pas te moeten halen. Maar handelaren met textiel blijven onderhevig aan deze verplichting. De inkoop van goud moet doorgaan, hoewel er de twee laatste boekjaren niets binnen kwam.) Armeniërs, jagende den markt ten duursten op en ontsien geen hoogen inkoopsprijs, waardoor de leverantiers bij hun gelokt werden. Welk raisonnement ons zeer waarschijnelijk is voorgekomen. En om deze goudcompetiteuren zulx voortaan te beletten, hebben wij qualificatie verleend hunlieden met nieuwe lastgelden te mogen beswaren, dan wel andersints de wooning wat moede te maken, waarvan wij verwagten dat deze eerlang van domicilium vanzelfs zullen veranderen. (De toegestane prijsverhoging voor tin betreft uitsluitend die voor inktkokers uit de bovenlanden van Fol. 1501r-v. Linggi, Rembau en Malakka. Volgens het voorstel van de genoemde memorie mag er ƒ 33,6,- de 100 lb voor betaald worden zonder verdere kosten. Ter beter onderscheid van de Perakse tin moet ze voortaan apart naar Batavia overgezonden en aangerekend worden. De inkoop in 1757/58 was mooi. Daarom is de hele bestelling uit Malakka van nieuwe Spaanse realen, waaraan door gebrek niet steeds prompt voldaan kon worden, vervuld. Uit het besluit van 5 april 1758 blijkt dat er enig tekort is geweest, want de waarde van de reaal werd verhoogd tot 68 stuivers. Dit is een mogelijkheid, maar de billijkheid gebiedt deze verhoging in de boeken te verwerken. Secunde Noël Anthon Lebek heeft in de bijeenkomst van 11 januari 1759 sommige stukken tin uit Perak, die, zoals meermalen is gebeurd, vervalst waren, vertoond en teruggestuurd. Toen ze in bijzijn van de voornaamste rijksgroten aan de koning getoond werden, was deze daar zeer verbolgen over en beloofde hij daartegen een streng verbod te zullen uitvaardigen. De schuldigen krijgen zonder aanzien des persoons de doodstraf. Het bestuur is geïnstrueerd hoe tegen verder bedrog te waken en er voor te zorgen dat de booswichten nadrukkelijk door de vorst gestraft zullen worden. Er zijn, gevoegd bij de resolutie van 14 februari 1759, twee verzoekschriften ontvangen betreffende de vergoeding van met verlies of niet-verkochte goederen voor Azië en Nederland. Aangezien er, behalve voor de Nankingse zijde, geen voldoende redenen voor verschoning worden gegeven, is bevolen de verkoopwaarde van ƒ 4110 te laten voldoen, waarbij de waren in de pakhuizen voor de betaler zijn. Omdat er op de zijde geen 20 % winst te maken valt, moet ze naar Batavia gezonden worden. De inkoop en verzending van benzoë is verboden en het verlies van ƒ 1722 op 3514 lb is ter vergoeding opgelegd. In de brief van 9 oktober 1759 is de gewezen pakhuismeester De Wind het tekort op handelswaar en het tegoed van hem en anderen in rekening gebracht. In verwachting dat duidelijk wordt hoe dit bedrag in kas kwam, is in 1758 opgedragen drie stuivers per stuk op 4626 Arcaduse ropia's te vergoeden. De vergoeding is evenwel de hoofdadministrateur, dan wel de ontvanger, opgelegd, omdat die duidelijkheid niet werd gegeven. Aangezien het bestuur alles heeft gedaan om de Compagnie geen schade te laten lijden, mag het tekort van de verongelukte assistent Bierman van ƒ 1479 worden afgeschreven. Om tegenovergestelde redenen moet wie het aangaat de schuld van de overleden onderkoopman en gewezen winkelier Elisa Wittens van ƒ 6431 vergoeden. Omdat de gezaghebbers van de Krabbendijke de met olie bevlekte textiel niet voor de verkoopsprijs wilden afnemen, is het volgens de wens van de Hoge Regering publiekelijk verkocht. Hun soldijrekening is met de mindere opbrengst en het wasloon belast. Een bedrag van ƒ 3077 dat in 1756 op een partij tin voor China, verzonden met de Kievitsheuvel, te weinig in rekening was gebracht, is hersteld, omdat het zonder schade voor de Compagnie kon geschieden. In 1755 werd met de Woitkensdorp 168 lb nootmuskaat en 284 lb kruidnagels , verdeeld over 38 in goede staat zijnde kisten, te weinig geleverd. Omdat de weging niet volgens de voorschriften geschiedde, is er verdenking van fraude. Het bedrag bij verkoop is wie het aangaat ter vergoeding opgelegd. Het is in zulke precaire zaken van belang een ieder te verplichten zonder afwijking en volgens de orders te werken. Dat gebeurde volgens de beëdigde rapporten gelukkig wel met een tekort op een tweede partij van 1785/8 lb kruidnagels en 1857/12 lb nootmuskaat door indroging en verpulvering. Daarom is afschrijving toegestaan. Op de recent aangevoerde 189.950 lb tin, waarop 33.238 lb aan inktkokers, is ƒ 316,9 en 3 % smeltverlies teveel en verkeerd berekend. Het is ten laste van het gouvernement Malakka gebracht. De in- en afschrijvingen onder eind augustus 1757 en 1758, zoals vervat in de Malakse resoluties van 5 april, 6 mei, 23 augustus, 27 september, 16 oktober 1758 en 14 februari 1759, zijn goedgekeurd. In de brief van 9 oktober 1759 is echter bevolen de vergoedingen te handhaven en nauwkeurig te controleren. Tevens wordt daarin informatie verwacht over het uitzonderlijke tekort aan geweren in het garnizoen, zoals vermeld in de resolutie van 14 februari 1759. Zonder uitstel moet de belasting, zoals bevolen in 1756, van ƒ 15.892 worden opgelegd aan allen die hebben ingestemd met het zonder opdracht zenden van de Kievitsheuvel naar China, in kas worden voldaan. De verantwoordingen, genoemd in de decemberbrief van 1756, waarop dit besluit gebaseerd was, waren meer solide dan die nog ingekomen waren. De behoorlijke straffen voor lagere dienaren, volgens de resoluties van 6 mei 1758 en 11 januari 1759 voor verzuimingen en opzettelijke tekortkomingen, zijn goedgekeurd en er is aangedrongen door zulke maatregelen plichtsbetrachting te bevorderen. Vaandrig Schilling mag rsd 180 ontvangen voor het sloepje waarmee kapitein Fredrik August van Marchal is verongelukt, en ontheven worden van de vergoeding van 500 Spaanse realen. Uit het verzoekschrift en bijlagen bij de resolutie van 6 februari 1759 blijkt dat hij met de verstrekking van 1000 Spaanse realen aan het Laroetse patrouilleschip de bedoeling heeft gehad, zoals door de Perakse commandanten meer is gedaan, nodeloze kosten te vermijden. De koningen van Johore, Waarop wij aanmerkten dat de van jaar tot jaar van den beginne af gesteygerde Trengganu en Siak hebben door de laatste ongeregeldheden een schuld van ƒ 17.255. Er moet bij iedere gelegenheid op terugbetaling aangedrongen worden. Eind november en december 1758 hebben de verpachtingen voor 1759 hetzelfde opgebracht als het jaar ervoor, en met enige mindere samen voor rsd 8847, bedroegen zij rsd 43.397, ofwel rsd 794 meer dan in het jaar ervoor. Er werd gehoopt dat de opbrengsten zouden toenemen. Toen kwam echter het fatale bericht van Radja Mahmuds zeeroverij, waarop het bestuur zeer vroegtijdig een slechte opbrengst van de aanstaande verpachtingen verwachtte. Het is daarover verwijt gemaakt. Het verzoek van de pachter van de tolboom Mutu Mara Chittij, gevoegd bij de Malakse resolutie van 14 februari 1759, om kwijtschelding van rsd 13.000 achterstallige pachtpenningen op grond van onvermogen en verliezen in 1757, is in overweging genomen.) boomsinkomsten, een zodanig versoek weynig valeur konde bijzetten, wanneer wij teffens niet hadden in aanmerking genomen, gelijk ons ten vollen bekend is, dat geduurende de laatste onlusten Malacca en derzelver envierons2 al menigmalen zijn omcingeld geweest van vijandig gespuys, en daaruyt hebben opgemaakt het merkelijk verval in den handel en de hem pagter daardoor toegebragte schadens. Overzulx een billijke inschikkelijkheid meriteert om hem voor eene totale ruïne te bevrijden, en andere voor 't vervolg niet in 't geheel den moed te doen beneemen, wanneer het mogte gebeuren dat men weder zulke hachelijke tijden moest beleven. Weshalven wij dan ook zijn overgegaan tot de kwijtschelding van rds. 10.000, hetgeene wij hoopen dat met de gunstige approbatie van U Wel Edele Hoogagtb. zal gesterkt werden. Fol. 1510v-1511v. (Omdat uit de stukken van de fiscaal, gevoegd bij de Malakse resolutie van 14 juni 1758, blijkt dat de pachter van de topbanen een particulier schuldenaar is geworden, op wie de ontvanger Johan Gilbert verhaal kan halen, is deze niet van vergoeding van de pachtpenningen in 1755 en onkosten daarop ontslagen. Het geringe voordeel op de verkochte koopwaar bevestigt het gevoel dat, buiten de specerijen, alle handel in Malakka gestaakt moet worden. Immers in 1756/57 waren de inkomsten daaruit maar ƒ 30.314, of 561/2 %, en in 1757/58 maar ƒ 11.425, of 191/2 %. In het eerste bedrag is ƒ 13.359 begrepen uit de specerijen en in het tweede ƒ 3245. In 1756/57 waren de totale inkomsten ƒ 123.681, en in 1757/58 ƒ 122.935. De totale uitgaven zijn in 1756/57 gestegen tot de uitzonderlijke hoogte van ƒ 235.984 en in 1757/58 tot ƒ 213.507. Na aftrek van de inkomsten is het totale verlies ƒ 212.571.3 De posten voor randsoenen en gewone onkosten overschrijden de voorgeschreven bedragen. Het rapport van de visitateur-generaal wordt afgewacht. De reparaties aan de fortificaties en gebouwen zijn onvermijdelijk en zullen de bedragen daarvoor, genoemd in de memorie van bezuiniging, wel overschrijden. Dat het bestuur echter beweert niet aan de bezuinigingen te kunnen voldoen voordat Malakka volkomen hersteld is van zijn ruïneuze toestand is prematuur, zeker als de aanduiding volkomen hersteld wordt gebruikt om aan te voeren dat daar nog niet aan voldaan is. Er is nogmaals bevolen tot bezuinigingen op straffe van het te moeten vergoeden, als er zonder expresse machtiging niet aan tegemoetgekomen wordt. Bij resoluties van 6 december 1758 en 14 februari 1759 is besloten het verval van een gracht en wal aan de landzijde, die is opgeworpen tijdens de laatste troebelen, te doen verhelpen door de heffing bij ieder van de ingezetenen van een maand huishuur. Deze heffing is als een dragelijke belasting goedgekeurd. De opperchirurgijns van het kasteel en het hospitaal zijn gemachtigd om jaarlijks ƒ 100 te besteden aan medicamenten voor gewonde arme inlanders en gestraften. Over 1757/58 zijn extra uitgaven tot ƒ 140 boven de voorschriften goedgekeurd. Vaandrig Von Pluskow kreeg de vacante post van luitenant, en de voorlopige aanstelling van boekhouder Dirksz. tot eerste klerk van de Politieke Raad en secretaris van justitie, en van de gewone klerk Johan Henricus Blaasberg tot secretaris van weesmeesters zijn goedgekeurd. Verder wordt gerefereerd aan de uit Malakka ontvangen en de daarheen verzonden brieven. TRENGGANU Vandaar arriveerde op 11 december 1759 de Ruyskenstein met slechts 1109 pikol en 21 kati peper. Dit is niet eens de volle 1250 pikol die in 1757/58 door de eerste carga Anthonij Abraham Werndley tegen een voorschot van 8 Spaanse realen het pikol zijn gecontracteerd.) 2 Uit het Frans environs, omstreken. 3 Dit bedrag is onduidelijk; het verlies over de jaren 1756-1758 is ƒ 202.875. Alzo den rijksbestierder, zijnde den koning van Trangano zijn ouder broeder die ad (Als tegemoetkoming in de schade, zijn 10 ijzeren kanonnen en wat kruit en kogels ten geschenke interim geduurende dies absentie 't rijk heeft bestierd, in weerwil van 's konings last alle de daar vallende peper voor de aankomst van ons schip aldaar reeds hadde verkogt en ten deele gelevert aan twee daar nog ter rheede zijnde Chineese jonken, welke natie hij meerder als de Compagnie genegen schijnt. Want bijaldien de koning niet zelfs in perzoon op 't onverwagtste te Trangano was aangekomen zo hadde men volgens 't rapport der carga's de dato 9 october mogelijk in 't geheel geen peper bekomen. Dog zodra dezen vorst was aangekomen en de klagten van de carga's gehoord hebbende, heeft hij zig niet alleen misnoegt getoond over de behandelingen van zijn broeder, maar aanstonds ordre gesteld dat de ongeleverde 140 picols en 79 cattjes betaald zijn à 17 stuks Spaanse realen ijder picol ingevolge de begeerte der carga's. Waardoor hij dus een merkelijke schade heeft geleeden, hoewel tegens onse intentie. Fol. 1516r-1517r. gegeven. De koning is ook geschreven dat gouverneur David Boelen instructies kreeg betreffende zijn verzoek over Siak en Selangor en dat het geringe resultaat in de peperhandel, noch de schrijffout in het door hem toegezonden contract dat zijn land 30.000 pikol peper per jaar zou opleveren in plaats van 3000, ernstig zijn opgevat. Het is hem niet aan te rekenen, want carga Anthonij Abraham Werndley heeft in zijn vorig rapport beweerd dat Trengganu 24.000 pikol peper kon leveren. Maar daar verondersteld wordt dat Werndley slechts uit onkunde heeft gehandeld en de opgaven van de inlanders heeft geloofd, is deze misslag hem niet kwalijk genomen en is het hem slechts duidelijk gezegd.) Goedgevonden de directe vaart naar derwaarts te staaken, waarvan wij de ministers te Malacca hebben kennis gegeven en gerecommandeert bij gelegentheid hun te moeten meester maken van de daar vallende peper tegens 8 Spaanse realen de picol, onder deze expresse bepaling nogthans om in geenen deele de culture aldaar te doen bevorderen, nog den koning daartoe te animeeren, maar veeleer bedagt te moeten zijn op desselfs geheele ruïne, alzo zulx het meeste quadreert met 't intrest der maatschappij. Want het zekerlijk te dugten is dat, zolange aldaar peper groeyt, de Chineesen en vreemde handelaars daarvan het meeste zullen profiteeren. Fol. 1518r-v. SUMATRA’S WESTKUST 764115/768 mq. of 4584115/128 thailen of 687789/256 realen 85.943 ponden swarte peper 115.365 dito Eenige kleenigheden in aanreekeningen 1049 pakken lijwaten in zoort, daarvan 589 pakken Cormandelse 201 dito Bengaalse 259 dito Souratse 288.112 ponden ijser Aan diverse andere koopmanschappen Aan contanten 258.707, 5, 153.974, 12, 84.046, 13, 496.728, 10, 35.064, 17, 4.510, 9, 60.925, -, (Met de Pasgeld en de bark de Buis is vandaar tussen 1 januari en eind december 1759 ontvangen) En met bovengemelde kielen, nevens de chialoup de Roos, derwaarts gezonden ponden extraordinaire witteƒ 1.029, 37.109, 6, 6.627, 3, -, 315.895, 257.972, 17, 14.185, 14, - - 4, 2, - - - 8 - - 8 - - - 1.500 - 113.865 - dito ordinaire witte ƒ 36.080, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ goud benzuin in zoort, als te samen bedragende ƒ ƒ Somma ƒ 16.935, 7, 40.642, 3, 654.806, 7, - 8 - provisiën en benodigtheden geschenken en aanrekeeningen Mitsgaders, op het versoek van de Songijpagonesen groten, de ponghoulous van (Uit Padang werden brieven van 10 oktober, 7 en 11 november 1758, 15 januari en 10 mei 1759, en ,, ,, Fol. 1519r-v. een aparte ook van 10 mei ontvangen; van de resident te Airhadji brieven van eind december 1758 en 19 mei 1759, van het bestuur van Benkulen van 4 september, 10 en 23 oktober 1758 en 24 april, 9 en 21 mei 1759. Over deze brieven is op 6, 9 en 13 maart, en 7 augustus 1759 vergaderd. Wat de inlandse zaken betreft zijn de voorlopige aanstellingen van diverse regenten goedgekeurd.) Cambang,Datoe Moeda en Bandhara Itam, welke op de klagten der bediendens bij missive van den 25e februarij 1758 als verstoorders der gemeene ruste na Ceylon gerelegeerd zijn. Dog welkers misdaad uyt de gewisselde brieven der Padangse bediendens met den resident van Poulo Chinco, thans veel te groot schijnt opgegeven en overzulx met een bannissement na Ceylon te swaar gestraft te wesen, vandaar terug ontboden om bij hun overkomst na hare vorige woonplaats gesonden te werden. En de bediendens zeer ernstig gerecommandeert om de inlandse regenten voortaan met alle discretie en zagtheid te behandelen, nademaal derzelver genegentheid en agting door zulke middelen tot de Compagnie getrokken werden, daar dezelve door strengheid en hardigheid van haar vervreemden. Fol. 1520r-1521r. (In de brief van 10 mei 1759 is gelezen dat de gezanten van Suruaso te Padang verzochten, dat hun daar verblijvende broers Radja Peminger en Abdul Jalil, alias Radja Pagar-Ujong, telkens bij aankomst en vertrek een saluut uit het grof geschut zou worden gebracht. Dit is een nieuwigheid die andere regenten aanstoot geeft, en wat als een precedent zou kunnen werken. Dit eerbewijs komt alleen de afgezanten van Minangkabau toe, wanneer ze met de grote brief komen. Er is bevolen dit verzoek beleefd af te wijzen. Tevens is in de brief van 10 mei 1759 verzocht dat de sapuluh buah bandar volgens oud recht de peper van Kambang op Pulau Tjinkuk in plaats van te Airhadji mogen leveren. In de brief van 10 april 1759 is aan het bestuur te Padang en in die van 16 februari aan de resident te Airhadji geschreven dat de leveranciers van Kambang, Tambuyung, Lekitang en Palangit vrij zijn naar keuze te Pulau Tjinkuk of Airhadji te leveren. In de brief van 10 oktober 1758 zegt het bestuur bij de overwegingen over de vermunting in Bengalen niet te kunnen voldoen aan de eis dat er niet meer textiel wordt besteld dan in een jaar afgezet kan worden, op boete van 9 % rente op het overschot. Immers, de bloei van de handel is niet van het bestuur afhankelijk en men is niet verzekerd van rust en vrede. Het bestuur beloofde dat het zeer goed op de bestellingen zou letten. Hierop is geantwoord da, als deze belofte zou worden nagekomen, er ook geen kwestie van een boete zou zijn. Het besluit om textiel uit Surat, waarvan het in de brieven van 2 juni en 14 juli 1758 verboden was het terug te zenden, met de nieuwe zending met 262/3 % te verkopen, is goedgekeurd. De winst is acceptabel en het risico van bederf bij terugzending wordt vermeden. Van de resident te Airhadji is met zijn brief van eind augustus 1758 een monster van rode armozijnen en bruin-blauwe muris ontvangen, die de volken uit de bergen kopen. Hij had die niet kunnen leveren en daarom hadden de kooplieden zich tot de Engelsen gewend. Bij keuring bleken de muris bruin-blauwe sucortons te zijn die daarvan vrij veel verschillen. Er is op proef een pak extra fijne muris gestuurd en zoveel armozijnen als er in voorraad waren, terwijl het ontbrekende uit Bengalen besteld is. De prijzen van de monsters armozijnen lagen evenwel 25 % onder de inkoopsprijs. Hieruit blijkt dat men goederen besteld waarvan men weet, dat ze niet te leveren zijn. Er is toestemming gegeven om een restant van 330 pikol textiel zo goed mogelijk te verkopen. Deze soort mag niet meer besteld worden. In de brief van 10 mei 1759 wordt bericht dat de handel redelijk goed is gegaan. Maar voor de rest van het jaar zal de afzet slechter zijn door de hoge inkoopsprijs en doordat de blauwe doeken erg dun zijn. Daarom is de verkoopsprijs van diverse Coromandelse, Bengaalse en Suratse textiel, die samen bij inkoop ƒ 127.443 heeft gekost, verminderd. Dat is wonderlijk, want men had kunnen voorzien dat de bestelling zou worden voldaan. De minst winstgevende soorten moeten niet meer besteld worden, vooral niet de sollogesjes uit Mohumpur en sanen uit Balasore, omdat de winsten daarop te gering zijn. Er is door het bestuur gevraagd slechts textiel die besteld is, te zenden. Daarop is bevolen om bij de bestellingen goed te overwegen of er door een kantoor wel zoveel in een jaar geleverd kan worden, en de bestellingen met zorg samen te stellen. Dat is verzuimd, want, Omtrent den verkoop van het zout, welkers prijs door ons bij missive van den terwijl er te Padang in het eind van april 1759 maar 450 pond voorradig was, is er bij de voorlopige bestelling geen buskruit gevraagd. Bij de definitieve bestelling is 10.000 pond gevraagd, waarvan met de daarheen gezonden bark, omdat de Pasgeld allang daarheen vertrokken was, slechts 4000 pond gezonden kon worden. Bij een bestelling dient men de voorraad en de afzet te vermelden, zodat de noodzaak beter te beoordelen is. Op de klacht van de resident te Airhadji in de brief van 19 mei dat, in plaats van fijne textiel zoals guinees, salempuris en baftas, bruin-blauw eerste en tweede soort zijn ontvangen, en in plaats vanuit Sadras het meest uit Porto Novo en Nagapattinam, is geschreven dat het textiel niet altijd helemaal naar de wens van de inlander op de markt te koop is, maar dat ze wordt aanbesteed en niet steeds volgens de bestelling geleverd wordt. Het verzoek van de resident om het guinees bruin-blauw één à twee jaar met 30 in plaats van 40 % te mogen verkopen is afgewezen, maar de armozijnen mogen met 30% winst verkocht worden, als de inlander daarmee van koop van de Engelsen weerhouden wordt.) 10e julij 1757 van rds. 55,-, of ƒ 132,-, op rijxdaalders 40,-, of ƒ 96,-, 't last gesteld, dog onder de besoigne op den 20e junij 1758, wegens de bijgebragte redenen, door de bediendens bij hun besluyt van den 29e augustus 1757 weder op de eerstgemelde prijs van rds. 55,-, of ƒ 132,-, gelaten was, mits dies vertier Compagnies wegen 500 lasten zoude komen te bedragen. Gereflecteerd zijnde op hunne voortgebragte swarigheden bij missive van den 10e october 1758 en dat het haar niet alleen onmogelijk was die quantiteit om te zetten, wegens den grooten aanbreng door de particuliere negotianten, maar ook dat Compagnies zout in 't geheel buyten verkoop bleef leggen, declareerende verder dat op Padang 's jaars niet boven de 300 lasten vertierd konde werden tegens rds. 55,-, of ƒ 132,-, 't last, mits de Compagnie dies verkoop alsdan aan zig privative hielden, zo hebben wij verstaan, ingevolge de ordre bij missive van den 10e julij 1757, om dies vertier zoveel mogelijk te doen accresseeren, de prijs van dat zilt weder te verminderen tot rds. 40,-, of ƒ 96,-, 't last. Fol. 1529v-1530v. (Alleen te Baros moet het voor rsd 55,-, of ƒ 132,-, verkocht worden. De bevolking moet door biljetten in het Nederlands en het Maleis van al deze maatregelen op de hoogte gebracht worden, in verwachting dat het bestuur de verkoop ijverig zal bevorderen. Uit de brief van 15 januari 1759 blijkt dat het bestuur de resident te Baros ernstig heeft aanbevolen de twee eerste soorten goede kwaliteit benzoë naar Padang te zenden. Alle mindere soorten zouden daar direct in het openbaar verkocht worden en de lagere opbrengst wordt hem in rekening gebracht. Zo hoopt men dat er alleen goede gomhars geleverd zal worden. Aangaande de acceptatie en verzending van benzoë blijven de instructies in de brieven van 25 juli 1757 en 14 juli 1758 van kracht, namelijk dat ze, zoals door de Batakkers te Baros geleverd, zonder enige vermenging in kisten naar Batavia gezonden moet worden. Echter, de dienaren te Padang mogen van iedere parij een kist openen om de kwaliteit te testen en wat minderwaardig wordt bevonden mogen zij door de resident laten vergoeden. De klachten van de Batakkers uit de bergen over het niet accepteren van de derde soort benzoë of pee, waardoor ze deze soort niet kwijtraakten en niets meer leverden, deden het bestuur vrezen dat, als men hierbij voet bij stuk hield, deze bevolking met hun witte gomhars naar concurrenten te Natal en Tapanuli zou gaan om zo ook de zwarte soort kwijt te raken. Het bestuur drong er opaan dat er voor het aannemen van de zwarte benzoë een regeling zou worden getroffen. Er is toestemming gegeven van deze soort een kleine hoeveelheid te accepteren, mits ze goed en van betere kwaliteit is dan de, met de bark de Buis aangevoerde, 1500 pond extra gewone witte en 38.500 pond bariga. De eerstgenoemde soort moet verbeterd worden en de tweede is voor de te Batavia getaxeerde waarde van rsd 15,-, of ƒ 36,-, aangenomen. Deze is ter verkoop naar Surat verzonden en de lagere opbrengst moeten de inkopers vergoeden. In de brief van 10 oktober 1758 deed het bestuur een verzoek over een restant koperen duiten t.w.v. rsd 23.023, of ƒ 55.257.) Waarvan de verstrekking tot dusverre wel aan 's Compagnies dienaren geschied was, dog welke de bediendens, tot voorkoming van onheylen uyt een constringeerende acceptatie derzelve, hadden moeten laten cesseeren, dewijl het volk bij inkoop van levensmiddelen, daarvoor niet meer als de helft der waarde kwam te ontfangen. Uyt hoofde dezelve aldaar ter custe thans in 't geheel niet getrokken waren, voor 's Compagnies reekening in de pakhuysen zolange te mogen laten leggen, totdat den inlander genegen mogt wesen de duyten weder te accepteeren, zo is zulx aan haar geaccordeert. (Het bestuur hoopt er binnen twee jaar goud tegen rsd 231/2, of ƒ 56,8,-, het taël hoofdstof Fol. 1533v-1534v. mee te kunnen verwerven, om het renteverlies door het lange liggen te compenseren. De resident te Airhadji is bevolen een niet-gewild restant van rsd 570, of ƒ 1368,-, aan koperen duiten niet naar Batavia te zenden, maar ze zo goed mogelijk gangbaar te maken. In de brieven van 15 januari en 10 mei wordt bericht dat de Padangse regenten het aantal peperplanten op 344.535 stellen, zowel vruchtdragende en bloeiende, als halfwassen en nieuw aangeplante. Hieronder zijn 140.979 vruchtdragende en bloeiende, wat 14.116 vruchtdragende en 30.562 halfwassen en nieuw aangeplante bomen meer is dan in het jaar ervoor. De inlander wordt vriendelijk aangespoord om de cultuur voort te zetten en is erop gewezen dat dit zijn welvaart bevordert. De dienaren zijn aangespoord om zo ijverig door te gaan. Het lijdt geen twijfel dat de peperverbouw dan als vanouds zal floreren, wat de enige methode is om de uitgaven dragelijk te maken. Uit de brieven van de resident te Airhadji van eind augustus en eind december 1758 en inventarisering van de pepertuinen blijkt dat er in het district van Airhadji en Indrapura 136 tuinen met in totaal 126.480 planten zijn. Hierover is tevredenheid betuigd, in de hoop dat de opgave naar waarheid is en de verbouw niet weer in verval geraakt. De resident rapporteerde in zijn brief van eind december 1758 ook dat de Chinezen die aangetrokken waren om landerijen voor peperverbouw geschikt te maken, dat werk niet wilden doen. Hem is aanbevolen een beter middel te verzinnen om de landstreek, die in 1687 door commandeur Abraham Boudens werd gekocht en vroeger veel peper opbracht, weer beplant te krijgen. In de brief van 15 januari 1759 verzochten de dienaren ontheffing van de boete, die in de vergadering van de Hoge Regering van 25 augustus 1758 was opgelegd, van een 1/2 % per maand over goud, dat het voorafgaande jaar zonder toestemming was aangehouden. Tevens werd dit gevraagd voor de boete van een maand gage wegens wat onvoorzichtig in een brief uit Padang van 22 juli 1758 was geschreven. Betreffende het eerste verzoek werd aangevoerd dat het slechts een geringe hoeveelheid goud betrof en dat het meeste nog uitstond onder de inlandse kooplieden die hun schulden nog moesten voldoen. Besloten is de verzoeken in te willigen, in de hoop dat de dienaren hierdoor tot meer voorzichtigheid en groter ijver worden aangespoord. Er is bevolen om de levering van goud op van tevoren verstrekte textiel steeds op 1 januari en 1 april af te handelen, zodat er geen nadelige gevolgen zijn en het goud vroeg genoeg binnenkomt om naar Batavia verzonden te worden. Het textiel dat conform de brief van 14 juli 1758 tot een bedrag van ƒ 10.000 aan dienaren van de Compagnie voor eigen gebruik mag worden verkocht, mag slechts uit de pakhuizen afgegeven worden als de betaling in de kas gestort is. Er mogen geen vorderingen op het personeel uitstaan. Om dit te kunnen controleren moet met ieder schip naar Batavia een memorie van het restant textiel en koopwaren, het goud in de pakhuizen, de contanten in kas en wat bij kooplieden uitstaat op levering van goud, meegezonden worden. Op de gunstige voordracht in de brief van 15 januari 1759 en het herhaald verzoek van de resident te Airhadji om ontheffing van de in 1756 opgelegde boete wegens verlies op gesnoeid payement van rsd 1268, of ƒ 3045, is deze voor de helft, ofwel 634 rsd of ƒ 1522, ingewilligd.) sterfte te Baros, zo onder het volk dat aldaar in bezetting legt, als die op de vaartuygen bescheyden zijn en geduurende hun legtijd aldaar water komen te halen of in te neemen, en geoordeeld werdende dat zulks veel aan 't water toegeschreven moet werden. Gelijk niet onduydelijk consteert aan de scheepelingen van de barcq de Buys, alzo van dezelve geduurende de legdagen aldaar agt menschen overleden en eenige andere in ziektens vervallen zijn. Fol. 1541r-v. (Er is verzocht om zo spoedig mogelijk te berichten of onderzocht is of het water niet beter van het eiland Muyselaar,dat maar 11/2 mijl van Baros ligt, gehaald kan worden. Als dat het geval is, mag er een vaartuig uitsluitend voor het halen van water aangehouden worden. Het advies in de brief van het bestuur van 15 januari 1759 om de post op Nias op te heffen is opgevolgd en er is toestemming gegeven te sluiten. De post kon de Engelse zwervers toch niet weghouden en kostte alleen maar geld. Omdat de lasten van Airhadji niet uit de afzet van textiel gedragen kunnen worden, is de bezetting van het kantoortje beperkt tot één korporaal, vier Europese en zes Buginese militairen. De Engelsen verkopen te Natal de textiel voor lagere prijzen dan de VOC. De ingekrompem post is voldoende om een oogje in het zeil te houden. Te Tiku zijn voorlopig één Europese korporaal, twee gewone en enige Buginese militairen geplaatst om het voornemen van de Engelsen zich daar te vestigen, om het goud van het Rauwase gebergte te bemachtigen, te voorkomen. Dit is goedgekeurd. Het verzoek van de dienaren te Onder de huysselijke zaken in aanmerking gekomen zijnde de meenigvuldige ziekte en ---dat men haar inattentie in het niet behoorlijk observeeren der ordres op het stuk van (Er is ongenoegen over geuit dat de inkomsten in 1757/58 ƒ 25.656 minder waren dan in het jaar Padang in de brief van 10 mei 1759 om 100 Europese militairen, is afgewezen. Ze zijn onnodig wegens de in de brief van 10 april 1759 bevolen sluiting van de post te Nias en de inkrimping van die te Tiku en Airhadji. De vraag om 20 ambachtslieden voor de bouw van een huis te Airhadji komt daarmee ook te vervallen. Op het verzoek van de zending van 25 Europese zeevarenden, waaraan te Batavia al een groot gebrek is, is geantwoord of de aanwezige 76 koppen, waaronder 37 moren, bij het geringe aantal vaartuigen en acht à tien man per vaartuig, niet voldoende is. Op de vraag om twee sloepen en twee tandjungpura's van 50 à 60 voet is van ieder één gezonden. Uit de brief van 15 januari 1759 blijkt dat de uitgaven in 1757/58 het ongehoorde bedrag van ƒ 119.711 bedroegen en de inkomsten maar ƒ 110.251, zodat er een verlies van ƒ 9459 was. In vergelijking met 1756/57 was het resultaat door minder inkomsten ƒ 20.973 slechter. Hoewel de uitgaven in vergelijking met 1756/57 ƒ 4682 minder waren, zijn ze ver boven de bedragen die zijn voorgeschreven in de memorie van bezuiniging. Bij besluit van 9 maart en 27 april 1759 is de dienaren een boete voor de te hoge uitgaven voor fortificaties, timmerwerk en reparaties in het jaar 1757/58 van ƒ 5291 opgelegd. Er is hun opnieuw voorgehouden) menage en het daardoor veroorsaakte accressement der lasten, niet langer voorneemens is te gedogen of met enkel de reproches te passeeren, onder een herhaalde en ernstige recommandatie, om na hun uytterste vermogen de zuynigheid in allen deele te betragten, alzo wij van intentie zijn, voortaan niets meer te passeeren in den opbreng der lasten 'tgeen tegen het reglement zal komen aan te lopen, zonder dat daarvan de volstrekte noodzaakelijkheid aangetoond kan werden. Fol. 1545v-1546r. ervoor. Dat dit aan de hogere prijzen die voor de textiel gevraagd moesten worden, is toegeschreven, wordt verworpen, want de inkoopsprijzen, waarnaar ieder zich moet schikken, zijn om de west van India nu eenmaal zo. Het tweede voorwendsel dat er in het voorjaar van 1758 gebrek aan textiel was, is opgeheven door een ruime toezending. Er wordt nu winst verwacht, in plaats van voorwendsels te ontvangen. Met hun brief van 15 januari 1759 zonden voorlopig gezaghebber Fredrik van deWal en raad, ter beantwoording van de memorie van bezuiniging van 30 juli 1753, een overzicht van de uitgaven en inkomsten van Sumatra’s Westkust. Er is daarover tevredenheid betuigd en tevens, als begin van bezuiniging, over de verkoop van overtollige slaven en de afdanking van niet bruikbare personen en inlandse zeevarenden. Het overzicht is met opmerkingen en bevelen als een verbeterde memorie van bezuiniging teruggestuurd. Enige exemplaren zijn tevens met de oktober schepen naar Nederland verzonden. Er is op aangedrongen de orders direct uit te voeren en per 1 september 1759, dan wel zo spoedig mogelijk, daarmee te beginnen. De tollen en rechten brachten rsd 2956, of ƒ 7094, op, namelijk de pacht van sterke drank ƒ600, de inning van het kleinzegel ƒ 481en die van de inkomende rechten op de vrije vaart à 6 % ƒ 6012. Bevolen is de inkomende rechten niet meer te innen, maar evenals andere rechten publiekelijk te verpachten, en pachtcondities ter goedkeuring toe te zenden.) Aangaande de Engelsen is ons ten uyttersten onaangenaam geweest uyt der bediendens missive van den 10e mey 1759 te verneemen het swerven van haar schip De Duc en de chialoup Harrie, gevoerd werdende bij de capitains James Pannij en Thomas Foreester, zo op Padang als Poulo Chinco en Adjerhadja en dat alleen onder pretext van gebrek van water en brandhout, hetwelk niet vrij van suspicie is, dat daarmede iets anders bedoeld en somwijlen eenige smokkelarijen onder gedreven werd, dewijl geduide natie al vrij wat veel daar verschijnt en om welke redenen wij de bediendens geïnhereerd hebben het bereets ten dien opzigte genoteerde bij brieve van den 10e april dezes jaars. Fol. 1548r-1549r. inlanders en hun gestegen macht, niet is gelukt de schadelijke concurrenten, de Engelsen, uit de onwettig in bezit genomen districten Natal en Tapanuli te verdrijven. In de geheime brief van 30 april 1759 zijn de middelen aangegeven om hen in het nauw te drijven en tot verhuizing te brengen. Mochten zij hun bezittingen uitbreiden en zich weer vestigen binnen ’s Compagnies gebied Singkel, of het noordelijkste van Baros tot het zuidelijkste punt van Indrapura, dan moet daartegen fel geprotesteerd worden. Wordt daar geen gehoor aangegeven, dan moet met geweld gedreigd worden, wat bij voortzetting zonder nadere order toegepast kan worden, als er genoeg troepen zijn en er op andere wijze geen succes te behalen is. Wat de Engelsen verder betreft wordt verwezen naar de bijlagen bij (Uit de brief van Fredrik van de Wal van 10 mei 1759 is gebleken dat het door de lafhartigheid van de de resolutie van 17 juli 1759, waarbij de algemene brief uit patria van 10 oktober 1758 werd besproken, en naar de generale missive van 15 oktober 1759, alsmede naar de brieven uit Benkulen van 4 september, 10 en 23 oktober 1758, 24 april, 9 en 21 mei 1759, en naar die van 3 april en 21 augustus 1759 daarheen. In de beantwoording van het extract uit de brief van Heren XVII van 29 oktober 1757, die is gevoegd bij de brief van 15 januari 1759, wordt opgemerkt dat het goud beter zou zijn aangerekend op de oude voet van rsd 20, of ƒ 48,- , de taël van 211/2 karaat dan op rsd 171/2 de reaal, of ƒ 378,- het mark fijn, terwijl tevoren in de boeken rsd 151/3, of ƒ 36,16,- was berekend. Deze wijze van berekening is op hun verzoek bij besluit van 15 september 1752 ingevoerd om de inkomsten door het teveel berekende op het goud ten voordeel van de textiel die er voor geruild wordt, nader te vertonen. Hierover is verwondering geuit en er is op gewezen dat er niets veranderlijker is dan de voorstellen in hun brieven. Er zijn irreguliere voorstellen ter bevordering van dienaren gedaan, zoals de voordracht sergeant Adam van der Heijden tot vaandrig te benoemen en diverse verhogingen van gage van lagere dienaren, die tegen het reglement zijn. Verwijten hierover en opgelegde teruggave van gages, zoals in de brieven daarheen van 25 juli 1757 en 14 juli 1758, brachten enige verbetering. In de brief van 10 april is hierover ongenoegen geuit en zulke aanschrijvingen moeten voortaan vermeden worden op straffe van verbeuring van een maand gage. De teveel toegekende of genoten gages, die volgens de te Padang verleende akten tussen 1755 en 1758 ƒ 2818,- bedroegen, moeten door de betreffende personen zo mogelijk gerestitueerd worden met behoud van hun rang, of anders door hen die zo makkelijk bevorderden, in dat geval vermeerderd met ƒ 469,13,-, of 1/6 gedeelte, als premie voor de ontdekkers van deze fouten. De provisioneel gezaghebber Fredrik van de Wal is aangesteld tot commandeur met een gage van ƒ 120,- per maand; de onderkoopman en resident te Pulau Tjinkuk Hendrik van Staveren tot koopman en eerste administrateur te Padang. In plaats van de naar Nederland verloste onderkoopman Jan Fredrik Lansius is de onderkoopman en tweede administrateur Jacob van Oudenstein Elias tot resident te Pulau Tjinkuk benoemd en de onderkoopman Roeland Palm tot tweede administrateur te Padang. De onderkoopman en secretaris van de Politieke Raad Jan Anthonij Thierens is benoemd tot fiscaal; de boekhouder en eerste klerk van de Politieke Raad Jan Boudewijns tot onderkoopman en secretaris; daarheen is gezonden om tewerkgesteld te worden onderkoopman Aarnout Wierman. Voor geringe rangsverbeteringen en veranderingen van lager personeel wordt verwezen naar eerder genoemde vergaderingen en verzonden gewone en geheime brieven van 16 februari, 10 april en 30 augustus 1759. Na de vergaderingen over Sumatra’s Westkust zijn vandaar nog brieven ontvangen van 22 en 26 juli, en 18 oktober 1759.) Waarin zij onder anderen ten opzigte der Engelschen melden dat de smokkelarijen dier natie om de noord dagelijks toenamen, als niet ontsiende om zelfs digte bij Baros alle de witte bensuin van Tappus af te halen en na zig te slepen, en dat aldaar een brigantijn van Bengalen gearriveert was, welke zijn lading bestaande in zout, amphioen en lijwaten, tegens witte bensuin getrocqueert hadde, niettegenstaande den resident van Baros daartegens schriftelijk geprotesteert en hem aangezegt hadde uyt 's Compagnies limiten te vertrekken. Dog waaraan dien Engelsman zig in het minste niet stoorden, weygerende niet alleen het protest aan te neemen, maar ook zijn naam of die van de brigantijn op te geven. Fol. 1555r-1556r. niet door de inkomsten goedgemaakt worden. De post Priaman is op 16 september 1759 afgebrand, waardoor 10 pakken textiel in soort en de daar aanwezige goederen verloren gingen, t.w.v. rsd 2989, of ƒ 1175, zonder dat het personeel enige schuld trof. De wezenlijke oorzaak is dat de atap dakbedekking van bovenaf in brand is geraakt en het vuur in het kruit geslagen is, waardoor het hele huis in de lucht is gevlogen. De regenten van Priaman stelden een bamboehuis beschikbaar voor het garnizoen, zodat Compagnies bezitsrechten aantoonbaar bleven. Er zullen zo snel mogelijk besluiten over genomen worden. De ontvangen brieven zijn te vinden in het Bataviase inkomende briefboek. BENGALEN van Oranje is naar Bengalen verzonden) (Met de Mossel, Welgelegen, Bleiswijk, Visvliet, ’t Huis ten Donk, Wereld, Vlissingen en de Prinses (Hoewel de handel nu weer wat aantrekt, stond ze drie maanden stil. De uitgaven, hoewel laag, zullen aan contanten enz. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 1.355.199, -, -, -, -, 130.200, 133.500, 43.700, 13.500, 940, 10, - - -, - - - - ƒ 10, 1.677.039, - Aan koopmanschappen lb. zilvere Persiaanse ropia's kleyne silvere dito Nadries goude Venetiaanse ducaten staven bhaar zilver stuks goude ropia's ,, ,, ,, pakjes juweelen koperwerken ƒ oude Persiaansche koper Japans in staven ƒ ,, ƒ spiaulter ,, ƒ looth Hollands ,, thin Banca's ƒ ,, thin Siams ƒ ,, peper swarte Bantamse ƒ ,, ƒ notenmuschaten ,, garioffelnagulen ƒ ,, alluyn witte Chinese ƒ ,, ,, canneel fijne Ceylonse ƒ kas porceleynen Chineese ƒ pees Japanse verlakte in 5399 ,, 6000 ,, 89.000 ,, 50.000 ,, 2000 en 3 in 227.207 350.000 130.073 200.000 60.000 40.000 130.000 31.758 40.000 109.9791/2 160 1 8 en 4 in 600.000 ponden peper swarte Bantamse en provisiën voor de thuysreyse Uyt de administratiën alhier in eenige equipagie en wapenkamers en in aanreekening, geschenken en waarbij geaddeert de contanten die van Chormandel derwaarts gezonden zijn, tot agt à item 't geaccepteerde door de ministers op assignatie en wissel in dit jaar tot een montant van bedragende te samen een somma van 13, comptoiren dito dito inktkokers ƒ ƒ ,, goederen, provisiën etc. - Bataviasche ongelden 12 Tot onderlaag pro patria - 184.927, 8, 106.960, -, 23.426, 13, -, 20.000, 19.500, -, -, 13.000, 17.875, -, 6.351, 12, 16.000, -, 7.267, 9, 48, -, - 130, 14, - - - - - - - - - - - 420, -, - 64, -, - 415.970,16, ƒ - ƒ ƒ 85.800, -, 21.415, 8, ƒ - - - 107.215,8, 60.411,7, 32.749,12, 2.293.386, 900.000,-, 26.962,12, ƒ ƒ ƒ 12 ƒ ƒ - ƒ -, 1.200.000, - 8 8 - - - - - - 8 - - - 138.046,2, 4 1.573.999, 5, 12 salpeter amphioen in 1400 kisten (Naar Bengalen is t.w.v. 45 ton gezonden. Vandaar is met de Ruyskenstein, Bronstee, Osdorp en 145.506,2, 560.275,9, 602.894,8, 90.874,16, 1.891,3, 4.250,3, 1.082,6, 1.275,1, 7.486,5, 16.438,8, 2.460,7, 1.382,9, 136, 5, - -, -, - bhaar zilver muscus bedurvene specerijen diverse onbekwame goederen in aanreekening na herwaarts ƒ monteerende te samen ƒ ƒ ƒ pakken en kisten met diverse lijwaten ƒ ƒ kisten met zijde stoffen ƒ rollen zeyldoek lb. pakgaren ƒ ƒ zeylgaren ,, ƒ lont ,, ƒ lange goenies pees ,, goenij zakken ƒ ƒ lasten cadjang ƒ mq. ƒ lb. lb. ƒ Mitsgaders het bedragen der contanten die men ondersteld direct uyt Nederland na deze directie gezonden te zijn, tot Fol. 1558r-1559r. Langewijk ontvangen) 1.050.498 lb. 173.8421/2 ,, 811 42 100 12.600 2000 16.136 30.000 42.200 2651/64 441/16 1 46935/8 Fol. 1559v. (Wat met de retourschepen de Wildrijk en de Jerusalem voor de kamer van Amsterdam, de Visvliet voor die van Zeeland en de Petronella Maria voor de kamer van Enkhuizen is verzonden, is als bijlage te vinden in de brieven van 7 november 1758 en 9 januari 1759 en had een waarde van ƒ 2.050.485. De inkoop in de periode 1 september 1757 tot 31 augustus 1758 is ingesloten bij de brief van het bestuur van 15 maart 1759 en heeft bestaan uit) in 53.821 26.650 40.700 52.214 5400 34.934 3.879.779 lb. 22.200 ,, 13.350 ,, in 15.000 16.200 8600 4974 4900 173.420 124.145 pees goenijs en goenij zacken bedragen hebben voor Europa pees fijne Houglijse lijwaten grove dito dito ,, Cassimbasaarsche dito ,, dito zijde lb. pees dito dito stoffen pees patriase lijwaten voor India pees Houglijse fijne ,, grove ,, ,, ,, lb. lijwaten dito dito Cassimbasaarsche dito dito patriase lijwaten amphioen salpeter borax cattoen, zijnde 't ingesamelde van 't vorig restant, Blijkende mede uyt voorsz. missive dat de generale restanten onder ult. augustus 1758 te Houglij ƒ 6.966.777, 18, 8 zijde stoffen -, 8 10, - - ƒ ƒ ƒ 1.065.257, 548.554,11, 8.580.589, ,, Cassimbasaar ,, Patna of te samen Fol. 1560r-v. (Wat van de restanten aan goederen is afgezet en aan contanten is gebruikt, is te vinden in de notitie van 10 maart 1759. Het was beter geweest als de Ruyskenstein, daar reeds in maart gearriveerd, volgens het besluit van 28 juli 1758 op 1 september naar Batavia was vertrokken in plaats van op 21 november. Er was ten onrechte gewacht op salpeter die de Engelsen, die daarin het monopolie hebben, zouden leveren, terwijl te voorzien was, zoals later bleek, dat deze in het geheel niet zou komen. Er is opgedragen om schepen voortaan slechts enkele dagen op te houden en alleen als het zeker is dat er salpeter geleverd wordt. Dat op 27 oktober is besloten om de Ruyskenstein dan maar een onderlaag van rijst en kadjang te geven, is afgekeurd, omdat het eerste in Bengalen duur en het tweede in Batavia overbodig is. Dit besluit kon wegens de schaarste van deze producten niet worden uitgevoerd. Er is bevolen bij gebrek aan een goede onderlaag gedroogde klei te gebruiken. Dat er in de brief van 15 maart ter verontschuldiging van het lang aanhouden van de Bronstee is aangevoerd dat de schepen niet voor het tweede springtij in september en dus zeker niet in oktober, de Ganges konden uitvaren, is niet aanvaard, omdat dit schip na het eerste springtij tegen eind oktober makkelijk had kunnen vertrekken. Het is goedgekeurd dat de Vlietlust voor de kamer van Zeeland is uitgezonden in plaats van het vierde retourschip de Oostkapelle, dat door de Fransen te Machilipatnam was aangehouden en weer vrijgegeven, en daarna op de kust van Coromandel is verongelukt. Dit jaar zijn over Bengalen als retourschepen uitgezonden de Visvliet voor Zeeland, het Huis ten Donk en de Welgelegen voor Amsterdam en de Bleiswijk voor Delft. Direct, of via Coromandel, zijn naar Bengalen uitgezonden de bark de Mossel, het scheepje de Wereld, de Vlissingen en de Prinses van Oranje. De Vlissingen, het schip uit Europa, de Mossel en de Wereld moeten de opium direct naar Batavia overbrengen. De kleine scheepjes met één dek, zoals de Mossel en de Wereld, moeten wegens gevaar van lekkage geen zijde of textiel vervoeren. De Prinses van Oranje moet met salpeter geballast worden en als adviesjacht tegen eind december naar Bimlipatam en Jagannathpur op Coromandel gestuurd worden. Vervolgens moet ze naar Nagapattinam varen en tegen 15 februari naar Batavia vertrekken om daar eind maart aan te komen met de berichten uit Bengalen en de bezochte havens. De brief van 15 maart 1759 met een algemeen verslag is laat verzonden en pas eind juni met de Langewijk ontvangen. Er moest daarom haast gemaakt worden met het houden van een vergadering over Bengalen. Hierover is ongenoegen geuit en er is bevolen om de algemene beschrijving in het voorjaar naar Batavia te zenden. Omdat men schijnt te wachten op het schip dat in oktober via Malakka wordt gezonden, zal er in oktober geen vaartuig via Malakka naar Bengalen gezonden worden. Het is goedgekeurd dat bij besluit van 27 oktober 1758 de opperchirurgijns van de retourschepen de Wildrijk, Vrouwe Petronella en Jerusalem zijn belast voor de aan deze schepen verstrekte medicamenten. Het is onmogelijk dat er daaraan gebrek zou zijn geweest, want er was te Batavia getekend voor de ontvangst van medicamenten. Het contract van 800 Arcaduse ropia’s voor het verblijf te Calcutta van de naar zee gezonden sloepen en voor een Engelse loods voor het binnenbrengen van de Vrouwe Petronella en de voorzorg genomen in de vergadering van 4 juni 1758 om een loods, een kwartiermeester en een matroos over land naar Balasore te zenden, waaraan ƒ715 is besteed, worden goedgekeurd. Er valt niets te zeggen over de verkoop van de rompen van de twee afgeschreven sloepen Dhecca en Bellasoor voor ƒ 842, maar er is niet volgens de voorschriften aangegeven welke uitrustingsstukken nog bruikbaar waren en welke niet. Uitrustingsstukken moeten niet alleen met de getaxeerde waarde in de boeken worden opgenomen, maar ook in de rapporten met hun waarde vermeld worden, zodat duidelijk is wat de prijs bij een latere verstrekking moet zijn. Er valt niets op te merken over de bark Carolina die, zoals bij het besluit van Hooghly van 1 september beschreven, op 24 en 25 juli 1758 bij het uitvaren van de rivier in een zware storm is verongelukt. De afschrijving van schip en uitrusting is aanvaard. In 1757/58 is ƒ 28.419, d.w.z. ƒ 180 minder dan de vastgestelde ƒ 28.600, aan het jaarlijks onderhoud van zeven sloepen en drie bassura's besteed. Verwacht wordt dat deze post, zoals wordt gezegd, in het vervolg veel lager dan het vastgestelde bedrag uitkomt, omdat er door Batavia nieuwe vaartuigen gestuurd zijn. De in de brief van 21 november 1758 voorgestelde verhoging van het randsoen van moorse zeevarenden met één lb boter per man per maand, en de verstrekking van 160 lb boter aan 60 van ieder van hen op de schepen Osdorp en Bronstee, zijn goedgekeurd. Er kan mee voortgegaan worden en de opgave van de gangbare verstrekkingen aan Europeanen en moren moet naar Batavia gezonden worden. Op een bericht van eerste pakhuismeester Johannes Bacheracht is een verzoek om ontheffing van een te betalen vergoeding, vastgesteld bij besluit van 15 juni 1757, wegens te weinig geleverde opium en gestolen textiel uit de ’s-Gravezande, bij besluit van 30 juli 1759 in zoverre ingewilligd, dat de pakhuismeesters in die tijd te Hooghly, de helft van het tekort, uitkomende op ƒ 702, moeten vergoeden en de gezagvoerders op genoemd schip de andere helft. De afschrijving bij besluit van 13 februari 1759 van 995 pond weggegooide katoen uit de Ruyskenstein en van 266 pond uit de Bronstee, die verrot was, is aanvaard. Omdat deze zeer oneigenlijk is geschied, is nadere toelichting gevraagd over afboeking op winst en verlies van ƒ 6921 voor 27.576 lb tarra op 1532 balen Suratse katoen in 1757/58 aldaar aangebracht. Het oordeel over een partij van 20613/8<>r lb kruidnagels, wegens lekkage op de Langewijk klam en vochtig [aangebracht, waardoor er na droging een onderwicht van 1595/8 lb, of 77/8 %, was ontstaan, is aan de Hoge Regering gelaten. Bij besluit van 26 juli is 4 % ten laste van de gezagvoerders van het schip gebracht en 37/8 % afgeschreven. Omdat het bestuur geen goed toezicht heeft gehouden volgens het reglement van in- en afschrijving, is bevolen voortaan zulke excessieve onderwichten, speciaal op specerijen, op rekening van de gezagvoerders te stellen. Voorts is de afschrijving van in 1757 met de Oostkappelle op Ceylon te weinig aangebrachte 32.676 pond rijst bij resolutie van 30 juli aanvaard. Schipper Bertrand c.s., op wie het tekort verhaald zou moeten worden, is inmiddels met dat schip op de kust van Coromandel verongelukt. De veronderstelling van de dienaren te Bengalen op grond van het bericht van de factuurhouder, gevoegd bij de resolutie van 19 december 1758, dat een last op Ceylon 100 pond te hoog berekend wordt en het onderwicht daardoor zou ontstaan, is foutief. De pakhuismeesters hadden immers bij ontvangst van de zakken, waarvan 224 weer naar Hooghly zijn teruggezonden, kunnen vaststellen hoeveel pond zij hadden moeten ontvangen, hoewel in de begeleidende brief van genoemde gezagvoerders hun gewicht niet bekend is gemaakt. Het bestuur moet beter toezicht houden en hen dergelijke tekorten laten vergoeden, want het is zeer waarschijnlijk dat een gedeelte van het tekort aan de gezaghebbers van de schepen waarin de teruggezonden hoeveelheid verscheept is, toe te schrijven is. Bij de in- en afschrijvingen bij de algemene inventarisatie per eind mei 1758, te vinden bij het besluit van het bestuur van 5 oktober 1758 en in de brief van 15 maart 1759, zijn er verschillen met de artillerieboeken uit Hoogly wat betreft het kaliber van diverse kanonnen. Het bestuur is bevolen de juiste kalibers in deze boeken op te nemen en zulke fouten niet meer te maken. Van 54 metalen stukken die daar met de sloepen boven het aantal van de memorie van bezuiniging aangevoerd waren, mogen 24 stuks met ammunitie en bijhorende materialen aangehouden worden en moeten er 30 bij eerste gelegenheid teruggestuurd worden. Goedgekeurd is de afschrijving van kapotte affuiten en rampaarden en vervanging hiervan door nieuwe, en de afboeking van onherstelbare geweerriemen, bajonetscheden en patroontassen. Er is opheldering gevraagd over het toestaan bij besluit van 21 juli 1758 van afschrijving aan de dienaren te Kasimbazar van diverse onbruikbare artilleriegoederen en of daaronder twee metalen stukjes waren, waarvan niet aan te nemen is dat ze onbruikbaar zijn. Het is bevolen om deze, alsmede drie afgeschreven ijzeren kanonnen van 3 lb en één van één lb kogel, twee koperen balansen die helemaal, en de overige vijf waarmee geen zilver mee gewogen kan worden, en één koehoorn naar Batavia te zenden. Er is verwondering over uitgesproken dat op 13 februari 1759 naar aanleiding van een rapport van de gecommittteerden in de pakhuizen 15 sokkel foelie, waarvan twee geheel bedorven, 564 lb die tot stof, gruis en witte bladeren waren vervallen en 768 lb die ontbraken, uitmakende een tekort van 1332 lb, waren afgeschreven. Dit betekent, de sokkels gerekend op 154 lb ieder, 572/3 % op 2310 pond, terwijl niet is vermeld wanneer de foelie uit Batavia was verzonden, wanneer ze aankwam, of het tekort op de schepen of in de pakhuizen is ontstaan en wat het bruto gewicht is geweest. Omdat deze gegevens ontbreken is een besluit over deze afschrijving uitgesteld en is de dienaren bevolen om uit te leggen waarom geen voldoende onderzoek is gedaan, en om de ontbrekende informatie alsnog te leveren. Daarna wordt er een besluit genomen.) diverse partijen salpeter, in 't jaar 1757 van Patna op Houglij aangebragt, die ons al te excessif voorkwamen, door den pakhuysmeester aldaar Bacheracht overgezonden zijnde een berigt nevens diverse daartoe gehorende verklaringen en bijlagen, vermeld bij der ministers letteren van den 15e maart jongstleden, zo hebben wij vervolgens die papieren in handen van den visitateur generaal gesteld, om te onderzoeken in hoeverre aan de positiven van gemelde Bacheracht gedefereert zoude konnen werden, en bij indiening van desselfs berigt ter sessie van den 10e augustus passato, op de daarbij gedane betuyging door gemelde bediende dat die Op de door ons in 't voorleden jaar geordonneerde vergoeding van de afschrijvingen op (Maar op het bericht dat de Compagnie sedert het besluit van de Hoge Regering van 12 februari 1754 op afschrijvingen na stijl en ordre waren geschied, zonder dat de Compagnie daarbij eenige schade kwam te lijden, de ministers van de hen daarvoor opgelegde vergoeding weder gelibereert. Fol. 1576v-1577r. teveel aan afschrijvingen aan salpeter van 80.802 lb op 4.676.975 lb voor ƒ 10.039 benadeeld was, is het bestuur dit bedrag, plus 1/6 aan premie voor de visitateur-generaal ter vergoeding opgelegd. Op 10 augustus is ook een besluit genomen over een Bengaalse rekening van de laatste augustus 1758 met betrekking tot opgelegde vergoeding van verlies in Nederland op textiel volgens besluiten van 21 september 1756, 21 oktober 1757 en 26 mei 1758, omdat deze en gene die het betreffen reeds zijn gerepatrieerd of overleden. Op zijn verzoek van 15 maart 1759 is het bestuur toegestaan om ƒ 3243, die boekhouder Leendert Randag was opgelegd wegens met verlies in Nederland verkochte Dhakase textiel, af te schrijven, omdat deze in 1757 met een insolvente boedel is overleden. De gecommitteerden benoemd bij besluit van 30 maart 1759 om de rekeningen van het verstrekte aan schepen en vaartuigen op de buitenkantoren na te zien, zijn met Bengalen tot het laatste boekjaar gevorderd. Het bericht is 10 augustus besproken. Daaruit bleek dat er in 1757/58 voor ƒ 22.086 aan onregelmatige verstrekkingen zijn geweest. Het bestuur moet dit bedrag aan wie het aangaat ter vergoeding opleggen, tenzij deze de verstrekkingen kunnen verantwoorden. In dat geval moet het wederom aan de Hoge Regering worden voorgelegd. Zulke verstrekkingen geschieden vaak wegens gebrek, maar dan moet dat wel in de Bataviase onkostenrekening en inventaris vermeld zijn. De bevelen betreffende verstrekkingen moeten nagekomen worden. Het opperhoofd te Kasimbazar George Lodewijk Vernet mag een hoofdtooi t.w.v. ƒ 150, door de nawab bij diens begroeting aan hem gegeven, behouden. Overgebleven provisiegelden door Kasimbazar tot ƒ 46.906 naar Hooghly gezonden, maar niet met de retouren meegegeven, mogen op de rekening van uitgaven van 1758/59 van die plaats afgeschreven worden. Omdat deze volgens de brief van 15 maart 1759 reeds met ƒ 67.505 achter staat, doordat op de Patnase retouren maar 4 % verdeeld mag worden, is toegestaan de rekening van waren met niet meer dan 11/2 % te belasten. De lasten op deze retouren bedroegen, toen deze order werd ingevoerd, evenwel geen 4 % en er is geen reden gegeven waarom deze zo hoog waren. Als de onkosten niet lager kunnen uitvallen, moeten maatregelen worden genomen en mogen de Patnase retouren op 41/4 of 41/2 % gesteld worden en de onkosten op waren op 11/2 % of iets meer. De kosten moeten wel door de jaren heen op een gelijk niveau gehouden worden. Volgens het verzoek van het bestuur van 15 maart mag ƒ 566 aan lopende reparaties en ƒ 5719 aan nieuwe gebouwen afgeschreven worden, maar ƒ 2933 voor nieuwe persen moet op de onkosten voor waren worden afgeboekt, omdat ze nog voortliepen in de negotieboeken voor 1757/58. Aangetoond dient waarom Compagnies dorpen meer kosten dan ze opbrengen, waarom de interesten tot ƒ 1.359.614 opliepen, waarom de kosten voor het opperhoofd te Kasimbazar ƒ 230.075 beliepen, waarom de rekening van de teruggeven opium nog niet vereffend is en hoe het daarmee en met andere lopende rekeningen staat. Men is tevreden over de voordelige verkoop van de toegezonden gouden Venetiaanse dukaten, gouden Perzische ropia's en het zilver voor de prijzen genoemd in de brief van 21 november 1758.) maart passato, wegens de slordige behandeling met relatie tot den verkoop van 73 staven goud in de jaren 1756 en 1757 met diverse scheepen aangebragt, die door hen wel ƒ 52,- 't mq. fijn minder verkogt waren als de ducaten. Dat namentlijk het staafgoud aldaar nimmer zo goed te debiteeren zoude wesen, als de goude ducaten, wijl de inlander altoos eenig mistrouwen hadde wegens de min of meer onzuyverheid van het staafgoud en hetzelve om die reden gewoonlijk versmolt of raffineerde. Terwijl de ducaten hen aanstonds geruststelden wegens hun alloy, en ook teffens direct na Moxudabath, Patna en verder landwaarts ingezonden konden werden. Fol. 1583r-1584r. omdat het het staafgoud voor de beste prijs had verkocht. De aangevoerde redenen zijn niet voldoende om het bestuur geheel van vergoeding te ontheffen. De prijs van dukaten kan wel eens 1 à 2 % van die van het staafgoud verschillen, zeker als ze voor spoedige verzending of uitgave gebruikt worden.) werd verkogt en de koopman het dus met diezelfde gerustheid als de ducaten kan accepteeren, de Dog op de gedane verantwoording door de ministers, bij missive van den 15e (Het bestuur verzocht ontslagen te worden van de vergoeding in de brief van 29 augustus 1758 opgelegd, Daaruyt egter geenzints te begrijpen is dat, wanneer het staafgoud naar desselfs essay (Het bestuur wordt voor de helft van het mindere dat de 73 staven goud vergeleken met de verkochte schrandere Bengaalsche wisselaars voor het mq. goud fijns aan ducaten ƒ 52,- per mq. meerder zoude betalen, als voor het mq. goud fijns aan staven. Fol. 1584v-1585r. dukaten opbrachten, van vergoeding ontheven en aangespoord dit punt voortaan omzichtig te behandelen. Op de vraag aan het bestuur te Patna of Suratse ropia's daar niet voordeliger dan sicca ropia's te verhandelen zijn, berichtte het in de brief van 16 december 1758 naar Hooghly dat er daar sinds 1751 geen zilveren muntspecie ontvangen was. Het bestuur had door het zenden van diverse species, zoals die van Batavia gezonden zijn, daar spoedig achter kunnen komen. Hiertoe is het bestuur alsnog aangespoord en het is opgedragen Batavia snel te berichten welk voordeel iedere munt geeft. Het beweerde dat dit door de regelmatige koersschommeling onmogelijk was. Er is opgedragen om de koers per de eerste van de maand van de ropia's en andere muntspecie ten opzichte van elkaar op te geven, omdat dit het beste de vereiste informatie verschaft. Omdat de wisselaars te Kasimbazar voor de wichtige dukaton ƒ 3,173/4 geven, wat ƒ -,3,131/2 meer is dan te Hooghly, is het besluit van 13 en 27 februari 1759 om de hele voorraad daarheen ter verkoop te zenden, goedgekeurd. De Suratse ropia's zijn tegen de aangerekende prijs voor de huishouding aangehouden. Uit de brief van 21 november 1758 is gebleken welk verlies er in procenten is geleden op het vermunte zilver dat in 1757 met de Brouwer, Sparenrijk, Oranjezaal, Kattendijke en Pijlswaart is aangevoerd. Eigenlijk had vermeld moeten worden hoeveel iedere mark in de munt heeft opgebracht. Het is bevolen dit voortaan duidelijk te vermelden. In de genoemde brief wordt ook gemeld dat het bestuur 500 staven en 782 staven baar zilver voor verzending naar de munt had laten wegen met de nieuw ontvangen geldbalans, omdat de residenten van de munt ondergewicht op het baar zilver ontdekt hadden en het daarom niet ongewogen wensten te ontvangen. Op de eerste partij werd een tekort van 7197/256 mark en op de andere van 1539/128 mark ontdekt. Dit is afgeschreven. Er is ongenoegen over geuit dat de onvergeeflijke slordigheid met het baar zilver zo toevallig aan het licht kwam. Het is wonderlijk dat het altijd met telling ontvangen was en bij verkoop tegen sicca ropia's uitgewogen, waardoor geen ondergewicht werd geconstateerd. De dienaren te Kasimbazar beweerden dat er altijd een ondergewicht op het baar zilver was geweest. Dit bleek uit een proef en het rapport daarover, gevoegd bij het besluit van 1 september 1758. Het bestuur is zijn zorgeloosheid in deze voorgehouden. Uit het rapport blijkt dat er van 1750/51 tot 1756/57 een onderwicht van 27.511, 35/8 sicca ropia's was tegen 21,31/2 sicca ropia's het mark zilver, of van 18.470 sicca ropia's tegen 21,21/2 sicca ropia's het mark. Men wordt aangespoord het besluit van 27 juni 1758 om alle baar zilver met mark gewicht voor verzending naar Kasimbazar te wegen, na te komen, maar de schaal en balans waarmee te Hooghly gewogen was, niet, zoals het bestuur daar verzocht, naar Kasimbazar te zenden. Mochten er verschillen met de weging geconstateerd worden, dan moeten de gecommitteerden die bij de weging te Hooghly aanwezig waren, deze onder ede bevestigen. Dat het zinloos is de balans daar naartoe te zenden, blijkt uit het voorbeeld dat te Hooghly op 2500 staven baar zilver een ondergewicht van 1851/128 mark was vastgesteld, terwijl te Kasimbazar met dezelfde schaal en balans ten overstaan van de gecommitteerden voor de munt een onderwicht van 3595/126 mark werd vastgesteld. Dit is dus op 2500 staven of 20.000 mark een verlies van schaars 1/6 %. Dit verlies moest bij besluit van 30 juli wel aanvaard worden. Om er achter te komen hoe zulke verschillen in ondergewicht ontstaan, wordt het staafzilver uit Nederland te Batavia gewogen, waarvan de rapporten direct naar Nederland en naar Bengalen gezonden worden. De eersten kunnen in Nederland met die uit Bengalen ontvangen vergeleken worden. Bij besluit van 23 oktober 1759 zijn er reeds rapporten over het zilver opgemaakt en met vijf schepen naar de vijf kamers in Nederland gezonden.) 251/256 mq. op ,, 1127/128 ,, 317/128 ,, ,, ,, ,, 333/128 11/64 ,, ,, Dog, wijl hetzelve gering is in comparatie van ’t Bengaalse, zo heeft men ter geduide sessie mede g'arresteert de ministers in geduide directie zulks bij gelegentheid aan te schrijven, onder aanmerking dat dit groot verschil eenige suspicie geeft, dat het omtrent de naweging meede eenigsints in Bengale moet haperen. 12.000 mq. zilver van Amsterdam 4.000 ,, 3.856 ,, 3.505 ,, 2.872 ,, Waaruyt consteert, dat een minwigt is bevonden van ,, ,, ,, ,, ,, Zeeland ,, Hoorn ,, Enkhuysen, en van ,, Rotterdam. (Dit punt moet omzichtig en met aandacht behandeld worden en, mocht er een groot verschil zijn tussen de Fol. 1592v-1593r. weging in Batavia en de herweging te Hooghly of Kasimbazar, dan moet de oorzaak uitgezocht worden en nagegaan of er van kwade trouw sprake is. Er is geen ander middel om dit te voorkomen. Men heeft geconstateerd dat het zilver uit Nederland ontvangen, minder gewicht heeft dan het volgens de aanschrijving moest hebben. Buiten een ondergewicht van 1539/128 mark op een partij van 782 staven zilver, waren 200 staven daarvan niet van behoorlijk allooi. Het bestuur zond daarvan bij de brief van 21 november 1758 twee rapporten van de essayeur Jan Hendrik Haghadamius met 441/16 mark zilver aan uitgekapte essaaibrokjes. Tien daarvan dragen het merk van de leverancier die in het kistje gemerkt L.K., zoals uit Bengalen ontvangen, opgestuurd worden. Het bestuur in Bengalen is aangespoord in dergelijke gevallen de orders in de brief van 20 oktober 1758 na te leven. Het bestuur had in 1722 en jongstleden gevraagd om markrealen, omdat de inlander er wel 1 % meer dan voor Mexicaanse of nieuwe ronde realen wilde betalen. Daarom is in de brief van 29 augustus 1758 door hen aan de muntdienaren gevraagd wat ze in de munt opbrengen. In de brief van 15 maart 1759 is bericht) aftrek van alle ongelden, komen af te werpen sicca ropia's 85,14,-, dat op 240 ropia's swaarte, sicca ropia's 206,-,11/2 uytmaakt. Fol. 1595r. (Deze opgave is onvoldoende en daarom is gevraagd aan te tonen wat de markrealen tegen het stuk en iedere reaal en mark gerekend in de munt opleveren. De reeds verstrekte informatie laat zien dat de opgave uit 1722 misleidend was en dat er verlies was geleden, als er aan de eis tegemoet gekomen was. Immers, uit de brief van 21 november 1758 blijkt dat de markrealen met 95/8 % verlies zijn omgezet, wat 31/2 % meer is dan het verlies van 6 % en 53/4 % op de Mexicaanse of ronde Spaanse realen. Voor een goede afzet van geld is bevolen om de memories daarvan op te zenden, of in alle brieven daarvan verslag te doen en dit niet tot de generale beschrijving van februari of maart uit te stellen, zoals in de brief van 21 november 1758 wordt gemeld. Zo is men steeds op de hoogte van de kas in Bengalen. Bij het besluit van 15 maart 1758 had de noodzaak van de geldhandel met de Engelsen voor ƒ 582.750 tegen 5 % en 6% per jaar aangetoond moeten worden, waarbij een memorie over de grote en kleine kas gevoegd had moeten worden. Nu is slechts in algemene termen vermeld dat de handel moest voortgaan en is er pas in de brief van 15 maart 1759 gewag van gemaakt. Deze geldhandel is nu goedgekeurd, maar er is bevolen zich in het vervolg van geldhandel met vreemde naties te onthouden. In de brief van verleden jaar is duidelijk aangetoond dat de transactie met de Engelsen voor ƒ 1.890.000 tegen 6 % per jaar, om onder een rabat van 8 % per jaar per assignatie naar Nederland over te maken, niet noodzakelijk en onvoordelig was. Een besluit hierover wordt aan Heren XVII overgelaten. Er kon toen geenszins opgemaakt worden dat de verhoging tot ƒ 2.041.200 voortkwam uit verlopen interesten sedert de negotiatie tot de verlening van de assignatie, en bij vooruitbetaling tot de volle uitbetaling. In de brief van 15 maart 1759 is dat uiteengezet. Deze handelwijze is vreemd en daarom is het bestuur belast met de interesten die voor en na de dag van de ondertekening berekend zijn. De beslissing hierover en over de hele zaak wordt aan Heren XVII gelaten. Voor de textielhandel wordt verwezen naar de brief van verleden jaar over de verandering in de methode van aanbesteding. De memorie, gevoegd bij het besluit van Hooghly van 4 maart 1758, bevat fouten en nadelige berekeningen, waardoor Totaram in 1758 niet van 120.433 ropia's profijt heeft getrokken. Er wordt niet op ingegaan, omdat Heren XVII toch nog een besluit over de nieuwe wijze van aanbesteding moeten nemen. Er is gelast bij eerste gelegenheid een nieuwe memorie aan Heren XVII en de Hoge Regering te zenden. Daarin moeten de aan Totaram betaalde 2 % assurantiepremie over de hele textielhandel, zijn maandtractement van 170 ropia's en alle prijsverhogingen sindsdien opgenomen zijn.) dat de directeur Bisdom, mits het gewoel en de onderdrukking der Engelschen, mitsgaders de daaruyt ontstane verduring der doeken in de weefplaatsen te Hendiaal Baddaal, Radanegger, Santipoer, Chandercoena, Cassisjoera, Herriapaal en Dhinniachalij, op de betuyging door den voormelde hoofdgomasto Totaram dientwegen gedaan dat hij, wegens die verduuring voor de gecontracteerde prijsen in de voorsz. weefplaatsen geen doeken bemagtigen konde, hadde moeten besluyten de markt aldaar te volgen, omdat de Compagnie anders geen enkeld stuk uyt ---dat, volgens de opgave van gemelde bediendens, de 100 ropia's swaarte marcqrealen, na Bij de brief van den 21e november 1758 melden de ministers omtrent dit articul (Er wordt hieraan niet getwijfeld, maar er wel op gewezen dat uit de klachten van de ondergomasto's in de die quartieren zoude hebben erlangt. Waardoor die lijwaten van 41/6 tot 81/2 percento duurder te staan waren gekomen, als waarvoor dezelve gecontracteert waren, en 'tgeen op de gespecificeerde lijwaten in gemelde missive een montant van ropia's 14.750,- ten nadeele differeerde. Fol. 1600v-1601r. weefplaatsen , aan Totaram, gevoegd bij de resolutie van 6 oktober 1758, niet blijkt dat de prijsverhogingen de verwerving bevorderd hebben. Die mensen getuigden zelf dat aan het geweld en het gezag van de Engelse zaakwaarnemers slechts door een bevel uit Calcutta of Murshidabad het hoofd te bieden was. De noodzaak van een prijsverhoging van 1250 ropia's op de bethilles caricam en van 3250 ropia's op de douriassen wordt in genoemde resolutie nergens aangetoond. Er waren geen klachten uit Haripal, Dhaniakhali en Baddaal, waar deze sorteringen vandaan komen. Er is niet naar de aard van Compagnies huishouding gehandeld. Aangezien het een uitvloeisel van de nieuwe wijze van aanbesteding is, wordt de beslissing aan Heren XVII gelaten. Het contract voor Dhakase en Ayutthayase textiel met de moslimkoopman Mirza Reza, vermeld bij het besluit van 4 april 1758, waarbij een gedeelte in november wordt geleverd en de rest zodra de geëiste nieuwe patronen gereed zijn, wordt goedgekeurd. Er wordt ook mee ingestemd dat zeer fijne nainsoeks, de coutenijs, de dimitties of keper, de malmals en de serbetties wegens de hoge prijs niet zijn ingekocht. Ook hammans en baftas zijn niet ingekocht, omdat slechts 25 op de 100 aan de breedte en lengte die uit Nederland was gevraagd, voldeden. Wel is bevolen om daarvan een klein partijtje op zicht naar Nederland te zenden.) Voorts hebben wij gepasseerd de ingewilligde prænumeratie van het gantsche bedragen der aanbestede lijwaten aan voorm. Koopman, om de wille der betuygde noodzakelijkheid en de evenredigheid, die er in de conditiën zelfs resideert. Nademaal die leverancier ingevolge dezelve zowel verpligt is, voor hetgeen hij minder levert dan de aangenomene quantiteit, den interest van 3/4 percento 's maands te betalen, als dat hij voor 'tgeene boven de contractatie geleverd werd, diezelfde intrest kan genieten. Fol. 1603v-1604r. (Het is goedgedaan dat op 11 juli 1758 is besloten de makelaars ƒ 989 te laten vergoeden voor teveel ontvangen interest op vooruitverstrekking van 75 % op textiel aanbesteed in de periode 1750/51 tot 1753/54. De aanspraken op hen blijven onverlet. Alsmede dat uit een eerder besluit van 19 juni 1758 bleek, dat textiel dat niet voldeed aan de monsters, naar rato in prijs is verlaagd en dat voor de eerste soort de overeengekomen prijs werd betaald. In de brief van 29 augustus 1758 naar Bengalen is uitsluiting van Kasimbazar van de textielhandel, vanwege wat dan een voordeel lijkt, door de nieuw ingevoerde regeling, zorgelijk en nadelig genoemd. Tot genoegen is wel uit de brief van 21 november 1758 uit Bengalen gebleken dat op 4 april daarvoor met het verzoek van de Kasimbazarse kooplieden was ingestemd om 24.200 diverse soorten grove doeken, waarvoor reeds 100.000 ropia's naar de weefplaatsen was gestuurd, aan de Compagnie te leveren. Volgens de brief van 27 april van het bestuur te Kasimbazar zijn ze voor dezelfde prijzen waarvoor Totaram ze had aangenomen, geleverd. Het wekt echter verwondering dat uit dit besluit en de brief naar Kasimbazar van 6 april blijkt, dat het bestuur daar is opgedragen niet meer textiel te aanvaarden dan waarvoor reeds geld naar de weefplaatsen is gezonden. Dit zou duidelijk te kennen geven dat de textielhandel daar geheel wordt stopgezet. Dit is onverantwoordelijk en daarom is het bestuur gelast om, als het prijsverschil minder bedraagt dan de winst die op deze doeken in Nederland wordt gemaakt, de inkoop te Kasimbazar rustig aan voort te zetten na rato van de prijzen en naar bevind van zaken. Het verschil in kostprijs mag echter niet zo groot zijn, als volgens de Europese prijscouranten meer betaald wordt. Bij brief van 21 november 1758 uit Bengalen wordt gemeld dat de verwerving van textiel te Patna veel moeite gaf, maar alom geslaagd was, nadat leverancier Maniram was overgehaald te leveren tegen prijzen van twee jaar terug onder betaling van 13 % voor risico en het voorschieten van zijn eigen geld. Wegens de onlusten verbond hij zich niet tot een vaste hoeveelheid. Het was aangenaam dat, volgens de brief uit Patna aan Hooghly van 22 oktober 1758, de verwerving ervan, ondanks de tegenwerking door de Engelsen, goed is verlopen. Het voorschieten van geld door de leverancier is echter vreemd en onverantwoordelijk als er zoveel geld uit Batavia gezonden wordt. Het is beter dat volgens de brief van 15 maart 1759 het bestuur te Patna de nieuwe levering van textiel aan de oude leverancier Alemjent heeft gegund met vooruitverstrekking van Compagnies geld, om het voor haar rekening en risico naar de weefplaatsen te zenden. Het betalen van procenten wordt zo vermeden. Uit de brief van 9 januari Daarenboven hebben wij uyt voorsz. missive na Nederland geremarqueert dat de ---tot den inkoop van 17.000 ponden adapangia en 40.500 ponden tannijzijde tegens ƒ (Verkoop van de minste soort, of firtij, van de grove witte doeken, is tegen de bevelen vermeld in de brieven 1759 uit Bengalen aan Heren XVII blijkt dat voor de fijne cassa uit Jagannathpur, omdat ze niet aan de monsters voldeden, ropia's 14,8,- in plaats van de gecontracteerde ropia's 15,- het stuk is betaald. Evenwel werd op 8 maart 1758 volgens de memorie dezelfde soort gecontracteerd voor ropia's 11,4,- het stuk, terwijl uit de overgekomen resoluties nergens blijkt dat deze prijs later verhoogd is. Wel is bij besluit van 3 januari 1759 de breedte op 21/4 cobido's gesteld, maar in de memorie van contractering wordt van 2 cobido's gesproken. Het bestuur is om opheldering gevraagd.) ministers ingevolge resolutie van den 4e december 1758, overeengekomen waren om zig in de acceptatie der lijwaten naar de Engelsche methode te reguleeren, die gewoon zijn de grove doeken in vier soorten en de fijne in 4 a 6 zoorten en met 10 percento te cargeeren, mitsgaders de firtij daarvan voor hare Compagnies reekening bij publijke venditie te verkopen en het meerder of minder rendement den handel ten voor of nadeele te brengen. Met deze alteratie nogthans dat de ministers daarvoor een bereekening van 3 percento op de grove en 2 percento op de fijne sufficieerende geoordeeld hadden. Fol. 1609v-1610r. van 10 oktober 1757 en 29 augustus 1758. Daarom is bevolen om, zoals voorgeschreven, deze voor de Compagnie te reserveren en zodanig getaxeerd naar Batavia te zenden, zeker daar Heren XVII in hun jongste eis een proef voorschrijven of deze niet in Nederland met voordeel te verkopen is. Uit de brief van 15 maart 1759 blijkt dat de inlandse koopman Raadsjent Serkaar voor courante ropia's 14.860 achter staat op de leverantie uit 1755, en Gopinat Raaij op de leverantie van 1757 voor courante ropia's 26.228. Er is daarvan nog niets ontvangen. Het bestuur is aangespoord door oplettendheid zulke vorderingen te voorkomen. In dezelfde brief meldt het bestuur dat de eis uit patria voldaan is en vraagt het toestemming om, als er voorraad textiel is, een vijfde retourschip uit te rusten. Dit is goedgekeurd als de lading niet in vier schepen kan. Het bestuur moet niet bang zijn een al te kostbare lading te verzenden. Als er vier schepen gestuurd worden, moet dat ten koste van peper of een andere onderlaag gaan. Het is goedgekeurd dat het bestuur de dienaren te Kasimbazar volgens besluit van 4 april 1758 toestemming gaf) 8,15,230/68 't lb. adapangia cabessa, zijnde ƒ -,10,29/68 't lb., of 61/8 percento ruym, en de tannijzijde 't lb. cora op ƒ 8,8,3, dan wel ƒ - ,10,29/68, of 61/3 percento duurder als in 't jaar 1757. Volgens der ministers letteren van den 21e november 1758, veroorsaakt niet alleen door het sterk gewoel der Engelschen daarin, maar ook omdat de bediendens veel fijner pattenij ingekogt en daardoor meer fijnere zoorten gehaspeld hadden gekregen. Fol. 1612v-1613r. (Tevens is goedgekeurd dat bij besluit van 16 mei, naar het voorbeeld van de Engelsen, een verhoging van 3 ana's per ceer op de haspellonen is gegeven. De adapangia-zijde en tanny werden daardoor 2 % duurder. Uit de brief van 15 maart 1759 bleek dat na de laatste leverantie hierdoor door de kwade trouw van de haspelaars de adapangia-zijde ƒ -,5,329/68, de tanny ƒ -,3,53/8 en de moghta een stuiver duurder waren geworden dan bij de monsters was opgegeven. Door de machinaties van de Engelsen was het haspelen desniettemin schoorvoetend gegaan. Uit de brieven van Kasimbazar van 3, 5 en 17 juni 1758 bleek dat zij niet alleen de hoofden en gewone haspelaars met geweld naar hun loge hadden weggevoerd, maar pions bij hun huizen en sipoys op de toegangswegen naar het dorp van de Compagnie hadden neergezet, kennelijk om hen weg te voeren. Het is te prijzen dat de dienaren te Kasimbazar, om geweld met geweld te keren, eerst 40, en daarna 80 sipoys in dienst namen, zodat de sipoys die de haspelaars wilden wegvoeren, op de vlucht gingen. Zo werden de arbeiders in dienst gehouden. Men moet bedenken dat deze zwarte sipoys, of pions, alleen al door het gebruiken van de naam van de Engelsen al veel baldadigheden en brutaliteiten tegen de Compagnie bedreven hebben. Er is wel op gewezen dat er, mocht er daar in deze zorgelijke tijden weer toe worden overgegaan, met grote omzichtigheid geweld moet worden aangewend. Het is goedgekeurd dat het bestuur te Hooghly de dienaren te Kasimbazar heeft opgedragen 19.000 lb moghtazijde, of floretgaren, in te kopen voor een prijs bij verhaspeling van ƒ 5,7,114/17 het lb. auwel, of eerste soort, wat ƒ -,4,533/68 of 41/5 % duurder is dan in 1757. Tannyzijde van La H is te Kasimbazar verkocht voor ropia's 3,2,- het ceer, of 2 ana's per ceer, of 4 % duurder dan in het jaar er voor. Dit is geaccepteerd, maar wegens het verlies op de soorten La G en H is opgedragen deze voortaan over de andere letters te verdelen. Het was beter geweest de tannyzijde, volgens de order van Heren XVII, op de vorige wijze te verhaspelen, dan er zonder opdracht verandering in aan te brengen. De Kasimbazarse dienaren is bevolen deze weer in zes in plaats van in acht soorten te verhaspelen. Omdat de monsters voor de inkoop dit jaar duurder zijn en van mindere kwaliteit dan het vorige jaar, en om andere redenen, is de dienaren te Kasimbazar in de brief van 15 maart 1759 uit Hooghly opgedragen geen verdere inkoop van zijde en moghta, waarvoor al ƒ 55.125 vooruit verstrekt was, te doen, tenzij er een gunstig prijsverschil vergeleken met het vorige jaar is. Dit is goedgekeurd, omdat de prijs al te ver gestegen was. Dat is ook het geval met het besluit van 4 april 1758 om geen zijden stoffen voor Europa aan te besteden boven de prijs vastgesteld in de eis uit Nederland voor 1758, omdat de kooplieden niet hadden willen leveren dan met een prijsstijging van ƒ 1,1,- voor de grote en van ƒ -,10,8 voor de kleine. Verwacht was evenwel dat het bestuur aandacht had besteed aan het bevel in de brief van 5 september 1757 om de bepaling in de patriase eis betreffende de effen dubbele armozijnen op ropia's 5 het stuk als een schrijffout aan te zien, en van deze beperking uit te sluiten. Hierin is maar berust. Het is redelijk dat het bestuur bij besluit van 16 mei 1758 de soorten waarvan geen prijs was vastgesteld, proportioneel naar de andere soorten bepaalde en overeenkomstig voor de sjappalensen betaalde, omdat die jaarlijks gevraagd zijn en goede winsten hebben afgeworpen. De sjappasaries zijn ingekocht omdat ze op zicht besteld waren, maar konden volgens de brief van 15 maart 1759 dit voorjaar niet worden gestuurd, doordat de vaartuigen door de moslimregering werden aangehouden. Het is aanvaard dat op de eis van 25.000 pond, 22.200 pond borax was ingekocht voor ƒ 47,2,8 de 100 lb, wat 11/2 % duurder is dan in 1757. Verwacht wordt dat ze beter gezuiverd is. Het is met instemming begroet dat de dienaren te Patna, net als het vorige jaar, via een gomasto ropia's 4000 naar Napal hadden gezonden om borax in te kopen. Ondanks de tegenwerking door de Engelsen, vermeld in de brief van de directeur van 21 november 1758, is aan de eis van 1200 kisten opium voldaan tegen ƒ 252,12,1022/29 de 100 pond, wat ƒ 9,11,816/29 duurder is dan het jaar ervoor. De directeur en het opperhoofd te Patna zijn hiervoor in de geheime brief van 10 augustus 1759 geprezen. Er is aangespoord alles in het werk te stellen om de nieuwe eis van 1200 kisten, vastgesteld bij besluit van 25 mei 1759, te voldoen. Het is goedgekeurd dat de directeur en het genoemde opperhoofd zich tot de Engelsen, aan wie deze handel door de moslimregering exclusief was overgedragen, hadden gewend, om salpeter als ballast voor de retourschepen te verwerven. Tenslotte ontvingen zij dit van hen voor de retourschepen. Later werden nog 7790 zakken salpeter te Batavia ontvangen met de Bronstee, Osdorp en Langewijk. Wegens het belang van zaken als de handel in opium en salpeter, en de uitbreiding van de fortificaties, worden ze wegens de kritieke tijden in het geheim behandeld. Verwezen wordt naar drie geheime brieven uit Bengalen van 21 november 1758, 16 februari, 14 en 18 maart 1759, naar het geheime besluit van 26 juli en de aparte brief naar Bengalen van 10 augustus 1759. Het stemt tot tevredenheid dat de koopwaren op de verkopingen van 26 en 15 november 1758, en 6 maart 1759 een goede opbrengst hebben geleverd. De rendementen zijn te vinden in de brieven uit Bengalen van 21 november 1758 en 15 maart 1759. Op een bedrag van ƒ 207.231 bij inkoop, waaronder geen specerijen, is een zuivere winst van ƒ 244.036 behaald. Wel is het het bestuur voorgehouden dat het niet bevoegd was het tin en lood onder de vastgestelde prijs te verkopen. Als er hiervoor geen kopers waren, dan had er geen nieuwe eis gedaan mogen worden. Er is bevolen deze delfstoffen niet meer onder de prijs te verkopen, maar het lood dat nog toegezonden is, mag nog voor ƒ 16,15,- de 100 lb, of de prijs die het bij de laatste verkoping haalde, van de hand gaan, omdat er te Batavia een ruime voorraad is en het niet voordeliger afgezet kan worden. De peper mag niet onder de vastgestelde prijs van ƒ 44,- de 100 pond verkocht worden. Wordt deze niet gehaald dan moet de peper met de retourschepen naar Nederland worden gezonden. Volgens de opgave van 21 november 1758 is de cardamom, asa foetida en het Suratse katoen met verlies van 35, 443/4 en 453/4 % verkocht. Volgens het besluit van het bestuur in Bengalen van 15 november 1758 is dat veroorzaakt door een uurdere aanrekening van 125, 250 en 60 % vergeleken met het jaar 1756. De visitateur-generaal, om opheldering gevraagd, berichtte in zijn rapport, dat op 23 oktober 1759 behandeld is, dat het katoen en de cardamom recentelijk lager dan in 1756 was aangerekend en tevens dat de asa foetida, die in 1757/58 in een hoeveelheid van 6300 pond was aangevoerd, met geen 250, maar 100% duurder was aangerekend en met verlies verkocht is. Hij voerde aan dat dat gom in Batavia was ingekocht en eerder minder van kwaliteit was dan hoger was (Het bericht van de visitateur-generaal is direct naar Bengalen gezonden met bevel zich te verantwoorden aangerekend, en in de boeken van de medicinale winkel te Batavia was afgeschreven. Tevens blijkt dat de laatste verkoop 50 % nadeliger dan in 1756 is geweest, toen maar 50 pond was verzonden wat zeker een restant was.) Wij hebben dit poinct nodig geoordeelt eenigsints te extendeeren, om U Wel Edele Hoogagtb. te doen blijken hoe weynig staat dikwijls te maken is op de Bengaalsche opgaven omtrent zaken van die natuur die, zonder eenig ondersoek na de ware oorsaken dezer verliesen, bij hunne brieven zomaar opdissen. Evenals of men hier op Batavia geen genoegsaam reguard sloeg, om de goederen met hare ware inkoopsprijsen, maar met capitalen hoger aan te reekenen, waarvan het contrarie duydelijk bij 't voorschreve berigt aangetoond word. Fol. 1624r-v. en voortaan zulke onjuiste beweringen achterwege te laten. Dat de cauris de Manilhas met een winst van 391/2 % verkocht zijn, hoewel de directeur bij het besluit van 26 april 1758 een winst van 141/2 % gegist had, is aangenaam. Er is gevraagd waarom er daarvan geen eis is gedaan en om op te geven wat achterwege bleef, welke soorten chanco's verkocht zijn. In de brief van 21 november 1758 staat dat te Patna, wegens het ontbreken van andere waren, slechts de voorradige specerijen zijn verkocht. In de brief van 11 november wordt gemeld dat ze in een heel jaar geen koopwaren hebben gehad. Er zijn geen redenen waarom er gebrek zou zijn. De dienaren is bevolen hier beter op te letten en uit te leggen waarom er gebrek is geweest. Op de eisen in de brieven van 21 november 1758 en 15 maart 1759 is o.a. 20.000 pond harpuis voor eigen gebruik gezonden, en voor Patna 100.000 pond aluin om daar nog wat goederen voor verkoop te hebben, hoewel de winsten daarop gering zijn. Het bestuur is geschreven dat voortaan geen aluin, zwavelaarde en calaturshout meer gevraagd mag worden voor de handel. Het eisen van de laatste twee goederen voor handel in Bengalen was al bij besluit van 6 juli 1758 uitgesloten, omdat de vervoerskosten te hoog waren in verhouding tot de geringe waarde en winsten. Bij besluit van 23 maart 1759 is 200.000 pond Perzische koperwerken, die te Batavia overtollig waren en op Coromandel niet te verkopen waren, naar Bengalen gezonden om daar eventueel onder de recente verkoopsprijs te verkopen. Uit Nederland is aan medicamenten kalambak, die ƒ 4,- en radix china, die ƒ 1,- het lb kost, gevraagd. Omdat deze uit China komen, kunnen ze goedkoper uit Batavia gezonden worden. Het bestuur is bevolen hier bij bestellingen beter op te letten. Het verzoek in de brief van 15 maart 1759 om in plaats van de moeilijk te verkrijgen salpeter een ruime hoeveelheid koffiebonen als onderlaag voor de retourschepen te krijgen, kon niet meer behandeld worden, omdat deze schepen reeds vertrokken waren. Omdat het Bengaals buskruit slechts geschikt is voor saluutschoten, is opgedragen daartoe geen ander buskruit te gebruiken en het slechts daarvoor in te kopen. Op 23 februari en 9 maart is besloten jaarlijks door Coromandel 10.000 pond te laten leveren, maar op een bestelling van 12.000 pond is 10.000 pond uit Batavia gezonden, mocht Coromandel niet in staat zijn te leveren.) Bengaalschen provisioneelen geldeysch van 33 thonnen te laten voldoen, in dier voegen dat vanhier 12 thonnen aan gemunt goud en staafzilver en van Chormandel de aldaar in voorraad leggende 9 thon aan ropia’s en ducatons zouden gezonden worden. Terwijl men staat maakte dat de ministers, evenals in ’t voorleden jaar, direct uyt Nederland 12 thonnen na de Indiasche valuatie stonden te ontfangen en wij naderhand nog bij besluyt van den 24e julij geresolveert hebben, om met de twee aangelegde scheepen Vlissingen en de Princes van Oranjen nog 4 thon aan bhaar zilver derwaarts te zenden. Fol. 1629v-1630r. Voor ’t overige hebben wij bij besluyt van den 1e mey passato gearresteert den (Zo kan het bestuur zich daarvan bedienen en het moest t.z.t. toch daarheen gezonden worden. De kosten voor de Patnase vloot voor het aan- en afvoeren van koopwaren beliepen, volgens de memorie bij het besluit van 19 december 1758, van eind juni 1757 tot eind juni 1758 ƒ 57.209, waarvan de kosten van ƒ4491, gedragen door de moslimkoopman Choja Wazit voor overslag van salpeter te Jellingij, reeds zijn afgetrokken. Dit is hoog en ƒ 15.222 meer dan het jaar ervoor, of liever ƒ 10.840 meer, als er ƒ 4382 is afgetrokken waarmede de rekening van het jaar ervoor te weinig belast was. De kosten zijn hoog door de veelvuldige overslag van de retouren van Bhagalpur naar Jellingij voor ƒ 21.586. Dit wordt nu aanvaard, maar als ze weer meer dan de vastgestelde 4 % bedragen, moet de overschrijding voor 1/4> % of een 1/2 % op de retouren worden verdeeld. De verpachting van de inkomsten van Compagnies dorpen en markt Mirzapur, op voorwaarden overeenkomstig het (Het is goed beleid dat er, zoals gemeld in de brief van 21 november 1758, van de Engelsen vergoeding is gevraagd namens de reders voor het vergaan van het particuliere scheepje de Anna, dat wegens gebrek aan loodsen in de rivier van Bengalen strandde. De Engelse loodsen lieten dit gebeuren, terwijl de Engelsen de Nederlandse loodsboten de vaart naar Balasore reeds verhinderden. Er is ook geprotesteerd tegen alle schade die de Compagnie en haar onderhorigen hierdoor zouden lijden. Omdat geen genoegdoening werd gegeven, is in een brief van 10 september 1758 de Engelsen nog eens uiteengezet waarom schadeloosstelling voor deze reders werd geëist. Alle stukken hierover zijn in een aparte bundel in Batavia ontvangen. Ze zijn zo bondig en goed opgesteld dat ze, volgens besluit van 3 augustus 1759, naar Heren XVII worden doorgezonden met het verzoek zich het belang van betrokkenen aan te trekken.) Omtrend de inlandsche zaken staat bij der ministers meergemelte letteren van den Met betrekking tot de vrije vaart en handel ons tot bevreemding voorgekomen zijnde uyt besluit van 29 december 1754, bracht voor 1759 ropia’s 10.350, of ƒ 16.301, op, d.w.z. ƒ 2835 meer dan het jaar ervoor.) der ministers letteren van den 15e maart passato, dat zij aan het scheepje de Anna Dorothea op den 16e february een pas verleend hadden over Chormandel naar herwaarts, alzo zulks ten eenemaal strijdig is met het placcaat van den 29e maart 1754, verbiedende alle particuliere vaart en handel, zonder onderscheyd, van de west van India na deze hoofdplaats, zo hebben wij hen de observantie van geduide ordre met nadruk aanbevolen. Fol. 1631v-1632r. 21e november en 15e maart, mitsgaders hier en daar in de secreete resolutiën en brieven omstandig vermeld, hoe de Compagnie tot heden, zonder daartoe van haere zijde ooyt eenige redenen gegeven te hebben, voornamentlijk heeft moeten ondergaan de nadeelige gevolgen van de violente staatsverwisselingen en troubleuse omwentelingen van zaken in de regeering van Bengale. En die door onwettige bevelschriften tot stremming van Compagnies vrijen en gepriviligeerden handel, onbillijke arresten op 's Compagnies op- en afgevoerde geld en goed, geweldadige uytsluytingen uyt de voornaamste takken des handels, allerhande onregtvaardige geldafperssingen, mitsgaders violente knevelarijen, in steede van te verminderen of op te houden, eer schijnen van erger tot erger over te slaan. Onder dezelve hebben wij niet zonder verdriet gezien de onderhandelingen, waarin de ministers zig met den thans regeerende nawab Jaffer Ali Chan over de nesserane, of de sogenoemde vrijwillige gifte, die aan de nieuwe nawabs bij de aanvaardiging der regeering voor het vernieuwen van de generale firmans en voorige privilegiën afgelangt word hebben moeten begeven. En dat zij, in plaats van vrij te raken met de gewone nesserane, desselfs eysch niet eens met 50 a 60.000 ropia’s hebben konnen voldoen, maar eyndelijk genoodzaakt zijn geweest, tot voorkoming van grootere onheylen en nadeeliger gevolgen, nadat alle aangewende maatregulen en beraamde middelen van geen het minste succes waren geweest, zig te verbinden tot de afgave van een enorme somma van ropia’s 100.000,-, voordat gemelte nawab gedisponeert heeft konnen werden tot de afgave van een generaal bevelschrift tot het oeffenen van onsen vrijen handel, die in ’t geheel tot die tijd op een violente en geweldadige wijse gestremt en gesloten was geworden. Terwijl daarenboven ’s konings diwan, zijnde des nawabs zoon, het voorbeeld van zijn vader volgende, kort daaraan almede met een prætensie opkwam, begeerende de helft van ’tgeene de vader getrokken hadde. En om de onse tot voldoening van deze onwettige knevelarijen te constringeeren, eerst eenen sjobdaar, of staffier, op ’s Compagnies wackiel, of hofganger, stelde, mitsgaders naderhand deze schandaleuse mishandelingen, die op de geheele Hollandsche natie redunderen, verdubbelende, den hofganger in arrest zetten liet, schoon dezelve op een gepresenteerde arsie door het Cassimbasaarsch opperhoofd Vernet en op de voorspraak van ’s nawabs diwan en requestmeester, na verloop van eenige dagen uyt dat arrest weder ontslagen wierd, zonder dat er verder van die pretensie, zedert de gegevene ordre der ministers om die in ’t geheel te ontleggen, iets vernomen was. Wij hebben uyt het beloop der zaken en omstandigheeden niet anders konnen merken of der ministers gedrag in dezen gehouden is irreprochabel geweest. En hebben derhalven hare genomene maatregulen voor wel gedaan gehouden, uyt consideratie dat tegen Tot een vervolg dezer netelige en nadeelige affaire, halen de ministers bij missive van den zulke straffe attentaten en verongelijkingen, waarover men ten uyttersten gevoelig en aangedaan is geweest, niet anders te doen is, als zig met geduld te wapenen, tot tijd en wijle de gelegentheid zig eens favorabeler voor de Compagnie zal komen op te doen, om daarover represaille te konnen neemen, met ordre aan de ministers, om het voorsz. afgedwongen montant van ropia’s 100.000,- op reekening van geweldadiger wijse afgeperste gelden te laten afschrijven. 15e maart aan dat de Houglijse fausdaar ’s Compagnies van Cassimbasaar afgekomene vaartuygen de novo hadde laten arresteeren en dat de daartegen gedane klagten ten hove vrugteloos waren geweest. Nademaal de nawab, in steede van een perwanna op gemelte fausdaar te verleenen tot largatie der vaartuygen, op het versoek van het Cassimbasaars opperhoofd te kennen had gegeven dat men zijn gegeven woord moest houden, om dien fausdaar, die quasi als mediateur in de voorschreve onderhandelingen met den nawab hadde geageert en aan wien bij ’t wel reüsseeren een som van ropia’s 25.000 belooft was, tevrede te stellen. Waartoe de ministers vreesen genoodzaakt te zullen werden. Wij hebben, in hope dat deze hatelijke affaire ten besten zal wesen afgemaekt, egter daaromtrend aangemerkt dat het een wenschelijke zaak geweest zoude hebben, indien de ministers hadden konnen vermijden het met dien fausdaar aan te leggen en aan denzelven ’t voorsz. montant voor mediatiepenningen te beloven, aangezien dezelve dog niets tot spoedige afdoening der nesserane gecontribueert heeft, maar zulks door een ander canaal bewerkt is geworden, en gemelte fausdaar egter om de voldoening van die somma blijft aanhouden, onder eene recommandatie aan de ministers om in alle zulke netelige affaires met de inlandsche regenten de uytterste voorzigtigheid en beleyd te gebruyken. dat de ministers bij gemeene missive van den 15e november 1758 communiceeren, namentlijk dat de Engelschen niet nalieten ons den voet in alles dwars te zetten, daartoe gebruykende de inlandsche regeering, die aan haar zo gesubordineert was dat dezelve zonder hare permissie of approbatie niets durfde onderneemen, terwijl de gouverneur Clive in Bengale genoegsaam en chef regeerde, schoon zij aanmerken dat de standhouding van die magt onzeker was, etc. Nademaal dit zaken van die aangelegentheid en consequentie zijn dat, indien de ministers daarvan al iets op een verzekerde voet bekent geweest was, zulks door den directeur bij een secreete brief hadde behoren verhandet te werden, om zoveel mogelijk voor te komen alle kwade suspiciën die de Engelsche natie uyt de divulgering van zulke verhalen ten onsen nadeele zoude kunnen opvatten. 'Tgeen wij hen gerecommandeert hebben voortaan in agt te neemen, om uyt diergelijke zaken met hen, nog met de inlandsche regeering, in geen broullerijen te geraken, die dog altijd tot nadeel van de Compagnie uytvallen. Temeer het de Engelsche aan nadeelige suspiciën niet schijnt te ontbreken, gelijk blijkt uyt haar verwijt op de protestatie der ministers over de door hen aangedane traverses dat zulks haar eygen schuld was, schoon zulks door de ministers bij missive aan het Calcats ministerie van den 18e januarij wederlegt is. Fol. 1633v-1640v. eigenaar van de brigantijn Dorothea, een protest en verklaring, die gevoegd zijn bij het besluit van 19 december 1758, heeft ingediend dat hij en zijn schip, op weg van Pondicherry naar Machilipatnam, door een schip, gecommandeerd door een kapitein Down, onder Hollandse vlag was geconfisqueerd en onder Engelse vlag naar Calcutta was opgebracht en krijgsgevangen verklaard. Hij had vernomen dat het schip te Batavia was uitgerust en van een pas was voorzien, en tevens dat de reder een zekere Gardin was, een ingenieur in Batavia. Het bestuur had dat schip en de brigantijn met bemanning en lading opgeroepen en erop aangedrongen de pas te mogen zien. Calcutta had daarop, ook na herhaald verzoek, niet geantwoord. Uit de lijsten van de sjahbandars te Batavia blijkt dat er in 1758 geen pas aan een Gardin, noch aan een Down is verleend, waarom op 3 augustus 1759 is besloten dat, als er een pas gevonden wordt, deze vals is. Wegens het gewicht van deze zaak is de advocaat-fiscaal opgedragen onderzoek te doen en een rapport op te stellen. Tevens zijn de lijsten van verleende passen naar Coromandel en Bengalen gestuurd en is het bestuur in de laatstgenoemde vestiging bevolen het protest te Calcutta te herhalen en nader onderzoek te doen. Wordt de misdadiger gevat en schuldig bevonden, dan moet een proces wegens Onder het geschrevene omtrent de vreemde natiën, is ons van remarque voorgekomen (Het bestuur schrijft in zijn brief van 15 maart 1759 dat een zekere Pierre Marsouin, kapitein en zeeroof worden opgemaakt en dit met hem aan het bestuur te Calcutta worden aangeboden met de eis van vergoeding van kosten en schade. Het is het bestuur voorgehouden dat de lening aan de Franse compagnie bij besluit van 30 mei en 4 september 1758 van ropia's 15.000 à 3/4 % rente per maand vermeden had kunnen worden wegens eigen geldgebrek en het feit dat de Fransen geheel uit Bengalen verdreven zijn. De lening is niet goedgekeurd en voor rekening en verantwoording gelaten van degenen die er hun stem aan hebben gegeven. De gewone jaarlijkse geschenken aan de regenten te Murshidabad bedroegen in 1755/56 ƒ 1230 bij inkoop en ƒ 3246 bij verkoop, wat bij inkoop ƒ 166 minder en bij verkoop ƒ 74 meer is dan het jaar ervoor. Deze bedragen en de schenking aan de dienaren van de munt van ƒ 305 bij inkoop en ƒ 677 bij verkoop worden, daar ze niet buitensporig zijn, goedgekeurd. De gewone geschenken te Kasimbazar aan duan Raja Coenjoe en diens duan Raja Iegdies van ƒ 189 bij inkoop en ƒ 398 bij verkoop zijn goedgekeurd, omdat secunde Arend Jacob de Wilde ze bij het bezoek noodzakelijk moest geven. Ook het geschenk van ƒ 63 bij inkoop en ƒ 140 bij verkoop voor de hofmeester van de kleine nawab is goedgekeurd. De hofuitgaven of zichtgiften aan de derbaar te Kasimbazar bedroegen in 1757/58 ƒ 6894, d.w.z. ƒ 1454 minder dan het jaar ervoor, en die te Patna ƒ 4404, d.w.z. ƒ 658 minder dan het jaar ervoor. Ook de jaarlijkse peshkash voor 1757 t.w.v. ƒ 43.115 zijn goedgekeurd. De gewone jaarlijkse geschenken aan de vice-gouverneur en overige regenten van Hooghly voor 1757/58, en te Patna, zijn wegens gebrek aan specerijen niet gegeven. Er zijn sinds de brief van 15 maart 1758 geen buitengewone geschenken te Hooghly en Patna gegeven, noch zichtgiften te Dhaka en Balasore. De uitgaven aan reparaties en timmerwerk aan gebouwen en fortificatie zijn gelukkig matig gebleven, namelijk volgens de brief van 15 maart 1759 in 1757/58 maar ƒ 11.695, d.w.z. ƒ 16.274 minder dan het jaar ervoor, maar de verklaring door de opzichters van de hoge kosten in 1756/57 van ƒ 40.430 is onvoldoende, daar zij zeggen dat zij toen geen opzichters waren en dus niet over de prijs en arbeidslonen kunnen oordelen. Hun was slechts gevraagd of wat opgevoerd was, behoorlijk gedaan was, en het blijkt dat het opdragen van zulke tijdelijke opdrachten aan mensen die daarvan geen grote kennis hebben, niet voordelig is, omdat ze of de schuld aan een ander geven of met allerlei schijnbare excuses aankomen, zodat er geen vergoeding valt op te leggen. Op 3 augustus is besloten iemand aan te stellen die het vak verstaat en van wie verantwoording en desnoods vergoeding valt te eisen, als er mankementen zijn. Derhalve is tot permanent opzichter van de werken te Hooghly vaandrig-ingenieur Claude Ogerdias benoemd, die van Coromandel, waarheen hij in juni vertrokken was, naar Bengalen moet gaan. Goedgekeurd zijn de kosten voor herstel van de wijkende ringmuur van de verblijven waar de munters verblijven te Kasimbazar van ƒ 214, voor herstel en onderhoud aan gebouwen te Patna, Chupra, Singia, Fatwa en Mau van ƒ 2051, d.w.z. ƒ 1,4,- meer als het jaar ervoor, en tevens buitengewone reaparatiekosten aan de loge te Patna en het pakhuis te Singia van ƒ 477. Voorts zijn gepasseerd deƒ 450 betaald te Balasore voor reparatie en opmetselen van de gescheurde muren en het plat van de woning, en van de ingestorte buitenmuur van de loge, en tevens ƒ 262 voor de nieuwe poort te Dhaka. Aan de laatstgenoemde plaats mag voor zulke werken geen cent meer gespendeerd worden. Zoals uit de brief van 15 maart 1759 blijkt zijn in vergelijking met het jaar daarvoor de negotieboeken over 1757/58 gunstig gesloten.) bedragen hebben, terwijl de winsten daarentegen geaccresseert zijn tot een montant van ƒ 454.579,18,- zijnde wel ƒ 192.605,6,8 meer dan 't vorige jaar, zodat de Bengaalsche directie jongst in tegenstelling van 't boekjaar 1756/7 tevoren geraakt is een aansienelijke somma van ƒ 251.333,6,-. En wijl ons zulks zeer aangenaam geweest is te mogen ontwaren, zo hebben wij ook redenen gehad de ministers in 't generaal te louangeeren over haar betoonde ijver en oplettentheid in dezen, en over de Patnase bediendens in 't bijzonder ons genoegen te betuygen, nademaal de aldaar behaalde winsten tot ƒ 106.808,-,8, zijnde ƒ 86.253,5,- boven die van 't jaar bevorens, veel gecontribueert hebben tot de generale vermeerdering der winsten. Fol. 1648v-1649v. (Er wordt op gerekend dat de dienaren trouw en eerzaam zullen voortgaan met vermeerdering van de inkomsten en vermindering van de uitgaven. Verandering onder het personeel. De onderkoopman, kassier en secretaris van de Politieke Raad te Hooghly Michiel Bastiaanse mag rechtstreeks repatriëren, mits hij dubbel borg staat voor zijn gedane administratie; de assistent Otto Willem Falck wordt in zijn plaats benoemd met de rang van onderkoopman. De provisionele aanstelling van Johan Maurits Doeve tot dispensier en factuurhouder in plaats van de overleden onderkoopman Pieter Johan Ribout is bevestigd. De vervanging van de overleden onderkoopman Alzo de generale lasten maar ƒ 388.285,4,8, ofte ƒ 58.720,-,8 minder dan 't jaar bevorens, 2.887,1, 21.751,-, ,, 8 dito 12.366,1, ,, 13 ,, 21 55.349,14, Sestergantij bruyn blauw gemeen gebleekt bethilles Calewapho Jacob Johan van Hoorn door de onderkoopman Cornelis van Rietfeld als tweede pakhuismeester komt te vroeg, gezien de omstandigheden waarin deze zich heeft bevonden; op die plaats is benoemd de te Patna geplaatste onderkoopman Jan Albert de Wijs. In afwachting van werk zijn van Batavia naar Bengalen gezonden de onderkooplieden Jacobus Lommert van Gessel en Jacobus Aansorg. Daar drie officieren, waaronder één vaandrig, voor het garnizoen te Bengalen van 250 koppen te gering is, mag de dir ecteur nog een vaandrig aanstellen. Voor verdere huishoudelijke maatregelen etc. wordt verwezen naar de vergaderingen van 26, 30 en 31 juli, en 3 augustus, en naar de verzonden algemene brieven van 14 februari, 10 en 15 juni en 10 augustus 1759. COROMANDEL Sinds de generale missive van eind december 1758 zijn met de Tulpenburg op 14 maart 1759 via Ceylon brieven van 6 december 1758 en 3 januari 1759 ontvangen. Vervolgens kwam met de particuliere sloep de Tartar op 24 maart 1759 een adviesbriefje uit Pulicat van 5 februari aan, en vervolgens op 9 juni met de Lycochton brieven van het personeel in Bimlipatam, Jagannathpur en Pulicat van 12 februari, 5 maart en 5 april 1759. Op 1 juli werden met de Oudkarspel de gewone en aparte brieven van 17 april ontvangen en tenslotte op 15 november 1759 met de Leiden die uit Pulicat en Jagannathpur van 3 september en 6 oktober 1759. De aangevoerde lading van de Lycochton, Oudkarspel en Leiden bestond uit) 8880 pees of 111 pakken baftas 640 1500 2500 700 200 2200 2400 800 8100 1400 640 160 3000 6720 4160 400 1200 - ,, - ,, - ,, - ,, - ,, 8 ,, - ,, 8 ,, - ,, 8 ,, 8 ,, 8 ,, ,, - ,, 8 ,, 8 ,, - ,, - brandams chelassen cust cambayen diverse fijne 382, 1, 8 22.644,-, bruyn blaauw ,, 1 ,, 17 neusdoeken ,, ,, ,, ,, ,, committers Ternatanes supra fijne ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ruwe rode 15.686,15, 17.050,17, gebleekte ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ boelangs 1.260,14, 3.686,18, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 50.520,1, 21.585,6, 1.384,18, dito dito dito dito 5.819,10, dito dito dito ,, 81 ,, 14 ,, 20 ,, 26 ,, 22 ,, 2 ,, 13 9.055,8, 1.528,7, allegia otizaals ,, ,, 7 2 ,, ,, 4 6 ƒ 8.151,11, dito chitsen ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ dito ,, 4 13.266,6, - ,, ,, 12 ,, 53 ,, 86 ,, 99 ,, 730 ,, ,, 15 ,, 8 ,, 3 pees of 1 2400 160 pees of 14 560 - ,, 3930 8 32.200 ,, - 2120 ,, - 3440 ,, 14.720 pees of 368 120 320 880 1200 400 4100 2000 9300 800 1200 3600 20 400 1950 pees of 14 5120 1000 pees of 2 - ,, 8 ,, - ,, 8 ,, - ,, 8 ,, - ,, - ,, - ,, - ,, ,, 8 ,, - ,, - ,, 31 ,, 41 ,, 8 ,, 2 ,, 4 ,, 17 ,, 36 ,, ,, - 4 ,, ,, 8 5 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, dongrijs gebleekt met roode hoofden - dito ruwe met roode hoofden dekens gecattoeneerde guinees fijn gebleekt dito gemeen gebleekt ,, dito ruw gebleekt ,, dito oude Compagnies zoort - blauwe cust dito Engels zoort van Coedeloer tot monster - gingam beddetijk dito dito dito dito penasse grongam onderbroeks taffachelas hembden cust longrijs moerissen fijne witte dito dito gebleekt bruyn blauw rode Engels zoort dito dito tot monster - monteering rokken en broeken neusdoeken cust parcallen fijn gebleekt ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 4.132,5, 293, 17, - 2.423,18, 66.261,5, 273.443,1, 20.058,5, 44.440,8, 203.126,18, 1.444,10, 1.411, 17, 2.880,12, 4.049, 7, 4.892,11, 44.207,18, 3.066,15, 23.740,-, 6.210,17, 7.612,9, 20.872,12, 102, 10, 8 6.659,-, 14.055,1, 11.575,16, 3.389,2, ,, 76 ,, ,, 1 3 ,, ,, ,, 9 ,, 1 ,, ,, ,, 33 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 55 ,, 76 ,, 127 ,, 225 ,, 10 ,, 27 ,, 5280 - 12.160 ,, - 160 ,, ,, 600 8 31.500 ,, - ,, 4400 - 7600 ,, - ,, 720 - 18.000 ,, 8 80 ,, 4200 pees of 161/2 ,, 2400 6820 2580 160 240 50 50 20 50 9000 292.643 100 12 133.000 9 69271/2 2 ,, 3 ,, 1 ,, 1 ,, - ,, ,, - ,, 30 8 ,, - ,, - ,, - ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, - ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 10 calleatourhout gedroogde gember 2.6391/2 pakken te samen lb. 8 ,, pees paarden 8 ,, 8 ,, lb. arduyne vloersteenen proefjes goud specerijen bedurvene diverse arthillerijgoederen 8 't aangerekende bedraagt 8 somma 18, dito dito gemeen dito bruyn blauw dito Pattamaraphoe gemeen ruwe roemaals in zoort salempoeris gemeen gebleekt dito dito dito fijn dito gemeen ruw bruyn blauw gebleekt dito Engels zoort tape Java nieuw slag dito Sabagey dito novo ley de Cristang tape fijne ruwe gebleekt zeyldoek fijne dito dito gemeen dito dito dito bruyn blauw vergulde chitsen fijne dito roggevellen 12.504,2, 36.481,15, 358, 14, - 1.571,2, 173.843,18, 19.916,12, 48.625,12, 3.073,6, 105.388,16, 506, 16, - 10.209,13, 6.533,17, 21.035,14, 8.175,16, 602, 6, - 938, 11, - 301, -, - 290, 19, 8 80, 16, - 678, 18, - 1.825,2, 9.242,17, 50, 2, 8 5.582,-, 3.121,9, 49, 7, - -, -, - 30.929,12, 50.633,12, 1.586.779, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - Fol. 1653r-1654r. ( Naar Coromandel zijn gezonden de bark de Mossel op 14 februari, de Eendracht, Leiden, Bleiswijk, Welgelegen, Visvliet, Huis ten Donk en de Wereld op 10 en 16 juni, de Vrouwe Rebecca Jacoba en de Prinses van Oranje op 16 augustus, de Vrijburg op 21 september, en de Kattendijke en Lekkerland op 20 oktober 1759. De lading bestond uit:) mq. trois 2817228.770/288.000 off 2471 mq. 9 quent 11305.616/576.000 gr. goud bij gewigt 29.300 matticaal goud bij gewigt 9921/4 mq. markrealen 6200 pees ducaten goude Nederlandsche ƒ 8 ƒ - ƒ - ƒ 241.725,-, 988.566,-, 28.800,1, 40.920,-, Koopmanschappen ijzer in zoort ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 61.120,-, 1.002,4, 4.920,-, 319, 14, - 167, 5, - 175, 4, - 6.600,-, 127, 18, - 245, -, - 2.605,8, 2.041,19, 698, 12, - 3.211,12, 924, -, - 8.958,15, 25, -, - 15, 5, 8 115, 4, - 463, -, 8 22, 7, - 95, 9, 8 50.095,17, 10.707,2, 132, 16, - 3.808,7, dito candij looth Hollands salpeter Bengaals koper Japans in staven plat looth goenijs lange Bengaals zuyker poeder - ,, - ,, spijkers in zoort ,, slootplaten ,, bossen bindrottings lb. - ,, pees lb. - ,, - ,, ,, - ,, foelij of macis balen cattoen Soerats - flessen rosewater pees notenmuschaten geconfijte kelders gedistilleerde wateren inlands pees 200.000 lb. 10.022 41.000 2721 1115 1050 40.000 1122 1000 30.155 15.193 5000 8029 1540 100 50 100 4 2 Aan essay en verscheide andere gereedschappen ,, ,, In aanreekening ,, geschenk voor 2 percento Bataviase ongelden kramerijen diverse wapenen en ammonitiegoederen 8 peper swarte geharpte Bantamse garioffelnagulen lakenen in zoort - - ten goede brenging ƒ 160,16,- Administratiën 294, 2, - ,, ,, dito - ƒ - ƒ 46.494, 1.505.103, Somma 5, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 8 1.286,18, - 13.082,13, - 18.723,11, - 1.143,4, 8 8.846,8, - - 3.107,7, 10, -, de kleene winkel ,, arthillerij ,, wapenkamer ,, equipagiewerf ,, medicinale winkel 't provisie maguasijn ,, ijzer ,, ambagtsquartier 3, Fol. 1654v-1655r. (Met het vroegscheepje de Mossel is per brief van 14 februari 1759 bevolen van de schepen die rechtstreeks uit Nederland naar Bengalen zijn gezonden, geen militairen te Coromandel van de schepen te halen. Bovendien is het verboden om textiel met enkeldeks scheepjes mee te geven, omdat die meer aan lekkage onderhevig zijn dan de grote schepen. Het is meermaals ondervonden dat de textiel beschadigd is aangekomen. In de vergadering van 25 mei 1759 zijn de brieven uit Coromandel van 8 juli, 3 september, 22 oktober en 6 december 1758, en die van 3 januari 1759 behandeld, en tevens de brieven van het bestuur te Jagannathpur, Bimlipatam en Palicol van 10 en 20 september, 2, 9 en 16 oktober 1758 en 5 februari 1759. Wat betreft de textiel is in de brief van 6 december 1758 ongaarne gezien dat er in 1758 maar 2629 pakken zijn ingekocht, wat 586 minder is dan het jaar ervoor. Omdat het aan onlusten is te wijten, moet dit maar aanvaard worden. Het bestuur is er wel op gewezen dat de ontbrekende roemaals en chela's longijs uit Machilipatnam best te Pulicat en Jagannathpur waren te verwerven geweest, en dat kumitirs, waarvan bijna niets werd verkregen, te Porto Novo of Tegenapatnam ingekocht hadden kunnen worden. Er is bevolen dit alsnog te doen. Bovendien is gevraagd te verklaren waarom van 100 pakken grove textiel, besteld voor de medicinale winkel te Batavia, maar 32 werden geleverd, van de bestelde 3000 paar kousen niets, van 7000 stuks hemden voor het garnizoen en de hospitalen voor de laatste maar 3000 stuks en de eerste niets. De twee kantoren Pulicat en Jagannathpur, waar het geverfde goed het allerbeste geleverd kan worden, moeten opgeven in hoeverre de kooplieden daaraan kunnen voldoen. In plaats van ontbrekende salempuris mogen voor Nederland en Azië murissen van 11/2 el breed en 21 cobido lang ingekocht worden, maar geen andere, tenzij 8 à 9, en 10 cal. Het is een goede zaak dat, volgens de brief van 30 september 1758, de aftredende gouverneur Steven Vermont na het ontvangen van goede monsters textiel) ---van de Tegenepatnamse kooplieden, welke, mits het overgaan van 't Engels fort St. David aan de Francen, zig omstreeks Porto Novo hadden neergezet, besloten had een parthij guinees van 8 caal, salempoeris van 10 caal en blauwe neusdoeken van 1 el door dezelve ter preuve te laten vervaardigen, om na gedane bleeking te werden gelevert tegens de volgende prijsen, als 't corgie guinees ,, ,, ,, ,, Fol. 1659r-v. (Als van het guinees niet veel in te zamelen is, moet zoveel mogelijk verworven worden, maar van de smalle salempuris en dito neusdoeken moet slechts een monster gezonden worden. Het is goed dat het bestuur volgens zijn brief van 6 december 1758, ongeacht de bezwaren van de kooplieden te Nagapattinam te leveren tegen de voorgaande prijzen en speciaal tegen het maken van nieuwe monsters, hen had overgehaald tot het sluiten van contracten zonder verhogingen. Maar het verzoek tot een matige verhoging van de prijzen van de nieuw aangemaakte monsters is als niet op het geschikte moment en absurd van de hand gewezen. Het ontbieden van de kooplieden van Porto Novo naar Nagapattinam om contracten af te sluiten vertraagt de zaken eerder dan dat ze ze bevorderen. De contracten moeten op de productieplaats worden afgesloten. Het opperhoofd te Jagannathpur Abraham van Weijdon en secunde Dirk Vrijmoet hebben, conform de opdracht, in hun schrijven aan het bestuur lang 48 à 49 en breed 11/2 el tegens pagode 481/2 241/2 123/4 salempoeris ,, 22 en breed 1<1/8 el tegens neusdoeken à 15 enkelde doeken aan een stuk tot ---4 pakken Nagapatnamse 3e zoort met 2 percento schaars advans, 4 dito Porto van 13 oktober 1758 de redenen en motieven van de verslechtering van de textiel aldaar aangegeven. Heren XVII hadden hierover geklaagd bij hun eis van retouren voor 1758. De opmerkingen van de dienaren worden meegezonden en zijn op vele punten strijdig met de waarheid. Er is hun en het bestuur meegedeeld dat wat er ook beweerd mag worden, niets het accepteren van ondeugdelijke kwaliteit rechtvaardigt. Er wordt nog minder geloof gehecht aan de bewering van de dienaren te Jagannathpur, Palicol en Bimlipatam, zoals vermeld in de brief van 6 december, dat slechts met de grootste moeite goede kwaliteit guinees van het oude Compagnies soort te bemachtigen was en als die er was, de particuliere aanvoer zeer frequent zou zijn. In de vergadering van 12 juli 1759 is besloten de particuliere handel in dat soort guinees, zelfs tot 12 cal toe, te verbieden en tot contrabande te verklaren, en het bestuur daar te bevelen dat door aanplakbiljetten kenbaar te maken. De uitslag van het onderzoek door de gecommitteerden van het kledenpakhuis te Batavia naar het textiel in 1758 met de Jager en het Kasteel van Tilburg aangevoerd, is naar Coromandel verzonden ter verbetering van de gebreken. Dat het blauwgoed van Porto Novo en Nagapattinam slecht van kleur was en het guinees gemeen gebleekt van Bimlipatam veel te kort, heeft de Hoge Regering ertoe gebracht om een besluit hierover uit te stellen totdat bij verkoop de schade duidelijk is. De dienaren daar en op de onderhorige kantoren moet dit alles ernstig worden voorgehouden en aanbevolen het te herstellen. Wat betreft het alweer ontwaarde tekort aan draden in de murissen die met genoemde schepen zijn aangevoerd, is verwezen naar de opmerkingen in de brief van 15 oktober 1758. Uit de rendementen is gebleken dat van negen pakken guinees bruin blauw met de Admiraal Tromp te Batavia aangebracht) Novose 2e zoort met 71/2 percento ruym verlies, mitsgaders 1 dito Sadraspatnams 3e zoort mede met 17/8 percento ruym verlies verkogt zijn, en dat dus op 't inkoopsbedragen van gemelde pakken tot ƒ 5043,4,8 verloren is een montant van ƒ 146,8,8. Fol. 1664r-v. een vergoeding van de mindere opbrengst onder 25 % opgelegd en het bestuur opgedragen om deze winstderving door de inzamelaars te laten vergoeden. Uit de brief van 6 december 1758 blijkt dat de kooplieden te Machilipatnam verklaard hadden dat neusdoeken van 11/4 el niet te leveren waren, omdat ze daar nooit vervaardigd zijn.) bezorgen en die zoort Jaggernaykpoeram of Palliacatta op te dragen, alsook de roemaals ordinaire als onnodig oordeelende daarom alleen het comptoir Masulipatnam op den presenten voet langer aan te houden. En dierhalven hebben wij ook gecondescendeert in de verzogte verlossing van den onderkoopman en eersten resident aldaar Jan Andries Dietlof, egter niet eerder dan nadat alles bevorens met hem zal verevend wezen, met ordre aan de ministers om in 't vervolg deze residentie eenlijk te laaten waarneemen door een adsistent en 2 à 3 inlanders en de overige manschappen aldaar bescheyden af te danken, als kunnende 't rood geweef dat Masulipatnam eertijds bezorgde, zeer wel te Palliacatta en Jaggernaykpoeram werden bekomen. Fol. 1665r-1666r. (Mocht er iets aan de gewone neusdoeken ontbreken, dan kan het opperhoofd te Jagannathpur die wel door een koopman daar laten leveren. Met verwondering is het besluit van het bestuur van 16 augustus 1758 ontvangen om de blauwververij te Sadras te staken, omdat er geen toezicht door kooplieden maar door ongekwalificeerden werd gehouden, zodat ze eerder een schadepost dan van nut voor de Compagnie was. De blauwververij te Sadras is veel beter dan die te Nagapattinam, zodat het textiel daarvandaan veel meer opbrengt. Dit is het bestuur aangetoond. Er kan geen ander argument voor sluiting aangevoerd worden. Als Nagapattinam geen textiel van betere kwaliteit kan leveren dan moet daar vanaf gezien worden. De ververij te Sadras moet onverminderd voortgaan. Er is naar Coromandel een memorie en enige monsters van textiel, door de onderkoopman en textielhandelaar Daniel de Bordes particulier uit Europa meegenomen, gezonden, om van ieder soort een proef voor Nederland te laten maken. De Bordes is naar Coromandel gestuurd om speciaal te Pulicat te werken en bij eerste gelegenheid de inkoop te Jagannathpur te inspecteren en daarvan verslag te doen. Uit de brief van 6 december 1758 bleek dat de verkoop van goederen in 1757/58, ondanks de onrust, gunstiger is uitgevallen dan in het jaar ervoor. De voordelen bedroegen ƒ 532.415, d.w.z. ƒ 54.987 meer dan in het vorige boekjaar. Dit (Om een voorbeeld te stellen en aan te sporen tot groter zorg, is de dienaren van genoemde drie factorijen Zo hebben wij besloten de ministers aan te schrijven van aldaar niets meer te laten geeft hoop op een verandering ten goede, hetzij doordat de onlusten ophouden, hetzij door een betere afzet. Het besluit van 29 november 1758 om aan bederf onderhevige of nutteloze goederen, of textiel die in de pakhuizen lagen in het openbaar te verkopen, is goedgekeurd. Tevens is toestemming gegeven om oude Perzische koperwerken, die voor pagode 87 de bahar van 480 lb niet te verkopen waren, tegen de hoogst mogelijke prijs af te zetten. Dit zal wel lukken, omdat door terugkomst van maar één schip uit Japan, de volledige eis van Japans staafkoper niet vervuld kon worden. Er valt niets te zeggen over de redenen voor de verkoop te Sadras van een restant geraffineerde kamfer van 723/4 lb, omdat deze veel minder gewild was dan de ruwe, of Satsumase, waarvan met de Radermacher 5000 lb was aangevoerd en die met 753/4 % winst verkocht was. Er is net als in 1758 wederom gevraagd om het rendement op benzoë en koffiebonen, die wegens hun slechte kwaliteit door de dienaren te Bimlipatam verkocht hadden mogen worden. Er is geïnformeerd hoe ze in zo slechte staat waren geraakt. Over de contanten staat in de brief van 30 september 1758 dat, wegens eigen tekort, slechts 36.000 pagoden naar Ceylon gezonden konden worden en dat 67.000 Suratse ropia's tevergeefs aangeboden waren. Deze waren in Coromandel voor de textiel niet meer nodig en daarom is besloten om al het zilver en dito specie naar Bengalen te laten zenden. Op 8 mei 1759 is besloten om 12 ton aan goud naar Coromandel te zenden, waaronder een ton aan Nederlandse dukaten en ƒ 28.809 aan markrealen om als mattham te dienen. In tegenstelling tot het briefje van 14 februari 1759, waarin een grotere hoeveelheid werd genoemd, is bevolen hiervan en van wat nog ontvangen wordt, niet meer dan een ton aan pagoden naar Ceylon te zenden. Immers, op 8 mei werd besloten drie ton aan goud, waaronder één ton aan dukaten, naar Ceylon en twee ton naar Tuticorin om met het stempel van Nagapattinam tot pagoden geslagen te worden, te zenden. Er is opdracht gegeven dat dit stempel met ander gereedschap en desnoods een essayeur daarheen gezonden wordt. In de brief van 10 juni 1759 is bevolen verschillende partijen goud niet te mengen voor het vermunten, omdat het verlies op iedere partij apart dan niet meer te berekenen is. Is vermenging niet te vermijden, dan moet iedere partij van tevoren apart berekend worden, maar vermunting per partij is beter. Uit een opgave van 26 juni 1758 bleek dat het mark fijn goud volgens de Bataviase berekening op ƒ 400,10,2 ruim werd gesteld, maar op 26 juli op ƒ 395,-,11. Er is om opheldering gevraagd, omdat beide partijen tegen ƒ 400,-,- werden berekend.) september passato om tot de vermunting van zekere parthij ducatons, die de kooplieden te Jaggernaykpoeram van de Compagnie hadden g'accepteerd en genegen waren ter voorkoming van schade in ropijen te converteeren, dog waartoe aldaar geen bequaam perzoon aan handen was, een diergelijk subject derwaarts te zenden, teneynde die kooplieden daarin te adsisteeren en daardoor de munt aldaar aan de gang te helpen, mits dat zulks voor haar eygen reekening geschiede en er teffens zorge gedragen wierde dat de Compagnie in haar aandeel, bestaande in de helfte dier geregtigheid, niet benadeeld of verkort wierde. Fol. 1674r-v. (Zoals reeds in de generale missive van verleden jaar is aangekondigd, bleek uit de brief van 8 juli 1758 uit Coromandel en uit de ontvangen hoofdboeken over 1756/57 dat de inkomsten in dat jaar maar ƒ 578.925 bedroegen en de uitgaven ƒ 417.856. Het ongunstige verschil met het voorafgaande jaar is ƒ 150.570. Het bestuur is ernstig vermaand dat de uitgaven dienen te verminderen, wil Coromandel daaronder niet bezwijken. Het wekt ongenoegen dat de hoge uitgaven aan het slopen van het fortje te Bimlipatam is toegeschreven. De uitgaven zouden niet ƒ 31.813 meer dan in het voorafgaande jaar, toen ze maar ƒ 16.020 beliepen, bedragen hebben, als het slopen van het fortje niet veel meer dan begroot had gekost. Uit de brief van 10 december 1758 blijkt dat de verpachting van de rechten van de Compagnie te Nagapattinam per eind augustus 1758 pagode 7829 opbracht, wat pagode 1390 meer is dan het voorafgaande jaar. De verpachting van de rechten van de dorpen bij Pulicat voor drie jaar bracht per die datum pagode 960 op, of pagode 80 meer dan het voorafgaande jaar. Helaas was de opbrengst van de dorpen te Palicol ƒ 180 minder. Uit een rekening bij de brief van 30 september 1758 blijkt dat aan het maken en vergroten van een nieuwe brug en poort in de binnenstad, het aanleggen van een glacis, het graven van een nieuwe gracht met bedekte weg, tevens aan een nieuwe brug met hek bij de landpoort, een watersluis met poort, een braadspit op de punt Leiden om die te kunnen op- en dichtwinden, het verhogen van de muren van de glacis en het hek van de bedekte weg, inclusief materialen en werklonen over 13 augustus 1756 tot 28 maart 1758 een bedrag van ƒ 17.214 is uitgegeven. Hierbij is zuinigheid betracht en de uitgaven zijn goedgekeurd. Tevens is de verplaatsing van de vlaggenmast te Porto Novo aan de noordwester hoek van de loge goedgekeurd. Als Daarentegen hebben wij voor welgedaan aangezien hun besluyt van den 14e Betreffende hetgeene aldaar onder de moorse en heydensche regeering voorgevallen is, de afwatering niet te sterk wordt, kan deze daar nog wel één à twee jaar staan. Om er beter over te besluiten moet een bericht van ingenieur Pieter Coenraad Keller over het voorstel van het bestuur om te Nagapattinam een nieuwe gracht en glacis van de rivier tot aan de punt van het kasteel aan te leggen, opgestuurd worden. Er is toestemming gegeven tussen de gordijnen en de wachten in plaats van een halfsteens een tweesteens muur op te bouwen. De afschrijvingen van het timmerwerk en herstel in 1757/58 voor ƒ 10.397, wat ƒ 1122 minder is dan het voorafgaande boekjaar, en van de geschenken voor ƒ 5508 inkoop en ƒ 8763 bij verkoop, wat ƒ 3068 inkoop en ƒ 3046 bij verkoop minder is dan het voorafgaande jaar, zijn goedgekeurd. De buskruit voorraad te Nagapattinam, Pulicat en Sadras, die 11.790 lb bedraagt, moet voldoende op peil gehouden worden en er moet zoveel worden gemaakt dat er jaarlijks 5000 lb naar Bengalen gezonden kan worden. Er is 40.000 lb salpeter gezonden, omdat het onzeker is of in de huidige omstandigheden Bengalen wel voldoende kan leveren. Er is opdracht gegeven om in het noorden van Coromandel, of elders op de kust, een klein partijtje salpeter te bemachtigen en naar Batavia te zenden. De hoeveelheid die te verkrijgen zou zijn, en de prijs moeten aan Batavia gerapporteerd worden. De verkoop van de bark het Loo, die overtollig was, door de dienaren te Kharg voor 4000 ropia's is goedgekeurd. Aan schepen die Coromandel op weg naar Bengalen aandoen, moet 50.000 lb sapanhout en 10.000 lb calaturshout meegegeven worden. Gegevens over tekort op ladingen en over in- en afschrijvingen zijn te vinden in de brief van 10 juni 1759 naar Coromandel.) hebben wij g'approbeert dat de ministers de bediendens te Bimilipatnam niet alleen hadden geordonneert de zaaken datheenen te dirigeeren, dat de aan den prins Poesoepattij Anandarasoe afgegevene 20.000 ropia’s, in mindering der pagtpenningen van de bij de Compagnie gepagte dorpen, weder gedecouvreert mogten werden uyt derzelver inkomsten, maar ook om in 't vervolg zig zo vreesagtig niet te gedragen, als z' zedert eenigen tijd gedaan hadden, voorts op alles een wakend oog te houden en, bijaldien den prins weder aansoek om geld deede, denzelven daarvan op de beste wijse te diverteeren. Fol. 1681v-1682v. (Het is juist dat aan de commissaris De Luker, die door de Franse generaal Thomas Arthur de Lally- Tollendal gezonden was, zijn verzoek om rijst voor zijn troepen is afgewezen met het argument dat de Compagnie daar zelf gebrek aan heeft. Er zijn slechts tien sipoys met draagossen voor het afhalen van benodigdheden gezonden. Het protest van de aftredende gouverneur Steven Vermont over de behandeling door de troepen van De Lally tijdens hun aanwezigheid in Tiruvalur van Compagnies onderdanen met de dreiging dat daarom de stadspoorten gesloten zouden moeten worden, is goedgekeurd. In de generale missive van het vorige jaar is al gemeld dat de Franse brigantijn de Robin op de rede van Nagapattinam werd opgejaagd door de Engelsen, en dat het rijkgeladen Compagnies schip Haarlem als represaille door de Fransen was aangehouden. Dat Vermont geen maatregelen tegen de agressie door de Engelsen op Compagnies rede nam is laakbaar, zeker daar snel handelen, ondanks dat er geen vergadering belegd kon worden, gewenst was. Die misstap is echter goed gemaakt doordat volgens de verdragen alle middelen zijn aangewend om restitutie te verkrijgen. Zo kon de Robin, voorzover schip en lading van de Engelsen teruggekregen kon worden, weer aan de Fransen worden aangeboden met de toezegging dat wat miste nog van de Engelsen teruggeëist zou worden. De Fransen gingen daar echter niet op in en wilden de Haarlem niet teruggeven, ondanks de naar Pondicherry gezonden gecommitteerden en de zowel mondelinge, als schriftelijke protesten. Daar de Fransen duidelijk niet geneigd zijn naar recht en billijkheid te handelen, wordt deze zaak aan Heren XII overgedragen en worden nadere instructies afgewacht. Er is opgedragen om de Robin nogmaals aan de Fransen aan te bieden met de belofte dat wat van de lading ontbreekt, of de tegenwaarde, van de Engelsen teruggevraagd zal worden. Mochten de Fransen het schip beslist niet terug willen hebben, dan moet het publiekelijk verkocht worden. De Fransen hebben de Compagnie grote schade berokkend met het vasthouden voor visitatie te Machilipatnam van de Oostkapelle, die via Coromandel op weg was naar Bengalen. Dat dit schip tien dagen werd vastgehouden, was totaal onnodig. Nadat het op 25 september 1758 weer vertrokken was, kwam het in een hevige storm en zonk het op 26 september na het verlies van al het rondhout. Men is zeer verbaasd dat er helemaal niet is geprotesteerd. Het is bevolen dat alsnog te doen, en alle schade en nadeel voor rekening van de Fransen te laten komen. Tevens blijkt tot groot ongenoegen uit de brief van 3 januari 1759,) hebben derven onderstaan om, tegens den inhoude der tusschen Zijn Majesteit den koning van ---dat de Fransche natie, met al het voorenstaande zig nog niet tevreeden houdende, Gelijk wij hun ook absolut geïnterdiceert hebben dat nergens op Compagnies comptoiren Voorts hebben wij gants niet buyten remarque gevonden 'tgeene de Palliacatse (Het is goedgekeurd dat bevolen is de Fransen te Sadras geen inzage in de boeken te geven, de pakhuizen Vrankrijk en onze Hooge Souverainen alsnog subsisteerende tractaten, ons fortje te Sadraspatnam, waarop zij geen het minste regt of pretentie hadden, bijwege van verrassing op den 31e december jongstleden te overrompelen en te vermeesteren, gelijk zulks in zijn volle omstande bij der ministers voorsz. missive des gelievende kan werden beoogd. Des wij over dit enorm geval onder de meergemelde besoigne almede onse gedagten hebbende laten gaan, dit gedoente der Francen niet alleen aangemerkt hebben als een in allen opzigte vijandelijk gedrag van die natie, dat ons evenzo onverandwoordelijk ten haren opzigte is voorgekomen, als wij in onzen aldaar zijnde pro interim resident Canter Visscher te condemneeren hebben gevonden, zijne groote onvoorsigtigheid, dewijl hij niet beter op zijn hoede geweest zijnde zig op eene gantsch disreputatieuse wijse heeft laten verrassen en overmeesteren. En dierhalven hebben wij desselfs gehouden gedrag in allen dezen voor zijne reekening en verantwoording gelaten, en de ministers gelast ijmand als officier aan te stellen tot het ondersoeken van deze zaak met ordre, om het daarvan inkomend berigt, verseld van hunne aanmerkingen, ons toe te zenden. Fol. 1688r-1689v. te verzegelen en te protesteren als er geweld gebruikt wordt. Mocht dat nog niet geschied zijn, dan moet tegen de bezetting geprotesteerd worden en geëist dat het fort onbeschadigd wordt teruggegeven. Nu is gebleken hoe gevaarlijk het verlenen van doortocht door Compagnies gebied is en vreemdelingen overdag en ’s nachts te ontvangen, is bevolen de buitenkantoren te verbieden ’s nachts visite te ontvangen van welke natie dan ook.) ter dezer cust voortaan iemand der Engelschen of Franschen natie, onder den titul van resident consul of agent, zal werden gepermitteert, teneynde alle ongemakken die daaruyt zoude kunnen voortkomen, te prevenieeren. bediendens bij haar aan ons met een expres ingehuurt vaartuyg afgezondene advisbriefje van dato 5 februarij jongstleden hebben komen te melden, namentlijk dat zij door alle deze gedoentens der Fransche natie te dezer custe bevestigt wierden in het algemeen gevoelen, dat men van die natie aldaar hadde, namentlijk dat, bijaldien ze eens meester van Madras of 't fort St. George mogten werden, ze alsdan niet nalaten zouden, zoal niet door openbaar geweld, tenminsten door allerhande chicanes, waartoe haar geen ongefundeerde pretexten ontbreeken zouden, ons den handel te beletten. Om dus alleen meester van de geheele cust te blijven volgens zeeker project, door eene der vorige Fransche gouverneurs met naame Dupleix daarvan geformeert en naar Europa aan 't hof gezonden, mitsgaders volgens zeggen aldaar g'approbeerd. Fol. 1691r-1692r. (De subalterne kantoren is opgedragen steeds waakzaam te zijn. Uit de brief van 30 september 1758 blijkt dat, toen generaal Thomas Arthur de Lally-Tollendal te Tiruvalur was, 17 militairen en 3 matrozen zijn overgelopen en dat ondanks diens belofte geen van hen is teruggekomen. Daarom is het juist dat 18 deserteurs van de Fransen eveneens niet zijn teruggestuurd, maar 17 als militair en 1 als matroos door de Compagnie in dienst zijn genomen. Onder de dienaren zijn de volgende mutaties: tot onderkoopman zijn aangesteld de boekhouder, secunde en kassier te Jagannathpur Dirk Vrijmoet, de boekhouder en pakhuismeester te Pulicat Carel Lodewijk Hagemeester; de onderkoopman en textielhandelaar Daniel de Bordes en de onderkoopman Louis Filletas zijn voor tewerkstelling naar Coromandel gezonden. Omdat er op 1 juli 1759 met de Oudkarspel een algemene en aparte brief van 17 april 1759 zijn ontvangen waarin zaken stonden, waarop direct geantwoord moest worden, is er op 4 en 9 oktober 1759 een extra vergadering over Coromandel gehouden. Het is goedgekeurd dat de onderhorige kantoren is bevolen om de textieleis voor Nederland en Azië geheel te voldoen, en dat de kooplieden te Pulicat geen prijsverhoging is toegestaan voor geruite en gestreepte gingams voor fijne onderbroeken voor Azië en chela's voor Nederland. Er is hen gedreigd dat ze uit de handel zouden worden gestoten, als ze niet voor de vorige prijzen leverden. Daarop waren eindelijk de contracten met hen gesloten. Het is goed dat de opperhoofden te Jagannathpur en Palicol zijn aangespoord guinees oude Compagnies soort te leveren, en eveneens dat de dienaren op de eerstgenoemde plaats en die te Sadras is verweten, dat ze misleidende informatie gaven over de restanten aan pakken textiel. Te Palicol is door kooplieden verzocht om verhoging van de prijzen van pagode 2,-,12 op 20 spiaulter thin oude Persiaanse koperwerken bensuin ordinaire witte, en alluyn pakken guinees gewoon gepapt met rode hoofden, en van pagode 10 op drie pakken parcallen gewoon gebleekt met rode hoofden voor Ambon. Het is goedgekeurd dat, als ze niet tevreden waren met een verhoging van pagode 2 op het eerste en pagode 8 op het tweede, de gevraagde prijs werd toegestaan. Het is echter absurd dat de handelaren doeken met gebreken niet tegen de getaxeerde prijs willen afstaan. Het is juist dat het bestuur aan de resident te Palicol schreef, dat de handelaren geld van de Compagnie hadden ontvangen en dat ze, als ze geen goed textiel leverden, ze daarover interest moesten betalen. De indeling van het aanbestede gebleekte guinees van 18 consjam4, of 9 cal, in een eerste soort 100 stuks lang 33 en breed 21/4 cobido met was en opmaakloon voor pagode 122,91/2 en een tweede soort voor pagode 117,-,21/2, wat een verschil tussen de eerste en tweede soort van pagode 5,7,- is, is goedgekeurd. Tevens is ermee ingestemd dat het bestuur het katoenen garen, dat van Jagannathpur geëist wordt, van pagode 65,18 de 100 lb met pagode 15 had verminderd en dat men heeft bevolen, indien het voor deze prijs niet te bemachtigen is, van inkoop af te zien. Helaas bleek uit de brief van 17 april 1759 dat er te Jagannathpur de volgende onverkoopbare waren lagen) 15.920 lb. plaatkoper Japanse 37.847 ,, 40.358 ,, 76.084 ,, 31.169 ,, 36.667 ,, Fol. 1697v. plaatse zo goed mogelijk te verkopen. Het is een teken van verwaarlozing dat te Nagapattinam restanten lakenrassen door mot waren aangetast. Daarom waren ze niet naar Batavia gezonden. In het rapport hierover, dat is bijgesloten bij de resolutie van Coromandel van 16 maart 1759, is niet vermeld om welk aantal het gaat, noch hoe lang ze al in de pakhuizen hebben gelegen, noch met welk schip ze zijn aangevoerd. Er is ernstig misnoegen over deze dubbele verwaarlozing geuit en opgedragen ze te verkopen voor rekening van wie daaraan schuldig zijn5, dan wel ze voor hun rekening naar Batavia te zenden. Uit de brief van 17 april 1759 blijkt dat, wegens gebrek aan contanten, 30.000 pagoden voor driekwart procent zijn geleend. Dit is goedgekeurd, maar dat 17.000 stuks Hollandse dukaten niet voor vermunting zijn aangeboden, omdat ze niet voor 124 nieuwe, of 11422/27 oude pagoden, de 100 aan de kooplieden verkocht konden worden en er bij vermunting 161/2 % verlies opleverden, is onjuist. De dukaten hadden beter vermunt kunnen worden, dan dat tegen zo’n hoge interest pagoden zijn geleend. Hoewel de dukaat op 132 stuivers gerekend, er op Coromandel vergeleken met Batavia 161/2 % verlies op wordt geleden, zou er vergeleken met Nederland toch nog 10 % voordeel op behaald zijn. Nu ligt het geld zonder rendement. Het bestuur moet beter toezien op wat het voordeligste is en, als er goud ontvangen wordt, moet de geleende 30.000 pagoden afgelost worden. De hoofdboeken over 1757/58 zijn nog niet gereed, doordat gegevens van buitenkantoren nog niet binnen zijn. De nalatigen moet dat verweten worden. Wat betreft de kosten van fortificatie is de reparatie van de punten Duurstede, Purmerend en Groningen te Nagapattinam voor ƒ 8438 aanvaard. Het plan om te Jagannathpur geen fort, maar volgens het plan van ingenieur Claudius Antoni van Luepken vier halve punten te bouwen heeft men laten vallen, omdat deze door de hoekkamers en uitgezette portalen niet goed zullen uitvallen. Van Luepken is opgedragen een ander ontwerp met vier hele punten te maken en het bestuur moet dat uitvoeren. Omdat met de aankomst van het schip Leiden werd vernomen hoe kritiek de toestand in het noorden van de kust is, werd in een postscriptum op de brief van 20 oktober 1759 bevolen, zodra ingenieur Pieter Coenraad Keller het werk heeft uitgezet, met de bouw te beginnen.) dat wij geensints gediend zijn met meerder fortressen en vooral niet op den voet van Bimilipatnam, ja dat wij zelfs geen enkeld comptoir meerder op deze cust begeeren, al wierd ons daartoe in dezen tijden de beste occasie aangeboden. Want met opzigte tot de extructie van het evengemelde fort te Bimilipatnam zeer veele redenen van misnoegen hebbende, niet alleen over den tragen voortgang, maar ook over de groote kosten daaraan gedaan. 4 Volgens VOC-Glossarium consjam; in de tekst geschreven als contjang. 5 Bedoeld lijkt dat de geleden schade voor rekening van de verantwoordelijken komt. (Er is opgedragen de eerste drie waren te verdelen over de kantoren die er om vragen, en de overige drie ter Egter alles met dezen verstande dat zij uyt deze ordre ten vollen zullen moeten begrijpen, (Het wordt te vroeg geacht dat het bestuur, op het verzoek van de nawab aan de Compagnie om 24.000 Temeer nadien den afgegaane gouverneur Vermont zig deze occasie ten nutte gemaakt en Fol. 1702v-1703r. (Dit is het bestuur onder ogen gebracht en dat men ontsticht is, dat ingenieur Pieter Coenraad Keller bijna een jaar lang de slechte toestand van het fort niet rapporteerde. Dit moet niet alleen hem, maar ook de opperhoofden ter plaatse verweten worden. Zij dienen zich te verantwoorden en als ze de gemaakte calculatie en verleende toestemming overschrijden, dan komt dat voor hun rekening. Bovendien is bevolen om te Bimlipatam de in 1755 voor 99.870 ropia's en vijf jaar in huur genomen dertien dorpen, die volgens de memorie van overgave van gouverneur Steven Vermont aan gouverneur Lubbert Jan van Eck van 10 april 1759 voor vier jaar en niet meer dan voor 49.380 ropia's zijn verpacht, na beëindiging terug te nemen. Om te bepalen hoeveel schade de Compagnie heeft geleden, wordt van deze zaak een duidelijke rekening gevraagd. Het geschenk ten bedrage van ƒ 7506 bij inkoop en ƒ 8128 bij verkoop aan de nawab van de Carnaticase benedenlanden Hamoe Dalichan bij zijn bezoek aan Nagapattinam is goedgekeurd.) van hem verworven hadde permissie om in de munt te Palliacatta te mogen doen slaan en vermunten ropia's, fanums en casjes, die denzelven teffens te Arcadoe gangbaar verklaard had, onder 't schenken aan de Compagnie van dies geregtigheid welke het hof competeerde. En waarvan hij ook zodanigen parivanna of bevelschrift, met zijn zegul bekragtigt, verleend hadde, als ons nevens haren aparte brief van den 17e april is in handen gekomen. Fol. 1704v-1705v. pagoden te mogen lenen, heeft getracht daarvoor niet alleen Pulicat, het onderhorige dorp Eddenmonij en de wasplaats Carangalli in eigendom te verkrijgen, maar ook het dorp bij Sadras. Men had zich moeten realiseren dat het in deze onzekere tijden niet raadzaam is met de nawab in onderhandeling te treden. Dit kan niet worden goedgekeurd. Nadere informatie wordt afgewacht. Tot haar ontstichting bleek aan de Hoge Regering uit de gewone brief het gedrag van de Fransen na de overrompeling van Sadras tot aan hun vertrek op 1 april, of kort na hun opbraak van het beleg van Madras. Men heeft het nog niet nodig gevonden zich hierover uit te laten. Een memorie van schade en nadeel wordt afgewacht. Er moet bij de Fransen aangedrongen worden op het voldoen van hun schuld voor verstrekte legerrantsoenen, die volgens de aparte brief 3100 pagoden bedroeg en waarvoor de thesaurier- generaal van de Fransen een verklaring had getekend deze met 8 % interest per jaar te zullen voldoen. Van het bestuur is een protest en twee verklaringen van de Franse resident te Pondicherry Jean Dumon ontvangen over het particuliere schip onder kapitein Down, dat onder de vlag van de Compagnie een Franse brigantijn op weg van Pondicherry naar Machilipatnam nabij deze plaats in beslag genomen heeft en onder Engelse vlag naar Bengalen heeft opgebracht. Deze papieren waren ook al uit Bengalen ontvangen en in de vergadering van 3 augustus 1759 behandeld. Het besluit, dat onder Bengalen te vinden is, werd in de brief van 20 oktober aan Coromandel bericht. Van het bestuur is ook een protest van de kapitein van het Franse scheepje Faquira, genaamd Jean Baptiste Duplessis Georger, ontvangen over de vijandelijkheden die hem op weg van Machilipatnam naar de Malediven op 23 maart 1758 door twee Hollandse schepen in het zicht van Galle zouden zijn aangedaan. Er is echter ook een verklaring van de kapitein-ter-zee Cornelis Eijke, die juist te Nagapattinam was en met de Kievitsheuvel het Franse schip had ontmoet, dat uit zijn journaal en verklaringen van aanwezige scheepsofficieren blijkt dat de beschuldiging totaal verzonnen en onwaar was. Hieruit blijkt hoe de Fransen alles maar voor waarheid houden wat in hun kraam te pas komt. Alle papieren zullen aan de Franse resident Jean Dumon ter hand gesteld worden met de eis dat Jean Baptiste Duplessis Georger gestraft wordt voor zijn leugens. Mutaties onder de dienaren: de aanstelling van onderkoopman Pieter Abrahamsz. Bronsveld tot opperhoofd te Bimlipatam ter vervanging van de overleden Jan van Schrik en de benoeming van de boekhouder Jacob van Tessel, die bij de munt was aangesteld, tot essayeur te Nagapattinam, zijn goedgekeurd, evenals de aanstelling van adjudant Valentijn Heijman en sergeant Hendrik Homburg tot commanderende sergeanten, die echter pas mogen invallen als er een officiersplaats vacant is. Voor het overige wordt verwezen naar de resoluties van de Hoge Regering en naar de brieven in het Indisch afgaand briefboek. Met de Eendracht zijn op 14 december 1759 nog brieven van 17 en 19 oktober 1759 ontvangen. De bestelling van textiel in de meest recente brieven uit Batavia zal uitgevoerd worden. De afzet op de kantoren was) te Nagapatnam van september 1758 tot julij 1759 ,, Sadraspatnam in de maanden october, februarij, mey, ƒ 30.492,1, 8 junij en julij 1758 en 1759 ƒ ƒ ƒ - 8 8 - 8 73.413,14, 311.479,9, januarij, februarij, april en julij ƒ te zamen bedragende ƒ 47.499,-, 52.714,6, 107.360,7, Omtrent de scheepsmaterie melden de ministers dat, buyten het scheepje de Mossel dat ,, Palliacatta van september tot julij voorm. incluys ,, Jaggernaykpoeram in als even ,, Bimilipatnam in september, october, december, Fol. 1712r. (Uit de nu ontvangen hoofdboeken blijkt dat in 1757/58 de ontvangsten ƒ 648.943 hebben bedragen en de uitgaven ƒ 450.827. In het voorafgaande jaar waren deze respectievelijk ƒ 578.925 en ƒ 417.856, zodat het resultaat ƒ 37.047 beter is. Een toelichting geeft de brief van 17 oktober en een vertoog waarin de uitgaven vergeleken worden met de bedragen genoemd in de memorie van bezuiniging van 9 mei 1755. Deze stukken zullen t.z.t. in de reguliere vergadering over Coromandel behandeld worden.) door ontmoete storm, onweer, tegenwinden en ook het breken van zijn mast eerst den 7e may --- op circa 4 mijlen van Trancquebaar beneden Nagapatnam ter houw gekomen en vervolgens ter laastgemelde rheede gearriveert was, van de vanhier voor deze cust en Bengale gedestineerde scheepen Leyden, de Eendragt, Bleyswijk, 't Huys ten Donk, Welgelegen, Visvliet en de barcq de Waereld, was Visvliet, al even nadat uyt Straat Zunda gekomen waren, van de andere bodems afgeraakt en zedert te dezer custe niet verscheenen, 'tgeen de ministers in het denkbeeld hadde gebragt dat dezelve zijne reyse direct na Bengale hadde voortgezet. Onder het capittel der moor en heydensche regeering communiceeren de ministers dat den prins der Carnaticase noorder benedenlanden Anandarasoe, hiervooren meer vermeld, van de Jaggernaykpoeramse bediendens hadde laten afeysschen een lak ropijen ter leen, 25.000 ropijen tot een nasaar, of zigtgift, en 10.000 pagoden tot een schenkagie. Dog dat op der bediendens vrage wat dien prins moveerde om zulk een considerabelen eysch te doen, zijnen afzendeling daarop had te kennen gegeven dat gemelde zijnen meester met aan hem een lak ropijen op obligatie te verschieten nog wel tevreeden te stellen zoude zijn. Dat hierop de kooplieden te kennen gegeven hebbende wel onder borgtogt van de sauwkaers 10.000 ropijen aan hem te willen fourneeren, zulks dien hebzugtigen niet genoeg had toegescheenen, alzo hij naderhand de opperhoofden om 15.000 ropijen had laten aanspreeken. Dog op hetwelke ze dien prins hadden laten weten dat, dewijl Zijn Hoogheid door zijn gedrag het geheele dorp van dies inwoonders ontbloote en 's Compagnies goederen in vaartuygen geborgen wierden, zij niet anders overhielden dan een fortres met kruyt en lood voor 's Compagnies vijanden die derzelver welvaaren zogten te dwarsboomen. Zijnde wijders hierop gevolgt dat onze bediendens al verder vermeende de tirannicque levenswijse van dien prins door het afsnijden der neusen en ooren, mitsgaders het afkappen der handen en voeten, alsook het laten om het leven brengen van dengeenen op wien denzelven eenige presumptie van vermogen hadde. Fol. 1713r-1715r. mestiezen als kannonniers in dienst genomen, maar ook twee vaartuigen gehuurd, waarin de handelswaren dagelijks geladen werden. Toen prins Ananda Rasu aanstalten maakte enige batterijen op te werpen en andere activiteiten ontplooide, waarschuwden inlanders de dienaren op hun hoede te zijn. Er wordt het beste van gehoopt, alsmede van zijn pretentie nog 20.000 ropia's te moeten ontvangen als pacht voor de van hem gehuurde dorpen. De tolk had schelmachtig op het papier dat aan de prins was afgegeven, betaling in geschenk veranderd. Het Franse schip de Robijn is met lading nogmaals aan de Fransen aangeboden, maar voor het vertrek van de Eendracht is er geen antwoord op ontvangen. Behalve het mondelinge protest door de resident te Machilipatnam onderkoopman Jan Andries Diedloff, is een schriftelijk protest over het vasthouden van de later verongelukte Oostkapelle uitgegaan, met de eis van restitutie van schip en lading, alsmede van de schade door het missen van de goederen. Er is ook geprotesteerd tegen de overrompeling van het fort te Sadras door de Fransen en er is direct vergoeding van de schade voor de Compagnie en andere inwoners geëist. Door het zenden naar Pondicherry van twee Engelse attestaties is de onwaarheid van het overmeesteren van de Franse brigantijn de Robijn, op weg van Pondicherry naar (Ter verdediging waren niet alleen 200 schutters of sipoys, 40 inheemse matrozen voor het geschut en 5 (Bij de Engelse gouverneur en raad te Madras is geprotesteerd tegen het weghalen van vijf Franse officieren Machilipatnam, door een van Batavia komend particulier schip, aangetoond. Hierop, noch op de protesten, is antwoord ontvangen. In de genoemde brief van Coromandel is ook bericht waarom de uitvoering van het bevel geen consuls of agenten van de Engelsen of Fransen in de factorijen toe te laten, is uitgesteld. Over de oorlog tussen Engeland en Frankrijk wordt bericht) ingenomen te hebben, Masulipatnam belegert en na eenige tegenstand stormender hand vermeestert hadden op den 7e april dezes jaars zonder nogthans eenige der Franschen krijgsgevangen te maken, als die daarop vrij uytgetrokken waaren. Bij welke gelegentheid onze logie aldaar door de canonkogels en bommen niet weynig was beschadigt geworden. Fol. 1718r-v. uit Compagnies loge te Palicol. Zij kwamen uit het afgedankte leger van de nizam Salabat Jang en hadden te Palicol bescherming gezocht tegen de Engelsen. Deze actie is een vredebreuk en de vrijlating van de Fransen is geëist. De Engelsen antwoordden schriftelijk dat ze hier nog niets van wisten, en dat ze navraag zouden doen. Zij haalden daarbij nog verscheidene zaken die nadelig voor hen waren, aan en beschuldigden de Compagnie van teveel verdraagzaamheid en overtreding van haar neutraliteit. De Engelse resident is er over onderhouden dat het Engelse eskader onder admiraal George Pocock op 28 juli 1759 op de rede van Nagapattinam het kasteel niet had gegroet. Hij voerde aan dat de Franse vloot onder Anne-Antoine comte d’Aché ook direct begroet was en dat alle vestigingen de admiraal het eerst hadden begroet. Daarop is geantwoord dat het eerste een vergissing was en dat het tweede andere mogendheden betrof. Daar is het bij gebleven, maar toen de admiraal met 19 schepen terugkwam, heeft hij wel het eerste met negen schoten gegroet, waarvoor hij met negen is bedankt.) Zedert was die vloot weder onder zeyl gegaan en, ter hoogte van Tranquebaar die van de Franschen ontmoet hebbende, waaren dezelve op den 10e september met den anderen slaags geraakt, met dat gevolg dat de Franschen, niettegenstaande 16 zeylen in ’t getal, voor de Engelschen, die toen maar 13 scheepen sterk waaren, hebben moeten wijken, zonder dat nogthans door de Engelschen, uyt hoofde ze zeer aan haare tuygagie, rondhouten etc. beschadigt waaren hebben kunnen vervolgd werden. En waarvan de Franschen mede niet misgedeelt, hebbende de ministers van Coedeloer berigt erlangt dat er 16 Fransche scheepen in een slegten staat te Pondicherij waaren gearriveert en dat haren admiraal swaar gequetst was, voorts dat volgens gerugten die natie wel 700 à 800 zo dooden als gequesten in dat gevegt bekomen hadden. Fol. 1720v-1721r. (Nadat de Engelse schepen hun schade op de rede van Nagapattinam hadden hersteld, vertrokken ze 26 september naar Madras, waar ze nog zijn. De Franse schepen zijn van Pondicherry naar de eilanden vertrokken. Er kwam bericht uit Madras dat daar op 25 september een pakketboot, die op 14 april uit Europa was vertrokken, was aangekomen. Ze was bij Kaap de Goede Hoop afgedwaald van een vloot van zeven oorlogsschepen onder leiding van admiraal Samuel Cornish, namelijk de Lenox, York, Duke of Aquitaine en de Falmouth ieder van 74 stukken, en nog drie ongenoemde, waarvan twee van 64 en één van 50 stukken, en bovendien nog drie compagniesschepen, namelijk de Houghton, Stormen en Essex. Deze schepen hadden 1500 konings- en 700 compagniestroepen aan boord onder commando van kolonel Eyre Coote. Omdat het al laat in het seizoen was, zouden ze pas het komend jaar arriveren en mogelijk het beleg van Pondicherry hervatten. De Fransen hebben, naar verluidt, drie schepen op Mauritius, waarop nog tien uit Brazilië zouden volgen, die, als ze op tijd zijn, het verlies van Pondicherry kunnen voorkomen. Op 24 december verscheen te Batavia de brigantijn Robijn, hierboven genoemd, met drie pakketten uit Bengalen voor de Hoge Regering, die met de sloep Anthonia Dorothea naar Coromandel waren gebracht, met een begeleidende brief, waarin de netelige situatie in Bengalen wordt beschreven. Deze is te vinden onder het deel over Bengalen. Tevens is er een briefje uit november) Tegenepatnamse resident de dato 23 october, twee van derzelver regimenten, namentlijk die van De Lallij en Lauwrains, met eenige stukken en ammonitie tot omtrent 10 mijlen benoorden Wandawasch gemarcheert wesende, een expresse ruyter met een brief aan monsieur Lallij na Pondicherij afgezonden hebbende ter bekendmaking, dat ingevalle Zijn Excellentie haare tegoed ---dat de Engelschen onder commando van den collonel Forde, na Eloer en Canicol ---berigt doende met opzigt tot de Franschen dat, volgens ingekomen berigt van den (Na een vergadering te Pondicherry is hun 30.000 ropia's toegezonden zonder dat ze vertrokken zijn. Op hebbende gagiën binnen drie etmaalen niet overstuurde, zij alsdan geresolveert waren derzelver fortuyn ergens elders te gaan zoeken. Fol. 1723v-1724r. 8 oktober lag het nieuwe Engelse eskader voor anker te Trincomale, nu bestaande uit zestien schepen, namelijk vier koningsschepen en tien compagniesschepen ieder van 70 stukken, en twee fregatten. Zes daarvan waren naar Bombay en vier naar Bengalen verder gegaan. Vier waren gebleven om admiraal George Pocock af te wachten, die de opdracht had met de Cumberland en Tigrina naar Europa terug te gaan. De nieuwe schepen hebben een regiment koningstroepen en die van de compagnie 2000 man Hannoverse troepen aan boord. In het briefje uit Coromandel staat dat het hoog tijd is tegen de losbol prins Ananda Rasu op te treden, maar dat de troepen daarvoor niet toereikend zijn. Verder wordt verwezen naar de brieven uit Coromandel die in kopie via Ceylon naar Heren XVII gezonden worden. CEYLON Uit Ceylon werden ontvangen brieven van 19 mei en 25 augustus 1758, 22 januari, 4 februari, 9 en 23 maart en 6 april 1759, en bovendien aparte brieven van Jan Schreuder van 9 en 10 maart 1759. Naar Ceylon zijn gestuurd brieven van 14 februari, 10 en 12 juni, 10 augustus, 14 en 21 september 1759. Het is gunstig dat het vrije vervoer van olifanten door de landen van Kandy, het onbeperkt schillen van kaneel, het teruggeven van 25 kwaadwillende kaneelschillers en van enige weggelopen slaven is toegestaan. Dit blijkt uit het overgezonden dagregister van de onderhandelingen en de vertaling van de brief van de gezanten aan gouverneur Jan Schreuder. In de eerste conferentie hadden de gezanten echter krachtig aangedrongen dat Kandy in de handel in olifanten en areka mocht delen. De gouverneur antwoordde dat de Compagnie deze handel op grond van de verkregen voorrechten steeds als enige had uitgeoefend, maar dat zij overigens het hof ter wille wilde zijn. Dit had niet de gewenste gunstige uitwerking op de gezanten, die, als de gouverneur dat niet had weten te voorkomen, in stilte zouden zijn vertrokken. Ze werden echter weer in een goede stemming gebracht en keerden tenslotte zeer tevreden naar het hof terug. Dit alles valt na te lezen in het extract dagregister, in de vertaling van de gesprekken met de gezanten en vooral in de aparte brief van de gouverneur van 10 maart.) heer Schreuder geproponeerde, middelen en leydingen met relatie tot het door ons g'accordeerde douceur, ter verpligting van 't hof tot een rijker en bestendiger canneeloegst. Al hetwelke ten dage der besoigne van dien aanschouw is geconsidereert geworden dat w', om zoveel doenlijk mede te werken ter berijking van zo evengemelde oogmerk, den heer gouverneur Schreuder zeer ampel hebben gemunieert met zodanige bevelen, als er largo geëxprimeert zullen bevonden werden bij onzen aparten van den 10e augustus aan de heer Schreuder gerigt. Fol. 1729r-v. (Naar deze brief wordt verwezen. Koopman Anthonij Diderig c.s. kregen de opdracht om de gebruikelijke jaarlijkse verzoeken aan het hof van Kandy te gaan doen onder het aanbieden van geschenken t.w.v. ƒ 9877, wat hopelijk aan de verwachtingen tegemoetkomt. Naar het Robbeneiland zijn gevaarlijke personen gezonden, namelijk mudaliyar Desaram, zijn schoonvader Basnaijka en een zekere Louis Pereira) ---die boven 't quaad dat z' bevorens hadden gedaan, door hun verblijf op Stellenbosch nog het middel hadden gevonden met de hofsgrooten en diverse dienaren te correspondeeren. Waardoor de ministers niet zonder reden waren bedugt dat, zolang deze correspondentie stanthouden kon, het hof zig steets voor die gevaarlijke subjecten zoude interesseeren. W' hebben dierhalven als welgedaan aangezien dat de ministers, tot voorkoming van alle tentamina's en ter preventie van alle verdere brouilleriën per de eerste gelegentheid die hun was tevoren gekomen, het Caabsche ministerium hadden verzogt, en w' hebben haar dat nog nader aanbevolen, de aldaar te vinden bannelingen niet als staatsgevangene, maar als gemeene ruststoorders aan te merken, mitsgaders gelast die meineedige op 't Robbeneyland te plaatsen, onder toelegging van het door de Ceylonse ministers bepaalde maandelijkse onderhoud. Fol. 1730v-1731v. Bij welke laastgemelde U Wel Edele Hoogagtbare al teffens zal consteeren de, door de (Dit bedrag moet worden uitbetaald i.p.v. het daar gebruikelijke verdubbelde tractement. Er is gevraagd Waar benevens den Engelschen commandant binnen Paleam van Madure met 3 stukken Intusschen nog hadden vernomen het overrompelen van een tweede kruysthonij en dat er waarom dat niet gebeurd was en de verzoeken van Ceylon genegeerd waren. Op het Robbeneiland kan het verzenden van brieven beter verhinderd worden dan te Stellenbosch. Madurai wordt nog door troepen geteisterd en is het toneel van de strijd tussen de Armené en Travancore. De laatste had na een gevecht te Kalakkadu het veld moeten ruimen.) geschut eenige ruyters en 500 voetknegten, g'assisteerd van nog 200 Maruasen van den catthatheuver, den landregent Maboechan en den poele theuver van Tirnevelho hadden verjaagt. Fol. 1732v. (Zulke oorlogshandelingen waar Europeanen bij betrokken zijn, kunnen beter in aparte brieven dan in algemene behandeld worden. Nu er in de benedenlanden geen gevechten meer zijn, herstelt hopelijk de handel in textiel. Over de de thevar van Kotta wordt, in vervolg op de generale missive van eind december 1758, in een brief uit Ceylon van 22 januari 1759 bericht dat hij zo verwaand is geweest een patrouillerende thony uit Mannar met de opvarenden en een brief van de Compagnie in beslag te nemen, als represaille voor het opbrengen van een thony door de patrouillerende schepen van de Compagnie. Gedreigd werd dat de thony naar het hof meegenomen zou worden, als de Compagnie de thony in haar handen niet binnen acht dagen teuggegeven zou hebben. De residenten van Kilakkarai hadden geprotesteerd en besloten voorlopig tot nader order defensief op te treden.) 3 à 400 man militie agter de loge had postgevat, die den 20e junij van de door haar opgeworpe batterijen hunne verdere vijandelijke attentaten hadden geopend met twee schooten op de logie en op de twee tot versterking gearriveerde chaloupen te doen, ten kosten van den gezagvoerder Jan Matthias en den mattroos Anthonij de Lange. Waarna z' de Parruase negorij in den brand en de loge gewapender hand hadden omcingeld, omdat, zo zij voorgaven, de residenten chaloupen met militie hadden gevordert om te oorlogen. Fol. 1734r-v. (Gezanten die naar het hof waren gezonden om te laten bevestigen dat dit onjuist was, kregen te horen dat, als ze vrede wilden, ze zich tot de belegeraars konden wenden. Zonder enige achterdocht waren de residenten, de dienstdoende tolk, een aracci en diverse laskaren, zonder een officier als hoofd in de loge te laten, naar hen toegegaan.) heeft uytgelevert dat de bezettelingen, bestaande in een corporaal en 38 gemeene, ten eersten overvallen en na overgave van hun geweer, benevens de vrouwen en kinderen der residenten hofwaarts waren vervoert. Alwaar 't guarnisoen aan paaren in de ketting geklonken en de overige ses kruysthonijs met de opvarende, zowel als de logie met Compagnies effecten ten emporte van ƒ 8926,18,8 in 's vijands handen zijn geraakt. En dat alles de roekeloosheid van dezulke die gehouden zijn geweest diergelijke handelingen met geweld tegen te gaan, in steede van zoveel ergerlijke als lachieuse bedrijven te excerseeren. Fol. 1735v-1736r. gezwollen taal trachten te rechtvaardigen. Dit is des te erger, daar ze hun besluit om defensief op te treden hebben overtreden en wel zeer onbezonnen naar de vijand zijn gegaan. Ze hadden voor hun onkunde en onnozelheid wel een zwaardere straf verdiend, dan ontslag uit de dienst met afschrijving van gage vanaf het moment dat ze de loge lieten overmeesteren. Hiertoe werd besloten, omdat deze fatale zaak door het kordaat optreden van het bestuur te Ceylon ten goede werd gekeerd. Voor bijzonderheden wordt verwezen naar de brieven tussen Colombo en de tegenover gelegen kust.) onhandelbaren theuver heer, volgens 't latere schrijvens der ministers bij letteren van den 4e februarij en 9e maart, niet alleen de eerste stap tot een goede vrede heeft gedaan, maar nog daarenboven aan onze gecommitteerdens op een reputatieuse wijse had doen ter hand stellen de voorschreve gevangene, met het grootste gedeelte van Compagnies effecten, onder een nadere aanbieding van het 't zoekgeraakte of bedorven in contant te zullen voldoen. (In hun brieven naar Tuticorin hebben de residenten hun vermetel en moedwillig gedrag met holle frasen en En gebragt in een schandeleus arrest, 'tgeen nog deze fatale gevolgen voor de Compagnie Maar ten principale ter aandagt brengen dat den in den eersten opslag zo opgeblasen, als De tombobeschrijvingen tot genoegen gezien dat er te Colombo in 't jongste boekjaar Fol. 1737v-1738r. (De onderhandelingen zijn volgens het besluit van 28 februari echter afgebroken, omdat het niet ging om restitutie van ontvreemde goederen van dienaren, noch van onkosten van het patrouilleren, maar om de thevar van Kotta, nu hij in het nauw was gebracht, te vernederen door zijn onderdanen te arresteren en langs zijn stranden te patrouilleren. Zo wordt duidelijk gemaakt dat de Compagnie nog machtig genoeg is om hem te beteugelen. De hoop is gericht op een goede uitslag. De residenten aan Kaap Comorijn vernamen van de secretaris van het hof dat de koning van Travancore is overleden en is opgevolgd door de zoon van zijn zuster. Op de Malediven was geen regeringswisseling. Vandaar werd 170.649 lb cauris aangevoerd. De rust in de koralen en pattu's is hersteld, wat te danken is aan het wegzenden van rustverstoorders en het afdoen van klachten in het district Galle. De Hoge Regering is tevreden met de desbetreffende resoluties van 29 en 30 maart, 11 augustus en 15 september 1758 en met de besluiten in de marge van het rapport van commandeur Abraham Samlandt over zijn verrichtingen in Matara. De besluiten te Galle van 24, 25, 26, 27, 29, 30 en 31 mei over de klachten van de Talpe Pattoese en Gangaboda Pattoese volkeren zijn goedgekeurd. Men is er echter niet over te spreken dat de gerepatrieerde fiscaal Nicolaas de Joncheere, over wiens klachten tegen de vroegere dessave Jan Bauert op 11 augustus werd vergaderd, in plaats van gewoon te procederen in de vergadering van 31 oktober een uitzonderlijke en verdachte verklaring had afgelegd. Op de aan de Hoge Regering gezonden klachten reageerde hij met tegenbeschuldigingen en vitterijen. Hij had dit alles genegeerd of de schuld aan anderen gegeven. Hoewel dit Bauert ontlastte, had het bestuur aan de klachten geen gehoor gegeven. Het is de Hoge Regering onduidelijk waarom er voor zo’n makkelijke oplossing is gekozen. Aangezien De Joncheere negen dagen na het indienen van zijn verklaring naar Nederland is vertrokken en nader onderzoek problemen kan opleveren, werd in de vergadering besloten het hierbij te laten. Jan Bauert wordt echter met stopzetting van gage naar Batavia opgeroepen om gevolgen van zijn langer verblijf op Ceylon te voorkomen.) waren ingenomen 1384 familiën of 2201 huysgezinnen, 281 thuynen, 160 zaayvelden, ongerekend nog 145 thuynen en 293 zaayvelden zonder wettige bezitters. Waardoor de ministers hoopten dat dit werk met betrekking tot de Colombosche dessavonij haast g'absolveert en z' dat van 't Gaalsche district mede konden verwagten, ter zake er 't zedert de laaste troubelen aldaar waren ingenomen 344 familiën en 81 bezittingen, of 99 thuynen en 167 zaaylanden. Dan, aangezien dat werk te Mature tot hiertoe dralende scheen getracteert, hebben w' ons verlangen aan de ministers serieuselijk te kennen gegeven om dog eens een eynde van al diergelijke beschrijvingen te mogen verneemen. dog te Gale had dat werk door de onwilligheid van den inlander en, omdat er geen thuynen in canneellanden gelegen mogten beschreven, of getaxeerd werden, weynig of geen voortgang kunnen neemen. Fol. 1742v-1743v. Ceylon van 16 februari 1757, naar de besluiten van 24 december 1757 en 4 augustus 1758. Hopelijk slaagt de gouverneur erin de kaneellanden op een vaste voet te brengen. Deze maatregelen zijn zo in het belang van de Compagnie dat ze als een vaste politiek zijn overgenomen, waarvan slechts na voorafgaande toestemming afgeweken mag worden. Het bestuur had reeds begrepen) thuynen, zaaylanden, bosschen, hoogtens, rivieren, lacquen, kreken etc., enfin Compagnies gebied, accuraat gemeten en in kaarten wierde gelegt, en den heer gouverneur, dat, zo menigmaal begonnen en in anno 1746 ten finaalen gestaakte, werk de novo onder handen had doen neemen, met dit succes dat er bereyds al 8 dorpen onder de 4 gravetten, 3 dorpen onder de Salpettij Corle, 120 Ratmahera thuynen, benevens Compagnies thuynen Galkisse, Biagam en Cattewelle waren afgedaan en de teekeningen van de Ratmahera thuynen aan de eygenaars waren overgegeven. Fol. 1744v-1745r. (Het valt te prijzen dat er voor dit werk rechtstreeks uit Nederland om een persoon met kennis van landmeetkunde en om instrumenten is gevraagd. Batavia betreurt het dat het daarin niet kan voorzien. De De thuynbeschrijvingen waren te Colombo dezen gepasseerden jare tamelijk voortgezet, (De ijver van de gouverneur in deze wordt geprezen. Daarvoor valt te verwijzen naar de vergadering op ---dat de compleete executie van de voorschreve besluyten waren vereysschende dat alle achterstallige vorderingen, die in het voorafgaande jaar, exclusief die op de olifanten, ƒ 663.287 bedroegen, waren volgens de brief van 22 januari in het laatst afgesloten boekjaar ƒ 574.070. In 12 maanden was er ƒ 114.085 ingevorderd, of na aftrek van de toename van de vorderingen te Jaffna van ƒ 24.868, slechts ƒ 89.217. De definitieve vorderingen zijn pas vast te stellen na de nieuwe taxatie en wanneer de tuinen in de districten die kaneel produceren, met de accomodessau en verworven rechten, conform het besluit van 24 december 1757, zijn ingeschreven. De Hoge Regering verlaat zich op gouverneur Jan Schreuder, van wie ze aanneemt dat ook hij vindt, dat deze slepende zaak de Compagnie tonnen heeft gekost. Ook hij zal het betreuren dat er schijnbare winsten werden opgevoerd, die op de daarop volgende staatrekeningen in rook opgingen. Het onachtzame gedrag van sommige dienaren blijkt ook uit de adviezen bij de vorderingen te Jaffna, waar ondanks bedreigingen en aansporingen, op het eerste termijn van de in 1756/57 verkochte gronden binnen de vier provincies en bewoonde eilanden van ƒ 21.645 slechts ƒ 1932 binnen kwam. Het bestuur heeft de dienaren daar een verwijt over gemaakt. De orders die hierover zijn gegeven, werden positief ontvangen. Er is aan voorbijgegaan dat de wannia Tinnemarrewaddy maar één i.p.v. twee olifanten per jaar leverde en zijn schuld van 81/2 olifant is afgeschreven op grond van kwijtschelding bij de samenvattende vergadering van 1740. Eveneens is een schuld van 1831/4 olifanten van Don Gaspar Ilanka Kawele, die het bestuur volgens de marginale aantekening op de memorie van algemene schulden van 26 januari 1758 nog door arrest had gehoopt te innen, afgeboekt. Ongaarne werd vernomen dat de dienaren te Jaffna het onmogelijk achten van de Pringalische jagers iets te innen, doordat de meeste vertrokken of gestorven zijn. Negentien overgeblevenen zijn zo arm dat er bij hen niets te halen is. Dat valt af te leiden uit het besluit van het bestuur van 3 oktober, waarom de afschrijving is goedgekeurd. Het bestuur is met de Hoge Regering voortdurend door de dienaren misleid. Ze verdienden meer dan scherpe verwijten die, hoe nadrukkelijk ook, weinig uitwerking hebben. Om nadeel te voorkomen is het bestuur aanbevolen scherper tegen de dienaren op te treden. Dat ligt al opgesloten in de bevelen aan de dienaren te Galle en Matara om geen vorderingen voort te laten lopen, maar ze direct op de rekening van degene die invordert, te boeken. De schulden moeten ingevorderd worden, zoals de schuld van de Kottase koopman van ƒ 33.375. Dit moet vooral gebeuren nu het bestuur in zijn advies van 19 mei 1758 heeft aangevoerd dat het niet invorderen aan niemand te wijten was, en dat het bestuur te Malabar deze post ook als oninbaar heeft aangemerkt. Er is met de afschrijving akkoord gegaan, mits het bestuur in zijn brieven aan Heren XVII behoorlijk verslag doet en de waarheid van de rapporten en adviezen van de tegenover gelegen kust bevestigt. Uit de generale brief uit Ceylon en het antwoord op de eis uit Nederland blijkt dat door allerlei omstandigheden op de patriase eis van 16771/2 baal van de tegenover gelegen kust slechts 578 balen textiel geleverd hadden kunnen worden, waarover bijzonderheden zijn te vinden in de brief van 22 januari 1759. Op de eis voor Azië zijn slechts 207 balen geleverd. Daar er op ruime inkoop was gerekend, is dit temeer bedroevend. Naast de redenen die hiervoor gewoonlijk worden aangevoerd, noemt men nog weinig geloofwaardige bijzondere redenen.) Want al eens gesteld zijnde dat het ontzagelijk respect van de Compagnie op de overwal, door gebrek aan wettige vorsten in 't voetsand, en dat dan eens de Maretthies en dan beurtelings de mhoren de overhand hadden. Welke laaste wederom door de Engelsche in 't bezit waren gesteld, en met den nabab Maboedelichan een naauw contract hadden aangegaan, conform het door de ministers bedeelde bij letteren van den 26e januarij anno passato, waardoor den lijwaatinsaam voor 't grootste gedeelte in handen der Engelschen, de Compagnie den privaten handel verloren en geen voorregten meer behouden had, dan de possessie der stranden met meer andere in cas subject geadvanceerde remarques van een gelijke valeur. Fol. 1751v-1752v. (De Hoge Regering wil weten uit welke havens de Engelsen exporteren en welke kanalen door het bestuur afgesloten zouden moeten worden. Het recht van de Compagnie op de stranden is nimmer betwist en er valt veel af te dingen op het beleid van de dienaren. Volgens hen komt dit meer door de verslechtering van de omstandigheden dan opzettelijk door onkunde. Zou dat wel het geval zijn, dan dienden zij overgeplaatst of gecorrigeerd te worden. Het is algemeen bekend dat de tijden niet anders dan vanouds zijn, en daarom mogen maatregelen niet uitgesteld worden. Dat lijkt te gebeuren, als speciale keurmeesters van textiel afgeschaft worden en de residenten verantwoordelijk gesteld worden voor de kwaliteit en de maten van de textiel. Deze voerden aan dat ze wel minder, maar deugdelijker en van het uitschot gezuiverde textiel zouden kunnen leveren, die met 40, 50 à 60 % op Ceylon zou zijn af te zetten. Dat zou een geringere inkoop dragelijker maken dan met verlies te verkopen, maar na alle (Omdat deze overwegingen belangrijk zijn, werden ze aan het bestuur en de gouverneur voorgelegd. De beloften van een ruime inkoop, zal men dan toch met minder genoegen moeten nemen. Als de tijd verstreken is, kan er wel eens geen verbetering zijn, hoewel het bestuur meent dat de handel door minder te aanvaarden geheel hersteld kan worden. Ook al overwint men de hartnekkige kooplieden, dan zal er wel weer een andere belemmering opdoemen. Deze handel is voor de Compagnie zeer belangrijk en daarom is nagegaan of de berekende winsten wel te behalen zijn.) W' stelden dan in de eerste plaats dat men in dezen dagen moeyte heeft om meer als drie tonnen schats aan Maduresche lijwaten voor Nederland magtig te werden en w' voegden daarbij dat Ceylon zelfs nog voor een ton aan lijwaten vertieren kan, die volgens de rendementen 46 percento schijnen te geven. Maar als w' rekende dat daar pagoden voor besteed en meest duyten voor ontfangen wierden, begrepen w' dat er van deze winsten niet alleen veel versmelten, maar zelfs als er al eens ducatons wierden ontfangen, dat er dan nog weynig zoude overschieten. Terwijl 90 ducatons op Toutecorijn geen 56 pagoden van 90 stuyvers halen konden, en dus ieder ducaton aldaar naauwlijks op 56 stuyvers mag werden genomen. En al eens gesteld zijnde dat de verwisseling op Colombo zo nadeelig niet kon uitkomen, zo zoud er alegter een goed gedeelte dezer winsten mede heenen gaan. Het heeft dierhalven zijn bedenking of het niet profijtelijker voor de Compagnie zoude uytkomen, dat men den gantschen lijwaathandel ter custe Madure alleen voor Nederland employeerde, mitsgaders de witte en blauwe lijwaten permitteerde aan de onder de Compagnie sorteerende custbarquiers, geen vreemde natiën daaronder begreepen, om daarvoor evenals thans voor de hun verdere gepermitteerde lijwaten, 20 percento aan thol te betalen. Dat misschien nog wel het beste middel zoude zijn om in den areek een nuttiger vertier te bewerken, temeer dewijl er op 1013 packen van Toutecorijn geëyscht, maar 207 voor Colombo zijn voldaan, en men vooronderstellen moet dat dien eysch is ingerigt geweest na den gecalculeerden vertier voor Colombo en Gale. Fol. 1755v-1757r. verkoop van handelswaren, inclusief areka, textiel en olifanten, bracht in 1757/58 conform de brief van 22 januari 1759 bij een inkoopsprijs van ƒ 277.166, ƒ 544.925 op, ofwel een winst van 981/4 %. Dit is een goed resultaat. De negotieboeken zijn per eind augustus 1758, vergeleken met het voorafgaande jaar, afgesloten met een voordeel van ƒ 364.586, waarbij de uitgaven in 1757/58 ƒ 1.094.587 bedroegen en het voorafgaande jaar ƒ 1.355.308, zodat er ƒ 260.721 minder uitgaven waren. De inkomsten bedroegen in 1757/58 ƒ 1.049.786 en in het voorafgaande jaar ƒ 945.921, zodat de inkomsten toenamen met ƒ 103.865. Gouverneur Jan Schreuder is hierom geprezen en als hij zo voortgaat, wordt er voldaan aan de memorie van bezuiniging, inclusief de posten die dit jaar de uitgaven nog met een ton belasten. De inkomsten uit de handel blijven onzeker. De gouverneur heeft de nodige reglementen ter invoering en goedkeuring ingediend. Ze betreffen het aantal en onderhoud van inlandse dienaren, lijfeigenen en gestraften, conform de besluiten van 11 en 25 augustus, 31 oktober en 29 december 1758, waarop ƒ 31.418 bespaard zal worden daar de verstrekkingen i.p.v. ƒ 106.647, maar ƒ 75.229 zullen bedragen. Dit is ƒ 34.683 meer dan in de memorie van bezuiniging staat. Wordt daarvan afgetrokken wat op andere posten wordt bespaard, dan wordt de overschrijding ƒ 2114. Dit wordt veroorzaakt doordat er op sommige plaatsen waar ze wel moesten zijn, geen slaven waren. Deze overschrijding en het aanhouden van 223 inlandse militairen zijn geaccepteerd. Met genoegen is in de brief van 23 maart gelezen dat er alles aan was gedaan om veel kaneel te verwerven. Gedurende de oogst waren 8118 balen fijne kaneel, 9 balen en 61 pond grove en 2320 pond gruiskaneel in de pakhuizen opgeslagen. Dit zijn 3082 balen fijne, 4 balen en 61 pond grove en 870 pond gruiskaneel meer dan het voorafgaande jaar. Hiervan is met de retourschepen naar Nederland verzonden 6500 balen en naar Batavia 1000 balen. De voorraad is nu 1037 balen, die hopelijk voor het vertrek van de vroegschepen is aangegroeid. Doordat de Huis te Boede te laat aankwam met 700 balen, konden deze niet meer op de Aziatische eis verkocht worden. Er zijn daarom 300 balen i.p.v. de gebruikelijke 1000 besteld. De eis uit Batavia moet, als vroeger gebruikelijk, op de twee eerst vertrekkende schepen vervoerd worden. Omdat kaneel het belangrijkste product van Ceylon is en de verwerving het nuttigst, is om het netto bedrag van een baal kaneel met verpakking gevraagd. Met genoegen werd vernomen dat de verbouw van de Singalese peper het afgelopen jaar was geslaagd. Er is in twaalf maanden 254.9825/8 (De cardamomverbouw is slecht uitgevallen en heeft maar de helft van die van het voorafgaande jaar lb ingekocht. Verwacht wordt dat er een aanzienlijke hoeveelheid verworven kan worden, omdat de leveranciers prompt worden geholpen en betaald.) En dewijl de ministers met relatie tot de door den Mallabaars commandeur De Jong aangelegde peperplantagie ons bij hunne letteren van den 19e mey anno voorgangen onder meer andere hebben te kennen gegeven hunne bedugting of dezen aanleg wel ooyt het kostende tot onderhoud zoude afwerpen, hebben w' haar wel willen qualificeeren ter verkoop van dezen aanleg ten faveure van gemelde commandeur, onder zodanige conditiën en voorwaarden, als w' voor den dienst van U Wel Edele Hoogagtb. nodig en de ministers tot hun narigt hebben aangeschreven bij onzen aan haar gerigten van den 10e augustus jongstleden, ten fine geen zekere lasten voor onzekere voordeelen over te neemen. Fol. 1761v-1762v. opgebracht. Maar omdat alle slechte omstandigheden in de korales en pattu's zijn verdwenen, wordt gehoopt dat de oogst beter wordt, zeker nu is besloten tot een nieuwe aanplant in de Colombose dessavonij. Het is goedgekeurd ter voldoening van de eis van 30.000 lb uit Nederland de prijs te verhogen van 22/5 tot 4 stuiver het pond, terwijl de maatregelen die in de marge van de opdracht voor de nieuwe aanplant zijn genoteerd, deze zullen vergemakkelijken en de leveranciers tot meer ernst zullen aansporen. De areka, waarvan 15.199 ammanams, waaronder 3000 ammanams die met de Sloterdijk naar Surat zijn gezonden, zijn verkocht, bracht volgens het overgezonden rendement ƒ 103.741 op. Gehoopt wordt dat er nog meer verbetering komt, wanneer de nieuwe beschrijving van de tuinen gereed is. Aan wat in de brief van 31 december 1758 over de Maduraise parelbanken wordt gezegd, valt toe te voegen dat het bestuur, op grond van het rapport over de visitatie van de banken en riffen, tevreden is met de verantwoording door het gewezen opperhoofd Johannes Ferdinandus Crijtsman. Het was gebleken dat de banken, in tegenstelling van wat Crijtsman beweerde, waren bedoken en geruïneerd, en dus nader gecontroleerd hadden moeten worden, voordat het bestuur een finale beslissing nam. Er was een groot verschil tussen Crijtsmans verweerschrift en het rapport van Michiel Hemme, terwijl het laatste unaniem door het bestuur werd gesteund en strookte met de mening van Joan Gideon Loten in diens memorie. Aangezien Crijtsman inmiddels is overleden, laat de Hoge Regering het bij deze opmerkingen, maar ze hoopt dat het bestuur in het vervolg de bevelen wat sneller zal uitvoeren. Daarom kan er nu niet aan voorbijgegaan worden dat er in de brieven sinds de generale missive van verleden jaar ontvangen, geen melding wordt gemaakt van de verleden jaar ontdekte nieuwe parelriffen. Als argument gold dat bij besluit van 18 februari 1758 de dienaren te Jaffna was gevraagd, waarom deze riffen zo dichtbij steeds geheim waren gehouden. Buiten de redenen genoemd in de brief van 31 december 1758, is niet anders te bedenken dan dat ze abusievelijk over het hoofd zijn gezien. Het bestuur is om beantwoording gevraagd. Omdat er voor het opduiken van chanco’s maar 8000 rsd was geboden, heeft de Compagnie dit aan zichzelf gehouden. Het afgelopen jaar leverde deze 282.156 stuks chanco’s op, ofwel 136.306 stuks meer dan het voorafgaande jaar. Op de markt te Tuticorin deden ze maar ruim 6655 pagoden. Ze zijn daarom volgens bevel opgehouden en zouden over Nagapattinam naar Bengalen verscheept worden. Daar is vanaf gezien, omdat de dienaren te Tuticorin met een Engelse handelsagent een contract sloten, waarbij deze partij voor 37.01011/25 ropia's te betalen in Nagapattinamse pagoden à 3 ropia ieder of in andere Suratse ropia’s, werd afgestaan, af te halen tegen half januari. Als onderpand gaf deze koopman 400 stuks chela's, zodat de Compagnie aan haar geld zal kunnen komen. Mocht zich niet zo’n gunstige gelegenheid voordoen, dan moeten de bevelen van verleden jaar worden gevolgd, zeker nu de chanco’s in de Ganges nog 177 % hebben opgebracht. Deze berekening moet wel worden toegelicht en er moet een precieze kostenberekening komen voordat ze verzonden worden.) den kreeftengang te gaan, ter zake er uyt de partij van 83 beesten, die onder ultimo augustus 1757 al per restant zijn geweest en die in anno 1758 tot 157 beesten waren toegenomen, maar 30 van die animalen waren omgezet voor ƒ 26.662,17,8, terwijl de ministers daarenboven vreesden dat er weynig apparentie ten goeden scheen tot een beteren vertier. En daarom hebben w' als welgedaan aangemerkt dat z' ter sessie van den 10e junij hadden gearresteerd de Moeselische jagers vooreerst te excuseeren en geen jagt te Mature te laten houden, dan voorzoverre z' zulx onvermijdelijk hadden geoordeelt, ter voldoening van de door ons gepetitioneerde drie getande Den eliphantshandel schijnt door de de continueele troubelen te Cormandel nogal sterk (Eind augustus 1759 waren er 522 paarden in voorraad. Er zijn er 22 verkocht voor ƒ 6408 en 23 eliphanten voor de vorsten van Java, die wel overgekomen en direct na derwaarts zijn getransporteert. Fol. 1768r-1769r. hengsten en merries zijn via Coromandel naar Batavia verscheept. De dienaren te Jaffna hebben enige verwachting van de opdracht van het bestuur om de springhengsten en merries, en het hoornvee gescheiden te houden, zodat de excessieve sterfte van 109 paarden afneemt. Wat betreft de belastingen en ontheffingen, en de in- en afschrijvingen hebben de gezamenlijke participanten in de vergoeding van ƒ 5291 voor de mindere waarde en kwaliteit van te Manapar, Kaap Comorijn en Mannar voor Nederland verhandelde textiel, een verzoekschrift ingestuurd met een gunstig advies van het bestuur. Daarop zijn ze van deze vergoeding vrijgesteld. De commandeur te Galle Abraham Samlandt en de eerste pakhuismeester Johannes Blaauwsteyn zijn op een hoeveelheid van 45.801 pond vrijgesteld van de vergoeding van een tekort van 4449 pond Cochin Chinese suiker. Zij hadden zich, volgens het bestuur, niet met de suiker verrijkt, maar het tekort werd veroorzaakt door verstropen. De teruggave aan diverse pachters uit de Baygam6 Korale van 331 ammanams en 21 cornies nely, de afschrijving van de vermiste of verongelukte boot op de kust van Beruwala en de overdracht van 20 oude en afgeleefde slaven aan de diaconie zijn goedgekeurd. Het laatste uitsluitend als de armengelden toereikend zijn. Het is als een blijk van hun serieusheid beschouwd dat te Jaffna zes pakken rode geverfde salempuris en twee pakken muris, waarin veel stoppen en gaten waren geconstateerd, voor rekening van de commandeur en raad te gelde zijn gemaakt en de mindere opbrengst van 50 % aan hen in rekening is gebracht. Zo is eveneens gehandeld met de gewezen eerste resident aan Kaap Comorijn Willem Willemsz., de weduwe van resident Jacob Molckenboer en de assistent Laurens Meijer met betrekking tot het verlies op zeven pakken salempuris die daar voor Nederland waren ingekocht. Uit de besluiten van 7 en 22 maart, 7 april, 19 mei, 2 juni, 3 en 31 oktober, waarbij een goed gedeelte en tevens de reparatiekosten op hun rekening waren gesteld, bleek hoe onverantwoordelijk de dienaren die daarvoor moesten zorgen, met de wapens waren omgegaan. Deze maatregelen zijn goedgekeurd. Tevens gebeurde dit met het uitstel van zes maanden aan de weduwe van Johannes Ferdinandus Crijtsman voor te weinig berekende halve stuivers, daar ze zich tot de Hoge Regering had gewend met een verzoek om terugbetaling van ƒ 33.106. Het bestuur ondersteunde dit rekest krachtig, daar de weduwe geheel was geruïneerd en de berekening niet met opzet, maar uit een verkeerd begrip van bevelen was opgesteld. Tevens had niemand zich verrijkt, noch was de Compagnie nadeel berokkend. Het besluit van verleden jaar in deze is herroepen en het verzoek is toegestaan, waarbij is opgemerkt dat deze zaak wel heel lang heeft geduurd en dat het besluit te Colombo van 9 februari 1757 veel te krachtdadig is geweest, of niet goed begrepen, dan wel met te weinig omzichtigheid is genomen.) Dan dewijl ons diergelijke behandelingen nu en dan al eens voorkomen, moeten w' ons al zulke varieerende begrippen zo wel getroosten, als w' dezen jare tot onse uytterste verwondering hebben ontwaard dat het Colombosche visitecomptoir, volgens 't schrijven der ministers, nog nooyt aan het oogmerk van dies oprigting heeft voldaan, zoals dat in zijn gantschen te samenhang zeer ampel gedetailleert werd gevonden bij besluyt van den 11e oktober, ten welken dage de eerste bevinding op de Calpettische negotieboekjes van anno 1755/6 en 1756/7 door den visitateur ginter was overgelegt. Fol. 1773v-1774r. (Het bestuur heeft duidelijk blijk gegeven van angst voor vele onherstelde fouten door zich slechts bezig te houden met berichten over uitgeleverde ladingen, met generale inventarisaties, transporten etc. Dit geldt te meer daar de Compagnie in deze boekjes slechts wegens voor mindere prijs verkochte areka etc. voor ƒ 8725 benadeeld was, die conform de bevelen de gewezen opperhoofden ter vergoeding was opgelegd. Dit gaf veel genoegen, alsmede de belasting in de vergaderingen van 27 en 29 april, en van 6 september van de soldijboekhouders Johannes Philippus Visboom en Andries Jacobus de Leij, en van soldij-overdrager Willem Visser en andere bedrijvers van fraude met de reeds ontdekte fouten in de soldijboeken. Het bestuur zou tot scherpere maatregelen zijn overgegaan, als het fraude had geconstateerd. Dat was wel gebeurd met drie schrijvers van de militairen die aan de fiscus waren overgegeven. Voor timmerwerk en reparaties wordt verwezen naar de brief van 10 augustus aan Jan Schreuder. Hoewel de afgeboekte posten ƒ 32.592 en ƒ 38.960 de bedragen in de memorie van bezuiniging nogal overschrijden, zijn ze wegens de vele onderhanden zijnde werken aanvaard. Dat is ook het geval met een bedrag 6 Baygam, van Singalees buth=rijst en gam = dorpen; dus de korale met rijstproducerende dorpen. Gelijk w', om de ministers zoveel mogelijk buyten eenig ongerief te houden, op dito dito dito ,, dito van ƒ 54.586 voor sloepen en vaartuigen. Uit een speciale memorie over de generale restanten bleek gelukkig dat de voorraad contanten per eind augustus 1759 ƒ 919.652 bedroeg, waaronder ƒ 619.239 aan duiten, en verder gouden pagoden en dukaten. Van deze gouden specie was eind december nog maar ƒ 76.311 aanwezig, terwijl het algemeen restant ƒ 698.789 bedroeg, waarvan het meeste duiten. Deze zijn volgens het bestuur niet geschikt om textiel mee te verwerven. De Hoge Regering gaat akkoord met het bevel aan Jaffna om pagoden in te wisselen voor koperen specie en met de verkoop van olifanten, paarden etc. voor pagoden. Het bestuur ontving op de eis van ƒ 650.000 aan pagoden voor de textielhandel op de kust van Madurai, volgens de brief 10 en 12 juni, ƒ 200.625 aan gouden dukaten, in de veronderstelling dat dit, met wat van Coromandel komt en wat te Jaffna ingezameld wordt, voldoende zal zijn, zeker als de Visvliet met 15.200 dukaten volgens opdracht Colombo of Galle heeft aangedaan. Dit schip verscheen niet op Coromandel, zodat het misschien beneden Ceylon is geraakt en direct naar Bengalen is doorgevaren. Daarom is in de vergadering van 16 november besloten om met de Radermacher via Malabar nog ƒ 125.011 aan goud te zenden om een tekort te voorkomen.) fundament van de aan ons gecedeerde voorregten door Tanjours vorst niet alleen hebben gequalificeert om voortaan van al het goud te Toutecorijn pagoden van 8 mat met de Nagapatnamsche nieuwe stempel te mogen laten slaan, maar ook om ten fine voorschreve de al verder benodigde gereedschappen en desnoods een essayeur van dat ministerium te mogen eysschen, mits de bereekening der muntslasten die van Nagapatnam niet komen te surpasseeren, maar wel zoveel minder als de arbeidslonen te Tutecorijn zullen te bedingen zijn. Fol. 1778r-v. (De voorraad aan rijst, nely, buskruit etc. is voldoende. Op de generale eis valt weinig aan te merken, behalve dat er om 61/2 ton goud voor de inkoop van textiel wordt gevraagd,wat buitensporig is. De ondervinding leert dat vier ton voldoende is, ook daar Jaffna geen goud voor textiel nodig heeft. Omdat alles goed was verantwoord, is aan de eis zoveel mogelijk tegemoetgekomen, waaronder 800 last rijst, de ene helft van de nieuwe, de andere van de oude oogst. Met genoegen is opgemerkt dat de retourschepen de Lapienenburg en Overnes op 15 november 1758 met een lading t.w.v. ƒ 414.285, en de Voorland en Gustaaf Willem op 31 januari 1759 met een lading t.w.v. ƒ 631.843, samen ƒ 1.046.128, waren vertrokken. De restant retouren bestonden uit 217 balen kaneel, sindsdien toegenomen tot 1037 balen, en verder) 1.439.230 ponden Mallabaarsche peper ongezuyverde cauris 64.925 2.491 sappanhout Javase 49.119 coffij Ceylonse dito 34.520 59.993 thin Fol. 1780r. Vrijburg. Met de belading van deze schepen is zoveel mogelijk haast gemaakt. Naar Ceylon is in een vol jaar verzonden voor ƒ 697.153, en vandaar ontvangen voor ƒ 281.319. Ongaarne is vernomen dat de Giessenburg op de rede van Matara op een rif is lek gestoten en daarom naar de rede van Galle is moeten gaan. Het is daar gelost, gekrengt en de gebreken hersteld, waarna het volgens maritieme deskundigen de reis naar Batavia kon vervolgen. Daar is het aangekomen. In overeenstemming met bevelen van de Hoge Regering voor zulke gevallen, was het nuttig dat het bestuur de fiscaal te Galle had opgedragen naar dit ongeval een onderzoek in te stellen. Nadat deskundigen de journalen hadden gecontroleerd, had deze gerapporteerd dat hij geen vervolging kon instellen, omdat die bank noch bekend, noch op enige kaart te vinden is. Het bestuur had dit later op 4 februari geverifieerd en het, na het doornemen van de stukken, bij de verklaring van de fiscaal laten rusten. Het heeft opdracht gegeven de rede van Matara precies op te nemen en in kaart te brengen. Dit alles is goedgekeurd, alsmede de overige maatregelen betreffende de schepen die daar waren geweest. Er zullen, zoals gevraagd, spoedig één à twee sloepen naar Ceylon gezonden worden en de hoeker de Jacob is daar uit Surat te verwachten. De bouw van nieuwe schepen is echter verboden. Scheepsbouw kan veel goedkoper te Rembang gebeuren, waar hout ter plaatse verkregen kan worden. Als hout van elders moet worden aangevoerd, is dat veel ongunstiger Men heeft zich neergelegd bij een tekort van 183 pond Japans staafkoper op de Gustaaf Willem; dat was 7/8 % op 18.750 pond. Het dient dan (Via Ceylon zijn naar Nederland vertrokken de Tulpenburg, Vrouwe Rebecca Jacoba, Liefde en De vreemde schepen concerneerende, hebben w' ongaarne vernomen dat er in 12 echter niet te blijven bij het wegen van een onbekend monsterkistje, maar de hele partij moet gewogen worden, waarover de bevelhebbers op het schip dan betalen. Anders kunnen ze wettelijke uitzonderingen aanvoeren voor ontheffing. Terecht hebben de gezagvoerders van het Huis te Boede over 964.000 pond peper die uit Malabar werd aangevoerd, gevraagd 2 % te mogen ontvangen, zoals te Batavia gebruikelijk, en niet 1 %, zoals het bestuur aanbood. De peper kwam immers van Purakkad buiten het Ceylonse gouvernement en viel dus niet onder het derde artikel van het reglement op in- en afschrijvingen tussen kantoren binnen hetzelfde gouvernement. De schepelingen is derhalve 2 % toegestaan, wat het bestuur in zulke omstandigheden voortaan zal moeten berekenen. Er is op aangebrachte nely een tekort van 14 last, ofwel 41/2 %, geconstateerd. In plaats van de afschrijving van 11/2 % die het bestuur hanteerde, is 3 %, wat het verlies op zulke ladingen gewoonlijk is, toegestaan.) maanden 37 van die kielen de havens van Ceylon hadden aangedaan, dat wel 21 scheepen meer bedraagt als 't jaar bevorens. Dan dewijl daaronder veele Engelsche konings en compagniesscheepen zijn geweest om te verneemen na hunne vloten uyt Europa, ook sommige om verversing, andere om van hunne gebreken verholpen te werden. Fol. 1785r. (Op het gedrag van het bestuur in deze is weinig aan te merken. Het is juist dat op 4 augustus besloten is de dienaren te Trincomale te waarschuwen voor een of andere krijgslist. Er is weinig op te merken over het inzicht van de overwalse dienaren dat er, om smokkel te verhinderen, het beste met snelle sloepen in de bochten van Tondi en Rameswaram, en in de ingang naar Andraggapatnam, ter beteugeling van de thevar van Kotta, gepatrouileerd kan worden. Er wordt een staaltje van ijver en vlijt van de dienaren verwacht, nu het besluit van het bestuur van 12 april is goedgekeurd om aan degenen die te Jarinsengare textiel in beslag namen, de waarde daarvan van ƒ 38.356 af te staan na aftrek van 5 % verkoopsalaris over de opbrengst van ƒ 52.183. De opbrengst boven de taxatie van ƒ 13.827 is bestemd voor de Compagnie. Naast wat in de aparte brief aan gouverneur Jan Schreuder is bericht, wordt de godsdienst goed verzorgd door de predikanten Siegbert Abrahamsz. Bronsveld, Sijbrandsz., Johannes Jacobus Meijer, Philip de Mello, Jan Philip Smit, Franciscus Jansen, Andreas Frederik Schultze, Petrus de Silva, Willem Jurriaan Ondaatje en Hendrik Philipsz., van wie de laatste vier boven de sterkte zijn. Er wordt onophoudelijk gewerkt aan de vertaling van het Nieuwe Testament in de Malabarse taal, waarbij men gevorderd is tot hoofdstuk 11, vers 16 van Paulus aan de Hebreeën. Er zijn 1670 lidmaten en verspreid over het eiland 283.755 christenen, waaronder 587 lidmaten. De overige zaken en huishoudelijke maatregelen zijn goed gedaan. Verwezen wordt naar de brieven uit Ceylon direct aan Heren XVII van 9 november 1758 en 22 januari 1759, naar het antwoord op het extract van 13 en 29 oktober 1757 uit een brief uit Nederland, gevoegd bij de brief van 22 januari, en naar de brieven naar Ceylon die hierboven genoemd zijn. Naast wat in de vroege brief van 15 oktober 1759 is vermeld, hadden de volgende veranderingen in het personeel plaats: op een gunstige voordracht is de koopman en luitenant-dessave Henricus Leembrugge benoemd tot dessave van Matara met de rang van opperkoopman, terwijl hij opgevolgd is door de koopman Anthonij Diderig; i.p.v. de met afgeschreven gage overgekomen administrateur te Galle Jan Scharken is het opperhoofd te Mannar Pieter Spiering benoemd, die is vervangen door onderkoopman Arnoldus de Leij. Dat het bestuur de koopman en eerste visitateur Jan Volkert Francimont op zijn verzoek, op grond van zijn dienstverband van 36 jaar en een zwak lichaam, uit de dienst heeft ontslagen met behoud van kwaliteit, gage en emolumenten kon slechts aanvaard worden, als hij als tevoren zal tewerkgesteld worden, omdat het behoud van gage alles is wat men zo’n dienaar kan toestaan. De in plaats van visitateur Francimont aangestelde negotie-overdrager Frobus mag wegens voortdurende ziekte uit dit ambt ontslagen worden, terwijl als negotie-overdrager de consumptieboekhouder te Mannar Engelbert Francois Beeckman is benoemd, die voorlopig tot onderkoopman is bevorderd. Het is aanvaard dat het bestuur, in plaats van het overleden opperhoofd te Trincomale Jacobus Bouwman, die post heeft opgedragen aan de militair- kapitein Marten Rijn met de kwaliteit en gage van opperkoopman, in de verwachting dat hij daarin zal voldoen. Het bestuur is opgedragen de bevelen voor de overgang van de ene naar de andere dienst op te volgen. In die verwachting is de provisionele fabriek Frans Georg Philip Braunwalt de rang van luitenant gegeven onder bevestiging in die dienst; eveneens is de aanstelling van de soldijboekhouder te Jaffna7 tot secretaris van de Politieke Raad, in plaats van de aldaar overleden secretaris Anthonij Leerman, goedgekeurd. Er wordt akkoord gegaan met 7 De naam van deze persoon wordt niet vermeld. In 1758 zijn over Ceylon brieven van 28 oktober en 17 december uit Malabar aan Heren XVII de benoeming van de onderkoopman mr. Johan Willem Schorer tot soldijboekhouder en kassier, en met het geven van het presidium van de tuinbeschrijvingen aan de onderkoopman en sjahbandar Pieter Blankert. Het is in overeenstemming met de bevelen dat de koopman Cornelis Ens, die 700 rsd tekort op zijn administratie had, is ontslagen en dat de fiscaal een onderzoek zal instellen. De onderkoopman Philippus Mattheus Trekels is in zijn plaats aangesteld. Het is in overeenstemming met de bedoeling van de Hoge Regering dat de onderkoopman Gerrit Blaauw Nicolaas tot eerste resident van Ponnekail is benoemd, in plaats van koopman Arnoldus Citters die te Kilakkerai is benoemd. De gage van de predikanten Sijbrandsz., Franciscus Jansen en Andreas Frederik Schultze is verhoogd wegens hun dienstjaren; kapitein Van Berchem mag op verzoek met behoud van rang en gage naar Batavia komen. Tot kapitein-luitenant is benoemd luitenant Leonard de Coste i.p.v. de overleden kapitein- militair Jacob Castelijn. Op voordracht van het bestuur kreeg, zonder gevolg voor de toekomst, de luitenant Johan Godfried Wetzel de rang van kapitein-luitenant en hoofd van de artillerie. Het verzoek van vaandrig Hans Frederik Storm naar Batavia te mogen komen, is afgewezen, tenzij hij wil repatriëren. Wegens vele jaren dienst is de onderkoopman Hermannus Johannes van Cleeff tot koopman bevorderd; de boekhouders Johan Scholts en Gerlachus Rogier zijn tot onderkoopman bevorderd. MALABAR gezonden samen met kopieën van de gewone en geheime brieven die naar Batavia werden verstuurd. Daaruit werd in de laatste generale missive verslag gedaan. Sindsdien zijn ontvangen gewone en aparte brieven van 7 september en 28 oktober 1758, en van 18 en 30 januari, 8 en 20 april 1759, waarvan kopieën langs de directe route naar Nederland zijn gezonden.) Noteeren dat, ofwel uytwijsens de jongste communicatie, door het draalen van den ouden sammorijn, mits zijne ziekte en daarop gevolgd sterfgeval, het tusschen hem en de Compagnie de novo gesloten vreedens-contract, welks datum en teneur gereciteerd staat bij ons voormelde berigt, ongetekend was gebleven. En mitsdien de ministers geverseerd hebben in onzeekerheid omtrent de finale afdoening. Egter zijnen rijxopvolger den nieuwen sammorijn al met den aanvang van zijn regeering, ter betuyginge zijner vreedelievende sentimenten, vooraf haar hebbende willen versekeren dat van zijne zijde geene veranderinge zouden werden bespeurd in de gecontracteerde zaaken, ten eersten de vreede heeft doen standgrijpen en zelfs op 't verbandschrift separaat gepasseerd, om zodanige reedenen als vervat staan bij haaren voorgemelde aparten brief de dato 28 october tot voldoening van het daarbij beloofd dedomagement van 's Compagnies geledene schade en kosten in de expeditie, door haar begroot op ropia's 65.000, of 40.625 rds., en gestipuleerd te betalen in 3 termijnen eyndigende in april dezes jaars, schoon 't ruym driemaal meer emporteerd als in den jaare 1717, na een driejarig gevoerden oorlog met circa 4 à 5000 man den toenmaligen sammorijn als een boete is opgelegt ten bedrage van rds. 10.625. Vervolgens in twee reysen doen afleggen 8000 rds. onder herhaalde belofte, aangezien het gestelde laatste termijn mede was verlopen, zo met het overlijden van den ouden sammorijn, als de rouw-ceremoniën en andere plegtigheden, bij 't aanvaarden des rijxbestier niet alleen 't ontbreekende ten spoedigsten te zullen laten bezorgen. Maar ook verzeekerende daartoe reets ordres gesteld en zijne bediendens aangewezen te hebben de middelen om aan geld te geraken. Begeerende nog den commandeur t' ontmoeten tegen den 26e april op zeeker plaats genaamt Perimenam, en zulx niet te ontleggen zijnde volgens schrijven der ministers van 20 bevorens, temeer het gelegentheid zoude geven om Zijn Hoogheyd zo ter teekening van 't voorgeciteerd contract, als tot de compleete afbetaling der nog manqueerende penningen te disponeeren. Fol. 1794v-1796v. achterheen gezeten worden, want de Malabaren betalen niet graag en proberen dat met allerlei beloften uit te stellen. Zo kwam de kleine som uit 1717 pas in 1721 binnen. Het bestuur betuigde voldaan te zijn dat de huidige zamorin er blijk van gaf, dat hij de vrede gesloten met zijn voorganger wil handhaven. Er is echter verschil van mening over de invordering van zekere gerechtigheden over Chettuvay en de landen van Pazhancheri Nayar, die (De Hoge Regering hoopt dat het geld nu ontvangen is. Mocht dat niet het geval zijn, dan moet er Met betrekkinge tot dezen vorst komt den koning van Cochim, ongeagt zijn rijk en staat onder de bescherming van de Compagnie staan. Het zou de zamorin niet daarom te doen zijn, maar wel om de heerschappij over die landen. Hij zal een gezant naar Chettuvay zenden en de Compagnie gecomitteerden uit Cochin. Mocht dat nog niet geschied zijn, dan wordt opgedragen deze zaak geheel te regelen.) Daarheenen dirigeerende dat zijn volk in 't vervolg geheelijk uyt die landen mogen blijven, om hem dus t' eenemaal te beneemen alle occasiën aldaar eenig meesterschap te oeffenen, alsom zijn volk te beletten het pleegen van ongeregeltheden onder pretext van die invorderinge, welke gewisselijk gelegentheid verschaffen tot verwijderingen. En dat men daarom tragten moest dezelve in allen gevalle te vermijden, teneynde de ruste en vreede te conserveeren. zo van sammorijn als Trevancoors zijde geïnvadeerd en voor hem zeer weynig overgelaten zijnde, dus na haaren totalen ondergang helt door desselfs gants onberaden gedrag en misselijke handelwijse, zijne zo desolaat gestelde zaaken bij continuatie meer en meer te verwarren. Want niet eens considereerende alle de voordeelen die zij beyde over hem reets verkregen hebben, en uyt de zo blijkbare ambitie van den Trevancoor na de opperheerschappij onder de Mallabaarse vorsten ligt op te maken valt, dat deezen in 't minste niet van gedagten is iets weder te geven van de geconquesteerde en thans in possessie hebbende landen, had Zijn Cochimse Hoogheid evenwel kunnen gelusten alweder zig te wenden tot den Trevancoor, versoekende bij zijne jongste ontmoeting om assistentie, tegens den sammorijn. En ofwel den Trevancoor daaromtrent zig niet wilde verklaren, zonder alvorens te weten of men van 's Compagnies zijde genegen was den Cochimder t' ondersteunen, en hem eenige manschappen tot bijstand zoude zenden, schoon dat onbeantwoord wierd gelaten, nog bij den commandeur aan te houden de conferentie met den Trevancoor te willen bijwonen. 'Twelk mede beleefdelijk was van de hand gewezen, omdat men zig van zijne chimericque voorstellen niets goeds beloven konde en ook niet raadsaam vond 's Compagnies agting te hazardeeren. Zodat hij onverrigter zaake zoude zijn teruggekomen met chagrijn en confusie van Trevancoors grootsheid meer luyster te hebben bijgezet. Mits dien zeer wenschende na de vreede met den sammorijn, versuymden daarop de ministers niet alle goede offitiën aan te wenden ten beste van 't Cochimse rijk. Maar middelerwijlen zijn afgezondenen, den Cochimsen kroonprins en veldheer den paljetter, toen zij over de de vreede met den sammorijn in onderhandeling waren en sammorijns veldheer, daar ter plaatse haar latende, op weg nabij Cochim genadert was om vanwegen zijn meester den commandeur daarover te aboucheeren, zig niet ontsien hebbende, gelijk 't blijkt, alzo driftig en onbezuyst als haren koning zelfs om 's rijks formeelen val te verhaasten, door hunne hoogmoedige en bedriegelijke conduites de noorder landheeren op te rokkenen en de sammorijnse princen te Tritsjoer onverhoeds te overvallen. Zo quam door die snoode behandelinge eensklaps te vervallen alles wat men zogt te herstellen. Immers, sammorijns veldheer ten eersten de terugreyse neemende, latende niet lang haar die slinkse pots gevoelig betaald te zetten, en dus zig dan weder in 't naauw ziende, schaamden zij haar nog niet van de Compagnie assistentie te vergen, daar zij, zelfs aggresseurs geweest zijnde en sinisterlijk met de sammorijnse te werk gegaan hebbende, veeleer eene scherpe correctie verdienden. Des onaangezien alles tot stilstand geraakt, den Cochimsen koning de novo begeerende die afgebrooke tractatie tot de vreede te hervatten, en de ministers verzogt zijnde daarbij 's Compagnies gecommittteerdens te willen zenden, hadden zij den resident Lucasz. gelast die conferentie wel bij te woonen, maar nergens in toe te stemmen, principaal uyt bedugting dat anders den Cochimder, om maar best koop zig te redden, somtijds aan den sammorijn zoude konnen opofferen het leengoed Innemaka, dat bevorens dien vorst heeft toebehoord gehad. Te meer het door de Compagnie hem afgenomen, vervolgens afgestaan zijnde aan die van Cochim ter bezittinge, den eerstgemelde bij overmeesteringe thans weder in possessie heeft. Dog, na veele nut en nodeloose talmerijen en tijdverspillingen, op sammorijns gepretendeerde voldoening der kosten, wijl de Cochimse landsgrooten hem hadden ingeroepen tegens den Trevancoor, voor zig niet anders begeerende dan eenige wijnige geregtigheeden, voormaals door den Cochimder geheft aan de kant van Palicatcherij, geheel in 't noordwesten gelegen, presenteerende alsdan Innemaka en alle de verdere geconquesteerde Cochimse landen te restitueeren. Parthij en contractanten niet kunnende overeenkomen, zoude die vreedehandeling alweder gesurcheerd zijn. Fol. 1798r-1802r. (Het beleid van het bestuur is goedgekeurd. De oude koning van Travancore heeft voor zijn dood door toedoen van zijn factotum, de beruchte en sinistere moslim Pokoemoesa, veel moeilijkheden gegeven. Er is, omdat dit sinds de leverantie volgens het nieuwe contract nog niet geschied was, door het bestuur op aangedrongen de rekening van geleverde peper en ontvangen contanten op te maken, zodat duidelijk wordt wat de Compagnie of de koning tegoed had. Pokoemoesa dirigeerde de zaken en stond als een bedrieger bekend. Tijdens het leven van de koning had hij met allerlei uitvluchten het opmaken van een rekening weten uit te stellen, als het zijn opzet al niet was dat geheel te ontgaan. Met het aantreden van de nieuwe koning, wiens gunst hij ook genoot, was het slijploon voor diamantjes, die de oude koning ter bewerking naar Batavia had gezonden, voldaan, hoe Pokoemoesa dat ook met uitvluchten en geharrewar heeft trachten te voorkomen. Dat was kort voordat hij door een olifant werd dood getrapt. Daarop zijn al zijn bezittingen door de koning, aan wie hij naar wordt gezegd 200.000 ropia's schuldig was, in beslag genomen. Omdat door dit sterfgeval slechts veel problemen waren te verwachten, is de ministers bevolen zulke zaken niet te laten voortslepen, maar jaarlijks een rekening op te maken en die met de peperleverantie te liquideren, zodat er bewijs in handen is.) Niettemin volgd den nieuwen Trevancoor het spoor van zijnen antecesseur, met op alle wijse de christenen welke in zijne conquesten woonen, te vexeeren speciaal die van Carporam, staande onder 's Compagnies protectie, haar beswaarende met nieuwe belastingen en meer verscheyde onverdragelijke onderdrukkingen. Hebbende over haar gesteld een Mahumetaans hoofd, waaronder zij zig submitteren moeten. Fol. 1804v-1805r. (Hoewel de mukkuvas, de christenvissers die bij Quilon wonen, de vazallen van de Compagnie zijn, worden zij door Travancore als onderdanen behandeld en tot slaafse diensten gedwongen. Zij moeten hoofd- en nettengeld aan een daartoe aangesteld hoofd betalen en toen het opperhoofd te Quilon daartegen wilde optreden en Compagnies rechten wilde verdedigen, liet de koning allerlei kwetsende nieuwigheden invoeren om de Compagnie des temeer te honen en haar te verplichten deze onwettige pretenties in te willigen. Het bestuur te Cochin schreef de koning dat het in strijd was met het contract, dat met zijn voorganger was gesloten, dat de christenen zulke kwellingen moesten ondergaan. Het toonde niet alleen aan dat de mukkuvas van oudsher onder de Compagnie ressorteerden, maar legde puntsgewijs uit hoe verkeerd het contract geïnterpreteerd werd en dat het niet door de Compagnie, maar door de koning werd verbroken. Dit bracht geen verandering en in zijn antwoord voerde de koning allerlei ongegronde argumenten aan en wilde niet afzien van een recht dat pas zijn voorganger begon te usurperen. Zijn veldheer berichtte dat de koning zijn pretentie wilde handhaven en dat hij onwillige christenen zou straffen.) Hebben zij dus niet onduyster bespeurende dat, ofschoon eenieder van de inlanders ten vollen bewust is de mocquassen altijd onderdanen van de Compagnie zijn geweest en zulx ook evident komt te consteeren bij de contracten voor dezen met den signattij aangegaan, evenwel den Trevancoor zo onredelijk is geworden, manifeste waarheden tegen te spreeken en, op dien voet doordravende, gants ongeneegen was agter te laten de vexatoire middelen die hij gebruykt, zo om zijn authoriteyt te excerceeren, als desselfs intrest te bejagen. Mitsdien het opperhoofd van Coilan moeten aanschrijven de invorderinge van die gepretendeerde geregtigheid bij conniventie te tollereeren, om in geen dissentie te geraken met een vorst op wiens gesteldheid tegens de Compagnie buytendes niet te roemen valt. Remarqueerende niettemin wel teregt dat, hoewel het onverschillig is of de mocquassen geregtigheden aan den Trevancoor opbrengen, egter door zulke gedoentens 's Compagnies limiten en oude voorregten wierden geschonden, daar men de forten etc. langs de Mallabaar niet door toelating van eenig vorst verkregen, maar door de wapenen op onse vijanden veroverd heeft, teffens met het grondgebied, en zulx allengskens verkort en betwist werdende. Fol. 1807r-1808r. (Aangezien ook de eer van de Compagnie werd aangetast, is de vertaler Simon van Tongeren naar het hof gezonden om de bezwaren nog eens duidelijk te maken, waarop de nieuwigheden, zoals verdubbeling van de tol op de invoer in en de uitvoer naar Travancore en de verplichting om slechts op de markt van Quilon de Cima aan dienaren van de Compagnie te verkopen, zijn ingetrokken. De koning voerde aan dat hij deze dingen had ingevoerd, omdat het opperhoofd te Quilon de mukkuvas belet zou hebben de gerechtigheden die zij aan zijn voorganger hadden opgebracht, te betalen. Hij zag echter geenszins af van zijn onrechtmatige aanspraken.) critiseerde over de hem toegezondene snaphaanen, derzelve acceptatie wijgerende op prætext dat men hem thans slegter geweiren verstrekte, als bevorens begeerende niet anders dan geweiren met vaderlandse laaden. Of dat, in contrarie geval, die met inlandse laaden zoude moeten werden afgestaan voor minder prijs als bij 't contract bedongen. Schoon hem, zeggen de ministers, niets minder als dat manqueerde, terwijl hij een considerable quantiteyt geweiren in zijn voorraadhuysen heeft en jaarlijx door de Engelsen en Deenen met beter snaphaanen, als vanwegen de Compagnie werd voorzien. Fol. 1809r-v. (Dit zijn maar vitterijen, terwijl de koning zelf 3359 kandijl achter staat op de bij contract vastgestelde leverantie van jaarlijks 2000 kandijl peper van 500 lb tegen 55 ropia uit de door hem veroverde landen te leveren, en 3000 kandijl tegen 65 ropia ieder uit zijn eigen landen. Hij maakt veel bezwaren dat hij moeite heeft 3000 kandijl te verwerven en wil van de 2000 kandijl niets weten. Het bestuur schreef echter dat zijn eigen landen wel 8 à 10.000 kandijl per jaar kunnen opbrengen, waarvoor hij maar 30 à 32 ropia het kandijl betaalde, terwijl de Engelsen meer dan 1000 kandijl, ja meer dan de Compagnie, ontvingen. De koning had nog 5000 kandijl in voorraad om er een andere afzet voor te vinden. Hij had allerlei chicanes en perste 100.000 ropia af als vooruitbetaling op de peperleverantie, wat nog wel enigszins uitgesteld had kunnen worden, maar tenslotte beloofd had moeten worden om de verwerving niet te vertragen, daar er geen korrel werd geleverd voordat aan deze eis was voldaan. De koning verleende ook passage aan deserteurs uit de Compagnie en laat de vervoer van wilde kaneel, die de Engelsen in overvloed wordt toegespeeld, toe. Hij stelde daar zelfs een pacht op, alles tegen het contract waarbij hij 400 ropia krijgt om het te beletten. Gezien de omstandigheden prefereerde het bestuur zachtheid om de belangen van de Compagnie te handhaven, maar dat mocht niet baten en moedigde hem slechts aan om de Compagnie meer onrecht aan te doen. In zijn voorspoed gesterkt, houdt hij vol dat hij zijn veroveringen geenszins dankt aan de neutraliteit van de Compagnie, en is hij haar daarvoor niet dankbaar. Voor wat de zamorin betreft wordt verwezen naar de aparte brieven uit Malabar van 28 oktober 1758 en 20 april 1759. Door de situatie in Europa en in de Westerkwartieren van Azië, alsmede de macht van de Compagnie, kan Travancore niet duidelijk gemaakt worden dat haar onbillijk gedrag en inbreuken op het contract onacceptabel zijn. De politiek kan niet veranderd worden en men zal het lijdelijk moeten aanzien en met vriendelijkheid nog iets moeten zien te bereiken. Het is bevolen dat er in der minne op wordt aangedrongen, dat de christenen in de door Travancore veroverde landen, die vanouds onder de bescherming van de Compagnie staan, niet met nieuwe ondragelijke lasten bezwaard worden. Nadrukkelijk moet er vriendelijk op gewezen worden dat de mukkuvas te Quilon onderdanen van de Compagnie zijn. Harde woorden en maatregelen moeten vermeden worden, zodat Travancore door gematigdheid en beleefde argumenten afziet van rechten die de Compagnie toekomen. Op de klachten over de ammunitie) doen toekomen 1139 nieuwe fuseliersgeweiren met ijsere laadstokken, 50.000 pees vuursteenen, 15.000 lb. rondscherp in zoort, 20.000 lb. loode snaphaan en musquet-kogels en 10.000 lb. Buskruyt, onder meer andere diergelijke krijgsbehoeftens ten dienste van dat commandement, item 22 pees 12 ponder canons op zijn nieuwe petitie toeschikkende. Teffens aangeschreven eensdeels te moeten tragten, in zoverre doenlijk, te voldoen van onse zijde de begeerde ammunitiegoederen, zulx geschikt na de leverantie van peper, om hem dus den weg te coupeeren tot verdere doleantie en specieuse voorwendsels. Fol. 1813v-1814r. minzame middelen meer peper verworven te worden. De koning had aangedrongen op de herbouw van het vernielde hof te Quilon de Cima en pochte, in strijd met zijn daden, op zijn vriendschap. Het antwoord moet zijn dat uit de stukken niet bleek, dat de Compagnie het hof moest opbouwen en dat het zelfs onder goede vrienden geen gebruik was om sterkten in elkanders bereik op te werpen. Men diende aan te voeren dat de Compagnie vertrouwde, dat de Heeft men haar na vermogen in staat stellende, met op den eysch voor den Trevancoor te Nog doleerd den Trevancoor bij continuatie over de agterstallige ammunitiën en (Er moet op gestaan worden dat Travancore het pepercontract nakomt en zo mogelijk dient er met (Daarop is geantwoord dat deze prins de Compagnie verscheidene malen zo beledigd had, dat hij niet Den moorsen regent te Cannanoor, Adij Ragia, daaromtrent hoe langer hoe traager Ten reguarde van den jongste der baldadige Cartamanase princen, wier gepleegde quade koning geen versterkingen dichtbij het fort wilde bouwen en dat dat, wegens de vriendschap met de Compagnie, ook onnodig was. Als de koning verder aandringt, dan moet men bij zulke argumenten blijven. Van de prinsen van Tekkumkur en Vadakkumkur, die door de vorst van Travancore uit hun land verdreven zijn, hoort men niets. Vier moslims van Cotta Marcaar, die te Cochin dwangarbeid verrichtten, zijn op speciaal verzoek van de nieuwe zamorin ontslagen, terwijl een zekere Coenje Moesa, hoofd van enige van zijn nairo's, beweerde dat Cotta Marcaar hem de invordering van rechten op visnetten van aan de Compagnie onderhorige vissers te Chettuvay had afgestaan. Dit is als totaal onwettig afgewezen met de toevoeging dat de moslims juist waren opgepakt en gestraft, omdat zij deze rechten inden. Er is opdracht gegeven Cotta Marcaar te vermanen zijn mensen op straffe van net zo'n behandeling uit het gebied van de Compagnie te houden. Op dit kordate optreden beloofde Coenje Moesa er vanaf te zien.) stukken in 's Compagnies conquest Paponettij, ondersteund door Moerianattij Nambiaars nairo's, inzonderheid hoe hij zig niet heeft ontsien gehad te laten massacreeren eene nairo, aldaar onder onse protectie woonagtig, zulx nog kort nadat sammorijns volk het conquest had g'evacueerd, met de daarop gestelde ordres, door de ministers breedvoerig beschreven wierde gevonden bij haaren gemeenen brief van den 20e april dezes jaars, om zodanige consideratie als daarbij vervat staat, op sammorijns voor hem gedaane intercessie, teneynde zijne thuynen en landen welke men reets had gearresteerd te confisqueeren en te laten verpagten, en intusschen in beslag genomen waren, van dat arrest te willen ontheffen en hem permitteeren zelfs zijn gewas in te oegsten, onder belofte dat aan de Compagnie behoorlijke satisfactie zoude werden bezorgd. Fol. 1816r-1817r. anders dan voor een rebel en onruststoker gehouden kon worden. Nu de zamorin zijn daden kende, moest hij hem toch wel met verontwaardiging beschouwen en begrijpen waarom de Compagnie hem niet zomaar opnieuw kon accepteren. Er is zo gereageerd om te zijner tijd genoegdoening te krijgen, wat de baldadige prins van Cartamana zich ook kon aantrekken, zodat ze beide niet meer in buitensporigheden vervallen. De prins kolathiri gedraagt zich goed en houdt zich aan het contract.) werdende, vermits hij maar eenlijk bewijs heeft gedaan van de peperleverantie en het daarbij laat berusten. En daarenboven zig op toelegd vreemde passagiers te beroven, ja door zijn aanhoudend onhebbelijk gedrag mistrouwen bij zijn bondgenoten verwekt, temeer alle goede vermaningen tot het opbrengen van zijne agterstallige peper, maar vrugteloos werden bevonden. Door haar mitsdien 't Cannanoors opperhoofd gequalificeerd zijnde 't in en uytkomen van de bhaay aldaar te beletten, mitsgaders zodanige verdere messures te neemen als bequaam zullen wezen in deze tijdsconjunctuure, hem Adij Ragia tot reeden te brengen en ter nakominge van zijn contract te verpligten, zo heeft men het eene zowel als het andere voor welgedaan gehouden. Fol. 1817v-1818v. schermutseling met twee bewapende Engelse patrouilleschepen. De domeinen brachten in 1758 ƒ 2904, en de ingekomende tollen ƒ 412 meer op dan het voorafgaande jaar, toen de pachten van Compagnies tuinen en landen ƒ 16.657 opbrachten. Tijdens de invasie van de zamorin heeft men de inkomsten van Paponetty en van Dharmottu Panikkar en Velosenadu Nambiyar moeten missen, maar na de vrede zijn de pachten weer binnengekomen. Nadere informatie bevat de directe brief uit Malabar via Ceylon van 28 oktober 1758. De gerechtigheden kwamen pas gaandeweg binnen, doordat de leverantie pas na het verlaten van de verovering was begonnen en de pachten van alle tuinen en landerijen van de Compagnie, inclusief de 181/2 dorpen, door de zamorin in volle eigendom afgestaan, waren gecontinueerd om de gewone pachttijd van 10 tot 20 jaar te kunnen verlengen. Het laatste is, wegens de goede redenen die ervoor aangevoerd zijn en het voordeel voor de Compagnie, goedgekeurd. Daar het redelijk is dat de onderdanen hun land- en schutsheer voor de bescherming en het veilige bezit van hun goederen betalen, zullen de particuliere tuin- en landerijbezitters een matige belasting van 1/10 betalen, mits het geen grote problemen geeft. De invoering moest opgeschort worden, omdat de (De Maratha's hadden zich met hun roofscheepjes voor het fort Cannanur vertoond en hadden een Ook hebben zij wel en ten regten gedeclineerd het versoek gedaan door Paijencherij (In de direct verzonden brief van 28 oktober 1758 was bericht dat de handel goed ging en de inwoners zeiden dat ze niet konden betalen wegens het door de extra droogte slechte gewas, waardoor er schaarsheid aan levensmiddelen was. Dit punt is op een gematigde wijze goed behandeld.) Nairo om, wegens zijnen hoogen ouderdom, gelibereert te mogen wesen van de pro dato vrijwillig aan de Compagnie afgestaane en dus lange betaalde geregtigheid, onder voorwendsel dat hij zig buyten staat vond de nelij in te palmen, en ook niemand had in zijn familie daartoe bequaam, zoekende op dat prætext die verpligting weder geheelijk van zijn hals af te schuyven. En zulx bleek niet onduyster, want, op die finale rejectie verzeld met eene ernstige adhortatie, zoude hij ten eersten hebben laten verzeekeren niet te zullen manqueeren die geregtigheid behoorlijk op te brengen. Dies men de novo heeft aangedrongen door Belosta Nambiaar ten spoedigsten te doen afleggen zijn agterstal groot 20 lasten nelij over geregtigheid voor 't leenbezit van Maprana, waarvan de Compagnie opperheer is. Als zijnde door haar reets gewaarschouwd desselfs verbintenisse te præsteeren, of dat men anders zoude moeten omsien na een ander om dat landschap op te dragen, die integendeel beter genoegen geven zal, zo mede zorge te dragen dat hij vervolgens precis 's jaarlijx komt op te brengen 'tgeen hij verschuldigt is. Fol. 1821r-1822r. vooruitzichten voor 1758/59 gunstig waren. In de brief van 20 april 1759 wordt gemeld dat men tevreden zal zijn over de verkopen en de prijzen. De bombarra's die vroeg te Cochin arriveerden, verhandelden een aanzienlijke hoeveelheid suiker. In de periode begin september 1758 tot 15 maart 1759 is voor ƒ 260.457 afgezet, waarop ƒ 130.424 winst is gemaakt. In het laatste boekjaar zal die niet minder gunstig zijn geweest, hoewel van de Travancoorse textiel geheel had moeten worden afgezien. Op de verkoop van 1150 stuks op Tengapattanam gecontracteerde textiel werd niets noemenswaardigs gewonnen en de handel tussen Tengapattanam en Cochin ondervindt voortdurend tegenslagen. Het is goedgekeurd die daarom geheel achterwege te laten, omdat ook het verstrekken van voorschotten gevaarlijk is. Door de late aankomst van de Rozenburg met de generale brief uit Malabar kon er pas toen over vergaderd worden. Omdat er eveneens schepen en suiker ontbraken, konden de gevraagde handelswaren niet vroeger dan in november 1759 met de juist aangekomen schepen Hercules en Radermacher verzonden worden. Er is naar Malabar en Surat geschreven de prijs van poedersuiker, wegens geringe aanvoer, te verhogen. Als ijzer niet met 30 à 40 % winst kan worden verkocht, moet ze, net als kamfer, niet meer besteld worden. De handelswaren zullen nog wel op tijd voor de bombarra's aankomen en geen mindere winst opleveren. Echter is bij herhaling ernstig aanbevolen de schepen spoedig te laten vertrekken en ze geen moment ongebruikt vast te houden. De situatie van de handel in Surat is zeer somber.) meesters ageeren en men consequentelijk niet alleen zal moeten dependeeren van haare caprices, maar ook, zolange zij die meesterschap kunnen oeffenen, de onse aldaar niet anders te wagten hebben, dan door haar op den duur genoodzaakt te zullen werden, zig te moeten schikken na de wetten en bepaalingen die zij gelusten te maken. Zulx vrij veel bekommeringe verschaffende, dat 's Compagnies negotie te dier plaatse, alwaarom men eygentlijk daar zig heeft gestabileerd, door 't bedrijf van deze haare grootste competiteuren in 't vervolg nog geheelijk teniet zal komen te lopen. Fol. 1824v-1825r. Ezechiël Rabbi en andere deskundigen te overleggen hoe de handel van en naar Surat het beste gedreven kan worden en welk voordeel Malabar zou hebben in ruil voor het verlies van het staken van de directe handel op Surat. Ook moet nagegaan worden of Cochin de overslagplaats voor die handel zou kunnen zijn. Er moeten ter bestudering vijf rendementen van te Surat verkochte handelswaren worden opgegeven en een totaal cijfer van de in dat aantal jaren naar Nederland en naar Batavia voor Azië verstuurde goederen. Hierbij dienen overwegingen te gaan, zodat er voor de handel zo gunstig mogelijke maatregelen zijn te beramen. In 1757/58 bedroegen de uitgaven ƒ 351.554, ofwel ƒ 13.710 meer dan in 1756/57. De stijging is veroorzaakt door de soldijen die aan de troepen die vanuit Batavia zijn gezonden in verband met de spanningen met de zamorin, zijn uitbetaald. De inkomsten bedroegen in genoemd jaar ƒ 351.992, ofwel ƒ 125.619 meer dan in het voorafgaande jaar. De (In de brief van 31 augustus 1758 is commandeur Casparus de Jong opgedragen met de joodse koopman Vermits de Engelsen, de moorse regeering overweldigt hebbende, genoegsaam voor (Omdat de peper zo’n belangrijk product is, is het Malabarse bestuur aanbevolen om alle gepaste Zulx eenlijk te wijten was aan de onwilligheid en schoorvoetende leverantie van den inkomsten bedroegen dus ƒ 438 meer dan de uitgaven, wat, zoals blijkt uit de brief van 17 december 1758 uit Malabar aan Heren XVII, vooral werd bewerkt door de goede verkoop van handelswaren. Het bestuur is hiervoor geprezen en aangespoord hiermee voort te gaan, of in ieder geval te zorgen dat de uitgaven en inkomsten in evenwicht blijven. De lasten moeten de inkomsten in geen geval overschrijden, wat bereikt wordt door alle overbodige uitgaven achterwege te laten. Er is een aanbeveling voor zuinigheid in de huishouding en de memorie van bezuiniging moet letterlijk gevolgd worden. Wat nog verbetering verdient, moet aangevat worden, vooral omdat het allang had moeten gebeuren. Het is bevolen het opgeld op de soldijen te behandelen zoals vervat in het rondschrijven van 21 augustus 1759, omdat door een foute berekening die uitgaven hoger uitkwamen dan ze in werkelijkheid waren. De winsten op de dukaten hadden het generaal kantoor moeten worden toegerekend. Tussen 1 oktober 1757 en eind september 1758 is 2.743.217 lb peper verworven, ofwel 1.014.581 lb meer dan in 1756/57, maar in de brief van 20 april 1759 wordt bericht dat er van 1 april 1758 tot midden maart 1759 maar 2.400.000 lb werd verworven, of 600.000 lb8 minder dan in 1757.) Trevancoor, ongeagt de van haare zijde gebruykte complaisance met de prompte afgave der door hem hun afgeperste vooruytverstrekking van 100.000 ropia's, 'tgunt ook op te maken is uyt zijne onredelijke gedoentens hier voorwaarts gerecenseert. Derhalven mag men zeer wel accrediteeren de positie der ministers dat men, indien het daaraan niet haperde en Zijn Hoogheid niet agterwegen bleef te laten leveren de 2000 candijlen peper 's jaars uyt zijne conquesten, die de Compagnie volgens het contract almede toekomt, waarvan nog geen korl bezorgd was, meer als drie milioenen ponden zoude hebben kunnen binnenkrijgen. Maar thans daaromtrent moest te werk gaan, zoals zij het best kunnen, bij wegen van minnelijke persuasiën of geduurige adhortatiën om maar met de leverantie te doen voortvaaren, en dus den insaam van die thans zozeer gewilden korl tot een opulente quantiteyt. Fol. 1829v-1830v. middelen aan te wenden om er jaarlijks meer van te verwerven. Daarom is het schip Rozenburg naar Cannanur gezonden om 440.388 lb peper op te halen om de leverantie uit het zuiden van Malabar aan te vullen. Deze leverantie geschiedde door de prins kolathiri – of eigenlijk daarvoor door de vallunavar van Badagara -, die, om zijn goede wil te tonen, boven wat hij volgens het contract moet leveren, in het rijk Kadattanadu peper had doen verwerven. Dit was net zoveel als het opperhoofd te Cannanur verwierf door aan enige moslimkooplieden te Badagara handelswaar toe te vertrouwen. Maar de grootste concurrenten, de Engelsen, hebben met een stevig vaartuig en twee bewapende thony's het laatste onbewapende vaartuig dat van het strand van Badagara met 9100 lb peper naar het schip voer, aangevallen, wat de Rozenburg, doordat de afstand te groot was, niet kon verhinderen. Ze brachten de peper naar Tellicherry. Het bestuur protesteerde daar tegen en toonde aan dat de Compagnie vanouds te Badagara mocht handelen, en dat het nemen van dat vaartuig als een onverantwoordelijke daad moet worden aangemerkt. De Engelsen kwamen met allerlei loze argumenten om hun onrechtmatig en onvriendelijk gedrag te rechtvaardigen en weigerden pertinent het buitgemaakte schip met volk en lading terug te geven. Ze hielden de bemanning vast onder het voorwendsel dat deze zelf niet wilde terugkeren. Het bestuur te Cochin bemerkte dat de Engelsen te Tellicherry bij hun weigering bleven en een besluit uit Bombay moesten afwachten. Daarom besloot het zijn klachten aan het Engelse bestuur daar kenbaar te maken. Hoe deze zaak verliep valt te lezen in de brieven uit Malabar naar Batavia van 8 en 20 april 1759. Het bestuur verzocht om instructies hoe het zich moest gedragen, als de Engelse regering te Bombay weigerde genoegdoening te geven. Er is bevolen dat het dan de gelegenheid te baat moest nemen en zich van de handel te Badagara meester moest maken. Mocht er weer zoiets gebeuren, dan moet geweld met geweld gekeerd worden en zal men de rechten van de Compagnie, waarop nu zo beknibbeld wordt, moeten handhaven. Daartoe wordt men dan door het Engelse optreden gedwongen, doordat zij geen gehoor geven aan vriendelijke stappen en protesten. Daarvan moeten Heren XVII wel direct van in kennis worden gesteld. Overigens was het aangenaam dat, ondanks de problemen, Ceylon van de retourlading voorzien kon worden, en dat van de eis uit Batavia 995.434 lb is voldaan, verpakt in balen van matten, zoals de Engelsen en Portugezen hun waren naar China vervoeren. Er is nog op proef 1680 lb Calicutse ongeharpte peper ontvangen. In het komende jaar zal men in Batavia 4 à 500.000 lb peper nodig hebben. Er is gevraagd waarom in de jaren 8 Hoe dit bedrag tot stand komt is onduidelijk. 1755 – 1759 de onkosten op de gezonden peper zo verschilden, van 1/6 % geleidelijk tot 13/8 % oplopende. Er werd niet om contanten gevraagd, omdat er te Malabar voldoende voorraad was en deze met de verkoop van waren verkregen konden worden. Enerzijds vraagt Travancore voor de peper ropia’s, anderzijds is door de schaarsheid en grote vraag naar zilver te Malabar het goud op een lage prijs geraakt.) Zij zig genoodzaakt hebben gevonden ditheen over te stuuren d', anno passato uyt bedugting van gebrek aan contanten te zullen krijgen en daardoor den peperinsaam mogte werden gestremt uyt Amstelveen geligte, 8000 maticq goud, omdat zelfs het aangerekende daarvoor aldaar niet was te bedingen. En ten anderen in zelver voegen de fanums merkelijk gedaald waren, in tegenstelling van ropia's, alzo dat men bij verwisseling tot ropia's op de fanums veel verliest en voor een ropij veel meer fanums krijgt als den ordinairen cours. Fol. 1835v-1836r. (De militairen in Cochin weigerden daarom als betaling fanums aan te nemen en eisten ropia’s. Gezien de tijdsomstandigheden had het bestuur, om onordelijk gedrag te voorkomen, zo toegevend moeten zijn, de gage de helft in ropia’s, de andere helft in fanums uit te betalen, onder het voorbehoud dat, als er geen ropia’s in kas zouden zijn, ze weer geheel in fanums betaald zouden worden. Dat dit afgedwongen is, is de Hoge Regering zeer ongewelvallig, maar er moet worden toegegeven dat 34, 35, zelfs 36 fanums per ropia, terwijl de Compagnie maar 20 rekent, in de handel en de huishouding veel onregelmatigheden met zich moet brengen. Daarom is besloten naar Malabar, naast de ƒ 300.000 aan ropia’s die het uit Surat ontvangt, uit Batavia nog eens ƒ 66.000 aan Nederlandse dukaten te zenden. Daarmee kunnen de Cochinse fanums worden opgekocht, totdat ze tot 30 per ropia gedaald zijn. Na telling en het bepalen van hun gewicht moeten ze naar de munt te Nagapattinam worden overgemaakt en het allooi dient voor nadere besluiten te worden vastgelegd. Er is tevens gevraagd waarom er eind augustus 1756 tien ton in kas was, waarvan twee ton onder de kassier. Geld mag voortaan slechts bij schriftelijke ordonnantie verstrekt worden onder debitering van de ontvanger daarvan. Zulke gelden mogen niet voortlopen onder de contanten, noch in de kleine kas. Over de Malabarse indigo is in de brief van 28 oktober 1758 uit Malabar aan Heren XVII verslag gedaan. De handel, in- en afschrijvingen, uitgeleverde ladingen, belastingen en ontheffingen zijn naar behoren afgewikkeld. Aan geschenken is van begin januari tot eind december 1758 ƒ 913 bij inkoop, of ƒ 1082 bij verkoop, besteed. Dit is is ƒ 2392 bij inkoop, of ƒ 3176 bij verkoop, minder dan in 1757. Wat aan reparaties en timmerwerk is verricht, is voor kennisgeving aangenomen. Er is toestemming gegeven voor herstel van de gedeeltelijk ingestorte kade te Quilon, en voor een nieuw graanpakhuis en enige woningen van dienaren in het door de Compagnie veroverde Paponetty, die tijdens de onlusten met de zamorin waren vernield. Te Quilon moet het herstel geschieden voor de laagste kosten in een rapport genoemd, namelijk ƒ 3476, en te Paponetty mag volgens het toegezonden plan voor ƒ 4365 een redoute worden opgeworpen, of het tweede bij voorkeur, zoals werd aangegeven, voor minder. Het moet een hecht, sterk en duurzaam fortje worden dat steeds een aanval kan doorstaan, zoals blijkt uit de brief uit Malabar van 20 april 1759 en het antwoord daarop uit Batavia. Daarin is ook gevraagd waarom er in de kruitstampmolen geen buskruit is aangemaakt, terwijl er 30.000 lb was verschoten en er niet meer dan 12.000 lb in een jaar mocht worden gebruikt. In de toegezonden resolutie van 9 maart 1759 is opgedragen kruit uit Batavia te bestellen, alsmede zelf aan te maken tot de voorraad weer op peil is. Uit Batavia is 10.000 lb kruit gezonden. Er is verweten dat op het verzoek uit Ceylon om troepen voor Coromandel maar 93 oosterlingen zijn gestuurd, omdat meer, volgens hen, de garnizoenen in deze kritieke tijden teveel zou verzwakken. Immers, de oorlog met de zamorin is voorbij en in maart 1759 waren er 794 gewone Europese en 339 oosterse militairen. Omdat het garnizoen in vredestijd op 700 man is gesteld, is bevolen om Ceylon van de oosterse militairen, zoveel als gemist kunnen worden, aan te bieden of ze daarheen te zenden, dan wel Europese en inlandse troepen te sturen tot het minimum aantal op Malabar is bereikt. Wat de vreemde mogendheden betreft, is er met de Fransen, noch met de Portugezen iets voorgevallen, en met de Engelsen alleen het voorval te Badagara, gemeld onder het hoofdstuk peper. In de brief uit Malabar van 28 oktober 1758 aan Heren XVII is gemeld dat er 24, meest Europese militairen, zijn gedeserteerd en 4 zeevarenden, terwijl de brief van 20 april 1759 berichtte dat daar nog 6 Europese,1 oosterse korporaal en 5 toepas soldaten waren bijgekomen.) was aan de sware gagie, welke de Engelsen tot 10 ropia's, of ƒ 15, aan een gemeen zoldaat geven. 'Tgeen veel geroep maakt, hoewel het op zigzelfs niet profitabler is als 's Compagnies bezolding, Komende te berigten dat die toeneemende desertie der militairen alleen te attribueeren (Op voorstel van het bestuur te Malabar is besloten om tijdens de zuidwestmoesson, wanneer er geen als men rekend de rijst, andere behoeftigheden en de dranken die de Engelse zoldaaten ten duursten in reekening werden gebragt. In voegen dat veele, te quaat lopende, zelden geld in handen en de meeste berouw krijgende, differente malen aanhielden om pardon, daarbij voegende, schoon het wel voormaals was gepubliceerd, zulx egter niet had voldaan aan de verwagting. Om reeden, zodra het toen te Cochim wierde afgekondigt, de Engelsen te Tallicherij daarvan kennisse bekomende, geen tijd versuymt hadden omtrent 80 man van ons volk, die successive tot haar overgegaan waren, aan boord van een hunner scheepen te laten brengen en vervolgens na Bombhay te versenden, om alzo hun het wederkeeren te beletten. Fol. 1842v-1843v. scheepvaart is, of op een ander geschikt moment, opnieuw een generaal pardon af te kondigen. Het bestuur meent dat dan de meeste deserteurs zullen terugkeren, en de Engelsen wel tot een overeenkomst voor uitlevering zullen moeten komen, of dat ze op geen van de deserteurs meer zullen kunnen vertrouwen, terwijl ze zich nu met minder angst door hen laten bedienen, dan door volk dat door hen zelf is aangeworven. Mutaties onder de dienaren: wegens zijn zeer wankele gezondheid is het verzoek van luitenant-militair Pieter Cornelisz. om via Ceylon te mogen repatriëren ingewilligd, en is de benoeming van luitenant Jan Jansz. Lemmet, die door vele jaren omgang met de inlandse bevolking veel kennis en ervaring met haar heeft opgedaan, als diens opvolger als commandant te Chettuvay goedgekeurd, met de aantekening dat, conform het reglement, daar in het vervolg slechts een vaandrig wordt aangesteld. De aanstelling van de 21-jarige boekhouder Johannes de Krouse tot winkelier in plaats van de overleden onderkoopman Hermanus Versteeg is niet goedgekeurd, omdat Heren XVII hebben bevolen om één van de twee onderkooplieden die uit Surat zullen komen, daarvoor te gebruiken. Overige mutaties vereisen geen commentaar. Voor verdere informatie wordt verwezen naar de brieven die in de aanhef over deze vestiging zijn genoemd, en in kopie via Ceylon zijn verzonden, en naar de brieven uit Batavia naar Malabar van 31 augustus, 9 oktober, 12 en 16 november 1759, die eveneens in kopie naar Nederland gingen. Tevens wordt verwezen naar het antwoord uit Malabar op de generale missive van Heren XVII van 13 oktober 1757, gevoegd bij de brief vandaar van 20 april 1759. Dit jaar is aan peper en andere goederen, inclusief de 8000 maticq goud, uit Malabar naar Batavia met de Amerongen, Middelburg en Rozenburg aangevoerd voor een waarde van ƒ 318.435, terwijl aan contanten, gevraagde handelswaren, ammunitie en andere benodigdheden voor dat commandement, zowel als ten dienste van Travancore, per de Hercules en Radermacher, en ook nog aan buskruit op de Lekkerland en Kattendijke op weg naar Surat, naar Malabar is verscheept voor een waarde van ƒ 298.718, waaronder enige aan- en terugrekeningen. Volgens de brieven is in december 1758 met 't Huis te Boede, en daarna met twee sloepen, 1.123.506 lb peper naar Ceylon gezonden en tevens de nodige koehuiden voor de verpakking van kaneel. Wat er sindsdien, of dit najaar, naar Ceylon werd gezonden, is onbekend. Ook werd nog uit Malabar per de Eendracht via Coromandel een geheime duplicaat brief van commandeur Casparus de Jong van 7 mei 1759 ontvangen. Daarin werd bericht dat, hoewel het garnizoen en de dienaren waren bevoordeeld door hen half met met ropia’s en half met fanums te betalen, wat voorheen nooit was geschied,omdat ieder met de fanum als standpenning tevreden was,) gegeven heeft, vermits de zoldaten, daarmede geensints tevreeden, andermaalen overslaande tot een tumultieus gedrag, ja zelfs als uytsinnige na de wapens lopende, zonder eens tijd te gunnen aan hun gebieder nader rapport wierd gedaan, op zulk een geweldadige wijse hunne begeerte om ropia's voor haare maandgelden geheelijk te genieten wilde ingewilligd hebben. Dat daarop geen tijd van beraad overgelaten zijnde, veelmin om aan ons het eerst voor te dragen, men dus hunne obstinaatheid duydelijk bespeurende, zig genecessiteerd had gevonden het te moeten accordeeren om hun tot bedaaren te brengen. Zijnde nogthans van gedagten dat er veel onderofficieren en wel hooger bedekte raadslieden hun geanimeerd zullen hebben het door te dringen, temeer de zergeants en corporaals, nadat de zoldaten het door geweld reets hadden verkreegen, mede verklaarden liever ropia's te willen hebben voor hun gagie en kostgeld. Sustineerende mitsdien daaruyt genoesaam op te maken is de meeste met 't volk heulende, bedekte aanhitsers zijn geweest van dien opstand, waarvan de principaalste autheurs zouden zijn de militairen anno ---egter hadde moeten ondervinden zulx eerder aanleyding om meer te prætendeeren (Dit was ook de eerste gedachte van de Hoge Regering als ze hierboven over de contanten sprak. Er is Voorts werd bij dat apart briefje ons bedeelt dat ze van den Trevancoor een ola of passato vanhier derwaarts gezonden, die bevorens op Java etc. hebben gediend. Met bijvoeging egter zig niet te kunnen declareeren over degeene welke hem verdagt voorkomen, als geen zeekerheid genoeg hebbende, dog dat er heymelijke opstookerij agter schuyld van die het gaarne zo geschikt zagen, en de quade samenspreekingen van sommige die de fanums voor geen geld willen doen doorgaan, aanleyding daartoe hadden gegeven, gants niet onaanneemelijk was. Fol. 1847v-1849r. geschreven dat men de echte bron wil weten, hoewel die bij anderen gezocht wordt. Er kan verder niets over gezegd worden, doordat de brief met de daarbijgaande besluiten die direct uit Malabar naar Batavia werd gezonden, nog niet is aangekomen. Er zijn zeker afschriften direct over Ceylon aan Heren XVII gezonden. De commandeur vreest een tekort aan ropia’s voor de peperverwerving, doordat de verstrekte zilveren munt zeer gewild is en de ropia daardoor schaars wordt en in koers stijgt. De koning van Travancore slaat de ropia’s die hij voor zijn peper krijgt, het meest op in tempels, waardoor zij ophouden te rouleren, terwijl fanums in overvloed voorkomen. Men hoopt dat dit verholpen kan worden met de 200.000 ropia’s die uit Surat moeten komen, en de opkoop van de fanums met de 10.000 dukaten die uit Batavia zijn gezonden.) schrijvens hadden ontfangen, behelsende niet alleen communicatie zijner vereeniging met den sammorijn, en dezen hem verzekering had gegeven niet langer in de grensen van zijn rijk te zullen dulden Trevancoors vijanden, denoteerende daarmede de door hem uyt haere landen verdrevene ongelukkige vorsten, welke derwaarts hun toevlugt genomen en zolange aldaar zig opgehouden hadden. Maar ook dat, vermits de gerugten liepen dezelve schuylplaats zoude neemen in 's Compagnies landen, zij9 Hoogheid vertrouwde zulx, om de onderhouden werdende goede vriendschap, niet zoude geschieden. En aan de andere zijde van voorsz. verdrevene Tek en Berkenkoerse princen mede een ola te hebben gekregen, waarbij zij schrijven door den sammorijn te zijn gelast uyt zijne landen te vertrekken, versoekende daarom verblijf in 't land van Paijencherij Nairo. Fol. 1850v-1851v. (Deze is niet beantwoord om af te wachten of de koning van Travancore erop ingaat, aan wie dan zal worden gezegd dat niemand toestemming is gegeven zich elders te vestigen. Het is duidelijk dat deze verbannen koningen, als ze nergens onderdak of hulp krijgen, uit gebrek tenonder zullen gaan. De koning van Travancore zal dan alleenheerser zijn en door het samengaan van Travancore met de zamorin kan de koning van Cochin best onttroond en verdreven worden. Het bestuur te Malabar hoopt dat te kunnen voorkomen. Na dit nabericht uit Malabar zullen er, als er nadere informatie is ontvangen, de nodige maatregelen genomen worden. SURAT Na de gunstige berichten in de generale missive van 31 december 1758, moet er nu, zoals uit de geheime brief van 10 maart 1759 uit Surat blijkt, een ongunstige wending gerapporteerd worden. Na bestudering van de middelen die directeur Louis Taillefert daartegen voorstelt, zijn in de brief van 10 augustus aan het bestuur in Surat de bevelen gegeven die de Hoge Regering in deze omstandigheden het beste vindt. Naar deze brief wordt verwezen, waarbij de Hoge Regering de hoop koestert dat Heren XVII het eens zijn met de motieven die daartoe geleid hebben. Er zijn brieven ontvangen van 12 en 27 december 1758, 12 maart en 27 april 1759 die waren verzonden met de Tulpenburg, Vrouwe Rebecca Jacoba, Amerongen, Amstelveen en Amelisweert. Op de eis uit Surat is op 10 augustus 1759 met de Waakzaamheid en het Hof d’Uno, en op 12 november met de Lekkerland en Kattendijke, exclusief enige artikelen van minder belang, naar Surat gezonden) 80.079 30.034 3.080 206.279 110.021 75.014 9 Bedoeld lijkt Zijn. notenmusschaten foelij koper Japans in staven looth thin lb. nagulen ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ijser, en of 7002,- cannassers poederzuyker, (De rekeningen van de verstrekkingen die aan de schepen die Surat aandeden, zijn gedaan, zijn ter 170.028 2.618.363 in vertrouwen dat de opgemelde koopmanschappen, renderende met den anderen ƒ 471.585,14,-, niet alleen spoedig van meester veranderen, maar ook een goed rethour zullen komen uyt te leveren, navolgens het jongstleden vandaar ontfangene, bedragende ƒ 718.974,1,-. Fol. 1854v-1855r. controle aan het hoofd van de Commissie Visitekantoor overhandigd. De jaarlijkse uitgaven van ƒ 14.023 aan de sloepen en vaartuigen zijn goedgekeurd, aangezien ze maar ƒ 1000 hoger zijn dan het bedrag in de memorie van bezuiniging genoemd. Het bouwen van een oorlogsgelia voor ƒ 19.501 is daarbij niet meegerekend en had wel wat minder mogen kosten. Er zijn opmerkingen over gemaakt en het is als een gedane zaak aanvaard. Buiten de incidentele zware kosten, was er een verlies van ƒ 8781door een buitengewone overstroming. Dit moet ook maar geaccepteerd worden. Een besluit over het verleende konvooi aan enige vaartuigen naar Bhavnagar is uitgesteld. Het konvooieren van de retouren uit Ahmadabad en Broach werd, al naar de omstandigheden, meestal goedgekeurd, maar het nu verleende konvooi lijkt op een aparte reis. Daarom is, alvorens een besluit te nemen, gevraagd naar kosten van uitrusting en de kostgelden etc. voor het volk. Om de uitgaven te beperken zijn inheemse sjouwers en overbodige kalfaters, die per jaar wel ƒ 10.000 kosten, afgeschaft. De laatsten bederven volgens de commandeur en equipagemeester door hun ruw breeuwen alle naden van de schepen. Omdat er genoeg schepen beschikbaar zijn, is tevens het uitzenden van de hoeker de Jonge Jacob met nog een vaartuig, boven het aantal schepen dat in de memorie van bezuiniging wordt genoemd, afgeschaft.) Den insaam van leinwaed concerneerende, hebben wij onder meer andere g'approbeert de ministers gemaakte schikkingen tot eene vroege bezorging der patriase en Indiasche eysschen de confrontatie der Souratse tegens de Brootchiase prijsen, alvorens de aanbesteding of repartitie effect sorteerde, de rabattering op de voor ultimo april ingekome gedrukte doeken en zeide patholen, dewelke met de monsters ten nadeele mogten komen te differeeren, en de herhaalde aanbesteding van het manqueerende aan den eysch van anno 1755 ten reguarde van dit geweef, nademaal ons hierin niets berispelijk is tevoore gekomen. Fol. 1857v-1858r. binnenkomen. Het bestuur berichtte dat door de schaarse verwerving van zijde en andere belemmeringen, door het toestaan van vrije vaart veroorzaakt, de handel in zijden patholen ernstig benadeeld werd. Als er niets tegen zou worden gedaan, zou deze handel op niets uitlopen. Er werd voorgesteld om aan allen die onder de Compagnie ressorteren, deze handel te ontzeggen op straffe van wat is vastgesteld bij plakaat van 11 november 1683 en de uitbreiding van eind oktober, en tevens de uitbreiding van 30 december 1742 op de passen voor schepen naar Malakka in te voeren. Dit tendeert in een verbod tegen dit vervoer op straffe van confiscatie. In 1743 was het nut daarvan voor de Compagnie reeds aangetoond. Aangezien niemand van de regenten of kooplieden zich daartegen had verzet, is besloten het vervoer van patholen naar Malakka, zoals naar Batavia reeds lang was geschied, geheel te verbieden. Als de regenten te Surat daar evenwel moeilijkheden over gaan maken, dan moet, omdat het dat niet waard is, ervan afgezien worden. De beslissing hierover wordt aan de ervaring van het bestuur te Surat overgelaten. De Compagnie kan immers de grote hoeveelheid textiel die te Surat geleverd wordt, niet afzetten. Het verschil tussen de geleverde bajota's, die te smal dan wel te breed waren, is maar aanvaard. De dienaren verklaarden dat de Compagnie hierdoor gemiddeld geen nadeel leed. Om verschillen te voorkomen, ook op de broals, is op de afpakbriefjes en aan de uiteinden steeds de lengte en breedte aangegeven. Er zijn over deze zaak de nodige bevelen gegeven en er is opgedragen bij de aanbesteding van dotia's en dorogesjes de leveranciers precies de lengte en breedte op te geven, die ze moeten hebben ook nadat ze beschilderd zijn. Men wil niet meer onderhevig zijn aan een vermindering in de breedte van 1/24 ges10. De leveranciers schreven dit aan krimp toe, daar ze in de veronderstelling leefden dat deze maten de ruwe textiel betroffen en niet de sitsen. Dat het bestuur de dienaren het tekort in de maten op de eis van 1756 aan textiel uit Ahmadabad ter vergoeding had opgelegd en van de textiel uit Broach het procentuele nadelige verschil had gerabatteerd, is goedgekeurd. Er is genoegen over geuit dat de in 1758 door de Hoge Regering afgekeurde hogere opbrengst van ƒ 1,10,- per pak voor verpakking in de kas van de 10 Ges, ook gudge, van Perzisch en Hindi gaz, in India een varierende lengtemaat. (Ten aanzien van de laatste verwerving is verzekerd dat er niet meer als de eis van 1758 zou (Na de genomen proef is wegens de hoge prijs de inkoop van salmiak gestaakt. Er is tevredenheid getoond Compagnie is gestort. Dat voor grote pakken ƒ 10,10,-, voor tweede soort ƒ 9,-,- en voor de kleinere ƒ 8,-,- per pak aan verpakking zal worden gerekend, is geaccepteerd. Dit geldt echter slechts totdat het mogelijk is om lagere prijzen toe te passen.) Waartoe wij vertrouwen dat het cesseeren der troublen, dewelke in anno passato de vroege aanbesteding tegens ultimo februarij schijnen geïnterrumpeert te hebben, niet alleen occagie gegeven, maar ook zullen weggenomen zijn alle andere impedimenten. En dat de acceptatie der kleeden te Brootchia, zowel tot medio als ten hoofdcomptoire tot ultimo april, continueere, dan wel zolang als zonder intermissie geschieden kan, teneynde de patriasche en Indiase eysschen compleet voldaan en de nieuwe, conform haare verleende en door ons geapprobeerde ordres, weder aanbesteed zullen wezen. Fol. 1862r-v. vermindering op een groot aantal andere soorten ruimschoots vergoed wordt. Inkoop te Ahmadabad heeft volgens het bestuur niet langer zin door de hoge aan- en afvoerkosten en doordat deze soorten net zo goedkoop in Surat kunnen worden aanbesteed. Daarom is daar geheel van inkoop afgezien.) 'Tgeen ten dage der besoigne ons van dien aanschouw is tevoren gekomen dat wij dit comptoir van geen het minste nut meer voor de maatschappije hebben geconsidereert, en uyt dien hoofde de ministers ter intrekking hebben gequalificeert. Onder dezen verstanden nogthans, wanneer hetzelve bij continuatie in dien desolaten staat mogte continueeren, of bij deze circumstantiën van tijden er geen wigtiger redenen ter contrarie militeeerden. Fol. 1863r-v. over inkoop van catechu voor ƒ 24,7,8 de 100 lb. Hoewel het door een goede verstandhouding moet worden bemachtigd, is aanbevolen de inkoop van putjuk voort te zetten. De maatregelen van het bestuur ter beveiliging van het vervoer van handelswaar voordat met moslim en Maratha regenten in deze kritieke tijden een contract wordt gesloten, is goedgekeurd. Daarom zijn de kosten voor vervoer op de tochten naar het binnenland en terug geaccepteerd. Het is anders met 58 katoenen dekens, 12 stuks brede gewone tapis kankenias, 28 stuks grove rode karicams die dit jaar van Surat via Ceylon met de Tulpenburg nat, verrot en beschadigd in Batavia zijn aangevoerd en publiek verkocht moesten worden. De gezaghebbers van dit schip konden aantonen dat er geen lek was geweest en de pakken in die staat in Surat waren ontvangen. Onder toezending van de extract notulen van 24 april 1759 is het bestuur gevraagd wie daar schuldig aan waren. Wegens geringe winst is het bestuur bevolen voortaan geen aluin, glazen kralen, Hongaars koper, oud metaal, areka, harpuis en sapanhout meer te bestellen. Om dezelfde reden moeten ijzer en lood maar in een kleine hoeveelheid besteld worden, en kamfer zoveel als kan worden afgezet. Het tweede is opgedragen, omdat Heren XVII hebben bevolen de hele voorraad kamfer naar Nederland te zenden. Er is opdracht gegeven benzoë voor de rekening van de inkopers van de hand te doen. Overige ongewilde goederen als staal, spiaulter, artal en olie kulit-lawang mogen in voorraad blijven. In Ahmadabad is in 1757/58 verkocht kruidnagels t.w.v. ƒ 3840 met 8621/2 %, ofwel ƒ 3441, winst, de nootmuskaat voor ƒ 669, d.w.z. 913 %, ofwel ƒ 603, winst, en de poedersuiker voor ƒ 21.763, ofwel 993/4 %, d.w.z. voor ƒ 10.843 winst. De hoeveelheid is niet groot, maar het verlenen van krediet voor zes maanden is gevaarlijk. Daarom is het bevel aan de dienaren te Ahmadabad om het krediet uiterlijk op drie maanden te bepalen goedgekeurd, en is het bestuur in Surat eraan herinnerd om geen specerijen daarheen te zenden, als de kosten van vervoer niet door de prijs gedekt zijn. De behaalde inkomsten op de verkoop in 1757/58 van ƒ 762.808, of 1201/8 %, of, exclusief de specerijen van ƒ 361.564, of bijna 603/8 %, tonen aan dat na aftrek van verliezen de inkomsten zuiver ƒ 741.033, of ƒ 378.337 meer dan in 1756/57 hebben bedragen. Daarentegen zijn de uitgaven in 1757/58 toegenomen met ƒ 25.049 en bedroegen ƒ 288.883. Buiten de uiterlijke winst blijft er voor de Compagnie weinig over.) geconsidereert wesende dat de Compagnie op dien voet in deze directie niet langer kan staande blijven, ons heeft doen treeden de ministers in termen van nadruk aan te schrijven dat wij deze excessive lasten zo ondragelijk hebben geconsidereert, dat wij, ongeagt de daarvan gegeve redenen, zonder eenige de geringste bedenking of dilay een geheele reductie, omtrent de dienaren (De verhoging van de prijzen voor de niquaniassen en zijden patholen is aanvaard, omdat ze door Al hetwelke ten dage der besoigne in serieuse overweging genomen, en daarnevens (De verkoop van arak met 633/8 % winst, en van het ongevraagd naar Surat gezonden dezer kostbare directie hebben g'arresteert, met afschaffing van alle nutteloose staathouderij, waarvan op zijn plaats onder het capittel der dienaren nader staat gesproken te werden. Fol. 1868r-v. porselein met 273/4 % is goedgekeurd. Tevens is bevolen het overige porselein voor de geldende prijs van de hand te doen, omdat verzending naar Batavia niet loont en de regenten te Surat nog steeds het maken van kisten voor verzending moeten goedkeuren. Wegens de hachelijke toestand daar, is het aanvaard dat de poedersuiker te Poona voor een lage prijs is verkocht, en dat een gedeelte door een brand bedorven is. Dit is ook geschied met het besluit van het bestuur de dienaren te Danda Rajapur de verkoop van kruidnagels beneden de vastgestelde prijs voor ƒ 563 niet alleen te laten vergoeden, maar ook ƒ 12.718 die nog voor verkochte koopwaar uitstond, voor hun verantwoording te laten. Eén van de dienaren was daarheen gezonden om dit bedrag te innen. Met de lading van de naar Surat gezonden schepen is alles volgens de regels gegaan, maar op het antwoord in de marge op het extract uit de brief uit Nederland van 29 oktober 1757, over wat in de brief uit Surat van 11 mei 1754 was geschreven over de winsten op de tocht naar Cochin Chine, en de verkoop van de vandaar met de Torenvliet aangevoerde suiker, is teruggeschreven dat wat ter verontschuldiging is aangevoerd mank gaat. Tevens is gezegd dat de Compagnie geen handel kan drijven op grond van gissingen, en dat men zeker moet kunnen zijn dat verkoop betrouwbaar is, en men zorgt dat de waar in andere handen overgaat. Ze blijft dan ook voor rekening van de koper liggen. Omdat het antwoord door het bestuur in Surat aan Heren XVII is gericht, onderwerpt de Hoge Regering zich aan hun oordeel. Het zenden van bodes om het bestuur van Malabar te informeren over de verkoopsprijzen te Surat van suiker en Japans staafkoper wordt ondersteund. De kosten moeten echter niet te hoog oplopen. Het bestuur te Malabar is opgedragen van deze artikelen geen enkel beneden de markt van Surat te verkopen. Dit zou bedenkelijk zijn, maar men heeft geen reden tot ongenoegen over de handelwijze van het bestuur, hoewel de prijzen te Malabar onder die van Surat liggen. Het bestuur te Surat is geschreven dat de prijs van ƒ 18,- de 100 lb voor poedersuiker helemaal niet te hoog is, want de vermindering van de suikerverwerving verhinderde de Hoge Regering de bestelling geheel te voldoen. In die situatie is te verwachten dat de prijs wat oploopt, of althans gelijk blijft.) oneenigheden tusschen den stads en casteelsgouverneur, met de gevolgen van dien het inneemen door de Engelse van het Souratse casteel en hetgeen verder daaromtrend is voorgevallen, hebben wij voor gecommuniceert geaccepteert en teffens gelaudeert hare genome maetregulen tot mainctien van Compagnies dienaren in effecten, met approbatie wijders van al hetgeene dat zij tot Compagnies behoud en reputatie hebben in 't werk gesteld. Fol. 1872r-v. daaraan te ijken. Men is ontstemd over de gang van zaken te Danda Rajapur. De Maratha's namen er koopwaar in beslag en de dienaren van de Compagnie werden met hun goederen naar Tanna gezonden. Daar werd door brand ook nog schade op geleden. Er is tevredenheid uitgesproken over de zorg en vlijt in het belang van de Compagnie in deze slechte tijden. De goederen en dienaren zijn weer vrijgelaten en de goederen die door de vorst uit de pakhuizen zijn gehaald, zijn betaald voor de prijs te Danda Rajapur geldende. De verbrande goederen zijn vergoed met ƒ 31.875.) Mitsgaders nog daarenboven bij deze gelegentheid van den vorst is geobtineert geworden een octroy tot den vrijen handel na eygen willekeur in alle de havens van Zijn Majesteyt, gepaart van eene verbintenis dat zijne armades de Nederlandse vlagge nimmer zullen mogen molesteeren, met ordre aan Zijn Majesteyts veldheer tot Rayapoer om de onze de behulpsame hand te bieden ter bemagtiging van de aldaar nog uytstaande gelden van de Compagnie. Fol. 1873v-1874r. waarvoor de Compagnie rijkelijk in de beurs tastte, gebruik te maken. Bij deze ambassade is ƒ 16.763 uitgegeven en er is vergoeding ontvangen voor door brand beschadigde 2183 lb kruidnagels, 1607 lb nootmuskaat, 3514 lb benzoë, 6469 lb artal china en 38.887 lb lood Hollands. De opbrengst was tenslotte nog ƒ 16.429. Dit is in (Er is nog niet besloten van dit octrooi en verdere voordelige verbintenissen met de vorst van Rajapur, Betreffende het door de ministers bedeelde met relatie tot de aldaar geresene (Er is een verzegelde zak met vier koperen gewichten van 50 lb ieder toegezonden om alle gewichten En alschoon de Engelsche door het in possessie neemen van het Souratse casteel, het deze hachelijke tijden, waarbij uit het verschil tussen de formele en provisionele eis van 1759/60 het verval van de handel te Surat blijkt, een prettige uitkomst.) planten van hare vlag op hetzelve, de arrive van een Spaans schip uyt de Philippines te Bombhay, met een lading van 7000 pikols poederzuyker etc. voor het uyterlijke nogal tamelijk schijnen te reüsseeren, egter is en blijft het nog onzeker wat zij met de verovering van dit casteel hebben bedoeld, of door wat cannaal zij zullen tragten magtig te werden de aan hun volk beloofde premie van 400.000 ropia's, mitsgaders van hoe langen duur deze hunne possessie wezen zal, omdat wij ons op goede gronden niet welvoegelijk kunnen verbeelden dat den inlander hunne totale ondergang zo goedsmoeds, en als met de handen over malkanderen gevouwen, zullen konnen aanschouwen. Ja, wij werden in dit gevoelen des te meerder gesterkt, wanneer wij reguardeeren hoe dat de Engelschen ter stilling en nederzetting der gemoederen van sommige malcontente inlanders, principaal de muhamedanen, reets genoodsaakt zijn geworden om de mogolse vlag naast de hunne onder de ordinaire ceremoniën weder van het casteel te laten wayen. Fol. 1874v-1875v. (Het bestuur te Surat kreeg van de Engelsen de verzekering dat ze niets zullen ondernemen, dat met de rechtmatige voorrechten van Europese naties strijdig is. De overwegingen en bevelen van de Hoge Regering zijn te vinden in de aparte brief naar Surat van 10 augustus. Wat het timmerwerk en reparaties betreft is verhoging van het jaarlijkse bedrag voor de tent afgewezen. Verder wordt er vastgehouden aan het besluit van het vorige jaar om de kosten voor vernieuwing van de buitenlatei, die zo onverantwoord was opgetrokken, te laten betalen door diegenen die daar het meeste aan bijdroegen. De overige onvermijdelijke reparatiekosten zijn aanvaard. De verontschuldigingen voor de slechte handel met Danda Rajapur zijn geaccepteerd, omdat, als de vorst, de siwaii, zijn beloften aan Hendrik Cronenberg eerlijk was nagekomen, de feitelijke situatie beslist gunstiger zou zijn geweest. De rooskleurige voorstelling van zaken door Cronenberg in zijn missive van 24 november 1755 was overdreven en bezijden de waarheid. Zulke projecten zijn de Compagnie al duur komen te staan en de kosten daarvan moeten betreurd worden. Dat blijkt uit de nutteloze betaling van ƒ 6000 voor de zending die deze dienaren op eigen gezag naar het Poonase hof deden. Ze zou aan hen zijn opgelegd, als de verontschuldiging door de dienaren de Hoge Regering daarvan niet had weerhouden. De gewone en buitengewone schenking in 1757/58 van ƒ 24.704, of voor de verkoopsprijs van ƒ 34.068, is daarom aanvaard, met de aanbeveling zuinigheid in deze te betrachten. Ook de kosten voor inlandse dienaren moeten binnen de perken blijven. Directeur Louis Taillefert mag naar het voorbeeld van de andere Europese naties 3 hoofddienaren en 32 gewone in dienst houden, maar bij zijn vertrek moet gezaghebber Jan Drabbe de uitgaven binnen de normen van het reglement houden. Omdat het tekort aan bekwame zeevarenden steeds meer toeneemt, kunnen er jaarlijks met ieder schip 100 à 125 goede moslimmatrozen naar Batavia gezonden worden, en ook alle contanten die maar enigszins gemist kunnen worden. Voorschriften over in- en afschrijvingen, en verdere huishoudelijke zaken zijn te vinden in de brieven die uit Batavia naar Surat zijn gezonden. Louis Taillefert is op zijn dringend verzoek als directeur ontslagen en opgevolgd door de opperkoopman en secunde Jan Drabbe met de titel van gezaghebber. Overige benoemingen zullen in verhouding daarmee geschieden, zodat er nog eens winst gemaakt zal kunnen worden. KHARG De onlusten in het Perzische rijk, waarover in de generale missive van 31 december 1758 werd gerapporteerd, gaan voort. Voorzover ze enige relatie tot het eiland Kharg hebben, worden ze behandeld. Het gaat vooral over de goede betrekkingen met de regenten in de Perzische Golf, zoals is te lezen in de brief van de resident van Kharg, Tido Frederik van Kniphausen, van 5 december 1757. In de vergadering zijn de brieven vandaar van 18 mei, 15 en 16 november 1758, en 12 januari 1759 behandeld. Zij werden meegebracht met de Nieuw Nieuwerkerk en de Rhoon, samen met een lading t.w.v. ƒ 586.135. Het bevel van verleden jaar om Gamron te verlaten is uitgevoerd, waarbij alleen de tolk van de Compagnie als posthouder is achtergebleven om het recht van bezit te handhaven. Dit is voorlopig goedgekeurd. Het kantoor verkocht in 1757/58 voor ƒ 568.165 aan handelswaar met een redelijk succesvolle winst van ƒ 192.554. De gezamenlijke uitgaven bedroegen door de afbraak van de nodige pakhuizen en het verlies op de verzonden contanten etc. maar ƒ 91.055 en zullen binnen de grenzen van de memorie van bezuiniging te brengen zijn. Met de Middelburg en Slot Capelle zijn daarheen slechts goederen gezonden, waarop volgens de dienaren de meeste winst valt te behalen.) Bestaande in ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, cannasters of ,, 1327 dito 128.524 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, van ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, lb. 4.162 ,, 20.108 ,, 13.000 ,, 50.000 ,, 55.137 ,, 50.005 ,, 50.006 ,, 32.500 1.000 ,, 1.252.694 ,, notenmuschaten tot een tantum nagulen benzuin peper ijzer looth thin sappanhout spiaulter poederzuyker candijzuyker bedragende nevens eenige provisiën etc. ƒ 231.249,6,8. Fol. 1883r-v. (Om winst te maken is toegestaan de zilveren ropia tegen 28 stuiver en de oude Perzische koperwerken voor ƒ 70,-,- de 100 lb in betaling aan te nemen. Als de wollen manufacturen die nog in voorraad zijn, geen 15 % winst opleveren, moeten ze bij de eerste gelegenheid naar Batavia gezonden worden. Tevens is, conform de brief van Heren XVII van 17 oktober 1758, opgedragen op de bestelling van Kirmanse wol niet meer dan 20.000 lb te voldoen. De zwavelaarde, die op proef was gestuurd, bleek van geen nut en is voor het vervolg afgeschreven. De dienaren is opgedragen bij inkoop van deze bergstof, als ze geëist wordt, te handelen als voordien met schepen van de Compagnie of met particuliere schepen. De kosten mogen wat eerder in rekening is gebracht, niet overtreffen. De inkoop van Perzische zijde moet tot nader order van Heren XVII worden gestaakt. Het ontvangen monster dat tegen ƒ 12,- het lb is ingekocht, wat te duur is om daarmee door te gaan, wordt meegezonden. De verkoop van Compagnies lompe en slecht zeilende sloep het Loo voor 4000 ropia’s en de aankoop van een nieuwe gelia, lang 57 en breed 181/2 voet met een bijhorende schuit, is geaccepteerd, omdat daarmee, en met de eerder gebouwde gelia, het eiland beschermd kan worden. Opperkoopman en eerste resident Tido Frederik van Kniphausen is op zijn dringend verzoek vandaar ontslagen en opgevolgd door koopman Jan van der Hulst. KAAP DE GOEDE HOOP In de brief van 19 januari 1759 is het besluit om de hoeker de Hector naar Madagascar te zenden om het Bengaalse retourschip de Naarstigheid te zoeken goedgekeurd. Voorts is bevolen de overledenen of anderszins minder validen op de Bengaalse retourschepen te vervangen door manschappen van de uitkomende schepen. In de brief van 15 oktober 1759 is het verpachten van de levering van vers vlees en schapen aan Compagnies schepen en het verzenden naar Nederland van reeds ontvangen textiel en zijde uit de Naarstigheid goedgekeurd. De voorzichtigheid en genomen maatregelen voor verdediging tijdens de aanwezigheid van een eskader Franse oorlogsschepen worden geprezen en het toestaan aan de Fransen van inkopen van verversingen goedgekeurd. Dit is ook het geval met het zenden van de Scholtenburg naar Nederland om de lading van de Naarstigheid over te brengen en het zenden van vier personen naar Algoa Baai voor het schieten van olifanten. Het is een goede zaak dat in 1757/58 de uitgaven ƒ 38.774 minder waren, hoewel de inkomsten ƒ 2638 minder waren. De dienaren zijn aangespoord de inkomsten te vermeerderen en de lasten te verminderen. Vanwege de opgegeven redenen is aanvaard dat het retourschip voor China de Renswoude uit onwetendheid van de bevelen de Tafelbaai heeft aangedaan. Er is echter ongenoegen geuit over de lompheid en onbedrevenheid van de zeelieden op de Buitenzorg, waardoor het bij het uitzeilen uit de Baai Vals aan de Nijenborg was vastgeraakt en elkaar schade hadden toegebracht. In januari zal de eis zoveel mogelijk voldaan worden, zullen de goederen voor de Kaap, die in de uitkomende schepen waren achtergebleven, daarheen gezonden worden, terwijl de gevraagde arak reeds met de retourschepen verstuurd is. Bengalen is opgedragen om jaarlijks voor de verscheping van tarwe naar Batavia 15.000 jutezakken naar de Kaap te zenden. Het jaarlijks verbruik van buskruit is op 11.000 lb gesteld, wat genoeg moet zijn, terwijl meer verbruik dat te vermijden was, met ƒ 50,- de 100 lb vergoed moet worden. De geldkisten van schepen uit Nederland die voor ontlading enige tijd aan de Kaap moeten blijven, dienen naar schepen die op het punt staan naar Batavia te vertrekken, overgebracht te worden.) Hebbende wij de ministers ook gelast den van Ceylon na derwaart verbannen modliar De Saram c.s. op 't Robbeneyland te plaatsen en dezelve maandelijx toe te leggen 4 rds. contant en 40 Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 322-323. Er is daar in het totaal ingekocht voor een bedrag van ƒ lb. rijst, mitsgaders ons redenen te geven, waarom zulx niet bereets op het versoek der Ceylonse ministers geschied is, terwijl den vanhier na derwaart gezondene Johan Rannesinga en Araatje Winsesiere 3 rds. contant en 40 lb. rijst 's maands toegelegt is, moetende op derzelver correspondentie nauwkeurig agtgenomen werden. Fol. 1889r-v. (Aangezien de bestellingen door de Kaap te Batavia, Bengalen, Coromandel en Surat moeilijk te voldoen zijn, groot nadeel geven en vaak onverkocht blijven, is bij brief van 30 oktober bevolen slechts te bestellen wat met een redelijke winst is te verkopen, of in de huishouding nodig is. Een bestelling voor het volgende jaar moet in een tweede kolom vermeld worden. Het journaal van schipper Jan Christoffel Tiede van het in 1757 verongelukte provisieschip de Voorzichtigheid, dat aan de Kaap zou zijn, is opgevraagd. JAVA’S OOSTKUST 521.166, terwijl uit Batavia naar Java’s Oostkust aan contanten, provisie en andere behoeften voor ƒ 274.246 is verzonden, waaronder ƒ 140.624 aan geld. Er is nog ƒ 276.109 op assignaties in kas gestort.) Schoon w' U Wel Edele Hoogagtb. aandagt met eenige geringe veranderingen omtrent de regentschappen voorgevallen, niet zullen vermoeylijken, melden wij egter in 't voorbijgaan dat w', steeds bedagt om de Javase vorsten alle bedenkelijk genoegen naar billijkheid toe te brengen en zelfs hunnen veeltijds grilligen aard, daar zulks buyten nadeel van de maatschappij geschieden kan, somtijds ook al ten wille zijnde, onlangs drie fraaye getande olifanten voor den soesoehoenang en voor den zulthan van Ceilon hebben laten komen, die ook gelukkig te Samarang ontscheept zijn. Maar alzo kort daarop een van die storf, hebben wij, om alle nijd en wangunst, bij dezen kregelijken landaard niet ongemeen, voor te komen nog eenen van Ceylon ontboden. Deze zaaken van mindere opmerking aan eene zijde stellende, hebben wij de eere U Wel Edele Hoogagtb. ter kennisse te brengen dat men den 28e januarij dezes jaars ter rheede van Sumanap, aan den oosthoek van 't eyland Madura gelegen, gansch onverwagt vier Engelsche, van China retourneerende, scheepen zag verschijnen, genaamt de Prins Henrik, kapitain Thomas Best, de Hawke, capitain Richard Drake11, de Osterley, capitain Frederik Vincent, en de Tavistock, capitain Benjamin Jenkins. Fol. 1891v-1892v. levensmiddelen voorzien en, om smokkel te voorkomen, is alles door Javanen aan boord gebracht en heeft geen Engelsman aan land overnacht. Deze Engelse schepen vertrokken weer op 1 februari. Op 19 juni bezochten twee Franse schepen op weg naar China Rembang, namelijk L’Eléphant met 36 stukken en 300 koppen en Le Chameau met 32 stukken en 200 koppen. Zij zouden behoren tot de schepen die in het voorjaar aan de Kaap verversingen komen inslaan, en voeren via Straat Bali. Resident Dionisius Pauw heeft tegen deze schepen, die evenwel 5 of 6 mijl buiten de wal bleven, voorzorgsmaatregelen genomen. Drie van hun voornaamste officieren zijn aan land geweest en voorzien van water, brandhout en levensmiddelen. De resident spoorde hen aan naar Batavia te zeilen, maar daar hadden ze, uit vrees voor de Engelsen, geen oren naar. Deze schepen verlieten de kust van Java op 23 juni. Hun commandant noemde zich Winslouw, de twee supercarga's Michel en Bochart. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 323 r.11-324 r.30. In 1757/58 waren de inkomsten ƒ 432.979 en de uitgaven ƒ 370.647, zodat het voordelig saldo ƒ 62.332 is. De uitgaven waren ƒ 33.565 onder het bepaalde in de memorie van bezuiniging en de toevoegingen daarop. De dienaren zijn hierom geprezen. Uit de pakhuizen is in 1757/58 verkocht voor ƒ 32.140, waarop een winst van ƒ 41.437, of 1282/3 %, is gemaakt. De dienaren zijn aangespoord nog meer winst te maken. Mutaties onder het personeel: opperkoopman en secunde mr. Carel Godin en de onderkoopman en resident te Djoana Pieter Meerman zijn op hun verzoek naar Nederland verlost, waarvoor ze respectievelijk ƒ 12.000 en ƒ 4800 als borgtocht voor vier jaar in de kas hebben gestort. Ter vervanging is tot opperkoopman en hoofdadministrateur te Semarang koopman Henrik Breton benoemd, die te Gresik is vervangen door 11 Volgens EIC Maritime Service Officers George Drake. (Uit angst voor de Fransen hadden zij deze route genomen. Ze zijn van water, brandhout en enige onderkoopman Casparus Arnoldus van Suchtelen, en deze te Rembang door de onderkoopman Dionisius Pauw, en de laatste te Japara door de onderkoopman mr. Joan Everhard Coop à Groen. Alle drie zijn bevorderd tot koopman. Pieter Meerman is te Djoana opgevolgd door onderkoopman mr. Jacob Brinkhorst. Tot tweede resident in Mataram is onderkoopman Marten van der Sleijde benoemd en daarheen zijn in afwachting van werk gezonden de onderkooplieden mr. Frans Ewoud van der Dussen en Jan Pieter Bredius, alsmede assistent Balthazar Toutelemonde, die tot onderkoopman is bevorderd. Als kapitein-luitenant van de infanterie trad de luitenant Jan Jochem Neuhof op en is onder de dragonders de onder-luitenant Casper Lodewijk Tropponegro tot luitenant bevorderd en de kornet Fredrik Carel Hans Bruno baron van Polnitz tot onder-luitenant; de vaandrig Carel van Lauger is op verzoek ontslagen. Als stadschirurgijn te Semarang is opperchirurgijn Joannes Jaggi aangesteld. CHERIBON In de bloeiende landstreek Cheribon is de sterfte net zo groot als op Java’s Oostkust. De resident verwacht daarom slechte inkoop van producten en acht het leveren van Javanen als grondwerkers onmogelijk.) Desniettegenstaande hebben wij Ceribon dezen jaare zien uytleveren suyker swarte peper kurkuma indigo kattoengaren rijst ruwe zijde (Het kantoor Cheribon ontving van Batavia ƒ 192.000 in contanten, wat met andere benodigdheden lb. coffijbonen ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 2.021.0621/2 912.625 72.3433/4 57.1561/4 10.000 33.375 1.790.250 22 met verscheyden zoorten van houtwerken, bedragende alles in gelde ƒ 384.593,15,-. Fol. 1901r-v. uitkwam op ƒ 248.916 en nog ƒ 45.234 uit assignaties. De aanvoer van producten was boven verwachting, wat slechts is toe te schrijven aan de goedwilligheid van de regenten en het volk die men met billijke behandeling en goede betaling tot leverantie aanspoort. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 325 r.3-r.8. Omdat er altijd 16 rsd het last voor de rijst betaald is, is de resident in de brief van 31 december gemachtigd deze prijs aan te houden. In een brief van 6 april is de resident toegestaan voor het afschepen van rijst en curcuma dubbele strozakken te gebruiken, aangezien de enkele lekken. Bovendien is toestemming gegeven om 32 pikol koffiebonen die bij het omslaan van een vaartuig in de rivier verloren gingen, af te schrijven. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 325 r.9-r.15. Omdat de voormalige resident Seneca Ingerssen had kunnen aantonen dat het nodig was, is in de brief van 31 december 1756 toestemming gegeven het soldatenlogement te vergroten en daaronder een nieuw pakhuis te maken. Deze gebouwen kwamen dit jaar klaar en hebben ƒ 4391 gekost, welk bedrag is afgeschreven. De inkomsten waren in 1758/59 ƒ 90.006 en de uitgaven ƒ 22.621, waardoor er een batig saldo van 67.385 was. In de vergadering van 4 december is besloten de nieuwe bestelling van geld van ƒ 168.000 aan dukatons te voldoen. BANTAM Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 325 r.16-r.22. De inkoop te Bantam aan peper en metselstenen had een waarde van ƒ 411.439. Daarheen is verzonden ƒ 400.225 en, als de overige behoeften erbij geteld worden, t.w.v. in totaal ƒ 452.533. De uitgaven bedroegen in 1758/59 ƒ 86.095 en de inkomsten ƒ 9046, zodat er een nadelig saldo is van ƒ 77.049. Dit is vooral veroorzaakt door ƒ 20.762 voor nu afgetimmerde huizen en ƒ 623 voor veranderingen aan de landsboot op de werf op Onrust. In de brief van 15 oktober is al bericht over het ongeluk met de sloep Overmaaze die, met ƒ 90.606 aan baar goud dat het van het Chinese retourschip Renswoude had overgenomen, bij de hoek van Bantam door een krachtige wind overvallen, hoewel naar behoren getuigd en geballast, plotseling is omgeslagen. De opvarenden zijn door een vissersboot opgepikt en naar Bantam gebracht. Er werd tevergeefs naar het goud gezocht.) een goed gedeelte daarvan, in 't Bantamse gehucht Katapan, eenige uuren oostwaards van laastgemelde stad leggende, bij zeekeren Chinees schuylgehouden wierd. Daarop heeft voormelde Wanneer den Bantamsen fiscaal De Lile toevallig ter oore quam dat hetzelve, tenminsten (Als beloning is Lodewijk Wilkens de Lile tot resident van Bandjarmasin benoemd, terwijl (Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 325 r.27-r.36 De Lile op verscheyden tijden tot 114 staven, en dus maar 66 beneden het volle getal, weeten magtig te worden, die wij ook behoorlijk bij de boeken laten inneemen. Fol. 1905r-v. onderkoopman Johan Willem Daniel Erhard ter Herbruggen hem als fiscaal te Bantam is opgevolgd. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 325 r.23-r.26. Ds. Sicco Ittema is te Bantam benoemd. BATAVIA De raad ordinair Pieter van de Velde is op 6 augustus 1759 en de raad extraordinair mr. Dithard van Rheede op 2 december 1759 overleden. Joan Andreas baron van Hohendorf en Jan Elias van Mijlendonk danken Heren XVII voor hun bevordering tot respectievelijk raad ordinair en raad extraordinair. Zij hebben de eed van zuivering afgelegd. De eerste secretaris van de Hoge Regering Jan Willem Hasebroek is overleden; hij werd opgevolgd door de tweede secretaris mr. Willem Arnold Alting, terwijl deze is vervangen door opperkoopman en geheim schrijver van de gouverneur-generaal Willem Fokkens. Over de Raad van Justitie valt te melden dat naar aanleiding van het vonnis waarin de onderkoopman Gustaaf Lodewijk van Liebeherr volkomen werd vrijgesproken en de advocaat-fiscaal tot de proceskosten van ƒ 2231 werd veroordeeld, is besloten deze voor rekening van de Compagnie te laten komen, omdat deze magistraat zijn actie uitdrukkelijk op bevel van de Hoge Regering had ingesteld. In het College van Schepenen is de overleden burger Adriaan van Ravestijn opgevolgd door de kapitein van de burgerij David de Cordua. Bij College van Weesmeesters is de overleden Dithard van Rheede als president opgevolgd door de raad extraordinair Jeremias van Riemsdijk. Dit college klaagde op 24 juli bij de Hoge Regering over twee vonnissen van de Raad van Justitie, waarbij zij in het ene aan de erfgenamen van Jan Hilgers een som moesten uitbetalen waarvoor zij niet aansprakelijk waren, en in het andere schulden in een boedel moesten betalen die meer dan die boedel bedroegen, hoewel ze deze op gezag van de Hoge Regering aan de boedelbewaarder van schepenen mochten overdragen. Met het eerste vonnis heeft de Hoge Regering zich niet willen inlaten, over het tweede is gevraagd welke redenen de Raad van Justitie daarvoor had. Het antwoord rouleert nu ter lezing en er zal na het verzenden van deze brief een besluit over vallen. Per eind augustus was het kapitaal van College van Weesmeesters ƒ 4.870.070, waarvan ƒ 3.303.936 op rente uitstaan, terwijl er aan overgeschoten rente ƒ 2502 ontvangen is. Het kapitaal van College van Heemraden is door ƒ 3704 meer uitgaven dan ontvangsten verminderd tot ƒ 133.454 per eind augustus 1758.) toestemming gegeven om boven die vaart eene nieuwe doorsnijding, lang 285 roeden, te maken en daardoor het opperwater des te meer schot te geven na zee. Fol. 1909v-1910r. . De samenstelling van het College van Commissarissen van Kleine Rechtszaken is gecontinueerd. Als president van het College van Boedelmeesters is, wegens het overlijden van boekhouder-generaal Pieter Wenting, Nicolaas Laurens van Engelsdorp aangesteld. Het kapitaal van dit college is met ƒ 1936 vermeerderd tot ƒ 306.731 per eind augustus 1758. Wat de Burgerlijke- of Stadszaken aangaat zijn de opgaven van de fideï-commissen reeds per 26 juli 1757 aan de boedelmeesters opgedragen. Deze hebben per 12 juli bericht dat ze, wegens het missen van akten en de wonderlijke en onverstaanbare taal van andere, deze opdracht niet konden uitvoeren. Besloten is alle bezitters van dergelijke goederen door drie oproepen om de twee maanden, de laatste in februari 1760 eindigende, voor het College van Schepenen te laten dagvaarden, waar ze hun bewijzen van eigendom moeten overleggen en desgewenst kunnen verzoeken hun fideï-commis buiten de verkoop te houden. De lijsten daarvan zullen aan de Hoge Regering worden overgedragen, waarop dit over verkoop besluit. De opbrengst zal onder het fideï-commissaire verband blijven, waarover het College van Boedelmeesters 41/2 % per jaar zal betalen, waarop ze na het aflopen aan de directe erfgenamen vervallen onder betaling van 5 % ’s herengerechtigheid. Voor meerdere informatie wordt verwezen naar de resolutie van de Hoge Regering van 12 juli. Het uitdiepen van de dichtgeslibde stadsbinnen- en buitengrachten is door het College van Schepenen voor drie jaar tegen ƒ 13.440 per jaar aanbesteed, de helft voor rekening van de Compagnie, de andere helft voor rekening van de stad. Om deze hoge onkosten te kunnen dragen, is aan het College van Schepenen toegestaan een heffing van een kwart maand huishuur op te leggen en moet het College van Heemraden een kwart van de wagenpacht jaarlijks aan het afstaan. Voorts hebben wij, ten beste van de ingelanden om en bij de Mookervaart, onze Om de inkomsten van het College van Heemraden wat te vermeerderen, zal volgens besluit van 6 maart de Utrechtse Poort, ter wille van degenen die daar buiten wonen, pas om tien uur ’s avonds gesloten worden en moet men bij het passeren na half zeven een klein bedrag aan poortgeld betalen. Aan advocaat mr. Bartholomeus Schultens is toegestaan om voor beide justitiële colleges op te treden, en in plaats van de op zijn verzoek ontslagen burger-majoor Jan Hendrik Coortsen is de burger-kapitein Simon Joseph aangesteld, die beide bij besluit van 15 juni de rang naast de jongste majoor van de militie is gegeven. Het College van Schepenen maakten hier bezwaar tegen, maar de Hoge Regering bleef bij besluit van 10 augustus bij deze verhoging in rang, hoewel als concessie de aanstelling van zo’n officier voortaan achterwege zal blijven. De stadsdokter Joannes Passchierse is overleden en opgevolgd door Samuel Christiaan Kriel, terwijl tot stadsapotheker chirurgijn-majoor Jan Kiers is benoemd. Ds. Ulpianus van Sinderen is naar Ternate beroepen en ds. Jan Rudolf Waschmuth naar Timor, terwijl ds. Willem Wilbers nog geen beroeping heeft en de twee inlandse gemeenten ieder slechts twee predikanten hebben. In 1758 is het kapitaal van de gereformeerde kerken met ƒ 4499 verminderd en bedroeg daarom maar ƒ 17.606, exclusief nog ƒ 14.400 die bij de bank, en ƒ 24.000 die bij de Compagnie op rente uitstaan. De rekening van de diaconie is met ƒ 843 verminderd, zodat het kapitaal eind december 1758 maar ƒ 271.028 bedroeg. Het kapitaal voor de leprozen was per 1 juli 1759 ƒ 107.004, dus ƒ 865 minder dan het jaar ervoor. In plaats van de overleden Pieter van de Velde is als president over de hospitalen de raad extraordinair Jeremias van Riemsdijk benoemd, en in plaats van de overleden Dirk Trommelsmit is, naast de commandeur Hendrik Booms, de majoor van de artillerie Hermanus Jesse tot mederegent benoemd. De lutherse gemeente had per eind december 1758 nog een schuld van ƒ 799. Het zal Heren XVII niet onaangenaam zijn dat wat betreft de gelden en negotiaties bij besluit van 6 maart ƒ 196.800 werd afgelost, en dat na het voldoen van de eisen van de buitenkantoren bij besluit van 3 juli nog acht ton goud aan schulden kon worden afgelost. De rentedoende gelden waren per eind augustus verminderd tot ƒ 8.208.389, wat samen met het niet rentedragende kapitaal ƒ 8.641.454 is, terwijl de afbetaalde rente ƒ 419.674 bedroeg. Op 31 juli is besloten om eventuele fraude in Bengalen op te sporen door het baar zilver uit Nederland, te Batavia aangevoerd, na te wegen. In oktober werd bericht dat er op 1500 staven van de Scholtenburg uit Amsterdam een tekort was van 251/126 mark, op 4000 staven van de Liefde uit Zeeland van 317/18 mark, en op 482 staven van de Schagen uit Hoorn van 317/28 mark. Op 448 staven van de Waakzaamheid uit Enkhuizen was een tekort van 333/128 mark en op 359 staven van de Vredestein uit Rotterdam van 11/64 mark. Per brief van 3 mei hebben de bewindhebbers van de kamer van Amsterdam bericht over een uitzonderlijke schaarste aan Spaanse realen en dat ze daarom hun aandeel in baar goud zouden voldoen. Om die reden is de directeur-generaal bij besluit van 16 november gemachtigd om deze specie tegen 133 rsd de 100 Spaanse realen om te wisselen, gelijk naar genoegen is geschied.) 123.500 50 1549 43661/2 3000 3470 1.451.060 4375 124.875 1.648.419 2.800.064 10.0291/2 27.895 58.203 960.757 6.664.974 belopende met eenige kleenigheeden te samen ƒ 1.764.346,6,-. lb aluyn ,, ,, Chormandels calliatourhout ,, ,, ,, witte peper swarte peper ,, plat lood ,, ,, Siams sappanhout ,, Bancase tin ,, ,, ,, ,, ,, ,, Japansche camfer koper in plaaten en bodems koffiboonen Jaccatrase Jaccatra's cattoengaren dito dito dito dito kurkuma swarte peper kandijzuyker poederzuyker, De inkoop heeft in dit boekjaar bestaan in extra fijne karet amphioen spiauter canneel karet kamfer Baros plat lood nagelen nooten swarte peper Banca’s thin, (Aangezien de Hoge Regering niet tegen het bevel van Heren XVII durfde in te gaan, is het verzoek van De Palembangers bragten in den beginne zoveel thin en zo weynig peper aan dat wij den (Dat er op Java en te Cheribon suiker is ingekocht om de schepen voor Surat en Malabar mee te beladen, kisten lb. baalen kattoengaren ,, lb. lb. lb. ,, ,, ,, ,, 1e mey resolveerden ons stipt aan de tractaaten houdende, vooreerst niet meer dan 10.000 picols thin te betaalen en 't overige ten voordeele van den zulthan bij de boeken in te neemen. Maar zedert is er zoveel peper aangebragt dat de quantiteit daarvan die van het thin eenigermate evenaarde. Waarom we ook de volle betaling ingewilligd hebben. Fol. 1917r-1918r. is reeds onder die kantoren bericht. Daar steeds goed op het bedriegelijke karakter van de Chinezen wordt gelet, moest een zekere Lim Wan Seeng gedwongen worden 200 canasters suiker tegen 3 rsd het pikol aan de Compagnie te leveren, aangezien hij een partij in het midden met bruine, en onder en boven met witte suiker had opgevuld. De leverantie van rundvlees voor de zeevarenden op de rede is gedurende vijf jaar tegen 22/5 stuiver het lb aanbesteed. In 1758/59 omvatte de verkoop) 1200 1075 15 234 1441/2 11911/4 1250 3625 1000 13.750 225.000 met verscheiden beschadigde en onbeschadigde manufactuuren, lijwaaten, goud en zilverwerken, juweelen enz. uitmakende 't een met het ander ƒ 2.118.298,10,-. Fol. 1918v-1919r. 12 april van de gezamenlijke officieren van de Chinezen om 3000 pikol peper voor 12 rsd ter belading van hun jonken naar Limpho te mogen kopen, afgewezen. Er wordt bovendien nog op het antwoord gewacht op de overwegingen in deze bij besluit van 24 mei 1757. Aangezien er veel voordeel van deze vaart wordt getrokken, is de peper tegen 20 rsd het pikol aangeboden, maar de Chinezen hebben dat niet willen of kunnen betalen. De gouverneur-generaal heeft een rapport geschreven over de regels voor de eisen, de verkoop en het aanhouden van restanten van textiel, getiteld 'Aanmerkingen over den Indischen lijwaathandel'. Op 4 december is hierover als volgt besloten.) 1. Naar ieder comptoir een extract dezer ordre, zoveel 'tzelve aangaat, af te zenden, schoon het niet veboden is daarvan af te gaan, mits zulks niet als met rijp overleg en in raade geschiede met aanhaaling van de redenen van hunnen eysch, en van de daarop te hopene winsten. Nadien men dus in staat is eene nadere schikking te maken en anderzints de bepaalde quantiteyt jaarlijks diend te zenden, naarmaate dat de restanten op den bepaalden voet gebragt zullen zijn. Met verdere last om de overbodige lijwaten te laten aflopen tot thien ten hondert beneden de bepaalde winsten, dog zo zij ook dit niet mogen gelden, dat wij dan daar berigt van verwagten. 2. Zullen voortaan geene afzonderlijke eysschen voor de oostersche comptoiren afgaan, maar het benodigde in 't generaal geëyscht worden, om naarmaate van de voldoening ieder comptoir te voorzien. 3. Zullen de lijwaaten op de oostersche comptoiren tenminsten 60, 50 en 40 percent aan winsten moeten afwerpen, de Chormandelsche 60, Bengaalsche 50 en Soeratsche 40 percent. Hoewel dit in Ternaten alleen het hoofdcomptoir betreft, terwijl voor de mindere Ternaatse comptoiren nadere prijscouranten, geschikt naar de inzameling en den prijs van 't goud, geformeerd zijn. Ten aanzien van de aanmerkelijke restanten besloot men den uytslag van den jongsten (Bij de Opium Sociëteit is Joan Andreas baron van Hohendorf tot president benoemd in plaats van de 4. Zijn de winsten op Sumatra's Westcust bepaald tenminste op 50, 40, en 30 ten honderd in ruyling van goud. Dog te Baros zullen de lijwaten tenminsten 60, 50 en 40 percent moeten afwerpen, alzo de ruyling daartegen benzuin geschied. handel vandaar af te wagten, om nopens de verdere voldoening hunner eysschen een vast besluyt te neemen. Teneynde derzelver verkoop dies te gemakkelijker te maken, wierd terzelfder tijd beslooten de vrije vaart derwaards en alle aanvoer van lijwaten op verbeurte van de vierdubbele waarde boven het goed zelve te verbieden. Fol. 1920v-1922v. overleden Pieter van de Velde. Op 26 mei is besloten dat alle niet volledig gevulde kisten opium ten overstaan van de twee administrerende participanten tot 130 lb bijgevuld zullen worden en dat er bij de rapportage over de ondergewichten een besluit zal vallen. Sommige belastingen van groot belang zijn te vinden in de resoluties van 27 juli, 10 augustus, 30 oktober etc.. Vermeld wordt slechts dat de vroegere hoofden te Timor, Elias Jacob Beijnon en Jacob David Faucherau, wegens fouten in de negotieboeken van 1755/56 en 1756/57 ƒ 38.098 hebben moeten vergoeden. Het gaat om een wissel van ƒ 37.966 die op Timor verleend was en te Batavia voldaan, maar die niet in de Timorse boeken was opgenomen. De behandeling van deze kwestie is te vinden in de resolutie van 27 juli. Bij de besluiten van 15 juni en 16 november zijn de in- en afschrijvingen naar aanleiding van de zesmaandelijkse inventarisatie van de pakhuizen vermeld. Om de gezaghebbers van de schepen in hun sobere omstandigheden te helpen, is op 1 juni besloten dat een Japans koperkistje tegen 120 lb i.p.v. 1211/5 lb verantwoord zal moeten worden. Zoals bij besluit van 23 juli 1748 reeds is vastgesteld, komt die 11/5 lb de schipper en opperstuurman ten goede. Het overschot moet aan de Compagnie geleverd worden en de administrateurs ontvangen als vanouds 1/5 lb. Bij resolutie van 23 februari is besloten de hele legger op 388 i.p.v. op 400, en de hele aam op 97 kannen, de halve naar evenredigheid, te laten maken. Na aanmerkingen van de Hoornse bewindhebbers zullen de vaten vlees en spek voortaan alle gewogen worden en niet meer enkele geselecteerden, op basis waarvan naar de overige gegist werd. De gouverneur-generaal heeft zeer nuttige reglementen gemaakt voor de verstrekking van voedsel aan de zeevarenden, die bij resolutie van 2 oktober zijn goedgekeurd. Aan de ziekenbezoekers die in Azië varen, is bij besluit van 3 juli toegestaan een tweede kist te bezitten. Kapitein- luitenant Zacharias Johannes van Kervel kreeg een boete van zes maanden gage, omdat hij zonder noodzaak uit Malabar via de Straat Malakka was gevaren. De voormalige kapitein van de Haarlem, Carel Kruijsbergen, wiens schip op snode wijze door de Fransen was geroofd, heeft op het rapport van gecommitteerde zeeofficieren weer voortgang van zijn gage en vrijspraak van alle beschuldigingen gekregen. Na behandeling van de consumptierekeningen kregen de gezaghebbers van de uitgekomen schepen Kattendijke, Vredestein en Nijenborg de volle premie van ƒ 1200. De Japanse lading van de verongelukte Stadwijk t.w.v. ƒ 182.127 is op de rekening verliezen ter zee afgeschreven. De romp van de afgevaren Zaamslag is voor ƒ 3888 verkocht. Om de dienst van het zwakke garnizoen te verlichten, zijn 60 inlandse christenen aangenomen om van 11 tot 3 uur ’s middags op het heetst van de dag wacht te houden. De gouverneur-generaal toonde op 4 december aan dat sommige kantoren kleine geweren tekort hadden en andere teveel. Daarom is besloten uit Batavia aanvullingen te zenden en te bevelen overtollige daarheen te sturen, of zo mogelijk zonder verlies te verkopen. Het toegestane verbruik van buskruit is bij resolutie van 9 maart voor ieder kantoor vastgesteld, terwijl niet noodzakelijke afschrijvingen tegen ƒ 50 de 100 lb vergoed moeten worden.) het aanmaken van een nieuw bolwerk tusschen de Utrechtsche Poort en 't bolwerk Zeelandia, en een ander op het vervallen bolwerk Nassauw, voor ƒ 22.964 aanbesteed. Voorts eene batterij ter defensie van de graft van 't bolwerk Hollandia, bij 't bolwerk Grimbergen aangenomen voor ƒ 6021,12,-. veldschans Tanjongpoura op ƒ 7519,16, die aan de post de Qual op ƒ 5401,8 te staan en het bekostigde aan de voltooyde en onvoltooyde gebouwen bedraagt ƒ 28.463,15,-. Fol. 1927v-1928r. De vernieuwing van de pakhuysen op Onrust komt op ƒ 18.000. De verbeteringen aan de Om de ouderwetsche fortificatiën dezer stad zoveel mogelijk te verbeteren, hebben wij (De inkomsten van het koninkrijkje Jakatra bedragen dit boekjaar ƒ 930.414, dus ƒ 38.275 minder dan in 1757/58. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 325 r.37-326 r.7. De verpachting van de Jakatrase domeinen bracht ƒ 69.232 per maand op, dus ƒ 1044 meer dan in 1758. De achterstallige pachten van 1759 zijn vereffend, waarvoor de nu raad extraordinair en vroegere ontvanger-generaal Jan Elias van Mijlendonk is bedankt. Er is voor niet meer dan ƒ 2604 kwijtschelding verleend, terwijl de Compagnie door insolventie ƒ 1377 verloren heeft. Betreffende de vrije vaart en handel is bij resolutie van 12 juli bepaald dat onder witte gebleekte en ongebleekte blauwe en rode gewone textiel uit Bengalen die niet onder de vrije vaart vallen, zijn bedoeld guinees, salempuris, gerassen, cassas, hammans, sanen, baftas, dongry's en dergelijke, en uit Coromandel guinees, salempuris, parcallen, dongry's en dergelijke, hetzij gewone, Compagnies of Engelse sortering, tot 12 caal of een fijnte van 2880 draden. Op smokkel staat een straf van confiscatie van viermaal de waarde. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 326 r.12-r.16. Volgens de resolutie van 14 december zullen de aanvullingen in 1753 op de regels voor de vrije vaart in het Nederlands en het Maleis achter de passen gedrukt worden. De passen zijn daartoe ingenomen. Verscheidene Engelse compagnies schepen verschenen op de rede en mochten, als gebruikelijk, provisie- inkopen doen. De Manillase handelaars kochten dit jaar voor de gewone prijzen van de Compagnie) 12 10 10 50 stukken ijzer-kanon van 12 lb. 10 ,, dito dito 4 ,, rollen Hollandsch zeildoek ,, ,, ,, ,, ,, ,, voor den koning voor negotie ,, ,, 1000 lb. nagelen peper en 575 234 baalen kanneel, van de 235 die wij toen maar aan handen hadden en voor hun 12 tweeponders en 4 éénponders. Fol. 1930v-1931r. (Van meer belang is het geval van de Fransman Pierre Marsouin, die zich kapitein en eigenaar van de Dorothea noemde. Hij verklaarde, zoals vermeld in de resolutie te Hooghly van 19 december 1758, dat hij door een Hollands schip, onder een zekere kapitein Down met een Hollandse pas en onder die vlag varende, was overmeesterd en naar Calcutta opgebracht. Het bestuur te Bengalen kreeg van de Engelsen geen antwoord op zijn verzoek beide schepen uit te leveren. Van de sjahbandars is een lijst gevraagd van alle vreemde Europese schepen die in 1758 in Batavia aanlegden, en één van Europese en inlandse vaartuigen die met Hollandse passen naar de Westerkwartieren van Azië vertrokken zijn. Daaruit zou moeten blijken dat er aan iemand van die naam geen pas verleend is. Het bestuur te Bengalen is opgedragen opnieuw te protesteren en, als dit verhaal waar blijkt te zijn, de schuldige te straffen. De twee schepen waarover vanuit Ternate in het geheim werd bericht, dat ze in de Molukken gezien waren, bleken het Engelse schip The Pitt samen met een brigantijn te zijn geweest op weg naar China. Ze zijn vandaar teruggekeerd. Er is bevolen op die hoogte een goed toegerust vaartuig te laten patrouilleren om vreemde schepen te beletten vandaar plaatsen om de oost aan te doen. Bijzonderheden zijn te vinden in de vergadering over de brieven uit Ternate en in de geheime brief daarheen gezonden. Mutaties onder de dienaren: de administrateur van het textielpakhuis koopman Johannes Gualterus van der Spar is overleden; dit ambt is verdeeld over de kleinwinkelier David Julius van Aitsma als eerste met de rang van koopman en tweederde van de voordelen van het ambt en als tweede de onderkoopman Jacobus Gijsbertus Ladenius. In de kleine winkel is onderkoopman Cornelis Bosch aangesteld en in het logekantoor onderkoopman Jan Emmerik met bevordering tot koopman; in diens plaats is onderkoopman Philip Jacob Hel tot eerste overdrager in dat kantoor benoemd; op de daardoor vrijgekomen plaats van eerste overdrager in het garnizoenskantoor is de gewone klerk Bernardus van Pleuren aangesteld met bevordering tot onderkoopman. Aangezien Philip Jacob Hel kort daarop is overleden, is de scheeps-soldijboekhouder Henrik August Rossel tot eerste overdrager in het logekantoor benoemd met bevordering tot onderkoopman. De boekhouder van de inlandse militairen Anthony Obreen is tot koopman bevorderd. In het graanmagazijn is ter vervanging van de overleden mr. Willem Bernard Albinus de onderkoopman Jacob Cornelis Mattheus Radermacher benoemd; deze is in de grote winkel vervangen door onderkoopman Christiaan Jacob de Bevrij van Groenenberg, die echter na een tijd is overleden en vervangen door de onderkoopman Henrik van Bazel. De boekhouder van de artillerie Johannes Berkhout is tot secunde te Palembang aangesteld, in wiens plaats de onderkoopman Jan Willem Blijdenberg is benoemd. In plaats van de overleden boekhouder-generaal Pieter Wenting is op proef in diens plaats aangesteld de negotieboekhouder Nicolaas Laurens van Engelsdorp, die vervangen is door de onderkoopman Johan Philip Rich in de rang van koopman. Deze is als onderkoopman en negotieoverdrager vervangen door de boekhouder Reinier van Vlissingen, terwijl de boekhouder Pieter Josias van Waard is aangesteld tot onderkoopman en principaal journaal extendeerder, in plaats van de tot koopman en factuurhouder bevorderde Jan Carel van der Upwich. Bij de generale secretarie zijn de gezworen klerken Rijklof Breekpot en Joannes Bleeke tot onderkooplieden bevorderd, en is de boekhouder Gerardus de Bruijn tot collationist met gelijk salaris benoemd. In het ambt van ontvanger- generaal, vacant door de bevordering van Jan Elias van Mijlendonk, is de oud-directeur Johan de Rot aangesteld, terwijl tot sjahbandar van de christenen de koopman en eerste administrateur van het zuiderpakhuis Georg August van Koningsfeld is aangesteld, in wiens plaats tot provisioneel eerste administrateur de onderkoopman mr. Arnoldus Adrianus van Tets is benoemd. Deze is als tweede administrateur provisioneel vervangen door de onderkoopman mr. Pieter Ras. Op voorstel van de gouverneur-generaal is de onderkoopman mr. Iman Willem Falk, in plaats van de tweede secretaris van de Hoge Regering Willem Fokkens, tot diens geheimschrijver benoemd; equipageboekhouder werd de koopman en fiscaal in Makassar Reijnier van Oosterhout en tot tweede confrontist van de Bataviase administratieboeken de koopman Daniël Armenault. In de expeditie naar de westerkwartieren van Azië is als consumptieboekhouder de assistent Mattheus Gildeklak en tot soldijboekhouder Cornelis Duijvensz. aangesteld, beide in de rang van onderkoopman. Tot onderkoopman zijn bevorderd Joannes Frisch, Jan Daniël Simons, Eduard Homma, Jacob Spiegel, Jan Louis van Nimwegen, Abraham Scheltus, Pieter Hoeke en Joannes van Echten. Als onderkoopman is weer aangenomen Justus Cornelis Bierens, terwijl onderkoopman en gewezen tweede op Timor Adolf Bent, die met afgeschreven gage naar Batavia was opgeroepen, in zijn oude ambt is hersteld. Totdat hij hersteld zal zijn, is opperkoopman Hugo Pieter Fauré op eigen verzoek met behoud van ambt en rang ontslagen. Onderkoopman en vroeger tweede administrateur te Padang Jan Fredrik Lansius is op verzoek naar Nederland verlost; hij zal met zijn vrouw met de tweede bezending van de retourvloot meevaren. De oud-gouverneur mr. Willem Dekker hoeft op zijn verzoek wegens ziekte niet te repatriëren. Wegens het overlijden van Hare Koninklijke Hoogheid is in de formulieren van eden na de woorden de Hoogmogende Heren Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden toegevoegd: en als voogden over Zijne Hoogheid den Here Prince van Oranje en Nassau. De gouverneur van Ambon Meijert Joan van Idsinga heeft een brief van de boekhouder Jean Guillaume d’Arnaut aan de gouverneur-generaal op eigen gezag opengebroken. Hoewel Van Idsinga niet had moeten klagen als hij hierom uit de dienst was ontslagen, is hem een boete opgelegd van twaalf maanden gage ten gunste van de armen en wezen. Bij de militaire officieren is tot kapitein bevorderd luitenant Lodewijk August de Saint Etienne; tot luitenant de onderkoopman Johan Lodewijk Marli Casimir en de vaandrigs Guilielmus Huijbrechts, Jan Claas Libouw, August Ephraim Achilles, Willem Carel van Leuvestein, Pieter Cornelisz., Hendrik van den Brink, Jacobus Gans en George Andries Smit; tot vaandrig de assistenten Gerrit van Laar, Meindert George Hartsink en de sergeanten Matthijs Gargon, George Philip Erlebag, Godlieb Zaltman, Louis Monrooij, Lotharius Adolfus Edmondus Hollerman, Johan Henrik Zemmer, Jan Valentijn Duijter, Jacobus Wink, Fredrik Carel Marlier, Gerard Willem Marchant, Andries Webel, Jochem Keuler, Johannes Cornelis Franken, Gustaaf Adolf van Ziegenbaden, Jan George Englert, Jacob Gerrits en Carel Magnus Renge. Tot kornet bij de lijfwacht is benoemd wachtmeester Joannes Wedel, tot extraordinair luitenant van de artillerie Carel Pieter Bertrand en tot ordinair vuurwerker Johan Zetchini. Onder de zeeofficieren is in plaats van de gerepatrieerde Jan Akkerveld de kapitein-luitenant Hendrik Booms tot onderequipagemeester aangesteld. Maar omdat door de repatriëring naar Nederland van de commandeur en opperequipagemeester Koert Rozeboom deze post vrij kwam, is Hendrik Booms daarop benoemd, terwijl kapitein-luitenant Hendrik Swart onderequipagemeester werd. Schipper Thomas Middelmeer, die tot hoofd van het eskader naar de Westerkwartieren van Azië werd aangesteld, is bevorderd tot kapitein-luitenant. Tot vrijburger werden onderkoopman Gerardus Walburg, de boekhouders Jan Marchant Carelsz., Frans Cornelis Borstelman en Pasqual Nicolaas, en de assistenten Johannes van Santen, Johannes Andriessen, Alexander de Champagnet, Hendrik Trevijn en Adriaan Leenhouwer, onder wie Johannes Andriessen en Alexander de Champagnet tevens tot procureurs zijn benoemd. Er wordt voor de vrouw van de meesterknecht van de timmerlieden op de werf Dirk Groot, Jacomina van de Voorst, toestemming voor transport naar Indië verzocht. Volgt De Jonge, Opkomst X, p. 326 r.17-327 r.11. Uitgezonderd de directeur-generaal, die bij zijn advies in de resolutie van 18 september bleef, waren de raden van oordeel dat de prijzen moesten blijven, zoals ze nu waren. Dit betekent dat voor de cabessa 41/2, voor de bijsoort cabessa 41/4 en voor de bariga 4 rsd zal worden betaald en de soort kakki altijd wordt geweigerd, terwijl de prijs te betalen voor de Cheribonse, Javase en Bantamse suiker in het bericht staat dat wordt meegezonden.) Den advocaat-fiscaal, thans werkelijk bezig zijnde met het opmaken zijner civiele actie tegen den heer oud-gouverneur-generaal Valckenier, hebben wij, om alle penningen van dien boedel op eenen naam te hebben, ƒ 134.794,14,-, die op den naam van Zijn oud-Edelheid, en ƒ 240.000, die op dien van den voorigen curator ad lites Jean Francois de Ravallet voortliepen uyt de bij de Compagnie zonder renten geboekte gelden, op reekening van den tegenwoordigen curator ad lites qq laten overschrijven. Fol. 1943v-1944r. fiscaal over kapitein Marchis en zijn loods verwacht. Deze verklaarde slechts te hebben gevonden dat de fiscaal te Surat op 26 januari 1756 een uitgebreid bericht met een rapport van maritiem deskundigen heeft ingediend. Daaruit bleek dat het schip door onvoorzichtigheid van de toen reeds gevluchte loods op een harde zandbank was terechtgekomen. Het onderzoek was onnauwkeurig en de zaak is verjaard. Bovendien is Marchis bij vonnis van de Raad van Justitie van 5 juli 1757 als ongeschikt weggezonden en met verbeurdverklaring van zijn goederen verbannen. Het besluit van de Hoge Regering is daarmee uitgevoerd. In het stuk 'Aanmerkingen over den Indiasen lijwaathandel’ is, overeenkomstig het verzoek van Heren XVII van 10 oktober 1758, de textielhandel op Sumatra’s Westkust omstandig uiteengezet.) (Naar aanleiding van de brief van Heren XVII van 10 oktober, wordt het bericht van de advocaat- ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 8 8 12 4 8 Dus overgewonnen 653.109,5, 14, 9, - 5, 4, 1, Dus minder crediteuren 15.123.182, 9.025.195, 6.097.987, (Wat bij deze controle gevonden werd, is onder de desbetreffende kantoren vermeld. Eén van de Onze zorge om de negotieboeken steeds in goede ordre te houden, heeft ons eene Volgens eene vertooning van den negotieboekhouder bedragen 3.601.776, 2.948.667, De winsten van Batavia in anno 1758/9 De lasten De generale restanten beliepen De crediteuren commissie visitecomptoir ter naziening van de Ceilonsche zedert 1750 doen oprigten, gelijk een ander om de Bengaalsche en Souratsche scheepsonkostreekeningen zeedert ’t zelfde jaar na te gaan. Fol. 1945v-1946r. onderkooplieden van de secretarie zal in de akteboeken nagaan of er tegen het reglement van 31 juli 1753 geen irreguliere bevorderingen plaatsvonden. Sumatra’s Westkust blinkt hierin uit. De onderkoopman zal van alle overtredingen 1/6 krijgen. De generale Indische negotieboeken over 1757/58 zijn nog niet gereed. De boekhouder-generaal kreeg uitstel tot het vertrek van het naschip. Er wordt gevraagd een bekwaam essayeur te zenden om de huidige bij ziekte of overlijden te kunnen vervangen. Met de eerste bezending ging er voor ƒ 1.031.755 aan assignaties en met deze voor ƒ 1.571.425, in totaal ƒ 2.603.180. Assignaties waarvan het totale bedrag gelijk is aan of hoger danƒ 25.000,-: door de heren commissarissen van de Bank Courant en de Bank van Lening aan Seneca Ingerssen te ’s-Gravenhage 12 assignaties tezamen voor ƒ 410.953, aan Jan Henrik van Panhuys, heer van Stockum en Vliet, ƒ 34.847, aan Jan van Herseelen te Zwolle ƒ 8862, totaal tezamen ƒ 454.662. Door de burger-weesmeester Willem Schol aan de weduwe van de overleden koopman in wijn Christoffel Monnikhoff te Amsterdam ƒ 338, aan Hendrik Somer, koopman te Vlissingen, ƒ 3545, aan Hendrik Craaijsteijn, koopman te Rotterdam, ƒ 1523, aan Jan Bruijns, koopman te Amsterdam, ƒ 9861, aan Floris Bontekoning te Amsterdam ƒ 1235, aan mr. Cornelis van den Helm Boddart, schepen en raad, commissaris van de Wisselbank en bewindhebber van de WIC te Middelburg, ƒ 2008, aan Arnoldus Habich en Ferdinand Sluijskens, kooplieden te Amsterdam, voor rekening van de schipper Pieter Broman ƒ 9969, aan Dirk Hoeve en Bruno Tiedeman, kooplieden te Amsterdam voor rekening van de in dienst van de Compagnie zijnde Johannes Sigismundt Hoeve, ƒ 4431, totaal tezamen ƒ 32.910. Door de burgers Willem Schol en Willem Welborn aan David en Jan de Arnoud, kooplieden te Amsterdam, ƒ 1117, aan Cornelis Tellinger, Jan en Carel Hasselgreen, kooplieden te Amsterdam, voor rekening van Emanuel Hendrik van Rantzouw ƒ 10.000, aan Albert en Jan Nak te Amsterdam ƒ 4296, aan Alberte Nak en Hendrik Soet te Amsterdam ƒ 2700, aan Isaac Virulij, koopman te Amsterdam, ƒ 1968, aan Johannes Stephanus Reub, koopman te Dordrecht, ƒ 13.044, aan de heren De Lafarelle & Goll, Verbrugge & Goll, kooplieden te Amsterdam, ƒ 5074, aan Bernardus Jonffermans en Albert Nak te Amsterdam ƒ 19.704, aan Hendrik de Wind, koopman te Amsterdam, ƒ 3237, aan Willem Beens, koopman te Amsterdam, ƒ 17.361, aan Francina Wijmars, weduwe van de schipper Pieter Ruijs te Middelburg in Zeeland, ƒ 13.292, aan Daniel Lamiede en Daniel Cormier, kooplieden te Rotterdam, of aan langstlevende, voor rekening van de onderkoopman Moize Lafont, ƒ 12.682, totaal tezamen ƒ 104.475. Door stuurman Jurriaan Wendt aan Hendrik Soet, Jacobus Braamberg en Quirijn van Niel, kooplieden te Amsterdam, ƒ 2093 en aan zichzelf ƒ 33.231, totaal tezamen ƒ 35.324. Door de repatriërende koopman Abraham Knipping aan zichzelf ƒ 17.745, aan zijn zuster Catharina Knipping ƒ 3859, aan Thomas Erve, gehuwd met Abrahams zuster Eva Knipping, ƒ 4980, allen te Amsterdam, totaal tezamen ƒ 26.584. Door de burgers Jan de Ruijter en Philip Fredrik Behrends aan Pieter Bolten en compagnon in de brouwerij De Hooijberg ƒ 35.659, aan Jan Coenraad Brand ƒ 277, aan Hendrik Oort Kras, koopman in wijnen, ƒ 2253, allen te Amsterdam, totaal tezamen ƒ 38.189. Door de majoor van de burgerij Simon Joseph en de fabriek Johannes Hartkop aan Joan Gideon Loten, oud-raadordinair, te Utrecht ƒ 27.623; door de majoor van de burgerij Simon Joseph en onderkoopman Hendrik Coenraad Sander aan Hendrik Soet, Jan van Oldenzeel en Arij Hendriksz. Hanegrift te Amsterdam ƒ 35.446, aan Pieter Blok en Claas Koningh te Enkhuizen ƒ 12.185, aan Jan Christoffel Risch,koopman in wijnen te Amsterdam, ƒ 21.137, aan Willem ’t Hoen,koopman in wijnen te Amsterdam, ƒ 14.037, aan Nicolaas Obrenan, brouwer in De Drie Roskammen te Amsterdam, ƒ 9189, aan David van den Bosch, en compagnon in brouwerij Den Gekroonden Valk te Amsterdam, ƒ 1253, aan Willem van Meden, koopman te Amsterdam, ƒ 476, aan mejuffrouw de weduwe Willem Decker in brouwerij ‘t Lam te Amsterdam, ƒ 244, totaal tezamen ƒ 93.967; door de majoor van de burgerij Simon Joseph, als gemachtigde van Abraham Struijk, aan Paulus van Reenen, schepen van de baronie van Steen etc. te Hulst, ƒ 5227, aan de gerepatrieerde kapitein-luitenant-ter-zee Cornelis van der Stam te Amsterdam ƒ 2661, aan Josephus Augustus Martfeld, kolonel van een bataljon van het Staatse leger, te Nijmegen ƒ 4874, aan Christiaan Hansz. Schipper en Jan Hagedoorn, koopman te Amsterdam, ƒ 6646, aan mejuffrouw Maria van Ceulen, weduwe van Gijsbert Brasom, te Amsterdam ƒ 4534, aan Anthony Westhoven,schepen te Alkmaar, en Arij Hendrik Hanegrift, gewezen baas van Onrust, te Loenen, samen ƒ 44.308, aan Daniel Havart, koopman te Rotterdam, ƒ 372, aan Frederik Schouten, oud-kapitein-ter-zee, en juffrouw de weduwe Gerrard Pauw en zoon te Amsterdam ƒ 350, aan mejuffrouw Maria Doensen, huisvrouw van de schipper Lieve de Timmerman, te Vlissingen ƒ 2400, aan Lodewijk Hovij en Hendrik Lups Jansz. te Amsterdam ƒ 500, aan juffrouw Anna Margaretha van Petkum, weduwe van de heer Zoutman, te ’s- Gravenhage ƒ 2977, aan Hermanus de Ruijter,koopman te Amsterdam, ƒ 10.044, aan Hendrik Soet,koopman te Amsterdam, ƒ 6821, aan Jan Hendrik Foch, koopman te Amsterdam, ƒ 4737, aan James Cuninghame, koopman te Amsterdam ƒ 637, totaal tezamen ƒ 97.088. Door de eerste opperkoopman van het kasteel Christiaan Lodewijk Senff aan Bernardus Jonffermans te Amsterdam ƒ 22.154 en aan Matthijs Houtman en Matthijs Houtman Jansz. te Amsterdam ƒ 6469, tezamen ƒ 28.623. Door den oud-ritmeester Jan van ’t Hof aan Abraham en Paul Chatelain en Pieter d’ Espar ƒ 25.486, aan Pieter d’ Espar ƒ 38.452, tezamen ƒ 63.938. Door de opperkoopman mr. Carel Godin aan zichzelf te Utrecht ƒ 67.569; door juffrouw Anna Claudina Heinsius aan zichzelf te Utrecht ƒ 27.028. Door kapitein-ingenieur François Jacob Berg en onderkoopman Jan Hendrik Borwater aan Charles Chais, predikant van de Franse gemeente, en koopman George Bose, beide te ’s-Gravenhage, ƒ 33.231 en aan Charles en Theophille Cazenove, kooplieden te Amsterdam, ƒ 4430, totaal tezamen ƒ 37.661. Door onderkoopman Jan Fredrik Lansius aan zichzelf te Amsterdam ƒ 55.385; door opperkoopman Pieter Joan Bangeman, oud-schepen Jan Harris en majoor van de burgerij Simon Joseph aan Dirk Willem van der Brugghen te Leiden ƒ 318.678. Door onderkoopman Dirk Houtuijn en notaris Wigger Wargaren aan Jacobus Goedhals te Middelburg ƒ 7341, aan Francois de Visscher en Adriaan van Moerkerken te Veere ƒ 502, aan mejuffrouw de weduwe De Keulenaer en zoon te Vlissingen ƒ 4694, aan Johannes Andriessen te Middelburg ƒ 3085, aan Christoffel Hentze te Middelburg ƒ 2888, aan Johannes Philippus van Nederveen te Middelburg ƒ 1738, aan Joan Everard Schmiemann en zonen te Iserlohn ƒ 382, aan Jacobus Boterman jr. te Middelburg ƒ 549, aan Bartholomeus Weijbo te Middelburg ƒ 15.469, totaal tezamen ƒ 36.648. Door de burger oud-schepen Jan Harris aan Reijnier Touissain, schepen te Enkhuizen, ƒ 26.537 en aan Jan Fredrik Woesthoff te Amsterdam ƒ 1620, tezamen ƒ 28.157. Door de heren weesmeesters aan de weesmeesters te Amsterdam ƒ 60.299; door de heren weesmeesters aan de weesmeesters te Utrecht ƒ 75.175. Door opperkoopman Hugo Pieter Fauré, burgerschepen, en David de Cordua aan Jan Salienieres, koopman te Amsterdam, ƒ 44.308; door opperkoopman Hugo Pieter Fauré aan Lambertus Swaan, Steven Swart en Jan Christiaan Risch,kooplieden te Amsterdam, ƒ 46.400. In totaal aan assignaties ƒ 2.603.180.) (In de generale brief van 31 december 1759 werd de hoop uitgesproken dat in het voorjaar met de De nieuwe resident Lodewijk Wilkens de Lile is met de Batavier en ƒ 182.000 aan contanten naar Palembang is, op de gerugten dat Radja Mahomet, door den sulthan van Jambie XXXIX. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, REYNIER DE KLERK en JAN ELIAS VAN MIJLENDONK, BATAVIA 25 april 1760. Kol. Arch. 2838, VOC 2946, fol. 2528-2547. Blijdorp de laatste berichten verzonden konden worden. Helaas kwamen er geen schepen aan uit Coromandel, Ceylon, Malabar en Perzië. Uit Surat kwam de Waakzaamheid aan, die op 17 januari 1760 vandaar was vertrokken. Een maand eerder was het Hof d’ Uno met de vaderlandse retourlading vandaar naar Ceylon vertrokken. De geruchten over de slechte ontwikkelingen in Bengalen die de Blijdorp meebracht, werden met de komst van de Bleiswijk op 9 april 1760 bevestigd. Onder Bengalen wordt dit behandeld. Over de vier oosterse provincies is niets van belang te melden. BANDJARMASIN Bandjarmasin vertrokken.) PALEMBANG aangezogt, het Palembangsche rijk met eenen inval dreygde, het schip de Zeelelij gezonden, om de rivier tegens die rovers te beveyligen. Waarbij we den 28e maart geresolveert hebben ’t schip Zuyderburg te voegen, op de vandaar bekomen advisen dat gemelde Radja Mahomet eerlang met een grote magt stond af te komen. Om deeze redenen hebben wij ook den sulthan van Palembang het bouwen te Rembang van tien kleyne vaartuygen, die hij tegen de rovers staat te gebruyken, ingewilligt. Fol. 2529v-2530r. DJAMBI uyt vreese voor de rovers opgebroken zijn, maar de resident Rosier heeft zig, op de belofte van den sulthan dat hij aan het contract ten volle zoude voldoen, laten bewegen om daar nog wat te blijven. Fol. 2530r. JAPAN 553.537, waaronder de verwachte 15.000 kistjes koper, bij inkoop t.w.v. ƒ 403.495, waarop na aftrek van alle lasten een winst van ƒ 103.368, of 255/8 % is behaald.) MALAKKA dat Radja Mahomet den 5e november 1759 de post te Poelo Gontong, wier commandant hem (dat onbegrijpelijk is) als vriend had laten binnenkomen, afgelopen heeft, waarbij omtrent sestig Europeërs het leven verloren hebben, buyten dat Mahomet zig daardoor meester heeft gezien van 19 stukken canon en een mortier. De vrije vaart beoosten Malacca was voorts door zijne roverijen genoegsaam gestremt. Wij hebben ons dus genoodzaakt gevonden om vier chaloupen en drie pantjallangs tot weering der geweldenarijen derwaarts aan te leggen, die eerlang derwaarts staan te vertrekken met de Javasche en Cheribonse vaartuygen welke zig onder hun convoi willen begeven. Het comptoir te Jambie moest reets, volgens de ordre van de Palembangsche bediendens Malacca zijn ons onlangs onaangename berigten toegekomen, alzo de ministers melden (Uit Japan kwamen de Leimuiden, Zuid-Beveland en De Drie Papegaaien met een lading t.w.v. ƒ (De Pasgeld zal deze schepen spoedig volgen. Het bestuur bericht dat het met Raja Alam, een halfbroer Uit China is 129437/2560 mark, ofwel ƒ 412.149, aan goud ontvangen. De schepen de De bezittingen der Engelschen schijnen er niet verre van den ondergang, alzo twee Fol. 2530v-2531r. van Raja Mahomet, een contract zal sluiten om deze te verdelgen. Raja Alam zal daarvoor naar Malakka komen. In de brief van 22 april 1760 is hiervoor toestemming gegeven. CHINA Kronenburg, Vrouwe Geertruida en Vrouwe Petronella Maria hebben deze afgegeven in Straat Sunda, maar over hun handel en lading werd niets vernomen. SUMATRA’S WESTKUST Van de eis van Sumatra’s Westkust van 856 pakken textiel is met de Waakzaamheid 268 pakken voldaan om zo snel mogelijk van het grote restant, dat volgens de brief van het bestuur van 22 januari 1760 nog 618 pakken bedroeg, af te komen. Met dat schip is de eerste koopman van het kasteel Christiaan Lodewijk Senff als hoofd daarheen gezonden om de huidige commandeur aldaar Fredrik van de Wal te vervangen. Deze verzocht wegens zwakheid en daaruit voortkomend geheugenverlies zijn vervanging. Zijn gage zal met het transport aan zijn opvolger stoppen, aangezien zijn vijfjarig verband pas is begonnen.) Fransche oorlogscheepen van 64 en 20 stukken niet alleen hunne sterkte te Natter vermeestert, en aan de onzen overgegeven, maar ook den 15e maart hunne stevens van Padang naar Bancahoeloe gewend hebben, om die vesting te overweldigen, en, volgens hun zeggen, aan ons af te staan. Dog bij hun aanweesen ter eerstgemelde plaatse hebben zij onze bediendens gedwongen negen soldaten, zijnde Franschen, ofwel eer uyt Franschen dienst gedeserteert, aan hun over te leveren en voorts hunne zieken en Engelsche krijgsgevangenen zonder voorafgaande permissie aan land gezonden, dat met de voorgaande blijken van vriendschap geensints schijnd overeen te komen. Fol. 2532r-v. (Er is 22 april 1760 besloten om te Natal en Tapanuli een kleine post aan te houden, maar zich niet met de daar gebleven woningen, ammunitie etc. van de Engelsen te bemoeien en zeker niet wat de onderhorigheden van Benkulen en de in beslag genomen goederen betreft. Als de Engelsen zijn vertrokken, zal de peper waarmee de inlander komt, ingekocht worden voor de Compagnie en het Bantamse. Men wacht bevelen in deze van Heren XVII af. BENGALEN die de Bleiswijk naar Batavia bracht, worden in een geheime brief behandeld. COROMANDEL In die geheime brief wordt ook bericht welke middelen ter beveiliging naar Coromandel zijn gezonden. Daarheen is in februari 1760 met de Vredestein ƒ 511.738 aan goud gezonden. Onder het schrijven van deze brief kwam de Hof d’ Uno op 16 april binnen. CEYLON Dit schip bracht een brief van 11 februari 1760 uit Ceylon. Daarvandaan waren op 14 november 1759 de Tulpenburg en de Vrouwe Rebecca Jacoba en op 31 januari 1760 de Liefde en de Vrijburg naar Nederland vertrokken met een retourlading t.w.v. ƒ 1.101.350, waaronder 560.000 lb kaneel. Er was nog net gelegenheid om 116 pakken textiel die op 30 januari met de Hof d’ Uno te Galle aankwamen, in de laatste twee retourschepen over te laden. Verder wordt verwezen naar de brief uit Ceylon aan Heren XVII van 23 januari met de bijlagen aan de Hoge Regering. MALABAR Het bestuur zal met de Welgelegen aan Heren XVII verslag hebben gedaan over Bengalen. De berichten Voor Malabar wordt verwezen naar de brief vandaar van 26 oktober 1759 aan Heren XVII. De handel te Surat verloopt, ondanks de machinaties van de Engelsen, bevredigend. De lading van de Voor 't overige bleven er de Engelschen nogal even sterk hun meesterschap oeffenen, De regent van Benderrik, die het vaarwater daaromher door zijne roverijen zeer (De Waakzaamheid bracht uit Surat een lading t.w.v. ƒ 332.921 aan, waaronder 200.000 ropia’s. SURAT Lekkerland en Kattendijke is tegen redelijke prijzen verkocht.) hebbende van den mogol (die zedert vermoord, en door een agterkleynzoon van den beroemden Aurengzeeb opgevolgt is) een firman gekregen, waarbij hunne compagnie tot gouverneur van 't casteel en de zeearmade te Souratta benoemd is, met een jaarlijks inkomen van 200.000 ropijen. Fol. 2534v. De Hof d’ Uno vervoerde voor Nederland t.w.v. ƒ 74.062 en voor Azië t.w.v. ƒ 257.355, terwijl de Jonge Jakob een lading t.w.v. ƒ 78.669 naar Ceylon bracht, waaronder ƒ 66.688 voor Nederland. Dit vaartuig maakte zich te Ketsmanduwe meester van een scheepje en joeg twee andere het strand op, waarmee een vordering op de vorst ter plaatse voor eerder geroofde goederen is binnengehaald. Deze trachtte nu, zelfs via de Engelsen en Compagnies makelaars, de vriendschap van de Compagnie te herwinnen. KHARG Uit Kharg is de Middelburg na een reis van vier maanden op 17 april aangekomen met ƒ 391.950 aan contanten en ƒ 50.570 aan Kirmanse wol, koperwerken etc. Daarmee kwam ook het afgetreden opperhoofd Tido Frederik baron van Kniphausen terug. In 1758/59 was de handel daar geslaagd met een winst van ƒ 266.786 op een inkoopbedrag van ƒ 408.008.) belemmerde, heeft deswegens zijn verdiende loon ontfangen, alzo twee onzer galwets een gelijk getal zijner roofvaartuygen vermeestert hebben, die ook geconfisqueert zijn, en een bij die gelegentheyd heroverde prijs aan de eygenaars teruggegeven. Waardoor dat werk tot nog toe niet weder hervat is. Fol. 2535v-2536r. JAVA’S OOSTKUST China komende, te Sumenep water en brandhout ingenomen en na 8 dagen op 15 februari 1760 hun reis naar Engeland via Straat Bali voortgezet. BANTAM zekeren Pangerang Mandura, die, in de vorige troebelen een van den aanhang van Keai Tappa geweest en van die euveldaad pardon bekomen hebbende, nu weder getragt heeft onlusten te stigten. De sulthan begon zig reets daartegen te wapenen, wanneer Mandura, 'tzij door vreeze, 'tzij door overreeding van de aan hem afgezonden groten, zigzelven weder kwam onderwerpen. De koning zond hem terstond ter onzer dispositie, dog met ernstig verzoek van hem niet aan lijf of leven te straffen. Waarop wij hem met zijne vrouw, weleer eene der egte vrouwen van den naar Ambon gerelegeerden koning, sedert van Keai Tappa, en met den zoon van den berugten rebel Bagoes Boang op 't eyland Edam geplaatst hebben, om bij de eerste gelegentheyd naar Banda verzonden te worden. Wij hebben allesints reden om over het welmeenend gedrag, door den regeerenden koning in dit geval gehouden, voldaan te zijn. De oude sulthan, welke voor deezen het rijk bestierde en op de aankomst van Gustij afstand deed, is den 13e dezer overleden. Waardoor de appanagie weder tot het rijk keert. Fol. 2536v-2537r. BATAVIA Op Java’s Oostkust en te Bantam is het rustig.) Schoon die onlangs weder veel gevaar gelopen heeft door de muytzugtige aanslagen van (De Engelse schepen de Walpole, Dilfry, Winchelsea, Prince of Wales, Dragon en Brittannia hebben, uit (Ten vervolge op de generale missive van 31 december 1759, wordt over het vonnis van de Raad van Justitie inzake het ordinair lid mr. Johannes Nobel versus weesmeesters slechts opgemerkt dat bij besluit van 1 februari 1760 is bepaald dat het bedrag waartoe veroordeeld is, uit de gelden van de weeskamer voldaan kunnen worden. Wat echter de boedel van Jacobus Brummert te boven mocht gaan, inclusief de proceskosten, zal voor de ene helft door de twee proces- en legaatbezorgers, en voor de andere door de procureur van de kamer vergoed worden. Men kan beide partijen niet van onvoorzichtigheid vrijpleiten. Bij besluit van 19 februari 1760 zijn de proces- en legaatbezorgers van hun aandeel ontheven op grond van de verklaring van weesmeesters dat de eerstgenoemde uitsluitend op hun bevel gehandeld hadden. Deze zullen eveneens uit de gelden van de kamer voldaan worden. Volgens een ander vonnis, waarvan in de brief van 31 december 1759 eveneens melding is gemaakt, was dat wat aan de erfgenamen van Jan Hilgers schuldig was, uit de gelden van de kamer betaald. Nu is besloten dat door de gewezen secretaris van de weeskamer en thans gouverneur in Amboina, Meijert Joan van Idsinga, te laten vergoeden. Hij heeft geen voldoende voorzieningen getroffen. Wat als een uitbreiding van de statutaire wet van 24 januari 1708 en ter geruststelling van weesmeesters en hun pupillen besloten is, staat in het besluit van 4 maart 1760. In de brief van 31 december 1759 is onder Bengalen melding gemaakt van het protest van Pierre Marsouin, een Fransman wiens scheepje door een schip, varende onder Compagnies vlag en pas, naar Calcutta was opgebracht. De advocaat-fiscaal heeft in het bijgaande bericht duidelijk aangetoond dat dit enkel bedrog moet zijn, omdat in het register van passen zo’n vaartuig niet voorkomt. Deze informatie is naar Bengalen en Coromandel doorgegeven.) Ons voorneemen om de Bataviasche ingezetenen zoveel mogelijk van de schadelijke moorsche munt van ropijen te ontlasten en de vaderlandsche speciën des te meer crediet te geven, hebben wij eindelijk ter uytvoer gebragt door de inwisseling van alle Batavische wigtige Souratse en gestempelde Persiaansche ropijen tegen 30 en de ongestempelde tegen 27 stuyvers ieder. Dit is van dat gevolg geweest dat er ƒ 1.962.023,15,- van die munt tegen ducatons, schellingen en dubbeltjes opgewisselt zijn. Java brengt daarbij omtrent een en eenhalf ton, Bantam ƒ 435,- en Ceribon ƒ 43.200,-. Fol. 2539r-v. (Uit het besluit van 8 januari 1760 blijkt hoe dit geld zonder schade voor Bengalen gebruikt kan worden. Door de koers van de ropia te Batavia op 27 stuivers te stellen, zal de aanvoer zeker aanzienlijk verminderen. Om te Batavia gebrek aan diversiteit in munten te voorkomen, wordt om halve en kwart gekartelde dukatons gevraagd, die respectievelijk tegen 40 en 20 stuivers uitgegeven zullen worden, en om dubbele schellingen, waarom in een brief van 24 september 1751 al gevraagd was. Zoals uit de resolutie van 8 januari 1760 blijkt, is om bedrog bij het stempelen van ongekartelde dukaten tegen te gaan, deze op slechts 18 schellingen gesteld. In de resolutie van 14 maart 1760 staat waarom aan de luitenant van de Chinezen Kon Hong Liang 1500 pikol peper tegen 15 rsd, of ƒ 36, de pikol voor de handel op Limpho is verkocht. Het komt erop neer dat) 1. De aangelegentheyd van dien handel, waarbij de Compagnie zedert desselfs stilstand alleen voor den in en uytvoer te Batavia, 10.000 rds. aan tollen mits, buyten 'tgeene bij vervoer naar elders betaald word. van ƒ 44 de 100 lb. om te zetten, schoon wij niet kunnen begrijpen dat Uw Edele Hoogachtb. deze prijsverhoging om andere redenen hebben gelieven aan te schrijven, dan om te beletten dat de peper, bij ons ingekogt, met voordeel naar Europa konde vervoerd worden. 'Tgeene immers omtrent den Limphosen handel geen vreeze heeft. 2. Het lokken van die handelaars van de Engelschen naar ons, waarom reets bij secreet besluyt van den 24e februarij 1756 3000 picols voor 12 rds. aan hun beloofd wierden. Welke prijs bij resolutie van den 3e september 1756 en 24e may 1757 op 15 rds. vermeerdert is, tot nadere ordre van U Wel Edele Hoogachtb. gevraagt bij missive van den 15e october 1756. 3. Het niet beantwoorden dier vrage, waaruyt wij of de goedkeuring onzer besluyten moesten opmaken, of tenminsten dat Uw Edele Hoogachtb. dit stuk aan onse dispositie hebben willen laten. 4. De geringe verwagting om eenige naamwaardige quantiteyt peper tegen den gestelden prijs 5. En eyndelijk de verzending van bijna 8.000.000 lb. met 't jongst retour naar Nederland, waardoor de voorraad niet alleen genoegsaam moet geoordeelt worden, maar zelfs eenige vermindering in den verkoopsprijs te dugten is. Wij bidden derhalven Uw Edele Hoogachtb. om eene gunstige inschikking van dit ons (Van het goud verloren bij het omslaan van de sloep Overmaas, was per 31 december 1759 besluyt, of positive ordre voor 't aanstaande. Fol. 2540v-2541v. 5667/107 en nu in het totaal 17067/107 staaf achterhaald. De dienaren te Bantam hebben weinig hoop dat de ontbrekende 940/107 staaf nog opgespoord zullen worden. De fiscaal aldaar, Lodewijk Wilkens de Lile, nu resident te Bandjarmasin, kreeg voor zijn ijver bij het opsporen een beloning van rsd 1000. De kapitein-ter-zee Wolphert Abraham Brahe, die wegens de lange reis van Diwel Chindi en zware onkosten te Benkulen bij besluit van 28 maart 1758 in handen van de advocaat-fiscaal was gesteld, is door de Raad van Justitie ontheven van de eis tot vergoeding van die onkosten voor een bedrag van ƒ 11.097. Wegens enige onbetamelijke uitlatingen in het contraire advies in deze zaak van het extraordinair lid mr. Paulus Ferriet, is hij tot een boete van 100 dukaton veroordeeld, onder het bevel niet dan voordat hij betaald heeft uit de recollementskamer te gaan, hoewel hij aanbood die bewoordingen in te trekken. Ferriet verzocht de Hoge Regering om in deze te adviseren en hem uit arrest te ontslaan. Nadat bij besluit van 1 februari het genoemde advies van Ferriet en de notulen van de Raad van Justitie waren opgevraagd en de Raad zijn leedwezen over het voorval had uitgesproken en om een besluit had gevraagd, is het goedgevonden Paulus Ferriet kost en schadeloos uit zijn arrest te ontslaan, zonder in de merites van de zaak te treden. Daarbij is verklaard dat Heren XVII in een missive van 11 mei 1677 de Raad van Justitie hadden verboden om enig lid in zijn persoon of ambt te belemmeren, tenzij op aanklacht van de fiscaal voor een delict van belang, waarvan de Hoge Regering dan in het geheim kennis dient te worden gegeven. De Raad van Justitie is bevolen zich hiernaar tot nader order van Heren XVII te gedragen. De generale Indische negotieboeken over 1757/58 worden nu overgezonden. De inkomsten over geheel Azië bedroegen ƒ 8.260.760 en de uitgaven ƒ 7.610.668, wat het positieve saldo op ƒ 638.879 brengt; het voorafgaande jaar was het negatieve saldo ƒ 1.528.650, zodat dat nu op ƒ 889.771 uitkomt. Het kapitaal in Azië per eind augustus 1758 bedraagt ƒ 40.269.829, wat ƒ 812.836 meer is dan in het voorafgaande jaar. Omdat het restant van 235.417 lb salpeter te Batavia nodig is, werd er 200.000 lb poedersuiker gebruikt om het thans vertrekkende schip de Blijdorp de nodige onderzwaarte te geven, hoewel de vorige retourschepen reeds 193.922 lb boven de bestelde 2.000.000 lb vervoerd hadden. Er wordt gevraagd instructies te geven hoe voortaan in zulke gevallen te handelen. Het naschip de Blijdorp heeft een lading t.w.v. ƒ 366.523. De totale waarde van wat uit Batavia, zowel als uit Bengalen en Ceylon, is gezonden, bedraagt in 1759/60 ƒ 7.012.611. Over de reden van het tekort van het retour uit Bengalen valt slechts te gissen. De onrust daar heeft een stilstand in de handel veroorzaakt, maar dat is niet in overeenstemming met de brief van 15 maart 1759, waarin sprake is van een voorraad zo groot als wat verzonden is. Hoewel er volk buiten het gewone garnizoen van Bengalen naar Coromandel is gezonden, wordt verzocht zoveel mogelijk militairen met de schepen voor die directie mee te geven, omdat Nagapattinam die kan overnemen, als ze in Bengalen niet van pas komen. De eis uit Bengalen wat allemaal met het directe schip uit Nederland te zenden, medicamenten incluis, gaat alle perken te buiten.) Van de Franschen is ons aan handen gekomen een brief, dien capitain Wilson op 't schip Pitt zoude geschreven hebben aan den heer gouverneur te Madraspatnam, wegens zijne voyagie door de oostersche eylanden naar China, welken w' nodig geagt hebben tot Uwer Edele Hoogachtb. speculatie hierbij in 't aankomend secreet briefboek te voegen. Fol. 2545r-v. gevraagd het verzoek van assistent Jan Eelders om zijn vrouw Maria de Veer toe te staan op zijn kosten naar Indië te komen, in te willigen. Assignaties waarvan het totale bedrag gelijk is aan of hoger dan ƒ 25.000,-: door de oud-eerste secretaris van de Hoge Regering en baljuw van Batavia Michiel Romp, de commandeur en opperequipagemeester Hendrik Booms, de majoor van de burgerij Simon Joseph en de opperkoopman Pieter Haksteen aan Koert Rozeboom twee assignaties tezamen ƒ 66.461; totaal aan assignaties ƒ 130.747.) (Sinds eind december 1759 is op assignatie naar Nederland ƒ 130.747 in kas gestort. Er wordt Op Amboina is ƒ 74.686 op wissel ontvangen zonder dat een agio van 4 % in rekening werd gebracht. XL. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JOAN ANDREAS VAN HOHENDORF, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, REYNIER DE KLERK en JAN ELIAS VAN MIJLENDONK, BATAVIA 15 oktober 1760. Kol. Arch. 2862, VOC 2970, fol. 8-76. (Sinds het vertrek van het naschip de Blijdorp, waarmee de generale missive van 25 april 1760 werd verzonden, zijn van Heren XVII brieven van 2, 4 en 16 oktober 1759 ontvangen, die in de vergaderingen van 10 en 26 juni, 25 en 31 juli 1760 zijn behandeld. Eerst wordt de brief van 2 oktober 1759 beantwoord. AMBOINA Heren XVII verboden dit en het verbod van 13 december 1753 om geen agio te rekenen is hernieuwd en uitgebreid met het voorschrift dat in de oosterse gouvernementen geen wissels zonder agio van 4 % mogen worden aangenomen. Uitzonderingen hierop kunnen nu voorkomen worden. BANDA Heren XVII waren bang dat er misbruik gemaakt zou worden van de toestemming om bij rijstgebrek zes burgervaartuigen naar Makassar te zenden. Amboina en Banda hebben altijd van elders van rijst moeten worden voorzien en de Compagnie moest daar altijd voor zorgen. Als de schepen van de Compagnie en particuliere vaartuigen die van Batavia of Java de rijst daarheen brengen, altijd veilig overkwamen dan zou de vaart op Makassar verboden kunnen worden. Maar wanneer deze schepen verongelukken of hun reis zouden missen, dan dreigt er voor Amboina en Banda groot gevaar. Daarom is toestemming voor vaart op Makassar onder zekere beperkingen onvermijdelijk, temeer daar het, wanneer de vaart op Batavia wegens de moesson onmogelijk is, wel mogelijk is naar en van Makassar te varen. Slechts in geval van grote schaarste wordt van vaart op Makassar gebruik gemaakt en dit zal het bestuur ter plaatse in het najaar nog eens geschreven worden, met het bevel precies op te geven hoeveel rijst de toegestane schepen aanvoerden, hoeveel er van elders werd gebracht en hoe dat gebruikt werd. Achterdochtige gevoelens zullen zo weggenomen worden. MAKASSAR met nieuw payement, niet zo belangrijk dat er geen proef mee mogelijk zou zijn.) deese betaling met nieuw payement nog voordeel nog nadeel heeft, daar men integendeel, deselve eens ingevoerd hebbende, in gevaarlijke omstandigheeden van muyterij zoude konnen raken, indien de ministers, 'tzij door het verongelukken van scheepen, 'tzij door andere oorzaken, van de benodigde quantiteyt dier specie ontbloot raakten. Want men had dan zekerlijk te wagten dat het guarnisoen, zonder aan diergelijke reedenen plaats te geven, op de betaling met zulk nieuw paiement zouden aandringen, of tenminsten het surplus van 'tgeene die specie boven grof geld, of andere in de wandeling zijnde munt, gelden mogt, pretendeeren: nademaal het eene door de ondervinding gestaafde waarheid is dat men hier te lande onder de militie iets introduceerende, 'tgeene geoordeelt word tot hun voordeel te strekken, buyten staat is, om buyten bedugting van eene gevaarlijke onwilligheid en zelfs van opstant, daaromtrent, al was het maar voor een tijd, eenige verandering teweeg te brengen. Fol. 11v-12r. Blok werd ingevoerd, te blijven en slechts de kostgelden in payement uit te betalen. BANDJARMASIN (Daarom is het raadzaam bevonden bij de regeling die zonder enig ongenoegen door gouverneur Roelof Heren XVII vonden de bezwaren die het bestuur te Makassar aanvoerde tegen betaling van de soldijen Maar wij bidden Uw Edele Hoogachtb. in aanmerking te neemen dat de Compagnie bij Heren XVII vroegen of Bandjarmasin om andere redenen dan de handel diende te worden aangehouden, en of in dat geval het aanhouden van een schip of schepen om snel te kunnen opbreken niet beter was dan kostbare gebouwen. Er wordt nu geen uitsluitsel gegeven of het kantoor wordt aangehouden om mededingers te weren of om de handelswinst. De instructie voor de heroprichting in 1747 voert goede gronden aan en Heren XVII noemden in hun brieven van 18 september 1702 en 2 juli 1703 het binnendringen van de Engelsen zeer zorgelijk en vonden in hun brief van 30 augustus 1732 een kantoor daarom noodzakelijk. Het plan van Heren XVII is niet voordeliger dan het tegenwoordige en bij eventuele nadelige omstandigheden zou het droevige gevolgen kunnen hebben. Het aanhouden van een schip, dat om de zes maanden moet worden afgelost, kost minstens ƒ 50.000 per jaar, daarbij niet meegerekend de schepen die de peper aan boord te brengen, omdat een geladen schip niet over de zandbank van de rivier kan komen. Deze kosten zijn te hoog als ze, ongeacht de peperoogst, voortdurend gedragen moeten worden. Het was in 1747 weliswaar het plan om alleen een kantoor aan te houden bij aanwezigheid van de schepen, maar daar werd van af gezien, omdat het regelmatig zenden van schepen onmogelijk was en te zeer afhankelijk van de gevaren van de zee. Het bleek noodzakelijk een schip beladen met peper te laten vertrekken, voordat er een ander kwam. Zonder het inrichten van pakhuizen kon de aangeboden peper toen niet aangenomen worden. Dat diende voorkomen te worden en zo waren er kosten van een schip, zowel als van gebouwen. Als men zich bij kwaadwilligheid of aanslagen door de Bandjarezen op een schip in veiligheid zou moeten brengen, dan zouden de problemen daarvan dikwijls te laat de onuitvoerbaarheid aantonen, als er geen verdedigbare loge was om zich voor roof- en moordlust te dekken. In 1636, toen er twee sloepen in de rivier lagen, werden alle weerloze Compagnies dienaren gedood. Bij een snelle opbraak blijft men aan de gevolgen ervan blootgesteld, blijven er rekeningen openstaan en kleven er aan hervestiging vele problemen en hoge kosten. Als men ter plaatse blijft, kunnen geschillen met minder moeite en kosten beslecht worden.) vergroot is door koop en aantimmering van woningen en pakhuyzen, aan welker gedurige opbouwing en reparatie, schoon 't slegts houten en dus gebrekkige opstallen zijn, van tijd tot tijd zoveel te koste gelegt is, dat de ongelden van een jaar of thien bij malkanderen genomen mogelijk genoeg zouden geweest zijn, om daarvan eene beknopte en defensive logie te bouwen. het veyligste en profijtelijkste geoordeelt op de Rembangsche werf te laten aantimmeren twee grote vaartuygen van hondert voeten lengte, alhier bekend onder den naam van gontings. Fol. 15v-16r. naar Batavia brengen, daar zonodig hersteld worden. Zo is er te Bandjarmasin steeds een schip ter bescherming van Compagnies bezittingen. Pakhuizen en de huur van vaartuigen om de peper aan boord te brengen kunnen zo bespaard worden. Doordat deze scheepjes zo weinig diepgang hebben, kunnen ze tot voor de loge komen. Maar het is ook nodig een geschikte loge te hebben, mits de kosten conform de memorie van bezuiniging niet hoger uitvallen dan ƒ 16.000. De kosten zijn te dragen als 600.000 tot 1.000.000 lb peper wordt verworven, ook al moet er eenmalig ƒ 50.000 of ƒ 60.000 aan een loge besteed worden. Zo bespaart men reparatiekosten en kan men zich, wat het voornaamste is, tegen een onverwachte aanval van de gevaarlijke Bandjarezen beschermen en houdt men de exclusieve pepercontracten met meer kracht staande. Bij resolutie van 4 december 1759 is de tegenwoordige resident opgedragen nader te berichten of het bouwen van een loge uitvoerbaar is en aan de bedoeling beantwoordt. Ook dient men na te gaan hoeveel het kost om er geen geschil met de koning over te krijgen. De Hoge Regering hoopt dat Heren XVII deze voorlopige maatregelen goedkeuren. De loge wordt slechts in zoverre van steen, als de bescherming van Compagnies dienaren en bezittingen tegen brand, overval en het voorkomen van lastige reparaties nodig maakt. Het antwoord op de vraag waar het goud dat de Chinezen daar voor ƒ 403 inkochten, verkocht wordt, is vast en zeker Batavia, waar de prijs in vorige jaren zelfs tot ƒ 464 en dit jaar tot ƒ 445 het mark fijn gestegen is. Omdat de residenten nog niet geantwoord hebben op de vraag wat de Bandjarezen met het geld dat zij ontvangen doen, is van de net teruggekeerde resident Nicolaas Ringholm een opgave gevraagd. Tevens moet hij melden wat hij weet van de valse dukatons, waarover de gerepatrieerde resident Bernard te Lintelo in zijn brief van 24 juni 1757 bericht heeft.) laatsten julij, voldaan, en nopens het eerste berigt heeft dat de sulthans jaarlijks een gedeelte van Om die redenen, en in hoope van Uwer Ed. Hoogachtb. gunstige approbatie, hebben wij Gelijk hij ook aan beyde requisiten, volgens het aangetekende ter resolutie van den Aan de andere zijde moeten wij remarqueeren dat de omslag te Banjer van jaar tot jaar (Deze vaartuigen zijn alleen gebouwd om te laden. Zij zullen elkaar aflossen en kunnen, als ze peper Omdat ze weinig opbrengt, is de Hoge Regering het ermee eens voor de goudwinning op Timor weinig Maar de bediendens deeden bij missive van den 2e october 1759 een niet (In de uitgaande brief van 31 december 1759 is dit voorstel goedgekeurd. Er is het opperhoofd om een (Nicolaas Ringholm verklaarde dat hij niets gehoord had van valse dukatons, laat staan ze gezien had. de geprofiteerde contanten opleggen en bewaaren tot eene donatie voor hunne kinderen, terwijl de daar woonende Chineesen een matig capitaal tot een geschenk voor hunne vrienden naar China vervoeren. Maar dat er ook veel gereed geld naar Java en elders gaat tot den inkoop van rijst, zout en andere benodigtheeden die Banjer mist. Fol. 18v-19r. Hij laat dit, wat voor zijn tijd is geschied, voor rekening van Bernard te Lintelo. Dit bericht, en twee door Te Lintelo overgezonden valse dukatons, worden meegezonden. TIMOR kosten te maken.) verwerpelijk voorstel, om namelijk een derde van de Amaconers, door welker land de goudrijke rivier loopt, aan dat werk te stellen en hoofd voor hoofd een zeker deel gouds te laten leveren, waarop de tommongons, onder verbeurte van geproportioneerde boetens ten behoeve van den zoogenaamden keyzer, zouden moeten letten. Fol. 19v. duidelijke opgave van de kosten gevraagd en een waarheidsgetrouw bericht ten aanzien van de hoop op succes bij het gouddelven, desnoods gestaafd met eden. Het kan hierbij blijven, daar men verzekert dat de kosten gering zullen zijn en goedgekeurd kunnen worden, omdat er de hoopvolle verwachting is dat de Compagnie er groot voordeel van zal hebben. De kaart van Timor, die de dienaren in 1757 naar Batavia zonden en die tot nu toe de beste is, gaat bij deze naar Nederland. PALEMBANG Heren XVII zijn er in hun brief van 2 oktober 1759 terecht ontevreden over dat er in 1757, i.p.v. 20.000 pikols peper die Johannes Andreas Paravicinie in zijn rapport beloofde, slechts 1.245.859 pond werd verworven. Uit de uitgaande brieven blijkt dat de Hoge Regering noch aanbevelingen aan het bestuur, noch vermaningen aan de koning gespaard heeft. Er is verklaard dat het tin niet volledig betaald zal worden, als de peperleverantie niet ten naaste bij geproportioneerd is. Deze bedreiging schijnt niet veel geholpen te hebben. In 1758 en 1759 is weliswaar respectievelijk 2.117.300 en 2.076.220 pond geleverd, maar dit lopende jaar is er een teruggang en voerden de schepen van de koning maar 1.100.000 pond aan. Wat de schepen van de Compagnie aanvoerden is tot nu weinig. Er is geen reden om dit, zoals Heren XVII denken, aan smokkelarij of andere verkeerde sluipwegen toe te schrijven. Dat kan overigens niet ontdekt noch tegengegaan worden, daar de gelegenheid daartoe door de vaart op China ontnomen is. Er zijn dit jaar particuliere geruchten dat twee sloepen, of kleine Palembangse jonken, te Kanton tin hebben aangevoerd, zonder dat de oorsprong of de plaats van afscheping bekend is. Het is niet onwaarschijnlijk dat het direct van Bangka kwam. Zulke smokkel, die moeilijk te ontdekken is en waartegen weinig te doen valt, zal mogelijk ook naar Amoy, Limpho en andere plaatsen benoorden Kanton plaatsvinden. Men is wel genoodzaakt om misoogsten, aardbevingen en andere redenen die de koning en de residenten aanvoeren voor de vermindering van de peperleverantie, voorshands als oorzaken te aanvaarden, zolang er geen gegronde redenen zijn. De vorst kan slechts met het tin getroffen worden, als dat al iets mocht helpen. CHINA JAPAN 1757/58 op te maken en naar Nederland te zenden. Daarmee moet voortgegaan worden om, zoals Heren XVII terecht opmerken, de handel zekerder te maken en bij een onvoordelig resultaat beter te kunnen oordelen over de redenen die de opperhoofden daarvoor aanvoeren. Volgens de opdracht van Heren XVII zal het bestuur in Japan De visitateur-generaal is bevolen met grote spoed de Japanse negotieboeken over 1755/56, 1756/57 en De vaart op China wordt in een aparte brief aan de desbetreffende heren gecommitteerden behandeld. Heren XVII bevalen aan om bij aanbestedingen op krediet de renten op niet meer dan op 3/4 worden opgedragen jaarlijks in hun brieven te vermelden hoeveel koper en kamfer er is verworven, welk gebruik daarvan in Japan zelf wordt gemaakt en hoeveel de Chinezen daarvan uitgevoerd hebben. In het aankomend briefboek valt te lezen wat de recent afgeloste opperkoopman Herbert Vermeulen geantwoord heeft op de desbetreffende passages in de brief van Heren XVII, waarmee aan deze eisen is voldaan. MALAKKA Het is niet aan de aandacht van het bestuur, noch aan die van Heren XVII, ontgaan dat drie stuivers zijn afgeschreven op ieder van 4627 Arcaduse ropia’s die voor 30 stuivers ingekocht waren en daarna voor niet meer dan 27 stuivers zijn uitgegeven. Reeds op 9 oktober van het voorafgaande jaar is opgedragen om schadeloosstelling te eisen van degenen die heeft bevolen ropia’s tegen 30 stuivers te accepteren, dan wel van de hoofdadministrateur of de ontvanger, indien de laatste niet kan aantonen dat hij de ropia’s niet voor veel minder dan 27 stuivers heeft kunnen uitgeven, nadat hij de brief uit Batavia van 14 oktober 1754 had ontvangen, waarin bevolen werd om de ropia’s, behalve de Suratse, voor ten hoogste 27 stuivers aan te nemen. Heren XVII beklaagden zich over het uitblijven van de tocht naar de Nicobar eilanden. Er waren door de Hoge Regering herhaaldelijk orders voor gegeven en hij is ook meer dan eens uitgevoerd, maar zonder succes meer door onkunde van de uitvoerders, dan door gebrek aan een geschikt vaartuig, of door stormen, tegenwind en uit de koers drijvende stromen. Nu is het in het vergeetboekje geraakt, maar in een toegezonden extract resolutie, toegezonden met onze brief van 4 oktober, is, om klachten van Heren XVII te voorkomen, nogmaals ernstig bevolen het lang uitgestelde onderzoek uit te voeren. BENGALEN van het kapitaal te laten lopen. Zij meenden dat de Compagnie met de interest op het volle kapitaal bezwaard werd. Deze zaak moet een beetje uitgebreider worden opgehaald. In 1757 verklaarde oud-directeur Jan Kersseboom dat de kooplieden de contracten niet volledig hadden voldaan. Zij leverden voor niet meer dan het bedrag aan contanten, of bij obligatie voor de vooruitverstrekte 75 %. Daarmee nam men genoegen en er is niet aangedrongen op restitutie van de renten over het 1/4 deel. Ondere sommige omstandigheden is leverantie van slechts 3/4 van de aanbestedingen geaccepteerd.) vooruitverstrekking gecontracteerde lijwaaten te leveren, maar niet om, bij mankement aan de leverantie, een vierde van 'tgeene daaraan ontbrak aan intrest te restitueeren) dat die kooplieden, zeggen we, door geen regtsmiddelen tot restitutie konden gedwongen worden. Wijl dus, buiten den leverancier, niemand daarbij heeft konnen bevoordeelt worden, scheen er geen reden te zijn om de ministers van frauduleuze behandelingen te verdenken. Behalven dat de Compagnie zoozeer geen schade, als eene winstderving op ze verwagte en niet geleverde lijwaaten kan verondersteld worden geleeden te hebben. De opperkoopman Bangeman, wien de visitatie der Bengaalsche negotieboeken gedemandeerd was, trachte egter bij een bericht ter resolutie van den 8e november 1757 vermeld, op fundament eener ordre die nergens te vinden was, vast te stellen dat de koopman, bij eene mindere leverancie, het quart met den intrest zoude moeten teruggeeven. Waarvan de ongefundeerdheid bij zijn eigen bekendtenis gebleeken zijnde, hebben wij bij besluyt van den 10e daaraan goedgevonden de verantwoording van gezegden Kersseboom voor voldoende aan te merken en alleen te laten vergoeden de genooten intresten voor 'tgeene minder dan de in contant of bij obligatie vooruitverstrekte 75 percent bedroegen, aan lijwaaten voldaan was, alsmeede voorzooverre op de lijwaaten die bovengemelde 75 percent geleverd waren, intresten mogten goedgedaan zijn. Bedraagende dit, volgens eene daarvan door meergemelden Bangeman geformeerde bevinding, te vinden bij resolutie van den 13e december daaraan, slechts ƒ 989,16,-, waarvan ook de vergoeding, blijkens het vermelde door de Bengaalsche ministers bij brief van den 21e november 1758, werkelijk geschied is. Fol. 26v-28r. Bengalen is bevolen om de rente over niet meer dan 75 % van het aanbestede kapitaal te berekenen en zich En dat ten andere de kooplieden (als wel aangenomen hebbende de bij (Het belang van de Compagnie is dus niet veronachtzaamd. In de brief van 29 augustus 1758 naar daaraan zoveel mogelijk te houden, hoewel omstandigheden soms nopen om gematigd te werk te gaan, daar in Bengalen bevelen niet naar de letter kunnen worden uitgevoerd. Dat bleek nog hetzelfde jaar uit de brief van 21 november 1758, waarbij werd bericht dat voor de Dhakase en Ayutthayase textiel niet alleen het hele bedrag van de aanbesteding ter vooruitbestelling had moeten worden ingewilligd, maar ook het gewone interest over wat meer geleverd werd. In het antwoord van 10 augustus 1759 is dit geaccepteerd, omdat er niet voordeliger gecontracteerd kon worden en de kooplieden over het minder geleverde een korting van 3/4 % per maand hadden aanvaard. Met genoegen wordt geconstateerd dat het verbod van het verlossen uit de dienst van personen die wegens plichtsverzuim gestraft zijn, maar van wie het vonnis nog niet door de Hoge Regering is aanvaard, werd goedgekeurd, conform de brief van Heren XVII van 17 juli 1722. Dat dit nuttig en nodig is blijkt uit het geval van schipper Justus Baak, die het voorafgaande jaar repatrieerde, waarbij dit voorschrift in acht genomen had moeten worden, conform de resolutie en het over Bengalen besprokene op 14 juli. Zoiets zal niet weer gebeuren nu het bevel is rondgestuurd als een extract uit de brief van Heren XVII van 2 oktober 1759 en uit een eerdere van 17 juli 1722. Over de bewering van de Engelsen te Calcutta dat de Compagnie met de directeuren van de Engelse compagnie in Europa zou moeten overleggen over wat ze van deze te vorderen heeft, wordt bericht dat deze schuld volgens de jongste gegevens ƒ 24.142 bedraagt. In de memorie van overgave van Louis Taillefert staat dat het een schuld van de Engelsen is wegens de goederen die zij in 1731 van de Oostendese compagnie in beslag namen. Deze vordering is in 1753 weer actief gemaakt en de Engelsen zijn om voldoening gevraagd, waarop deze beloofden het bij hun superieuren in Europa aanhangig te maken. Deze vordering is door de Hoge Regering eveneens in 1753 in Bengalen aan de orde gesteld en, bij het uitblijven van een antwoord, wederom in 1756. Bengalen antwoordde dat dit tevergeefs gebeurde, daar de Engelsen van hun superieuren nog geen instructies hadden ontvangen. Het bestuur in Bengalen stelde in zijn brief van 19 maart 1760 voor deze zaak bij Heren XVII aanhangig te maken, waarop de Hoge Regering besloot Bengalen op te dragen een rapport van het ontstaan, omstandigheden en de goede gronden van deze aanspraak aan Heren XVII te zenden. Dat zal inmiddels wel geschied zijn. Aangezien er in Bengalen bij de Engelsen niets te bereiken is, wordt Heren XVII verzocht om de directeuren van de Engelse compagnie om vereffening van deze schuld te vragen. COROMANDEL worden.) Al in den jaare 1754 zijn bij placcaat van den 29e maart zeekere zoorten van lijwaaten voor de Compagnie privative gereserveerd. Maar uyt suspicie dat hetzelve in allen opzigte aan het oogmerk niet voldeet, is het bij resolutie van den 12e julij 1759 g'interpreteerd en g'amplieert en bij het daarvan geformeerde advertissement van den 3e augustus daaraan zijn de zoorten van lijwaaten, waarin d' E. Compagnie voornamentlijk negotieerd, niet alleen nader bepaald, maar ook op eene zeekere fijnte of grofheid gerestringeerd, met interdictie van allen handel in de gespecificeerde en diergelijke sorteeringen, zoomede van alle lijwaten die gemelde fijnte of grofheid en daar beneden mogten inhouden. Door het stipt agtervolgen deezer ordre en eene behoorlijke vigilantie tegen den vervoer en aanbreng der gespecificeerde soorten onderstelden wij het bedoelde oogmerk genoegzaam te zullen konnen berijken. Egter hebben wij, ingevolge de nadere intentie Uwer Edele Hoogachtb., gearresteerd allen particulieren vervoer en aanbreng van lijwaten, zoolang 's Compagnies vaderlandsche en Indiasche eysschen van die doeken niet voldaan zijn, ten scherpsten t' interdiceeren en dit niet alleen op Cormandel, maar ook te Tutucorijn en in Bengale, en dus over de geheele west van Indië (want Souratta is reeds tevooren van allen particulieren lijwaathandel uitgesloten) te laten standgrijpen. Fol. 32r-33r. De regels gaan in op 1 januari 1762, zodat ieder er kennis van kan nemen, terwijl de textiel die in 1761 te Batavia wordt aangevoerd, er niet onder is begrepen, in zoverre ze niet vallen onder wat op 3 augustus 1759 reeds verboden was. Ondanks alle inspanningen kon de verwerving van textiel op Coromandel niet verbeterd en vermeerderd (De hoofden van deze kantoren en de fiscaals is opgedragen scherp op de naleving van deze orders te letten. Maar wierd de tijd eens gebooren dat de oost eene genoegsame menigte konde leveren, of (MUSCAT De visitateur-generaal heeft op bevel van Heren XVII een specifieke rekening gemaakt van de Zoodanig zal ingerigt zijn dat daarbij eerst gemeld worden de restanten van ijder specie. Heren XVII stelden voor Ceylon van zoveel peper te voorzien dat de Malabarse peper voor de Ceylonse En dus de sware vooruitverstrekkingen en daaruit voortvloeyende afhankelijkheid van De Hoge Regering constateerde met genoegen dat Heren XVII het besluit van 20 juni 1757 betreffende MALABAR retourschepen gemist kon worden.) den Trevancoorder ontgaan. Maar wij zijn genoodsaakt Uw Edele Hoogagtb. in eerbied te vertoonen dat dit project int tegenwoordige tijdgewrigt, nu de peper alomme zoo gewild is, buyten 's Compagnies blijkbaar nadeel niet werkstellig kan gemaakt worden. Want al lieten wij den Trevancoorder met de peper zitten, zoude hij, als deselve aan vreemde handelaars voor hogere prijsen dan de Compagnie betaalden met gretigheyd konnende quit raken, hierdoor in geen verlegendheyd koomen en dus zoude niemand meer dan d' E. Compagnie benadeelt worden. indien de gewildheid en sleet van dit product, evenals voor veertig of vijftig jaren, quam te verminderen, zoude het door Uw Edele Hoogagtb. voorgeslagen project met vrugt in 't werk konnen gestelt worden. Want bij zoo een tijd zoude men den Trevancoorder, zijne peper afwijsende, in wezentlijke verlegentheid brengen. Fol. 33v-34r. handel die in 1757 met de Mariënbos in Muscat gedreven werd. Deze is onder de bijlagen gevoegd met de toevoeging dat de gewezen makelaar van de Compagnie aldaar de gouverneur-generaal schriftelijk verzocht om weer twee schepen te zenden. De sjahbandar heeft dat beantwoord en beleefd afgewezen onder het voorwendsel van gebrek aan schepen. BATAVIA het ontvangen van geld op assignatie heeft aanvaard. Waar zulke gelden geaccepteerd worden, zullen bij de assignaties en adviesbrieven de soort specie, de hoeveelheid en de acceptatieprijs vermeld worden. Niet alleen uit Batavia, maar ook uit Ceylon, Coromandel en Bengalen, zullen in plaats van authentieke afschriften alleen extracten uit de kassaboeken van de op assignatie gestorte gelden aan Heren XVII gezonden worden. Daar is de soort specie uit te halen, waarmee aan de opzet van Heren XVII is voldaan. Met hetzelfde doel is de eerste opperkoopman van het kasteel het bevel doorgegeven om jaarlijks een memorie op te maken, zoals de vorige eerste opperkoopman van het kasteel Christiaan Lodewijk Senff die onder datum 2 september 1757 ontwierp.) Vervolgens het zedert ontvangen met aantekening van den dag, het schip en de kamer, en eyndelijk de versending naar de buitencomptoiren, in zelfder voegen als Senffs memorie inhoudt. Mits bij d' opgave der sommen die aan de geprojecteerde verzending naar de buitencomptoiren nog ontbreeken, ook de daartoe gerequireerde speciën gemeld werden. En zodanig staat deese memorie nu en jaarlijx tot Uw Ed. Hoogagtb. over te komen. Fol. 36r. dat het aantal verminderd is, dat er halve in plaats van de gevraagde hele zijn toegewezen en dat van de eerst gekwalificeerden maar twee of ten hoogste drie kistjes werd toegestaan. De bevelen in deze zullen gevolgd worden en de overgezonden lijsten zullen laten zien dat er geen excessen plaats hadden. De verschillen in het aantal kistjes per schip komen voort uit het feit dat de verzenders het schip van die kamer kiezen, waar hun vrienden of volmachten wonen. Om deze ongelijkheid te voorkomen, is de gecommitteerden voor het brandmerken van de kistjes opgedragen deze zoveel mogelijk gelijkelijk over de retourschepen te verdelen. Om verschillen van mening tussen de opperequipagemeester en de schippers, waarbij de laatsten ontkennen dat ze ruitkaarten van de lading hebben ontvangen, te voorkomen, is bevolen dat deze een bewijs van ontvangst afgeven dat met een kopie van de ruitkaarten naar Nederland meegezonden wordt. Dit bevel is ook naar Bengalen en Ceylon gezonden. Met leedwezen is geconstateerd dat de politieke afhandeling van de zaak van de gewezen directeur van Bengalen, Jan Kersseboom, door Heren XVII niet is goedgekeurd. Er is slechts in het belang van de Compagnie gehandeld. Na (Bij vergelijking van de sinds twee jaren opgezonden lijsten van de bestelkistjes met de vorige zal blijken het doornemen van alle stukken zou de zaak zeker geheel aan de advocaat-fiscaal zijn overgedragen, als ze niet zo dubieus, verward, van lange adem en verschillend in de beoordeling van gevallen en omstandigheden was geweest. De Hoge Regering kon het ook al niet overzien, zodat de rechter te weinig bewijs zou hebben gehad om wettig en afdoende uitspraak te doen. Daarom is deze zaak op politieke wijze afgedaan en niet aan een justitieel onderzoek onderworpen. Dan zou ze afhankelijk zijn geweest van onzekere procedures en zou het belang van de Compagnie bij een nadelige uitslag geschaad kunnen zijn, als de rechter niet kon steunen op heldere en gegronde getuigenissen. Bovendien zou het dan twijfelachtig zijn geweest of er van de vergoeding voor de opium, de textiel en andere zaken, zoals die thans ƒ 90.053 bedroeg, veel gekomen zou zijn. De latere zaken van de opperhoofden te Bimlipatam, Gijsbert van Velsen en Jacobus Henricus van Jever, tonen dat helder aan. Door een politieke beslissing zijn al deze ongemakken voorkomen en is de zaak afgedaan zonder zich over bijzondere zaken of hun verantwoording speciaal uit te laten. In het geschil tussen de Raad van Justitie en weesmeesters over het afscheuren van weeskamerzegels, die Heren XVII aan de Hoge Regering heeft overgelaten, is de raad bevolen te voldoen aan de brief van Heren XVII in deze en de Hoge Regering in staat te stellen haar te beslechten. Het antwoord op de brief van Heren XVII van 4 oktober 1759 wordt in de aparte missive opgenomen. Hiermee is de brief van 2 oktober 1759 beantwoord. Nu volgt het antwoord op de laatste brief van 16 oktober 1759, die in de vergadering van 4 juni 1760 is behandeld. Daaruit bleek het ontslag van het ordinaris lid van de Raad van Justitie mr. Librecht Hooreman als president en de opvolging van de extraordinaris raad Dithard van Rheede als president. Deze is evenwel overleden. Hooreman verzocht om zijn ontslag te handhaven. De Hoge Regering overwoog dat het overlijden van Van Rheede totaal onvoorzien was en dat het wenselijk was dat Hooreman als president werd gehanhaafd, totdat Heren XVII hierover een besluit hadden genomen. Het overlijden van Van Rheede was reeds in de brief van 31 december 1759 bericht. Besloten werd Hooreman te handhaven, maar deze verzocht nadrukkelijk om het ontslag, dat Heren XVII onvoorwaardelijk hadden gegeven, te mogen genieten. Hij beloofde daarbij in alle opzichten bereid te zijn ten dienste van de Compagnie te blijven. Besloten werd om, naar het voorbeeld van het besluit van 8 juni 1753, Librecht Hooreman als president van de Raad van Justitie te ontslaan. Overeenkomstig de brief van Heren XVII van 1 november 1709, is besloten om de oudste van de ordinaris raden, mr. Willem Vincent Helvetius, tot president van de Raad van Justitie te benoemen, op dezelfde wijze als in de brief van 1709 en conform de resolutie van 1753, totdat Heren XVII een nader besluit hebben genomen. Hooreman heeft de justitiële zegels, de sleutel van de geheime kast en de borgtochten aan de gouverneur-generaal overhandigd en deze heeft ze in de vergadering van 10 juni in aanwezigheid van twee gecommitteerden uit de Raad van Justitie aan Helvetius overgedragen. Hooreman verklaarde daarop zijn dankbaarheid dat Heren XVII hem op zijn verzoek hadden ontslagen, en beloofde dat hij zijn verdere dienst in overeenstemming daarmee zou verrichten. De rest van de brief van 16 oktober 1759 is in de vergadering van 10 juni besproken. Wat betreft de assignaties zal men zich naar de vorige orders richten, totdat Heren XVII hierover nadere besluiten hebben genomen. Derhalve zullen de besluiten van 2 september 1756 en 20 juni 1757 gevolgd worden, die zijn genomen naar aanleiding van de bezwaren over de koers van de assignaties betreffende de westerkwartieren van Indië, vermeld in de brieven uit Nederland van 13 oktober 1755 en 4 oktober 1756. De bevolking in Batavia is ervan op de hoogte gebracht dat de gelden die in oktober op assignatie gestort worden, pas na het beëindigen van de jaarlijkse verkoping in Nederland uitbetaald zullen worden. De gelden tussen november of december tot april gestort, onder voorbehoud dat de assignaties van april niet te hoog oplopen, zullen pas na de voorjaarsverkoping in kas- of bankgeld, naar keuze van de heren bewindhebbers van de desbetreffende kamer, uitbetaald worden. Bij voldoening in bankgeld zal de agio berekend worden naar de koers ten tijde van de uitbetaling. Dit is ook doorgegeven naar Ceylon, Coromandel, Bengalen, Surat en Kaap de Goede Hoop, waarheen gedrukte exemplaren van assignaties zijn gezonden, terwijl de kooplieden voor de handel op China er enkele meekregen. Op het verzoek om overwegingen betreffende de afzet in Indië van de fijne kaneel, zijn uit de jongste papieren de bevelen en bedenkingen ter zake verzameld, in het bijzonder die betreffende de wilde kaneel. Daarvan wordt, zoals reeds in de brief van 5 oktober 1752 is vermeld, gezegd dat deze) ---niet alleen op d’ eylanden Mindanao, Floris, Borneo, Sumatra, in den oosthoek van Java, in Tonkin en Cambodia, maar ook op Ceylon, Mallabar, en dus schier door geheel India, gevonden word. Ten desen opzigte heeft de heer gouverneur-generaal ter sessie van 9 september zijne schriftelijke bedenkingen overgelegt, die wij de vrijheyd gebruyken Uw Edele Hoogagtb. onder de bijlaagen dezes aan te bieden, en waarbij d’ aangelegentheid van de wilde canneel en het nadeel dat uit derselver debiet voor de echte Ceylonsche te dugten is, onzes bedunkens, duidelijk vertoond word. Want om niet te spreeken van de Sumatrasche en Mallabaarsche zoorten, die door d’ Engelschen in Europa, zoowel als in deese gewesten met aanmerkelijke quantiteyten gesleeten word, zullen wij eenlijk omtrent die van Mindanao aanmerken dat deselve, schoon reeds bevoorens door niet zeer vermogende luyden in de Philippijnsche eylanden gebruikt, tans een vast artikel van negotie na Aquapulco geworden is, zoodat die ter laastgemelde plaatse, zooals de rapporten luyden, zelfs tot 120 stuyvers het lb verkogt is. Fol. 44r-45r. (Welke vrees hieruit volgt voor de afzet van de Ceylonse kaneel, wordt aan Heren XVII overgelaten, temeer daar de prijs zo hoog is opgelopen dat mensen van gemiddeld, en zeker met weinig geld, dit niet kunnen betalen De klachten hierover van de Manillase kooplieden zijn veelvuldig en bekend. Ze zonden met instemming van de gouverneur van de Filippijnen een zekere heer Fauiet naar Batavia om een prijsverlaging te bepleiten en de nadelige gevolgen van de hoge verkoopsprijs aan te geven. Hij kreeg een weigerachtig antwoord en overhandigde daarop een schriftelijk stuk, dat is gevoegd bij de bedenkingen van de gouverneur-generaal. De zaak wordt aan Heren XVII overgelaten, omdat zij meer directe informatie uit het westen van Indië krijgen en het beste kunnen beoordelen welke maatregelen genomen moeten worden om de afzet van wilde kaneel, hetzij door opkoop, hetzij door uitroeiïng, tegen te gaan. Omdat de wilde kaneel op zoveel plaatsen groeit, zal dat zeer moeilijk zijn. Er zijn middelen beraamd om via Ternate een briefwisseling met Solok te openen en zo meer inzicht te verwerven over Mindanao en de daar groeiende kaneel. De uitslag daarvan en de besluiten van Heren XVII worden afgewacht. Wel is men het eens met de gouverneur-generaal dat het niet lang zo kan blijven, omdat de vraag naar de wilde kaneel gestaag blijft toenemen, zolang de inlanders deze schillen op de wijze van Ceylon en de prijs van de Ceylonse kaneel hoog blijft. De middelen om dit tegen te gaan worden steeds moeilijker. Het bevel de prijs op 130 stuivers het lb te stellen, is uitgevoerd. Naar aanleiding van de klachten van Heren XVII dat ook weer in 1758 veel dienaren gerepatrieerd zijn zonder rekening en alleen met een ongetekend extract uit de soldijboeken, zijn er in de resoluties van 25 mei en 5 juli 1760 reeds gedeeltelijk voorzieningen getroffen. De soldijboekhouders, zowel te Batavia, als in Ceylon en Bengalen, is opnieuw bevolen om aan repatriërende personen niet allen hun laatste rekening te geven, maar de gezagvoerders van de retourschepen tegen ontvangbewijs een lijst te geven van de rekeningen die zijn overhandigd aan de repatrianten op hun schip, met een opgave van krediet of debet en de datum van de afsluiting. Deze lijst moet in Nederland overhandigd worden aan het soldijkantoor van de kamer waarbij ieder is ingeschreven, en bij nalatigheid zal wat bij de ontvangst van de boeken blijkt teveel te zijn uitbetaald aan gage en premie, op de nalatige gezagvoerders worden verhaald. Omdat de soldijpapieren en de uitreisboeken van de direct naar Bengalen gevaren schepen niet waren overgezonden, is het bestuur aldaar en het hoofd van het soldijkantoor in Batavia bevolen dat alsnog te doen en uit te leggen waarom dit verzuimd was. Aan Bengalen is bevolen de uitreisboeken van de direct uit Nederland aangekomen schepen, of de kopieën, onverwijld naar Nederland te zenden, op straffe van verbeurdverklaring van drie maanden gage door de verantwoordelijken die nalatig zijn geweest.) Hoogagtb. aanschrijven, bij verscheining de nodige hulp tot het verrigten van hunne natuurkundige waarnemingen laten bewijsen en teffens zorgen dat die heeren hunnen weetlust alleen tot voorwerpen hunner studie bepalen en, gelijk niet zelden gebeurd is, geen misbruik van de verleende permissie maken. Fol. 48v. van Heren XVII van 10 oktober 1759 vastgesteld, zijn ter opvolging aan de commandant en opperequipagemeester ter hand gesteld. De extraordinaris raad Louis Taillefert, die op 18 juli 1760 met de Lekkerland te Batavia aankwam, is terstond een extract uit een brief van Heren XVII gegeven, waarin hij benoemd werd tot directeur van Bengalen. In een geschrift, dat is gevoegd bij de resolutie van 29 juli, verklaarde Taillefert dat hij oog had voor de eer en de verplichting van deze benoeming, maar dat hij toch enige bedenkingen koesterde.) Terwijl aan den anderen kant de zorgelijke gesteldheid der Bengaalsche zaaken en de geest van verwarring die aldaar onder de dienaren scheint plaats te vinden, hem niet als de grootste en (De beperkingen op de bevordering van de officieren van het gestrande schip de Erfprins, zoals bij resolutie De professor Donati met zijne reisgezellen zullen wij, uyt kragte van Uwer Edele schier onoverkomelijke zwarigheeden in de aanvaarding van dat bewind voor ogen stelde. Zijn Ed. betuigde, uit hoofde voorsz. en om de gevolgen die uit der mooren openbaar geweld en de heimelijke lagen der Engelschen, buiten 's hemels kragtdadigen bijstand, voor 's Compagnies belangen te dugten zijn, in een bijsteren gemoedstrijd gevallen te zijn over de parthij die hij in desen konde en behoorde te neemen. Dog dat hij eindelijk besloten had de beswaarnissen die hij uit dezen hem opgedragen last voorspelde, onder ons oog te brengen, onderwerpende zich tegelijk zonder uitzondering aan ons oordeel en de dispositie die wij dienaangaande mogten nemen. Onder dit eenige verzoek dat wij, goedvindende hem de Bengaalsche directie te laten aanvaarden, teffens bij Uw Edele Hoogagtb. geliefden aan te houden om qualificatie teneinde Zijn Ed., zoodra hij daartoe quam verzoek te doen, naar dese hoofdplaats weder te mogen dimitteeren. Fol. 49v-50v. (Hoe meer de Hoge Regering van de netelige situatie in Bengalen overtuigd raakte, des te meer was zij blij met de benoeming van Louis Taillefert, die met de van hem bekende verstandigheid en hartelijkheid door overleg en behendigheid de zaken in Bengalen zou kunnen herstellen. Derhalve werd besloten dat hij het bestuur daar op zich zou nemen. Taillefert aanvaardde deze opdracht gewillig, maar had weinig hoop erin te slagen. Hij stelde wel de voorwaarde dat hij, als hij tegen sommige ongediciplineerde dienaren strenge maatregelen nam om anderen de lust tot dwarsliggen te ontnemen, hij daarin door de Hoge Regering gesteund zou worden. Dit is hem toegezegd en krachtens het besluit van Heren XVII is hem de gage van directeur van ƒ 180,- per maand toegekend boven dat van een extraordinaris raad van Indië. Taillefert is op 21 augustus met de Lekkerland, die daartoe speciaal was uitgerust, naar Bengalen vertrokken, van waar dit schip zo spoedig mogelijk met de afgeloste directeur Adriaan Bisdom naar Batavia moet terugkeren. De Hoge Regering vraagt dringend toestemming om, als Taillefert daarom vraagt, hem weer uit Bengalen te mogen verlossen. Hij was nog maar net van het lastige bestuur van Surat ontheven en zou van een zoete rust, die hem door de kwellingen door moslims en anderen zolang onthouden was, kunnen gaan genieten, toen hem een nieuwe en zware last, hoe eervol ook, werd opgelegd. Hij heeft door vele ziekten een wankele gezondheid en een verzwakt gezichtsvermogen, uitvloeisels van zware arbeid. De hoop wordt uitgesproken dat Heren XVII de billijkheid van een dergelijk verzoek door Taillefert zullen inzien en het positief zullen honoreren. De besluiten van Heren XVII, waarvan de extracten zijn toegezonden, zijn uitgevoerd. Zo is de uitrusting van de schepen conform de resolutie van 11 oktober 1759 veranderd. De rekesten van de erfgenamen van de overleden directeur Hendrik Groesius en van de Utrechtse weeskamer c.s. zijn in kopie aan weesmeesters overhandigd, om over het eerste het nodige te berichten en over het tweede zonodig aan de Hoge Regering een spoedige uitvoering te vragen, alsmede de nodige stukken betreffende de boedel van wijlen de ordinaris raad Johannes Mattheus Cluysenaar en het proces door genoemde weeskamer gevoerd tegen de ordinaris raad Librecht Hooreman, optredende voor zijn echtgenote. Uit het bericht van de weeskamer, dat met de bijlagen wordt overgezonden, blijkt dat de boedel van de weduwe Groesius op verzoek van de Amsterdamse weeskamer reeds in december 1759 per assignatie naar Nederland is overgemaakt. Weesmeesters verklaren dat ze aan het verzoek van de Utrechtse weeskamer c.s. zullen voldoen, zodra iemand door hen gemachtigd zal zijn, en ze leggen daarbij een lijst over van de stukken die in de procedure tussen hen en Librecht Hooreman reeds aan genoemde weeskamer zijn verzonden. Voor de eis van retouren van 1761 is de gecommitteerde over de zaken van de inlander opgedragen de Jacatrase indigo niet meer in het formaat van zogenaamde kurken, maar in dat van gewone koekjes te laten prepareren. Eveneens is er naar Java en Cheribon de opdracht gezonden om geen tweede en derde soort zijde te leveren, omdat die voor de Nederlandse werkplaatsen geen nut heeft, en voor de eerste soort de verbeteringen die in de eis van retouren zijn genoemd, door te voeren. Naar Ceylon werd opgedragen, wegens de mindere afzet in Nederland, de prijs van cardamom van vier weer op twee stuivers te brengen, maar dit met voorzichtigheid door te voeren om de inlander niet het idee te geven dat deze verlaging van een onlangs verhoogde prijs ook op andere producten zal worden toegepast. De cardamom is voor de Compagnie van minder belang en er moet door al te grote voortvarendheid geen schade aan artikelen van groter belang worden berokkend. De brief van Heren XVII is hiermee beantwoord; nu zullen de belangrijkste zaken van de voorvallen sinds het vertrek van het naschip worden behandeld. AMBOINA Uit Banda voerden de Bronstee en de bark de Rijder 297 hele en 6 halve sokkels foelie met 392.645 Van Ternaten is per den Erfprins voor ƒ 47.305,11,- aan stofgoud aangebragt. De (Gouverneur Roelof Blok is van Makassar teruggekeerd. Er is ƒ 72.000 met het schip Sloten aan Amboina leverde, zoals 15 oktober 1759 al was voorspeld, maar 24.733 lb. kruidnagels. Dit komt doordat er het jaar ervoor een rijke oogst was en dit jaar, door een onregelmatige afwisseling van regen en droogte, een kleinere oogst. BANDA nootmuskaat aan, terwijl het nagewas met de Kasteel van Tilburg wordt tegemoet gezien.) TERNATE Peloppers hebben er de onlangs weder opgeregte post te Lemboenen, niet verre van Gorontale leggende, afgeloopen, waarbij negentien Europeërs hun leeven gelaten hebben, bedragende het verlies der t' zoekgeraakte goederen vijf duyzend guldens. Fol. 56r. MAKASSAR overtollige contanten teruggezonden. BANDJARMASIN Bandjarmasin leverde tot nu niet meer dan 463.117 lb zwarte en 12.023 lb witte peper. Een Chinese jonk laadde bij de Chinese kampong 250.000 lb peper in. Dit is een ingeslopen misbruik, waaraan, als er op de belofte van de sultan aan resident Lodewijk Wilkens de Lile gerekend kan worden, spoedig een einde zal komen, als alle peper aan Compagnies loge wordt afgeleverd. PALEMBANG behalve wat nog met de Zuiderburg, die al enige tijd in Batavia had kunnen zijn, wordt verwacht. SIAM JAPAN 11.565 minder is dan geëist. Om het gevraagde retour enigszins te voldoen, is nog voor ƒ 1830 aan niet gevraagde en groot verlies gevende goederen gezonden. Uit de verdeelde eis blijkt dat deze slechts gedeeltelijk wordt voldaan, hoewel op de noodzaak de gehele eis te voldoen is gewezen. Als dat niet geschiedt, wordt de Compagnie in verlegenheid gebracht en krijgt ze niet de gewone hoeveelheid staafkoper, tenzij Heren XVII instructie geven. Daarom wordt verzocht. In het bijzonder wordt er, in het belang van de Compagnie, op aangedrongen dat de gevraagde manufacturen geleverd worden. MALAKKA SUMATRA’S WESTKUST Van Sumatra’s Westkust is ƒ 240.547 aan goud ontvangen, ƒ 40.365 aan benzoë, kamfer en peper, terwijl daarheen 322 pakken textiel en andere koopwaren zijn gezonden. De Bronstee zal met nog 108 pakken volgen om de gelegenheid van een voordelige afzet niet te laten voorbijgaan. Met dit schip gaan ook een versterking van 50 soldaten, 20 matrozen en 10 ambachtslieden met een ingenieur om de fortificatie van Padang te inspecteren en verbeteringen aan te geven. Het rapport, dat Heren XVII in hun brief van 10 oktober 1758 hebben gevraagd over de verkoop van de daarheen in 1756 verzonden 468 pakken textiel, is uitgebracht en is gevoegd bij de Van Palembang kwam met ’s konings schepen en met de Zeelelie 901.122 lb peper, 1.686.579 lb tin, Naar Japan is met de Zuid-Beveland en de Keukenhof een lading t.w.v. ƒ 383.800 gezonden, wat ƒ Naar Siam is met de Gerechtigheid voor ƒ 65.412 aan contanten en koopwaren verzonden. Uit Malakka zijn geen berichten ontvangen. (Volgens de brief van 25 augustus is dit uitgevoerd. De boekhouder die daar resident is, heeft het Engelse bijlagen. Dat is ook het geval met een bericht van de fiscaal te Padang in de zaak van de gewezen resident te Baros Joseph Chailje wegens fraude met een tekort aan zout in de lading van de Waakzaamheid.) Bij onze onderdanige letteren van den 25e april gaven wij Uw Ed. Hoogagtb. verschuldigde kennis van de verscheining der twee Fransche oorlogscheepen Le Condé en L' Expedition, en hoe de Engelsche sterktens te Natter en Tappianoeli door hun vermeesterd en vervolgens aan de wettige landsregenten overgegeven waren; van welke vervolgens de vrijwillige opdragt op de Nederlandsche maatschappij geschied is. Wij verwittigden Uw Ed. Hoogagtb. teffens van de aanbieding door den Franschen brigadier, den grave D' Estaing, gedaan om de Engelsche plaatzen aan d' Compagnie af te staan, en hoe wij bij secreete resolutie van den 22e april besloten hadden ons nog direct nog indirect met iets dat den Engelschen eygen was geweest, te bemoeyen en alleen eene kleyne posthouding op Natter en Tappianoeli te begrijpen, als zijnde plaatsen waarop de Compagnie van oudsher niet alleen een onbetwistelijk regt gehad heeft, maar die nu nog daarenboven door derzelver wettige regenten aan haar opgedragen waren. Fol. 58v-59v. fort aan de regenten overgegeven en het is door inlanders afgebroken.) Vond de graaf D' Estaing weinig moeite om Natter en Tappianoelie te vermeesteren, de tegenstand die men hem te Bancahoeloe en andere aan die zijde leggende comptoiren bood, was nog minder. De Engelschen verlieten zelfs hun fort Marlborough op de eerste aannadering der Franschen en wierden in 't open veld, daar zij hen wilden afwagten, geslagen en gevangengenomen. De graaf zag zig dus buiten verwagting, op eene gemakkelijke wijse, overwinnaar, maar hiermeede waren alle swarigheeden niet te boven gekomen. Zijne scheepen, die langen tijd het benodigde hadden moeten missen, waren in eenen reddeloosen staat en hij had daarenboven gebrek aan de noodzakelijkste zaken. Daar was dan geen beter middel, dan zijn toevlugt tot Batavia te neemen. Hij deed het ook bij enen beleefden brief, ter resolutie van den 8e julij geïnsereert, en die door een capitain van de infanterij, met name Medor Joseph Carpentier, herwaards overgebragt wierd. De voornaamste inhoud was ene aanbiedinge van de veroverde Engelsche plaatsen en een verzoek om 's Compagnieswege met een paar scheepen, eenige equipagiegoederen en vivres voorzien te worden. Omtrent het eerste persisteerden wij bij ons vorig besluyt en weezen het aangebodene beleefdelijk van de hand, terwijl van het tweede ons onvermogen aantoonden, maar lieten aan monsieur Carpentier de vrijheyd om zijne behoefte bij de borgers te zoeken, evenals men den Engelschen somtijds gepermitteert heeft. Teffens verzogt de graaf dat den capitain Carpentier met een van ’s Compagnies retourbodems transport naar Europa mogt verleend worden, om aan Zijn Aller Christelijkste Majesteit van den uytslag zijner verrigtingen te gaan verslag doen. 'Twelk wij ook om die reeden niet wel hebben kunnen weygeren. Bij ons antwoord verzogten wij teffens ene gepaste satisfactie en weder uytlevering van de op Padang, Poelo Chinco en Ajerhadja medegenomen manschappen op het nietig pretext dat zij Franschen of in Franschen dienst geweest waren. tijding gebragt wierd dat de graaf D' Estaing zelve, met zijne twee scheepen, de Bataviasche rheede naderde. Hij schreef ons, nog voor dezelve leggende, een brief, waarbij hij, onder herhaling van zijn vorig verzoek om scheepen, scheepsbehoeften en vivres, teffens insteerde dat aan den geweesen gouverneur van Bancahoeloe en andere gequalificeerde Engelsche gevangenen, die op zijne scheepen waren, met onze scheepen transport naar Chormandel verleend wierde. Wij persisteerden bij ons voorig schrijven van den 12e julij, welke brief eerst even bij den graaf aan boord besteld was, maar beloofden egter alle inschikkelijkheid omtrent zijne instantiën, zoo hij aan zijnen kant den billijken eysch tot weder uitlevering van ons weggevoerd volk quam in te willigen. De brief in antwoord was den 12e julij nauwelijks ten papiere gebragt, toen ons Hierin consenteerde de graaf niet alleen, maar beloofde ook op zijn edelmans woord van geenen onzer dienaren tot Franschen dienst te zullen aanneemen. Welke belofte van onze zijde omtrent zijne scheepelingen mede gedaan wierd. Fol. 59v-62r. (Graaf Charles-Henri d' Estaing kwam tenslotte te Batavia en wegens de slechte staat van zijn schepen en gebrek aan middelen is hem bij resolutie van 21 juli toegestaan om, met door hem gehuurd volk onder toezicht van de werfbaas, zijn schepen op Onrust te laten repareren, en zijn hem equipagegoederen die niet particulier verkrijgbaar waren, verstrekt. Dankzij voorzorgen is alles vreedzaam verlopen en zijn de Fransen op het eiland Kuiper gehuisvest. In de resolutie van 24 juli staat vermeld welke overlast Batavia ondervonden heeft. De graaf D' Estaing heeft bij resolutie van 7 oktober de schuldigen gestraft. Hoewel hij zich onschuldig acht, is er gegronde reden dat hij betrokken was bij het ronselen van volk. Het is onzeker of hij het zal teruggeven. Hij heeft de gouverneur-generaal wel een gesloten brief voor de commandant van fort Marlborough overhandigd, waarvan het ontvangen afschrift geopend was, en waarin de vrijlating van 18 dienaren van de Compagnie werd bevolen. Hij is met zijn twee schepen en vier hier gekochte sloepen op 4 oktober onder zeil gegaan, om de buit van de Engelsen op te halen, hun forten te slopen en naar Mauritius te varen. Het voordeel dat de Compagnie van deze omwenteling heeft, moet afgewacht worden. Bij een geheime resolutie van 22 april zijn de nodige maatregelen genomen om voordeel te trekken uit de verdrijving van de Engelsen en om chicanes te voorkomen. De voorzichtigheid die is betracht met het afwijzen van het Franse aanbod, was reeds in de brief van 20 november 1745 door Heren XVII opgedragen. Immers, bij de koop van drie Franse schepen was reeds bevolen om gekaapte schepen, of hun lading, nooit geheel of gedeeltelijk in beslag te nemen, noch dat aan particulieren toe te staan. Er wordt gehoopt dat Heren XVII nu een dergelijke handelwijze zullen goedkeuren. Er is niet inschikkelijker tegen de Fransen opgetreden dan nodig was, om geen reden om beledigd te zijn te geven, omdat ook aan de Engelsen te Benkulen alle benodigdheden zijn verstrekt. BENGALEN is 30.000 ropia uitgegeven aan één van de krijgsheren van de nawab die de loge te Hooghly belegerde, en de Engelsen eisten 100.000 ropia als schadevergoeding, die nog niet voldaan is, maar waaraan de Compagnie wel niet zal kunnen ontkomen. In de geheime brief van 21 augustus is bevolen de Engelsen door disputen en contra-eisen zo lang mogelijk aan het lijntje te houden, maar aangezien er geen andere uitweg valt te bedenken, is er toestemming voor betaling gegeven, maar wel voor eigen rekening van de dienaren onder het stellen van borgtocht. De beslissing wordt aan Heren XVII overgelaten. Louis Taillefert stelt een rapport op. Omdat het is afgedwongen, wordt het verdrag dat met de nawab en de Engelsen is gesloten, niet erkend en zullen er uitsluitend verdragen gesloten worden die op de oude en wettige privileges gebaseerd zijn. Door het geweld van de Engelsen staat de salpeterhandel zo goed als stil, maar er zijn met de Bleiswijk en Vlissingen nog 1146 kisten opium aangevoerd. De lading van beide schepen samen was ƒ 880.254 waard. Met de retourschepen Osdorp, Bleiswijk, Oranjezaal en Vlissingen, en met de Zeelelie over Coromandel, is op de eis van ƒ 1.900.000 aan contant ƒ 1.911.414 gezonden, wat samen met dat wat met het directe schip uit Nederland wordt aangevoerd, voldoende moet zijn. COROMANDEL Naar Coromandel is met de Vredestein, Hof d’ Uno en Leiden ƒ 1.216.489 aan goud gezonden, en nog ƒ 228.801 met de Ruiteveld via Ceylon en ƒ 1.260.054 uit Bengalen. Ceylon moet van deze bedragen twee ton aan pagoden ontvangen. Uit Coromandel is voor ƒ 488.959 aangevoerd, waaronder 890 pakken textiel. Vooral op de noordelijke kantoren is de afzet goed. Daarom is er op de vervolg eis met de Nijenborg via Malakka nog ƒ 231.554 aan goederen naartoe gezonden.) Ondertusschen bleven er de Engelschen nog even sterk den meester speelen, temeer nu de Franschen t' eenemaal in onmagt zijn. Laastgemelde hebben nu ook hunne vesting te Carical onder de magt der Engelschen zien bukken en Pondicheri zelve was geblokkeert, waarbinnen men gebrek aan allerley noodwendigheeden, inzonderheid aan contanten, leed en oneenigheid onder de voornaamste hoofden regeerde. Sinds het verzenden van de geheime brief van 25 april 1760 is de situatie in Bengalen niet verbeterd. Er Malabar leverde voor de Ceylonse retourschepen 1.150.411 lb peper en voor Batavia met de Radermacher Behalve de Hof d’ Uno en de Waakzaamheid, waarvan de aankomst reeds in de brief van 25 april werd (Op Ceylon is de kaneeloogst gunstig. Na de verzending naar Nederland en 300 balen naar Batavia zijn Ons schip Haarlem is door d' Engelschen tot omtrent Pondicherij zoo heftig vervolgt, dat de Franschen, om het niet in vijandelijke handen te laten vallen, zelven den brand daarin gestoken hebben. In alle dese troubelen hebben wij 's Compagnies vastigheden door toezending van volk, dat door de presente schaarheid egter sober gevallen is, en van verdere oorlogsbehoeftens, naar mogelijkheid tragten in staat van tegenweer te stellen. En de ministers hebben ook, naar hun schrijven, de comptoiren te Jaggernaykpoeram en Bimilipatnam met meerder bezetting voorzien. Maar het direct voor Bengale uytkomende schip is, volgens de jongste berigten, sonder soldaten van de Caap vertrokken, alwaar men onse ordre om 150 militairen voor Nagapatnam daarop te plaatsen, te laat ontfangen heeft. Fol. 66v-67r. CEYLON er nog 1989 balen over. Met de retourschepen De Drie Papegaaien, Giessenburg, Walcheren en Leimuiden, die via Ceylon varen, is daarheen voor ƒ 406.201 aan goud gezonden. MALABAR 806.208 lb. Met de Ruiteveld en Snoek zijn op de eis zoveel mogelijk koopwaren gezonden. De suiker was heel schaars en geld was er genoeg, doordat uit Surat 200.000 ropia’s gezonden was. Commandeur Casparus de Jong is op zijn herhaald verzoek afgetreden en naar Batavia gekomen. Zijn opvolger is Godefridus Weyerman, die 17 jaar opperhoofd te Cannanur is geweest. SURAT gemeld, zijn de Kattendijke en Lekkerland met een lading van ƒ 468.372, waaronder 200.000 ropia’s, aangekomen. Er is zo’n gebrek aan suiker dat, op een eis van nog geen 6000 canasters, per de Duinenburg slechts 2000 canasters voldaan kon worden. De Lapienenburg en Torenvliet, die daarheen zouden gaan, wachten nog op lading. KHARG De Middelburg kon maar 954 canasters suiker naar Kharg meekrijgen en daarom is de lege ruimte met rijst is gevuld. De Mariënbos wacht op suiker voordat zij daarheen vertrekt. De Slot Capelle wordt spoedig vandaar verwacht.) JAVA Java zoude kunnen gezegd worden in eenen gezegenden staat te zijn, indien de droevige besmettelijke ziekte, die eerst de Jaccatrasche en Cheribonsche bovenlanden doorlopen heeft, en nu, volgens de berigten, tot agter Samarang doorgedrongen is, niet zoo groote slagting onder de inwoonders veroorzaakte. En de besmetting schijnd haar nogal verder oostwaard te verspreyden. CHERIBON vermindering daardoor onder 's lands bewoonders veroorsaakt, zal, gelijk wij met reden dugten moeten, vooreerst enige minderheyd in de leverantie van producten veroorsaken. Fol. 69r-v. BANTAM (Door een schrale oogst leverde Bantam twee miljoen lb minder peper dan het voorafgaande jaar. De hoop is dat een betere oogst en het vertrek van de Engelsen verbetering zal brengen. De geheime besluiten van 22 april en 23 mei moeten hiertoe bijdragen. Zoals de commandeur in de geheime brief van 12 mei berichtte, beloofde ook de koning zijn best te zullen doen. Te Ceribon egter is de sterfte door 's hemels gunste gecesseert, maar de groote Van de Engelsche krijgsgevangenen, hiervooren gewaagd, zijn eenige, daaronder de (De retourvloot van de eerste zending bestaat uit acht schepen, waarvan de Noord Nieuwland nu als Behalve de reeds genoemde twee Franse schepen verscheen te Batavia nog het Franse schip de Robijn, dat BATAVIA door de gouverneur van Mauritius was gezonden om inkopen te doen. Bij resolutie van 9 september is dit toegestaan, behalve van suiker die de Compagnie zelf nodig heeft. Op het dringend verzoek van de kapitein zijn tegen betaling drie vaten teer, drie pek en drie gezouten vlees geleverd. Om aan de Indische eis te voldoen, is er tegen 51/2 rsd het pikol 1674 pikol koffiebonen uit Réunion geaccepteerd, omdat de inkoop voor het aanstaande retour zo mager was. Volgens de resolutie van 22 april 1757 was in een dergelijk geval evenzo te werk gegaan. De Robijn heeft samen met het schip van de graaf D’ Estaing de rede verlaten.) gewesen gouverneur van Bancahoeloe Roger Carter, met particuliere vaartuygen naar Cormandel vertrokken, maar aan William Trijon, capitain van het voor Bancahoeloe op de nadering der Franschen verbrande schip de Denham, zomede aan de juffrouwen Macquire, Beard en Fenwich, is met 's Compagnies scheepen passagie naar Nederland verleend bij resolutie van den 22e julij. En voorts den 12e september beslooten van hun, zomin als van den Franschen capitain Carpentier, transportgeld te eysschen, mits zij zig van het nodige tot de reyse voorsien. Fol. 70v-71r. voorzeiler vertrekt en de andere schepen op het eind van de maand zullen volgen. Commandeur van deze vloot is de kapitein-luitenant van de Radermacher Cornelis de Jong. In januari 1761 zullen de Overnes en Deunisveld, die uit Nederland verwacht worden, samen met de Oosthuizen, weer teruggezonden worden.De retouren bestaan onder andere uit 100.000 lb kruidnagels, 409.592 lb nootmuskaat, 1482 sokkels foelie, 4.000.000 lb koffie, 144.000 lb witte en 2.100.000 lb zwarte peper, met 1.420.000 lb poedersuiker. Wegens geringe voorraad voor Indië is de salpeter aangehouden, waarover meer in de resolutie van 29 augustus. Onder de retouren zijn 119 pakken Bengaalse firtij in vaderlandse sortering voor rekening van de directeur te Bengalen Adriaan Bisdom. De Hoge Regering is dankbaar voor de 46 ton schats die zijn toegezonden. Conform de resoluties van 15 oktober 1759 en 25 april 1760 wordt er gewezen op het tekort aan matrozen en soldaten, zodat Ceylon en Coromandel niet in de gewenste staat van verdediging konden worden gebracht, zonder het oosten onverdedigbaar te maken. Hopelijk hebben Heren XVII de nodige maatregelen genomen, zodat de vestingen en schepen voldoende te bemannen zijn. Als de uitkomende schepen geen versterkingen brengen, zal de retourvloot niet op tijd kunnen vertrekken. Er is een tekort aan ambachtslieden en scheepstimmerlieden in het bijzonder: namelijk slechts 148 op Onrust, 67 op de werf, waaronder jongeren die nog niet kunnen kappen, en er liggen doorgaans wel 50 van hen ziek in de hospitalen. Jaarlijks moeten er wel 60 schepen min of meer gerepareerd worden. Er wordt vol vertrouwen op het zenden van bekwaam volk gerekend. De gezonden contanten en de assignaties zijn zodanig dat de eis voor 1762 32 ton goud kan zijn. De eis voor 1761 kan van 52 ton eveneens tot 32 ton teruggebracht worden, als er maar 10 ton aan baar zilver en 10 ton aan baar goud en dukaten bij is. De verdere eis van benodigdheden is met zuinig overleg vastgesteld en daarom wordt gevraagd geen kortingen toe te passen. Er was gebrek aan vijf en zes duims spijkers, waardoor de timmerwerf te Rembang enige tijd stil lag. Van staafijzer zijn spijkers gemaakt, wat vrij kostbaar is. De equipagewerf heeft geen elf en twaalf duims touwen meer en er is gebrek aan koperen platen voor de scheepskombuizen. Hoe slecht de eis van manufacturen voor Japan is vervuld, werd reeds vermeld; de pakhuizen hebben geen fluweel, rood en blauw laken en lakenrassen meer. Molenstenen, waar al zes jaar om is gevraagd, zijn niet gezonden. Behalve die in de kruitmolens, is er geen meer in voorraad, zodat er gevaar is dat deze moeten worden stilgelegd. Daarom wordt dringend verzocht deze en andere gevraagde artikelen te zenden, alsmede mortieren en houwitsers uit de Haagse geschutgieterij. Toen deze brief tot hier was gevorderd, verscheen de Pijlswaart met de brief uit Nederland van 2 april. De bevelen daarin zullen worden uitgevoerd, zoals het spoediger overmaken van de boedels van personen op reis overleden, en het doorgeven naar Bengalen, Kaap de Goede Hoop en Ceylon van het bevel geen lijfeigenen met de retourschepen te laten meegaan voor wie geen transportgeld voor heen- en terugreis is voldaan. Dit wordt te Batavia stipt nagekomen. Men is dankbaar voor het zenden van ingenieur Dirk Zeijnde, omdat er voor genie en artillerie groot gebrek aan zulke personen is. Want die als bombardiers en kanonniers gezonden zijn, waren er niet geschikt voor.) (Nadat de voorzeiler de Noord Nieuwland met de brief van 15 oktober 1760 was vertrokken, volgden XLI. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, REYNIER DE KLERK en JAN ELIAS VAN MIJLENDONK, BATAVIA 31 december 1760. Kol. Arch. 2863, VOC 2971, fol. 445-827. op 29 oktober de zes retourschepen de Radermacher, Barbara Theodora, Eendracht, Sloten, Overschie en de Vrouwe Petronella, terwijl op 8 november de Lekkerlust nog wegvoer. De Oosthuizen bleef bij gebrek aan lading nog achter. AMBOINA Er werd reeds bericht dat het kruidnagelgewas er slecht voorstond. Met de Jager is 24.733 lb te Batavia aangevoerd met nog 171/2 lb cassia fistula in zes flessen en enige andere kleinigheden. Uit de brief van 25 september uit Amboina bleek dat, in tegenstelling tot de vooruitzichten van het voorafgaande jaar, de kruidnageloogst op 2603 bahar, of 1.431.650 lb, wordt gesteld, wat de slechte oogst van het voorafgaande jaar weer goed maakt. Om deze oogst af te halen zijn de Kasteel van Tilburg en de Kattendijke direct, en de Hercules via Banda naar Amboina gestuurd. Sinds het voorafgaande jaar is het aantal kruidnagelbomen met 599 afgenomen. Het bestuur is opgedragen het aantal op 500.000 te houden en de bevolking aan te sporen er goed op te letten. Gouverneur Meijert Joan van Idsinga heeft de hongitocht rond Ceram uitgevoerd. Geschillen tussen inlanders zijn door hem beslecht en hem is aanbevolen om nadrukkelijk aan het gouvernement van Ternate verslag te doen betreffende de slechte daden van de koning van Tidore. De vernietiging van nagelbomen op niet toegestane plaatsen is naar behoren geschied en op Klein-Ceram, Cerams noordkust en Buru zijn 22 vruchtdragende, 136 half volgroeide en 3341 jonge kruidnagelbomen uitgeroeid, alsmede 36 vruchtdragende, 58 half volgroeide en 213 jonge nootmuskaatbomen. Om de vernietiging beter te doen slagen is 3 rsd uitgeloofd voor het aanwijzen van echt vruchtdragende bomen tijdens de vernietigingstijd en zijn zes personen met kennis van het land aangesteld als permanente boslopers, voorzien van een gewone bosrotan met een zilveren knop en Compagnies kenteken en de woorden Marinjo Outang Ceram. De indigoverbouw is, omdat ze volgens de redenen vermeld in de Ambonse resolutie van 16 augustus 1760 hopeloos is, opgegeven, terwijl zelfs de inwoners niet geneigd waren er iets aan te doen wegens de moeilijkheden en belemmeringen van de aanplant ervan. Er wordt verwezen naar de brieven die uit Amboina ontvangen zijn, en naar het bericht van de hoofdadministrateur, gevoegd bij de resolutie van 24 april, over het verschil van de prijzen van de indigo verzonden in 1755/56. Uit de brief van 25 september blijkt echter dat de peperverbouw op Buru van enig belang is en succes heeft.) Vermits van de voor twee jaaren aldaar overgebragte stekken tans in vrij weeldrigen groey en vordering aan enkelde boomtjes diverse tamelijke rijke trosjes quamen te vertoonen, waarvan de vrugt wel een goede zoort scheen te beloven bij vasteren stand der boomen. Dog op Manipa zeggen de bediendens integendeel dat de peperplantagie om de onbequaame grond van ’t eyland daartoe, als andersints, van geen of weinig verwagting was, maar dat sij evenwel het werk niet onbeproeft souden laten. En hadden daartoe op diverse plaatsen weder eenige plantjes doen afzetten, om te zien of het indertijd tegens haare gedagten nog mogte gelukken. Fol. 448r-v. (De patrouillering van Ceram is goed verlopen en het bestuur meldt dat het van een opgepakte Makassaar had vernomen, dat in het zogenaamde district van Nau-Bienau een zekere anachoda Doulet uit Gowa, die met een paduakan op Ceram in tripang probeerde te handelen, een patrouillerende pantjalang uit Banda tegen kwam en werd aangevallen. De anachoda en twee à drie van zijn maats waren daarbij gesneuveld en de Makassaar was overboord gesprongen. Het bestuur is opgedragen hierover naar Banda te schrijven, omdat er vandaar geen bericht over is ontvangen. Het is goedgekeurd om, naast de patrouillerende pantjalang de Hoop, ook de Pepertuin hiermee te belasten en voortdurend te laten patrouilleren op enige voorgedragen plaatsen. Tot groot leedwezen is geconstateerd dat de inkomsten in 1759/60 zijn verminderd met ƒ 57.813, terwijl in dat jaar de uitgaven de bedragen voorgeschreven in de memorie van bezuiniging met ƒ 48.023 overschreden hebben. Door minder inkomsten en meer uitgaven had het gouvernement een tekort van ƒ 105.836. Het bestuur is aangespoord om door zuinigheid de Sijnde ook naderhand bij schrijvens van 25 september ons gebleeken dat aan de uitgaven niet te doen vermeerderen en alles in het werk te stellen de inkomsten te vergroten. De opbrengsten van de sagobossen op Luhu en Henetelo zijn in 1759/60 met ƒ 781 toegenomen, maar die van Compagnies domeinen zijn met ƒ 1212 verminderd. Dit is vreemd daar het kruidnagelgewas er goed voorstaat, terwijl op voordracht van het bestuur op verzoek van de gezamenlijke bevolking toestemming is verleend om de pacht van de hanengevechten af te schaffen, omdat ze van gering belang is en de schadelijke gevechten daardoor maar ophouden. Het bestuur is geschreven deze pacht te handhaven. Het nieuwe en bewerkte buskruit bedroeg 7090 lb, zodat er op het kasteel 45.912 lb berustte en op de onderhorige kantoren 3097 lb. Om de productie te verhogen tot 10.000 lb per jaar, is toestemming verleend trekbeesten te gebruiken. Uit de brief uit Amboina van 20 mei blijkt dat de reparaties en vernieuwingen aan fortificatiewerken en gebouwen tussen de eerste september 1759 tot medio mei 1760 met gewoonlijk 390 inheemse arbeiders volgens plan waren uitgevoerd. Bij het begin van de regentijd mochten ze naar huis terugkeren, uitgezonderd een aantal om het werk voort te zetten totdat er weer een groter aantal gebruikt konden worden.) onderhanden sijnde ringmuur gedeeltelijk met de borstweering voorsien en ook de benodigde vertrekken voor de wagt met en benevens de vereyschte casermen tot lijfberging van het guarnisoen, aan weerskanten bezijden de landpoort opgetrokken waren. En dat tot derselver vervolg en verder uytleg van het generaal bestek bereets van Bouro waren overgehaald de sodanige sogenaamde caeyo nannij houtwerken, tot heywerk als andersints als wel vereyscht, en die uyt alle sorteering daartoe het beste gekeurt en ook in comparatie het kostende van Javase jatij planken grotelijx 't menagieuste waren. Terwijl mede de bloksteenen van Saparoua weder tot een goed gedeelte voor de verdere fondamenten waren besorgt en aan handen gebragt, met bekentmakinge verders van de bediendens dat uyt noodzakelijkheid weder getreeden was tot een derde uytschrijving over die geheele provintie tot het branden van kalk. Mitsgaders aangaande de verplaatsing van het kruytmaguazijn dat men met de eerste gelegentheid soude hebben te verwagten het sentiment van den ingenieur en opziender der werken, om een goede plaats te vinden tot het opmaken van een nieuwe drooge kruytkelder. Fol. 451r-v. (Wat de kerken en scholen betreft zijn de verkiezingen van ouderlingen, diakenen en diverse leermeesters ter vervanging van overledenen goedgekeurd. Ds. Adriaan Pietersz. Steutel, verkozen voor de visite van kerken en scholen, heeft deze tot tevredenheid uitgevoerd. Ds. Albertus Meijnichus is overleden en de predikatie in de Nederlandse en de inlandse gemeenten is verzorgd door ds. Cornelis Grisse en ds. Steutel. Het kapitaal onder de kerkmeesters bedraagt ƒ 9525, dat van de diaconie rsd 5492, dat van de boedelmeesters rsd 10.361 en dat van de weeskamer rsd 59.387. Voor de huishoudelijke en inlandse zaken wordt verwezen naar de brieven in dit jaar verzonden naar en ontvangen uit Amboina. Zoals reeds gemeld zijn de Kasteel van Tilburg, de Kattendijke en de Hercules via Banda uitgezonden om de verwachte grote hoeveelheid kruidnagels op te halen. Het bestuur is gemachtigd om de verongelukte pantjalang La B en het daarmee verloren zout, samen t.w.v. ƒ 5045, af te schrijven. Er zal een dergelijk schip naar Amboina gezonden worden. Uit de brief van 25 september bleek dat de particuliere handel en vaartuigen nog bestond uit zeven sloepen, twee kuntings, dertien sampans en dertien opgeboeide orembaais. Sedert eind augustus 1759 waren er drie vaartuigen uit Makassar en één uit Ternate met samen 206 last rijst aangekomen. Mutaties onder het personeel: ds. Adriaan Pietersz. Steutel is, wegens een kwestie en ergerlijk gedrag tegenover ds. Cornelis Grisse, met een ernstige vermaning overgeplaatst naar Banda, terwijl in zijn plaats ds. Noach Tileman Schenk naar Amboina is beroepen, die tevens Maleis moet leren. De opzichter van de werken Jean Guillaume d’ Arnaut is op verzoek verlost en mag bij gelegenheid naar Batavia komen, terwijl in zijn plaats de vaandrig- ingenieur Charles Guillaume de Sechehaije naar Amboina vertrekt; vaandrig Gideon Duler mag van Amboina naar Banda gaan om de post de Voorzichtigheid aan te leggen. Verder wordt verwezen naar de brieven naar en vanuit Amboina, en naar de geheime brief van 20 mei 1760 van gouverneur Meijert Joan van Idsinga met het antwoord daarop vanuit Batavia. BANDA Gelukkig kwam de Lekkerlust, die verleden jaar niet verscheen en op Timor had moeten overwinteren, te Batavia aan, alsmede de Bronstee, Rozenburg, Kasteel van Tilburg en de bark de Rijder. Met deze schepen zijn ontvangen brieven van 22 mei, 22 juni, 4 en 10 september. De besluiten die in de vergadering genomen werden, zijn te vinden in de brieven naar Banda van 8 en 22 december 1760. Na inspectie van de Lekkerlust en Rozenburg is bij de resolutie van 13 mei vastgelegd dat de gezagvoerders van de Lekkerlust zijn belast met 50 stuks salempuris en 9 gewone gebleekte parcallen en die van de Rozenburg met de kosten van 63 stuks gewoon gebleekt guinees textiel, omdat onduidelijk was waar deze nat geworden goederen waren gebleven of waarvoor ze gebruikt waren. Het is onaannemelijk dat ze zo vergaan waren, dat ze nergens meer voor te gebruiken zouden zijn. Er is een nadere verantwoording gevraagd en ook waarom het bestuur van Banda een tekort van 22 koeien op de Rozenburg had aanvaard. Onder de bijlagen was er een verklaring van, maar het tekort wordt voor rekening van het bestuur gelaten, totdat er behoorlijke beëdigde verklaringen van worden overgelegd. Hoewel nadelig, is de afschrijving van 86 slaven, onderweg van Timor naar Banda overleden, gepasseerd, omdat er deugdelijke bewijzen van zijn. Het wordt afgekeurd dat het bestuur de diefstal onderweg naar Malabar door de overleden kapitein- luitenant Zacharias Johannes van Kervel van een werpanker, 10 metalen éénponders en 10 houders voor kogels niet heeft gemeld. Er zijn op bevel van plaatsvervangend gezaghebber Cornelis Pietersz. verklaringen opgesteld van de onderstuurlieden en dekofficieren. Zo’n diefstal hoort in een geregelde huishouding onbestaanbaar te zijn. Er zouden nadere verklaringen van moeten zijn, alsmede, wanneer de berichten van de visitateur ontvangen zijn, van de assistentie die het bestuur aan de schepelingen leverde. Het wordt goedgekeurd dat de Lekkerlust over Java en de Bronstee met de voorraad aan specerijen worden afgezonden. De Hercules wordt naar Banda gestuurd om na het lossen bij het doorkomen van de zuidooster winden in Amboina kruidnagels te laden. De Erfprins vaart over Java en de Jager over Makassar om daar rijst, houtwerken, etc. te halen. Banda heeft om 600 last rijst etc. gevraagd. De Batavier gaat over Timor om 100 mannelijke slaven op te halen en, na aflevering, weer over Timor terug te keren. Het bestuur moet nu in staat zijn om dagelijks een half last rijst op de markt te brengen en de perkeniers van slaven te voorzien) bestaan hebbende in 868 soekels foelij in zoort, 85.330 ponden vette en 506.810 ponden middelbare, of te samen 592.140 ponden gezorteerde notenmusschaten, met en beneevens eenige andere kleenigheeden, onbekwame goederen etc., kostende met den anderen ƒ 129.614,14,8, ongerekend de magere, stukkende en geïnfecteerde noten, die conform onse voorjarige ordre en het besluyt der ministers van den 11e junij ten bedrage van 349.802 ponden wel door het voor1 waren vernield. Soals ook stond gehandelt te werden met een parthij van 26.450 ponden uyt de goede gegarbuleerde, dog welkers afschrijving men heeft gelaten voor reekening van de ministers, ter zake sij deesen jaare hadden geomitteerd de verklaring van gouverneur en raad onder presentatie van eede over te senden. En die wij alsnog in optima forma hebben begeert, ten ware de ministers ons willen noodzaaken omme te procedeeren ter betaling van de evengemelde parthijen, of so en in dier voegen, als wij na exigentie van zaken souden bevinden te behoren. Met naderen last om voortaan bij de oude methode van aftrappen met twee kannen zoutwater ieder soekel te continueeren, als door ons bij nader examinatie der monsters van de in anno 1757 ter preuve ontfangene 20 soekels foelij, sonder en met zeewater van een tot vijf kan besprengt, best bevonden sijnde. Fol. 456r-457r. oogst van dit jaar verbrand worden, maar als dit onmogelijk is, kunnen ze met 100.000 pond goede magere aangevuld worden. Uit de brief van 22 juni blijkt dat van de aangeplante peper slechts een enkel rankje over is. Er is weinig hoop dat dit gewas zal slagen, terwijl in dezelfde brief en in antwoord op het extract uit de brief uit Nederland van 10 oktober 1758 werd geschreven dat alles zal worden gedaan om de verbouw van peper te doen slagen. Er is om opheldering van deze tegenstrijdigheid gevraagd. Ze bewijst hoe verward en slordig de zaken op Banda gerapporteerd worden. De nieuwe gouverneur moet dit nagaan. Het is voor kennisgeving aanvaard dat, wegens ziekte van gouverneur Jacques Bariel, de inspectie van de perken conform de rapporten door gecommitteerden is geschied. Gelukkig zijn in de perken geen kruidnagelbomen aangetroffen en de perkeniers verloren slechts 114 1 Voor, bedoeld lijkt vier of vuur. ---ter bevordering van den specerij inzaam, die deesen jare nogal tamelijk was geslaagt, als (Als er 400.000 pond vette en middelbare nootmuskaat te verwerven is, mogen de magere noten van de Eensdeel door de continueele oorlogen onder die woeste volkeren en ten anderen omdat (Er is gevraagd om deze vage verklaring nader toe te lichten. Omdat de sloep Amerentia Maria niet meer slaven, 73 minder dan het voorafgaande jaar. Het is ook een goede zaak dat op het eiland Rosingain 2554 grote, 1389 middelgrote, 2431 kleine en 104 droge djatibomen zijn aangetroffen, en op het eiland Run 821 grote en kleine. Als dit juist is dan groeiden deze plantages. De nieuwe gouverneur is aanbevolen op deze eilanden nader onderzoek te doen. Betreffende de patrouillering en de missies naar de Zuidwester- en Zuidoostereilanden wordt belangrijk gevonden wat in de brief van 25 september uit Amboina over zekere anachoda Doulet is gemeld. Het Bandase patrouilleschip had zijn schip bij het district Nau-Bienau op Ceram aangevallen, waarop de opvarenden overboord waren gesprongen. In volgende brieven is hiervan geen melding meer gemaakt en daarom is bevolen na te gaan of dit verhaal waar is. De commissianten Lodewijk Aschen en Anthonij Fouijn vermelden in hun rapport bij de resolutie van 13 mei dat ze op de Zuidwester- en Zuidoostereilanden slechts 20 pikol was konden verwerven, omdat hun voorgangers alles met geweld hadden afgenomen. De hoofden hadden van predikant Gerardus Verbeet voor ieder van de vier wegens concubinaat aangeklaagde personen rsd 100 moeten betalen, terwijl onduidelijk was wie het geëiste geld had gekregen, of hoe het verdeeld was. In hun dagregister hadden deze commissianten geklaagd over de slechte ontvangst die de korporaal Wouthuijzen hun op het eiland Rome had gegeven. De regenten klaagden over zijn optreden en over smokkelhandel in karet en was. Men verwacht dat hij wordt opgeroepen en, naar bevind van zaken, gestraft. Bij het provianderen van deze posten zijn tegen de gewone prijzen 54 pikol en 82 lb was, 105 lb schildpadshoorn, 16 mannelijke en vrouwelijke slaven en 400 bossen bindrotan ingekocht. De gecommitteerden naar de Zuidoostereilanden kochten slechts 4 slaven, 15 pikol parelmoerschelpen en 40 kaketoes op.) de vrije trafficquanten die met behoorlijke passen varen, haar hadden buyten staat gesteld ter bekoming van paarlen, caret, of vogelnesjes, sonder dat het hun eens gelust heeft distinctelijk te noteeren van wat valeur dien gedreven handel buyten de sagoe en tripans is geweest, of door wat voor personen gedreven, dan wel door wat canalen die sogenaamde trafficquanten hun buyten staat hadden gesteld. Fol. 460r-v. te repareren is, mag ze publiekelijk verkocht worden. Na bestudering van het overgezonden plan van kapitein- ingenieur François Jacob Berg van de verleden jaar voltooide zeepost Kijk in de Pot, zijn de daaraan bestede kosten goedgekeurd. Er is een ingenieur gestuurd om de post de Voorzichtigheid te herstellen. De verpachting van de in- en uitvoerrechten en van de Workaise parelriffen op 15 augustus was tevergeefs. Het zelf innen bracht nog de redelijke som van ƒ 1321 op en de opbrengst van de bazar was ƒ 230. De textiel deed bij de verkoping 67 %, ofwel 11/4 % minder dan het voorafgaande jaar. Op de verkoop van bier is bij besluit van 27 augustus een rendement vastgesteld van ƒ 1707, ofwel 113 % meer als daarvoor. De verkoop tegen de geldende prijs van de bedorven tarwe die door de Lekkerlust uit Kaap de Goede Hoop was aangevoerd, zou zijn geaccepteerd, als opperkoopman Gerrit Aansorg de aangevoerde granen al niet, zoals de brief van 22 juni meldt, door elkaar met de nely die in 1758/59 was aangevoerd, had verkocht. Het verlies op de granen was 43 % en op de nely 431/4 %. Aansorg moet zich verantwoorden, zodat het verlies verhaald kan worden. Aan inkoop van benodigdheden is ƒ 6990 besteed en het tekort op de hoofdadministratie is met rsd 3090 behoorlijk vereffend op de overleden opperkoopman Jacob Craay. Na vergelijk van Compagnies effecten met de negotieboeken van 1758/59 zijn de afschrijvingen van de administrateur goedgekeurd. Het gouvernement gaat achteruit, want de uitgaven waren het afgelopen boekjaar ƒ 178.845 en de inkomsten maar ƒ 37.583, zodat het verlies ƒ 141.262 was. Het voorafgaande jaar waren de uitgaven ƒ 176.542 en de inkomsten ƒ 37.028, zodat het verlies ƒ 139.514 was en het nadelig saldo toenam met ƒ 1748. Dat kon makkelijker aanvaard worden, dan, ter verklaring van de geringe inkomsten, te verwijzen naar een rapport bij de resolutie van 16 april, waarin slechts een vermindering van ƒ 33.180 aan lasten is vermeld. Dit is geen antwoord op de vraag. De memorie van bezuiniging stelt de lasten op ƒ 155.000, terwijl ze in het laatste boekjaar op ƒ 178.845 uitkwamen, dus ruim ƒ 23.000 meer dan voorgeschreven. Het buitengewone timmerwerk is goedgekeurd, maar de rekening deugt niet en er is geen zuinigheid betracht. De nieuwe gouverneur is opgedragen hier in het bijzonder op te letten.) De huysselijke bestellingen heeft men onder anderen nogal tot genoegen gezien dat het eyken van ellen en maten behoorlijk was verrigt, de placcaten en billetten na jaarlijkse gewoonte gerenoveert, de zielbeschrijvingen geëffectueert, de agterstallige intrestpenning van de Neirasche kerk almede waren ingepalmt, waardoor 't capitaal van dat godshuys had komen te bedragen rds. (De dienaren zullen, om de redenen in het besluit genoemd, jaarlijks een aantal koeien krijgen. Denkelijk á dessein door sommige sinistre en twistsieke humeuren daarheen gedirigeert, 16.212,-. Tot welkers opbouw de ministers ter sessie van den 16e april en 13e mey de nodige middelen hadden beraamt, mitsgaders bij zitting van den 7e maart besloten de onvermijdelijke verstrekkingen van diverse behoeftigheeden tot soulaas van de impotenten in 't hospitaal te laten doen, en waarmede men zig so wel heeft geconformeert. Fol. 463v. Compagnies perk Beyouw bracht na aftrek van de uitgaven ƒ 3672 op. De achterstallige renten op het kapitaal van de onbekende wezen van rsd 40.100 is geliquideerd. De gedane bestellingen zullen gehonoreerd worden. Op de vraag om 267 manschappen te zenden konden er slechts 163 gestuurd worden, wat voor de verdediging en dagelijkse werkzaamheden genoeg moet zijn. Het wekt ongenoegen dat het proces op 19 juni tegen onderkoopman Von Glan voor het doen van saluutschoten, waar een fataal ongeluk uit voort kwam, is gestaakt. Per 21 september is zijn gage afgeschreven. Hij zal met de processtukken naar Batavia gezonden worden. Na verkoop van zijn goederen die aan bederf onderhevig zijn, zal de opbrengst per wissel overgemaakt worden. Dat is allemaal gebeurd zonder op de bevelen in deze te letten, die gouverneur Jacques Bariel wegens zijn verblijf ter plaatse van 30 jaar niet onbekend zouden moeten zijn, tenzij diens debiliteit een formeel geheugenverlies met zich bracht. Dat kan worden opgemerkt uit Bariels verklaring dat hij goedkeuring voor de schoten had verleend. Het overmaken van de gelden is door de beslaglegger of opperkoopman, als president van de Raad van Justitie, alsmede door de leden vergeten. De enige conclusie is dat het bestuur ernstig is verwaarloosd.) om alles in de war te helpen ter bevordering van hunne schandelijke oogmerken, dan wel om langs deese so wraakbaare wegen hun fortuyn te vestigen op de ruin van hun evennaasten, sonder eens te willen begrijpen dat het hinkende paard op sulke straafbare bedrijven gemeenlijk van agteren komt opdagen. Fol. 465v. (Op grond van een bericht van de advocaat-fiscaal mr. Thomas Schippers is Von Glan tot een boete van drie maanden gage, bestemd voor de armen, veroordeeld. Het bestuur, en in het bijzonder de nieuwe gouverneur, is bevolen de orders tegen het lichtvaardig schieten strikt na te leven. Ook is opgedragen de inbeslag genomen gelden van Von Glan op grond van de circulaire bevelen van 1753 direct over te maken, alsmede rsd 13.209 uit de verkochte goederen van de in arrest overgekomen provisioneel hoofdadministrateur Jochem Jacob Poelenburg, de kapitein-militair Jan Spaay en de onderkoopman Casparus Greven, van wie het de plicht was om de gelden van Von Glan over te maken. Een achterstallig bedrag van rsd 6559 aan renten, die de weesmeesters hadden moeten innen, is hun in rekening gebracht, opdat zij hun plicht beter vervullen. Dat het bestuur bij resolutie van 16 april de eerste klerk van de Politieke Raad en secretaris van dit college tot matroos heeft gedegradeerd, is wederom een bewijs van slecht bestuur, omdat het de fouten in de ongetekende akten eenvoudig had kunnen herstellen door de genoemde eerste klerk Jan Hugo van der Put de akten te laten tekenen. Dan waren er betere middelen tegen hem, en wie het verder betrof, voor handen geweest dan het bestuur nu liet toepassen. Er is besloten om de kosten die uit deze gang van zaken voortvloeiden, aan degenen die er hun stem aan gaven, in rekening te brengen en Van der Put in zijn rang te herstellen om op Amboina te gaan dienen. Predikant Gerardus Verbeet heeft dit jaar allerlei hatelijke procedures tegen de Hoge Regering aangevat. De stukken daarover, namelijk kerkelijke resoluties van 27 februari, 12 en 21 mei, besluiten van het bestuur van 13 en 14 mei, 22 juni en 9 augustus, attestaties op verzoek van gouverneur Jacques Bariel en de toentertijd fiscaal Daniël Lacaze, met een verklaring van de laatste, die zeer kwetsend waren, zijn behandeld. Er is besloten om de gage van ds. Verbeet af te schrijven, omdat hij de dag voor de vergadering had verklaard zijn dienst neer te leggen en derhalve geen loon meer verdiende. Aangezien zulke bittere en onverdiende verwijten zeer schadelijk voor de regering zijn, werden de lasterstukken in handen van de advocaat-fiscaal, mr. Thomas Schippers, gesteld om tegen deze arrogante leraar te procederen. Ds. Adriaan Pietersz. Steutel gaat van Amboina naar Banda om ds. Verbeet te vervangen. De overschrijdingen voor de armen van de diaconie zijn goedgekeurd. Het stemt tot tevredenheid dat het kapitaal per eind februari ƒ 154.420 bedroeg, exclusief de achterstallige renten van rsd 2250. Uit een memorie van zulke renten blijkt dat er achterstallen van 60, 30, 24 en 18 maanden interest zijn. Er is bevolen deze in te vorderen of voor rekening te brengen van wie daarvoor hadden moeten zorgen. De Hoge Regering heeft van haar kant de wissels die op haar getrokken waren, ter waarde van ƒ 73.113, voldaan.) 't Capittel der dienaren heeft ons deesen jaare zeer ontstigt door de ministers so (In de vergadering van 19 december is de opperkoopman en secunde te Ternate Jacob Pelters als zijn En ons dierhalven d' eere geven aanvankelijk te melden dat de hoofdkoningen van (Er wordt verwezen naar de resoluties van 21 september 1759, 7 en 11 maart, 16 april, 13, 14 en 27 ongequalificeerde als onophoudelijk gemaakte veranderingen, van den hoofdadministrateur afgereekend tot de geringste politicque bedientens inclusiv, dan eens op schriftuuren die daartoe wel eenige aanleyding hadden gegeven, en dan wederom op schriftelijke doleantiën van den gouverneur Barriel en dat meest over zaken die, als men z' met een gesond oordeel beschouwt, door een cordaat gouverneur als met een woord waren te redresseeren geweest, of een gansch andere directie hadden gemeriteert. Enfin, hoe meer wij ons bemoeyt hebben 't interieur van alle die verwarde brouillerijen te doorgronden, hoe klaarder 't ons in allen gevalle is tevoren gekomen dat het zaad van tweedragt en verwarringe, op een so sinistre als intriguante wijse, is gezaayd door dezulke wiens ampt en pligt het medebragt, hetselve soveel mogelijk te dempen, en dat sommige, daardoor aangespoort, bij verwisseling hun roll hebben gespeeld, mitsgaders de wijzer van 't afgesleete gouvernementshorologie bij alle gelegentheeden gedraayt namate dat het beurtelings in haar kraam scheen te pas te koomen, ofwel nadat ze door hunne hevige passie, of tomeloze driften wierden gedreven. Fol. 468v-469r. mei, 4, 9 en 22 juni, 9 en 20 augustus, en een extract resolutie van 10 september. Ze bevatten teveel hatelijke materie om hier te preciseren. Vermeld wordt slechts dat er groot ongenoegen is kenbaar gemaakt over het afzetten van opperkoopman Gerrit Aansorg, wat niet zo makkelijk hersteld zou zijn, als Aansorg zich ook niet aan diverse onregelmatigheden schuldig had gemaakt. Daarom vangt zijn gage pas weer aan bij ontvangst van het bevel de hoofdadministratie weer over te nemen. Hierbij wordt verondersteld dat hij door deze lichte correctie in het vervolg zijn plicht volgens de voorschriften zal vervullen. De voorlopig door het bestuur aangestelde en weer afgezette fiscaal Barend Reijke is wegens zijn heerszuchtig en schadelijk karakter en om de wijze waarop hij zich in het ambt van fiscaal heeft ingedrongen, met afgeschreven gage naar Batavia opgeroepen. Deze functie is nu opgedragen aan de voorlopig gefungeerd hebbende koopman Daniël Lacaze.) om het van de hand zetten van den koopman Camerling, in het strafwaardig openen van een brief aan den eerstgeteekenden gouverneur generaal gerigt, met meer andere irregulariteyten, des- ordres en verwarringen, hebben verstaan meergemelde gouverneur Barriel uyt het Bandasche bestier te ontslaan met stilstand van gage, emolumenten en tractementen, behoudens den rang van oud gouverneur en permissie om, na volgens desselfs gedaan versoek, sijn genoegsaam afgeleefde dagen op sijn landgoed te mogen eyndigen. Fol. 470v. opvolger benoemd. Hij zal direct bij aankomst het bestuur overnemen en het transport zal zo snel mogelijk plaatsvinden. Het bestuur mag voorzien in de vacante secretarisposten bij justitie, de weeskamer etc. Tot resident te Oerien is de onderkoopman Jan Hendrik Ruijsch benoemd en de resident te Wayer, Samuel Bariel, mag naar Batavia overkomen, terwijl de onderkoopman Stephanus Vlaming als zijn opvolger is gezonden. Ter versterking van het secretariaat van de Politieke Raad komt onderkoopman Rijklof Breekpot over en koopman Johannes Damius wordt gezonden om in een vacature benoemd te worden. De kapitein-militair Van den Hamel en de kapitein-luitenant Johan Lodewijk Marli Casimir kregen opdracht naar Banda te gaan ter vervanging van de overleden kapitein Jan George Braun en de naar Amboina overgeplaatste kapitein-luitenant Hendrik van den Brink. De overige verzoeken van dienaren zijn afgewezen. TERNATE Met een inlands vaartuig en met de Erfprins en Admiraal Tromp zijn de gewone en aparte brieven van 5 en 31 mei, en 20 augustus 1760 uit Ternate ontvangen. Ze zijn behandeld in de vergaderingen van 12, 15 en 19 december 1760.) Ternaten, Tidor en Batchian onder den anderen nog in ruste en vreede leven, uytgenomen dat alsnog subsisteert het geschil, bij onse eerbiedige van den 31e december des voorleeden Invoegen wij, op fundament van de bevorens geciteerde abuyzen en ommissiën, alsmeede jaars aangehaald, tusschen de beyde eerste, wegens veelerley gepleegde hostiliteyten en geweldenarijen door wederzijdse onderdanen en wel speciaal van den Tidorsen vorst in zeekere negorij Toya, ter occagie van de jongste specerijextirpatie op Weda, waarvan de oorzake te attribueeren is aan het door die beyde vorsten gepretendeert werdend regt tot de extirpatie in de gemelde negorij, invoegen zulx omstandig is komen te blijken bij een klagtschrift, door den koning van Ternaten aan de ministers overgegeven en door den koning van Tidor in selver voegen b'antwoord. Dog welk different wij hopen dat door de de ministers zal werden verevend, gelijk sij daartoe beloven haar devoir te doen en wij haar ook vermaand hebben, onder aanmerking dat ons zulx ter eerder nodig voorgekoomen is, omdat niet alleen onse gecommitteerdens, of extirpateurs, tot die hostiliteyten meede eenigsints aanleyding schijnen gegeven, maar ook de ministers de occagie ter beslissing van dien bij de aanwesentheyd van Tidoors vorst op Ternaten niet gretig schijnen g'ecapteert te hebben. Fol. 472r-473r. (Wat het eerste aangaat, is het geval in het rapport van gecommitteerden geheel verzwegen, wat wordt toegeschreven aan het plotseling overlijden van gecommitteerde vaandrig Enoch Christiaan Wiggers. Het tweede bleek uit een brief van de vorst van Tidore, waarin hij zich over het nodeloos uitstel van de gouverneur zeer beklaagd. Hoewel men de vorst had weerhouden de recognitiepenningen te vermeerderen, vroeg hij er weer om. Het is, evenals het herhaald verzoek van de vorst van Ternate, beleefd afgewezen. Het bestuur is over de klachten van de eerstgenoemde om verantwoording gevraagd en de zaken zijn verder naar de gouverneur verwezen. Er is besloten het bestuur er bij de vorst van Ternate opnieuw op te laten aandringen een gugugu te benoemen. Dit is uitgesteld onder het voorwendsel dat de hukum op proef daartoe is aangesteld. Onder Amboina zijn de klachten die het bestuur aldaar deed tegenover het bestuur van Ternate, over de door de koning van Tidore gepretendeerde superioriteit over de noordoost kust van Ceram, reeds vermeld. De vorst betuigt zijn onschuld. De gouverneur van Amboina is gevraagd naar Batavia en Ternate te berichten welke andere plaatsen, buiten die door zijn voorouders, door de koning bezet zijn. Er is opgedragen het oppakken en naar Batavia zenden van twee verdachte personen aan het Ternataanse hof niet te lichtvaardig te beginnen.) vaartuygen na de Papoe of Ceram, verklaard heeft daarbij te zullen continueeren, het door haar daarop gepaste antwoord dat in dien gevalle alles voor sijn rekening soude blijven, als sijne vaartuygen bij ontmoeting onser kruysers iets quaads mogte overkomen, wel goedgekeurd. Dog teffens haar gequalificeerd hebben om aan dien vorst de passen sonder eenige betaling te doen afgeven, en Sijn Hoogheid te verzekeren dat die niet alleen strekken zullen tot verzekering van onse kruyssers, maar ook om, in gevallen van nood, bij ontmoeting derselve of andere Compagnies vaartuygen assistentie te kunnen erlangen. Fol. 474r-v. Mono Arfa, ƒ 285 was besteed, en dat de schade door het stilstaan van de Gorontaalse goudmijnen ƒ 10.832 bedroeg. Het is aan de advocaat-fiscaal gegeven om er tegen gouverneur Abraham Abeleven gebruik van te maken. Enige geschillen onder kleinere vorsten zijn bijgelegd.) mahometaanse regering van de princesse Manilha en haar daarbij gedaan versoek, die negorij onder Manado sortabel en den goegoegoe Salomon Datonsola, als een christen sijnde, tot regent over de christenen aangesteld. Mitsgaders wijders omtrend zekere, door Attingolas vorstje gepretendeert werdende, waarde van 800 rds. die hij voorgeeft aan twee gouverneurs gegeven te hebben. Fol. 475r-v. (Er is bevolen onderzoek te doen, waaruit kan blijken waarom vorsten soms onwillig zijn om hun quota te voldoen en Compagnies werken voort te zetten. Het deed de Hoge Regering genoegen, en het zal Heren XVII ook aangenaam zijn, dat de specerijenextirpatie op Weda en te Patani goed is verricht. Uit de brieven van 31 mei en 20 augustus bleek dat 81.944 bomen van diverse soort zijn uitgeroeid. Op de grens tussen Maba en Patani heeft volgens de dorpshoofden in geen 20 à 22 jaar uitroeiing plaats gehad. Daarom zijn de gecommitteerden, Den koning van Batchian die, door de ministers onderhouden sijnde over het senden van (Uit een bericht van secunde Jacob Pelters bleek dat aan een verering voor de koning van Gorontalo, En dat wij, op de gedane klagten van die rijxgrooten van Bintaoene over de ondragelijke Daarentegen is uyt dit rijk op Ternaten aangekomen een gedistingueerd afgezant met een hoewel dat niet in hun instructie stond vermeld, daar met vernietiging van 33 bomen begonnen, terwijl de gecommitteerden die naar Batjan waren gezonden, reeds naar de eilanden van Obi waren overgestoken. Uit het antwoord in de marge van de brief van Heren XVII van 10 oktober 1758 blijkt dat in de aanwezigheid van de huidige gouverneur 213.580 bomen zijn uitgeroeid, hoewel het niet zeker is of de rijpe vruchten wel verbrand zijn. Het is goedgekeurd dat de naar Maba gezonden gecommitteerden is opgedragen de plaatsen die de inlanders aangaven, te doorzoeken, als zij de aanbevolen plaatsen ook maar bezochten. Op het verzoek van de koning van Batjan om rsd 700 te ontvangen voor zijn onderdanen die het werk verrichten, is eerst rsd 400 en daarna rsd 300 uitgereikt. Van enige monsters van op nootmuskaat lijkende vruchten, gevonden bij Manalu onder Tabukan ressorterende, maar zonder reuk of smaak, moet nagegaan worden of ze geconsumeerd of verhandeld worden. De tocht naar Magindanao met de pantjalang de Arend is niet geheel volbracht, voornamelijk omdat een Magindanaose prins en verscheidene inlanders de uitvoerder, de boekhouder Jan Voges, hadden gewaarschuwd voor een groep uitgeweken onderdanen die langs die kust en die van Sula zwierven, en niet zouden schromen het schip van de Compagnie aan te vallen. Maar Voges heeft wel een gedeelte van de lading voor ƒ 1368 contant verkocht en een gedeelte voor was en karet geruild, zodat de winst, na aftrek van de onkosten, nog ƒ 538 was.) brief van den koning aan de ministers, ter communicatie van de gedane kroonsafstand door desselfs oudste broeder Sirij Sulthan Saih Maradin en dat sij met de Spanjaarden in oorlog waren, met versoek tot onderhouding van Compagnies vriendschap, onder aanbieding van een gering presentje, dat door de ministers gerecompenseert is. Terwijl sij aan dien zendeling afgegeven hebben de door voorsz. pantjalling teruggebragte geschenken, met een beleefde brief aan den vorst om de in sijn land vallende producten van cauris, wax en caret op Ternaten te laten aanbrengen ter verkoop of trocque. Waarvan zig de ministers een goed effect beloven, temeer ze dit jaar 961/2 picols wax magtig waren geworden voor 20 rds. het picol. Fol. 477v-478r. Spanjaarden op Magindanao, gevoegd bij de resolutie van 9 september, is bevolen een à twee personen, Europeanen of inlanders, naar Solak of elders te sturen om over hen en over de daar verbouwde wilde kaneel informatie in te winnen. De verrichtingen daar en de patrouillering in de bocht van Tomini en de Togianse eilanden is goedgekeurd. In het antwoord in de marge van de brief van 10 oktober 1758 van Heren XVII staat dat patrouillering op plaatsen waar het voortdurend krioelt van smokkelaars, nutteloos is en overbodige kosten oplevert. Goed overleg en eerlijke handel weert smokkel veel beter. De overrompeling van de post te Limbunu en de afslachting van 19 personen door de koning van Palopo en de gugugu van Limbunu is reeds gemeld in de brief van 15 oktober.) ontkomen is en men daardoor geen omstandig berigt van den toedragt van dat ongeval heeft kunnen erlangen, wij hetselve als een ongeluk dat niet te redresseeren is, hebben moeten considereeren. En dierhalven ook genoodzaakt sijn geweest het daarbij verloorene tot ƒ 4761,3,8 aan negotie en andere goederen, mitsgaders 1805/8 rds. aan contanten, te passeeren. En zulx contrarie der ministers besluyt om dat montand te laten vergoeden door den gewesen resident te Gorontale Thornton, die tegens sijn bevorens gedaan schrijvens dat er eerst een bataille soude moeten gewaagd werden om de Peloppers en Bougineesen, die onverhindert de rijke Gorontaalse goudmijnen bewerkten, te verjagen, het voorsz. verraderlijk Peloppers koningje in bondgenoodschap g’admitteert hebbende, daardoor tot dat voorneemen aanleyding scheen gegeeven te hebben en haar buytendien door veele varieerende berigten misleyd hadde. Fol. 478v-479v. nader order is het verzoek van de koning van Gorontalo om de Peloppers te straffen door het bestuur van de hand gewezen. Er is gevraagd wat daarvoor nodig is en hoe het veilig uitgevoerd kan worden. De koninkjes, die steeds blijk geven van goede trouw, hebben een aanval van Peloppers op de post Parigi afgeslagen. Daarom is, in plaats van gebruik te maken van de toestemming deze post bij een slechte verwerving van goud te sluiten, ingestemd met een reductie tot één korporaal en vier gewone soldaten. De bewoners van Parigi mochten eens de zijde van de Peloppers kiezen. Deze zouden met de moslims van plan zijn geweest de post Bwool aan te vallen en alle dienaren (Thomas Thornton heeft zich voldoende verantwoord en wordt daarom van deze heffing ontslagen. Tot (Er is toestemming gegeven deze handel voort te zetten. Onder toezending van het bericht over de Zullen wij hierbij nog aanhalen dat, vermits door die geheele massacre niemand van de Compagnie en christenen af te slachten. De resident te Menado was door de gugugu tijdig ingelicht en heeft er direct een geschikt vaartuig heengezonden. Van inkrimping van personeel is voorlopig afgezien, maar de inlanders daar zijn vervangen door half zoveel Europeanen. Er is toestemming gegeven het garnizoen te Menado met twaalf man te vermeerderen. De ondervinding leert, zoals te Limbunu, dat posten niet door zwakheid, maar door verwaarlozing te gronde gaan, zoals het nalaten van het exerceren. Het kan zijn dat de resident te Bwool wat te hard tegen de moslims is opgetreden, zodat zij in opstand kwamen. Hij is onderhouden en vermaand de religie niet tegen de haren in te strijken, wat dikwijls gebeurt. Het sturen van twee gewapende vaartuigen om de drie leiders van deze actie te arresteren en de bekende rover Daëng Patima aan te vallen, is goedgekeurd. De drie opstandelingen zijn opgepakt en Daëng Patima is verjaagd. De vorsten van Ternate, Tidore en Batjan hebben beloofd hun best te zullen doen voor de verbouw van peper. Er is helaas maar 1703 realen of 1892/9 mark aan goud verworven. Hopelijk komt daar verbetering in. Het is wonderlijk dat het bestuur beweerde, dat de koninkjes van Parigi dit slechte resultaat toeschrijven aan gebrek aan oude dubbeltjes van acht duiten, die meer gewild zijn dan andere contanten of zelfs textiel. Dan had het die moeten bestellen, wat beter is dan aan de nieuwe te laten wennen, aangezien die door de koninkjes niet gangbaar zijn verklaard. Dit is het werk van dwingelanden en niet van kooplieden. Als er oude dubbeltjes in voorraad zijn, zullen die toegezonden worden. Het is geaccepteerd dat de resident te Bwool voor een pikol karet eerste soort ƒ 200,- betaalt, maar het verbod op handel in was op Ternate en Menado is gehandhaafd. De verkoop in 1758/59 was tamelijk geslaagd. Op de koopwaren is, op een inkoopsbedrag van ƒ108.534,-,-, ƒ 61.183, of 56 %, winst gemaakt en op de verkoop van textiel voor een bedrag van ƒ 4048 is ƒ 2258, of 58 %, gewonnen. hoewel er niet meer omgezet kon worden. De inkomsten bedroegen ƒ 87.260, wat ƒ 12.798 meer is dan in de memorie van bezuiniging wordt verondersteld. De uitgaven waren ƒ 175.138, wat ƒ 30.638 boven het bepaalde in genoemde memorie is. De bevindingen van de visitateur- generaal worden afgewacht. Er is op een zuinige huishouding aangedrongen. De domeinen zijn verpacht voor rsd 5510, ofwel rsd 300 meer dan het voorafgaande jaar. Enige kosten betreffende het boekjaar 1757/58 bij de belastingen en vergoedingen die de voorschriften te boven gingen en het bestuur zijn opgelegd, zijn geaccepteerd. Dat het tekort te Gorontalo bij de overdracht door de resident Thomas Thornton aan zijn vervanger Jan Wttewall van ƒ 17.410 door de eerste contant is vergoed, is goedgekeurd. Hij staat bovendien borg voor het gebruikelijke bedrag van rsd 2000. Het ongehoorde tekort kan niet anders dan als schurkachtig beschouwd worden. Voor enige kleine zaken over dit onderwerp en enige huishoudelijke bestellingen wordt verwezen naar de brief naar Ternate van 31 december 1760. De bestelling van koopwaren en andere behoeften zal met de Vrouwe Elisabeth Dorothea en de bark de Lieftalligheid worden uitgevoerd, hoewel die van textiel voor Menado en Bwool zeer gering is. Er gaat iets niet goed, want er is veel meer af te zetten dan er is besteld. De residenten is een aparte opgave gevraagd wat er om te zetten valt. De twee predikanten vervullen de eredienst naar genoegen. De schulden van de koning van Ternate en van de assistent Levering in de boeken van de diaconie t.w.v. rsd 4791 zullen niet geïnd kunnen worden, daar de leners, de luitenant-militair Clement Marat te Banda en de burger Jacob de Melo, zijn overleden zonder iets na te laten. Als er geen anderen verantwoordelijk zijn, mogen deze schulden afgeschreven worden, maar verdere beleningen zijn verboden. Mutaties onder de dienaren: de secunde en hoofdadministrateur opperkoopman Jacob Pelters is tot gouverneur van Banda benoemd; in zijn plaats is de vroegere onderkoopman en stadsdokter Paulus Jacobus Valkenaar aangesteld in de rang van koopman; de kapitein-militair Jean Baptist de la Houte Maison is op verzoek naar Batavia verlost. Het wordt afgekeurd dat het bestuur de kapitein-luitenant Daniel Gustaaf van Ohloff, die twee jaar geleden in die kwaliteit naar Ternate was gezonden, met afgeschreven gage naar Batavia heeft gestuurd; zo’n wispelturig mens had met afgeschreven gage aangehouden moeten worden. In plaats van De la Houte Maison zal kapitein Jan Cornelis van Ossenberg als kapitein-militair gezonden worden. Voor de lagere dienaren wordt verwezen naar de brief van 31 december 1760 naar Ternate.) ministers, nevens de laaste, toegesonden hebben een copia translaat van zeekere brief van den Engels capitain Wilson, houdende een relaas van sijne gedaane reyze met 't schip Pit over de Grote Oost na China, U Wel Ed. Hoogagtb. onder de aankomende secreete papieren van de westcust aangeboden, om te strecken tot haar narigt en ons daarop te dienen van hare remarques en consideratiën, met bijvoeging dat andere Engelsche scheepen dit jaar apparent deselve route souden nemen en wij haar daaromtrend de wagt aanbevolen. En someede aan onse secreete brief eerbiedig refereeren, onder aanhaling dat wij de Over Makassar is vergaderd op 15, 16 en 19 december 1760. Er waren brieven ontvangen van 3 mei, 2, (In het begin van 1760 is met de schepen de Erfprins en Admiraal Tromp t.w.v. ƒ 166.403 naar Fol. 485r-v. Ternate gezonden en er is vandaar ontvangen voor ƒ 53.402, bestaande uit goud, karet of schilpadshoorn, was en andere kleinigheden. MAKASSAR 3, 11, 16 en 28 juni, 18 augustus, 20 september, 4, 11, 13 en 20 oktober 1760, alsmede twee geheime brieven van 3 mei en 20 oktober 1760, waarop de antwoorden in het afgaande geheime briefboek zijn te vinden. De gouverneur is een extract uit een brief van de Engelse kapitein William Wilson toegezonden met een detail uit een reisverslag van een tocht over de Grote Oost naar China. Er is hierover een bericht en opmerkingen gevraagd, zoals reeds vermeld in de brief van 25 april 1760. De negotieboeken zijn dit jaar ƒ 8494 nadeliger dan het voorafgaande jaar afgesloten. Dit is veroorzaakt door de onverkoopbaarheid van een grote hoeveelheid Bengaalse textiel. Over de onbezonnen bestelling is reeds in de brief van 31 december 1759 ongenoegen geuit. Het huidige bestuur schuift de verantwoordelijkheid van zich af, omdat deze bestelling reeds onder gouverneur Jan Dirk van Clootwijk was geplaatst, toen deze textiel zeer gewild was. Nu is Makassar er overvol mee en kan ze niet tegen de vastgestelde prijs verkocht worden. Het overzicht van de restanten in de pakhuizen, waarom volgens de resolutie van 4 december 1759 was gevraagd, is ontvangen. Per eind augustus 1760 was de voorraad) 234 stucken cassas fijne de hendiaalse met goude hoofden Bengaals 2de zoort 79 180 ,, 257 ,, 246 ,, 225 ,, 140 ,, 170 ,, Fol. 487r-v. inkoopsprijs verkocht worden, maar als dat niet lukt dan moeten de hele pakken en de losse stukken naar Batavia gezonden worden. Het bestuur klaagde dat 400 stuks guinees Sadraspatnams textiel, in 1759 met de Jager aangevoerd, door elkaar 2 à 4 el korter en 1/8 el smaller waren als aangegeven. Er werd evenwel volgens besluit van 15 april 1760 nog een winst van 703/4 % op behaald. De rendementen op de venduties waren) 16 october 1759 is omgezet voor ƒ ƒ 17 december ,, 11, 8 24 maart 2, in 237/40 packen. cassas fijne boerongs met goude hoofden Bengaals 1ste zoort in 79/100 pak. cassas fijne boerongs Bengaals eerste zoort in 14/5 pak. cassas fijne boerongs Bengaals 3de zoort in 257/100 pak. cassas boerongs gemeene met goude hoofden Bengaals 2de zoort in 223/50 pak. hamans fijne de hendiaalse Bengaals met goude hoofden eerste zoort in 33/4 pak. hamans fijne de hendiaalse met goude hoofden Bengaals derde zoort in 21/3 pak. sologesjes fijne Bengaals Houglijze 2de zoort in 17/10 pak. (De hele pakken worden openbaar verkocht met een korting tot 25 %, de aangebrokene mogen tegen de 351/4 procent ,, ƒ 2.730, ,, 563/4 procent procent ,, ƒ10.661, 1760 ,, ,, 8 of daaropg'avanceerd of ,, ,, 4.964, 7, - ,, ,, of 37 ,, ƒ ƒ ,, 19.003, 4, 10.123, 15, 29.446, 4, 8 8 - 5.986, 8, - 8 ,, ,, 55 ,, - ,, - 10.152, 19, ,, ,, ƒ ƒ ,, ƒ 3.292, procent ,, ƒ 5.812, ,, ,, of ,, ,, of 571/4 procent (Vier stukken gerassen die bevlekt waren, zijn tegen kostprijs afgezet, één stuks armozijn met De inkomsten der domeynen sijn op den 24e december 1759 door de ministers 7 may 10, 14 augustus 12, Fol. 488r. 411/4 % en enige flessen rozenwater met 161/4 % winst. De drie laatste verkopingen maakten de slechte resultaten van de twee eerste weer goed. De handel kan niet altijd voorspoedig zijn.Het bestuur is aangespoord de rendementen te houden op die van de drie laatste veilingen. Het verlies van 78 % op 14 stuks parcallen gebleekte kust en 1240 lb bedorven boter, die verkocht zijn voor ƒ 96, is aanvaard. De Kasteel van Tilburg, die via Makassar naar Banda vaart, nam ƒ 30.000 aan goed en zwaar Nederlands payement en 250 last rijst à 3200 lb ieder mee en vertrok op 5 februari 1760. Maar de Sloten voerde ƒ 72.000 te Batavia aan en 100 last rijst die op 3400 lb het last zijn berekend. Dit is een verschil strijdig met goed koopmanschap en daarom is bevolen steeds overal de last op 3200 lb te berekenen. Onder een partij sapanhout van 6570 pikol, die 13 augustus en 11 september 1760 met de Rozenburg en Erfprins was aangevoerd, bevond zich 63.350 lb wortelhout. De Rozenburg had nog 8 last groene katjang à 3200 lb het last. Aangezien te Makassar nog een grote voorraad verfhout is, zijn de Rozenburg en Waakzaamheid daarheen gezonden om het af te halen, maar met de opdracht aan het bestuur de resident te bevelen erop toe te zien dat er niet anders als zuiver sapanhout wordt geleverd. De pantjalang Triton, uitgezonden over Cheribon om 4 last zout op te halen, is op 31 december 1759 zwaar gehavend door een storm te Bonthain aangekomen met totaal gesmolten zout.) na gewoonte opgeveyld en hebben gerendeerd De in- en uytgaande regten ,, 't de bazaar en neering kraamtjes 't slagten van 't vee de Chineese toptafels Fol. 489v. 201 opgegeven. De twintigste penning over verkochte vaste goederen bracht rsd 49037/48, of rsd 711/12 minder, op dan het voorafgaande jaar. De vertiening van de Zuiderprovincies kon niet door de aftredende gouverneur Roelof Blok in persoon geschieden, omdat hij op het kasteel Rotterdam moest zijn. Deze belasting, die nu geïnd werd door de residenten te Bulukumba en Bonthain, bedraagt 250 last en 25681/3 lb rijst en 5867 bossen padi, wat 3 last en 2681/3 lb rijst en 5867 bossen padi meer is dan het voorafgaande jaar. Om de noord, waar gouverneur Cornelis Sinkelaar te Maros persoonlijk de tiende kon vorderen, is 227 last en 1836 lb rijst, alsmede 14.189 bossen padi opgelegd. Dit is 156 last en 10041/3 lb rijst minder, maar daarentegen 332 bossen padi meer dan het voorafgaande jaar. De mindere opbrengst aan rijst wordt toegeschreven aan de droogte, niet alleen te Boni, maar ook rond Makassar. Daarom wordt dit geaccepteerd. Er is bevolen de rijst en padi nodig voor verzending en voor eigen gebruik op te slaan, en het overige ter plaatse zo goed mogelijk te verkopen, omdat ze nogal aan bederf en vernieling door ongedierte onderhevig zijn. Er zijn 400 slaven aanbesteed, maar omdat er weinig belangstellenden waren, zijn er 326 verworven, die gedeeltelijk in het ambachtskwartier van Batavia worden gebruikt. Het verbod van particuliere handel en vaart naar de Westerkwartieren, op 24 maart 1754 vastgesteld, is 12 januari 1760 aangeplakt.) Ook volgens hunne bijeenkomst van den 13e november 1759 de gemeente g'adverteerd, dat sij 't gesnoeyde en versleeten payement voor billioen verklaard hebben. En dit is ons als een zaak welke van veel opmerkinge is, voorgekomen en vermits z' betuygen dat reets bij anno passato meerder minder rds. - ,, 170 - ,, - ,, - ,, ,, - (In de brief van 3 mei uit Makassar is ten onrechte voor het hoofdgeld van de Chinezen ƒ 192 i.p.v. ƒ 12.840 1080 1.460 - 192 24 29 72 732 198 125 778 13.920 1.290 924 222 154 850 17.360 sterke dranken hoofdgeld der Chineesen dit jaar rds. ,, ,, ,, ,, ,, (Naar Banda is met de Jager via Makassar 225 last rijst verzonden en 5 trekpaarden om de goederen 't ontfangen en uytgeeven van 't payement moeyelijkheeden ontstaan sijn door den aanbreng van versleetene en gesnoeyde dubbelde stuyvers uyt de Boegis en van Bonthain etc., alwaar het oude en versleetene gangbaar blijft. En daarop is bij voorsz. resolutie goedgevonden, als gesegd, 't gesnoeyd en afgesleeten payement, so bij als omtrend 't casteel Rotterdam, als in de Noorderprovintie (Maros), billioen te verklaren. En dewijl bij gezegde hunne genoomene resolutie, dan wel hun brief van den 3e may 1760 niet komt te blijken bepaaling van tijd tot de inwisseling, veelmin teegens wat prijz door d' E. Compagnie aangenoomen soude werden, so hebben wij goedgevonden en gelast, evengelijk alhier te deeser hoofdplaats nog jongst is geschied, om, als 't gepresenteerd word, de reaalswaarte teegens tweeënveertig en een halve stuyver te ontfangen en hetgeen zal inkoomen herwaarts te senden, teneynde daarmeede geen fraudes kunnen werden gepleegd. Fol. 491v-492r. naar en van de schepen te brengen. Per eind augustus 1760 was het restant aan specie in de grote en kleine geldkassa ƒ 100.508. Daarom zijn er voor 1761 geen contanten gevraagd. Uit de brief van 20 oktober 1760 blijkt dat er diverse sloepen naar Amboina en Banda varen. Omdat de burgervaart daarheen frequenter was dan voorheen, is bevolen de recente bevelen nauwkeurig op te volgen. In dezelfde brief wordt bericht dat het rendement op Coromandelse textiel 65 % was, op Bengaalse 40 % en op Suratse 331/3 %. De uitgaven in het jaar 1759/60 waren ƒ 159.632, in 1758/59 ƒ 159.826, dus ƒ 194 minder; de inkomsten waren in 1759/60 ƒ 113.293, in 1758/59 ƒ 121.969, dus ƒ 8676 minder. Mutaties onder de dienaren: de aftredende gouverneur Roelof Blok, die wegens zijn goede bestuur geprezen is, heeft de zaken overgedragen aan zijn opvolger Cornelis Sinkelaar en hem een memorie van overgave nagelaten. Hij kwam op 22 mei te Batavia aan en heeft op borgtocht in de kas te Makassar rsd 10.000 tegen een half procent rente gestort, net zoals de repatriërende raad ordinair en Ceylons gouverneur Joan Gideon Loten in die hoedanigheid deed. De majoor Johan Casper Rijsweeber is vervangen door de kapitein-militair David Bacheracht. De opperkoopman, hoofdadministrateur en secunde Gabriël de Lopes is overleden en vervangen door de koopman Jan Scharken, die eveneens stierf, waarom in die functie de koopman en Bataviase negotieboekhouder Johan Philip Rich is aangesteld; de onderkoopman Johan Vermehr is naar Makassar gezonden om daar werk te krijgen, omdat de zonder werk zijnde onderkoopman Dirk van der Sluijs naar Java is gestuurd. Overige mutaties onder het lagere personeel zijn goedgekeurd. De commanderend sergeant te Panchiana heeft zonder enige noodzaak met de stukken van de veldschans Bu ren geschoten, waarbij één van de proppen die eraf vlogen, in een dichtbij staand vat buskruit belandde. Door de ontploffing is een soldaat om het leven gekomen en een andere dodelijk gewond. Het wordt geprezen dat de sergeant is veroordeeld tot een boete van 7 maanden gage en een vergoeding van tweemaal de kosten van wat verschoten is en van het vat buskruit.) Het versondene van hier te zeedert primo januarij tot ultimo deeser bestaat in 400 pees guinees gemeen gebleekt ,, 200 ,, 40 100 ,, 1600 ,, ,, 400 ,, 80 160 ,, ,, 320 ,, 480 ,, 960 17, moerissen gemeen bruyn blauw ,, 2 ,, ,, 1 ,, deekens gecattoeneerde ,, 1 ,, gingam gemeen panasse bethilles gemeen gebleekte ,, 16 ,, ,, 5 ,, salempoeris roode ,, 1 ,, salempoeris bruyn blauw salempoeris gemeen gebleekt ,, 2 ,, ,, 2 ,, parcallen roode ,, 3 ,, parcallen bruyn blauw parcallen gemeen gebleekte ,, 6 ,, 8 Chormandelse lijwaten in 10 packen ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Bengaalse lijwaten - - 3.905,2, 1.010,5, 149, 1, 8 359, 19, 8 8.492,15, 8 2.409,14, - 395, 8, 8 694, 16, 8 977, 18, 8 1.404,6, 2.243,10, - 8 ƒ22.042, 400 pees chitzen Cassembazaars 480 ,, 100 ,, 165 ,, 320 ,, 1000 ,, 8 bethilles cangam cassas gemeen boerongse hamans gemeen de hendiaals salempoeris gebleekte goenijs lange Bengaals in 2 pakken ƒ ƒ ,, 6 ,, ƒ ,, 1 ,, ƒ ,, 3 ,, ,, 4 ,, ƒ ƒ - - 1.647,3, 5.601,5, 994, 18, - 1.511,7, - 1.933,3, 8 240, -, - ƒ 11.927, 16, Souratse lijwaaten 11, ƒ 6.638, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 26.447, 10, 67.056, 15, En bedraagd - 501, -, - 24.192,-, 231, 4, - - 4.471,12, - 114.541,2, 8 lasten rijst ,, cadjang 2.360,6, 8 2.390,18, 8 1.887,6, - 72.000,-, - 10.337,10, - 2.807,16, 8 diverse onbequaame goederen het aangereekende Uytmakende tape serassa pathoolen cattoene - diverse benodigheeden, geschenken etc. - 600 pees sprijen of palimposen 1498 ,, 1200 ,, Terwijl het ontfangene in opgemelde tijd insgelijks alhier genoteerd werd sijnde: 30.000 rds. aan contanten 4135 picols sappanhout sonder overwigt 100 8 326 mans slaven Fol. 494v-495r. (De Hoge Regering sluit zich aan bij het antwoord in de marge van de brief van Heren XVII van 10 oktober 1758, dat de bevolking van Buton vredelievend is en de vriendschap met de Compagnie wil onderhouden, zoals ook blijkt uit de brief van gouverneur Cornelis Sinkelaar van 20 oktober 1760 en het antwoord daarop uit Batavia van 31 december 1760. De jaarlijkse verkopingen en gezamenlijke pachten tonen dat het bestuur terecht het verschil niet noemenswaardig vindt, terwijl de vaartuigen op patrouille en ter beveiliging van de zee van goede instructies worden voorzien.) De traagheyt den inlander meerendeels als aangebooren en hunne eygenschap, evenals de kleene lastdieren welke nimmer van tred veranderen doen, uytblinken, dewijl z’ van hun gewoone arbeyd niet wel sijn af te brengen, dat is het planten van padij en 't gespin tot kleeden maken. Waardoor dan de peperculture op Saleyer ook geen voortgang kan neemen, vermits de akkers door haar onbeploegd en gevolglijk een verblijfplaats voor het wild gedierte laaten. Fol. 495v. de memorie van overgave van Roelof Blok en wat Cornelis Sinkelaar daarover schrijft. BANDJARMASIN Dit jaar is uit Bandjarmasin met het schip de Batavier en de sloep de Schildpad 604.367 lb zwarte en 13.777 lb witte peper aangevoerd, inclusief 141.250 lb zwarte en 1754 lb witte peper van het nieuwe gewas. De verwerving van het oude gewas bedraagt volgens de brief van 15 oktober 485115/125 pikol, of 606.390 lb, voor de Compagnie en 209710/125 pikol voor de Chinese jonk, tezamen 69481/5 pikol, wat 2418115/125 pikol minder is dan in het jaar 1758/59. Verder is er ingekocht 1821/4 karaat ruwe diamanten en 288 realen stofgoud, tezamen voor ƒ 125.344. Naar Bandjarmasin is gezonden 55.000 Spaanse realen, 10.000 nieuwe gekartelde dukatons en 60933/4 (Over de steenkool is het voorafgaande jaar gesproken en voor de verbouw van indigo wordt verwezen naar rsd nieuw payement, totaal met enige behoeften t.w.v. ƒ 244.452. De verminderde peperleverantie komt nogal sober over en wordt hopelijk weer goed gemaakt met een rijke oogst in het komende jaar. De angst van de resident in zijn brief van 28 mei dat de oogst schraal zal zijn, doordat volgens een bericht uit Martapura drie tuinen met 15.000 ranken door brand verwoest zijn, is ongegrond en voorbarig, omdat zo’n hoeveelheid op de totale oogst weinig uitmaakt. Er wordt toegevoegd dat de Hoge Regering ervoor zal zorgen dat het niet aan geld ontbreekt. Resident Lodewijk Wilkens de Lile bracht dat misplaatst te berde bij het verslag van wat passeerde met de sultan betreffende de leverantie van peper aan de Chinese jonk. Hij moet maar precies opgeven hoeveel peper wordt verwacht en daar de eis op afstemmen. Derhalve is 7 november besloten de eis van geld voor ƒ 214.400 te voldoen met 50.000 Spaanse realen, 10.000 dukatons en rsd 6000 aan payement. Het geldgebrek, waaraan de geringe peperverwerving wordt toegeschreven, is door resident Nicolaas Ringholm zelf veroorzaakt, doordat hij op 25 augustus 1759 ƒ 172.875, die met de Vrouwe Elisabeth was aangevoerd, naar Batavia heeft teruggestuurd, terwijl hij op 22 juni nog om ƒ 184.800 aan contanten had gevraagd. Er werd in de brief van 15 mei 1759 uitsluitend terugzending bevolen als het geld van de verongelukte Ouwerkerk inmiddels van Makassar was gestuurd. Er is aan de huidige resident Lodewijk Wilkens de Lile gevraagd waarom, na de ontvangst van contanten in maart 1760 met de Batavier, geen peper is ingekocht, terwijl de toentertijd resident Nicolaas Ringholm op 29 december 1759 nog had geschreven dat er ruime voorraden waren, maar dat er wegens gebrek aan contanten niet ingekocht kon worden. Het is maar aanvaard dat op herhaald verzoek van de sultan 2097 pikol peper aan de Chinese jonk is afgegeven. Het maakte de helft uit van wat de Compagnie wist te verwerven, maar de resident bevond zich, zoals uit zijn verslag blijkt, in bijzondere omstandigheden en moest zich wel naar de wens van de sultan schikken. Wel wordt verwacht dat de sultan zich aan zijn schriftelijk gegeven beloften houdt; het is aan de Compagnie om in zulke gevallen te beslissen. Alle peper uit Bandjarmasin moet aan de Compagnie geleverd worden en het mag niet worden toegestaan dat ze in Chinese of particuliere huizen wordt opgeslagen en van daaruit wordt verkocht. De opzet is buiten medeweten van de Compagnie peper aan Chinezen te verkopen en zo te smokkelen. Dit alles is de sultan schriftelijk onder ogen gebracht. De resident en de sultan hebben een meningsverschil over het te berekenen overgewicht van 2 kati per pikol, of 2 %. De sultan wil dit veranderen door de weegstrop en de zakken op 9 i.p.v. 11 kati te berekenen. Dit is toegestaan, omdat de peper vaak groen en vochtig geleverd wordt en het overgewicht dus billijk is.) 11/2 procent die ordinair voor spillagie etc. gevalideert worden, meede geaccordeert mogten worden de voormelde 2 procent, wijl hij anders de vers en vogtig geleverde peper niet verantwoorden konde, aangeschreeven, dat wij in geenen deele in de toelegging van gemelde 2 procent Compagnieswegen hebben konnen treeden en dat hij het dus in desen op een vriendelijke en overtuygende wijse met den zulthan moest schikken, wijl men den vorst in dit poinct geen wet en bepaaling kan stellen, als alleen in soverre zulx bij ’t contract gestipouleert is, ‘tgeen dicteert dat de peper goed, droog en gesuyvert aan de Compagnie gelevert moest werden. Fol. 499v-500r. (De gewezen resident Nicolaas Ringholm werd wegens verdacht gedrag bij de opkoop van peper naar Batavia opgeroepen. Hij heeft zich in de brief van 28 mei 1760 verantwoord en zijn zaak is op 19 september 1760 behandeld. Zijn argumenten waren redelijk en er zijn geen bewijzen van geknoei. Daarom is het hierbij gelaten, maar de Hoge Regering laat zich niet in met discussies over zijn onschuld. Immers, als er wordt ingegaan op Ringholms verwachting dat deze regering geen kwade gedachten over hem koestert, en op zijn aanbod om zijn onschuld onder ede te bevestigen, dan zouden alle misdrijven wel op die manier goedgemaakt kunnen worden. Genoteerd wordt dat, zolang het tegendeel niet wordt bewezen, er verdenking blijft en dat niemand zich in eigen zaken van dien aard onder ede kan vrijpleiten. Over de bestelling door Heren XVII van 22 oktober 1757 van 1821/4 karaat diamanten van de geëiste soort tegen de genoemde prijzen is genoegen geuit. Ze is aan residenten doorgestuurd met de opdracht geen moeite en ijver te sparen om ze te verwerven en tevens de bestelling van 50 karaat van groot goed no. 1 en 2 uit te voeren.) Meede hebben wij voor welgedaan gehouden de besorging van 228 realen aan stofgoud, tegen 111/2 Spaanse reaal, de reaal goud, ofschoon eenigsints boven onse bepaling van 13 Spaans de reaal fijn lopende, wijl na gemelde prijs van 13 Spaans de reaal fijn van 24 caraten ’t marcq fijn op ƒ 374,8,- te staan komt. Daar de reaal grof van 21 caraten, op welk gehalte ’t Dog den resident, op desselfs daaromtrend gedaan versoek, dat aan hem boven de (Betreffende de buitenlandse vaart van de Bandjarezen is door de resident een pas aan de sultan voor Banjerse goud ordinair gerekent word, teegen 111/2 Spaans ingekogt en beswaard met 21/2 procent provisie wel tot ƒ 387,13,8 klimt en nog hoger wanneer ’t maar caraat 20 grein 4 inhoud, gelijk het jongst overgesondene geëssayeert heeft, met ordre aan den resident om daarna de prijz te schikken. Terwijl wij om die reeden in desselfs versoek om 5 procent in steede van 21/2 procent provisie op dies inkoop te mogen genieten, om reeden hij, wegens de bedriegelijke behandeling van den inlander, geheele parthijen van 20 à 30 realen door sterk water hadde moeten suyveren en daardoor buyten de moeyte mede sijn gesondheyd in gevaar moest stellen, niet anders of verder hebben konnen condescendeeren, dan wanneer hij in staat zal wesen het stofgoud tegen 11 Spaans de reaal grof van 21 carraten te konnen besorgen. Fol. 501v-502r. Sukadana en aan de rijksbestuurder voor Makassar en Bali verleend. Dit is tegen het contract en daarom is de resident bevolen om zich bij een verzoek van de vorst om passen naar Bali, Sumbawa en andere verboden plaatsen strikt aan het contract te houden en aan de bevelen die in de brieven van 21 juni 1757 en 20 april 1758 zijn gegeven ter toelichting en verzachting daarvan. Betreffende de verantwoording van Nicolaas Ringholm is over het uitstel van opgelegde vergoedingen en over bepaalde uitdrukkingen een nadere uitleg gevraagd. Deze is in de vergadering van 19 september besproken en er is besloten om wat de vergoedingen betreft, de betaling van 150 balen onbruikbaar geworden metselkalk te handhaven, het huurloon voor het aanvoeren van peper in twee schepen van ƒ 1681 te halveren, alsmede de ƒ 1137, waarmee in het voorafgaande jaar het bedrag in de memorie van bezuiniging voor onkosten op peper is overschreden. Eveneens worden gehalveerd ƒ 1654 aan in het voorafgaande jaar gedane verstrekkingen aan schepelingen, en ƒ 275 voor premie aan de visitateur-generaal. Er is ontheffing verleend van ƒ 471 voor te vroeg verstrekte randsoenen over twee maanden aan de sloep de Schildpad, omdat er, wegens vroeg vertrek, geen onkostenrekening en inventaris van was. Eveneens is tegoed gehouden ƒ 83 wegens foutief ingevoerde 1200 stuks kadjangmatten in plaats van de 2500 aan de Vrouwe Elisabeth. Het opperhoofd van het generaal soldijkantoor moet zich verantwoorden over het niet berekenen van de rijksdaalder op 64 stuivers, maar op 48 stuivers op de verstrekkingen van maandgelden. Dit is nog niet ontvangen. Aan geschenken voor de sultan bij diens troonsbestijging is 680 Spaanse realen besteed. Dit bedrag is geaccepteerd. De afschrijving van het verlies van 9 % op het opgeviste ijzer van de verongelukte Ouwerkerk en op het restant van de lading is aanvaard, totdat het gedebiteerd is met 2 % per jaar. Mocht het ijzer nog niet verkocht zijn, dan moet het met het eerste schip naar Batavia gezonden worden. Bovendien mag geen ijzer besteld worden, zolang het zo slecht verkocht wordt. Gepasseerd is ook de afschrijving van ƒ 1415 voor 11/2 % verlies over 606.390 lb verscheepte peper, alsmede van de pantjalang met ammunitie, die na een brief naar Batavia gebracht te hebben, bij terugkomst door een Buginees matroos in brand was gestoken, nadat hij zich van de goederen had meester gemaakt. Tenslotte is akkoord gegaan met de afschrijving van ƒ 96 voor huurloon van een vaartuig om een anker aan boord van de sloep de Schildpad te brengen, en deze keer met een bedrag van ƒ 128 voor het huren van een vaartuig om een matroos op te sporen, die met een jol van de Schildpad was afgeslagen. De verstrekkingen aan de Batavier van ƒ 116 en aan de Schildpad van ƒ 2363, en de onkosten voor een overleden slavin van de Compagnie zijn eveneens aanvaard. De gezaghebber van de Schildpad is met een toeslag van 50 % beboet voor een tekort van 650 lb rijst op het rantsoen, maar ontheven van vergoeding voor onbruikbaar geleverde metselstenen en een vat bedorven buskruit. Uit de overdracht van de gewezen resident Cornelis Ringholm aan Lodewijk Wilkens de Lile blijkt dat de vorderingen te Bandjarmasin zijn opgelopen tot het aanzienlijke bedrag van ƒ 62.735, of ƒ 59.917 na aftrek van de vergoeding van ƒ 2818 die Ringholm eventueel wordt opgelegd. Dit werd veroorzaakt doordat de vorderingen niet op tijd zijn geïnd.) Nata ƒ 1923,2,-, of tesamen ƒ 3.942,12,8, te bedragen, dog waarvan afgetrocken sijnde het provenue bij verkoop van eenige door deselve overgesondene diamanten tot ƒ 1698,16,-, derselver schuld groot blijft ƒ 2243,16,8 en de generale schulden alsdan nog sommeeren ƒ 58.218,-,8. Van dit montand hebben wij voor reeekening van den meermelde Ringholm gelaten ƒ 10.780,-, wegens gefieerde penningen en goederen door denselven aan eenige Banjareesen in de drie jongste jaaren, sommige sonder en andere op panden afgegeven, indien de Compagnie daarbij schade mogt lijden, met ordre aan de presente residenten om de pandgoederen ten eersten Hieronder komt de debet van den ouden sulthan ƒ 2019,10,8 en desselfs zoon Pangerang af te lossen en geen gelden weder op panden uyt te zetten, wijl zulk een handel de Compagnie geensints past. Mitsgaders meede de overige schulden, waarvoor geen panden genomen sijn, tot ƒ 2961,- in te vorderen en telkens berigt te geven hoeverre zij daarmeede gevordert sijn. Fol. 505r-v. (De residenten zijn aangespoord de schulden te innen en anders er precieze gegevens over te verschaffen. De afgegeven contanten en goederen aan leveranciers te Bandjarmasin over 1752 bedragen ƒ 14.030. Uit de brief van 15 oktober 1760 blijkt dat onder resident Lodewijk Wilkens de Lile de schulden met 5400 Spaanse realen, of ƒ 17.280, tot ƒ 80.016 zijn gestegen. Het is conform de regels dat De Lile de verantwoordelijkheid neemt voor kredieten aan particulieren. Op zijn bezwaar tegen verantwoordelijkheid voor kredieten aan de sultan en groten die hij in het belang van de Compagnie geeft, is geantwoord dat onvermijdelijke kredieten bij de eerste peperleverantie vereffend moeten worden en dat hij anders aansprakelijk blijft. Onder die voorwaarde is bij de recente brief opgedragen de oude sultan op diens verzoek 5000 Spaanse realen te geven om onder de peperleveranciers uit te delen en te laten vereffenen bij de leverantie. Mocht er bij een slechte oogst minder zijn, dan moet het tekort op de leverantie jaarlijks door de sultan worden bijgepast. De sultan en zijn zoon zijn aangemaand een achterstallig bedrag van ƒ 31.154 te vereffenen. De Lile is geschreven dat, als de regerende zoon wat menselijks overkomt, de oude sultan, die ongetwijfeld weer het gezag op zich zal nemen, voor de schulden moet instaan. Bij zulke gelegenheden moet men zich weinig met de inlandse zaken inlaten, maar diegene als vorst erkennen die door de groten en het volk op de troon wordt geplaatst. Onder de post voor timmerwerk en reparaties zijn de bouw van een goede loods voor de berging van bouwmaterialen voor ƒ 184, van een huisje voor de Maleise schrijver en het plan voor het maken van een beschoeiing tegen het afkalven aan de westkant van de rivier, mits niet boven de gecalculeerde 50 à 60 Spaanse realen, goedgekeurd. Verder is akkoord gegaan met de uitgaven voor herstel van de residentswoning en voor vernieuwing van de vervallen woning voor de schrijvers ten bedrage van ƒ 346, en de bouw van een nieuw drijfhoofd voor 17113/126 Spaanse realen. Ook is de aankoop goedgekeurd van drie woonhuizen, een kombuis en een tuintje buiten de loge aan de zuidkant voor 750 Spaanse realen , ingericht als ziekenhuis, als woonhuis voor de chirurgijn en voor de derde meester, aangezien het vorige hospitaal in de loge tussen de wachten zeer ongezond was. De kosten aan een nieuw veehok van 835/32 Spaanse reaal, ofwel ƒ 266, zijn de gewezen resident Nicolaas Ringholm te Batavia in rekening gebracht. Hoewel op de uitgaven bezuinigd zou worden totdat een bericht van resident Lodewijk Wilkens de Lile was ontvangen, moest men akkoord gaan met uitgaven vermeld in de brief uit Bandjarmasin van 15 oktober 1760, van ƒ 507 voor reparatie aan het peperpakhuis, waarin anders geen peper kon worden opgeslagen, met voor ƒ 185 reparaties aan twee andere pakhuizen, en met kosten aan een woning voor de tweede boekhouder. Er wordt gehoopt dat er nu onder deze post geen uitgaven meer zijn dan in de memorie is vastgelegd. De memorie van De Lile over de verbetering van de loge, waartoe op 4 december 1759 was besloten, is ontvangen. De grond is wegens de vestiging van de loge verstevigd en opgehoogd en omgeven door grachten, maar een gemetseld fort behoeft roosterwerken als fundering, wat door de moerassige grond zeer duur is. Een loge zou volgens de memorie moeten omvatten: twee kapitale pakhuizen met gemetselde fundering en roosterwerk, een kruithuis met de nodige fundering, een onderkomen voor de resident, een tweede voor de secunde en het hoofd der schrijvers etc., een derde voor de gewone militairen, de sergeant, kanonnier en de wacht, een hospitaal, vier kombuizen etc. met dakpannen, de onderkomens gedekt met atap, de woningen van planken, alles omheind door palissaden. De kosten zouden rsd 22.558 bedragen, namelijk rsd 12.233, of 1/3, minder dan het plan van ingenieur Martin Koeter uit 1759. In de vergadering van 7 november is het plan van De Lile aanvaard en hem is opgedragen spoedig met de uitvoering te beginnen. Uit Java zullen de nodige bouwmaterialen gezonden worden, maar geen houtwerk, omdat het ter plaatse van goede kwaliteit voorhanden is. Volgens de bedoeling van het besluit van 26 juni 1760 krijgt men een brandvrije en enigszins te verdedigen plaats voor de dienaren van de Compagnie en haar goederen. Zo blijft men bevrijd van onkosten die voor een verwaarloosde loge omvermijdelijk waren. In een brief van 28 mei gaf De Lile reeds aan dat het op de oude voet niet kon doorgaan. Dan zou men van jaar tot jaar grote onkosten moeten dekken op nog groter schaal dan tot nu. Sedert de vestiging van Bandjarmasin bedroegen de jaarlijkse onkosten ƒ 5891, wat meer is dan die voor het nieuwe project. De negotieboeken over 1757/58 en 1758/59 zijn nog niet afgesloten. Zij moeten voor rekening van Nicolaas Ringholm opgemaakt worden, terwijl die voor 1759/60 nog niet zijn aangekomen en voor rekening van De Lile zijn. Van Timor zijn brieven ontvangen van 31 oktober 1759, 26 mei, 7 juni en 15 september 1760, TIMOR alsmede die geschreven zijn door koningen en bondgenoten. Zij zijn in de vergadering van 14 en 17 december 1760 behandeld. Er wordt een overzicht van gegeven.) En wel eerstelijk de onderneeming en uytslag van de expeditie op Naymoettij, na volgens den teneur van der bediendens brief van den 31e october 1759, welke met een inlandse chialoup 's anderen daags afgevaardigd dog door contrariewind genoodzaakt geweest terugge te keeren. Bij deselve werden de volkeren dier plaats afgemaald als sodanige welke dan onder een swarten en ook weder onder een blanke Portugees hunne bescherminge zoeken, nadat zulks met hunne belangens 't meeste overeenkomstig is, en dus ontstandvastige en gevaarlijke nagebuuren sijn, terwijl de bediendens, ook reets een schets bij hunne vorige rescriptie van de retraite der bondgenooten van d' E. Compagnie hadde gegeven, ook hunne onstandvastigheyd hebben doen blijken. Dewijl Naymoettij so naauw door de bondgenooten was ingeslooten dat niet anders konde werden verwagt, dan dat dit roofnest binnen den tijd van vierentwintig uuren soude sijn vermeesterd. Dog die van binnen hoopeloos op eenige uytkomst ondernoomen hebbende een uytval te doen, 'tgeene gelukte, so naamen de Coupangneesen, Ammarassiërs en Belloneesen sonder slag of stoot schandelijk de vlugt, werdende door de mardijkers van Coupang, en die van Oeydale en Subdale, haastiglijk gevolgd. Dus de Europeesen en Balijers op de uytvallers aanruckende, wierden deselve genecessiteerd de rug te keeren en binnen Naymoettij hun veyligheyd te zoeken. Dog des anderen daags wierd zulx door een hoop van omtrend dertig man weder hervat, waarop die van Amabij, Amanoebang, Amanatung en Amanessie, mitsgaders de mardijkers van Fonayn, Sonnebay en Ammaconij, alsook de Rottijneesen, alle het haasespoor volgde. Dit gaf den ingeslootene Naymoettier moed en ruymte, welke dan ook zulks tot voordeel wisten te gebruykenen, met meerder magt van binnen gesterkt, op 's Compagnies magt aankomende en die tragtede te omcingelen, dog viel teegene haare verwagtinge uyt, also die zig door de aanvallers een weg baande, ten koste van vier gemeene Balijze soldaten, welke daarbij 't leeven lieten, en vier stucken canon, als twee metaale van drie en twee van twee ponden bals, sijnde nog soveel tijd overig geweest dat de laaste hebben kunnen werden vernageld, alsook twee handmortieren en eenige ammunitiegoederen, bestaande in kruyd en kogels, die de vijanden in handen sijn geraakt, hebbende in deese schielijke (dog nietmin schandelijke) aftogt niet dan twee mortieren en twee stukjes van twee ponden kunnen werden gesalveerd. bondgenooten in stilte afgesonderd en na Coupang geretireerd als onwillige. En de bediendens schrijven de oorzake van dien ten principaale toe aan zeekere twee jonge radja's van Timo en Seba, in naame Maroe en Lomie, hun aanmerkende als de voornaamste aanleyders te sijn geweest, van der Rottijneesen afval. En daarom sijn ook door hun voorsz. radja's in 't casteel Concordia in bewaaringe gehouden om ondersoek over hun gedrag te kunnen doen. Fol. 511r-512v. herstellen. Als met stukken bewezen kan worden dat zij een euveldaad pleegden, dan moeten ze samen daarmee naar Batavia gezonden worden. Het bestuur stelt voor om Naymoetie nogmaals aan te vallen, daar de vorige gouverneur van Lifao, die graag de verdelging van de toepassen zou zien, de Naymoetiërs niet als onderdanen ziet en hen op zichzelf zou willen laten. Tevens belooft hij de overwonnen plaatsen Toelang Ikan en Animatta voor de Compagnie bezet te houden. Op het verzoek van de gouverneur daarvoor een grote legereenheid te zenden, zijn 60 Europese en 100 inlandse militairen gestuurd, hoewel het bestuur meent dat, gezien de genomen maatregelen, het wegtrekken uit Naymoetie niet zeer nadelig is. Die maatregelen bleken evenwel onvoldoende en onnuttig te zijn. De in dit verband genomen besluiten zijn te vinden in de brief van 22 december 1760 aan het opperhoofd Hans Albregt van Pluskouw. Aan contanten is ruim 10.000 rsd gezonden, waarvan 5/8 deel in koperen duiten. In een extract van een brief van de tolk op Solor wordt illegale handel op Larantuka in geweren en buskruit door enige Makassaren gerapporteerd. Om dit zoveel mogelijk te kunnen verhinderen, is een kopie hiervan naar Makassar gezonden. Bij resoluties van 8 juli en 24 oktober 1760 is besloten om zestien van zulke De Savonneesen hadden zig bereets veertien daagen bevorens van 't leger der (Deze hechtenis is afgekeurd en er is bevolen de twee prinsen vrij te laten en in hun waardigheid te (Er is wel bevolen nogmaals genoegdoening te vragen voor de moedwil door de bevolking van Larantuka handelaars, die naar Batavia waren gebracht, naar Ceylon te verbannen. De negotieboeken over 1759/60, af te sluiten eind augustus, waren niet gereed om met de pantjalang de Garnaal mee te zenden, zodat de ware staat van de vestiging niet te geven is. Er is 2000 lb lange peper voor ƒ 14,8, ofwel 6 rsd, de pikol van 125 lb ingekocht, maar omdat Batavia liever ronde peper wil ontvangen, is op de verbouw daarvan aangedrongen. Er mag nog ongeveer 100 pikol lange peper aangenomen worden. De bark de Kaaskoper is, geladen met goederen en geschenken, op 20 februari 1760 naar Timor vertrokken, maar is door onkunde van gezagvoerder Hermanus Decker daar niet aangekomen en teruggekeerd. Hij is bij besluit van 23 september 1760 buiten dienst gesteld.) Op Liphao heeft een geestelijke superieur den gouverneur gedemoveerd en in arrest na Goa gesonden, hebbende laastgenoemde zeker protest aan de bediendens doen ter hand stellen, die dan ook niet schuldig sijn gebleeven van hunne sijde een contraprotestatie daarop te doen volgen. Dog aleer dat geschrift konde overgegeven werden, was, gelijk hiervoren gezegd, den gouverneur van Liphao uyt 't bestier gezet, terwijl vervolgens die zaak door den stafvoerende pater opgevat en daarover bij een particuliere brief aan het opperhoofd op Timor geschreeven, heeft tragten te wederleggen. Welke brief dan door Pluskouw in de France taale, dewijl hij de Portugeese, in welke voormelde geestelijke sijn brief geschreeven hadde, niet magtig was, heeft b'antwoord. Wij hebben, omdat alle 't voorgevallene 'tgeene ter zaake is dienende wel behandeld is, die affaires geconsidereerd als een briefwisseling tusschen particuliere persoonen gehouden, uyt dien hoofde ons niet kunnen uytlaaten. Fol. 515r-v. gepleegd tegenover Compagnies fort Frederik Hendrik op Solor en de daar liggende pantjalang de Garnaal, alsmede het verbranden van Compagnies kruit en ommanteling. In de generale missive van 31 december 1759 is daar reeds melding van gemaakt, maar de kloosterbroeder heeft de eis van het opperhoofd niet in overweging genomen.) wanneer 't opperhoofdt over twee jaaren ondersoek na de paarlbank van Ammarassij deede, zig aldaar een nieuwen koning hadde ter neder gesteld, welkers land, Nobij Nobij Senerassa genaamt, en geleegen is tusschen dat van Sorbiang en Taybenoe, sijnde 'tselve zeer wax rijk. Wij hebben deselve op voorschrijvens der bediendens in sijne hoedanigheyt onder den naam van Niay Niab in het bondgenoodschap genomen, onder voorwaarde dat alle sijne 's lands producten aan d' E. Compagnie tot een reedelijke prijz zal moeten leeveren. Sijnde alle de verdere bondgenooten, so op Timor, als de onderhoorige eylanden, in vreede en vriendschap met elkander leevende. Taybenoe, rijksbestierder van dat district, door de vergadering der gezamentlijke bondgenooten, waarin 's Compagnies opperhoofd altoos de voorzitting heeft, uyt hun bestier ontslagen, van hunne waardigheyden afgezet en veroordeelt herwaarts te werden opgesonden, na volgens den inhoud dier resolutiën, met versoek dat geene van gezegde drie persoonen ooyt weder op Timor mogen komen, waarin wij provisioneel bewilligd hebben. Dog de bediendens de onvoorsigtigheyd gehad hebbende die menschen (op eygen gezag) in de ketting te slaan en sodanig na deese hoofdplaats te senden, hebben wij niet ongemerkt kunnen passeeren, maar bij onse resolutie van den 4e november 1760 goedgevonden om derselve uyt hunne banden, waarin sij als gezegd opgesonden sijn, te ontslaan en het opperhoofd Hans Albrecht van Pluskouw gelast ten spoedigste ons voldoende reedenen te geeven en aan te toonen wat al beweegende oorzaak is, dat in dier voegen met gemelde drie Timorese grooten is geprocedeerd geworden. Ook voor 't vervolg finaal verbooden dat geen koningen en groten welke zig aan 't een of ander delict ofte strafwaardige onderneemingen mogte komen schuldig te maken, sodanig zullen mogen werden getracteerd, en dat tegens deselve niet verder als tot arrest en opsending na herwaarts zullen vermogen te procedeeren. Fol. 516r-517r. Banda zijn gezonden, een besluit worden genomen dat zal leiden tot zekerheid van bondgenoten en tot eer en gezag (Als de vereiste informatie ontvangen is, zal er over twee tummenggungs die in een groep slaven naar Onder de inlandse zaken hebben wij de eere U Wel Ed. Hoogagtb. te melden dat, Dog Carel en Boenij, koning van Coupang en desselfs broeder, mitsgaders Willem van En om in 't vervolg geen meerder onkosten te hebben, schoon egter met graven en van de Compagnie. Welke groten als opvolgers van overleden voorgangers zijn aangewezen, is vermeld in de brief van 22 december 1760 naar Timor. Omdat de weerbarstige Bulbanezen zich aan de Compagnie onderworpen hebben, hoopt men dat de niet te nemen klip, waar zij steeds een schuilplaats vonden, vernietigd zal worden. Het opperhoofd is bevolen alles in het werk te stellen om dit te doen lukken. Het nieuwe fort op Maubara, 80 voet in doorsnee en als een ronde ster met acht punten, zou in twee maanden voltooid zijn, maar de sterkte Frederik Hendrik op Solor is nog niet gerepareerd, doordat de Solorezen kalk en steen traag aanbrengen. De bouw van de kerk te Kupang, waarvoor het fundament gelegd is en de materialen zijn aangevoerd, hoopt men het aanstaande jaar te voltooien. De geschenken en goederen die door de groten in betaling geëist worden, meest bestaande uit geweren en buskruit, zullen zo spaarzaam mogelijk verschaft worden. Dat kan echter niet te streng geschieden, omdat ze dan andere manieren hebben om hun doel te bereiken. Onder boeken, brieven en papieren staat daarvan een goed voorbeeld. Het Macaose schip brengt jaarlijks veel van die goederen te Lifao. Buskruit en kogels worden op voorstel van het bestuur niet meer als geschenk, noch in betaling verstrekt, maar wel in voorraad gehouden om zo nodig te leveren. Er is maar een vierde ponds gewicht peper verworven. Dit zal niet verbeteren, doordat de staken die op Roti zijn geplant, nog geen vrucht dragen. Aan indigo is 341/2 lb eerste soort en 6 lb tweede soort verworven voor 36 stuivers het pond. De Hoge Regering berichtte het bestuur dat ze het niet nodig vindt om, zoals het bestuur voorstelde, de prijs te verhogen. Alles dat voor 36 stuivers te verkrijgen is, mag aanvaard worden. Er kan 100 pikol lange peper voor uiterlijk 6 rsd de 125 lb ingekocht worden. De goudmijnen op Tepas leverden dit jaar 26 taël, 8 maas en 6 condrin voor ƒ 1024 op, wat na aftrek van kosten uitkomt op een krediet van ƒ 16.882. Er wordt gehoopt dat dit bedrag weldra wordt overtroffen.) zoeken na dat metaal diend te werden gecontinueerd, so hebben wij 't voordeeliger geagt dit werk eenelijk aan de Amaconiërs over te laaten, en vooral die menschen, door geen strenge middelen te appliceeren, daartoe te willen persuadeeren, maar alle zagtmoedige en reedelijke behandelingen in 't werk gesteld en g'oeffend werdende, of, in goed Nederduyts gezegd, den arbeyder sijn loon betaalende, mogen wij ons met eene beetere uytkomst flatteeren. Fol. 519v-520r. (De overgebleven Balische slaven moeten naar Banda gezonden worden, zodat hun kleding en mondkost niet meer voor rekening van de goudgraverij komt. Het opperhoofd zal de oesterbank bij Amarasi inspecteren om te zien hoe de parels in de oesters er na drie jaar rust uitzien.) geschied voor den jaare 1760/61 als volgt de pagt van slaven, wax en sandelhout ,, in en uytgaande regten ,, arrak en tapneering 't slagten van 't vee 't merken van waxkaarsen de topbaanen de hanevegterij deselve hebben in 't voorgaande boekjaar gerendeert dus dit jaar meerder beloopen Fol. 520r. 1758/59 bedroegen de uitgaven ƒ 36.443, ofwel ƒ 3708 meer dan in 1757/58, en de inkomsten ƒ 707, ofwel ƒ 14.618 minder dan in 1757/58, zodat het resultaat er ƒ 18.326 slechter op is geworden. Het bestuur heeft zich in een lang betoog verzet tegen het verbod om christenen tot slaaf te veroordelen. Er is besloten dit recht nu uitsluitend aan landsvorsten toe te staan. Het bestuur is bevolen de bestelde 100 slaven die met de Batavier, die daartoe Timor zal aandoen, naar Banda zullen gezonden worden, jonger en gezonder te laten zijn dan die in de vorige zending, van wie er 86 tijdens de reis van Timor naar Banda stierven. Ds. Jan Rudolf Waschmuth is 15 april 1760 op Timor gearriveerd om zijn werk aan te vangen.) (Daar het vooral een vertier van de Baliërs is, zullen bij hun vertrek de hanengevechten ophouden. In De verpagtinge der gemeene landsmiddelen is ter behoorlijke tijd door de bediendens Het ontfangene in deese gepasseerde twaalf maanden bestaat in 5.570, 5.460, ,, rds. 110, -, - sommeert rds. rds. ,, ,, ,, ,, ,, ,, 1.870, 1.530, 1.150, 350, -, - 170, -, - 450, -, - 50, -, - -, -, -, -, -, - - - - - 19.067,17, 8 237, 9, 104, 3, instrument zegels lange peper indigo in zoort bedurvene specerijen lb. ,, ,, pees in een pak gingam roode Jaffanapatnamse stux slaven ,, thailen goud daarvan 35.4761/2 lb. wax ruwe 2000 573/4 34 50 7 328 292/5 in aanreekening diverse onbequaame goederen Terwijl het versondene, so in contanten als lijwaaten enz., alhier terneedergesteld werd. 2617/25 thail gegraven kost 218/25 ,, 1.024,10, -, -, - - - 6, 18, 8 - - 1.451,8, 638, 4, 420, -, en bedraagd ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - ƒ ƒ ƒ ƒ in geschenk ƒ ƒ - 1.024,10, - - - 11, 9, -, -, 22.961,19, - Contanten 1200 stux nieuwe gecartelde ducatons ƒ 20311/4 rds. nieuw Nederlands payement ƒ 1.156.800 pees koopere duyten ƒ - Chormandelse lijwaten 160 pees baftas bruyn blaauw 40 80 160 50 50 160 100 160 80 50 deekens gecattoeneerde guinees gemeen gebleekt cambayen ruwe roode gingam roode gemaakte mans hembden parcallen bruyn blauw gemaakte monteerings salempoeris bruyn blauw salempoeris roode zeyldoek roode ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 400 pees dongrijs of poutkas 1000 ,, salempoeris gebleekt - 100 pees roemaals gaaren 160 salempoeris gebleekt ,, pees el pees 2 24 4 4000 lb. 1306 ,, 100 paren carree schoenen cust lakenen witte lakenen groene zaaye blauwe lood Hollands platlood ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 4.800,-, 4.870,-, 14.460,-, 1.003,8, 193, 8, - 790, 4, - 516, 12, - 625, 13, 8 76, 13, 8 468, 2, - 493, 9, - 967, 3, - 478, 11, 8 282, 5, 8 ƒ 24.130, -, - - - 8 ƒ 5.895,10, 8 Souratse lijwaten ƒ ƒ 499, 10, - 1.574,2, - ƒ 2.073, 12, Bengaalse lijwaaten diverse goederen bestaande in ƒ 1.138,6, - 371, 16, - 766, 10, - 558, 6, 8 84, 6, 8 63, -, 8 400, -, - 143, 13, - 126, 4, 8 geneever zegels in zoort ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 2.065,11, 8 16.990,12, 8 7.539,10, - 11.443,3, - 559, -, - 71.835,5, 2 Bataviase ongelden uytmakende een montant van 172, 16, - 25, 1, 8 84, -, - 63, 13, 8 57, 12, - 62, 8, - 11, 14, 8 212, 15, - Wegens een slechte oogst is uit Palembang maar 1.114.866 lb peper ontvangen, waarvan met de schepen kelders gedistilleerd wateren inlands ,, kisten zeep Zourats lb. 6 2 4 375 cattoene garen Cheribons 400 pees stroozakken kleene 100 dubbele bossen bindrottings 1 stel marcq of reaal gewigt 400 stux uyt diverse administratiën in geschenk in aanreekening ten goede brenging ƒ 986,4,- voor 2 procent Fol. 521v-522v. (De brieven in antwoord op die van de groten, en de contrageschenken aan hen gezonden, zijn te vinden in het Indische uitgaande briefboek. PALEMBANG van de Compagnie 206.546 lb zwarte en 20.740 lb witte peper, en met de schepen van de sultan 887.580 lb zwarte peper. Verder werd 2.231.138 lb tin ontvangen, waarvan 528.125 lb met schepen van de Compagnie en 1.703.013 lb met die van de sultan. Aan peper en tin is samen voor ƒ 754.035 ontvangen. Met de Zeelelie, Zuiderburg, de barken de Mossel en Kaaskoper is naar Palembang aan goederen, contanten, provisiën en andere benodigdheden verzonden voor ƒ 233.447 en aan een geschenk voor de sultan ƒ 3910. Op de ontvangst van de brief van 19 december 1759 is vroeg in januari de Zeelelie naar Palembang gezonden, om te waken over de veiligheid van het kantoor, zowel als die van de sultan, indien, zoals het gerucht gaat, Raja Mahmud met zijn schepen voor roof mocht aankomen. In april is ook de Zuiderburg daar met benodigdheden naartoe gezonden. Er is voldaan aan het verzoek van de sultan om zijn afgevaardigde te helpen bij het kopen of bouwen van tien schepen te Rembang om tegen de zeerovers in Straat Bangka te gebruiken. De resident is bevolen om de sultan aan te sporen tot het klaarmaken en gebruiken van tinvormen zoals die verzocht zijn, ondanks de bezwaren die het volk van Palembang daartegen heeft aangevoerd. De sultan heeft zelf geschreven dat de hoofden van de tinarbeiders zeiden dat de vormen niet geïntroduceerd konden worden, maar dat ze beloofd hadden de tin zuiver te leveren. De sultan is bericht dat nakoming hiervan dan ook verwacht wordt. De residenten is opgedragen de sultan te verzoeken zijn volk in de bovenlanden rustig aan de peperaanplant te laten werken, en niet naar Palembang op te roepen. Verder is hun, ter bevordering van grotere leveranties aan de Compagnie, gevraagd de sultan te verzoeken zijn prinsen en groten te beteugelen in het afvoeren van peper buiten het volk van de benedenlanden om. Dit is ook direct aan de sultan geschreven en tevens dat het goed zou zijn, dat hij de vreemde handelaren strenger en overeenkomstig de contracten tegemoet treedt. In 1758/59 waren de uitgaven ƒ 26.320 en in het jaar daarvoor ƒ 25.837. In de brief van 10 april 1760 is er tevredenheid over betuigd dat deze ƒ 3652 minder waren dan het daarvoor bepaalde bedrag, en dat de inkomsten ƒ 5148 bedroegen. Uit de brief van 8 november 1760 blijkt dat bij het sluiten van de jongste negotieboeken de uitgaven ƒ 31.648 en de inkomsten ƒ 9262 waren, zodat de uitgaven de inkomsten met ƒ 22.386 overtroffen hebben. In het voorafgaande jaar was dat ƒ 21.173, zodat het negatief saldo het laatste jaar ƒ 1213 meer is geweest.) timmeragie en reparatie aan 's Compagnies logie, met betuiginge dier residenten verders dat de lasten desen jaare naar aftrek der winsten egter voordeeliger sijn uytgevallen, als de bepaalde eene somma van ƒ 7586,8,8. Fol. 525v. Dat veroorzaakt is, principaal so de residenten seggen, door de hoognodige gedaane 2 Juister ƒ 71.835,5,8. (De sloep de Meermin mag aan te meestbiedende verkocht worden. Er wordt een ander vaartuig gestuurd. Het verzoek van de sultan zijn gezanten tegen betaling enige ammunitiegoederen te verstrekken is ingewilligd.) Terwijl wij in antwoord van Sijn Hoogheids schrijvens aan deese regering dat namentlijk Sijn Hoogheid door niemand anders mogte werden gesuccedeert, als door sijn zoon pangerang ratoe, als stellende op niemand anders sijn hoop en vertrouwen, dan op den gouverneur generaal en de raden van India, die zekerlijk altijd het welsijn van het Palembangsche rijk souden behartigen en betragten. Bij onsen brief van dato 15 augustus aan Zijn Hoogheid hebben gedient dat wij hoopten de prins in hetgene de Compagnie aangaat, deselve soveel genoegen zal tragten toe te brengen, en zig door goede handelingen bemind te maken, dat een iegelijk mag verlangen hem in de presente koningsplaats te sien optreeden. Schoon wij daarbij geschreeven hebben dat Sijn Hoogheid tans nog in volle kragt sijnde, wij aan deselve van herten wenschen lang en voorspoedig leeven. Fol. 526r. (In de brief van 7 november 1760 is de residenten ernstig verweten dat ze een onordelijke inventarisatie hebben gemaakt van de vaartuigen en goederen die van de Djambinezen inbeslag waren genomen en niet vermeld hadden hoe ze aan de kruidnagels waren gekomen. Er moet in aanwezigheid van de eigenaars een nieuwe behoorlijke inventarisatie gemaakt worden, waarop verkoop dient te volgen. De uit Batavia vertrekkende bark de Afrikaan moet op de rivier van Djambi gaan patrouilleren. De Kaaskoper zal volgen met de nieuwe resident voor Djambi. De Afrikaan moet tot dan aangehouden worden, waarna deze twee schepen volgens instructie, die wordt meegegeven met de Kaaskoper, ingezet zullen worden. Hoewel de peperoogst slecht was, is de residenten in de brief van 7 november 1760 opgedragen waakzaam te zijn tegen smokkel met particuliere vaartuigen, in de verwachting dat na een schrale oogst doorgaans een rijke volgt. Ze moeten ook goed toezicht houden op smokkel in tin en in het bijzonder dat 2620 pikol tin en 732 pikol peper die met de vijf schepen van de sultan vervoerd werden en die Batavia niet hebben bereikt, toch in handen van de Compagnie komen. Het kostbare particuliere vaartuig, gehuurd om tekort aan scheepsruimte op te vangen, moet zo snel mogelijk worden afgedankt na ontvangst van de brief van 12 juli 1760.) Aangaande de opraake3 van het comptoir Jambij hebben wij voor dato bereets het nodige aangeschreeven gehad aan den resident De Heere, nadien dog van alle de gedaane beloftens van den koning van Jambij door sijn wispelturig gedrag niets gekoomen is en dat comptoir enkelijk maar een lastpost voor de Compagnie tot nog is. Sijnde door ons g’accepteerd de gedaane propositie van den koning van Palembang teneinde een panjajaps, of vaartuyg, naar Jambij te senden, sonder veel beweging te maken, en de bezetting, resident enz. op de best doenlijkste wijze vandaar te ligten en naar Palembang te doen overkomen. Fol. 527v-528r. Compagnie achterblijven. Zolang er nog veel onrust is, is patrouilleren op de rivier van Djambi, zoals werd voorgesteld, gevaarlijk en zinloos. Er is geen toestemming voor gegeven. Toch moet de Djambiërs zoveel mogelijk schade worden berokkend en hun vaart en contacten op de Djambische rivier worden verhinderd, onder andere door er geen erkende passen van en naar Djambi te verlenen. Java en Malakka zijn hiervan op de hoogte gesteld. De sloep Golconda, bemand met 20 Europeanen, is op het verzoek van de sultan van Palembang om hulp tegen de zeerovers, ter beschikking gesteld. Het is afgewezen om een goed uitgerust patrouilleschip te zenden om het dorp Simpang te vernietigen en de rivier van Djambi af te sluiten. Eén schip is niet bestand tegen Radja Ali, die, naar men zegt, zich op één der Djambische rivieren heeft teruggetrokken. Op de onredelijke daden van de sultan van Djambi moeten, waar maar mogelijk, represailles op de Djambiërs en hun goederen volgen. In de brieven van 10 april en 7 november naar Palembang zijn de mutaties onder het lagere personeel vermeld. De brieven uit Palembang ontvangen worden overgezonden. Het antwoord op de geheime brief van 8 november uit Palembang is in kopie meegezonden. DJAMBI (Als teken van Compagnies bezit, moeten te Djambi wel een paar inlanders met de vlag van de 3 Opraken, hier omhoog brengen, opbraak Dog den koning binnen zekeren behoorlijken bepaalden tijd geen voldoenend andwoord (Als de sultan aan de rechtvaardige eis van de Compagnie voldoet, dan is vaart van schepen met passen Het opbreken van de loge door resident Jean Rosier is, na herhaald uitstel wegens nieuwe beloften van de sultan om hem van vertrek af te houden, in juli voltrokken. Rosier en de overige dienaren zijn te Palembang aangekomen met Compagnies contanten en goederen, benevens vijf metalen en koperen kanonnen wegende 1259 lb en vier ijzeren kanonnen wegende samen 500 lb, die door de sultan waren overgegeven, behalve negen onbruikbare ijzeren kanonnen waar hij dus niets aan heeft. Om Djambi niet geheel te verlaten en concurrenten te verhinderen zich daar te vestigen, is in november besloten als nieuwe resident onderkoopman Ajax Fredrik van Solms te zenden met twee goed bemande en bewapende barken, namelijk de Afrikaan en de Kaaskoper respectivelijk onder de opperstuurlieden Daniel Vervaten en Jan ’t Lam. Hij werd voorzien van een duidelijke geheime instructie. Hij moet eerst naar Palembang gaan om van de residenten een exacte opgave te eisen van wat de in beslag genomen en verkochte vaartuigen en goederen hebben opgebracht, om het op de schuld van de sultan van Djambi in mindering te brengen. Daarna moet hij onverwijld naar Djambi gaan en de meegegeven brieven voor de sultan en Pangeran Nata overhandigen. Deze zijn te vinden in het Indische uitgaande briefboek. Van Solms moet ook zijn eigen brief, die hij meekreeg, overhandigen en, wachtend op antwoord, vaartuigen voorzien van een pas en zonder specerijen of gesmokkelde opium, ongehinderd de rivier van Djambi laten passeren.) komende te senden, so souden alsdan alle de vaartuygen die de revier willen inloopen, sonder onderscheid moeten werden afgewesen. En in selver voegen gehandelt met de vaartuygen die de revier uyt willen, tensij daaronder 's Compagnies onderdanen mogte wesen die de vrije uytvaart souden moeten werden vergunt, ten waare sij verdagt mogten wesen van met de Jambijneesen te heulen, of voor derselver reekening in 't geheel of ten deele bevragt te sijn. In welken gevalle men aan 's Compagnies onderzaaten, evenals aan de Jambijneesen den uytgang soude moeten beletten. Fol. 531v. vrij, maar vaartuigen met specerijen en opium, zonder het merk van de Compagnie of de Opium Sociëteit te Batavia, moeten, ongeacht of de sultan met de eis instemt of niet, in beslag genomen en bij gelegenheid onbeschadigd en met hun lading naar Batavia gezonden worden. De gezagvoerders van vaartuigen van vreemde mogendheden die te Djambi willen handelen, moeten daarvan met een beroep op het exclusieve recht van de Compagnie afgehouden worden. Desnoods kan dit recht ter voorkoming van nadeel door zo’n handel met geweld gehandhaafd worden, maar uitsluitend na vriendelijke vermaning. In de instructie voor de nieuwe resident Ajax Fredrik van Solms is verder bevolen bij Simpang een loge, omgeven door palissaden met daarin houten of bamboe woningen, te bouwen en verder tot nader order geen noemenswaardige kosten te maken. De instructie is opgenomen in het uitgaande geheime briefboek. Om de nadere bevelen te ontvangen, mag de post bij Simpang slechts in uiterste nood verlaten worden. De schepen zijn uitgerust voor een tocht van acht maanden, wat genoeg is om nadere bevelen te doen volgen. Men moet zich niet door de bedriegelijke inlander laten verschalken en de toegelaten handelaars dienen tegen onredelijke behandeling en afpersing beschermd te worden onder bedreiging met strafmaatregelen. Hopelijk heeft de expeditie naar Djambi de gewenste uitslag. De uitgaven aan daarheen verzonden contanten en benodigdheden, voornamelijk voor de expeditie, bedragen ƒ 14.972. SIAM Kort na de verzending van de generale missive van 1759 kwam relatief vroeg de Gerechtigheid aan. In de vergadering van 29 juli 1760 is de brief uit Ayutthaya van eind november 1759 van resident Nicolaas Bang met bericht over de ontvangst die de geschenken kregen, besproken. Hopelijk houdt de phra-klang nu zijn belofte dat de 40 kati zilver, of ƒ 6400, eens door de khaluang ingehouden, conform zijn brief in tin voldaan wordt. Er is echter weinig hoop dat het verlies op goederen, ontstaan doordat ze door hem lager werden gewaardeerd en de contrageschenken juist hoger, wordt weggewerkt. De phra-klang schijnt in deze zaak doof te zijn. De resident is opgedragen krachtig op de inwilliging van deze gegronde aanspraak te blijven aandringen en de phra-klang erop te wijzen dat de Compagnie de vestiging weleens zou kunnen opbreken. Er moet maar op het effect hiervan gewacht worden.) Want hoe reedelijk en minzaam deese volkeren ook werden behandeld, so blijkt 't sonneklaar dat die natie door zig aan onverzaadelijke hebzugt over te geeven, 't genot van weynige goederen boven hunne eer en goede naam, ja selve hunne 's lands nut en welvaard stellen. Tot een voldoende bewijs is den rijksbestierder de eerste autheur die de hoofdrolle op 't tonneel van eygenbaat speeld, en in dit opsigt volkoomen sijn woord bevestigd heeft, van 'tgunt in 't voorleedene hadde toegezegd. Maar egter, wanneer hem door den residend aangekondigt wierde dat onse brieven so aan den koning, als aan hem eerste staatsminister, verzeld van eenige voor hun beyde geprojecteerde schenkagiegoederen en de meedegebragte koopmanschappen voor de tjauwclangs, daar aangekoomen waren, so scheen hem die tijding so aangenaam niet te sijn, als de onaangenaamheyt, welke zig uyt sijn gelaat verthoonde, omdat bij die notificatie geen afsonderlijk sigtoffer was gevoegd. En dus ter bereyking van sijn oogmerk goed vond doenmaals 't geavanceerde voor communicatie te houden, omme in eene nader audiëntie over 't een en ander met dien residend te aboucheeren, 'tgunt geen andere inzigt hadde, dan na gewoonte een geschenk bij die geleegentheyt te genieten. En dus dan de E. Maatschappij gekost heeft ƒ 441,10,8, dat wij goedgekeurd en ter afschrijvinge gepasseerd hebben, met en benevens de afgaave van ƒ 463,18,-, welke bij de verbranding van des overleedene konings lijkvuur, door den residend, wiens teegenwoordigheyt bij die plegtigheyd verreyscht wierd, aan manufactuuren, lijwaaten etc. heeft moeten werden geofferd. Dat in een minder graad gesucsedeert is door hetgeene is aangeboden ten bedragen van ƒ 45,17,- op 't feest van 't hair scheeren van 's konings tollenaars zoon, om ook teffens dien hoveling aan te moedigen de vaartuygen welke met 's Compagnies goederen op- en afgaan, aan de respective tolhuyzen niet te doen ophouden, in hoop dat effect sorteeren zal. Fol. 534v-536r. (De contrageschenken op wat in 1759 gezonden werd, bestaan uit 31 bahar 201 lb tin en 1334 pikol sapanhout van de koning en van de phra-klang 77 lb tin en 385 pikol sapanhout. Het verlies hierop van ƒ 299 is aanvaardbaar, omdat de winst op het verfhout het ruimschoots goedmaakt. Het is dus afgeschreven. De waarde van tin en sapanhout was samen ƒ 10.282. Over de verdere handel valt niet te klagen, want het textiel met de Gerechtigheid aangevoerd, is door de chao-klang4 afgehaald en er zijn de volgende prijzen voor behaald) hamans groove Bengaals 't stuk tot ,, zaanen ,, gerrassen ,, ,, moerissen rode kust salempoerissen Fol. 536v. (De rendementen hierop zijn nog niet te berekenen, doordat de hoeveelheid van de textiel niet vermeld is. De resident is bevolen hier voortaan beter op te letten en een gespecificeerde lijst te zenden. Roggenvellen waren door de duurte van de rijst niet te krijgen. Het bevel deze voor Nederland in te kopen is herhaald. In de brief van 31 december 1759 waren de uitgaven op ƒ 4000 vastgesteld. De Gerechtigheid is voor zes maanden geproviandeerd, uitgezonderd drinkwater en brandhout, zodat niets ten laste van de, zowel in Nederland als Azië, hoogoplopende, rekening van equipage van schepen kan worden gebracht. De uitgaven in het voorafgaande jaar waren ƒ 9568 en dit jaar ƒ 8287, dus ƒ 1281 minder. Dit is aanvaard, maar ze moeten wel op het niveau van de memorie van bezuiniging gebracht worden. De inkomsten in het voorafgaande jaar waren ƒ 2553, en dit jaar ƒ 3205, dus ƒ 652 meer. Er wordt gehoopt dat de textiel het komende jaar nog beter kan worden verkocht. De hoeden zijn goed verkocht.. Na het vertrek van de Gerechtigheid is de rekening tussen de cao-klang en de resident vereffend. Het tegoed van de Compagnie aan contanten in Siamse munt was ƒ 18.576, 6385 pikol sapanhout en 145 bahar tin, op welke goederen ƒ 17.631 is gewonnen. Op de eis van contanten is zoveel bahar zilver als voor vermunting nodig was, verzonden.) vergelijking van nieuwe gecartelde van 80, of oude ducatons van 78 stuyvers na de Indiase valuatie. Want de eerste spetie in de jongste vier jaren aldaar aan de tjauwclangs ter vermunting afgegeven met een reductie van 42 stux per cattij Siams, sijnde ƒ 160,-, so komt ijder maar te staan op 764/21, gevolglijk 317/21 stuyvers op ijder gecartelde ducaton 4 Chao-klang (khaluang, tjauwclang), schatbewwaarder, minister van financiën; ook het pakhuis waar douanerechten betaald worden. En hierbij vond men dat de Maatschappij nog circa 2 procent komt te advanceren, in ƒ 11, 10, - ƒ 8, 15, - ƒ 5, 15, - ƒ 10, -, - ƒ 9, 10, - ,, ,, ,, ,, ,, ,, ƒ ƒ ƒ ƒ - - - - 7, 15, ƒ 19.760, 15,-5 166.150, 146.389, verlooren. Want 't different van 2 stuyvers tusschen de nieuwe gecartelde en oude ducatons vind bij den Siammer geen plaats, terwijl bij de boeken van anno 1755/6 en bevorens tegens deselve reductie sijn afgegeven tegens 't catje Siamse munt, of als gezegd ƒ 160,- gelijke 42 oude wigtige ducatons, op welke maar verlooren is 117/21 stuyvers, ofte 21/3 procent ruym. Dus egter het bhaar zilver avantagieuser, soals wij de eer hebben Uw Wel Ed. Hoogagtb. te verthoonen. In anno 1722/23 is na derwaarts gesonden marcq 5191 once 8 Engels 12 En heeft bij vermunting in anno 1724 maar afgeworpen ca. 1016,11,142/9 Siamse munt à ƒ 144,- 't catje is sodat daarop verlooren is 117/8 procent ruym of Dog wanneer ijder catje na de tegenwoordige prijs van ƒ 160,- bereekend wierd, so komt een montant groot ƒ 162.655,2,- dat een verlies is van 21/4 procent schaars, of In anno 1724/25 en 1725/26 versonden en aldaar aangebragt marcq 10.572 oncen 2 Engels azen 30 met En heeft in anno 1726 bij vermunting maar afgeworpen catjes 2086,18,44/9 Siamse munt à ƒ 144,- per catje is gevolglijk daarop verlooren Maar als ijder catje in voegen voormeld tot ƒ 160,-,- berekend werd, brengt het uyt ƒ 333.906,4,8, dus een verlies van 17/8 procent ruym of In anno 1728/29 versonden en aldaar aangebragt marcq 3944 onc. 5 Engels 8 met En heeft in anno 1730 bij vermunting maar afgeworpen catjes 774,6,8 Siamse munt à ƒ 144,- ieder is gevolglijk daarop verlooren Daar wanneer het tegens ƒ 160,- ieder catje bereekend werd uytmaakt ƒ 123.892,-, ’tgunt 15/8 procent verlies is of Fol. 538r-539r. 3.495, - 6.420, 8 2.018, 8 125.910, 340.326, 300.515, 111.502, 14.407, 16, 39.811, 6, 12, 8 ƒ ƒ 18, 12, 16, - ƒ - 8 ƒ ƒ 5, ƒ 13, ƒ 12, (Bij het openen van de pakken textiel was er een tekort van 11 stuks hammans en 6 stuks Bengaalse sanen. Omdat tegen de regels in de pakken bij het uitladen niet op bruto gewicht zijn gecontroleerd, moet het bestuur de schade vergoeden om de Compagnie daarvan te vrijwaren en de dienaren tot meer oplettendheid aan te sporen. De lading van de Gerechtigheid, die op 23 december 1759 aankwam, bestond uit) 5 Juister ƒ 19.760,12,- ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ bedragende dien factuur ƒ ,, in 38 amen geconfijte gember ,, witte waxkaarsen ,, aan 6 pees eliphantstanden ,, in 10 aamen namrak cabessa ,, in 81 cassen gomlak op stokjes ,, in 5 cassen gomme gutti ,, in 7 potten witte honing potten atjaar in zoort in geschenk in aanreekening 2 procent ongelden op coopmansz. 725.116 lb. sappanhout 14.972 6000 176 2928 16.200 1937 240 140 bodem de Geregtigheyt weder na Siam versonden staaven bhaar zilver van 8 marcq trois ijder ƒ 160 ƒ pees 110 ƒ ,, 500 ,, ƒ 660 ƒ 492 ,, ƒ 19.033 lb. 340 ,, ƒ ƒ kelder 1 ƒ dito 2 pees 25 ƒ het benodigde uyt verscheyde administratiën ƒ ƒ het gesondene tot geschenk ƒ in aanreekening ƒ de 2 procent Bataviase ongelden ƒ Fol. 539v-540v. moerissen roode cust salempoeris roode cust hamans groove Bengaals saanen Bengaals poederzuyker spijkers in zoort gedistilleerde wateren Hollands genever ruyten glazen 18.542, 5.332, 6.624, 284, 12, - 1.756, 8.237, 1.859, 48, -, - 290, -, - 1.165, 10, 8, 8 4.526, 48.677, 3, 18, -, 16, 6, 10, 9, 9, 12, - - - - - 8 8 - 8 40.160, 559, 18, - 3.003, 6.045, 2.585, 1.461, 39, 19, - 73, 19, 8 25, 7, 8 6, 3, - 1.137, 9.906, 106, 17, - 298, 16, - 65.412, -, 15, 6, 8, 14, 19, 19, 3, - 8 8 8 8 - 8 8 Daarenteegen is op den 11e augustus jongstleeden vanhier met evengeciteerde Welke volgens factuur bedragen (In de brieven aan de koning en de phra-klang is in de brief aan de laatste de nadruk op 40 kati zilver van belang. Overigens wordt verwezen naar het Indische uitgaande briefboek. Even na het sluiten en goedkeuren van deze paragraaf kwam de Gerechtigheid met het onaangename bericht van) ---een inlandse oorlog tusschen zeekere volcken, bekend bij den naam van Barmas uyt het Avase, en den koning deeses rijks in de jongst gepasseerde maand april voorgevallen, hebbende d' E. Compagnie bij dit fataal geval niet alleen de overrompeling van de logie moeten gevoelen, maar ook de ontroving van een deel der aanweesende contanten, thin etc. ten bedraage van omtrend ƒ 30.000,-, het ombrengen van den resident, die aan verscheide quetsuren overleeden is, een matroos doodgeschooten en een ondermeester neevens twee mattroosen als gevangene weggevoert. Fol. 541r. beladen. De met dit schip ontvangen brieven en papieren zijn bijgevoegd. In het komende najaar wordt daarover vergaderd, waarvan de generale brief dan verslag zal doen. JAPAN Zoals in de brief van 25 april 1760 reeds bericht, zijn de Leimuiden, Zuid-Beveland en De Drie Papegaaien, die verleden jaar naar Japan zijn vertrokken, met een lading t.w.v. ƒ 553.537, waaronder de verwachte 15.000 kistjes koper. In de brief van 15 oktober 1760 met de Noord Nieuwland is het vertrek naar (Assistent Berendregt nam het gezag op zich en redde nog wat contanten. Hij heeft de Gerechtigheid Japan van de Keukenhof en Zuid-Beveland bericht. Naar deze brieven wordt verwezen. In de vergadering van 8 april 1760 is tevredenheid geuit over de gelukkige uitslag van de handel in het voorafgaande jaar, het bemachtigen van 15.000 kistjes koper en de verkoop van goederen zonder meningsverschillen met de Japanners. Maar er is ongenoegen geuit dat verscheidene opmerkingen en overwegingen van het opperhoofd Herbert Vermeulen en de andere dienaren schijnbaar welnemendheid en ijver voor de Compagnie uitstralen en de brief van 26 november 1759 weerleggen, maar in werkelijkheid brieven van de Hoge Regering verkeerd uitleggen en aanstootgevende en beledigende uitdrukkingen bevatten. Er wordt verwezen naar de brief naar Japan van 10 juni 1760. Als een zachte correctie over het oneerbiedig en aanstootgevende schrijven is Herbert Vermeulen een boete van een jaar gage en de andere ondertekenaars van een maand opgelegd t.b.v. de armen van Batavia. Wegens het gebruik van verkeerde vlaggen, waardoor moeilijkheden met de Japanners ontstonden, zoals met De Drie Papegaaien, zullen hierover nauwkeurige instructies met de schepen meegegeven worden. Er wordt naar het uitgaande Indische briefboek verwezen. De inkoop van de, in 1758 bestelde, 50 pikol gevlochten koperdraadramen tegen ƒ 140,- de 120 lb was veel te duur. Er wordt verder van inkoop afgezien. Uit de brief van 26 november en het rapport van het aftredende opperhoofd Herbert Vermeulen blijkt dat in 1759/60 op een inkoopbedrag van ƒ 403.495, na aftrek van enige verliezen, een winst was gemaakt van ƒ 128.022, of ruim 311/2 %, wat 113/4 % minder is dan het voorafgaande jaar. Maar het meer verworven koper bedroeg 15.000 kistjes t.w.v. ƒ 181.500, wat bij de winst gevoegd mag worden, zodat deze op ƒ 309.522 uitkomt. Daar moet ƒ 79.285 op winst en verlies afgeboekt, vanaf getrokken worden, wat uitkomt op ƒ 230.237. De algemene uitgaven bedroegen ƒ 126.868, of ƒ 18.637 meer dan in 1758/59, zodat de winsten de uitgaven ƒ 103.369 overtreffen, of krap 255/8 %. Daarover is tevredenheid betuigd. De geschenken op de hofreis van ƒ 28.753 inkoops- en ƒ 27.990 verkoopsprijs, of respectievelijk ƒ 3558 en ƒ 4 minder dan in 1758/59, en die aan de regering van Nagasaki van ƒ 21.652 inkoops- en ƒ 24.733 verkoopsprijs, en de kosten van de hofreis van ƒ 23.025 zijn goedgekeurd. Aan het opperhoofd Herbert Vermeulen is evenwel verantwoording gevraagd voor buitengewone geschenken aan diverse landsgroten tot ƒ 12.570, wat aanmerkelijk meer is dan tijdens de twee voorgaande reizen. Dit bedrag is evenwel aanvaard wegens de dit en de twee voorafgaande jaren getoonde inschikkelijkheid van de Japanners. Maar in het vervolg moet men wel zuinig zijn.) onaangesien haare daartoe gedaane sollicitatiën, geensints sijn te persuadeeren geweest omme aan dese regeering gedefereert te laaten het senden van twee dan wel drie scheepen ’s jaarlijks, na mate dat zulx uyt hoofde van noodzaakelijkheyd mogte dienstig werden geoordeelt, en integendeel van haar begeert hadden een schriftelijke belofte van voortaan maar met twee scheepen aldaar ten handel te koomen, so hebben wij, ofschoon zulks wel anders gewenscht hadde, nogal met genoegen ontwaard dat de bediendens daarbij niet alleen in reserve hebben gehouden, dat, ingevalle de Compagnie weeder eenig ongeluk aan schip of scheepen kwam te lijden, zoals dan de vermiste boven 't ordinaire getal altoos wel soude mogen derwaarts senden, maar ook, en wel ten principaalen, dat men daarbenevens gestipuleert heeft, en voortaan alle jaaren sonder vermindering elfduyzend picols koper aan de Compagnie soude geleverd worden. Des wij de ministers gelast hebben dat sij het dan ook op dien voet maar moeten tragten te houden. Fol. 545r-546r. onbruikbare zijn goedgekeurd. Als ze onder ƒ 8,- het pond te krijgen is, mag er een proef met inkoop van 2 pikol ruwe zijde genomen worden met bericht aan de Japanners dat, als ze goed en tegen een redelijke prijs te koop is, er meer besteld zal worden. Bevolen is van particuliere inkoop en het zenden van plaatkoper naar Batavia af te zien, maar wanneer de Japanners daar zeer op aandringen, mag men als vanouds 500 pikol accepteren. Mutaties onder de dienaren: i.p.v. de reeds gerepatrieerde Herbert Vermeulen, wordt ter vervanging van het huidige opperhoofd Johannes Reijnouts de koopman Marten Huysvoorn weer benoemd onder bevordering tot opperkoopman met ƒ 100,- per maand. Verder zijn er geen veranderingen van personeel. Het nieuwe opperhoofd, de pas vandaar teruggekeerde koopman en pakhuismeester Fredrik Willem Wieneke, onderkoopman en boekhouder Cornelis van Brattem met een schrijver en de nodige pennisten zijn op 10 juni met de Zuid-Beveland (De uitgave van ƒ 970 aan gebouwen en het maken van een nieuwe sampan in plaats van de En vermits de Japanders na 't genoteerde bij der bediendens meermelde missive lb. thin Somma Somma 36.699, 15, 164.125, -, 8 - 8 - - - - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ---afgesonden 36.567, 1, 403, 10, - 237.795, 7, contanten 20.000 stux nieuwe ronde reaalen aanreekening voor een alhier betaalde wissel ruwe Nankingse zeyde bedurve specerijen geele aarde 19.494, 1, 7.646, 3, -, -, - 30, -, - 317, 8, - Onbegrijpelijker wijs zijn er sinds het opstellen van de generale missive van eind december 1759 geen en Keukenhof naar Japan vertrokken, respectievelijk met een lading van ƒ 200.268 en ƒ 187.565, samen ƒ 387.833. MALAKKA berichten uit Malakka ontvangen, behalve een brief van 23 februari gebracht door een inlands vaartuig via Riau en twee nabriefjes van 7 en 21 maart ten geleide van de particuliere sloep de Hoop. Daarop is samen met een gewone en een geheime brief van 22 april) aan lijwaaten en koopmanschappen ,, 60.000 stux ropia's Sourats en 42183/4 rds. nieuwe payement aan diverse benoodigtheeden, geschenken en in ,, Daarenteegen is een niet noemenswaardig bedraagen per de voormelde particuliere chialoup aangebragt, bestaande in 59.700 12225/8 ,, ,, 2513/8 7600 ,, En in aanreekening Fol. 547r-v. op de brief van 25 april 1760 wordt medegedeeld dat er tegen de strafbare daden van de omgebrachte gewezen commandant van Pulau Pintu Gedong, vaandrig Hanssen, slechts opgetreden kon worden met klachten over zijn onvoorzichtige en onverantwoordelijke gedrag. Zoals uit de brieven die daarheen door het bestuur op 24 augustus, 5 en 31 oktober 1758 zijn gezonden, blijkt, is alle voorzorg in deze hachelijke tijden getroffen. Maar vaandrig Hanssen was geheel verblind door een geschenk van twee vaten arak, vijf zakken rijst, vier zakken katjang en twee corge Javaanse textiel en door de hoop op meer voordeel uit de buit van radja Mahmud van Siak , die bezuiden Malakka was teruggekeerd. Hij leek geheel van zijn natuurlijk verstand en oordeel beroofd) stuurman van de particuliere chialoup de Vier Winden hem geopenbaart hadde sijn kwaad vermoeden van den heylloosen aanslag, die hem uyt eenige observatiën waaren voorgekoomen, hem ernstig, benevens een der sergeanten, bij herhaaling aangeraaden hebben de Radja Mahomet niet binnen het fortje te laaten koomen. Inteegendeel op de allereerste aansoeking op den 5e november 17596 des morgens circa 10 uuren als met open armen, en sonder de minste behoorlijke postuur van defensie, hem Radja Mahomet en 80 met donderbussen gewaapende koppen, onder 't losbranden van seven canonschooten heeft g'admitteerd binnen ’t fort. Alwaar een tweede geschenk in wit lijnwaat omwonden, sonder dat men weet wat daarin geweest is, ontfangen heeft onder een nogmaalig tweede saluut van 5 canonschooten. Wanneer kort daarna den panglima van Radja Mahomet, op desselfs versoek, met nog 50 met krissen gewaapende manschappen is binnengelaaten. En daarop de droevige massacre allereerst aan den commandant begonnen en den overige bezettelingen gevolgt, sodat dit droevige en bejammerenswaardige historiaal aan niemand is te imputeeren geweest, dan aan dien eer en pligt vergeetenden vaandrig. Fol. 548r-549r. 6 Dit lijkt 1758 te moeten zijn. (De ingezamelde producten, noch de restanten, lasten en winsten over 1758/59 zijn bekend. Ten vervolge Soals men moet oordeelen uyt 't relaas van den 29e november 1758, dat den 27.487, 12, (Voordat de slechte berichten over hem bekend werden, was reeds in de brief van eind december 1759 opgedragen Hanssen naar Malakka op te roepen, omdat hij niet de nodige bekwaamheid bezat om op Pulau Pintu Gedong als opperhoofd te functioneren. Wat nu gebeurd is kan niet meer hersteld worden, maar een andere dienaar moet maar een nieuw voorbeeld geven. Met de wapens moet radja Mahmud van Siak maar zijn rechtvaardige loon krijgen voor zijn herhaaldelijk moorden en roven, waarbij wordt verwezen naar de genoemde eerste brief uit Malakka. Andere inlanders, op wie weinig te vertrouwen valt, kunnen zich dan daaraan spiegelen. Hopelijk wordt de vervallen luister van de Compagnie in Straat Malakka dan hersteld. Daarom zijn de Pasgeld en de barken de Buis, Draak, Vrijheid en Robijn en de pantjalang de Parelmoer daarheen gezonden en twee stropantjalangs met 98 Europese militairen en een compagnie Buginezen van 132 man. Behalve deze versterking waren er in 1759 al heengezonden de Spaarzaamheid en de brigantijn Zeepaard, en zijn de pantjalangs de Standvastigheid, Surabaja en Roeigalei daar gestationeerd. Alle vaartuigen mogen daar zolang blijven als nodig is, behalve de bark de Robijn, die per 1 december naar Nagapattinam gezonden moet worden. De schipper van de Pasgeld is hoofd van de afgezonden vloot en in een geheime instructie van 19 april 1760 is aangegeven hoe er onderweg met vrienden, vijanden, vreemde mogendheden en opiumsmokkelaars omgegaan moet worden. Maar te Malakka moet hij de bevelen van gouverneur en raad ter plaatse volgen. Inlandse kleine handelaars uit Batavia, Cheribon en Java kunnen in konvooi meezeilen, maar ze mogen de rivier Siak niet opvaren om zo aanvoer voor radja Mahmud van Siak te beletten. Naar Padang, Palembang en Indragiri is geschreven en aan Malakka bevolen om geen passen naar Djambi uit te geven, omdat wegens de breuk met die vorst de vaart daarheen verboden is.) De Bougineesen, waarvoor men zeer bedugt was dat haar deese tijdsgesteltheyd souden ten nutte maaken, omme haar te wreeken teegens den koning van Johor Radja Saloman, hebben haar tot ons genoegen en een ijders verbaasing met denselven bevreedigt, dog sijn zeer verbittert tegens Radja Trangano, die sij thans aanmerken de eenigste opstooker van haare verschillen geweest te sijn. Waarenboven nog Radja Alam door de ministers word aangemerkt als een geessel te kunnen strecken van sijnen halven broeder Radja Mahomet, op welken hij zeer verbittert is, en daarenteegen 's Compagnies vriendschap, blijkens ontfangenen brief op den 2e februarij, is koomen aansoeken. En waaromtrent men ons eenige voorstellen heeft gedaan om een contract met denselven te sluyten, 'tgeene wij met verandering van 't 1.3de en negende artikel bij secreete antwoord van den 22e april hebben goedgekeurd. Fol. 551r-v. correspondentie met de vijanden en geheimhouding van binnengekomen berichten zijn goedgekeurd, evenals het opbreken van de post Lingga. Het laatste is in goed overleg geschied, want, behalve dat de faciliteiten daar beschikbaar blijven, kan deze post, als de verwerving van tin uit de bovenlanden dat vereist, weer geopend worden. Het bestuur zegt dat de post onnodig is, zolang de bovenlanders als beloofd de tin voor de verhoogde prijs van 38 Spaanse realen het bahar leveren. Dat is waarschijnlijk als de bovenlanders maar als beloofd het tin aan de Compagnie blijven leveren en als de Engelsen, die de Compagnie in Straat Malakka veel schade berokkenen, maar uit dat land wegblijven. Behalve dat zij de inlander jaarlijks van kruit en lood en grote en kleine schiet- en handwapens voorzien, trachten zij, volgens de brief van 5 januari 1760 vandaar ontvangen, door de Selongorezen op te stoken de post van de Compagnie te Perak geheel uit de rivier te verdrijven. Het bestuur acht dit ongelofelijke niet ver bezijden de waarheid. Zoiets moet door voorzichtig en politiek beleid voorkomen worden, waarvoor vooraf moeilijk duidelijke bevelen zijn te geven. In het antwoord is stilzwijgend aan deze zaak voorbijgegaan. De tinhandel te Perak schijnt geslaagd te zijn, want het bestuur en de koning bestelden in november en december 1758 voortdurend geld. In twee zendingen is 20.000 Spaanse realen voldaan. Hoeveel daarvoor is ingekocht of hoeveel verder te Malakka ingekocht mocht zijn, is onbekend. Het verzoek om Suratse katoen en andere goederen die op proef voor de handel op Pulau Pintu Gedong waren gezonden en door het optreden van radja Mahmud van Siak waarschijnlijk niet waren af te zetten, terug te mogen sturen, is afgewezen. Ze moeten aangehouden worden tot er een gelegenheid voor afzet is. Het bestuur zegt immers zelf een voordelige en bloeiende handel te verwachten, als de uitgezonden macht aanwezig is. Van de handel valt niet veel te verwachten, want de verpachting voor 1760 van de anker- en passagegelden van de Portugese schepen midden november en eind december 1759 bracht rsd 39.081 op, ofwel rsd 4316 minder dan het voorafgaande jaar, waarbij de haventol al met rsd 3000 is verminderd. Er is (De plakkaten van 8 december 1758 en 26 januari 1759 tegen inkoop van geroofde goederen, verbod op bevolen dat de achterstallige pacht van de haventol van de pachter Muta Mara van rsd 11.000 onverwijld voldaan moet worden. De Spanjaarden hebben zich nog niet laten zien,maar een tweemaster sloep, de Saloepa onder Francisco Almenhu, komende uit Manilla en op weg naar Madras, met 50 kisten zilver en 50 bemanningsleden, is in Straat Gouverneur bij Pulau Lubang met rovers slaags geraakt, in brand gevlogen en gezonken. Dertig man zijn gesneuveld en de overige zijn gevangengenomen. De Nijenborg is 4 oktober 1760 naar Malakka gezonden om door te varen naar Coromandel. De commanderende sergeant Augustus Hieronimus Zeijdel is tot vaandrig aangesteld ter vervanging van de wegens voltooide diensttijd naar Batavia gekomen vaandrig Johan Theodorus Schelling. Sinds de brief van 22 april zijn er van Malakka geen berichten ontvangen. SUMATRA’S WESTKUST vandaar ontvangen) circa 803 marcq goud kostende 55.667 71.513 ponden swarte peper ,, 56.750 ponden ordinaire witte 6388 4375 Met de Waakzaamheid, de sloep Roos en de bark Buis is sinds 1 januari tot 31 december 1760 22.276, 9, 4.052, 18, 777, -, - ƒ - - 27.106, 7, 261.730, 4, 9.073, 15, benzuin in zoort als ƒ ƒ - 8 ,, ,, - ƒ extraordinaire dito ƒ ƒ swarte dito Buyten nog in geschenk - - 8 15, - - 17, ƒ ƒ ƒ 1.430, 18, - ƒ198.360, te samen bedragende 21.427, 4, 320.768, 8, 124.861, 18, 59.776, -, 13.722, Eenige kleenigheden, en aanreekening contanten provisie en ander benodigheeden geschenken en aanreekeningen 296 packen Cormandelse 94 dito Bengaalse 43 dito Souratse - 3130 lb. benzuin en 71/2 lb. camphur Baros En met de scheepen de Waaksaamheyt, Bronste, de chialoupen de Taxisboom, de Hasewind en de chiampang 't Klatergoud wederom na derwaarts versonden 433 packen lijwaten in zoort, waarvan ƒ ƒ ƒ aan diverse andere koopmansz. ,, ,, ,, bedragende met 2 procent Bataviase ongelden tot Fol. 555r-v. (Er zijn brieven ontvangen uit Padang van 22 en 26 juli, 18 oktober en 22 december 1759, 22 januari en 15 februari 1760, uit Airhadji van 10 juli, 22 september en 31 december 1759, uit Pulau Tjinkuk van 24 oktober 1759 en 2 februari 1760, benevens van het Engels bestuur te Benkulen van 11 februari 1760. Deze zijn besproken in de vergadering van 18 en 25 maart 1760. De aanstelling van inlandse regenten in plaats van overledenen is geschied.) Terwijl wij de bediendens gelast hebben de in anno passato na Ceylon gerelegeerde, dog weder opgeroepene, panghoeloes van Cambang, Dato Moeda en Bandhara Itam, in hare vorige waardigheyt te herstellen. Daarentegen is den hoofdregent van de negorij Gassang, Radja Jallier c.s., op de klagten der ministers bij brieve van 22 julij anno passato over het vijandlijk attaqueeren van de bezetting tot Ticou, door ons na Banda gerelegeert en voorts goedgekeurt de door haar ondernomene besending na Chincol, vermeld bij brieve van 22 januarij anni currentis om die 7 Juister ƒ 304.219,7,-. 12.898, 17, 19.875, -, 49.792, 3, 17.889, 8, 5.403, 3, 304.210, 7, 8 - 8 - - - 7 ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ tesamen vervreemde volkeren weder tot de Compagnie te lokken en met hun 't contract te vernieuwen, alsmede om te ontwaren hoedanig de Atchinders g'intentioneert sijn en of die indertijd tot het aangaan van een contract souden te bewegen sijn. Gelijk haar niet vreemd voorgekomen was, wegens derselver misnoegen tegens de Engelse. Mitsgaders ook om onderrigt te werden wegens 't gedoente van zekeren panglima lauwt, die mede niet ongenegen scheen te weesen. Fol. 556r-v. (Er is ongenoegen geuit over de voorbarige en onrechtmatige beschuldiging door het bestuur in Padang in de brief van 18 oktober 1759, dat de resident te Airhadji Seijffert ongeoorloofde correspondentie met de inlander zou hebben gevoerd. Dit heeft het bestuur in de brief van 22 december 1759 zelf herroepen. In een brief van 10 april 1760 is Seijffert er wel aan herinnerd dat hij onderhorig is aan het bestuur te Padang. Hem is toegestaan de keizer van Indrapura op diens verzoek drie last zout tegen inkoopsprijs af te staan. De resident berichtte in de brief van 31 december 1759 dat tijdens de strubbelingen met de Songipaginezen, betreffende het deporteren van de penghulu's van Kambang, een grote hoeveelheid textiel, opium en andere handelswaar weer van de oostzijde aangevoerd zou zijn uit een dorp Panteeu, dat volgens zeggen ten noorden van Djambi zou liggen. Er is nadere informatie gevraagd, want Panteeu, wat boven- of binnenlands betekent, is onbekend, alsmede wat de resident met de oostkustvaarder, die zulke smokkelaars veel hinder zou kunnen toebrengen, zeggen wil. Het bestuur besloot de uitvoering van het bevel om zout voor rsd 40,- het last, i.p.v. voor rsd 55, te verkopen, drie maanden uit te stellen. Dit roept de verdenking op dat particulier belang prevaleert, terwijl het zout ook nog renteloos in de pakhuizen ligt. Hierover is misnoegen geuit en er is aangespoord Compagnies belang te behartigen. Ter wille van een snelle afzet van zout is bij besluit van 4 december 1759, 18 en 25 maart 1760 de verkoop uitsluitend aan de Compagnie toegestaan en vastgesteld particulier vervoer met verbeuring van viermaal de waarde te bestraffen. De prijs is als tevoren bepaald op rsd 55 het last, maar het bevel in de brief van 10 juli 1757 zout en ijzer tegen goud te ruilen is ingetrokken, omdat het bestuur dat ondoenlijk acht. Aangezien de daar aanwezige sollogesjes, hammans en cassas volgens de brief van 22 juli 1759 de vereiste 25 % winst niet kunnen halen, moeten zij voor de hoogst mogelijke prijs verkocht worden. Bij de verkoop moet het toegezonden extract uit het besluit van 4 december 1759 gevolgd worden, wat betekent dat de Coromandelse textiel ten minste 50 %, de Bengaalse 40 % en de Suratse 30 % winst moeten opleveren na aftrek van 5 % provisie. Waar goud is, zoals te Padang, Pulau Tjinkuk, Airhadji en andere plaatsen, moet alleen dat in ruil aanvaard worden, maar te Baros, dat geen goud levert, kamfer en benzoë en wel met een winst op Coromandelse textiel van 60 %, op de Bengaalse van 50 % en de Suratse van 40%. De particuliere aanvoer van textiel op Sumatra’s Westkust is verboden op straffe van verbeuring van viermaal de waarde. De dienaar die enige smokkel heeft toegelaten of daaraan meewerkte dan wel zijn plicht verzuimde, wordt gestraft. De resident te Airhadji kreeg op zijn brief van 31 december 1759 en bijgevoegde verklaring toestemming om de in de sloep de Roos beschadigd geraakte 120 stuks guinees gemeen gebleekt, 104 stuks salempuris gemeen gebleekt en 20 dekens tegen de hoogste prijs te verkopen. Het verzoek het goud i.p.v. voor ƒ 378,- het mark fijn tegen ƒ 400,- te mogen aanrekenen is afgewezen. Uit een bericht van de visitateur-generaal bleek dat bij vergelijking van de rendementen van de in 1758/59 verkochte textiel met de bepaalde prijzen en de overgezonden prijscourant, de Compagnie bij verkoop van de goederen en het niet naar Batavia zenden van goud, voor ƒ 14.429 benadeeld is. Dit bedrag is het bestuur ter vergoeding opgelegd. Er is verantwoording gevraagd over lagere dan in de brief van 25 juli 1757 bevolen winsten. Wat door de aanrekening van het goud van ƒ 378,- het mark fijn gewonnen is, moet niet ten voordele van de textiel, maar op de winst- en verliesrekening ten goede gebracht worden. Het is verboden het goud dat naar Batavia gezonden wordt, met 4 % rente te belasten. Het ijzer moet 50 % winst opleveren, de equipagegoederen één kapitaal en het houtwerk twee, terwijl op de verkoop van equipagegoederen en houtwerk zoveel mogelijk bezuinigd moet worden. De bestelling van textiel die niet de vereiste winst oplevert, was buitensporig. Daarom is die niet geleverd en de overige slechts naar behoefte, terwijl is bevolen geen textiel te bestellen die minder dan de vereiste prijzen haalt. De in 1759 met de Pasgeld te Batavia aangevoerde 176 pikol, of 22.000 lb gewone witte benzoë, ingekocht te Padang, is voor rsd 18,- de pikol aangenomen, en de 282 pikol, of 35.250 lb benzoë, ingezameld te Baros, voor rsd 9 de pikol. Wat ze meer kostte is tot die prijs teruggerekend om door de inkopers vergoed te worden. Het bestuur is aangeschreven dat het beter moet opletten, want de 22.000 lb benzoë is in de brieven van 22 juli en 18 oktober 1759 aangeschreven voor ƒ 48.569, maar in de factuur slechts aangerekend voor ƒ 9346. Het bestuur mag te Baros textiel ruilen tegen goede kamfer, mits niet meer dan 3 pikol per jaar. Omdat ze niet tegen goud omgezet kunnen (Verder is een somma van ƒ 6106 uit de boedel van de overleden Thijmon Pieter van Herseele ter worden en door de hoge verkoopsprijs lang zouden blijven liggen, is het bestuur in de brief van 15 oktober 1760 bevolen 126 stuks fijne gingams en 31stuks ruwe muris publiekelijk te verkopen. Het uitnodigen van de regenten uit het zuiden om naar Padang te komen, zoals die uit het noorden al deden, om de peperverbouw te stimuleren, is onnodig en al dat reizen heeft geen nut.) Daarenteegen hebben wij ons genoegen betuygt dat de winsten in 't jongste boekjaar 1758/9 tot Padang ƒ 26.751,2,- meerder en de lasten ƒ 23.885,6,- minder dan in 't boekjaar 1757/8 belopen hadden, en dus Padang ƒ 50.636,8,- tevoren geraakt was. Waarbij wij egter geremarqueert hebben dat de winsten niet sijn te vergelijken met het capitaal, dat tot den westcusthandel g'employeerd is, en dat de lasten nogal verre boven 't bepaalde bij de memorie van menagie lopen. Weshalven wij ook gerecommandeert hebben de verdere verbetering van 's Compagnies staat daar ter custe soveel doenlijk te behartigen, gelijk wij mede den Adjerhadja's resident onse verwondering te kennen gegeven hebben dat op een capitaal van ƒ 89.543,6,8 in een rondjaar omgezet, niet meer geprofiteert was dan ƒ 23.773,14,8 en 27 procent schaars. Alwaaromme wij ook gelast hebben de lijwaten en het zout voor niet minder dan voorwaarts gespecificeerde prijzen af te staan. Fol. 561v-562r. vergoeding opgelegd wegens teveel genoten provisies, en ƒ 2790 voor het betaalde aan meerdere justiële dienaren. De weduwe van Willem van Rijn is ƒ 496 en de onderkoopman Jan Fredrik Lansius ƒ 2054 opgelegd wegens fouten in de negotieboekhouding, en aan kapitein-militair Jan Jansz. Visboom ƒ 765 voor oneigenlijk afgeschreven geweren. Hoewel boven het vastgestelde, mogen de restanten aangehouden worden, zodat er geen bestelling van contanten hoeft te worden gedaan. Ter verzekering van de algemene orders, is bevolen dat het goud in de pakhuizen en de contanten aan zilver en koper in de grote kassa door de commandeur en de eerste administrateur zullen worden bewaard en verantwoord, terwijl de kassier zoveel krijgt als voor een maand nodig is. Het stofgoud moet direct na ontvangst tot staven gesmolten worden. Tevens moet maandelijks een rendement van de verkochte textiel en het daarvoor ontvangen goud worden gemaakt, wat met ieder schip naar Batavia meegegeven dient te worden. Zoals reeds bij de brief van 10 april 1759 werd bevolen, is opnieuw opgedragen de uitstaande schulden per 1 januari en 1 april met goud te vereffenen. Er is toestemming gegeven om ƒ 2277, dat successievelijk aan de regent van Natal, Baginda Maharadja Lello, is verstrekt, af te schrijven, omdat van hem niets te halen valt en de verstrekkingen toentertijd noodzakelijk waren. Blijkens het schrijven van 22 juli 1759 bracht de verpachting van de tol van inkomende rechten van 6 % in een jaar slechts het geringe bedrag van rsd 1750, ofwel ƒ 4200, op, maar gelukkig bleek uit de brief van 18 oktober 1759 dat de pacht van de sterke drank rsd 670, ofwel ƒ 1608, opbracht, wat rsd 420, ofwel ƒ 1008, meer is dan het voorafgaande jaar. Aan de gebouwen en vaartuigen, die in een zeer slechte staat zijn, mag ter herstel zoveel besteed worden als berekend is, terwijl zoveel mogelijk materialen worden toegezonden en er zeer zuinig gedaan moet worden. Er is geklaagd dat er te weinig houtwerk is om de tandjungpura de Kraanvogel, waarvan de buitenkant in drie jaar zo verrot zal zijn dat ze niet meer te herstellen is, te repareren. Er is gevraagd waarvoor de in 1758 gezonden 50 planken voor prauwen en 250 gezaagde planken dan wel gebruikt zijn en of deze daarvoor niet voldoende waren. Voortaan moet bij de bestelling van houtwerken vermeld worden waarvoor ze gebruikt gaan worden. De resident te Airhadji mag de meerkosten voor een klein wachthuisje en het vernieuwen van de grondbalken van het huis voor rsd 85,- afschrijven. De omheining met bomen, die om de drie jaar vervangen moet worden, mag vervangen worden door ijzerhout uit Indrapura, dat volgens de resident 50 jaar meegaat. De kosten mogen niet meer dan rsd 500,- bedragen, aangezien de omheining met bomen in drie jaar rsd 125,- kost.) gecommuniceert dat de smokkelarijen derselve om de noord meer en meer toe nam, als zig niet ontsiende digte bij Baros alle de witte gom van Tappous af te halen en na zig te neemen, mitsgaders dat een Engelse brigantijn van Bengale aldaar g'arriveert was, die sijne lading van zout, amphioen en lijwaten tegens bensuin getrocqueert hadde, ongeagt de protestatie daartegens door den resident gedaan. Waaromme sij ook versogt hebben om ten spoedigsten met twee à drie kruysvaartuygen voorsien te werden, teneynde die smokkelarijen te beletten. Fol. 564v-565r. Belangende de Engelsen, so hebben de ministers ons bij brieve van 22 julij 1759 (Dit verzoek is afgewezen, omdat de Compagnie nooit, zoals een smokkelaar, alleen witte benzoë kan accepteren, maar steeds alles tegelijk moet nemen. Het verzoek wekt achterdocht, want er waren al de voorgeschreven vaartuigen, en het ene ontbrekende is toegezonden. Over justitiële zaken valt uitsluitend te melden dat kwartiermeester Jan Keijzer met de processtukken naar Padang is gezonden om daar aan de galg te worden opgehangen tot de dood volgt. Uit de brief van 18 oktober 1759 bleek dat de post te Priaman op 16 september 1759 verbrand is, waarbij 10 pakken juist ontvangen textiel en de voorraden ter plaatse t.w.v. rsd 2989, of ƒ 7175, en de post, die ƒ 5185 gekost had, verloren gingen. Het bestuur verklaarde dat het het personeel daar niet valt aan te rekenen, maar het is de fiscaal opgedragen een onderzoek in te stellen en schriftelijke verklaringen onder ede door de resident te laten afleggen. Mocht er van onachtzaamheid sprake zijn, dan moet bij de Raad van Justitie een eis tot schadevergoeding worden ingediend. Als dat niet het geval is, dan moeten alle stukken naar Batavia opgezonden worden. Hieruit is gebleken dat de brand door een ongeval is ontstaan. De voorraden te Priaman en de post zelf mogen afgeschreven worden en er mag zo goedkoop mogelijk een wachhuisje, met pannen gedekt, gebouwd worden. Ook is goedgekeurd dat op verzoek van de regenten te Airbangis vier kanonnen en ammunitie, een korporaal en zes gewone Europese soldaten, een Buginees korporaal en vier soldaten daar zijn achtergelaten om Compagnies bezitsrecht te handhaven. In de brief van 22 juli 1759 is toestemming gegeven te Baros naar oud gebruik waterputten te graven beschoeid met planken, zodat goed drinkwater bijdraagt tot de gezondheid. Aanvoer van water per schip van het eiland Muyselaar kan wel 3 à 4 dagen duren, zodat het garnizoen brak water moet gebruiken, wat slecht voor de gezondheid is. Aan de Maleise koopman Malim Hage mag voor in 1758 geleverde 2 last rijst rsd 60,- betaald worden, terwijl rsd 100,- aan huurloon van een vaartuig, dat van Padang naar Pulau Tjinkuk is gezonden met benodigdheden voor de daar teruggekeerde Pasgeld, voor rekening van de Compagnie mag komen. Eveneens mogen de kosten bedragende ƒ 9645 van de in 1759 bij Croll verongelukte sloep Edam, bedragendeƒ 9645, op het generaal kantoor afgeschreven worden. In plaats van de sloepen de Goudvink en Meeuw, is buiten de sloep Roos, de Hazewind toegestuurd met een tandjungpura met houtwerken voor een schouw en een balans met schalen en gewichten te gebruiken voor peper te Priaman, en tevens de gevraagde specerijen, tarwe en smeltkroesen. Mocht het weer gebeuren dat de laatste niet beschikbaar zijn, dan moet er stofgoud naar Batavia verzonden worden, om daar door beëdigde personen versmolten te worden. De boekhouder-generaal berichtte in de vergadering van 25 juni 1760 dat de Padangse negotieboeken over 1757/58 niet alleen zeer slordig waren bijgehouden, maar er ook twee lompe fouten in voorkwamen. De houders van deze boeken zijn niet alleen veroordeeld tot het schrappen van de nummers, maar ook tot een boete van rsd 100,- als douceur voor de boekhouder-generaal. Voor het gepasseerde tussen de Fransen en Engelsen wordt verwezen naar de brieven van 25 april en 15 oktober 1760. Wel is het bestuur gevraagd om een verantwoording voor het meegeven van een loods aan Charles-Henri graaf d’Estaing bij zijn vertrek van Padang naar Benkulen, wat geheel voor rekening van de opdrachtgevers wordt gelaten. In de geheime brief van 26 augustus is een redelijk afdoend antwoord gegeven. Voor de verandering betreffende de dienaren in het hoofdbestuur wordt verwezen naar de brief van 25 april 1760. De onderkooplieden Joseph Chailje en Aarnout Wierman krijgen naast het hoofd van de militie zitting in de Politieke Raad. Het personeel waarop bezuinigd is, moet naar Batavia worden gezonden, behalve twee assistenten die zijn toegestaan. Meer is niet nodig, omdat voor het in ontvangst nemen van peper twee soldaten of anderen gebruikt kunnen worden. Het zeer absurde verzoek om een aparte boekhouder voor het negotiewerk is afgewezen. Het aanhouden van boekhouder Meertensz., een boekbinder, kuiper, zeilmaker, scherprechter en beul is geaccepteerd. Boekhouder Ludewig is ontslagen van vergoeding van teveel genoten gage en boekhouder Paringauw mag zijn boekhoudersgage en rang behouden, maar het toestaan van gage aan vier van de militie en zeevaart naar de administratie overgegane dienaren is afgewezen, omdat het tegen de orders is. Assistent Meertz is tot essayeur aangesteld en de gage van ziekenbezoeker De Koning is tot ƒ 30,- verbeterd. Predikant Johannes Gabriël Relotius is naar Padang gestuurd om de sacramenten te bedienen en is alweer teruggekeerd. In antwoord op de geheime brieven is de behandeling van twee Franse schepen te Airbangis goedgekeurd en het zenden daarheen van de sloep de Roos met twee gecommitteerden, alsmede de aan hen gegeven bevelen. Ze kregen toestemming, mochten Natal en Tapanuli weer aan de Compagnie komen, de inlanders toe te staan de fortificaties te slechten en om er slechts een Buginees korporaal en twee gewone soldaten te plaatsen en een vlag te planten. Het bestuur moet Franse schepen net zo gerieven als Engelse en de neutraliteit handhaven. Er is geklaagd over de zorgeloze huishouding, aangezien vergeten was buskruit te bestellen, zodat er slechts 3000 lb voorraad was. Voor de gebeurtenissen met de Fransen wordt verwezen naar de brieven van 25 april en 15 oktober 1760. Omdat er over geprotesteerd is, is het verblijf van Franse en Engelse zieken en enige Engelse krijgsgevangenen te Padang aanvaard, hoewel het had moeten worden afgewezen, of althans had moeten geschieden na uitdrukkelijk verzoek. Er is bevolen Charles-Henri graaf d’Estaing te vragen ze bij vertrek mee te nemen en, als hij daartoe niet genegen is, te protesteren. Het is een onvoorzichtige en met de neutraliteit strijdige daad dat de sloep de Roos heen en weer voor Benkulen moest patrouilleren en de stuurman de bevelen van graaf D’Estaing niet alleen moest gehoorzamen, maar dat deze ook van het vaartuig gebruik kon maken. De verantwoordelijkheid is voor hen die hier voor stemden. Het aanbod van de Fransen om alle peper die zij op de westkust op de Engelsen weten te bemachtigen, aan de Compagnie te leveren, moet beleefd afgewezen worden en wat zij veroverd hebben, moet aan de Fransen blijven. Ook mag er niet worden ingegaan op het aanbod om bij verovering van Benkulen op de Engelsen de Compagnie meester van de westkust te maken. De overgave van Natal en Tapanuli door de wettige regenten is geaccepteerd en in Natal moet men in een apart huis trekken, waar de Engelsen geen recht op hebben. Het fort, de ammunitie en wat van de Fransen geaccepteerd is, moet gerestitueerd worden. Mocht er daar een fort nodig zijn, dan mag commandeur Christiaan Lodewijk Senff dat te Natal bezetten, maar zo niet, dan moet de regenten verhuld gevraagd worden het te slechten. Als de inlanders de peper die van de op de Engelsen veroverde plaatsen komt, aan de Compagnie willen leveren, dan moet ze aanvaard worden, alsmede de peper die de Fransen veroverden en aan de inlanders verkochten. Dit is conform de goedkeuring van Heren XVII in de brief van 30 juli 1721. Natal en Tapanuli blijven onder Baros ressorteren. Het oprichten van een batterij om de Padangse rivier te beschermen en een landing te beletten is goedgekeurd. Er is een aparte missive van de twee commandeurs Christiaan Lodewijk Senff en Fredrik van de Wal van 25 augustus 1760 ontvangen, waarvan het merendeel in de brief van 15 oktober 1760 is te vinden. De regenten van Natal en Tapanuli zijn naar Padang uitgenodigd om de contracten te vernieuwen. De resident is opgedragen de inlanders zoveel mogelijk van de Engelsen naar de Compagnie toe te trekken en hun bescherming tegen de Atjehers te beloven. Het Engelse fort is door enige inlanders, die zeiden door de Fransen te zijn gezonden, geheel ontmanteld. Er is erg geklaagd over de slechte staat waarin het garnizoen en de fortificatiewerken te Padang verkeren. Er zal, zodra het is ontvangen, worden nagedacht over het plan van Christiaan Lodewijk Senff, in plaats van een batterij bij de rivier, Padang op een goedkopere manier te versterken. De aftredende commandeur Fredrik van de Wal maakt zijn excuus over het te weinig bestellen van buskruit. De reden is de slechte en gevaarlijke staat waarin de kruitkelders zijn. BENGALEN Met de Osdorp, Bleiswijk, Vlissingen, Oranjezaal, Zeelelie en Lekkerland is naar Bengalen gezonden) Aan contanten 19.584 marcq trois aan 2448 staven bhaar zilver 8759/64 marcq realen van agten 115/8 marcq ongangbaar payement stux goude ropia's 3000 goude ducaten ,, 2000 zilvere Persiaanse nadries 90.000 ,, 766.998 ,, zilvere ropia's 1.909.776, ,, ponden koper Japans in staven 300.000 ,, ,, platen 100.000 ,, 40.000 ,, 75.000 200.000 ,, 46.0521/2 ,, ,, 31.120 35.072 ,, ,, 3.696 160 ,, ,, looth Hollands thin Banca's sappanhout Siams alluyn witte Chineese notenmuschaten garioffelnagelen foelij of macis canneel fijne Ceylonse Aan koopmanschappen ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 1, 614.448, 2.551, 222, 6, 8 62.700, 12.700, 78.750, 1.138.403, 8 -, 19, - - -, -, -, - - - 16, -ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 91.680, 57.600, 4.000, 24.375, 9.000, 2.805, 6.224, 14.028, 2.217, 48, 14, - -, -, -, -, -, 14, -, 16, 12, - - - - - - - - - camphur Japanse 8 ƒ 93, 5, 8 ƒ 212.073, Tot onderlaag pro patria ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 110.691, 2, - 85.800, -, 4.680, -, 3.120, -, 93.600, -, 17.091, 2, Uit de administratiën alhier ƒ 9, ƒ 11, te samen bedragende een montand van ƒ 5, 8 - - - - - ƒ 62.628, 8 146.137, - 2.441.306, 2211/2 ,, 1, sappanhout Siams sappanhout Bima's 600.000 ponden peper swarte 100.000 ,, 100.000 ,, Aan provisiën voor de tehuysreyse 8, Waarbij g'addeert de contanten die met het schip Mitsgaders 't geaccepteerde door de ministers diverse equiepagie en wapengoederen, provisiën etc. en in aanreekening geschenken en Bataviase ongelden 't Huys te Manpad direct uyt Nederland na Bengalen gesonden sijn, bedragende na de vaderlandsche prijs ƒ 392.708,12,- en na de Indiase evaluatie op assignatie en wissel so na Nederland, als Batavia in 't boekjaar 1758/9, 'twelk vide Houglijse brief van den 19e maart 1760, beloopt op assignatie na Nederland ,, wissel na Batavia heeft 30 tonnen schats of aangebragt 469.291 ponden salpeter 171.750 dito amphioen in 1145 kisten 306 pakken en kisten met diverse lijwaten 6 kisten met zijde stoffen 10.000 ponden pakgaren 20.000 pees goenij zakken So blijkt dat Bengalen in anno 1760 bekomen Daarentegen is met de scheepen Blijswijk en Vlissingen van Bengalen op Batavia 470.276, ƒ - 76.734, ƒ - ƒ 441,12, 8ƒ 77.176, 3, 8 11, ƒ 17, 2.988.758, - ƒ 12, ƒ 5, ƒ 6, ƒ 12, ƒ 14, ƒ 15, 66.590, - 516.748, - 262.304, 8 11.225, - 3.284, - 7.790, - 5.014, - 1.582, - 1.280, 8 20.000 pees lange goenijs 3000 ponden zeylgaren 15.657 dito londt 36 pees verlakte schilden 6621/4 ponden bedurvene specerijen 250 dito kopere gewigten 30 pees metale canons In aanrekening na deese hoofdplaats Visvliet voor Zeeland, volgens de sommariums g'insereert in de copijen der brieven aan Uw Wel Ed. Hoogagtb. geschreven gedateerd den 12e november 1759 en 28e januarij 1760, vandaar na Nederland versonden een montant van ƒ 2.174.929,-,8. volgens notitie, te vinden in der ministers missive van den 19e maart 1760, bestaan in En met de scheepen 't Huys ten Donk en Welgelegen voor de kamer Amsterdam en Den generalen insaam zedert primo september 1758 tot ultimo augustus 1759 heeft 73, 16, 8 -, -, - -, -, - 1.924, - 35.435, - ƒ -, ƒ 17, ƒ 8, ƒ ƒ ƒ ƒ 10, ƒ 8, ƒ 8 Somma 4, 913.255, Voor Europa ,, ,, ,, fijne Houglijse lijwaten grove dito dito Cassembazaarse dito dito zijde stoffen 53.681 pees 21.368 27.766 5456 51.951 ponden Cassembazaarse zijde 39.820 pees 4950 257.085 ,, ,, 22.200 1.626.786, ponden cattoene garen Pattenase lijwaten salpeter borax dito grove dito Cassembazaarse dito dito zijde stoffen Pattenase lijwaten amphioen 10.409 pees Houglijse fijne lijwaten ,, 16.810 ,, 10.279 ,, 4352 802 ,, 174.000 ,, 1 te Houglij pond muscus 9, - Voor Indiën ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 13, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 596.646, 151.644, 176.902, 51.838, 358.535, 240.736, 3.913, 28.809, 17.759, 15, - 6, 14, 7, 16, 11, 3, 12, 7, 8 8 - 8 - - - - 8 ƒ 120.538, 99.857, 53.493, 77.696, 2.197, 454.897, 136, 5, - ƒ 1, - 10, 8 -, 8 15, 8 10, - 6, 8 808.816, De generaale restanten hebben onder ultimo augustus 1759 volgens de boeken bedragen 7.306.003, - ƒ 16, ƒ 2, 2.435.603, - 1, 8 - ƒ Somma 13, ƒ 16, 1.529.389, 8 1.798.988, - 520.108, 4 9.625.101, ƒ 17, ƒ 12, ƒ 4 of te samen 5, 1.560.425, 353.095, 7, 19.746, - 3.462.656, ƒ ƒ 1.913.520,8, 8 te Cassembazaar te Pattena Waaronder op gemelde datum aan contanten en koopmansz. volgens ontfangen memoriën bevonden sijn te Houglij aan contanten en aan coopmanschappen Te Cassembazaar aan contanten sijnde, aldaar geene handelwaren restant, te Pattena aan contanten wesende aldaar, meede geene koopmansz. aan handen, Waarvan de contanten zedert, of onder ultimo februarij 1760, door dies employ, blijkens notitie g'insereert in meergemelde brief van den 19e maart 1760, vermindert sijn tot En de koopmanschappen daarenteegen door de meerder aangebragte dan omgezette partijen, volgens een ontfangen memorie te Houglij, vermeerdert tot Over zulx de contanten en koopmanschappen in de directie van Bengalen onder ultimo februarij 1760 hebben bedragen Fol. 573r-575r. (Er is het bestuur een ernstig verwijt gemaakt over de slordigheid waarmee de brief van 19 maart 1760 met bijlagen, waarin verslag werd gedaan over het voorafgaande jaar, is opgesteld. Slechts met grote moeite kon een indruk gekregen worden van wat het voorafgaande jaar was verricht. Die brief werd bovendien pas op 18 mei ontvangen, terwijl er nu en dan ernstig was aangedrongen op vroege verzending van de papieren. Om op tijd bevelen te kunnen geven, moest de behandeling door de Hoge Regering in grote haast geschieden. De belangen van de Compagnie konden zo op sommige punten niet goed behartigd worden, doordat er op berichten van ondergeschikte dienaren gewacht moest worden. Soms zijn zaken wel een jaar uitgesteld, of op de lange baan geschoven, wat wegens het belang van de vestiging en het aantal kwesties zeer ongewenst is. Als er in september geen bericht naar Batavia kan gaan, moet er eind augustus met een sloep een schets van de stand van zaken naar Bimlipatam gestuurd worden, dat dan met het schip uit Coromandel meegegeven kan worden. Het excuus dat is aangevoerd voor het feit dat er geen schepen gezonden zijn, namelijk dat er bevolen was om de Vlissingen, Vrouwe Elisabeth Dorothea en de Mossel te gebruiken voor de verscheping van opium, die pas in januari te Hooghly binnenkomt, en om de Prinses van Oranje in december via Coromandel naar Batavia te zenden, die derhalve midden november zou moeten vertrekken, gaat niet op. Immers er zijn heel andere schepen naar Batavia gezonden en de schepen waarvoor ƒ 8, ƒ - ƒ 6, ƒ 15, 666.876, - 2.279.854, - ƒ 1, 2.946.731, - ze het bezwaar aanvoerden, zijn wel degelijk via Coromandel afgezonden. Bovendien is er in december, toen de onrust allang voorbij was, geen schip via Coromandel gestuurd. Het daarop gevolgde besluit om de Prinses van Oranje niet te zenden, had geen enkele grond, omdat het besluit tot vertrek op 11 oktober 1759 was gevallen, zodat het schip midden november gereed had kunnen zijn. Het had voor de onlusten kunnen vertrekken, net zoals de Visvliet en ’t Huis ten Donk op 20 november zee gekozen hebben. Overeenkomstig het bevel in de brief van 9 april 1757 had het bestuur één van de acht voor handen zijnde sloepen met berichten moeten zenden. Uit het besluit van 21 november om de sloep de Troonprins te zenden, blijkt dat dit begrepen was, maar op 8 januari 1760 is daar weer van afgezien. Hoewel het best mogelijk is geweest, is er verder niet aan gedacht schepen of vaartuigen te laten vertrekken. Pas op 8 januari 1760 werd besloten de Bleiswijk te laten uitvaren, maar er is, tegen de instructies, gewacht totdat de papieren klaar waren, zodat het vertrek pas op 8 februari plaatsvond. Er is verder groot ongenoegen geuit over het vertrek, geheel buiten de tijd, van de Welgelegen op 9 februari 1760. Er wordt verwacht dat het bestuur, om ernstig gevaar te vermijden, zich voortaan aan de voorgeschreven vaartijden zal houden. Dit jaar zijn als retourschepen via Bengalen bestemd de Vlissingen voor de presidiale kamer van Zeeland, de Osdorp en Oranjezaal voor Amsterdam en de Bleiswijk voor Delft. Direct, of via Coromandel, zijn naar Bengalen gezonden de Zeelelie en Lekkerland om, naast het vaderlandse schip ’t Huis te Manpad, de goederen voor Azië te vervoeren. Besteld zijn 1200 kisten opium en textiel etc. voor Kaap de Goede Hoop, die direct daarheen met de retourschepen dient te worden meegegeven, met een opsomming daarvan in de brieven naar Batavia. Het bestuur heeft gevraagd als onderlaag in de retourschepen koffie in plaats van salpeter te mogen gebruiken, in het geval er niet genoeg salpeter beschikbaar mocht zijn. Er is echter bevolen de voorraad van 300.000 pond peper te gebruiken, of aan te vullen uit de 600.000 pond die uit Batavia zijn gezonden. Als er gebrek aan salpeter is, is bevolen om als ballast metselstenen te gebruiken, daar die nog geen ƒ 2,- de duizend stuks kosten. Wat de schepen en vaartuigen betreft is het) ---van zeer veel importantie en gewigt gevonden het moetwillig verlaten van de vloot door den schipper van het retourschip Visvliet, Justus Baak, en het niet aandoen van de cust Cormandel, maar het voortzetten van de cours naar Bengalen direct strijdig met sijne ordre. En zulks ter zake van de nootlottige gevolgen die de premature aankomst van sijnen bodem na sig gesleept heeft, waarbij 's Compagnies belang so merkelijk geïnteresseert is geweest. En om die reden niet alleen onse uyterste surprise en ontstigting betuygd, so over den fiscaal Schevichaven, die reeds den 23e augustus gelast sijnde de journalen van dien bodem te examineeren en nauwkeurig informatie te nemen omtrent het afzeylen van dat schip van de vloot, eerst ter sessie van den 2e november, en dus bijna 21/2 maanden daarna, van een declaratoir so suspect als vreemd gedient heeft, verklarende gemelde Baak kost en schadeloos vrij van eenig wandevoir en buyten eenige verdere aanspraak. En waarbij hij, niettegenstaande eenige geformeerde bedenkingen der leden dat gemelde Baak geensints onschuldig wegens pligtversuym gehouden kon werden, den 9e november is blijven persisteren volgens een ten dien dage overgelegt declaratoir. Als over de ministers in 't bijsonder die niet alleen ten eenemaal overtuygt van de ruïneuse gevolgen uyt de ontijdige arrive van dit schip voortgevloeyt, ook, of tenminsten sommige van de leden, niet geheel buyten suspicie te houden sijn dat se die saak, gemerkt de redenen van de verlating der vloot, weynig voldoende geoordeelt moesten werden. Met so weynig ernst en tegen alle regt en ordre behandeld hebben en sulx niettegenstaande tot versekering van het strafwaardig gedrag van voormelde Baak gestrekt moesten hebben dat den lieutenant collonel Roussel, bij twee sijner brieven, desselfs verwondering aan de ministers betuygt heeft dat 't schip Visvliet met den schipper Baak het eerst na Europa was aangelegt, schoon denselven door sijn ongehoorsaamheyd en lust om sijn particuliere negotie het eerst te verkoopen alle swarigheeden verwekt hadde. Soals ook bij een verklaring van alle scheepsoverheeden bleek dat hij Baak willens en wetens uyt de vloot gezeylt was, en waarom gemelde Roussel desselfs versending na Nederland voor reekening en verandwoording van den directeur Bisdom gelaten heeft, onder vertoning nogthans dat het best was gemelde Baak na Batavia op te senden om sijne zaken te verandwoorden. 'Tgeen wij de ministers ook hebben voorgehouden ten regten geposeert te weesen, onder eenige verdere aanmerkingen over haare gants ongehoorde en tegen alle ordre (Omdat alle processtukken, zelfs het declaratoir van de fiscaal te Hooghly, ontbreken, is bevolen deze (De visitateur-generaal heeft de verstrekkingen van scheepsbenodigdheden en voorraden aan de schepen die strijdende behandeling in deesen, latende die zaak voor het overige in sijn geheel ter haarer verantwoording. Fol. 579v-581r. naar Batavia te zenden, zodat ze door de advocaat-fiscaal en de opperequipagemeester onderzocht kunnen worden. Aangezien er niets op tegen is om in het vervolg zulke schippers van hun schip te halen, is bevolen hen met de stukken voortaan naar Batavia te zenden, of althans niet te laten repatriëren.) Wijders is ons nog voorgekomen een ander geval, namentlijk het afdrijven en verlaten der andere scheepen in 't gevegt tegen de Engelschen op den 24e november 1759 door den schipper van het schip d' Elizabeth Dorothea, Willem du Bois. Dat met geen minder inattentie behandelt is, dewijl meergemelde fiscaal Schevichaven bij een declaratoir, dat met verscheydene door hem tegen geduide schipper ingewonnen stucken ter onser nadere dispositie herwaarts gerenvoyeert is, almeede verklaart geen fondament van actie te hebben, of soude nadere stukken moeten inwinnen. Waarvan wij de invaliditeyt en ongegrondheyd de ministers onder een ernstige reproche aan meergemelde fiscaal voorgehouden hebben en ondertusschen de gemelde stukken aan den advocaat fiscaal overgegeven, so om deselve te examineeren, als om zulke nadere enquesten te doen, als sijn ampt en pligt soude meedebrengen. Die daarop ter onser sessie van den 18e november 1760 van berigt gediend en gemelde schipper Du Bois wegens het afdrijven met 't schip de Vrouwe Elizabeth Dorothea ten daage van 't gevegt ten eenemaal onschuldig verklaart hebbende, met aantooning dat die afdrijving door den commissaris George Lodewijk Vernet bij een schriftelijke ordonnantie aan alle en dus ook aan hem Du Bois gelast was. En dus niet anders gedaan hadde, dan sijn pligt vereyschte, namentlijk de ordre van sijn gebieder prompt te observeeren, so heeft men die zaak daarbij laten berusten. Fol. 581v-582r. daar aanlegden, alsmede de afschrijvingen van ontbrekende ammunitie en equipagiegoederen, waartoe op 11 november 1759, 18 en 26 januari en 19 februari 1760 was besloten, onderzocht. Op zijn bericht is 19 augustus 1760 besloten deze goed te keuren. Omdat de verstrekking van rantsoenen strijdig is met het onlangs uitgevaardigde reglement, is om uitleg gevraagd en bevolen dit reglement te volgen. Dat het bestuur een in de voorafgaande jaren toegezonden bericht van overschrijding van de onkostenrekening van de schepen tot het aanzienlijke bedrag van ƒ 22.086 slechts had laten verantwoorden door de equipagemeester en zonder toelichting of diens optreden aannemelijk of niet aannemelijk was, heeft teruggezonden, is irregulier en onvolkomen. De equipagemeester gaf daarbij nog wel aan dat hij geen nieuw reglement heeft ontvangen. Het lijkt wel of zo’n voor de Compagnie nadelige som geen verantwoording behoeft. Er is bevolen of de vergoeding te innen, of zulke aannemelijke redenen te geven dat tot ontheffing daarvan kan worden besloten. In strijd met de verwachting dat de onkosten aan de zeil- en roeivaartuigen lager zouden zijn dan de daarvoor bepaalde ƒ 28.600, zijn deze, hoewel er nieuwe vaartuigen verstrekt waren, ƒ 6878 meer geweest dan het voorafgaande jaar. Ze kwamen uit op ƒ 35.297 en daarmee ƒ 6697 boven het voorgeschreven bedrag. Er is verwondering over uitgesproken dat, ondanks het advies van de controleurs van de negotieboeken, de equipagemeester niet om uitleg is gevraagd. De memorie van deze onkosten is aan de opperequipagemeester ter controle voorgelegd en zijn advies is met de Lekkerland naar directeur Louis Taillefert gezonden om te onderzoeken wat volgens beëdigde verklaringen kan passeren en wat door wie het betreft, vergoed moet worden. Er is bevolen een proef te nemen met een jaarlijkse aanbesteding van de reparaties en het te gunnen aan de laagste inschrijver. De gezagvoerders van de schepen klaagden over de geringe voorzorg tot een veilige afscheping van goederen te Hooghly bij het aan boord brengen. Gezien de diefstal van 441 stuks textiel uit 31 pakken die de gezagvoerders van de Vlissingen, zowel als het bestuur constateerden, lijkt deze klacht gegrond. De textiel was op een inheems vaartuig naar Hooghly teruggezonden. De stuurman, zes roeiers en enige bedienden zijn gearresteerd voor nader onderzoek. Het bestuur is voorgesteld zulke vaartuigen door Europeanen te laten bewaken en het is aanbevolen er voor te zorgen dat die textiel betaald wordt. Aangenomen wordt dat dit reeds is geschied met een kist opium en 20 zakken salpeter die eveneens door inheemsen vermist raakten van de Bleiswijk. De gezagvoerders van de Bleiswijk en Vlissingen zijn belast met de tekorten op de textiel en salpeter. Zij klaagden over de slechte kwaliteit van de salpeterzakken, waardoor er in andere moest Ons voorts nog bij opening van twee heele en een halve kist met amphioen per 't schip worden overgestort, of er een tweede zak omheen gedaan moest worden. De Bleiswijk had de salpeter ongewogen aan boord ontvangen en de Vlissingen had 500 zakken ongewogen uit de Bleiswijk moeten overnemen. De verzoekschriften en verklaringen van die gezagvoerders zijn naar Bengalen gezonden, opdat het bestuur ze op waarheid toetst en bepaalt wie voor de tekorten verantwoordelijk is. Verder moet uitgelegd worden waarom van de Bleiswijk de weegverklaringen ontbreken, dan wel waarom het brutogewicht niet in de factuur is opgenomen. De gezagvoerders moeten bij ontvangst van lading een balans, schaal en gewicht aan boord hebben. Daar schijnt het aan te ontbreken. Als er bij aflevering in Batavia tekorten zijn, dan komt dat voor rekening van de gezagvoerders. De salpeter het voorafgaande jaar met de Osdorp aangevoerd, was zo slecht dat er boven het normale raffineerverlies 437/8 % verloren ging. Dat was 112.095 lb, wat ƒ 16,- de 100 lb, op ƒ 17.935 komt. Een hoeveelheid van 52.292 lb moet op die partij van 800 zakken, van de Engelsen te Calcutta ontvangen, door onderkoopman Jan Jacob Baptist Trembleij en boekhouder Flemming, die ze in ontvangst namen, vergoed worden en de overige 59.803 lb door de dienaren te Patna die ze inzamelden en zulke slechte goederen niet hadden mogen accepteren.) Vlissingen aangebragt, waarvan het bruto gewigt met het aangeschreevene bij factuur differeerde, tot veel ontstigting gebleken sijnde, hoeverre het bedrog omtrent Compagnies goederen reeds gepleegt werd. Nadien in de eene kist no. 660,- gevonden is een gewigt van 108 ponden netto aan droge kley en een lap verrotte goenij, en 't overige vuylenis en bladeren, waarmeede de amphioen ordinair afgepakt werd, en de tweede kist no. 1303 een quantiteyt van 3 ponden goede amphioen en 115 ponden droge kley, mitsgaders het resterende almeede vuylenis en bladeren en de derde niet anders dan 59 ponden netto aan droge kley en voor de rest vuylnis en bladeren. Fol. 586v-587r. (Een nauwkeurig onderzoek is gelast en één van de kisten is als bewijs teruggezonden. Het is duidelijk dat het in de pakhuizen te Hooghly en op de vaartuigen die de kisten aan boord brengen, ontbreekt aan toezicht. De klei was geheel droog en gevormd als opiumkoeken, waaruit blijkt dat de fraude in Bengalen werd gepleegd. Het verzoek van het bestuur om de pakhuismeester voor de helft te ontheffen van de het voorafgaande jaar opgelegde vergoeding van gestolen textiel en tekort gekomen opium t.w.v. ƒ 782 is afgewezen. Hij was al welwillend behandeld, doordat het voorafgaande jaar de helft de gezagvoerders van de schepen was opgelegd, terwijl de breuken in de opiumkisten oud waren en enige goederen zonder toezicht aan boord ontvangen waren. Ook een verzoek ontslagen te worden van vergoeding van ƒ 5191 voor teveel in 1751 gerekende tekorten aan de gezagvoerders van de schepen, teveel aan de pakhuismeester toegerekende procenten afschrijving en enige andere posten, vermeld bij besluit te Bengalen van 18 mei 1759, is afgewezen, na aftrek van ƒ 216 die reeds vergoed was. De aangevoerde redenen waren onvoldoende. Daarvan is wel de afschrijving van ƒ 799 toegestaan ten gunste van het opperhoofd te Kasimbazar George Lodewijk Vernet, wegens gecrediteerde interest op zijde, omdat de visitateur-generaal berichtte dat daarbij geen nadeel was geleden. De resterende ƒ 4176 moet door de desbetreffende personen in de kas gestort worden. Een bedrag van ƒ 6487 dat boekhouder Aukema aan belastingen in rekening bracht, moet binnenkort aan de Compagnie voldaan worden. Het herhaald verzoek tot ontheffing van de vergoeding van de helft van 73 staven goud is afgewezen. Ze hadden in 1756/57 minder opgebracht als de dukatons, die ƒ 52,- het mark fijn waard zijn. Er kon niet gunstiger dan in het voorafgaande jaar beslist worden, toen reeds een helft werd kwijtgescholden. Een toelichting is gegeven in de brief van 21 augustus 1760 naar Bengalen. De voordracht voor een gunstige beslissing op een volgens de visitateur-generaal te grote afschrijving door pakhuismeester Johannes Bacheracht van 80.802 pond salpeter is afgewezen. De vergoeding van ƒ 10.039 met een zesde gedeelte voor de ontdekker is ongerijmd, want Bacheracht had het verzoek niet gedaan. Hij toonde aan geen uitleg te kunnen geven en zijn verantwoording te moeten uitstellen, totdat hij het bericht van de visitateur-generaal ontvangen had. Dat is nu toegezonden. Een tekort van 572/3 % op 15 sokkels foelie is aanvaard, mits er een nettere en accuratere verantwoording van wordt gegeven. Na lezing van de uitleg over een bericht van negotieboekhouder Bacheracht aangaande voortlopende en onbetaalde rekeningen en van de desbetreffende besluiten van het bestuur van 19 februari 1760, is met tegenzin ingestemd met de afschrijving van het restant van het debet van het overleden opperhoofd te Kasimbazar, Bartholomeus Aukema, van ƒ 227.191, omdat het bestuur getuigd dat van die boedel niets meer te halen valt. Maar wat volgens de aantekening bij de boedelinventaris van 1754 aan Aukema’s natuurlijke zoon is gelegateerd, moet, zo dat niet gebeurd is, volgens het bevel in de geheime missive van 5 augustus ƒ ƒ ƒ 7.141, 13.949, 36.721, 8, 4, 4, - 8 8 Ons voorts, bij het meermelde berigt en der ministers missive van den 19e maart (De schuld van de leverancier van guni en gunizakken, Horrij Kissensijern, van ƒ 40.491 en die van de 1755 ten gunste van de Compagnie gebracht worden, of degenen die deze uitkering ongekwalificeerd deden, moeten haar vergoeden. De Compagnie kan een som van die omvang niet aan één dienaar opofferen. De resterende schuld van de eerste makelaar Bindrabon voor teruggegeven opium moet dit jaar met de te ontvangen gelden vereffend worden. Hij had uiterlijk eind januari 1756 moeten betalen en er is nimmer aangemaand. De gerepatrieerde secretaris Michiel Bastiaanse en anderen die voor deze schuld al hadden betaald of borg gestaan, moeten hun geld ontvangen of van de borgtochten ontslagen worden.) 1760, zeer onverwagt tevoren gekomen weesende dat de agterstallen der kooplieden Radinaat Sercaar tot Radjent Sercaar en Gopinaat Raaij welke somma's deselve bij slot van reekening schuldig sijn gebleven, zeer dubieus staan, ofwel weder te krijgen souden sijn, dewijl ons van deselve geen kennisse gegeven, dan wel eenige bekommering daarover gemaakt is. Also bij missive van den 15e maart 1759 eenlijk gezegt werd dat Raadjent op de besorging van 't jaar 1755 ropia's 14.860,111/7 en Jopinaat8 ropia's 26.228,141/4 op die van 1757 ten agteren was gebleeven, sonder dat daarbij van den derden gemeld werd, hebben wij daaromme die posten niet geaccepteert, maar de ministers gerecommandeert deselve ten spoedigsten te verevenen. Fol. 591r-v. overleden makelaar Damudar Sirkar van ƒ 15.647 moet zo snel mogelijk vereffend of door de een of ander betaald worden, omdat de Compagnie dat geld niet kan missen. De leverancier te Dhaka Mirza Reza is ƒ 217.763 schuldig als voorschot op de levering van textiel en in de negotieboeken loopt er nog een schuld van hem van ƒ 171.836. Onder het hoofd leverantie van textiel staat evenwel dat er met hem geen aanbesteding van Dhakase textiel heeft plaatsgevonden en elders is met hem daarvan ook geen sprake. De gelden zijn dan in 1758 afgegeven, waaruit blijkt dat de kooplieden traag zijn, of niet aan leverantie gehouden worden. Zo raken de leveranciers insolvent. Het is onredelijk dat de Compagnie haar geld zolang zonder vergoeding moet missen, terwijl ze zelf, als er geen voorschot wordt gegeven, op 3/4 van het aanbestede kapitaal interest moet geven. Er is bevolen de resterende schuld van Mirza Reza van ƒ 217.763 te innen, met interest vanaf het moment dat er geleverd had moeten worden, terwijl het hele bedrag voor rekening van het bestuur ter plaatse wordt gelaten. Bij controle van de negotieboeken bleek dat de hoofdgomasto Totaram voor textiel, waarvoor hij in 1758 een voorschot van ƒ 148.423 had gekregen, eind augustus 1759 nog ƒ 506.117 schuld had, hoewel zijn leverantie niet in 1758, maar in 1759 was geschied. Het voorstel van de gecommitteerden voor de negotieboeken om Totaram voor zijn gebruik van het geld, dat de Compagnie zolang had moeten missen, een vergoeding te laten betalen, verdient overweging en het bestuur is om een exacte opgave van het nadeel voor de Compagnie gevraagd. Er wordt aangenomen dat de schuld van de leverancier van verpakkingsgoederen Nehaldeth van ƒ 15.750 is vereffend. Er is bevolen zulke voorschotten bij het sluiten van de boeken of na de leverantie af te rekenen. De kooppenningen voor de muntswoningen te Karimabad mogen met ƒ 25.200 als een effect binnen de lijn geplaatst worden en de onkosten voor een nieuw palankijn van ƒ 1520 mogen afgeschreven worden. De tol voor de particuliere handel en vaart die nog voortloopt met ƒ 72.395, moet jaarlijks worden opgegeven, omdat ze ten gunste van die schuld wordt gebracht. Het bestuur moet opgeven met hoeveel die som jaarlijks verminderd wordt. De Engelse compagnie heeft op goederen die in 1731 voor de Compagnie werden verkocht, een debet van ƒ 24.142. Heren XVII gewaagde daarvan in hun brief van 2 oktober 1759. Het bestuur is bevolen de omstandigheden en de grond van deze aanspraak aan Heren XVII te rapporteren. Het is het beste middel om de Engelse compagnie te London hierop aan te spreken. De afschrijving en verzending van goederen naar Batavia die bij de inventarisatie te Hooghly van eind augustus 1759 onbekwaam werden bevonden, is goedgekeurd. Verder is de afschrijving goedgekeurd van een vermiste tonnenboei, een weggeraakte ketting en kanon, alsmede 5 vadems en een gedeelte van een andere ketting, die met het lichten van twee andere tonnenboeien met hetzelfde kanon verloren gingen, en nog 11 ijzeren onbruikbare zesponders, 5 ijzeren onbruikbare vierponders, 6 ijzeren onbruikbare drieponders, die ter plaatse gebruikt kunnen worden voor het leggen van tonnenboeien. De geweren die in 1757 ter verkoop werden aangevoerd, 8 Dit lijkt een verschrijving voor Gopinaat. moeten, als ze nog onverkocht zijn, als ballast naar Nederland verzonden worden, behalve de 630 kruithorens die zo gunstig mogelijk verkocht moeten worden. Er is een behoorlijke verantwoording gevraagd over de in 1756 ingekochte 14.331 pond buskruit, waarvan werd gerapporteerd dat ze onbruikbaar is. Er werd daar niets over besloten. Ze is voor rekening van degenen gelaten die bederf hadden moeten voorkomen. De afschrijvingen op tekorten en defecten te Kasimbazar, alsmede die voor de pakhuismeester en dispensier zijn conform de regels en derhalve goedgekeurd. Het verlies door vuiligheid en smeer van 28 % op was, in 1756 aangevoerd uit Batavia, is aanvaard. Buiten de onkosten van het maakloon van ƒ 9,14,-, is van 100 pond was 72 pond aan kaarsen gemaakt, wat uitkomt op ƒ 69,7,-, of ƒ -,19,42/9, het pond. Omdat het ter plaatse goedkoper te krijgen is, moet er geen was meer uit Batavia besteld worden. De indroging met 539 pond van zeep uit Patna te Kasimbazar is aanvaard, alsmede het ondergewicht van 81/2 pond te Patna op 850 pond, of 1 %, kruidnagels. Eveneens is geaccepteerd de schade van geroofde gunizakken door het volk van de nawab bij het passeren van de loge te Tehata. Het is vreemd dat het bestuur op een specificatie van uitgaven en een rekening courant van de legertros, als wel een verzoek van de consumptieboekhouder Mattheus Gildeklak, zo makkelijk is geweest om het negatief saldo van ƒ 8700,-, op goedkeuring van de Hoge Regering en onder voorbehoud van restitutie, af te geven, zonder de officieren van de tros te horen. Nu moest het onderzoek aan de naar Batavia teruggekeerde officieren overgelaten worden. Het is slordig dat geen van de papieren is toegezonden en in de brief geen melding van het desbetreffende besluit gemaakt is. Na onderzoek is het in orde bevonden en in de vergadering van 15 augustus gepasseerd. Op de vraag in het voorafgaande jaar waarom geen cauris van de Malediven, die 391/2 % winst geven, besteld zijn, antwoordde het bestuur dat het maar 3400 pond betrof en dat ze eerder weinig voordeel hadden gegeven. Er is bevolen de cauris die voor de uitgaven nodig zijn, uit Batavia, dan wel uit Ceylon te bestellen. Het voor de verkoop nodige lood moet voor de komende twee jaar uit Batavia, waar voldoende voorraad is, besteld worden, i.p.v. uit Nederland waarvandaan onlangs 150.000 pond werd gevraagd. Er is verwondering over geuit dat in februari of maart geen verkoping van handelsgoederen is gehouden, temeer daar de onlusten allang voorbij waren. Over het niet zenden van koopwaren naar Patna, terwijl dat duidelijk was bevolen nadat het het voorafgaande jaar niet geschiedde, is ongenoegen kenbaar gemaakt. Er moeten onbekende redenen voor zijn, want het argument dat er geen goederen voorradig waren, of dat te Hooghly voordeliger kon worden verkocht, snijdt geen hout. Eind augustus 1759 en in maart 1760 waren er aanzienlijke restanten en bovendien zijn bestellingen, inclusief die voor Patna, steeds uitgevoerd. Waren er goederen gevraagd, dan zou het lenen van geld onnodig zijn geweest. De argumenten dat risico, schade door oproer en rentebetaling door het niet zenden van goederen voorkomen worden en dat deze door de onlusten met de Engelsen des te meer dreigden, gaan niet op en zijn tegenstrijdig. De waren brengen bij verkoop aldaar niet alleen meer op, maar als de argumenten op gingen, dan zou iedere verkoop nagelaten moeten worden.) Terwijl verder heeft geconsteert dat Patna lange voor de troebelen onvoorsien is gelaten en de bediendens selfs bij missive van den 12e julij 1758 wegens de herstelde rust in de bovenlanden versoek doen om negotiegoederen. Soals sij ook bij missive van den 12e augustus 1759 om de voldoening hunner gantsche eysch g'insteert hebben, 'tgeen dus lange voor de troebelen is geschied. En wij derhalven zulk een een schadelijk besluyt, waardoor dat comptoir bijna een thon agterheyd in de winsten bij vergelijk met het boekjaar 1757/8 vertoont en de Compagnie moedwillig agteruyt steld, niet meer verwagten te verneemen, of dat wij de winstderving die de Compagnie daarbij komt te lijden, voor haar reekening zullen laten. hebbende van hier te voldoen 14 thonnen, in onderstelling dat met 't directe schip uyt Nederland 5 thonnen souden ontfangen. So hebben wij naderhand uyt den formelen eysch ontwarende dat z' den inzaam maar op 32 thonnen calculeerden, daar de voorjarige schaars 37 thonnen bedragen hadde, en insonderheyd dewijl wij die directie nog met een capitaal van ƒ 519.750,- beswaard vonden, besloten voormelde 14 thonnen met nog 5 thonnen, so om gemelde redenen, als om de pernicieuse geldnegotiatiën aldaar te beletten, te augmenteren en de ministers ernstig gerecommandeert sig voor geldnegotiatiën te wagten. Fol. 598v-599r. 5.000 pond gezonden, omdat voor saluutschoten inheems buskruit voldoende is en opdat er zuinig wordt gedaan. (De bestelling van ammunitiegoederen is vervuld, maar i.p.v. de gevraagde 10.000 pond buskruit is Op de ministers gedanen eysch van contanten groot 19 thonnen, eerst geresolveert De 20.000 pees goude ducaten, met het schip de Vrouwe Elizabeth Dorothea uyt (Er hoeft niets opgemerkt te worden over de verkoop van mark realen voor sicca ropia's 198,- de 248 Naar aanleiding van een bestelling van 70 balen kaneel, is aan Ceylon bevolen 20 balen naar Bengalen te zenden. Dit moet, gezien de afzet over enige voorafgaande jaren, voldoende zijn. Het bestuur op Coromandel is bevolen de Zeelelie, die daarheen vertrokken is op weg naar Bengalen, te beladen met 37.700 pond Japans plaatkoper en 38.700 pond tin dat daar niet is af te zetten met de gewoonlijke winst.) Nederland aangebragt, verkogt sijnde tegen sicca ropia's 4,35/8, of ƒ 6,13,22/16, en 10.550 pees Souratse ropia's, met 't scheepje de Mossel gesonden, voor 100 pees sicca's ropia's de 1051/2 pees, of ƒ 1,9,133/4 schats ieder. Differeerende de eerste ƒ -,1,23/16 en de laatste ƒ -,-,1111/32 ten goede met den verkoop van 't voorleden jaar, so hebben wij over dien voordeeligen verkoop gepresen den ijver van den directeur, in hoope dat sij haar niet minder zullen bevlijtigen om de jongst gesondene 13.200 pees onwigtige ducaten en 62.700 pees goude ropia's na rato van haar gehalte, alsmeede de zilvere ropia's een goede prijz te doen halen. Onder aanmerking dat de gemaakte prijs voor de nieuwe ducatons van sicca ropia's 2,51/2 en voor de oude van ropia's 2,5,8 't pees ons wat laag voorgekomen is, in comparatie der prijz van sicca ropia's 2,61/2, of ƒ 3,17,123/4, ’t pees, sijnde ƒ -,3,131/2 minder als die in het voorleden jaar te Cassembazaar voor de wigtige behaalt is. Fol. 599v-600r. sicca ropia's zwaarte. Dit is de prijs van het voorafgaande jaar, hoewel er toen al enig verlies was. De verkoop van keizersdaalders voor ropia's 198,- de 250 sicca ropia's zwaarte, wat 1 ropia meer is dan ze eerder opbrachten, is goed gedaan. De prijzen behaald bij verkoop van overige geldsoorten waren redelijk, behalve van de Suratse ropia, hoewel die op de winstlijst hoger zijn gesteld. De ropia's kunnen naar de geldende koers uitgegeven worden, als er geld nodig is, wat voordeliger is dan geldnegoties. Het bestuur berichtte dat van 61.954 nieuwe dukatons die in het voorafgaande jaar naar Kasimbazar waren gezonden, 916 een ondergewicht vertoonden. Een rapport hierover van de gecommitteerden Jan Hendrik Haghadamius en Brueis, dat volgens een brief van 19 mei 1759 van de dienaren te Kasimbazar naar het bestuur was gezonden, is nog niet ontvangen. Er is gelast het te zenden. Wegens het achterblijven van informatie van de dienaren door de onlusten te Patna, kon het bestuur nog geen helderheid verschaffen over het verschil in winst tussen verscheidene muntspeciën of ropia's. De Hoge Regering wenst dat in de maandelijkse lijsten van de ropia's bij iedere soort de daarop gemaakte winst boven de courante ropia's wordt vermeld, alsmede de koers van de andere muntspeciën uitgedrukt in sicca en courante ropia's. Uit de rendementen van 1759 op vermunt zilver, aangevoerd met de Vlietlust, Osdorp, Bronstee en Langewijk, blijkt dat daarop, volgens essaai 11 penning 20 grein, 25/64, 3/8, 3/8 en 13/16 % verloren is. Dit is nog acceptabel. Raad extraordinair Louis Taillefert blijft in zijn brief uit Surat van 1757 eraan vasthouden dat vermunting te prefereren is boven verkoop. Het bestuur moet hier nota van nemen. Tevens is gevraagd om de rendementen van het zilver dat met de Ruyskenstein is aangevoerd, dat met een gehalte van 11 penning 20 grein een verlies van 13/32 % opleverde en in gehalte 41/2 % zou hebben verschild, alsmede om een ordelijk en beëdigd rapport van de staven die in gehalte verschillend zouden zijn geweest. Deze informatie kan dan dienen voor Nederland. Men weet niet anders of er wordt zilver van 11 penning en 20 grein verkocht. Uit een rapport van essayeur Jan Hendrik Haghadamius blijkt dat van 300 staven, met de Langewijk aangevoerd, het hoogste allooi 11 penning 21 grein was en het laagste 11 penning 12 grein. Gemiddeld is het allooi goed, maar omdat het toch merkwaardig is, wordt het rapport opgezonden. Het bestuur vroeg de dienaren te Kasimbazar uitleg over een ondergewicht van 527/32 mark zilver op een hoeveelheid van 27.504 mark. Daarvan was niets gebleken en het rapport was niet opgezonden.) 35,8, 213/4 op marcq. van marcq. 42,8, 33/4 op marcq. van marcq. van marcq. 4, 6, 145/8 op marcq. en van marcq. 11,2, 205/8 op marcq. aan bhaar zilver, met voorgemelde scheepen Vlietlust, Osdorp, Bronste en Langewijk aangebragt. Dierhalven van haar dierwegens nader elucidatie en sodanige verantwoording van de Also bij de hier voorwaarts gemelde vier rendementen maar consteert het verlies 20.000, 22.704, 2.400, 2.400, - - - - (Intussen zijn enige partijen baar zilver van diverse kamers uit Nederland aangevoerd, nagewogen en, Cassembazaarse ministers gerequireert, mitsgaders verder aangeschreeven, om haar ten opsigte van dit important articul te gedragen na de aanschrijving van Uw Ed. Hoogagtb. bij derselver g'eerde letteren van den 20e october 1758. Fol. 603r-v. hoewel er wat ondergewicht was, was die weinig vergeleken bij het ondergewicht in Kasimbazar. Er is verdenking dat er aan de naweging in Bengalen wat moet haperen. Er is opdracht gegeven om ondergewichten vergeleken met de herweging te Batavia, te onderzoeken en na te gaan of er te Hooghly of Kasimbazar geen onoplettendheid of kwader trouw in het spel is. Uit de verwarde informatie over het gebruik van geld is niet op te maken of dat nuttig geschiedde en of het met overleg heeft plaatsgevonden. Dit roept verdenkingen op. Zo is bij het opnemen van ropia 200.000 bij resolutie van 18 april 1759 noch het geldgebrek, noch het restant in de grote en kleine kas vermeld. Bij de resolutie van 13 juli 1759, waarbij de directeur de te Patna op wissel getrokken ropia 50.000 op een rente van 1/2 % per maand laat voortlopen, is geen melding gemaakt van het restant in de geldkassa, terwijl dat eind augustus 1759 het aanzienlijke bedrag van ƒ 1.560.425 bedroeg, waaronder ƒ 361.260 aan sicca ropia's, ƒ 184.947 aan Suratse ropia's en voor ƒ 295.637 aan dukatons en andere speciën. Te Kasimbazar was 15 ton vooral aan baar zilver in voorraad. Er is gevraagd hoe men, als er zoveel geld in voorraad is, rentebetaling kan opvoeren. In het vervolg zullen negoties slechts goedgekeurd worden, als is aangetoond dat er geen geld in kas was. Ook is gevraagd waarom de in 1758 opgenomen kapitalen pas in oktober 1759 zijn afbetaald. Daartoe mag voortaan pas worden overgegaan, als de tegoeden in kas aantoonbaar tekortschieten. Dat was reeds bevolen in de brief van 10 augustus 1759. Er blijkt ook geen reden geweest te zijn de dienaren te Patna toestemming te verlenen om geld te lenen of wissels op Hooghly te trekken. Daarbij wordt de hierboven genoemde som van ropia 50.000 niet gebruikt, maar is ropia 230.000 tegen 9 % opgenomen, terwijl er 2000 mark baar zilver in juli met de Vrouwe Elisabeth Dorothea aangevoerd, in voorraad was, nadat te Patna de voorraad zilver verkocht was. Een verzoek uit Patna om baar zilver, werd niet verstuurd wegens de onlusten. Daarbij werd gezegd dat men uit de opbrengst van het laatst ontvangen zilver van genoeg contanten voorzien was. Er is hun bevolen zulke transacties niet meer te doen, maar het trekken van wissels op Hooghly is toegestaan, omdat ze volgens bevel a pari gaan. De ontvangen memorie over het restant in de grote kas bij het ontvangen van het eerste geld in 1758 en over de genegotieerde kapitalen is lang genoeg, maar ook duister en verwarrend, zelfs speculatief en het is verdacht dat het restant bij het ontvangen van het eerste geld, niet is ingevuld. Buiten dit nog meer verdachte element, tast men zo in het duister en de memorie had niet tot augustus 1759, maar tot ultimo januari of februari 1760 moeten lopen. Er is bevolen in alle brieven de staat van de grote en kleine kas te vermelden, temeer daar de aankomst, na de Visvliet, van schepen in oktober 1759 met een som van ƒ 1.870.850 niet vermeld is. Uit de lijst van contanten per eind februari 1760, ingesloten bij de brief van 19 maart, blijkt dat onlangs 22 ton baar zilver naar de munt zijn verzonden, terwijl het restant reeds 15 ton was. Het is slecht beleid in tijden van onlusten zoveel contanten in gevaar te brengen, terwijl er in de brief van 22 februari 1759 om volk was gevraagd om het grote kapitaal van de Compagnie tegen de naderende stropende Maratha's te beschermen. Er is gevraagd waarom wat berekend was in Hooghly aan contanten nodig te zijn, niet verkocht was, in plaats van het baar zilver enige maanden stil te laten liggen en vervolgens voor vermunting over te zenden. Daarbij werd er geld geleend, ofwel ƒ 519.750 volgens de memorie van eind november 1759 tegen een rente 3/4 % gecontinueerd. Er is bevolen voortaan met meer overleg en stiptheid te werk te gaan. Er is een voorbeeld voor een memorie van geldgebruik naar Bengalen gezonden. Een dergelijke memorie moet niet alleen per boekjaar, maar van maand tot maand bij gelegenheid meegestuurd worden met daarbij vermelding uit welke bijzondere speciën het restant bestaat. In de resoluties van maart, april en mei is de aanbesteding van textiel voor Azië en Nederland aangegeven. De gehele bestelling is gedaan bij enige geassocieerde kooplieden met uitsluiting van de makelaars. Deze gang van zaken werd pas na een jaar aan de Hoge Regering bekend, toen er verder geen discussie meer over mogelijk was. Hopelijk bekroont een goede kwaliteit van de textiel in Nederland deze aanpak met succes en schenkt ze Heren XVII evenveel genoegen als het vorige retour.) Wij hebben egter omtrend de dissentieerende gevoelens tusschen den directeur en den hoofdadministrateur Armenault omtrent het uytsluyten der makelaars alleen aangemerkt dat het ons voorquam, dat de directeur ruym sowel soude weten wat dienstig en nuttig was, omtrent een poinct van dat aanbelang, waarover men sijne wijse van denken dikwils naar de verandering der De fijne firtij die voor reekening en risico van den directeur Bisdom na herwaarts is (Er valt niets te zeggen over het besluit van het bestuur om, na bezichtiging van enige monsters van (Bij de resolutie van 4 mei 1759 zegt het vijfde artikel van de aanbesteding dat, tegen de bevelen, de firtij tijden veranderen moet, als iemand anders. En dat wij derhalven liever gesien hadden dat men meer gedefereert hadde aan desselfs gevoelen, sonder daartegen met schriftelijke advisen aan te gaan. Fol. 608v. voor rekening van de leveranciers zal blijven. Als er daarvoor later met hen een contract gesloten wordt, kan het aanvaard worden. Toch is het bevel om firtij van grove textiel, in zoverre bedoeld voor Azië, tegen een prijs overeenkomstig kwaliteit en waarde te contracteren, herhaald en er is opgedragen om een monster van firtij van textiel van Europese sortering naar Nederland te zenden. De kooplieden zijn niet bereid geweest contracten te sluiten voor textiel op basis van de oude deugdzame monsters van de directeuren Rogier Beernards, Jan Albert Sichterman en Jan Huijghens. Daarom moesten de monsters van 1755 gevolgd worden. Dit is niet gunstig en het toont dat het steeds slechter gaat. De prijsdaling t.o.v. 1755 met 41/2 % en de ruil van enige slechte monsters tegen betere zijn gunstig. De prijsdaling van de grove textiel t.o.v. het voorafgaande jaar is ook gunstig. Het is gunstig dat bij besluit van 4 mei 1759 enige soorten bestelde textiel voor Europa zijn uitgezonderd, omdat de monsters slecht waren en de prijs teveel verschilde met die bepaald in de bestelling. De verhoging van de prijs met 6 en 7 % t.o.v. die bij genoemd besluit toegestaan is op die van de monsters in 1755, 1756 en 1758, is aanvaard. Het besluit van die datum, hoewel bij meerderheid, om niet meer dan ongeveer 3/4 van de bestelling, uit Nederland gecalculeerd op 33 ton, aan te besteden, is vreemd. Daarom is om verantwoording van stemmen gevraagd. De verandering bij besluit van 23 december 1759 in het oud gebruik bij het sorteren van de textiel is aan Heren XVII ter beoordeling gelaten, aangezien de jongste order in deze door hen gegeven is.) gesonden, meest met winst verkogt en, soverre in Europische zorteering bestaan heeft, met de eerste retour besending versonden sijnde, willen wij hoopen dat de laaste ook met een goed voordeel mogen van de hand gaan. Fol. 610v. Dhakase textiel tegen matige prijzen naar rato van de kwaliteit, deugdzaam goed naar Europa te zenden. Dit moet aan de trouw van de dienaren en de bevinding in Nederland overgelaten worden. Het besluit om textielinzameling te Kasimbazar te sluiten, omdat de kooplieden de grove doeken daar niet tegen de Hooghlysche prijs wilden leveren, kwam zeer onverwacht. Wel gaf het besluit van 4 april 1759 en de brief daarheen van 6 april om slechts textiel aan te nemen waarvoor geld naar de weefplaatsen was gezonden, aan dat het te vrezen was. Toen was geschreven dat het onverantwoord zou zijn de textielhandel daar geheel te laten varen en bevolen die matig voort te zetten, als het prijsverschil minder was dan het prijsvoordeel in Nederland. Er schijnt daar in het geheel niet op gelet te zijn en daarom is bevolen om dit bevel stipt uit te voeren. Zo wordt tevens de prijs van de grove doeken, die nu onder de fijne voorkomen, duidelijk. Met genoegen is gezien dat te Patna 54.532 stuks textiel is ingezameld en naar Hooghly gezonden. Hiervoor wordt in het bijzonder het opperhoofd Jacques la Tour geprezen. Daarom wordt de verantwoording op de klachten van Heren XVII over de slechte kwaliteit van de salempuris die in 1756 ontvangen werd, gunstig beoordeeld, in de verwachting dat de zendingen verscheept in 1758 en 1759, zoals beloofd werd, beter van kwaliteit zullen zijn. Het bevel een kleine partij hammans en baftas, hoewel in lengte en breedte wat verschillend van de vaderlandse bestelling, naar Nederland te zenden, is door het bestuur slecht begrepen en geheel niet uitgevoerd, omdat de jongste bestelling zou verbieden textiel met afwijkende maten te zenden. Het bestuur is voorgehouden dat met een kleine proefzending dat bevel niet wordt overtreden. Er is bevolen alsnog een pak op proef te zenden. Het sluiten van de rekening met de gomasto Totaram is een goede zaak. Er is echter ongenoegen over geuit dat geëiste verbeterde memorie van de aan hem betaalde assurantiepremies etc. over de gehele textielverwerving en de opheldering over de prijsverhoging van de bethilles en dourias niet is toegezonden. Bij besluit van 18 oktober 1759 was vastgesteld zo’n memorie te zenden, maar zonder aan te geven aan wie dat was opgedragen. De redenen om geheel van de verwerving van zijde af te zien zijn gefundeerd. Immers in Nederland had deze in 1756 het grote verlies van 141/4 % La A en 913/16 % Lra B gegeven. De laagste prijs waarvoor de koopman de levering wilde doen, was nog geen 1 % minder dan de prijs in 1756, hoewel die voor de cabessa 1311/13 % voordeliger was dan die in 1757 en 155/53 % voordeliger dan die in 1755. De hele voorraad van 1759 lag bovendien nog in de pakhuizen. Er had anders Voorts hebben wij met leedweesen uyt de ministers missive van den 19e maart naar mate de marktprijs daalde en in overeenstemming met de prijs in Nederland, matig ingekocht kunnen worden. Immers de uitvoer van zijde uit China was verboden en de prijs in Nederland zou dan wel stijgen. Er is bevolen de successieve omvang van de leverantie te rapporteren, zodat de leverantiedatum bekend is en de rente berekend kan worden. Teveel betaalde rente is zo terug te vorderen. Het is juist dat wegens het grote prijsverschil van 10 ropia voor een stuk karmozijnrode zijde boven de gewone rode, van inkoop voor Azië is afgezien en de gewone rode te laten leveren.) Over de amphioeninzaam en versending herwaards van 1146 kisten op onsen eysch van 1200 hebben wij ons mede voldaan gehouden, wijl de calamiteyten der tijden en de traverses in de handel, mitsgaders het sluyten van onsen handel en logie te Patna, zekerlijk alle goede maatregulen hebben konnen teleurstellen en verijdelen. 1760 gesien dat de Engelschen in den privativen salpeterhandel niet alleen door den nabab werden gehandhaaft, sonder dat eenige protestatiën en minlijke versoeken om ons daarin eenig deel over te laten, iets nog bij deselve, nog bij den nabab opereeren. Maar dat de Engelschen selfs buyten alle redelijkheyd en billijkheyd onsen inzaam in andere provinciën buyten Bengale en Behaar, traverseerden en stremden, en daarenboven verklaarden van hun regt in desen niet af te zullen staan, of van 't minste daaruyt spruytende voordeel te willen missen. En daarom op den 15e augustus 1760 besloten van dat zilt geen eysch voor India te senden, omdat wij zulks om voorsz. reden onnodig oordeelen en dat de ministers zig dus presumtive weder bij de Engelschen soude moeten addresseeren en accepteeren soveel of weynig het haar soude behagen af te staan. Fol. 614v-615r. (De bestelling voor Nederland van salpeter van 2.000.000 lb, moet verdeeld in ongeveer 2500 zakken per schip, uitgevoerd worden, terwijl wat meer wordt verworven naar Batavia moet komen. De onkosten van de schepen naar Patna tussen eind juni 1758 en eind juni 1759 van ƒ 31.947, of ƒ 15.261 minder dan in het voorafgaande jaar, zijn gepasseerd. Wegens de onlusten zijn er minder schepen gestuurd. Als de bestelde goederen zijn verzonden, dan zouden de onlusten een besparing hebben gegeven, maar als dat niet het geval is, dan is een besparing vanzelfsprekend. Er wordt niet tegengesproken dat er in vorige jaren wel eens meer vloten zijn gezonden dan nodig waren, zodat de kosten excessief stegen. Een bedrag van ƒ 6300 dat de dienaren te Kasimbazar betaalden aan de Pansjoutrase daroga om twee schepen vrij te krijgen en de vrije doortocht voor de vloot uit Patna te bewerkstelligen, is goedgekeurd. De verontschuldigingen voor het feit dat hoofdadministrateur Robbert Hendrik Armenault de bestelling uit Nederland niet uitvoerde en voor de opmerkingen over de retouren van 1757 in de brief van 28 januari 1760 aan Heren XVII zijn onvoldoende. Ter voorkoming van ongenoegen bij Heren XVII is bevolen de desbetreffende papieren op tijd gereed te hebben. De bevelen van Heren XVII in de brief van 16 oktober 1759 over het zenden van de soldijpapieren, in het bijzonder de uitreisboeken van schepen en over het meegeven van de laatste rekeningen aan repatrianten, zijn aan het bestuur toegezonden met de straffen op overtreding. De gezagvoerders van retourschepen moeten tekenen voor de ontvangst van ruitkaarten, welk stuk naar Nederland moet worden gezonden. Ook is een uittreksel uit de brief uit Nederland van 2 oktober 1759 toegezonden, waarin het voor Coromandel noodzakelijk wordt bevonden particuliere vervoer en aanvoer van textiel te verbieden zolang de bestelling voor Nederland en Azië niet is voldaan. Dit is ook voor Bengalen toepasselijk gemaakt. In de veronderstelling dat ze noodzakelijk zijn geweest, zijn de kosten aan timmerwerk en reparaties te Hooghly van ƒ 10.009, of ƒ 1743 meer als het voorafgaande jaar, en aan de buitengewone reparaties van ƒ 1214, of ƒ 482 meer, en de fortificatie van ƒ 2814, of ƒ 115 meer, goedgekeurd. Met gunning van werk aan de laagste inschrijver, moet een proef genomen worden. Tevens is aanvaard een bedrag van ƒ 2273, of ƒ 426 minder dan getaxeerd in 1756, voor het nieuwe pakhuis te Kasimbazar om haspels en touwwielen op te bergen. De opdracht van het bestuur te Hooghly om van het bouwen van een tweede pakhuis te Kasimbazar af te zien, is een goed besluit. Goedgekeurd zijn de kosten aan reparaties van gebouwen en loge te Patna, Chapra, Singia, Tehata en Mau voor ƒ 2059, alsmede voor deze maal aan timmerwerk te Dhaka van ƒ 409 en ƒ 154 aan het repareren en ophalen van de omgevallen muur te Balasore in plaats van de foutieve opgave van ƒ 948, alle posten over een jaar. Eveneens zijn de kosten aan geschenken aanvaard, namelijk in het afgelopen jaar voor ƒ 1612 aan de vice-gouverneur en verdere regenten te Hooghly, in het jaar 1756/57 voor ƒ 1146 bij inkoop en ƒ 2930 bij (Er is geen besluit gevonden over ƒ 28.827, als plechtig compliment aan de grote nawab toen hij, verkoop aan de regenten te Murshidabad, of ƒ 84 bij inkoop, ƒ 305 bij verkoop minder dan het voorafgaande jaar, voor ƒ 473 bij inkoop, ƒ 893 bij verkoop aan de dienaren bij de munt, of ƒ 167 bij inkoop, ƒ 215 bij verkoop meer dan het voorafgaande jaar, voor ƒ 1575 aan de jaarlijkse recognitie aan de radja van Kharagpur en het hoofd van zijn gewapende dienaars. Het is een groot verzuim dat er dit boekjaar te Patna geen specerijen in voorraad waren, zodat er geen geschenk kon worden gegeven.) Onder de extraordinaire geschenken sijn gepasseert de afgelangde te Houglij ter somma van ƒ 10.061,1,8 ter gelegentheyd der begroeting van den kleynen nabab bij desselfer optogt van en na Calcatta, en verder in de onlusten gespendeert. Dog in die opgave een verschil gevonden hebbende met de gecalculeerde, bij de memorie geïnsereert ter resolutie van den 9e augustus, alwaar de eerstgemelde alleen op ƒ 10.716,8,- berekent worden. Buyten nog een montant van ropia's 2500,- in contant voor den nabab en van 500 ropia's voor desselfs duwan, nevens nog een somma voor de overige bediendens, schoon alweder bij die van den 17e augustus gesegt word dat men de ropia's 1500,- voor den nabab met nog ropia's 1000,- hadde moeten vergrooten. Over welke verschillende, of erroneuse, opgave de ministers gelast sijn ons nader elucidatie te geven. Fol. 618v-619r. komende van Calcutta, in de tuin van Choja Wazit vertoefde. Onder het besluit van 25 oktober is gevonden dat de hoofdadministrateur dit bedrag voor rekening van de verstrekkers heeft gelaten. Zolang er geen informatie over de noodzaak en het nut is, kan er geen besluit over genomen worden. Het bestuur is aangespoord dit snel te verschaffen. Ook is informatie gevraagd over enige geschenken, ruw berekend t.w.v. ƒ 21.280, die aan de kleine nawab zijn verstrekt ter bemiddeling van het met hem gesloten verdrag. Verwacht wordt dat de waarde van ropia 606 aan erekleding en een hoofdsieraad, die directeur en opperhoofd George Lodewijk Vernet bij zijn eerste bezoek ontving, ten goede van de Compagnie gebracht zullen zijn. Voorts is de afschrijving toegestaan van buitengewone geschenken t.w.v. ƒ 226 bij inkoop, ƒ 340 bij verkoop, door het opperhoofd te Kasimbazar gegeven aan de faujdar te Hooghly, en t.w.v. ƒ 208 bij inkoop, ƒ 312 bij verkoop aan de faujdar en diens zoon te Murshidabad. Tevens is een eergeschenk, dat door genoemd opperhoofd aan de vorst bij het passeren van de loge op weg naar Calcutta is gegeven, goedgekeurd voor ƒ 1630, hoewel desbetreffende resolutie van 30 oktober 1759 van ƒ 160 spreekt, alsmede te Bhagalpur enige vruchten in Japanse schotels t.w.v. ƒ 58 inkoop en ƒ 87 bij verkoop. Ook het begroetingsgeschenk t.w.v. ƒ 36 inkoop en ƒ 55 verkoop door de secunde te Kasimbazar aan die vorst bij zijn terugkomst gegeven, een eergeschenk van ƒ 137, en de bestedingen van ƒ 593 bij inkoop en ƒ 957 bij verkoop, exclusief een daar gekocht stuk rode textiel voor ƒ 236 om levensmiddelen te verkrijgen tijdens de bezetting van de loge te Hooghly door de troepen van de nawab op 25 november, zijn alle aanvaard. Tevens zijn goedgekeurd een geschenk van ƒ 163 bij inkoop, en ƒ 317 bij verkoop, exclusief een stuk ingekochte rode textiel voor ƒ 236 in verband met de klachten door een Engelse majoor bij de nawab over enige overlopers die door de dienaren te Kasimbazar waren aangenomen, de geschenken door de dienaren te Patna voor een bedrag van ƒ 10.394 aan de mogolse prins volgens geheim besluit van 25 mei 1759, alsmede de verstrekkingen aan de kleine nawab bij zijn bezoek aan Patna, exclusief de begroeting ten bedrage van ƒ 1652, en nog voor buitengewone geschenken aan ingekochte goederen voor ƒ 1132 en van de Compagnie voor ƒ 141. De onkosten voor het hof en eergeschenken te Kasimbazar in het afgelopen boekjaar tot een bedrag van ƒ 8685, of ƒ 1791 meer dan het voorafgaande jaar, zijn aanvaard, alsmede die te Patna groot ƒ 866, of ƒ 440 meer dan het voorafgaande jaar, en die te Balasore van ƒ 57. Ook is het gewone jaarlijkse geschenk aan de Patnase regent van ƒ 43.115 goedgekeurd. Door al deze uitgaven moeten de lasten in Bengalen wel hoog uitvallen. Dat blijkt uit de staatrekening van uitgaven en inkomsten over 1758/59 gevoegd bij de brief van 19 maart 1760.) importante somma van en de winsten daarentegen maar bedragen hebben, en dus de Bengaalsche directie in zigselfs veragtert is een montant van Dan wel bij vergelijking van het vorige jaar door 497.647,10, 263.724,-, De lasten een 233.923,10, 190.013,1, ƒ ƒ ƒ ƒ - - - - ƒ ƒ 109.415,5, 299.428,6, 12 12 (Iedere uitgave, ook die der geschenken en peshkash, moet in het jaar waarop het drukt, geboekt worden aan mindere winsten en aan meerdere lasten, een somma van En dewijl uyt de confrontatie der lasten tegens de memorie van menagie blijkt dat deselve een bedragen van ƒ 190.109,2,- hoger lopen als bij deselve bepaald is, is ons zulks so extravagant voorgekomen dat wij het niet hebben konnen passeeren voordat den visitateur-generaal dienaangaande van berigt gediend heeft. Fol. 621r-v. en niet als ze gedaan wordt. Anders is vergelijking van uitgaven per jaar niet goed mogelijk. De winst op de assignaties, getrokken op Nederland en gevoegd bij de brief van 19 maart 1760, is niet duidelijk, behalve op ƒ 3150 door onderkoopman Andries Jurgen Schultz in de kas gestort, waarvan 79/13 % is afgetrokken, zodat ƒ 2907 overbleef. Mocht de winst niet in rekening zijn gebracht, wat, omdat het voorafgaande jaar nog ter informatie gedrukte assignaties zijn gezonden, haast ondenkbaar is, dan moet dat alsnog door de teller geschieden. De winst moet voortaan in de bijgevoegde notitie vermeld worden. Omdat met de Vlissingen en de Oranjezaal nieuwe assignaties zijn gezonden, moeten de oude vernietigd worden. Uit het rapport van de examinateurs van de negotieboeken over 1758/59, gevoegd bij het besluit genomen te Hooghly van 18 maart 1760, is gebleken dat er 229.371 aan sicca ropia's met ƒ 361.260 voortloopt, zonder dat deze er effectief zijn. Er is niet alleen om opheldering gevraagd, maar ook om het bericht van de negotieboekhouder en factuurboekhouder, die daar in het voorafgaande jaar al opdracht voor hadden gekregen. Bij het voortlopen van zulke posten zullen er altijd fouten bij de optelling van alle restanten zijn. Wellicht is dat reeds onder de materie van het geld geschied, omdat ze als een reëel bedrag in kas beschouwd zijn. Het bestuur moet zich verantwoorden. De verpachting van Compagnies dorpen en bazar voor 1760 voor ƒ 12.75,7, ofwel ƒ 3543 minder dan het voorafgaande jaar, moet maar gedragen worden. Het vloeit voort uit de continuering van het verbod op het stoken van mod, dat bij vrije verkoop een slechte uitwerking op de militairen zou hebben. Voor de inlandse zaken en de Engelsen wordt verwezen naar de geheime brief uit Bengalen van 28 januari 1760, verzonden met de Welgelegen, de geheime brief uit Batavia van 25 april, met de Blijdorp verzonden, de resolutie van de Hoge Regering van 14 augustus en haar beide geheime brieven aan Bengalen van 21 augustus, haar brief aan Heren XVII van 15 oktober, alsmede het bijgevoegde verbaal van die zaak, verzonden met de retourschepen Radermacher en Sloten. De toevoeging aan de algemene resolutie van 4 oktober 1759 van de verklaringen aangaande de onheusheden door de Engelsen de equipagemeester Lucas Jurriaansz. Zuijdland en de onderkoopman Jan Jacob Baptist Trembleij bij het passeren van het moorse fort Macqua Tanna aangedaan, had wel achterwege kunnen blijven. Ze horen bij de geheime bijlagen bij de verklaringen die van Engelse kant daarover zijn gegeven. In het antwoord uit Bengalen op het extract uit de brief van Heren XVII van 10 oktober 1758, gevoegd bij de brief van 19 maart 1760, staat niets dat overweging verdient. Het antwoord is summier. Betreffende de dienaren is een extract uit de brief van Heren XVII van 16 oktober 1759 aangaande de terugkeer naar Nederland van directeur Adriaan Bisdom en de benoeming als zijn opvolger van de raad extraordinair Louis Taillefert naar Bengalen verzonden. Deze is met de Lekkerland naar Bengalen vertrokken. Hij mag bepalen wanneer de overdracht plaatsvindt. Bisdom kan daarna met de Lekkerland naar Batavia komen om te repatriëren. Taillefert is vanaf 29 juli 1760 het surplus aan gage van een directeur boven dat van een raad extraordinair gegeven, en hem zijn emolumenten en rantsoenen als van een gouverneur van Ceylon toegestaan. Het opperhoofd te Patna, Jacques la Tour, is op zijn verzoek ontslag verleend, waarbij Taillefert mag bepalen of hij, zoals verzocht, direct naar Nederland zal vertrekken, dan wel via Batavia zal terugkeren. In het eerste geval moet hij een dubbele borgsom geven. Als opperhoofd te Patna zal hij opgevolgd worden door koopman, negotieboekhouder en eerste pakhuismeester Johannes Bacheracht, die weer wordt vervangen door de tweede te Patna Moise la Font. In zijn plaats is als tweede daar aangesteld de derde te Patna Andries Jurgen Schultz. Louis Taillefert dient in laatstgenoemde plaats te voorzien.) waarneeming van sijn dienst, bijsonder in de hiervoren gedetailleerde gevallen van de schippers Baak en Du Bois, en over sijn brutaale aanteekening jegens den directeur ter secreete resolutie van 21 januarij 1760 als anders, meer dan teveel reedenen gegeven heeft om ons gevoelen op een sensible wijse aan denselven te betonen, so hebben wij nodig geoordeelt hem, Schevickhaven, van dien dienst te dimoveren om ten eersten door sijn successeur vervangen en herwaarts En dewijl de fiscaal Schevickhaven ons door een grove negligente, so niet suspecte (De secretaris van de Politieke Raad en kassier Otto Willem Falck bleek niet geschikt voor deze gesonden te werden met afschrijving van gagie. En tot sijn vervanger benoemt den onderkoopman en zoldijboekhouder mr. Andries Franciscus Immens, met verhoging in gagie tot ƒ 50,-, en de vervulling van desselfs dienst met een ander dienaar aan den heer Taillefert gedefereert. Fol. 625v-626r. aanstelling; als er een onderkoopmansplaats vrijkomt zal hij daarop benoemd worden, of naar Batavia worden gezonden. Onderkoopman Johan Gerard van Angelbeek, die met de Lekkerland naar Bengalen is vertrokken, zal hem opvolgen. Tevens ging onderkoopman Jan Gijsbert Decker met dit schip mee om werk in Bengalen af te wachten. Kapitein-luitenant Simon de Hoog is wegens zijn leeftijd en gezondheid gepensioneerd, of hij kan met behoud van rang en gage naar Batavia overkomen. Tot hoofd van de militie en onder bevordering tot kapitein is aangesteld luitenant Dominicus von Staeden. De luitenants Johan Hendrik Sinner en Tissot Grenus zijn naar Bengalen gestuurd. De benoeming van sergeant Hendrik Daniel Bodenschatz tot vaandrig is goedgekeurd. De commanderende sergeanten George Lodewijk Singelman en Gabriel Gallot zijn tot vaandrig bevorderd, de sergeant Van Offen tot extraordinair vuurwerker, de konstabelmaat Hendrik Vernieuwe tot bombardier en de soldaten Pieter Bosser en Jacob Briet tot kanonnier. De overige bevorderingen zijn goedgekeurd, onder voorbehoud dat de betaling volgens het reglement geschiedt. Uit het daarvan opgemaakte rapport blijkt dat er nogal wat overtredingen zijn gemaakt op dit reglement van 31 juli 1753. Tussen januari 1755 en maart 1757 is er bij bevordering ƒ 3200 teveel aan gage toegestaan en bij aanneming in dienst ƒ 5532, samen ƒ 8732. De bevorderde dienaren mogen hun rang houden, maar het bestuur moet de teveel uitbetaalde gage door de bevorderden laten restitueren, of door hen die zo makkelijk bevordering verleenden. Daarenboven moet éénzesde van het teveel uitbetaalde, of ƒ 1455, wat aan de ontdekkers van deze fraude is uitbetaald, in rekening gebracht worden. Er is aanbevolen om het reglement op de bevorderingen beter na te leven. Het bestuur heeft op het verzoek van onderkoopman en kassier Michiel Bastiaanse om vermindering van zijn borgsom, naar aanleiding van het bevel van de Hoge Regering deze te verdubbelen, op 2 november 1759 besloten deze op ropia 20.000 te stellen. Op de vraag of een kassier steeds zo'n borgsom moet storten is geantwoord dat de buitengewone som van ropia 10.000 slechts voor 6 maanden geldt, waarin de administratie van een kassier nagezien kan zijn. Verder moet het bepaalde bij resolutie van 10 juli 1750 gevolgd worden, waarbij voor de kassiers van buitenkantoren rsd 1000 staat en het dubbele bij directe repatriëring. Dit betekent dat de borgen van Bastiaanse aansprakelijk blijven voor rsd 2000 voor de tijd van vier jaar vanaf zijn vertrek. Dat het garnizoen van 400 koppen, inheemsen zowel als Europeanen, wegens de onlusten met de Engelsen in twee compagnieën is verdeeld onder twee commandanten, van wie één het hoofd blijft, is goedgekeurd. Eveneens is aanvaard dat aan deserteurs naar de Engelsen uit het korps van luitenant-kolonel Jean Baptist Roussel of uit het garnizoen van Hooghly, die na de nederlaag gedwongen of uit armoede waren overgelopen, bij terugkeer generaal pardon werd verleend, hoewel de tijd daarvoor verstreken was. Aan zes gegagieerde dienaren is de verzochte rustgage voor één jaar toegestaan.) 19e maart 1760 bestaan in 20 onderkooplieden 46 boekhouders en adsistenten 65 zeevarende 326 militairen 40 arthilleristen 511 manschappen per voordragt 2 van de justitie 7 chirurgijns 1 opsiender van de zieken in 't hospitaal Het getal der dienaren in Bengalen heeft volgens der ministers missive van den 1 directeur 2 opperkooplieden 5 kooplieden 1 krankbezoeker 5 ambagtslieden pees ,, 4.040 - guinees fijn gebleekt guinees bruyn blauw guinees gemeen ruwe ,,guinees dito gebleekt 2 inlandse werklieden 6.680 -, - 2.840 -, 8 ,, 56.160 ,, Lijwaatpakken, pondgoederen en wesmeer namentlijk (Voor huishoudelijke en andere geringere zaken wordt verwezen naar de vergaderingen van 14, 15, 21 en 523 manschappen te zamen Fol. 629r-v. 22 juli en 14 augustus 1760, en naar de brieven aan Bengalen van 2 en 10 juni, 12 en 20 juli, en 21 augustus 1760. COROMANDEL Er wordt verwezen naar wat in de brief van 15 oktober 1760, verzonden met het voorschip Noord Nieuwland over Coromandel, is gerapporteerd. Het verslag sluit aan bij de generale missive van eind december 1759. Zowel via Ceylon, als direct van Coromandel, zijn met de de Wereld en de Mossel, en vervolgens met de Vrouwe Elisabeth Dorothea, Vredestein, Leiden, Hof d’ Uno en de Prinses van Oranje ontvangen brieven van 8 december 1759, 30 maart, 8 april, 6 juni, 25 september en 24 oktober 1760. Met deze schepen is aangevoerd) 172 pak of ƒ 116.126, 71 ,, ,, ƒ 26.322, 1.404 ,, ƒ 509.055, 15, 8 323 ,, 12.920 ƒ 179.769, 13, - ,, 101 ,, Comp. oude zoortƒ 53.390, 6, 8 10 ,, Indiaase zoort 10 ,, ,, gebleekt ƒ 21 ,, ,, 11.146, 12, 7 ,, 6, 8 1 ,, 1, 8 6 ,, 15, - 10 ,, 10, - 4 ,, 3, - 10 ,, 13, - guinees grof gebleekt guinees gemeen bleek blauw guinees gebleekt met roode hoofden bethilles ijle gebleekt 8 bethilles ternatanes 8 bethilles gemeenƒ guinees gebleekt 's 9, ƒ ƒ ƒ 758, 15, - 492, 9, 8 2.134, guinees extra fijn gebleekt guinees super ,, dito bethilles groove smalle ,, ,, ,, 2 ,, 1 ,, 6 ,, -, - 1 kist ,, 1 ,, ,, 6 pak ,, ,, 1.000 ƒ 5.574, 15, 1.000 7.232, 18, 2.100 - ,, ,, bethilles extra fijne bruyn gebleekt bethilles fijne bruyn gebleekt dito 410, 17, - 708, 16, - 2.334, bethilles grove breede bethilles supra fijne smalle ,, ƒ 6.003, 700 ,, bethilles otisaals 80 ,, 40 ,, 240 ,, 4.665, 1.451, 7.035, 6 ,, 12 ,, 600 ,, 400 ,, 500 ,, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 3.360, 17.231, 1.000 ,, bethilles 100 ,, 600 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ƒ ƒ ƒ ,, ,, bethilles Callerwaphoe Engelse soort 200 ,, bethilles allegia 300 ,, bethilles Callerwaphoe bethilles Sestergantij bethilles gemeen bruyn blauw 600 ,, bethilles Madrapatse bethilles ternatanes 480 ,, baftas gemeen gebleekt baftas gemeen smalle ,, 1.600 2.987, 11, ,, ,, ,, 200 ,, 250 ,, 1.760 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 500 ,, 400 ,, 2.960 6, - 80 ,, 1.920 1 ,, 4, 8 2 ,, 12, - 3 ,, 2, 8 5 ,, 18, 8 ,, 1 ,, supra fijne ƒ 3 ,, ,, 13, 8 6 ,, 12, - 4 ,, 13, - 6 ,, 6, 8 37 ,, ,, ƒ 18.622, ,, 1 ,, 12 ,, ,, 3, 8 11 ,, 1, 8 10 ,, ,, verb. stoff ƒ 61 ,, ,, ,, ordinaire zoort ƒ 60.487, 3 ,, 14, 8 7 ,, 11, 8 2 ,, - 42 ,, ,, gebleekt ƒ 137 ,, ,, gebleekt ƒ 243 ,, ,, blaauw ƒ ,, 5 ,, 2, 8 6 ,, 4, - 9 ,, 13, - 15 ,, 13, - 3 ,, 5, - 4.200 ,, 26.923, 3, 10.960 ,, -, 45.100, 19.440 ,, 116.318, 5, 400 ,, 700 ,, 200 ,, 300 ,, 900 ,, 300 ,, 600 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 1.420 ,, ,, 1.000 15.836, 13, 6.100 gingam onderbroeks geruyte gingam ,, gestreepte gingam taffachelas extra fijne salempoeris gemeen ruwe moerissen fijn gebleekt moerissen gemeen moerissen moerissen fijn witte Engelse sorteering ƒ ƒ ƒ ƒ 1.385, 1.694, 2.996, 5.241, bethilles neusdoek - ƒ 1.525, ƒ ƒ ƒ 7.852, 3.739, 2.222, baftas bruyn blauw 633, 8, 8 ƒ boelangs ƒ 4.462, brandams ƒ 4.039, gingam taffachelas fijn 8 gingam taffachelas 7, ƒ 8 3.423, ƒ ƒ 8.183, 3.694,16, salempoeris fijn 8 salempoeris gemeen 8 salempoeris bruyn 8 ƒ 1.737, ƒ ƒ 4.571, 4.165, ,,bruin blauw ƒ 9.686, ƒ 4.994, ,, chelassen chellassen ,, gingam dongrijs gebleekt met roode hoofden chelassen diverse longijs diverse tapies sabeygey neusdoeken diverse na 6 monsters parcallen ,, parcallen gemeen vlaggedoek diverse ,, cambayen fijne committers swarte pattamaraphoe 8 ,, ,, ,, 1.560 2.720 2.600 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 200 ,, 320 ,, 300 ,, 400 ,, 12.320 2, - 200 ,, 2.240 2, 8 360 ,, 15,- 17 ,, 18, - 77 ,, ,, ƒ 36.694, 2 ,, ,, 5, 8 14 ,, ,, ƒ 7.141, 2 ,, ,, 2, - 3 ,, 2 ,, 3, - 13 ,, 14, 8 2 ,, 14, - 2 ,, 2 ,, 14, - 6 ,, 12, - ,, 7 ,, ƒ 3.807, ,, 3 ,, 7, 8 1 ,, 2, - 2 ,, ,, Mazulipatnams ƒ 2.697, 7, ,, roode ƒ 2.388, 10, - 2.400 zoort ƒ 2.286, 11, 8 1 ,, 2.400 3, 8 1 ,, 17, 8 9 ,, 16, 8 6 ,, 3, 8 ,, 8 ,, ƒ 13.940, ,, 22 ,, Indiaas zoort 19.200 15, - 12.000 8 ,, 52.800 ƒ 29.700, 1.400 3, - 700 ,, 5 ,, 9.130, 16, 11.760 120 ,, 2.200 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 2 ,, 1 ,, 4.800 8.800 ,, ,, ,, ,, 2.400 ,, gebleekte ƒ 5.695, ,, ƒ 6.298, parcallen bruyn blauw ƒ 1.191, cambayen ruwe roode ƒ ƒ ƒ 5.551, 929, -, - 1.047, geruitdiverse ƒ21.072, ƒ ƒ ƒ ƒ 1.589, 526, 12, - 1.959, 4.381, tape sabey extra fijne ƒ ƒ 2.442, 1.307, roemals ordinaire - neusdoeken fijne neusdoekenEngelse France ditoƒ 2.396, roemaals roemaals ,, of ,, roemaals sesterganten Engelse soort ƒ 2.578, roemaals of neusdoeken fijne ƒ 17.825, roemaals ,, ,, ,, ƒ 9.854, roemaals sesterganten roemaals d' estaƒ roemaals geruyt 16, - 7 ,, 3.113 -, 400 ,, 150 ,, 10.200 ,, 26.400 6, - 960 ,, cambayen ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 320 ,, 1/2 ,, 450 ,, zeyldoek gemeen 250 ,, zeyldoek fijn ruuw beszoar voor Sijn Excellentie zeyldoek fijn gebleekt 2.000 ,, 9.883, 8, 7.000 ,, 6, 8 zeyldoek gemeen ruuw ,, parcallen gemeen ruuw witte moeris tot monster extra fijne neusdoeken 11 ,, ,, ƒ 14.714, 4 ,, ,, 17, - 2 ,, 2 ,, 6, - 1 ,, 5 ,, 17, - 9 ,, 15, - 3 ,, 34 ,, schoongemaakt ƒ 2.059, 19, 5 ,, 18, - 10 ,, ,, broeken ƒ ,, ƒ 12.001, lijwaaten te zamen. 31/2 corges of 70 paren extra fijne koussen 40 balen of 10.000 lb. saadtlack 80 balen of 20.000 lb. schillak 5 kassen -, 591.519 lb. calleatourhout 7, 50 lb. gedroogde gember 16 stux hengst paarden 6, 630 pees neuten arduine 13, 27.0815/8 lb. bedurven specerijen diverse wapengoederen 10, - dito arthillerijgoederen onkosten op Nagapatnams koopmansz. in aanreekening 3, diverse onbequaame goederen dito equipagie dito dito ammunitie dito medicamenten dieverze 8 13, 24 pees scheykolfjes roemaals ordinair ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 2.291, 717, 8, - 4, 19, - 5.468, 684, 18, 8 1.598, 2.733, 873, 6, - ƒ roggevellen - ƒ 1.122, monteerings rocke en 8 witte mans hemden pakken en kisten ƒ ƒ - ƒ - ƒ 8 ƒ ƒ 8 ƒ 8 ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 8 ƒ ƒ ƒ ƒ 405, 11, 8 5.050, 9.100, 18.193, 25, 1, - 9.404, 8.101, -, -, - 7.127, 166, 9, - 3, 18, 8 30, 11, - 143.514, -, -, - 434, 15, - -, -, - 3.650, 1.435, - lb. ,, - lb. thuynzaden indigo ruuwe 6200 pees arduyne floersteenen 16, 60 200 2.500 pees coffij goenijsakken 4, 7483 1 kist of 29e januarij, Leyden op den 2e en 't Hoff d' Uno op den 10e junij, de Zeelelij op den 18e julij, mitsgaders over Malacca met 't schip Nijenburg op den 4e october na dese cust versonden 't navolgende als Daarentegen hebben wij geduurende dit jaar per de scheepen Vreedesteyn op den hennip eenige proefjes goud bedraagt 75, 4, - 418, 13, - 1.333, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - 427, 12, - 106, -, - Somma 18, 1.775.324, Voor Nagapatnam 4209251/1920 marcq goud bij gewigt 67.000 stux ropia's zilver Sourats ƒ ƒ 12, 1.445.291, -, 100.500, 8 Koopmanschappen 500.000 lb. kooper Japans in staaven 20.000 lb. looth Hollands 40.000 lb. salpeeter Bengaals 110.031 lb. nootenmuschaten 9240 lb. foelij of macis 84.975 lb. garioffelnagelen 40.000 lb. ijzer in soort 4521 lb. spijkers in zoort 60001/8 lb. camphur Japanse 100 leggers arak apij 1000 dubbelde bossen bindrottingen 26 lb. moernagelen geconfijte in 1 pot 3171 lb. zuyker candij 1074 lb. plat loot 1 kelder gedistileerde waeteren inlands 1 dito brandewijn 100 pees armozijnen effene dubbele Bengaals 300 pees tafta chiomen Bengaals in 1 baal 1000 pees goenijs lange Bengaals 2 pees laken schairroode 1 pees fijne geldbalans aan provisiën Japanse essay en verscheyde andere gereedschappen De kleene winkel ,, equipagiewerf ,, wapenkamer ,, ,, medicinale winkel 't ,, ambagtsquartier provisiemaguasijn arthillerij 11,19, 8ƒ 245.793, 13, 8 Administratiën 1.018, 15.122, 6.626, 70, -, - 1.076, 4.362, 722, 11, - 9, -, 10, 9, 6, 8 - - - - 12, 8 - ƒ 1.545.791, -, -, -, 4, -, -, -, 13, -, - - - - - - - 8 - -, 15, 8 - 152.800, 2.000, 6.400, 22.006, 5.544, 33.990, 4.800, 531, 4, 8 2.535, 10.000, 624, -, - 25, 19, - 471, 17, - 118, 3, - 28, 16, - 17, -, - 2.109, 1.011, 240, -, - 403, 8, - 82, 15, 8 41, 18, - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ijzermaguasijn ,, in aanreekening Voor 2 procent Bataviase ongelden 9, 300 lb. looth Hollands 5000 lb. plat ijzer 4 leggers arak apij 1 pees ijzer balans 2 pees houte schaalen de equipagiewerf ,, wapenkamer ,, kleene winkel 't ambagtsquartier Voor 2 procent Bataviase ongelden 8 3055 lb. garioffelnagelen 10.000 lb. ijzer plat 500 lb. staal 2 leggers arak apij 1 pees laaken schairroode de equipagiewerf ,, kleene winkel ,, wapenkamer 't Voor 2 procent Bataviase ongelden ambagtsquartier -9 6037 lb. nootenmuschaten 50 dubbele bossen bindrottings 400 lb. spijkers in zoort 200 lb. staal kramerijen De equipagiewerf ,, kleene winkel ,, wapenkamer Voor 2 procent Bataviase ongelden 8 9 Juister is ƒ 4.815,9,- 173, 1, - 50.166, 5.498, 6, 17, - - ƒ84.836, ƒ ƒ ƒ 8 Voor Jaggernaikpoeram Coopmansz. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Administratiën Voor Bimilipatnam Coopmansz. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Administratiën Voor Sadraspatnam Coopmansz. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Administratiën Voor Paliacatta 30, -, - 600, -, - 436, -, - 18, 3, - 19, -, 8 2.936, 469, 12, - 135, 19, - 1.908, 131, 1, 8 ƒ 1.222, 1.200, 92, 10, - 218, -, - 197, 6, - 1.291, 2, 73, 17, 8 6, -, - 420, 5, - 94, 8, 8 ƒ 1.207, 31, 4, - 47, -, - 37, -, - 1, 13, - 229, 16, - 66, 6, 8 39, -, - 33, 4, - ƒ 5, 4, -, -, 8 - 6.684, 5, - - - 4.814, 9, 8, - 1.692, 11, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 10.047 lb. notenmuschaten 4.996 lb. garioffelnagelen 50 dubbele bossen bindrottings 1 pees laken schairrode 1 kelder gedistileerde waateren inlands Coopmansz. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Administratiën 8, 8, - - 2.009, 1.998, 31, 4, - 201, 14, - 28, 16, - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 8 Somma ƒ 15, - 6.166, 13, 1.895.780, arthillerij provisiemaguasijn ambagtsquartier (Er is dus aan goud, goederen en verdere benodigdheden in 1760 verzonden voor ƒ 1.895.780, 506, 17, - 109, 8, - 852, 11, - 47, 6, - 11, -, - 145, -, - 104, 3, - 120, 18, 8 ƒ De equipagiewerff ,, kleene winkel ,, wapenkamer ,, medicinale winkel ,, 't ,, Voor 2 procent Bataviase ongelden Fol. 630v-633r. waaronder twee ton goud, dat na vermunting tot pagoden voor Ceylon bedoeld is. Voor de jaarlijkse vergadering over Coromandel is met het vroegschip Vredestein in een brief van 29 januari 1760 herinnerd aan de reglementen van 18 juni 1743 en 17 augustus 1745, wat betreft de toegestane pakken van zee- en scheepsofficieren en is nogmaals verboden om meer particuliere pakken textiel te laten verschepen dan in deze reglementen na rato van de grootte van de schepen, is toegestaan. Er was namelijk aan twee personen toegestaan twee van dergelijke pakken mee te nemen. De fiscaals is bevolen te waken tegen overtredingen, waarvoor zij persoonlijk verantwoordelijk zullen worden gesteld. Het verzoek van het bestuur om met ieder vertrekkend schip 20 pakken vracht- en tolvrij naar Batavia te mogen zenden, is afgewezen. Conform het besluit van 25 januari 1760 is een opneming van huizen en eigenaars te Nagapattinam en het dorp Udaiyarpalaiyam om ieder naar de waarde van zijn huis een bedrag op te leggen voor de Compagnie als beschermheer, afgekeurd. Het besluit dient te worden ingetrokken en de opneming gestaakt. De inwoners zouden ontsteld kunnen worden en wegtrekken, al was het maar naar het dichtbij gelegen Naore, om zulke lasten te ontgaan. Conform de geheime resolutie van 25 januari 1760 is, naar aanleiding van de ontvangen brieven van 17 oktober, en 5 en 6 december 1759, met de Vredestein een apart briefje van 28 januari 1760 aan gouverneur Lubbert Jan van Eck meegegeven. Daarin werden de gedachten over verschillende belangrijke zaken meegedeeld, in het bijzonder over het voorstel om prins Ananda Rasu gewapenderhand aan te pakken wegens vijandelijkheden die hij om de noord pleegde. In de genoemde resolutie en in de aparte brieven kan een en ander gevonden worden. In de vergaderingen van 16, 20, 22 en 23 mei 1760 zijn de brieven uit Coromandel van 17 en 19 oktober, 6 november en 8 december 1759 besproken. De verwerving van textiel is verbeterd, ondanks de oorlog tussen de Fransen en Engelsen en de inlandse mogendheden die zich daarin mengden. In 1759 zijn er 26971/2 pak, of 861/2 meer dan in 1758, verworven. Er is wel gesproken over de in de brief van 17 oktober 1759 vermelde problemen met de verwerving van kumitirs uit Porto Novo. In de brief van 10 juni 1760 naar Coromandel is aangedrongen op de voldoening van de bestelde hemden, zowel als van de voor Japan bestelde taffachelas. Er is bevolen om, als de bestelling niet uitgevoerd kan worden, te berichten hoeveel van de laatste zijn binnengekomen, zodat er besluiten voor de verzendingen naar Japan te nemen zijn. Tevens is er op aangedrongen de verdeling van de bestellingen voor Europa en Azië over de onderhorige kantoren met spoed uit te voeren. Van inkoop bij de Cuddalorese kooplieden van guinees, waarvan drie pakken op proef gezonden waren, moet tot nader order door Heren XVII afgezien worden. De salempuris van Cuddalore is beter van textuur en draad, dan het guinees, en zijn dan ook ƒ 2,-,8 duurder. Op het verzoek van de kooplieden te Nagapattinam betreffende verhoging van de prijzen van de kleden, is geantwoord dat de voorkeur wordt gegeven aan de oude monsters, aangezien niet is te verwachten dat de nieuwe beter zullen zijn. De ondervinding toont aan dat nieuwe monsters zelden beter zijn. Op de vraag op welke bestelling en waar de muris Dog daarentegen voor welgedaan aangemerkt dat van de door den uyt Nederland ---wat er eygentlijk wesen mogte van zekeren thol die door de manuaren te Moetoepillij, van 21/8, 25/8 en 3 cobido's waren aangemaakt, is in de brief van 24 mei 1758 ten onrechte geantwoord dat, terwijl ze in Nagapattinam en Porto Novo waren ingekocht, ze buiten de bestelling voor Nederland en Batavia vielen. Bovendien waren ze uitsluitend 25/8 cobido breed en op de genoemde kantoren waren geen andere maten aanbesteed of aanvaard. Te Pulicat worden ze wel van verschillende breedte voor Nederland gemaakt. Dat dit onjuist is, werd aan het bestuur voorgehouden. Het is wel bekend dat te Porto Novo muris van 44 cobido lang en 21/4 breed zijn geleverd.) overgekomene lijwatier Des Bordes aldaar aangebragte diverse soorten van monsters, een pak van ijder soort ter preuve stond te werden aangemaakt. Die wij haar dan ook gelast hebben, sodrae in gereedheyd sijn, bij eerste geleegentheyd, behoorlijk gesuperscribeert, over te senden, opdat terstond bij den ontfangst alhier kan gesien werden dat deselve voor Europa gedestineert sijn, in voegen ook door ons geapprobeert is de door de ministers verleende ordre aan de opperhoofden te Sadraspatnam met opsigt tot de geordonneerde aanhouding der blauw verwerij aldaar, namentlijk om sorge te dragen dat de Compagnie aan de eene kant buyten schaade gehouden, en aan de andere kant 's Compagnies lijwaten na behooren geverfd werden. Fol. 637v-638r. (Het bestuur had aan de dienaren te Jagannathpur gevraagd waarom er daar in 1758 1044 pakken waren overgebleven. Geantwoord is dat deze pakken volgens opdracht naar de bestelling van het volgende jaar waren overgeschreven. Zulke overschrijvingen geven maar verwarring en daarom mogen op de gehele kust slechts die pakken als restanten aangemerkt worden, die in de band zijn gebracht en in de pakhuizen opgeslagen. Aan de opperhoofden te Jagannathpur is ook gevraagd) volgens seggen der Mazulipatnamse handelaars, blijkens 't schrijvens van eerstgemelde bediendens van den 19e mey 1758 voor de ingezameld werdende goederen, buyten een sevenjaarige schenkagie, sou gepretenteerd werden, nadien de betaaling van 3 procent thol, na het genoteerde bij den brief van dieselfde opperhoofden de dato 9 october 1759 aan de ministers gerigt, al plaatse schijnt gehad te hebben in het laast van anno 1752, wanneer 't doenmalige opperhoofd Rink daaromtrend met den Franschen gouverneur De Moracin sodanig soude wesen overeengekoomen. En wij derhalven oordeelen moesten daarinne wel gehandelt te sijn, ten waare de ministers ons het teegendeel konden aantoonen. Fol. 638v-639r. (Hierover is om opheldering gevraagd, alsmede over de verstrekking van goederen of geld op leverantie van textiel. Uit de brief van 17 oktober 1759 bleek dat er door de opperhoofden te Sadras en Jagannathpur voor ruim 6000 pagoden aan diverse goederen op leverantie van textiel aan de eigen kooplieden was verstrekt, en te Palicol op het verzoek van de dienaren daar. Er hoeft niet te worden aangegeven of dat in geld of goederen geschiedde, maar wel of het een voorschot was en of de kooplieden al een schuld hadden. In dat geval was het een verboden zaak, want schulden moeten in deze kritieke tijden juist verminderd worden. Het is daarom een goede zaak dat te Bimlipatam de kooplieden Sjeika Wirana en Ankoel Panda Kistnama beloofden hun debet en die van compagnons binnen twee jaar te zullen voldoen. Daarom is goedgekeurd dat deze twee tot hoofdkooplieden en hun medehandelaars tot leveranciers zijn aangesteld. Gehoopt wordt dat zij hun belofte om zonder voorschot en slechts op betaling bij leverantie te zullen handelen, nakomen. Handelaren uit Bimlipatam hebben wederom ontheffing gevraagd van waarmee de opperhoofden Gijsbert van Velsen en Jacobus Henricus van Jever hen ten onrechte zouden hebben belast. Door de Raad van Justitie te Batavia waren ze in appèl daarvan en van het afgeven van penningen aan de overleden prins Visia Ramarasoe vrijgesproken. Dit vonnis is opgevraagd en er zal na bevind van zaken een besluit genomen worden. Wel is bevolen om spoedig door te gaan met de zaken van het gewezen opperhoofd te Sadras koopman Philippus Jacobus Dormieux en de opperhoofden te Bimlipatam Jan Aping en Frederik Willem Bloeme. De staatrekening van 1757/58 is te vinden in de generale missive van 31 december 1759. Gunstig is dat de inkomsten vergeleken met die in 1756/57 met ƒ 70.117 zijn toegenomen, maar ongunstig dat de uitgaven met ƒ 32.970 groeiden. De visitateur-generaal moet over deze resultaten nog rapport uitbrengen. Het bestuur is aangespoord zoveel mogelijk zuinigheid te betrachten, temeer omdat de inkomsten op (Wegens gebrek aan suiker te Batavia, waardoor de bestelling niet kan worden uitgevoerd, is bevolen de ---de ministers gelast om te Palliacatta, conform de jongst verkreegene permissie van den verkochte handelswaren in 1758/59 maar ƒ 384.913 bedroegen, wat ƒ 147.501 minder is dan in 1757/58.10 Het restant van het koper over 1756/57 is door te hoge en te lage afschrijvingen tegen ƒ 35,12,8 de 100 lb in de boeken opgenomen, waardoor de winst in Pulicat slechts 164 % bedroeg. Degene die deze fout maakte, is beboet met het verlies van een maand gage ten gunste van de armen bij de diaconie. Dit abuis moet in het vervolg hersteld worden. Het te Pulicat berustende rood staafkoper Hollands moet maar voor de geldende prijs van het Japanse staafkoper verkocht worden. Hoewel er in Batavia een ruime voorraad is, is er, wegens de voorraad daar die voor een jaar toereikend is, geen Japans staafkoper naar Coromandel gezonden. Omdat het nuttig is voor de verkoop zijn) nabab, een dabboets munt op te regten en deselve evenso te laten behandelen, als te Jaggernaykpoeram, met verbod om in geenen deele te treeden, tot eenige vermindering omtrent 't gewigt van dat brockelgeld. Soals ze anders, na het genoteerde bij haare marginale beantwoording op U Wel Ed. Hoogagtb. g'eerd schrijvens van den 10e october 1758, geïnsereert bij haren brief aan deese regeering van den 8e december 1759, scheenen voorneemens te sijn. En dat na rato dat den prijz van 't Japans kooper mogte verhoogt werden. Fol. 642v-643r. restanten te Coromandel op prijs te houden. Er mag geen zwavelaarde meer besteld worden, omdat het geen handelsartikel voor de Compagnie is. De voorraad aan chanco's en sapanhout dient met de passerende schepen naar Bengalen gezonden te worden. De bestelling van specerijen is uitgevoerd. Het verzoek om kanon en veldstukken, en 100 artilleristen is afgewezen, maar er zijn wel twee kanonniers en zes handlangers gezonden. Wegens het gebrek aan pagoden is de omwisseling van 375 zilveren Perzische ropia's à 100 Nagapattinamse pagoden tot een totaal van 10.000 nieuwe en van 370 Suratse ropia's à 100 nieuwe Nagapattinamse pagoden tot een totaal van 2700 pagoden goedgekeurd. Het verlies op de eerste bedroeg 121/4 % en op de tweede 20 %. Omdat de hele schuld had moeten worden afgelost, is het afgekeurd dat van het goud aangevoerd met de Mossel, slechts de daarvan geslagen 20.000 pagoden zijn afgelegd en de op interest lopende schuld van 10.000 pagoden niet is afgelost. Met de dukatons in voorraad had dat gekund. Er mag vanaf het beschikbaar komen van de pagoden geen interest over die 10.000 worden opgevoerd. Er is uitleg gevraagd waarom er niet meer zilveren species naar Bengalen zijn gezonden. Hoewel alle voorraden verzonden mochten worden, ging er maar voor ƒ 693.951 heen. Volgens de brief van 30 september 1758 was er nog een voorraad van ƒ 950.000, die door de verkoop van ropia's voor pagoden met ƒ 60.000 verminderd is. Er mankeert dus ongeveer ƒ 200.000 aan het kapitaal zonder te weten waar het is. Er is wordt aanbevolen om op de buitenkantoren niet zo’n grote voorraad contanten aan te houden, omdat er te Pulicat en Bimlipatam weinig aandacht aan is besteed. De bestelling van goud van ƒ 1.440.000 is op ƒ 75.309 na uitgevoerd. Volgens de resolutie van 9 mei 1760 is bevolen om de nog in voorraad zijnde dukatons naar Batavia te zenden. De fouten die het voorafgaande jaar in de muntzaken zijn gemaakt, zijn aanvaard, omdat ze volgens de brief van 17 oktober 1759 door een kopieerfout en door foute berekeningen van de dienaren bij de munt zijn veroorzaakt. Dergelijke fouten mogen niet meer voorkomen. Er is opdracht gegeven iemand in de essaaikunst te trainen, zoals dat gebeurd is met het zenden van een dergelijk persoon naar Tuticorin. Het bestuur vroeg namelijk hoe te handelen bij grote verschillen in het gehalte van het goud tussen verzending uit Batavia en de bepaling bij ontvangst ter plaatse. Dat zou het geval zijn geweest met het goud aangevoerd met de Leiden en de Eendracht bij weging te Nagapattinam en op het Engelse kantoor te Madras. Het was beter geweest als de gewezen essayeurs op Coromandel, Jacob Leonard Topander en Cornelisz., proeven hadden genomen. Dit moet in het vervolg bij verschil in gehalte wel gebeuren. Als deze overeenstemmen kan tot vermunting worden overgegaan. Er zou wel eens een staafje als bewijs naar Batavia gezonden kunnen worden. Om kooplieden aan te trekken en de inkomsten op het munten te vergroten, moeten de kosten van het munten van ropia's te Pulicat gelijk aan die te Madras gemaakt worden. Uit de brief van 17 oktober 1759 blijkt dat de verpachting per eind augustus van Compagnies domeinen en inkomsten over 1759 pagode 10.915, dus pagode 3085 meer dan in 1758, heeft opgebracht. Het bestuur schrijft dit toe aan veranderingen in de pachtcondities. Deze zijn goedgekeurd, behalve de tol op de overslag te Nagapattinam die op de oude voet dient te blijven. Ook is het voorstel 10 Deze cijfers en die in de missive van 31 december 1759 zijn niet eensluidend. in de genoemde brief van het opperhoofd te Bimlipatam Pieter Abrahamsz. Bronsveld om de dorpen waarvan de pacht was verstreken, en waarvoor prins Ananda Rasu 3 à 4000 ropia's minder dan daarvoor vroeg, weer in pacht te nemen en, zo mogelijk, voor nog minder. Uit de brief van 6 december 1759 bleek dat dit niet was uitgevoerd. Daarom is het voorstel van deze opperhoofden om de aangevoerde redenen en wegens de belofte van de dienaar van de vorst Oppana om bij zijn meester te bewerken dat Bimlipatam aan de Compagnie in eigendom werd gegeven, in ruil voor een jaarlijkse recognitie van pagode 2000 in koopwaren, met meer gerustheid goedgekeurd. Het dorp kan in eigendom genomen worden, mits de recognitiegelden uit de inkomsten betaald kunnen worden. Het argument dat dit noodzakelijk zou zijn, omdat anders vreemde concurrenten er bezit van nemen, wordt ten enenmale verworpen. Waartoe dient dan het fort te Bimlipatam en zou het geen zorgeloosheid zijn zoiets toe te laten? Er moet kordater opgetreden worden en het moet voorkomen worden dat de bezittingen en domeinen van de Compagnie en haar onderhorigen enig leed of schade ondervinden. De domeinen te Palicol zijn per eind augustus 1759 voor ƒ 298 meer verpacht, maar de verpachting van de dorpen Golepalem en Gondewaron kon wegens de onrust te Jagannathpur niet doorgaan. Er is gevraagd naar de geringe opbrengst van pagode 156 voor het zegelpapier over de laatste zes maanden van 1758/59 en geklaagd over de traagheid in de afvaart van de meeste schepen en vaartuigen. Er moet, op straffe van boetes voor het nutteloos vasthouden van schepen, meer spoed betracht worden. Over tekorten op ontvangen ladingen valt weinig op te merken. Bij de in- en afschrijvingen is een opmerking gemaakt over een te hoog bevonden afschrijving op een partij specerijen te Sadras, waarvan een gedeelte door de aanbrengers, of de ontvangers, vergoed zal moeten worden. Verwezen wordt naar de vergadering van 16 mei en de brief naar Coromandel van 10 juni 1760. De sloepen Anthonia Dorothea en Gekroonde Zwaard mogen wegens hun zeer slechte staat publiekelijk verkocht worden. Batavia zal ter vervanging twee nieuwe vaartuigen zenden. Het oproepen van ingenieur Pieter Coenraad Keller uit Bimlipatam om te adviseren over de aanleg van de nieuwe bedekte weg bij het hoofdkantoor is goedgekeurd. Eveneens is goedgekeurd dat de assistent Adam Godlieb Henk naar Bimlipatam is gestuurd om hem te vervangen. Maar dit kan problemen geven bij de verantwoording van het dure herstel van het fort daar. Een besluit hierover is uitgesteld. Per aparte brief aan gouverneur Lubbert Jan van Eck van 28 januari 1760, is conform de geheime resolutie van 25 januari, toestemming gegeven voor het maken van een glacis en bedekte weg rondom het kasteel te Nagapattinam, wanneer ingenieur Keller daar is aangekomen. Omdat de huizen te dicht om het fortje te Sadras staan, is het graven van een gracht eromheen zinloos. Er is tevredenheid betuigd dat, zoals in de brief van 6 december 1759 bericht, er 7064 parra rijst is en 60.000 parra nely, wat een voorraad voor vier jaar betekent. Aangezien de voorraad buskruit maar 102.050 lb bedraagd, is bevolen alles in het werk te stellen om die te vermeerderen, zodat aan Bengalen jaarlijks de bestelde 5000 pond geleverd kan worden. Er is ongenoegen over geuit dat de kruitmolen te Nagapattinam een tijd stil stond wegens gebrek aan grondstoffen en pas weer het werk hervatte na de inkoop van 2400 lb zwavel door gouverneur Van Eck. Ze moet voortdurend aan de gang gehouden worden. De opdracht om als proef een kleine partij salpeter in het noorden van Coromandel te kopen, is herhaald.) Onder de differente zaaken bij der ministers meermelde advisen vervat, is ons eenlijk van remarcque voorgekoomen der ministers gedaane voordragt bij brief van den 17e october 1759 nopens zeeker aan haar gedaan versoek door verscheyde persoonen van de Augburgse confessie, teneynde deselve gepermitteerd mogten werden op hunne eygene kosten een predikant uyt de Deense missionarissen ter bediening van 't woord en de heylige sacramenten te admitteeren. Dog hierop hebben wij niet willen disponeeren, maar beslooten dit versoek aan U Wel Ed. Hoogagtb. voor te dragen, gelijk wij bij deesen op 't eerbiedigst sijn doende. Intusschen dat wij daarop blijvende afwagten derselver g'eerd goedvinden, hebben wij de ministers gequalificeert om ten dienste van de Mallabaarse of Tamoelijse gereformeerde kerk te Nagapatnam een der predikanten, dan wel proponenten die tale magtig sijnde, van Ceylon te versoeken. Fol. 651r-v. Frederik Willem Bloeme volgens hun brief van 2 april 1759) omtrend de door haar afgegeevene 20.000 ropia's aan den prins Ananderasoe (so sij meenden) in mindering der pagtpenningen van de bij de Compagnie gepagt geweest sijnde dorpen. Also door (In de brief van 17 oktober 1759 is gelezen dat de afgezette opperhoofden te Bimlipatam Jan Aping en Door 's Compagnies bramine en tolk zeer leelijk souden sijn bedroogen geworden, ( De gecommittteerden naar Bimlipatam kregen opdracht dit te onderzoeken. Hoewel duidelijk is dat de de opnieuw gemaakte pretensie van dien regent omtrend de betaaling der pagtpenningen en de daarop gedaane nadere overzetting van de dierwegens verleende quitantie van Sijn Hoogheyd, haar gebleeken was dat denselven de voorsz. penningen tot geschenk ontfangen hadde, daar inteegendeel de eerste overzetting dier quitantie was luydende dat die 20.000 ropijen souden dienen op reekening der pagtpenningen. En waarop ook zedert dien bramine zig absent gemaakt hadde. Fol. 651v-652r. opperhoofden door de brahmaan en tolk zijn bedrogen, hadden zij niet zo onvoorzichtig moeten zijn het bij een enkele vertaling te laten, maar ook moeten letten op wat eraan vooraf was gegaan. Jan Aping en Frederik Willem Bloeme zijn verantwoordelijk en het bedrag is derhalve voor hun rekening gelaten. Het bestuur is bevolen voor de voldoening te zorgen. Het besluit om de vorst van Thanjavur voor de drie jaar 1759/1761 een recognitie te geven en drie olifanten voor 1758 en zes voor 1759 en 1760 is goedgekeurd. Maar er is wel een opmerking gemaakt over de kosten te Jagannathpur bij de inval en vijandelijkheden door prins Ananda Rasu. Een besluit is uitgesteld tot de financiële verantwoording is ontvangen. Wat de vreemde mogendheden betreft, is het nalatig dat de Fransen in verband met de overrompeling van het fort Sadras geen vergoeding is gevraagd voor de stilstand van de handel daar. Dit dient bij gelegenheid te geschieden. Er is opgedragen om Heren XVII een verslag en een rekening van deze gebeurtenissen te zenden.) En nadien ons uyt der ministers meermelde brief van den 17e october 1759 vrij vreemt is tevooren gekomen de gedane klagten der Engelschen te Madras over het schenden der neutraliteyt door die van de Fransche natie in 't geweldig bezetten van 's Compagnies logie te Palicol en het gevangenneemen en weghaalen uyt deselve van het geweesene Engels opperhoofd te Maddepallam mr. Andrieuws, die sijne toevlugt derwaarts genoomen en zig dus onder de protectie van onse vlagge begeeven hadde, als een zaak sijnde, waarmeede men thans eerst voor den dag komt en waartegens al overlange hadde behooren geprotesteert te sijn geworden. Des wij de ministers hierop hebben te kennen gegeeven dat wij verwagten, dat dit haar enorm gedoente de Franchen weder, in antwoord op haar protest in een gelijkstandig geval en hare opeysching van de vijf officieren hunner natie, door een Engels capitain lieutenant en vendrig uyt dieselvde logie te Palicol opgeligt en in arrest genomen, zal weesen geretorqueert. Fol. 653v-654r. (De Engelsen klaagden bovendien dat hun residenten Joseph Smit en Monse en verscheidene dames van hun volk onder de vlag van de Compagnie te Sadras waren gevangengenomen en dat genoemd fort en de Haarlem de Fransen hadden gesteund bij de belegering van Madras. Ze hadden daarbij veel geld verloren. Geantwoord is dat dit tegen de wil van de Compagnie geschiedde en dat het openbaar geweld is, waartegen geprotesteerd is. De Engelsen beweren ten onrechte dat zij reeds in maart te Batavia geprotesteerd hadden, anders zou er allang geantwoord zijn. Dit is het bestuur medegedeeld en er is verleden jaar bevolen geen Engelse of Franse dienaren in loges van de Compagnie toe te laten. Dit is niet ten uitvoer gebracht, omdat er gevreesd werd voor de opschudding die die naties daarover zouden maken. Vooral de Engelsen, omdat er tijdens de vorige oorlog ook een resident van hen is opgenomen. Dit gaat te ver, want de Compagnie moet toch meester over haar eigen huis blijven. Als er al iemand uit die landen wordt opgenomen, dan moet hij niet als agent of consul erkend worden. Het beleid van gouverneur Lubbert Jan van Eck ten opzichte van het eskader van admiraal George Pocock op de rede van Nagapattinam, die niet de gebruikelijke saluutschoten gaf, is geheel goedgekeurd. Het gevolg was dat Pocock, toen hij voor de tweede keer kwam, wel saluutschoten bracht, die overeenkomstig zijn beantwoord. De Fransen blijven stijfhoofdig klagen dat één van hun vaartuigen, de Dorothea, door een particulier schip uit Batavia zou zijn gekaapt. De onwaarheid hiervan is met de toegezonden papieren aangetoond en de Fransen moeten hiervan bij gelegenheid overtuigd worden. Er is akkoord gegaan dat luitenant-kolonel Jean Baptist Roussel en kapitein Adam Felix Bisschoff, toen zij op Coromandel waren, zitting in de Politieke Raad is verleend met een adviserende stem in gewone en een concluderende in zaken die de expeditie betroffen. De provisionele aanstelling van onderkoopman Jacobus van Nes tot resident te Machilipatnam is goedgekeurd met het bevel dat zijn opvolger een assistent zal zijn, die geen staat mag voeren onder afdanking van de zes pions. In een briefje van 18 juli 1760, verzonden met de Zeelelie, samen met een bericht van de visitateur-generaal over de schade geleden bij de overrompeling van Bimlipatam door de Maratha’s in 1754, is opheldering gevraagd waarom onderkoopman en textieldeskundige Daniel de Bordes in 1759 niet conform de opdracht naar de onderhorige kantoren, in het bijzonder naar Pulicat, is gezonden om rapport over de textiel uit te brengen. Met de scheepjes de Mossel en de Wereld, en de schepen de Vrouwe Elisabeth Dorothea en Vredestein zijn de gewone en aparte brieven van 30 maart, 5 en 8 april, alsmede 6 juni 1760 ontvangen. Wegens hun belang is op 14 augustus een extra vergadering over Coromandel belegd. Daarin is ten eerste betreffende de textielverwerving het besluit, vermeld in de brief van 6 juni, van aanbesteding te Sadras van vijf pakken muris bruin blauw fijne Engelse soort tegen ƒ 7 à ƒ 71/2 goedgekeurd. Deze prijs was dezelfde waarvoor de kooplieden te Pulicat niet hadden willen leveren. De aanbesteding te Pulicat van 8 pakken of 100 corge sitsen voor Cheribon is voorlopig goedgekeurd. Het is een goede zaak dat, ondanks de bezwaren van de kooplieden te Nagapattinam en onderhorige kantoren, behalve te Sadras en Bimlipatam, de bestellingen voor Nederland en Azië voor de laatst betaalde prijs zijn aanbesteed. Bezwaarlijk is echter dat er voor de aanbesteding van een partij salempuris te Palicol en Jagannathpur vandaar en uit Bimlipatam nieuwe monsters zijn ontvangen. Er moet overeenkomstig de oude tijden geleverd worden en te Palicol moeten helemaal geen muris ingezameld worden. Er is gevraagd te berichten uit welke soort textiel ze bestaan en bij welke gelegenheid en met welk schip er 75 pakken naar Batavia zijn gezonden. Die van de kooplieden te Porto Novo zijn aanvaard om hun debet van pagode 5532 te verminderen, mits slechts de goede geaccepteerd worden. Deze kooplieden beloofden om hun schuld van pagode 10.640 door leverantie van textiel tot pagode 1000 terug te brengen. Ze moeten hieraan gehouden worden. Het is niet goedgekeurd dat van 34 pakken guinees tweede soort, die met de Prinses van Oranje van Bimlipatam voor Nederland aangevoerd waren, slechts 13 pakken voor Azië acceptabel zijn bevonden, omdat ze te kort en te smal waren, namelijk 46 à 461/2 el lang en 11/4 en 15/16 el breed. De overige 21 pakken zijn teruggestuurd. Het zou echter meer in overeenstemming met de bevelen zijn geweest, als de inzamelaars deze 13 pakken in rekening was gebracht en de overige 21 voor de medicinale winkel pro rato waren aangehouden. In de brief van 13 september is dat het bestuur voorgehouden en er is bevolen te korte, te smalle en textiel van mindere kwaliteit voor rekening van de inzamelaars aan te nemen voor de reële prijs en deze met vermelding in de brieven en facturen naar Batavia te zenden. Van de 50 pakken van mindere kwaliteit, die met de Vrouwe Elisabeth Dorothea zijn gestuurd, zullen de goede geaccepteerd worden en de overige verkocht, waarbij de degenen die de textiel hebben aangenomen de 50 % winstderving zullen moeten voldoen. Het bestuur trad slap op en liet de opperhoofden te vrij. Er is daarover een ernstig verwijt gemaakt en aangezien dat op sommigen weinig indruk maakt, is bevolen de orders stipt uit te voeren. In het garnizoen mag geen verandering aangebracht worden, maar de vergoeding van de overschrijding van kosten in het voorafgaande jaar is kwijtgescholden.) namen Sjeika Wirana en Ankoel Panda Kistnana, waarvan hiervooren reets gesprooken is, niet kunnen afsijn onse bevreemding te betuygen dat, daar sij bij hare voorjarigen advisen deselve zeer voordeelig beschreeven hebben, nu volgens haaren brief van den 6e junij d’ anno stantij in eenige twijffeling schijnen te verseeren omtrend haare sufficientheyd, en dat uyt hoofde bij ’t berigt van de aldaar geweest sijnde gecommitteerdens tot het ondersoek der zaken, Bosschaard en Visser, geen mentie wierd gemaakt dat deselve ten opsigte van de gemaakte schulden door de kooplieden aldaar geduurende de opperhoofdije van de gedimoveerde opperhoofden Apeng en Bloeme, tot een bedragen van pagode 16.452,21,20 wel in staat en capabel geagt wierden, dan wel of daarvoor eenige swaarigheid was. Fol. 660v-661r. Lodewijk Hagemeester om inlichtingen te vragen. Deze zijn, hoewel de opdracht 10 februari 1760 is verzonden, bij het verzenden van de brief van 6 juni nog niet ontvangen. Omdat het lijkt dat deze zaak op de lange baan wordt geschoven, is bevolen die en alle andere schulden te Bimlipatam snel te innen en spoedig achter de waarheid te komen. De kooplieden te Bimlipatam vragen niet alleen om ontheffing van 40.000 ropia die de gewezen opperhoofden Gijsbert van Velsen en Jacobus Henricus van Jever hadden opgenomen en aan de overleden prins Visia Ramarasu te leen hadden gegeven. Zij hadden de rekening van de kooplieden daarmee belast en tevens met pagode 6000 die Van Jever privé aan Salabat Jang had geschonken. Dan vragen deze kooplieden nog om ontheffing van 8013 pagoden, aangezien zij daarvoor voor de inval van de Maratha’s textiel hadden geleverd, die (Daarom had het bestuur besloten de huidige opperhoofden Pieter Abrahamsz. Bronsveld en Carel Voorts hebben wij met opsigt tot de agterstallen der kooplieden te Bimilipatnam in evenwel tijdens de onlusten verbrand was. Er is om opheldering over al deze zaken gevraagd, zodat de Compagnie niet meer met dergelijke netelige en foutieve verzoeken wordt lastiggevallen. Op de brief van 30 maart 1760 moest ten aanzien van de schulden van de kooplieden te Sadras en van de koopman en gewezen opperhoofd aldaar Philippus Jacobus Dormieux en zijn particulier dienaar Adiepoetana Moddelij worden opgemerkt dat, daar het bestuur Dormieux onschuldig acht aan het verstrekken van Compagnies geld aan genoemde dienaar, er geen enkele melding wordt gemaakt van een schuld van 10.013 pagoden van Adiepoetana Moddelij. Tegen het bevel in de brief van 7 juni 1758 om jaarlijks een overzicht te zenden van de uitstaande schulden van kooplieden, is daarover, wat betreft de kooplieden te Sadras, niets in de overgekomen brieven te vinden. Er is bevolen alsnog aan dit voorschrift te voldoen en overigens al zulke schulden zo snel mogelijk in te vorderen. De stremming van de verwerving en de afzet te Sadras is aan de onrustige toestand en onlusten te wijten. Op 15 augustus 1760 is Dormieux weer tot de dienst toegelaten en kan hij naar Coromandel terugkeren. Daar uit de brief van 6 juni 1760 bleek dat de verkoop op de onderhorige kantoren, speciaal te Jagannathpur, gunstig verliep, is daarheen met de Nijenburg over Malakka nieuwe voorraad t.w.v. ƒ 231.554 gezonden. In de brief van 13 september 1760 is toestemming gegeven de textiel, die volgens de brief van 30 maart 1760 onverkoopbaar in de pakhuizen te Nagapattinam ligt, naar Batavia te zenden. Hetzelfde geldt voor het zink en tin aldaar en op de onderhorige kantoren, dat eveneens onverkoopbaar is. Hiervan wordt uitgezonderd 37.730 lb plaatkoper en 28.752 lb tin te Nagapattinam die, volgens de brief van 18 juli meegegeven met de Zeelelie, met dit schip naar Bengalen moet worden vervoerd. De opdracht van het bestuur om 157.900 lb katoen die te Bimlipatam onverkoopbaar is, daar ter voorkoming van verder verlies voor 70 ropia de bahar te verkopen, is goedgekeurd. Er wordt zonder een nieuwe bestelling geen katoen meer toegezonden. In de brief van 13 september is er wel op gewezen dat de bewering, dat de katoen gedeeltelijk niet besteld was, met de waarheid strijdig is. De voorraad is wel vijfmaal zo groot als wat zonder bestelling toegezonden werd. Dit toont nog eens aan dat de bestellingen enige overeenkomst met de vorige moeten hebben, vooral van waren die van andere kantoren gevraagd moeten worden. Wat de schepen en vaartuigen betreft, is er ongenoegen geuit dat de Prinses van Oranje maar 91 pakken textiel van Bimlipatam naar Nagapattinam bracht en tegen de bevelen zo lang is vastgehouden voordat ze naar Batavia terugging. Dit schip had, al was het nodig voor het vervoer van goederen en contanten naar Jagannathpur en Bimlipatam, direct teruggezonden moeten worden. De besluiten die het bestuur nam over de ontvangen ladingen, zijn te vinden in stukken van de vergadering van 14 augustus en de brief van 13 september 1760. Betreffende de contanten verontschuldigt het bestuur zich in zijn brief van 6 juni voor het aanhouden van dukatons en het opnemen van 30.000 pagoden tegen driekwart procent per maand. Het slechte beheer is aangetoond en wat hierover is besloten en op 10 juni is geschreven, blijft onverminderd van kracht. Met de Nijenborg is via Malakka ƒ 100.000 aan Suratse ropia's naar Bimlipatam verzonden. Als ze daar niet tegen 30 stuivers het stuk zijn af te zetten, moeten ze naar Nagapattinam worden gestuurd en daar tot het aanstaande voorjaar aangehouden worden, totdat ze met de daar langskomende schepen naar Bengalen kunnen worden doorgestuurd. Goedgekeurd is de handelwijze met vijf staven goud die van Pulau Tjinkuk daar waren aangevoerd en die minder in gehalte waren. Er was vergeten daarover aan de Hoge Regering te rapporteren. Eveneens is goedgekeurd dat verschillende essaaien van het Chinese goud, dat verleden jaar was aangevoerd, voor proefneming naar Madras is gestuurd, alsmede het voornemen om hetzelfde te doen met het goud dat met de Visvliet naar Bengalen was verzonden en, aangezien dat schip Nagapattinam niet had aangedaan, met de Theodora uit Bengalen was teruggezonden. Daarbij bleek dat het 71/2, 9 en 10 grein, ja zelfs 1 karaat en 4 grein minder van gehalte was dan aangerekend. Verder is verwezen naar wat werd bevolen in de jongste brief daarheen, met de belofte dat het essayeren te Batavia accuraat zal geschieden, zodat de Compagnie geen schade lijdt. Uit de brieven van de dienaren te Jagannathpur naar Nagapattinam van 31 maart 1760 bleek dat de ropia’s die in de laatste plaats waren geslagen met het stempel van Jagannathpur, aldaar niet gangbaar waren en vergeleken met degene die te Jagannathpur geslagen waren van nieuwe gekartelde dukatons en nieuwe ronde realen van achten, een verlies van ieder een achtste ropia opleverden. Het is duidelijk dat het munten beter te Jagannathpur kan geschieden en er zal bevolen worden aldus te handelen.) Ten aansien van 's Compagnies domeynen en inkomsten bij der ministers veelgemelde missive van den 6e junij passato ons bedeelt sijnde, dat, door het overlijden van den veelmaals in desen genoemden prins Ananderasoe en de ontstaane geschillen over de successie van sijn regentschap, de door haar verleende ordre na Bimilipatnam om 't dorp van dien naam voor een jaarlijkse recognitie van pagode 2000,- in eeuwige pagt te neemen, na 'tgeene hier ---volgens 't schrijvens der Bimilipatnamse opperhoofden van den 3e en voorwaarts reets gemeld is, niet hadde kunnen werden ten effecte gebragt en overzulx die zaak daarbij was blijven steeken. Fol. 667v. (De Hoge Regering is het met het bestuur eens dat er rustiger tijden moeten worden afgewacht om dit plan uit te voeren. Verdere bevelen zijn in de brief van 10 juni 1760 gegeven. Aangezien de rekening van de schade die bij de vorige pacht werd geleden, nog niet ontvangen is, werd daar met het uiten van ongenoegen wederom om gevraagd. Het besluit van 21 mei 1760 om de dorpen van de Compagnie te Nagapattinam i.p.v. voor drie voor vijf jaar te verpachten is goedgekeurd. Het bleek voor de Compagnie en voor de pachter voordeliger, want voor de periode 1 juni 1760 tot eind mei 1765 bracht dat 72.400 maten, of ongeveer tien last nely. en pagode 377,22 per jaar meer op dan bij de laatste verpachting. Over de fortificatie is uit de brief van 30 maart 1760 en uit een schriftelijk bericht van ingenieur Jan Fredrik Duntzfeld, die in Franse dienst was geweest en i.v.m. de overgang van Machilipatnam naar Nagapattinam was gekomen, gevoegd bij de resolutie van 4 maart, vernomen dat de vier aarde punten van de loge te Jagannathpur, die het opperhoofd Abraham van Weijdon met weinig kosten bij de onlusten had laten opwerpen, tegen een inlandse vijand net zo defensief waren als vier stenen punten. Daarom is het goedgekeurd dat van dat plan, dat wel acht à negen duizend pagoden zou hebben gekost, is afgestapt. Het plan van Duntzfeld voor versterking en verbetering van de fortificaties te Nagapattinam is evenwel afgekeurd, omdat het veel uitgaven voor onnuttig werk zou betekenen. Aan de kapitein-militair Adam Felix Bisschoff, die onlangs Coromandel heeft bezocht en nu als majoor naar Ceylon gaat, en de luitenant-ingenieur Claudius Antoni van Luepken te Batavia is opgedragen een ander plan te maken. Het is aanvaard en naar Coromandel gezonden om het stipt uit te voeren. Er is bevolen steeds eerst een begroting te maken en die ter goedkeuring naar Batavia te zenden. Hiermee is niet alleen het plan van Duntzfeld, dat pagode 67.121 zou kosten, vervallen, maar ook het besluit van 23 april 1760 van het bestuur om een bedekte weg en glacis vanaf de rivier tot aan de punt van het kasteel te bouwen. Het voorstel in de brief van 6 juni om onderkomens te bouwen voor de aanwezige en nog te verwachten militairen is eveneens verworpen. Jan Fredrik Duntzfeld, die van de Fransen is overgekomen, mag als luitenant-ingenieur in dienst blijven, maar overigens mogen slechts bij grote noodzaak overgelopen vreemdelingen als officier worden aangenomen. Men is uiterst ontsticht uit de brief van 6 juni 1760 te vernemen dat) 25e november 1759 de meeste werken van het jongst aldaar g'extrueerde fort, mits de gevallene swaare reegens, ingestort, gescheurt, gesakt en uytgeweeken waren, mitsgaders dat dies verhelping, volgens opgave van den daar sijnde adsistent Henk, so aan materialen als andersints soude koomen te kosten een capitaal montant van twintigduyzend pagode en dat nog ongereekend het gecalculeerde bedraagen door gesegde Keller voor dies geheelen opbouw, ter nog aansienlijker somme van dertigduyzendriehondertnegenentwintig gelijke pagoden. Des wij niet hebben kunnen afsijn bij onsen afgegaanen brief van den 13e september passato dit alweder aan te merken als eene der wesentlijkste blijken, hoe slegt de maatschappij behandelt werd, principaal in opsigte van diergelijke verre van de hand sijnde werken en extructiën, die so al niet door een verfoeyelijke eygenbaat, tenminsten door eene verregaande en onvergeeflijke onkunde, harer dienaren so slegt aangelegd, ofwel so ligt en digt voltooyd werden, dat ze teegens de geringste ongemakken selfs niet van weer en wind, gelijk in dit geval maar al te klaar blijkt, bestaanbaar sijn. Tot merkelijke schade en nadeel van de Compagnie, sonder dat daarop veeltijds eenig verhaal te vinden is. Fol. 670v-671v. om op kosten van Pieter Coenraad Keller de ingestorte delen van het fort te herstellen, zal zeer veel kosten. Daarom is opgedragen dat werk maar te staken, met toestemming om te handelen zoals voor de Compagnie het beste en voordeligste is. De restauratie moet zo goedkoop mogelijk geschieden en ingenieur Keller moet voor de schade worden aangesproken en in handen van de fiscaal gesteld worden. Hij moet garant staan voor de schade of daarvoor kredietwaardige borgen stellen. Als er van fraude of verboden handelingen sprake is, moet de fiscaal zijn plicht doen. Het bestuur moet de gebreken aan de ammunitie herstellen. Het is goedgekeurd dat dit met de affuiten op de punt Amsterdam en punt Mosselburg te Nagapattinam is geschied en ook daarbuiten staat te gebeuren. Conform het bevel is onderzoek gedaan naar het gedrag van het opperhoofd koopman Tamerius Canter Visscher (De toestemming die aan de dienaren en aan assistent Adam Godlieb Henk te Bimlipatam verleend is, bij de overrompeling door de Fransen van het fort te Sadras. Het bestuur heeft in zijn vergadering van 22 maart 1760, op het bericht van de secretaris van de Politieke Raad aldaar Loman, geconstateerd dat Canter Visscher zich goed heeft gedragen en dat hem niets te verwijten valt. Dit is voor kennisgeving aangenomen. Voor kleinere zaken, ontheffing van opgelegde boetes en andere huishoudelijke aangelegenheden wordt verwezen naar de desbetreffende vergadering en de brief van 13 september 1760 aan Coromandel. Wat de vreemde naties betreft wordt het protest van de dienaren te Jagannathpur tegen het roven door de Engelsen bij het dorp Kakinada van goederen van Compagnies kooplieden en andere bewoners tijdens de schermutselingen tussen hen en de Fransen goedgekeurd. Het bestuur droeg de dienaren daar op een lijst van de schade op te maken, zodat deze bij het Engelse bestuur te Madras kan worden teruggevorderd. Dat is tot genoegen van de Hoge Regering ook gedaan met de schade door het, tegen de wil van resident Jan Andries Diedloff, wegnemen te Machilipatnam van twee zware ankers door de Engelse kolonel Francis Forde. Er moet voortdurend op restitutie van dit alles in natura of geld aangedrongen worden. De opbrengst van de openbaar verkochte goederen van de Fransen die bij de overgave door de Engelsen van de sloep de Robijn, die zij op de Fransen hadden veroverd, zijn aangetroffen, moeten in een aparte rekening in de boeken opgenomen worden. Ze bedroegen pagode 285. Ook de weigering aan Thomas Arthur de Lally-Tollendal en het Franse bestuur te Pondicherry deze met geld bij te staan, met het argument daaraan zelf gebrek te hebben, is goedgekeurd. Dat 77 Europese en 164 oosterse militairen, die met de Vrouwe Elisabeth Dorothea van Bengalen teuggekomen waren, te Coromandel zijn vastgehouden ter versterking van het garnizoen, is goedgekeurd. Ook is aanvaard dat er bij besluit van 13 januari 1760 300 sipoys in dienst zijn genomen, van wie voorlopig de helft en de beste en bekwaamsten in dienst mogen blijven. De onderkoopman en resident te Machilipatnam, Jan Andries Diedloff, mag in afwachting van werk in dienst blijven. De sergeanten George Hendrik van Hartdorp en Johannes Josephus Tournoij zijn tot vaandrig bevorderd. Voor mutaties van lagere dienaren wordt verwezen naar de brief van 13 september 1760 naar Coromandel. Naar aanleiding van de aparte brieven van 30 maart, 5 april en 6 juni 1760 wordt ongenoegen uitgesproken over het oproerig gedrag en vergaande daden van de militairen te Nagapattinam om een door de Raad van Justitie, onder andere wegens desertie, ter dood veroordeelde soldaat, Jan August Bahn geheten, van zijn welverdiende straf te bevrijden. Volgens de eerstgenoemde brief geschiedde dat op een zeer gewelddadige wijze. Met genoegen is geconstateerd dat met de maatregelen, waartoe in de vergadering van 13 januari 1760 was besloten, alle aanslagen zijn afgeweerd en in de kiem gesmoord. De vier verdachte aanstichters zijn naar Batavia gezonden en ter afschrikking als matroos onder de vlag op het eiland Onrust geplaatst. De versterking van Pulicat en Sadras met enige manschappen en het voornemen dat eveneens te Jagannathpur en Bimlipatam te doen, is goedgekeurd. Het aanhouden van militairen uit Bengalen en het in dienst houden van de helft van de aangenomen inlandse soldaten is daarmee gerechtvaardigd. Dit moet alleen toegeschreven worden aan de onmogelijkheid om, als werd beloofd in de brief van 28 januari, 4 à 500 Europese militairen te zenden, omdat er als gewoonlijk minder volk uit Nederland was gestuurd. Het plaatsen van een majoor van de militie en de oprichting te Nagapattinam van een vaste compagnie artilleristen is afgewezen. Als de mogelijkheid zich voordoet, mogen een bombardier of twee en enige artilleristen te Nagapattinam in dienst genomen worden. Bijzondere aandacht verdient dat, volgens de brief van 6 juni 1760, de Engelsen hebben geprobeerd om Tirumullaivasal van het hof van Thanjavur in eigendom te verkrijgen. Het wordt goedgekeurd dat de dienaren zich hiertegen hebben gekant en de hofdignitarissen de onredelijkheid hebben voorgehouden, dat de Engelsen een plaats wilden die de Nederlanders in vroegere dagen volgens een caul of voorrechtsbrief hadden bezeten en die nog door Compagnies pions werd bewaakt. Er is bevolen om bij verder aandringen van de Engelsen voet bij stuk te houden en Compagnies rechten te verdedigen. Het bestuur stelde voor om schepen waaraan te Colombo, Galle, Jaffna, Tuticorin en op Malabar passen voor Nagapattinam zijn verleend, maar die echter direct naar Naore, Madras of andere plaatsen varen, met confiscatie of andere straf te bedreigen. Dit kan het beste tussen de besturen onderling geregeld worden. Er is aan Coromandel opgedragen met Ceylon te overleggen en samen een voorstel te doen, waarop de Hoge Regering een besluit zal nemen. Met de aankomst van de schepen Hof d’ Uno en Leiden op 24 november en de Prinses van Oranje op 4 december 1760 zijn nog brieven van 25 september en 24 oktober ontvangen. Daarin stonden geen zaken die aan Heren XVII in deze missive gemeld dienen te worden.) Coedeloer gekoomen sijnde, de palissaden of batterijen van de Engelschen wel g'attacqueert, tog telkens met verlies van volk hebben moeten terugkeeren. Voorts dat de laastgemelde in de gepasseerde maanden junij, julij en september vijf oorlogscheepen van linie en neegen 's Dan alleen dat de Franschen, volgens eerstgemelde missive verscheyde keeren te compagnies scheepen uyt Europa gekreegen, en de Fransche in selver voegen tijding souden erlangt hebben van agt driedeks scheepen die uyt Europa na de Mauritius vertrokken waren. Sijnde wijders Arij Coupang, voorpost van Pondicherij, op den 13e september aan de Engelschen overgegaan en wierd door die natie niet alleen Pondicherij, maar ook Singi, een inlands casteel te landewaart, alwaar nog eenige Fransche troepen lagen, geblocqueert gehouden. Terwijl de ministers bij haar nadere brief van den 24e october jongstleeden melden dat niet alleen Pondicherij alsnog door de Engelschen, so van de zee als landkant, bezet wierden gehouden, maar ook dat volgens de gerugten de evengemelde natie daarbij geduurende de aldaar toen op handen sijnde quade mousson souden continueeren, om dus de Franschen te doen uythongeren en te noodzaken die plaats over te geeven. Ten welken eynde de Engelschen Pondicherij van de landsijde met ongevaar 6000 landsoldaaten bezet hielden, terwijl hunne zeemagt successive voor Tegenapatnam, en evengemelde plaats, tot seventhien scheepen was aangegroeyt. Dog dat des ongeagt de Franschen twee uytvallen op de Engelsche batterijen gedaan hadden, hoewel vrugteloos, als telkens met verlies sijnde teruggeslaagen en waarteegens de Engelschen twee ter Pondicherijse rheede geleegen hebbende scheepen weggehaalt en bij hun esquader gebragt hebben, dagende 't Franse nog niet op. Fol. 677v-678v. voorschrift direct via Ceylon naar Nederland gezonden. CEYLON Uit Ceylon zijn gewone en aparte brieven ontvangen van 16 en 28 augustus 1759, 23 januari, 11 en 16 februari, 17 maart en 1 en 3 april 1760 met briefjes uit Galle van 14 november 1759, 31 januari, 25 maart en 7 april 1760. De besluiten naar aanleiding daarvan zijn te vinden in brieven naar Ceylon van 30 juni, 5 en 8 augustus, en 12 september 1760, waarvan kopieën naar Nederland zijn gezonden.) Met relatie tot het Candiasche hoff noteren dat, so aangenaam ons de g'accordeerde canneelschilling in 's konings landen, 't permitteeren van den vrijen vervoer van eliphanten, mitsgaders de restitutie van twee Europeese deserteurs was tevoren gekomen, nietmin bedenkelijk hebben wij uyt den gantschen tesamenhang der gehoude conferentiën en de daarbij g'exprimeerde iteratieve instantiën van het Candiasche ministerium ontwaart den naderen aandrang van het hoff, omme te participeren in den handel, of uyt die aanhoudende versoeken eenig voordeel te trecken, dan wel te bedingen dat het geproponeerde douceur sonder eenige voorwaarden wierde afgestaan met meer andere onaangenaame argumenten, die door den heer gouverneur Schreuder so nadruckelijk als wel gepast sijn wederlegt geworden dat wij de verdere verhandeling van dese so aangelegen affaire aan Sijn Ed. sorge en oplettentheid hebben gedefereert gelaten. Fol. 679v-680r. (Uit de brief van gouverneur Jan Schreuder van 11 februari en het antwoord daarop van 30 juni 1760 blijkt dat hij denkt de problemen te boven te zullen komen. Er wordt verwezen naar de maatregelen om laskaren uit de dorpen Malimande en Konegelle, die naar het land van de koning van Kandy gevlucht waren, terug te krijgen en naar de gegeven bevelen. Zij hadden aan gouverneur Schreuder moeten worden uitgeleverd, in plaats zoveel bescherming te krijgen, zoals uit het rapport van de op 18 maart 1760 teruggekeerde gezanten blijkt. Zij hadden na het overhandigen van de gewone geschenken t.w.v. ƒ 9919, niets anders bereikt dan de jaarlijkse verzoeken.) een bijna hoofdeloose regeering, waardoor die volkeren hoe langs hoe meer subject waren geworden, de veelhoofdige dwingelandijen, continuele oorlogsonlusten, en dies ordinaire ruïneuse gevolgen, waarbij zig nog had opgedaan een bittere hongersnoot, die in dat rijk veele ten grave had doen dalen, dat voor de belangen van de Compagnie wel anders te wenschen was. Fol. 680v-681r. Het Madureesche rijk fluctueerde nogal in een beklagenswaardigen staat, eensdeels door (De kopieën van de brieven uit Coromandel van 24 november en 4 december 1760 zijn volgens (Verder wordt verwezen naar de brief van gouverneur Schreuder van 17 maart en het antwoord daarop ---dat de so hoog geresen dissentiën tusschen de E. Compagnie en den theuverheer niet (De rest van de opbrengst is verdeeld onder hen die deze schepen op het strand joegen. De lading van het van 30 juni 1760. Wegens de hongersnood in Travancore is de vrije doorvaart door de Engte van Pamban die de dienaren te Tuticorin aan enige schepen beladen met rijst verleenden, goedgekeurd. Uit brieven van 16 augustus 1759 en 23 januari 1760 bleek) alleen tot de uytterste reputatie van de Compagnie waren vereffent, de besetting op een vrij beteren voet geretablisseert, de schade de Compagnie en hare dienaren aangedaan, so in contanten als effecten, vergoed, maar ook dat dien bosheer buyten exempel onder intersessie van pardon had uytgelevert vijf deserteurs en vervolgens met de Compagnie had gesloten een contract, dat wij, als alle de vorige surpasseerende, so profitabel hebben geconsidereert dat wij den heer Schreuder seer gaarne hebben gegeven de bij hem terecht verdienden loff en erkentenisse, als hebbende in desen en gedurende den loop deeser procedures alles gedaan en verrigt, wat wij van sijn attentie en beleid konden verwagten. En tot welkers stipte nakoming den theuver van sijn kant bereids een satisfactoir bewijs had uytgelevert, met de aanhaling van twee door onse kruyssers ten eylande Pambe op het strand gejaagde sluykvaartuygen beladen met areek, welkers opvarende ter sijner ordre sowel in de ketting waren geklonken, als hij daarbenevens, conform het dictum van evengemeld contract, een der vaarthuygen met de Compagnie had gedeelt door de afgave van 25 ammonams areecq. Welkers bedragen, per taxatie op rijxdaalders 205,- begroot, en per vendutie afgeworpen hebbende rijxdaalders 320,-, so had de Compagnie daarbij nog geprofiteert een sommatje van rijxdaalders 1151/2,-. Fol. 681v-682r. tweede scheepje en het schip zelf worden binnenkort verdeeld. De Hoge Regering is ingenomen met de snelle afwikkeling. Het verzoek van de thevar van Kotta om voor drie verrekte hengsten uit een aantal van zestien andere te krijgen is beleefd afgewezen. Het is een goede zaak dat sinsdien die heer vier paarden zijn cadeau gedaan om het aanzien van de Compagnie onder die vorsten te behouden en geen onverschilligheid tegenover de bondgenoten te tonen. Om de gegeven reden is het ook aanvaard dat de gecommitteerden Johan Richard Francois van der Hooge en Medeler, die zich gedurende de expeditie zeer hadden onderscheiden en de ratificatie van het contract bijwoonden, de ontvangen geschenken behouden. Op voordracht van Jan Schreuder is Medeler van luitenant tot kapitein-luitenant bevorderd. Op grond van de eerdere bevelen zijn de residenten Vos en Werckhoven uit de dienst ontslagen en is die post gegeven aan de gewezen resident te Ponnekail Arnoldus Citters en August Fredrik Kenneman. In de verwachting dat zij altijd op hun hoede zullen zijn voor verrassingen, is deze benoeming goedgekeurd. De landen en onderdanen van de Compagnie zijn in vrede, behalve dat de inwoners van Malimande en Konegelle die onder leiding van de beruchte Lineatje, die in 1735 en 1746 al toonde één van de ondernemendste opstandelingen te zijn, rebelleerden. Om de lust tot rebelleren weg te nemen is het goed dat op het hoofd van een leider van deze roervinken rsd 25 en op dat van een volgeling rsd 5 is gesteld.) staande d' enqueste op hunne geformeerde doleantiën over den dessave Leembrugghe en diverse andere dienaren, nog de assurantie hebben gehad drie rusthuyzen en 40 pinjoos canneel aan 't vuur op te offeren. En de ministers daarbenevens opinieerden dat er op de klagten van die wrevelmoedige natie geen of de geringste staat kon werden gemaakt, als sijnde ten meestendeele gefingeert om de beste dienaren te ligten ter bereyking van hun verderfvelijke oogmercken. Soals dat in sijn gantsche te samenhang werd geferivieert gevonden bij de besluyten der ministers de datis 14 november en 5 december anno voorgangen. Fol. 684r-v. (Na onderzoek zijn de beschuldigingen tegen dessave Jan Bauert in rook opgegaan en handhaafde het bestuur hem als lid van de Politieke Raad, totdat hij met afgeschreven gage naar Batavia was vertrokken. In de vergadering is evenwel besloten de gage weer te verlenen en Bauert weer geschikt voor dienst te verklaren, uitgezonderd te Matara. Met genoegen is geconstateerd dat de thombobeschrijving van Colombo na 18 jaar is voltooid. Hopelijk is het herstel van fouten, waartoe het bestuur in de vergadering van 14 september besloot, afgerond. Het is wenselijk dat dit ook geschiedt met de beschrijving van Galle, aangezien daar 1617 families en Dat wij in desen des te noodzakelijker hebben g'oordeelt ter zake gemelde muytelingen, 336 bezittingen, bestaande uit 478 tuinen en 1123 zaaivelden, waren opgenomen, waarmee de thombo in de Cangebodde Pattu was afgesloten. Er is kenbaar gemaakt wat daaraan voor Matara nog ontbreekt, want in een vol jaar zijn ter afsluiting van de vier dorpen in de Giruwayu Pattu maar 301 tuinen en 168 velden beschreven, waarbij 65 ammanams zaailand is ingeboekt. Van de beschrijving te Colombo ontbreekt slechts die van de vidanie van Panture en de met en zonder toestemming aangeplante en nog onbetaalde tuinen in de kaneel opbrengende districten. Door afschrijving of inboeking zal dat werk afgerond kunnen worden. Er is uitleg gevraagd waarom dat niet met Galle en Matara, waar dit werk in het geheel niet vordert, het geval is. De achterstallen op uitstaande vorderingen bedroegen het vorige boekjaar ƒ 584.986 en per eind augustus 1760 ƒ 386.889, de achterstallige olifanten niet inbegrepen. De vermindering met ƒ 198.097 is gunstig, maar er is maar ƒ 31.493 binnengekomen, exclusief 51/2 olifant en 62611/26 ammanam areka als recht, terwijl het overige ƒ 71.794 aan afschrijving is, exclusief 22.8011/54 ammanam areka. In werkelijkheid is de invordering dus weinig gunstig en bedraagt nauwelijks de rente op zo’n aanzienlijk kapitaal. Het is nog gunstig berekend als het wordt vergeleken met de inkomsten en uitgaven gerelateerd aan de memorie van bezuiniging, zoals in de brief van 11 februari 1760. Daaruit blijkt dat de achterstallen in werkelijkheid zijn vermeerderd met ƒ 103.899. Uit de staat van debiteuren blijkt dat er ƒ 418.613 als goed kan worden beschouwd en ƒ 270.282 als dubieus, wat op ƒ 688.885 uitkomt, ofwel ƒ 301.996 meer als hierboven in eerste instantie vermeld.11 Dit verschil dient te worden opgehelderd en er moet aangegeven worden hoe deze vorderingen geïnd zouden kunnen worden. Er is aangedrongen op inning van de achterstallen op rijst in de dessavonij Colombo en in die van Galle en Matara. De voortdurende verzoeken van belanghebbenden om ontheffing van belastingen zijn hinderlijk, zeker daar het bestuur in zijn vergadering van 30 juni 1760 dessaves of representanten al had ontheven van afgeloste achterstallen tot ƒ 70.329 en de slechte vorderingen op overledenen zonder erfgenamen tot ƒ 17.189 had afgeboekt. Het overige ten bedrage van ƒ 34.899 is Colombo aangerekend om door de participanten te worden geliquideerd.) gehoude besoingie uyt de ingekome zuppliecquen en daartoe relative bijlagen niet ten klaarsten geremarqueert dat sommige van de respectiev dessaves door de inpalming van een anders agterstallen selfs ten agteren waren geraakt. En als waaromme wij ten faveure van de zulken hebben besloten dat de agterstallen die den eenen dessave voor den anderen mogt hebben ingepalmt, dat bedragen te laten valideeren tegens de gemaakte agterstallen van sijn tijd, als op al zulke billijke gronden berustende, als wij op een nader ingediend suppliecq van den gewesen dessave Bauert, sijnde een medeparticipant in de Matureesche nelij agterstallen, ten bedrage van ƒ 34.899,2,- van 't voorschreven besluyt hebben geresilieert. Fol. 687v-688r. Welke schicking wij ons gaarne souden geconformeert hebben, hadden wij onder de (In de vergadering van 5 augustus 1760 is op grond van het rapport van Jan Bauert het bestuur evenwel gemachtigd om tegen pachters of hun borgen op te treden onder de noodzakelijke voorschriften die gouverneur Jan Schreuder zijn aanbevolen in de brief van 5 augustus. De algemene verpachting van ’s lands domeinen voor 1759/60 bracht ƒ 340.415, d.w.z. ƒ 6029 meer op dan in het voorafgaande jaar, wat des te opmerkelijker is daar de prijs van de binnenkomende rijst door het bestuur werd verlaagd van ƒ 50,- tot ƒ 36,- het last. Bij de vorige prijs zou er nog ƒ 28.412 meer zijn binnengekomen, exclusief de vermindering van de pacht op de chancoduikerij van ƒ 2800. Volgens de dienaren te Jaffna is dit veroorzaakt door geldgebrek van de pachters. Het voorstel van het bestuur om ter verbetering van de verpachting op dezelfde dag te Jaffna en te Mannar te veilen en de hoogste bieder op beide plaatsen de pacht te gunnen, is goedgekeurd. De verkoop van handelswaren, zoals areka, textiel, olifanten, paarden enz., bedroeg in 1759/60 ƒ 213.750 bij inkoop, ƒ 442.697 bij verkoop, wat een winst van ƒ 228.947 of ruim 1071/8 % betekent. Dit is geaccepteerd, hoewel de winst het voorafgaande jaar ƒ 38.810 meer is geweest. De inkoop van textiel op de kust van Madurai is gunstig uitgevallen en bedroeg bij een bestelling uit Nederland van 2148 balen 1082 balen, exclusief 380 balen voor de handel in Azië.) inzaam onaangesien de troubelen nog merckelijk soude wesen vergroot, hadden de 11 Het totaal aan debiteuren is evenwel ƒ688.895, waarmee het verschil met het eerder genoemde bedrag ƒ 302.006 wordt. Dat eenige hope ter verbeetering suppediteert, temeer nu de ministers zeggen dat gemelde (Wat betreft de betere kwaliteit en overige zaken van deze belangrijke tak van handel wordt verwezen Wat nu de door ons gevorderde informatiën wegens de Engelsche sluykhandelaars op de Cormandelsche ministers, in stede van ƒ 172.800,- aan pagoden, de door deese regering g'ordonneerde vier tonnen schats voldaan. 'Tgeen hun eyndelijk had doen resolveeren 10.000 pagoden tegens een half procent 's maands te negotieeren, onder desen verstande dat, so er ontset van goud quam opdagen, dat bedragen ook op stonds soude werden afgelegt. Onder welk beding wij de evengemelde negotiatie hebben gepasseert. Fol. 689v-690r. naar de brief uit Batavia van 30 juni 1760. Met betrekking tot de keuring van de textiel tegen de monsters op de dag van de vergadering is besloten het bestuur te bevelen om voor de sortering van textiel uitsluitend als deskundig bekend staande personen te gebruiken, aangezien met ondeskundigen het doel van nadere visitatie niet te bereiken is. Daarbij hoeft geen keuze tussen rechterlijke of politieke dienaren gemaakt te worden, als ze maar deskundig zijn.) overwal en de dierwegens ontfange elucidatie betreft, daarontrent schijnen de ministers van begrip te sijn dat den vervoer van lijwaten over land door de Wadde Carresche moren, die met gemelde natie tezamen deeden, om de zuyd na Ansjenga en om de noord na Madras wierd gepractiseert. 'Tgeen ons juist niet heel onaannemelijk is tevoren gekomen, maar als wij daarnevens stellen dat den vervoer op draagbeesten kostbaar vallen moet, so vermeynen wij dat de advancen zeer gering, of dien sluykhandel weynig om 't lijf schijnt te hebben. En wij souden liever met de ministers opinieeren dat dien handel weleer van Collesegrepatnam is gedreven, waartegens nu door haar met alle oplettentheid gewaakt werdende, de faciele passage zekerlijk grootelijks werd g'incomodeert. Dog ten aansien van de in anno passato door ons gedane vrage of het niet profijtelijker soude uytkomen den gantschen lijwaathandel pro patria te employeeren, mitsgaders de witte en blaauwe lijwaten cedeerde aan de onder de Compagnie sorterende custbarquiers onder de conditiën en voorwaarden daarbij gestipuleert, hebben de ministers onder meer andere remarques, die wij vooralsnog ongedebatteert hebben gelaten, ten principalen in rescriptie gediend hunne bedugting voor de konkelarijen die dese handelaars met de pagter souden drijven, en dat den areecq, als in trocque verkogt werdende, sig hooftzakelijk soude bepalen tot het geld dat de handelaars voor de aangebragte koopmansz. quamen te ontfangen. 'Tgeen als niet sonder merckelijk verlies vervoert, of op een voordeelige wijse besteed kunnende werden, almeede een groot nadeel soude afleveren. Welke tweeledige aanmerkingen ten dage der besoingje nader in overweging genomen sijnde, hebben wij ons ten aansien van het eerste lid wel kunnen voegen bij het sentiment der ministers dat sowel pagter als negotiant beyde op middelen soude bedagt blijven ter bevordering van hun gelijk interest. Den eersten om den aanvoer door onderhandsche contractatiën te doen accresseeren en den 2den om den bepaalden tol soveel te infringeeren, als de gelegentheid maar zal willen permitteeren. Dan onaangesien dit alles, so sijn wij alsnog van begrip, als de door de ministers gesustineerde 15 procent suyver inquamen, dat men daarbij nogal sowel onse reekening soude vinden, als bij den meerderen vertier van areecq. Ter zaake, hoe onoplosselijk dese periode ook is ingerigt, deselve alegter een meerderen debiet schijnt te debiteeren en dus te voldoen aan de gedagten die wij daarvan hadden opgevat, schoon wij vooralsnog goedgevonden hebben op de aanprijsing der ministers bij de oude usantiën te persisteren. Fol. 690v-692r. (Zoals uit de brief van 1 april 1760 bleek en reeds in de missive van 15 oktober naar Nederland was bericht, is de verwerving van kaneel geslaagd. Gehoopt wordt dat gouverneur Jan Schreuder zijn loffelijke streven om 6000 balen in voorraad te hebben kan realiseren. De verwerving van areka was ruim 8903 ammanam, d.w.z. 2288 ammanam minder dan het voorafgaande jaar. De verkoop bedroeg slechts 9725 ammanam en de winst daarop ƒ 84.743, d.w.z. ƒ 18.997 minder dan in het voorafgaande jaar. Inderdaad kan het resultaat van handel zeer uiteenlopen, maar de redenen van de mindere verwerving en afzet hadden vermeld moeten worden. De arekahandel verdient blijvend aandacht. De Singalese peperverbouw bracht door de buitengewone droogte 191.431 pond op, d.w.z. ruim 63.531 pond minder dan het voorafgaande jaar. De cardamom leverde een goede oogst van ruim 8882 pond, maar de verhoging van de prijs van 22/5 stuiver naar 4 stuiver het pond is ongelukkig. De prijs moet weer langzaam verlaagd worden. De handel in olifanten is verbeterd met de verkoop van 48 beesten, waarbij de winst ƒ 40.792 was, d.w.z. ƒ 14.066 meer dan het voorafgaande jaar. De dienaren te Jaffna beloofden een gunstige afzet. Aangezien er 41 beesten in de stallen gestorven waren, is tot een jacht te Negombo en Matara besloten. Op de elf paarden die te Jaffna gefokt zijn, is door de hoge prijs die in rekening werd gebracht en de hoge onkosten bij verkoop in Batavia 861/5 % verloren. In de brief van 30 juni is bevolen geen paarden meer te zenden en slechts de prijs vermeld in de negotieboeken in rekening te brengen. De verkoop van 10 stuks daar bracht ƒ 1357 op, wat de kosten nauwelijks dekte. Als gouverneur Jan Schreuder bij zijn bezoek aan de stoeterijen niet de verwachte maatregelen kan nemen, dan zal dat niet verbeteren. Met de roggenvellen is het niet veel beter, want te Tuticorin en Kalpitiya is in een jaar slechts 2300 stuks verworven en te Mannar niets. De uitleg die van de opperhoofden ter plaatse is gevraagd, wordt afgewacht. Er moet minder op de lengte en breedte van de vellen gelet worden, maar meer op een grote knobbel of roos op de rug. Over de roodververij te Jaffna is slechts opgemerkt dat de bethilles en gewone parcallen wat bleek van kleur waren. In hun besluit van 18 februari en hun brief van 3 maart 1758 oordeelden de dienaren de opbrengsten van de parelbanken die in 1757 tussen de eilanden Delft en de Twee Gebroeders ontdekt waren, beslist nadelig. De Hoge Regering drukte zijn toenmalige vrees over deze geheim gehouden banken uit in de brief van 23 september 1758 en in de bevelen van het jaar daarop aan het bestuur ter plaatse. Op de gevraagde verantwoording schreef het bestuur te Jaffna in de brief van 23 januari 1760 dat zij nooit kennis van deze banken hadden gehad, evenmin dat er oesters waren of dat die heimelijk waren vernietigd. Gouverneur Jan Schreuder bevestigde dit. Omdat de dienaren te Jaffna reeds verwijten was gemaakt over hun achteloosheid van jaren, is het daarbij gelaten. De verwachting is uitgesproken dat zoiets niet meer zal gebeuren en dat daar in het vervolg volgens de voorschriften tegen opgetreden zal worden. De riffen te Chilaw, die zo gunstig zijn geweest, zijn na vele vruchteloze pogingen in februari 1760 precies bedoken.) Met desen uytslag dat wij daardoor verkreegen hebben een tweeleedige gerustheid, primo dat wij voortaan om het regt op die banken, als niets waardig sijnde, met het hoff niet meer behoeven te twisten en secundo dat wij van dese so meenigmaal g'entameerde beduyking gerustelijk kunnen afsien en sparen de kosten tot hiertoe op maar al te losse gronden gedaan. Fol. 695v-696r. (De verpachting van de chancoduikerij aan de overwal was voor dezelfde prijs als het voorafgaande jaar, namelijk 8000 rsd, opgehouden en bracht 285.464 chanco’s, d.w.z. 3308 meer als het voorafgaande jaar, op. Ze zijn, samen met degene die de Engelse facteur Tucken onder verbeuring van zijn pand met 400 chela’s had achtergelaten, naar Mannar getransporteerd om via Coromandel naar de Ganges te worden gezonden. De aangerekende prijs zal wel te hoog zijn, als de kosten van het duiken er tegenover worden gesteld. De uitgaven in 1758/59 bedroegen ƒ 1.054.251 en in 1757/58 ƒ 1.094.586, d.w.z. een vermindering van ƒ 40.335. De inkomsten in 1758/59 bedroegen ƒ 936.876 en in 1757/58 ƒ 1.049.786, d.w.z. een vermindering van ƒ 112.910. De totale verslechtering is ƒ 72.53512. Dit moet maar worden aanvaard daar de handel niet te dwingen is. Er wordt op vertrouwd dat het bestuur niets zal nalaten om de uitgaven door zuinigheid te beperken, om de staat van de domeinen te verbeteren en de koopwaar gunstig te verkopen. Zo zullen de eisen van de memorie van bezuiniging worden nagekomen. In de brief van 11 februari zijn de inkomsten en uitgaven vergeleken met de memorie van bezuiniging. Daaruit bleek ten eerste dat voor de koopwaar voor Nederland en Azië in het voorafgaande boekjaar ƒ 411.972 was ontvangen, d.w.z. ƒ 67.973 meer als daarvoor in de memorie van bezuiniging was aangegeven. Ten tweede waren de algemene inkomsten ƒ 524.903, terwijl in de memorie ƒ 824.000 was vastgesteld, dus ƒ 299.097 meer. Als ten derde het meerdere ontvangen voor de goederen wordt afgetrokken van het tekort op de algemene inkomsten dan is er een tekort van ƒ 231.124. De uitgaven bedragen ƒ 1.054.251 en zijn in de memorie van bezuiniging bepaald op ƒ 902.500, zodat ze ƒ 151.751 te hoog zijn. Dus ten vierde bedraagt het ongunstig saldo t.o.v. de memorie van bezuiniging ƒ 382.875. Hopelijk zorgt gouverneur Jan Schreuder ervoor dat dit nadeel zoveel mogelijk wordt weggewerkt. Over de besluiten betreffende de belastingen en ontheffingen van 3 en 23 februari, 6, 19 en 28 maart, 4 en 25 april, 9, 15, 28 en 30 mei, 11 en 28 juni, 30 juli, 16 augustus, 6 en 14 september, 11 en 24 oktober, 13 november, 5, 20 en 31 december 1759 is 12 De totale verslechtering is evenwel ƒ 72.575. niets op te merken. In de vergadering van 5 en 20 december besloot het bestuur op de textiel te Tuticorin voor Nederland een mindere waarde tot 5 % te accepteren, maar het meerdere de inzamelaars aan te rekenen. In de te Jaffna geverfde textiel werden toen gaten en stoppen geconstateerd in 42 murissen, een salempuris en een kalamkari. Daarover is besloten de mindere opbrengst op de verkoopsprijzen aan de commandeur en raad te Jaffna in rekening te brengen. Het is het enige middel om onoplettendheid te doen ophouden. De klachten van de Colombose pakhuismeesters over canasters suiker die daar met de Tulpenburg waren aangevoerd en berekent met 30 pond tarra, zijn veel ernstiger.) Ter zake zulke en diergelijke listige versoeken na examinatie door ons niet minder onbeschaamt als intriguant schijnen g'excogiteert, ter introductie van een fonds, waarom misschien nog nimmer is gedagt, sonder dat de inventeurs eens hebben willen begrijpen dat de canassers, als van bamboesen gemaakt werdende, niet alleen de vogtigheden van 't ruym na sig trecken, maar ook van de zuyker, al was die soetigheid nog so droog. En daarom hebben wij de ministers voor 't vervolg gelast al zulke nadenkelijke versoeken ter eerster instantie maar af te wijsen, mitsgaders dese so suspecte pakhuysmeester 't tekort komende te laten vergoeden op fundament dat aan haar en de scheepsoverheden voor de verswaarde tarra de geconcedeerde percento's na de ordre werden gevalideert. Fol. 698v-699r. (Eveneens is het afgekeurd dat in de vergadering van 23 februari 6400 pond uit een partij van 8400 pond bedorven buskruit, die van Trincomale werd ontvangen, op rekening van winst en verlies is gesteld. Het overige zal voor de dagelijkse dienst gebruikt worden. Aangezien niet is aangetoond dat dit bederf door een toevallig ongeluk werd veroorzaakt, moeten degenen die het toezicht over het buskruit hadden, volgens de voorschriften de schade vergoeden. De uitgaven voor timmerwerk aan gebouwen en fortificaties van ƒ 85.731 overschrijden het bedrag dat daarvoor in de memorie van bezuiniging is uitgetrokken. Hopelijk worden de Compagnie zulke lasten spoedig bespaard. Voor verdere opmerkingen en bevelen wordt verwezen naar de aparte brief aan gouverneur Jan Schreuder van 30 juni. Het stelt gerust dat de generale restanten per eind augustus 1759 bestonden uit ƒ 830.694 aan contanten, 397.65611/24 ponden buskruit, 741 last rijst, 2867 last nely. Duiten maken driekwart van de contanten uit, wat teveel is om ze op hun huidige waarde te houden. De bestellingen aan goud, goederen, levensmiddelen enz. zijn uitgevoerd. Niet alleen de gevraagde vijf ton aan specie is verzonden, maar nog twee ton als voorschot voor de textielhandel om te Tuticorin of elders tot pagoden te worden vermunt. Ook is 1200 last rijst verstuurd en wat verder nodig is. Alle dukaten die daar zijn, alsmede die voor Ceylon, Coromandel en Malabar uit Nederland worden aangevoerd, moeten naar Batavia worden gezonden, aangezien ze daar nog ƒ 6,12,-, of ten hoogste ƒ 5,15,-, i.p.v. ƒ 5,12,-, waard zijn. Aangezien uit Ceylon om 600 soldaten is gevraagd, werden er 200 uit de aangekomen schepen gelicht om met hen te Nagapattinam, waar ze goedkoop zijn, een korps te vormen. Er is bevolen om over de noodzaak daarvan met de gouverneur van Coromandel, Lubbert Jan van Eck, te overleggen. Nadere informatie is te vinden in de brieven naar Ceylon van 30 juli, 5 augustus en 12 september 1760. Met genoegen is vernomen dat de retourschepen die in de voorafgaande brief zijn genoemd, zijn vertrokken met ƒ 1.101.350.) 1989 1.664.956 ponden Mallebaarsch peper 69.645 27.934 31.967 38.485 412 9993 Fol. 701v. met de belading zoveel mogelijk spoed is betracht. In het hele jaar is daarheen ƒ 699.554 verzonden, exclusief drie ton goud via Coromadel, en is vandaar ontvangen ƒ 85.213. Genoemde retourschepen kregen geen spek, vlees, Javasche coffij Ceylonsche dito sappanhout ongesuyverde cauris gesuyverde dito en thin Bancas (Via Ceylon zijn de Giessenburg, De Drie Papegaaien, Walcheren en Leimuiden uitgezonden, waarbij Restant retouren hadden bestaan in bhalen canneel dito dito dito dito dito dito Friese of Kaapse boter mee, noch olijfolie, om de ruime voorraden van die goederen te Ceylon te kunnen ontlasten. Ongaarne is vernomen dat de Walcheren schade had geleden door stormwinden: eerst bij de hoek van Kaap Comorijn en vervolgens op de buitenrede van Galle. Na veel sukkelen en verlies van 104 manschappen moest ze de baai van Trincomale aandoen en daar wegens ziekte van officieren en volk overwinteren, zodat ze pas 10 november 1759 te Colombo aankwam. Het bestuur had de voorschriften voor zulke gebeurtenissen strikt nageleefd, maar de gezagvoerder had bij het passeren van Kaap Comorijn de opperwal niet goed gehouden. De documenten die over deze zaak waren opgesteld, waren de fiscus ter hand gesteld om ze met deskundigen in de zeevaart te onderzoeken. Bovendien zijn de stukken door de Hoge Regering aan de advocaat-fiscaal overhandigd om ze met deskundigen door te nemen. Het bericht hierover is 8 augustus binnengekomen en er is tot vrijspraak besloten. De assistentie aan de daar aangekomen schepen, de Ruiteveld direct uit Nederland, Hof d’ Uno met de vaderlandse retouren uit Surat en de Hercules met peper uit Malabar, is naar verwachting geleverd. De afschrijvingen van de ladingen die met deze schepen uit Batavia dan wel uit Nederland kwamen, zijn bij de Ceylonse resoluties van 19 maart, 4 april, 9 mei, 11 en 24 oktober, 20 en 31 december 1759 goedgekeurd. Dit is eveneens het geval met de behandeling door de dienaren te Galle van vier pakken textiel, aangebracht met de Hof d’ Uno, die door zeewater waren beschadigd, namelijk 30 dekens, 27 patholen en 21 witte baftas. Dit was niet te wijten aan menselijk verzuim. Er zijn weliswaar het afgelopen jaar maar 15 vreemde schepen in de havens van Ceylon geweest, maar de Engelse vloot onder admiraal George Pocock ankerde eens met 12 en een andere keer met 17 schepen binnen Trincomale, en ook admiraal Anne-Antoine comte d’ Aché liet zich met een vloot voor Colombo zien. De Hoge Regering blijft daar bezorgd over en spoort het bestuur aan voorzorgen te nemen en oplettend te blijven om niet via een krijgslist bedrogen te worden. De patrouillering ging onophoudelijk door en, behalve de twee vaartuigen die in het gedeelte over de thevar van Kotta zijn vermeld, zijn nog drie prijzen opgebracht met nely, katoen, inlandse specerijen enz.. De verdeling van de bedragen zal de hoofden van dat vlootje aansporen. De smokkelaars zullen op die manier afgeschrikt worden om hun praktijken net zo lichtvaardig als voorheen uit te oefenen. De predikanten Siegbert Abrahamsz. Bronsveld, Sijbrandsz. en Johannes Jacobus Meijer te Colombo, Willem Jurriaan Ondaatje en Hendrik Philipsz. te Wolvendaal, Philip de Mello en Franciscus Jansen te Jaffna, Andreas Frederik Schultze en Jan Philip Smit te Galle, en Petrus de Silva te Trincomale, hebben hun godsdienstig werk naar tevredenheid beoefend. De onlangs aangekomen predikant Petrus Cornelisse zal ook worden ingezet.) van ds. De Melho, als hebbende de translatie van het Nieuwe Testament in de Mallebaarsche, of Tamulsche spraak, volgens de daarvan overgekome exemplaren sijn volle beslag verkreegen. 'Tgeen dan ten dage der besoingje van dien aanschouw is geconsidereerd geworden dat wij, 's mans ijver en getrouwen arbeyd willende beloonen, een verbetering van ƒ 80,- tot ƒ 100,- hebben toegelegt. Gelijk wij op dien selfden grond den rector van 't seminarium Meijer tot ƒ 100,- hebben g'advanceert, in vertrouwen dat andere daardoor zullen werden opgewekt om hun verkreegen talenten wel te besteden. Ook hebben wij om reden van het ruyme getal predikanten aldaar te vinden, de ministers gelast er een, de Tamulsche spraak kundig sijnde, na Nagepatnam te laten overgaan, mitsgaders een uyt de jongste aldaar aangelande na Mallebaar, teneynde aldaar de Portugesche taal aan te leeren en inmiddens den predikdienst waar te nemen in de Hollandse gemeynte, ten vervang van den ten gemelde commandement bescheyden leeraar Zesilles, die wij goedgevonden hebben na Ceylon te laten overgaan, om geplaats te werden, daar de ministers zullen vermeynen dat Sijn Eerwaarde den meesten dienst zal kunnen verrigten. Fol. 704v-705v. (De Nederduitse gemeente bestaat uit 1778 lidmaten, de inlandse christenen zijn 341.425 in getal, onder wie 640 lidmaten. De fiscaal te Galle ving een proces voor moord of doodslag aan tussen de soldaten Adam Schade en Hendrik Beuling contra de matrozen Jan Hoffman, Abraham Oost en Michiel van Wijck. De twee laatstgenoemden zijn door de rechter te Galle veroordeeld tot ophanging tot de dood erop volgt, terwijl Jan Hoffman als medeplichtige de executie moet bijwonen en eeuwig van Ceylon verbannen zal worden. Het bestuur besloot echter in zijn vergadering van 16 augustus om wegens vele procedurele fouten over te gaan tot surseance. De Hoge Regering besloot in zijn vergadering dat het genoemde drietal op de executieplaats te Galle met de roede zou worden gegeseld en dat Jan Hoffman voor 50 jaar en Abraham Oost en Michiel van Wijck beide voor 25 jaar naar Kaap de Goede Hoop zouden worden verbannen om aan de algemene werken te arbeiden. De drie delinquenten zijn Invoegen wij ons niet minder voldaan hebben gehouden over den preysselijken arbeyd veroordeeld tot de kosten van het proces en stilstand van gage vanaf hun detentie. Aan andere onregelmatigheden is voorbijgegaan, aangezien ze van weinig belang of reeds hersteld waren. Het bestuur besloot op 24 oktober 1759, conform het voorschrift, uitsluitend gouden pagoden tegen 90 stuivers en met 4 % rabat op assignatie te accepteren. Op grond van dit besluit en die daaruit voort kwamen van 3 november, 20 en 31 december 1759, heeft het bestuur ƒ 56.719 in zilveren specie geaccepteerd, op voorwaarde dat, als de Hoge Regering bij haar besluit blijft, dit moet worden teruggenomen door de storter om het op Coromandel tegen pagoden in te wisselen. Hierover valt veel op te merken, maar het is als een gedane zaak geaccepteerd. Er is bericht dat men niet verheugd is over alle argumenten dat het noodzakelijk was dukatons op assignatie te aanvaarden. De bevelen hierover zijn gebaseerd op de instructies van Heren XVII in de brief van 4 oktober 1756 om eenvormigheid tussen Ceylon en Coromandel te brengen en daarom te Ceylon geen andere specie op wissel te aanvaarden dan de Nagapattinamse pagode van 90 stuivers met 4 % rabat, of uitbetaling in Nederland tot 86123/370. Een besluit over deze storting wordt aan Heren XVII overgelaten, terwijl het bestuur werd bericht dat dit bevel uitgevoerd moet worden. De overige zaken en huishoudelijke maatregelen zijn goed gedaan. Er wordt verwezen naar de brieven uit Ceylon direct naar Nederland van 10 november 1759 en 23 januari 1760, naar het antwoord op een extract uit een brief uit Nederland gevoegd bij de brief van 23 januari 1760 naar Batavia, en naar de brieven uit Batavia naar Ceylon genoemd in het begin van het gedeelte over Ceylon. Naast wat gemeld is in de voorafgaande brief van 15 oktober 1760, worden nog slechts de mutaties onder de dienaren behandeld.) Waaronder wij in de eerste plaats begrijpen 't door de ministers g'advanceerde ter aanwijsing van de reden die hun gepermoveert hadden, om den gewesen eersten visitateur Franchimont te ontslaan, behoudens qualiteit gage en emolumenten, als berustende na hun gedane opgave op een al oud gebruyk om de bekende armoede van de meeste dienaren, in soverre selfs dat aan gequalificeerdes in collegiën assisteerende na de introductie al aanstonts 't emolument tot hunne diensten staande werd toegelegt, soals dat nader en omstandiger werd gecoucheert gevonden bij haar besluyt van den 26e september anno voorgangen. 'Tgeen ten dage der besoingje (schoon nergens in practijcq) door ons van dat gewigt is g'oordeelt dat wij de nodige en onvermijdelijke schickingen in desen sowel aan haar goed overleg hebben gedefereert gelaten, als de niet minder onvermijdelijke benodigde verstreckingen aan de supernummeraire predicanten, in suppositie dat de ministers daarover ginter vrij beter kunnen oordelen, als wij van verre. Dog om van de opperhoofde eerste en tweede residenten te maken hebben wij geen reeden van noodzakelijkheid weten te apprehendeeren, omdat een opperhoofd, de belangen van de Compagnie getrouwelijk excerseerende, niet teveel ontsach onder sijn subalterne kan hebben, en, daarvan afwijkende, volgens de permanente ordres diend gecorrigeert, of een ander in sijn plaats gestelt. Fol. 708v-709r. (Het ontslag op verzoek van de onderkoopman en fiscaal te Jaffna Bernardus Brouwer en zijn overkomst naar Batavia via Coromandel is, hoewel geheel strijdig met de bevelen, voor ditmaal goedgekeurd. Als zijn opvolger is bevestigd de onderkoopman, soldijboekhouder en kassier Johan Willem Schorer, evenals op zijn beurt diens opvolger onderkoopman Gerlachus Rogier. Ook is goedgekeurd dat de overleden personen, de koopman en soldijboekhouder te Colombo Justinus Rutgard Kriekenbeek, de dispensier te Galle Jan van Velthuijsen en de eerste visitateur Engelbert Francois Beeckman respectievelijk zijn opgevolgd door de koopman Van der Hoff, de onderkoopman Pieter Ferrand en de negotieoverdrager Jacobus Bartholomeus Raket. Ter vervanging van de laatste is de consumptieboekhouder te Matara Jacob Oostman benoemd. Tevens is goedgekeurd dat de wegens indispositie op verzoek ontslagen koopman en eerste pakhuismeester Johannes Blaauwsteyn is vervangen door de koopman en negotieboekhouder Liebert Smith, die op zijn beurt is opgevolgd door de buiten emplooi zijnde koopman Meijboom. Eveneens is akkoord gegaan met de vervanging van de wegens indispositie ontslagen eerstgezworen klerk de onderkoopman Adriaan Moens door de boekhouder Willem van Damast Limberger. Dat is ook het geval met de op verzoek daar aangehouden onderkoopman De Roth en met de opvolging van de overleden majoor Ulrich Hemmingzon door de kapitein Adam Felix Bisschoff. De volgende bevorderingen zijn aanvaard: tot kapitein- luitenant Medeler en de oudste luitenant Gerardus Vedder, tot luitenant de vaandrigs Jan Wolfgang Imhoff, Jan Herman Hilkemeijer en Jan Carel Hofman, tot vaandrig Herman Frederik Heijneke, Paulus Baas, Hans Jochem Hansen, Johan Hieronimus Bartels en Jan Jacob Meijer. Dit alles conform de overgezonden bewijzen en Er wordt verwezen naar de generale missiven van 31 december 1759 en 15 oktober 1760, de brieven uit akten, behalve van de boekhouders Jacob Oostman en Willem van Damast Limberger die provisioneel zijn aangesteld totdat zij de voor hun ambt vereiste kwaliteit van onderkoopman hebben verkregen. MALABAR Malabar direct naar Nederland verzonden van 26 oktober en 19 december 1759, de gewone en geheime brieven naar Batavia van 26 oktober 1759, 11 februari, 1 april, 2 en 5 mei 1760. Hierover werd op 18 augustus en 9 september 1760 vergaderd, waarvan het resultaat in de gewone en geheime beantwoording naar Malabar van 17 september is te vinden. Een kopie werd reeds met de eerste retourzending verstuurd. Met de Ruiteveld en Snoek is naar Malabar verzonden) Aan koopmanschappen ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - - 1.430,8, 6.420,16, 739, 4, - 847, 4, 8 426, 9, 8 8 13.878,-, 45.840,-, - 4.687,17, 8 25.000,16, - - 1.600,-, 8 83.042,3, 16.447,3, 8 11.419,6, 8 293, 15, - 90, 7, - 62, 12, 8 42, 17, - 78, 15, - 2.230,3, 1.095,4, 240, -, - 836, 19, - 216.750,2, 8 - 8 22.268,4, 41.112,14, 4.778,17, 284.909,18, 8 - - - 7152 lb. notenmuschaten 16.052 lb. garioffelnagulen 1232 lb. foelij 2001 lb. campher Satsumase 7000 lb. aluyn witte Chineese 17.000 lb. oude Persiaanse koperwerken 150.000 lb. Japans staafkoper 30.031 lb. spiaulter 250.008 lb. looth Hollands 10.000 lb. zalpeeter Bengaals 968.2921/2 lb. poeder zuyker 110.532 lb. candij dito 95.161 lb. ijzer in zoort 2500 lb. spijkers in zoort 1004 lb. hoepijzer 4 kelders jenever 2 kelders brandewijn 250 lb. Bengaals pakgaarn 100 pees armozijn effene dubbel Bengaals 100 pees dito enkelde dito 1000 pees goenijs lange Bengaals 106 pees diverse lijwaten Sourats tot monster Uyt diverse administratiëen in aanreekening Voor 2 procent Bataviasche ongelden op de koopmanschappen en benodigtheeden is 797.388 lb. peper 2000 lb. waxkaarsen 40 lb. indigo 20.577 lb. cayerdraat 14.800 pees capok steenen diverse wapentuygen Aan fanums voor Waarentegen met de scheepen Middelburg, Radermacher en Cattendijk alhier aangebragt En aan benodigtheeden dus tesamen voor ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - 10.560,-, 175.144,11, 8 - 2.305,12, 98, 10, 8 646, 3, 8 471, 15, - 283, 4, - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ -, -, - -, -, - 4.524,17, 8 200, 6, - 194.235,-, - of tezamen diverse onbequaame goederen aan ongelden In aanreekening Voor het overige hebben de ministers, ofwel den commandeur, met dien vorst niets te (Bij de behandeling van de vorsten wordt begonnen met de radja van Travancore. De samenwerking tussen 1492 lb. bedurven specerijen sonder aanreekening Fol. 711v-712r. hem en de zamorin van Calicut, waarvan de laatste in een ola aan de aftredende commandeur Casparus de Jong gewag maakte, belooft voor de radja van Cochin niet veel goeds. Het is echter altijd nog beter dan dat Travancore zich geheel van dat rijk meester maakt, en de radja, evenals die van Tekkumkur en Vadakkumkur, onttroont en verdrijft. Het bestuur is opgedragen dat te voorkomen en ervoor te zorgen dat Travancore zich in zijn hoogmoed en heerszucht niet verder uitbreidt. Dat gevaar blijkt onder andere uit de vruchteloosheid van de protesten over het onwettig gezag dat de radja over de mukkuvas in het district van de Compagnie te Quilon uitoefent en hen door zijn radjadoors laat mishandelen en kwellen. De Compagnie heeft evenwel niet de macht dit te verhinderen en daarom is het bestuur aanbevolen het bij protesten te laten. Dit bleek ook toen Travancore vrije doorvoer van granen van Cochin naar het zuiden in tijden van schaarste eiste en zijn afgezanten het vervoer van 100 last tegelijk werd toegestaan. Het gepaste antwoord van commandeur De Jong schijnt hem te hebben overtuigd van zijn onredelijkheid. Deze behandeling is goedgekeurd, alsmede het verlenen van een voorschot van ropia 100.000 op de levering van peper. De radja had om ropia 200.000 gevraagd aangezien hij met de Engelsen tegen een nawab, Badagaria13 geheten, in Madurai zou willen optrekken. Het bestuur heeft groot gelijk dat het wenst, dat hij zijn krachten daaraan geeft, zodat hij zijn macht niet verder naar Cochin zal uitbreiden. Overigens wordt er wel wat teveel ophef over die expeditie gemaakt.) verhandelen gehad, also hij zig, aan sijn ordinaire hof meest opgehouden hebbende, naar Cochim niet afgekomen is. Hebbende hem egter ter gelegendheid van 't door hem gevierde eerste jaarlijkse lijkfeest over sijn oom en predecesseur, op desselfs terugreyse naar de zuyd, werwaards se niemand hebben kunnen senden sonder groote kosten en gevaar van bederf, mits de regentijd en de moeielijkheid der wegen, door de bediendens van Coilan doen complimenteeren en een geschenk aanbieden, dat wij, als volgens de gewoonte noodzaakelijk en niet te menageeren geweest sijnde, gepasseert hebben. sollicitatiën gedaan hebbende om den commandeur te ontmoeten, hadde denselven daarinne gecondescendeert, temeer Sijn Hoogheid serieuse verzekeringen hadde gedaan van de geschillen met Cochim door sijne bemiddeling te zullen bijleggen en het contract te teekenen. uytvlugten zoekt om alles te dilaieeren, ongetwijfelt uyt bedugting dat hij de van Cochim in bezit hebbende landen soude moeten restitueeren. Also den commandeur, om verzekert te wesen dat die ontmoeting niet tevergeefs soude aflopen, hem hadde doen voorhouden het gevoeglijk soude wesen, alvorens overeen te koomen, in wat voegen de geschillen met Cochim bij te leggen. Waarop Sijn Hoogheid, omtrend het teekenen van het contract difficulteid toonende, sonder zig punctueelijk te willen declareeren, al deet sien dat het hem gants geen ernst was, sodat den commandeur, om geen nodeloos geschenk te doen en aan de eere te blijven, de onderhandeling afgebrooken en den vorst voorgehouden hadde van sijn welmeenentheid genoegsaame blijken gegeven, dog niet vermoed te hebben dat Sijn Hoogheid swarigheid maken soude het nieuwe, door sijn ragiadoors geapprobeert, contract te teekenen, veelmin om de vereevening der geschillen met Cochim. Hebbende daarom ook een nader aanzoek van den vorst tot een abouchement afgeslagen, maar aan hem versogt sig over de poincten van het contract te declareeren onder te kennengeving nogtans dat men van onse voorregten niet afsien, maar deselve mainctineeren en aan onse zijde geen swarigheid maken soude het daarbij te laten, 13 Badagaria lijkt een verbastering van Baddegaze de Telegu sprekende geslachten van nayaks in Madurai en Thanjavur. Dog het is gebleeken dat dien vorst, verre van daartoe te inclineeren, niet anders als Den sammorijn, die in schijn 's Compagnies vriendschap soekt, verscheide malen mitsgaders de zaak aansien als een afgedaan geschil, wanneer het oude contract in waarde bleef. Dan, ofschoon Sijn Hoogheid betuygd van het oude contract geen afschrift te hebben, dat geensints te geloven sij, so is nogthans aan het nieuwe soverre voldaan dat daaraan nog alleen maar, volgens der ministers brief van den 26e october 1759, manqueerde de voldoening der beloofde somma van rds. 8000,- die met rds. 7600,- vergroot sijnde, bedraagt rds. 15.600,- en waarvan na dato ingepalmt is rds. 3000,- sodat wij hopen dat het overige mede wel zal inkomen. Invoegen wij de ministers sowel gerecommandeert hebben te besorgen, onder een volkomen goedkeuring van 's commandeurs gehouden gedrag in deesen, als om ten aansien van de inruyming van Cochims landen, waartoe hij naar haar gedagten, en so het ons ook voorkomt, wel te brengen soude sijn, als hij niet vreesde dat hem Trevancoor, ofschoon thans met hem vereenigd, dog die, so de gerugten willen, alweeder voorneemens soude sijn hem te gaan b'oorlogen, om Cochim in 't bezit sijner landen te herstellen, des te spoediger soude naderen naar tijdsgeleegendheid 't beste en favourabelste voor de belangen van Uw Ed. Hoogagtb. te kiesen en te betragten, terwijl men van den tijd diend af te wagten wat van dat gerugt worden zal, zeeker sijnde dat, ofschoon zulx vooreerst wel eenigsints strecken soude tot verbetering der finantiën van Cochims vorst, desselfs staat voor 't overige even onzeeker soude blijven en mogelijk nog twijffelagtiger kunnen werden, als Trevancoor de overwonne landen voor zigselfs quam te naasten, dat te vreese soude sijn. Fol. 714r-716v. (Toen de radja's van Tekkumkur en Vadakkumkur op het verzoek van de zamorin van Calicut zijn landen moesten verlaten, hebben deze vorsten verzocht om in het land van Pazhancheri Nayar te mogen verblijven. De commandeur heeft niet geantwoord, omdat Travancore verwachtte dat deze vorsten geen schuilplaats in Compagnies gebied werd gegeven. Hij berichtte Travancore dat het niemand werd toegestaan zich elders te vestigen. De regent Ali Radja vormt een bedreiging voor het fort Cannanur. Daarom nam het bestuur daar 24 tivassen in dienst, wat het bestuur en ook de Hoge Regering heeft goedgekeurd. Ze moeten, als ze niet meer nodig zijn, worden afgedankt. Ali Radja moet goed in de gaten gehouden worden, in het bijzonder dat er bij komst van een schip of schepen geen troepen aan land gaan. De kolathiri is overleden en opgevolgd door een jonge prins van 22 jaar, gedurende wiens minderjarigheid de broer van de overleden radja het bestuur waarneemt. De dienaren te Cannanur hebben een geschenk van ƒ 183 gegeven, waarbij het verdrag van 8 oktober 1754 is bevestigd en een ola werd ontvangen dat de overleden vorst nog ropia 943021/60 schuldig is. Tevens is voor de rouwceremoniën ten laste van de te leveren peper nog ropia 255413/40 besteed aan suiker, buskruit en contanten. De leverantie van peper gaat als gewenst. De verkoop van goederen bracht het boekjaar 1758/59 het mooie bedrag van ƒ 300.528 op, terwijl van 1 september 1759 tot 15 maart 1760 voor de aanzienlijke som van ƒ 291.020 is omgezet met een winst van ƒ 173.111. Op de poedersuiker werd dit jaar een winst van 76 % en op de kandijsuiker 60 % behaald, terwijl het voorafgaande jaar respectievelijk 65 % en 50 % werd behaald. Die hogere winst is betrekkelijk aangezien er minder suiker is aangevoerd. Het bestuur is opgedragen er naar te streven de prijs die te Surat is vastgesteld op ƒ 18,- de 100 lb poeder- en kandijsuiker, na rato te behalen. Dat moet mogelijk zijn, aangezien er meer bombarra’s van de noord kwamen en er door gebrek aan suiker op de eis van 6000 canasters maar 2575 geleverd hadden kunnen worden. De commandeur is verleden jaar gevraagd hoe de handel van en tussen Malabar en Surat gedreven zou kunnen worden, als Surat verlaten zou moeten worden. De commandeur heeft in een aparte missive van 1 april) ---verscheiden bedenkingen opgegeven, sijnde en onder anderen dat men geen meerder posten om de noord bezittende, mogelijk meerder voordeel soude kunnen doen in den verthier, omdat de negotiegoederen alsdan van Mallabaar afgehaald werden, en ook de vaart en thollen vermeerderen soude, met een voorstel om de kooplieden te animeeren tot den afhaal en aanbreng van Souratse retouren, en onder bedeling dat hij de bombades daarover reeds onderhouden en haar de besorging van eenige sortementen opgedragen hadde. So hebben wij dan ook, zulx als een zeer gepast middel aansiende, daartoe qualificatie gegeven en, om des te secuurder te wesen, derwaarts gesonden eenige monsters van Sourattse rethouren om aan die kooplieden inhandigt te werden, teneynde daar na den inkoop te kunnen doen tegens de gewone Souratse prijzen, of iets meer, met ordre nogthans om zulx omtrend ieder zoort vooreerst te probeeren met een enkeld corsje, die wij vervolgens zullen examineeren. Fol. 718v-719r. (De generale domeinen brachten bij de verpachting van 1759 ƒ 42.979, d.w.z. ƒ 4188 meer dan het voorafgaande jaar op. De inkomsten van de tuinen en landerijen over 1758/59 en de betaling van de dharmottu panikkar aan de dienaren te Chettuvay kwam op ƒ 47 en 505 parra’s nely, maar Velosenadu Nambiyar blijft onder valse voorwendsels in gebreke. Wegens de droogte en het schaarse gewas brachten de pachters van Paponetty over eind februari 1758 tot eind februari 1759 slechts ƒ 3229 en 20.8055/8 parra nely op, maar ze beloofden het nog verschuldigde van 9827 parra nely en ƒ 603 in het geheel, of tenminste het grootste gedeelte, bij de oogst in 1759 te leveren. De gerechtigheden zijn voor 20 jaar verkocht voor 29.3203/4 Cranganurse parra nely en 4890 fanum, d.w.z. 1674 parra nely en 855 fanum per jaar meer dan in 1749. De vorst van Cranganur is met veel moeite overgehaald tot betaling van de tiende over zijn tuinen in het veroverde Paponetty. De radja van Airur en anderen volgden, zodat wordt gehoopt dat Muriyanattu Nambiyar, de prins Cartamara en de dienaren van de tempel Tiruvanchikkulam ook daartoe zijn te brengen. Als dat niet lukt, moet tot maatregelen worden overgegaan door arrest of anderszins. Deze gerechtigheden brachten bij de verpachting voor de tijd van een jaar 7253 Cranganurse parra nely op, wat weinig lijkt, maar door de tijd aanzienlijk kan worden. Het bestuur heeft de tuinen en landerijen in het gebied van de Compagnie precies doen opnemen, waarvan vanaf heden een groot gedeelte verpacht zal worden. De algemene uitgaven waren in 1758/59 ƒ 317.351, d.w.z. ƒ 34.202 minder dan in het voorafgaande jaar, en de inkomsten ƒ 366.999, d.w.z. ƒ 15.007 meer. De uitgaven zijn dus ƒ 49.648 minder dan de inkomsten en het resultaat was ƒ 49.209 beter dan het voorafgaande jaar. Het bestuur is hierom geprezen en aangespoord de uitgaven zoveel mogelijk te beperken. Bij besluit van 31 juli 1759 is aangespoord om verscheidene posten in overeenstemming te brengen met de door gouverneur-generaal Jacob Mossel in 1755 opgestelde memorie van bezuiniging. Tussen 1 mei 1759 en eind maart 1760 is 1.930.774 lb peper verworven, d.w.z. 469.226 lb minder dan in 1758/59. Dit is niet alleen veroorzaakt door een schrale oogst en geringere aanvoer uit het noorden, maar ook doordat de vorst van Travancore en Ali Radja in gebreke bleven. Het bestuur heeft met de Hercules 900.000 lb, en met de sloep Johanna Catharina in twee reizen 250.411 lb peper naar Ceylon verscheept en met de Radermacher 806.208 lb naar Batavia. Er zijn geen contanten gevraagd en er is nog voorraad voor een heel jaar. De 200.000 ropia's uit Surat moeten, als ze op Malabar niet nodig zijn, naar Batavia gestuurd worden, evenals de dukaten die daar meer opbrengen. Die munt mag niet direct uit Nederland besteld worden. Ceylon is opgedragen de dukaten voor Malabar naar Batavia te zenden. Zoals in de brief van 31 december 1759 uitvoerig is beschreven, steeg de koers van de ropia aanzienlijk t.o.v. de fanum. Hierdoor waren er ongeregeldheden in de militie. De koers moet zoveel mogelijk constant gehouden worden. Het voorstel van de commandeur in een aparte missive van 1 april 1760 om de gewilde goederen te veilen tegen fanums, als de munt onder zijn waarde komt, is aanvaard. Als proef is dit reeds geschied met oud versleten wapentuig en onverkoopbaar in de pakhuizen liggende goederen. Ook is bevolen voor de munt te Nagapattinam door te gaan met de inwisseling van 30 fanums tegen één ropia, zonder daarin te ver te gaan en zelf tekort te krijgen. Er is een afschrift meegezonden van het bericht over het gehalte van oude en nieuwe fanums die van Malabar naar Batavia werden gezonden. Het bestuur is daarvan ook een kopie gestuurd. Het is zorgeloos dat in de kruitstampmolen door gebrek aan salpeter geen buskruit kon worden gefabriceerd, omdat het in Batavia had kunnen worden besteld. Het is een flauw voorwendsel dat er genoeg buskruit in voorraad was, want er wordt voor Travancore veel van besteld. De kruitmolen moet aan de gang blijven en daarom is salpeter toegezonden.) passato van Bargare weggevoerde pepervaartuygen door de bediendens te Tallicherij en dat sij aan den gouverneur en raad te Bombay soude versoeken om daarinne te voorsien, dat onse maatschappij niet weder so sensibel in haare commercie wierde verhindert. Valt ons ten dien opsigte maar te noteeren dat sij, zeedert daarvan afgesien en geresolveert hebbende om de brief van die van Bombay onbeantwoord te laten ter evitatie van verdere vrugtelose debatten, wij zulx daaromme ook voor welgedaan aangesien en dierhalven g'approbeert hebben. tegens het met ons gesloten contract, hebben wij niet alleen zeer qualijk opgenomen dat 't opperhoofd te Coilang een vaartuyg met hare pas en vlag voorsien, 'twelk voorbij wilde, Door de ministers direct bedeelt sijnde de restitutie van het door de Engelschen in anno De Deenen, door den Trevancoorsen vorst een plaats te Colletje vergunt sijnde strijdig (Het bestuur is van mening dat, als een Europese vijand een aanval doet en het noodzakelijke volk genoodsaakt hadde die baay binnen te lopen om 't selve volgens ons onbetwistbaar regt, een pas van onse maatschappij te doen neemen, maar ook kunnen goedvinden daarteegens te protesteeren. Dan, vermits dat protest niet alleen op eene seer gepaste wijse b'antwoord, maar 't ook zeker is dat wij niet gehouden sijn, ofschoon sij de wettigheyd van haar verblijf ter voorschreeve plaatse op een vergunning van den souverain des lands willen fondeeren, sodanigen vergunning, waartoe dien vorst uyt hoofde van het met ons aangegaan contract niet bevoegt is te respecteeren en dus haar ook niet als wettige residenten van de Deensche compagnie ten voorsz. plaatse te erkennen. Maar daarenteegen het regt, dat selfs d' Engelschen en Franschen ons niet betwisten, met alle regt mogen handhaven. So hebben wij de bediendens aangeschreeven bij dat gebruyk te blijven. Fol. 723v-724v. ontbreekt, het beter is Cannanur, Quilon, Chettuvay en Cranganur te verlaten en alle macht te Cochin samen te trekken. De Hoge Regering is het daarmee eens onder het voorbehoud dat de forten niet zo achtergelaten moeten worden dat een vijand zich daarin zonder bezwaar kan vestigen. Er zijn officieren die oproerig gedrag van militairen tegen het ontvangen van gage en kostgeld in fanums niet verhinderen, maar heimelijk ophitsen. Zij hebben zich slecht van hun taak gekweten. Daarom zijn wegens het overlijden van kapitein Jan Bulkens niet alleen de kapiteins-luitenant Christiaan Ewits en Fredrik Becker naar Ceylon overgeplaatst om daar uit dienst te treden of daarin te blijven, maar zijn als hoofd van de militie naar Malabar gezonden de kapitein-militair Lodewijk August Saint Etienne en kapitein-luitenant Jan Fredrik Benning. Het bestuur is gemachtigd om overige verdachte officieren over te plaatsen naar Batavia, terwijl zes overgezonden belhamels bij besluit van 12 augustus 1760 tot matroos zijn gedegradeerd en zijn veroordeeld om een jaar onder de vlag te lopen op het eiland Onrust, om vervolgens naar Nederland overgezonden te worden. Het bestuur is voorgehouden dat vier delinquenten die tot de dood aan de galg veroordeeld waren, ten onrechte door de commandeur ter nadere beslissing over het vonnis naar Batavia zijn gezonden. Assistent Joan Andries Daimiecher die tot lid van de Raad van Justitie was benoemd, heeft daarvoor een te lage rang. In het vervolg moeten dienaren met een hogere rang benoemd worden. Dominee Carel Zezillen is op zijn verzoek naar Ceylon beroepen en dat gouvernement is bevolen één van de predikanten daar, die in het Nederlands preekt, maar ook Portugees zal moeten leren, naar Malabar te zenden. Mutaties onder de dienaren. In de brief van 15 oktober 1760 is de vervanging van commandeur Casparus de Jong door het opperhoofd te Cannanur Godefridus Weyerman reeds gemeld. Tot opperhoofd te Cannanur is onderkoopman Anthony van Vechten benoemd met bevordering tot koopman. Opperkoopman Nicolaas Keyser is tot sjahbandar te Batavia aangesteld, terwijl in zijn plaats tot hoofdadministrateur te Malabar de koopman en oud-pakhuismeester te Surat Jan Anthony Sweers de Landas met bevordering tot opperkoopman werd benoemd. SURAT aangevoerd) 614 packen diverse lijwaten voor India 1 pack monster kleden voor 't patria 500.000 pees zilvere ropia's, nevens eenige gummen en drougens, bedragende te samen een montant van Terwijl daarenboven vandaar met het voormelde schip 't Hoff d' Uno en de hoeker de Jonge Jacob na Ceylon voor 't patria versonden is een inkoopsbedragen van Ongerekent nog 't gesondene vandaar met Cattendijke en de Jonge Jacob na Cochim ten emportante van aan zilvere ropia's, eenige lijwaten etc. En met gemelde scheepen voor Ceylon en Met de schepen Waakzaamheid, Hof d’ Uno, Kattendijke en Lekkerland is uit Surat te Batavia 140.751,10, 1.058.649, 15, 308.726,17, ƒ ƒ ƒ - - - ƒ ƒ ƒ - 8 5, 8 16.372,3, 1.524.500, ,, ,, looth thin Bancas plat ijzer eliphantstanden notenmuschaten garioffelnagulen foelij of macis poeder zuyker candij dito arreek campher Japanse roode menij cochinille etc. beloopende, met eenige (Met genoemde schepen zijn uit Surat de gewone en geheime brieven van 16 november en 17 december lb. koper Japans in staven ,, ,, platen ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, aanreekeningsposten, een montant van de Caap aan lijwaten, drogues etc. tot Sodat het versondene vandaar in 't geheel sommeert Sijnde daarentegen op der ministers eysch met de scheepen Duynenburg, Lapienenburg en Thoornvliet, buyten eenige articulen van gering belang, tot voortsetting van den handel weder voldaan en derwaarts gesonden 300.000 22.092 20.006 180.002 100.017 20.012 49.959 69.898 3080 1.528.416 202.650 200.000 14.9961/8 1500 8923/4 Fol. 727r-v. 1759, 16 en 18 januari, 15 februari, 9 en 16 april 1760 ontvangen. Hierover werd op 24 en 25 juli vergaderd. In de brief van 16 november 1759 werd gerapporteerd dat de groente te Surat duur is en dat er in het bijzonder daar gevaar van desertie van de schepen zal zijn, als er volgens het reglement van 11 april 1755 iedere maand vier stuivers de man wordt verstrekt in plaats van een bedrag op iedere hagjesdag.14 In de brief van 9 april 1760 schreef het bestuur, in antwoord op het rapport van de controleurs van de onkostenrekening, dat men de schepelingen daarvoor niet kan onderhouden. Besloten is het bestuur toe te staan om, als het niet anders kan, voort te gaan volgens zijn besluit van 27 december 1756. De verantwoording van de dispensier te Surat, Anton Sigfried Gothold Guze, op de genoemde onderzochte onkostenrekening is de visitateur-generaal ter hand gesteld. Op diens bericht van 8 augustus 1760 is op die dag besloten de vergoeding van ƒ 7616 wegens onregelmatige verstrekkingen, waartoe op 30 oktober 1759 was besloten, in te trekken en de verstrekkingen te laten passeren, waarvan echter wat het bestuur al had laten betalen tot een bedrag van ƒ 871 wordt afgetrokken. Omdat zij op die voorwaarde zijn aangemonsterd, is het redelijk de moslimzeevarenden naast ghee, of geklaarde boter, kitserij te verstrekken. Maar het verstrekken van rijst als rantsoen voor de terugreis naar Batavia, voorzover die niet uit de restanten genomen kan worden, is onnodig, aangezien de schepen te Batavia voldoende bevoorraad zijn en die rijst dan overbodig zou zijn. Overigens moeten voor de verstrekkingen de gedrukte reglementen gevolgd worden. In de brief van 9 april schreef het bestuur dat er sjouwers in dienst genomen moeten worden, aangezien de moslimatrozen direct ontslagen willen worden, als ze met de schepen terugkeren, en de Europese bemanning te gering in aantal is om dit werk te doen. Hoewel in de brief van vorig jaar het huren van sjouwers als onnodig werd bestempeld, is dit gebruik, zolang er geen voldoende Europese bemanning is, goedgekeurd. De schipper en opperstuurman moeten de directeur wel schriftelijk rapporteren hoeveel en hoe lang sjouwers zijn gebruikt, zodat er geen excessen en onregelmatigheden plaatsvinden. Het kalfaten dient door de scheepstimmerlieden met hulp van drie à vier kalfateraars te geschieden. De redenen genoemd in de brief van 9 april 1760 waarom de touwen die aan de schepen op de rede verstrekt zijn, niet bij vertrek teruggegeven kunnen worden, zijn geaccepteerd. De Compagnie lijdt geen schade als ze behoorlijk op de onkostenrekening gezet worden. Bij vertrek in april kunnen de schepelingen de ankers en touwen wegens het slechte weer niet lichten en moeten ze deze achterlaten. Er zijn twaalf in Batavia 14 Hagjesdag, dag waarop een rantsoen vlees of spek wordt verstrekt. 540.642, -, ƒ 2900,-, of de helft van de in reekening gebragte ƒ 5800,- voor arbeydsloonen, met ordre (Het vergaan van de open horry de Brootrot door een rukwind op de zeebanken is volgens het bestuur niet vervaardigde boeien gezonden om de achtergelaten ankers en touwen te markeren, zodat ze niet geheel wegraken. Het besluit van het bestuur van 18 maart 1760 om, wegens het afschaffen van de kantoren Ketsmanduwe en Danda Rajapur, het smalschip de Jonge Susanna in het najaar met een vertrekkend schip naar Ceylon te zenden, is uitstekend. Er is bevolen het smalschip de Zeeleeuw in december via Ceylon naar Batavia te zenden, omdat het daar nodig is voor patrouilles. Als zo’n schip te Surat beslist nodig is, moet er daar één worden gebouwd of ingekocht. De onkosten aan het onderhoud van te Surat thuishorende schepen van ƒ 17.900, d.w.z. ƒ 3877 minder dan het voorafgaande jaar, gevoegd bij het besluit van het bestuur van 31 maart 1760, is goedgekeurd, hoewel ze het bedrag in de memorie van bezuiniging overschrijden. Er wordt op vertrouwd dat er zuinigheid is betracht, en dat voortaan de bedragen in de memorie van bezuiniging niet overschreden zullen worden. De onkosten aan herstel en verstrekkingen aan de schepen bedroegen in 1757 het aanzienlijke bedrag van ƒ 38.802. Bij besluit van 15 september 1758 is dit voor onderzoek aan de opperequipagemeester te Batavia, Theunis Jansz. Roseboom, voorgelegd en vervolgens, wegens diens vertrek naar Europa, aan de huidige functionaris Hendrik Booms. Zijn rapport is 11 november behandeld en er is bevolen de gewezen equipagemeester Jan Warnar Falk, aan wie dit bedrag ter restitutie was opgelegd, het volgende te laten vergoeden) 60 pees Ambonse 1422 pees jatij planken van 1 à 11/2 duim 206 Chineese planken 2000 lb. hoepijzer en 14.6731/3 lb. staafijzer, nevens. aan de ministers, om 't een en ander te laten uytkeeren door degeene die zig als borgen hebben geïnterponeert, sonder dat sulks van sijne gewone borgtogt afgetrocken zal mogen werden. Fol. 732r-v. te wijten aan plichtsverzuim. Daarom moet een uitgave van ƒ 4257 om het opgeviste wrak te herstellen maar gedragen worden, omdat zo’n vaartuig te Surat niet gemist kan worden. Daarin is een touw voor de Jonge Jacob voor ƒ 675 begrepen en de huur van horry's om het gestrande schip in de rivier te slepen. Bij hun brief van 9 april deed het bestuur een opgave van de kosten voor konvooi aan makelaars van de Compagnie in 1759 voor een bedrag van ƒ 1023. Men schreef dat verlening van konvooi gebruikelijk is en dat de schepen toch maar werkeloos lagen en de onkosten doorliepen. De buitengewone kosten van ƒ 421 voor kostgeld van de militairen en zeevarenden zijn door de makelaars betaald. Het bestuur wees erop dat, als dit konvooi door de makelaars betaald moest worden, zij het wel in de prijs van de koopwaren zouden incalculeren. Er is geschreven dat deze hulpverlening mag worden vooortgezet, als de buitengewone kostgelden maar ten laste van de makelaars worden gebracht. Over de geslaagde expeditie naar Ketsmanduwe is tevredenheid geuit. Volgens de rekening opgenomen in het besluit van 14 maart 1760, is te Mundra een horry met contanten en enige goederen buit gemaakt, wat ruim opweegt tegen de geleden schade door de onverwachte uitzetting uit het land van de vorst en alle kosten van de expeditie. Er is zelfs ƒ 2505 mee verdiend, waarbij ƒ 345 voor 20 leggers drinkwater die verstrekt werden, is meegerekend. Deze gang van zaken is goedgekeurd. Bovendien is de wrevelige radja zo vernederd, dat hij via de Engelsen en de makelaars om het bijleggen van de verschillen en om vriendschap met de Compagnie vroeg. Zo is duidelijk dat er soms dwangmiddelen moeten worden toegepast om Compagnies goed recht te handhaven. Over de ontvangen ladingen berichtte het bestuur dat de van Ceylon met de Tulpenburg in 1759 aangebrachte 58 gewatteerde katoenen dekens en 8 tapis kankenia die verrot en beschadigd te Batavia aankwamen, met goed en droog weer zijn ingescheept en door de gezagvoerders van de schepen in goede staat ontvangen zijn. Het verlies bij verkoop op de dekens van ƒ 237 en van nauwelijks ƒ 8 op de tapis kankenia moet maar gedragen worden, aangezien het niet op de gezagvoerders van de schepen te verhalen is. Bij het besluit van het bestuur van 5 december 1758 was een verantwoording van de gewezen equipagemeester Jan Warnar Falk op een bericht van de baas-smid van de werf te Batavia over een onderwicht op enige dreggen die in 1755 naar Surat waren verscheept. Bij besluit van 25 juli is dit gepasseerd, daar de dreggen behoorlijk waren afgescheept en verantwoord. Een verzoek van de genoemde equipagemeester Falk om de belasting van zijn Bataviase soldijmemorie met ƒ 214 wegens schuld op De Drie Papegaaien, waarmee hij als luitenant te Surat was aangekomen, uit te stellen voor nader onderzoek, is afgewezen. Deze vergoeding geschiedde namelijk uit de verhoging van de gewone 25 % op de Suratse belasting, genoemd in het besluit van het bestuur te Surat van 5 februari 1754. Bij besluit van 2 november 1759 heeft het bestuur een bedrag van ƒ 3206 aanvaard dat uit Batavia was aangerekend voor wat in 1755 teveel was betaald aan de gezagvoerders van drie schepen voor de toegestane aanvoer van poedersuiker. Dit bedrag is de boedel van de overleden factuurhouder Ebbenhorst in rekening gebracht, omdat hij had moeten constateren dat de poedersuiker niet zoveel had opgebracht, als ze aan Batavia was toegerekend. Als Ebbenhorst dit, zodra het was ontdekt, naar Batavia had gerapporteerd, dan had het teveel betaalde de gezagvoerders in rekening kunnen worden gebracht. Ook de belasting van de rekening van onderkoopman Hendrik Cronenberg met ƒ 1263 voor eenderde van de door de carga's van de Rhoon genoten provisies is goedgekeurd, aangezien het reeds was uitgekeerd aan de executeurs in de boedel van de overleden kapitein-ter-zee Walraven, die de carga van de handel op Danda Rajapur is geweest. Hoewel met tegenzin is het request van de onderkooplieden Johannes Sanderus en Jacob van der Sleijden, dat door het bestuur werd ondersteund, om ontheven te worden van de vergoeding van ƒ 10.159, die het bestuur hun had opgelegd bij besluit van eind maart 1758, ingewilligd. Het betrof verlies geleden op manufacturen die beschadigd uit Danda Rajapur waren teruggekomen. Het is een goede zaak dat het bestuur genoemde dienaren wel een bedrag van ƒ 1315 heeft laten vergoeden voor een hopeloze post, tenzij verhaal mogelijk is, en ook ƒ 11.403 wat de kooplieden door de blokkade van het fort Janjira niet hadden kunnen betalen. De afschrijving bij besluit van 8 december 1759 van goederen die door de hoofdadminstrateur per eind augustus 1759 onbekwaam, defect of bedorven waren bevonden, en de kosten van ƒ 501 voor herstel van enige onbruikbare goederen zijn goedgekeurd. Dit is ook het geval met de tekorten in gewicht bij het reinigen van de nootmuskaat en kruidnagels, zoals vermeld in de brief van 9 april 1760, hoewel de opgave vaag blijft, doordat het tekort op het laatste product niet vermeld is, noch wat er aan stof en gruis uitgekomen is. Eveneens is het tekort van 53/4 % op 19 volle en een restant sokkel foelie aanvaard, met de opdracht de sokkel op 154 lb af te maken. Ook is aanvaard dat een paard zonder nalatigheid verrekt is bevonden en dat aan de pakhuismeester de hem toekomende en gepermitteerde onder- en overwichten van 1758/59 zijn vergoed. Afgeschreven zijn tevens de artillerie-, ammunitie- en uitrustingsgoederen, inclusief zwaar touw, verloren bij het vergaan van de horry de Brootrot, een onderwicht van 21/4 % op suiker verzonden naar Ahmadabad in 1758, ƒ 37 aan koelie- en weeglonen daarop, een onderwicht van 1 % op 200 canaster suiker sedertdien daar aangevoerd, evenals 11/2 % op suiker te Broach aangevoerd. Gepasseerd is een winst van ƒ 70,9,- of 53/4 %, op een partij onverkoopbare porselein met een inkoopwaarde van ƒ 1466 en een verlies van ƒ 18,9,-, of 371/4 %, bij verkoop van bedorven kaneelwater. De verkoop van restanten lood in kassen en artal china met een inkoopwaarde van ƒ 8022 tegen een verlies van ƒ 2290, veroorzaakt door een verlies van 223/4 % op de artal china, is aanvaard. Het bestuur achtte het onwaarschijnlijk dat dit nog verkocht zou worden, en het bevel het nog wat aan te houden kwam te laat. Uit het algemeen rendement over 1758/59 in de brief van 9 april 1760 bleek) ---dat op een inkoopsbedragen van ƒ 493.506,6,8 suyver gewonnen was een somma van ƒ618.984,- ofte 125 procent met en 841/4 procent buyten de specerijen. Also de winst op de laatstgemelde alleen ƒ 218.697,5,8 bedroeg, hebben wij die winst passabel geoordeelt, uyt consideratie der troebeleuse omstandigheeden, waarin Souratta mede zedert eenigen tijd geverseert heeft, alsmede de behaalde winst op de zedert gedane verkoop in de maand november, van de goederen met de scheepen de Waakzaamheyt en 't Hoff d' Uno aangebragt. Also blijkens 't geïnsereerde rendement in evengemelde missive op derselver inkoops kostende tot ƒ 212.474,5,8 g'advanceert was een montant van ƒ 482.763,15,8, ofte 2771/4 procent, hebbende de specerijen daaronder afgeworpen een winst van ƒ 301.332,1,8 in gelde en de zuyker van 791/2 procent. Fol. 739r-v. (Er is tevredenheid betoond over de verkoop van 79 leggers arak à ƒ 200 met 815/8 % winst, d.w.z. 153/4 % meer dan het voorafgaande jaar. Aanvaard is de prijs van ƒ 319,10,- voor 100 keizerdaalders, d.w.z. nauwelijks 64 stuiver het stuk, en van ƒ 6,16,- per dukaat buitgemaakt in de expeditie naar Ketsmanduwe. Ook is de verkoop van het restant akerbier en olijfolie met een winst van ƒ 18,18,8, d.w.z. 401/2 %, goedgekeurd, maar tegen de prijs voor staal van ƒ 33,6,- de 100 lb, d.w.z. 215/8 % winst, en van maar ƒ 23,13,8 voor zink, d.w.z. een verlies van 101/4 %, heeft het bestuur deze goederen niet willen verkopen. Die prijzen zijn te laag om deze goederen voor de handel te bestellen en ze zullen wel niet stijgen. Het staal, voor zover niet nodig voor eigen gebruik, alsmede het zink, als een betere Op de demonstratie der ministers, wegens de onmogelijkheyt om in Souratta de goederen markt niet te verwachten is, mogen voor genoemde prijzen verkocht worden. Omdat het bestuur het verlies toeschrijft aan de dure inkoop en de excessieve aanrekening door Ceylon, mag het dit gouvernement in rekening gebracht worden. De bestelling van kamfer, op welk product 971/2 % winst is gemaakt, is uitgevoerd, aangezien er genoeg voorraad voor Nederland was, maar er moet tenminste 20 stuiver het pond voor gevraagd worden ter voorkoming van doorvoer met winst naar Europa. Anders moet het teruggestuurd worden. Het bestuur bericht in de brief van 9 april dat de poedersuiker aangevoerd met de Kattendijke en Lekkerland niet de prijs van ƒ 18 de 100 lb kon halen, maar dat de makelaars er ƒ 16,9,8, d.w.z. 951/2 % winst, voor wilden geven. Daar het bestuur aannam dat de partij niet onverkocht moest blijven, is de verkoop bij besluit van 5 april voor die prijs geschied. Dat is voor deze maal geaccepteerd. Wel wordt verwacht dat de nu gezonden partij ƒ 18,- de 100 lb zal opbrengen, des te meer daar op de bestelling van 5500 canasters, of 2.062.500 lb, wegens de schrale oogst maar 1.528.416 lb is voldaan, wat bijna de helft minder is dan eerder werd afgezet, vooral daar de suiker witter en beter is omdat slechts eerste en tweede soort wordt geaccepteerd. Om de gezaghebber en secunde echter niet te zeer te binden is per geheime brief toegestaan dat de suiker tegen een lagere prijs verkocht mag worden, als de makelaars de officiële prijs niet willen betalen, waardoor de suiker onverkocht zou blijven.) aanstonds na den verkoop te laten blijven voor reekening van den koper, schoon zulks nog so billijk en met de eygenschap van verkoop overeenkomende gehouden moest werden. So, wijl zulks eerst bij inwilliging, om de makelaars te animeeren tot het aanslaan van geheele scheepsladingen tegelijk, ingevoert en vervolgens in een gewoonte geconverteert was, als dat de makelaars verklaart hadden alsdan absoluut geen goederen te zullen negotieeren, en sij dus meede in geenen deele in staat waaren de geheele scheepsladingen die sij aansloegen, aanstonds te betalen Sonder welke egter de afhaling der goederen uyt de pakhuysen volgens Compagnies ordre niet mag geschieden. Fol. 742r. (De Hoge Regering ging ermee akkoord de makelaars ertoe te brengen dat de specerijen en het koper voor eind oktober en de andere goederen binnen een jaar afgehaald zouden worden. Te Ahmadabad werd in 1758/59, inclusief de specerijen, maar ƒ 14.940 ontvangen, d.w.z. met 901/4 % winst, en slechts ƒ 2047, d.w.z. met 58 % winst, in de eerste zes maanden van dit boekjaar voor een beperkte partij suiker. Als de uitgaven van het kantoor, afpersing door regenten, faillissement van makelaars en stilstand van de inzameling van textiel daarvan afgetrokken worden, dan blijkt dat dit kantoor niet rendabel is. Het bestuur heeft in de brief van 16 november 1759, in antwoord op de extracten uit de brieven uit Nederland, dit reeds aangetoond. Er is opgemerkt dat het de hoogste tijd is het kantoor te Ahmadabad te sluiten. Daarom is er in een geheime brief aan de gezaghebber en secunde tevredenheid over getoond dat het bestuur op 18 maart 1760 in het geheim besloot om de factorij te Ahmadabad geheel te sluiten. De maatregelen om daarin te slagen en verzet van de regenten daartegen het hoofd te bieden zijn goedgekeurd. Deze zullen hun belang de Compagnie daar te houden zeker verdedigen. Het bestuur is aangespoord alles aan te wenden om het restant van de schuld van de makelaar ter plaatse van ƒ 5850 voor geleverde suiker in te vorderen. Omdat het volgens de dispensier 373/4 % voordeliger is dan het kopen van waskaarsen, is toestemming gegeven met de toegezonden was een voorraad waskaarsen voor twee jaar aan te maken. Wat overblijft mag verkocht worden. De verantwoording van hoofdadministrateur Jan Drabbe over de inkoop van textiel op de opmerkingen van Heren XVII over de dure inkoop van de ponnebegesjes in 1756 uit Surat naar Nederland gezonden, die bij het besluit van het bestuur van 24 november 1758 was gevoegd, is reeds tweemaal naar Nederland gezonden. Daarbij wordt het gelaten. De toevoeging aan de passen dat schepen naar Malakka varende, of dat vaarwater passerend, geen zijden patholen mogen vervoeren, is goedgekeurd, aangezien daarover met de regenten geen moeilijkheden zijn te vrezen. Ook is uitsluitend voor deze keer aanvaard dat het bestuur de leveranciers toestond om de in productie zijnde textiel in mei op de oude eis en de aanbesteding van het voorafgaande jaar te leveren. Zij voerden aan dat ze door de onlusten de nog niet gereed zijnde textiel niet tijdig bij de drukkers en wevers hadden kunnen afleveren. Wel wordt verwacht dat de levering voortaan op tijd geschiedt, aangezien factorijen die textiel afzetten, hun bestelling daarop inrichten. Ook is goedgekeurd dat op de bestelling uit Nederland voor 1759, vastgesteld te Amsterdam op 22 oktober 1757, chela's met rode hoofden zijn gecontracteerd, en tevens photassen, in de bestelling uit Batavia van 1 augustus 1758 vermeld, voor ƒ 900 het pak eerste soort en ƒ 720 de minste, mits de achtergrond levendig was en de photassen de volle lengte van 5 el en breedte ,, ,, ,, 2 dito 1 dito 6 dito dito dito dito ,, ,, ,, ,, ,, breede heele. En insgelijks niet dan met genoegen ontwaard dat de leverantie der in anno passato Voorts hebben wij voor wel gedaan gehouden dat eenelijk de volgende rabatten op de (De Hoge Regering schept er genoegen in dat de aanbesteding op de bestelling voor Nederland van 17 van 19/16 el hadden. Het is goed gedaan dat, op verzoek van de Suratse leveranciers, zeven pakken baftas , wit, breed en heel, tegen de prijs te Broach op de nieuwe aanbesteding zijn geaccepteerd. Het is goedgekeurd dat het bestuur op 5 april 1760 besloot textiel die niet geheel gelijk is aan het monster, voor tweede soort te verklaren en met meer verschillen voor derde soort en voor beide een vaste prijs te bepalen. De prijzen die de aftredende directeur Louis Taillefert in zijn memorie aangaf, zijn met de besluiten genoemd in de brief van 9 april 1760 officieel als geldend verklaard. Er is bij het openen enige verbetering bespeurd in de kwaliteit van de soorten uit Broach ontvangen. Er moet scherp op gelet worden dat deze in het vervolg steeds beter worden.) parthijen in het jaar 1759 gelevert waren gevallen, als van 4 procento op 4 packen baftas swarte smalle heele halve 3 ,, 5 ,, ,, 5 ,, gecontracteerde retouren in soverre schot hadde genomen, dat, als de chitsen en zijde patholen nog voor ultimo april inkwamen, sowel aan de patriase, als Indiasche eysschen genoegsaam niets soude manqueeren. Fol. 746r. oktober 1758 en voor Batavia van 12 augustus 1759 op 4 maart 1760, was uitgevoerd. Uit de brief van 9 april 1760 bleek dat alles goedkoper, zelfs tot 111/8 % minder, dan in het voorafgaande jaar is aanbesteed. Verwacht wordt dat de monsters van een corge van iedere soort van de soorten op proef aangemaakt voor Nederland, bestaande uit sitsen in soort en niquaniassen, zich daarbij zullen bevinden. Volgens het rapport van 4 maart 1760 handelden de Engelsen daar al in en de Compagnie nog niet. Hopelijk voldoen ze aan het oogmerk en zijn ze voordelig voor de Compagnie. Er is akkoord gegaan met het voorstel van het bestuur in zijn brief van 16 april 1760 om, in plaats van 20 stuks, ofwel 1 corge van ieder soort, met de Lekkerland te zenden, 10 stuks over Batavia te sturen, de andere helft van de sitsen en niquaniassen in november of december via Ceylon en de deriabadijs te laten volgen via Batavia. Ook is het goed dat het bestuur van niquaniassen met Engelse streep, waarvan het prijsverschil niet uit de streep, maar uit de kwaliteit voortvloeit, de gevraagde 2000 stuks in soort van 8 wiesa met streep heeft laten maken, daar Heren XVII hebben gezegd met de kwaliteit tevreden te zijn. Wat betreft de chela's met verschillende ruiten is het goed gedaan om van de toerias de helft naar monster nummer 10, en de helft naar 11, en tevens van de callas de helft naar monster 12, de helft naar 13 aan te besteden. Dat is ook het geval met het aanmaken van de bestelde naginapaats, de helft naar het oude, de andere helft naar het nieuwe monster. Heren XVII hebben niet laten weten of soort 15 of 16, waarvan voor het eerst de helft in 1756 was gecontracteerd en waarmee was doorgegaan, de voorkeur verdiende. Eén van de twee zal wel met de wensen van Heren XVII stroken. Het is goedgekeurd dat de opperchirurgijn, ter voldoening van de bestelling uit Nederland van 22 oktober 1757, is toegestaan aloëhout voor ƒ 94,17,8 de 100 lb in te kopen, mits van goede kwaliteit, wat ƒ 13,8,8 minder is dan het voorafgaande jaar. Naast de geheime brief van de directeur en secunde van 17 december 1759, zijn de geheime resoluties van 2 november 1759 ontvangen. Zij betreffen de behandeling van voorstellen en bevelen in de radicale beschrijving van Surat en de daarop door de Hoge Regering genomen geheime besluiten van 5 en 10 oktober 1758. Daarom werd het beter gevonden de opdracht om de pakken textiel uit Broach direct naar Batavia te zenden, in te trekken. De controle en hersortering zou maar hinderlijk zijn. Tevens is in een geheime brief bevolen geen opium te Surat in te kopen, aangezien de toelichting en de hoge prijs tonen dat deze handel eerder nadelig, dan voordelig zou zijn. De uitgaven aan Compagnies woningen en gebouwen waren niet alleen uitzonderlijk, maar ook de onkosten waren vrij hoog. Volgens de brief van 9 april 1760 bedroegen zij ƒ 32.171 voor een nieuwe latei no. 4, nieuwe hoofden, vergaderzaal en gebouwen op de werf. Ze zijn aanvaard in het vertrouwen dat de aftredende directeur Louis Taillefert er bijzondere aandacht aan heeft besteed en op zuinigheid heeft gelet, zodat de Compagnie verder van buitengewoon timmer- en reparatiewerk bevrijd zal blijven. Niettemin deden Louis Taillefert en de secunde het in hun geheime brief van 16 november 1759 voorkomen dat de reductie niet van hen maar van de Hoge Regering afhing. De Hoge Regering gaf te kennen daartoe weliswaar te zullen bijdragen, maar van het bestuur verwachtte dat het als zuinige economisten daaraan zou meewerken. Er wordt niet Voorts hebben wij voor wel gedaan aangesien dat de ministers, op de door ons (De kosten van ƒ 899 voor reparatie aan de loge te Ahmadabad en van ƒ 266 voor het verleggen van getwijfeld dat het bestuur alles zal aanwenden de activiteiten te beperken, of de uitgaven te besnoeien. Daarbij wordt gedacht aan die voor kostbare woningen en pakhuizen, en voor verbouwing van de werf. Het bestuur zegt zelf dat deze bij een verrassingsaanval de goederen en bezittingen toch niet kunnen beschermen. Dat geldt des te meer als de huidige situatie, waarin Surat door de Engelse overheersing is gebracht, blijft voortduren. Wat echter noodzakelijk moet gebeuren valt niet te vermijden, als de zuinigheid maar niet uit het oog wordt verloren. Hierop vertrouwende is een uitgaaf van ƒ 666 voor de vernieuwing van de draagstoel, en van ƒ 227 voor twee nieuwe vliegenwaaiers van paradijsvogelveren goedgekeurd.) geordonneerde vergoeding van het bekostigde voor de eerste opregting der lattij no. 3, besloten hadden door den moedi15 weder in cas te laten tellen de aan denselven, onder cautie de restituendo, afgegeevene ƒ 1640,16,-, of van sijne in te dienene specificatiën te deconteeren. Terwijl reeds bevorens voor desselfs reekening gelaten was een montant van ƒ 1327,15,8 en derhalven thans, op der ministers vertooning dat die arbeydsman daardoor streng genoeg gestraft was, gepasseert de resteerende ƒ 1129,13,8, die ten ruymsten gerekent nog souden dienen tot Compagnies schadeloosstelling. Nadien de reedenen, door hen geallegueert bij besluyt van den 18e maart passato, aannemelijk sijn en 't niet raadzaam schijnt dat bedragen verder door middelen van dwang op dien moedi te verhalen. Fol. 750r-v. pannen en dakreparatie, wat door de duurte van materialen ƒ 56 meer is dan het voorafgaande jaar, zijn aanvaard. De reiskosten van de gewezen eerste commissiant te Danda Rajapur Johannes Sanderus van zijn vertrek vandaar naar Poona tot zijn vertrek naar Surat van ƒ 1252, van ƒ 50 voor de heenreis van assistent Felix naar Broach, en van ƒ 385 voor de vergeefse Rajapurse heen-en-weer reis van de gewezen tweede commissiant Jacob van der Sleijden zijn aanvaard. Verwacht wordt dat er zeer zuinig zal worden gedaan met zulke uitgaven, aangezien het weinig elegant is dat de Compagnie reizen gemaakt ter schadeloosstelling van haar dienaren betaalt. De gewone geschenken in 1758/59 van ƒ 11.277 bij inkoop en ƒ 15.149 bij verkoop, d.w.z. ƒ 13.426 bij inkoop en ƒ 18.919 bij verkoop minder dan het voorafgaande jaar, volgens het bijvoegsel bij de brief van 9 april zijn gepasseerd. Dat is tevens het geval met het buitengewone geschenk aan de administrateur van de tol te Surat van ƒ 123 bij inkoop, ƒ 184 bij verkoop, om zijn dralen bij het in- en afschepen te voorkomen, en met een buitengewoon geschenk van ƒ 946 aan de gouverneur te Ahmadabad, toen hij de facteurs, zonder dat hij daarvan was af te brengen, kwam bezoeken. Ook is de restitutie aan de gewezen facteur te Ketsmanduwe, Willem Blauwkamer, voor een geschenk van ƒ 260 bij inkoop, ƒ 337 bij verkoop, in 1756 aan de prins aldaar, dat voor zijn rekening was gelaten, aanvaard. Nu de Compagnie schadeloos was gesteld voor de geroofde goederen, was dat billijk. Uit de brief van 9 april en de bijgevoegde vergelijking met de memorie van bezuiniging blijkt dat in 1758/59) dan tot een bedragen van en de lasten tot en dat dus de eerste de laatste maar gesurpassert hebben een somma van Terwijl Souratta in evengemelde jaare bij vergelijk van ’t voorgaand, so door een minder bedragen van aan winsten, en van aan mindere lasten veragtert, of minder te vooren geraakt is een montant van Fol. 751bis r-v.16 ---de generale winsten niet hoger sijn gelopen 157.035, 18, 25.157, 1, 583.997, 19, 263.726, 2, 320.271, 17, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - - - 8 8 - 131.878, 17, 15 Moedi, hier waarschijnlijk mate of maty, hoofd van een groep werklieden. 16 Tussen fol. 751 en 752 bevindt zich een ongenummerd folio, hier aangeduid met fol. 751 bis. (Daar de vermindering van de inkomsten aan boven- en binnenlandse onlusten te wijten is, wordt er niets over opgemerkt. Er is wel op gewezen dat bij vermindering van inkomsten erop gelet dient te worden, dat ook de lasten, die nu dubbel zo hoog zijn, verminderen. Hoewel de inkomsten, die toevallig zijn, verminderen, moeten de lasten altijd tot op zekere hoogte gedragen worden. De reductie die bij het personeel is doorgevoerd, stemt overeen met de intentie van de Hoge Regering. Afgedankt zijn twee boventallige sjahbandars, één hoofd en zes gewone pions, benevens twee permanent in dienst geweest zijnde vlaggendragers. Door op alle uitgaven, ook op de kleine, te letten, kunnen de uitgaven omlaag gebracht worden tot wat in de memorie van bezuiniging staat. Uit het rapport, gevoegd bij het besluit van het bestuur van 27 maart, blijkt dat de negotieboeken over 1758/59 gecontroleerd zijn. Fouten en verzuimen zijn zonder nadeel voor de Compagnie hersteld. De schade van ƒ 12.788 aan verbrande en geroofde goederen bij de overrompeling van Danda Rajapur door de Maratha's mag, aangezien ze niet te verhalen is en buiten iemands toedoen of verzuim werd geleden, op het generaal kantoor worden afgeschreven. Ter voorkoming van desertie van Europese zeevarenden en ter beperking van het kostgeld van de gezaghebbers van de los- en laadvaartuigen en het volk op de schuiten, waaraan alleen in april al ƒ 752 is afgeboekt, is het de gezagvoerders op de schepen verboden, behalve stuurlieden of kwartiermeesters, op de schuiten en boten van de op de Suratse rede liggende schepen voortaan Europeanen te plaatsen, maar uitsluitend moslimzeevarenden onder een Europees stuurman of kwartiermeester. Het bestuur is gemachtigd om de schuld van de gevluchte pakhuismeester Willem van der Laar van ƒ 2029, aangezien afbetaling zeer onzeker is, af te schrijven. Tevens kan dit geschieden met ƒ 24.070 als de waarde van het verloren smalschip de Beschermer en met ƒ 19.301 voor de gerepareerde gelia de Zeeleeuw. Wat de overige vorderingen aangaat, moet er over de waarschijnlijkheid van inning rapport uitgebracht worden. Wat er met de Engelsen en de inheemse regenten is gebeurd, zoals het te vinden is in de geheime resoluties en brieven, en de daarop genomen maatregelen door het bestuur tijdens de onlusten te Surat zijn goedgekeurd. De redenen van dit optreden in kritieke omstandigheden, zonder dat er positieve orders waren gegeven, zijn gefundeerd, maar in een geheime brief is het bestuur wel bevolen zich te houden aan de voorschriften voor gedrag ten opzichte van deze superieure natie, zoals die in de geheime brief van 10 augustus 1759 zijn vervat. Het heeft de Hoge Regering, evenals het bestuur te Surat, aangenaam getroffen dat de kommervolle omstandigheden en gevaar, zoals beschreven in de geheime resolutie van het bestuur van 3 januari 1760, door de dreiging in Europa van een oorlog van Nederland met Engeland, gezien de overmacht van de Engelsen te Surat en vooral door het optreden van dat land in Bengalen, door het voortduren van vrede, geen gevolgen had. Op het verzoek van het bestuur om bevelen hoe bij het uitbreken van oorlog te handelen, kon niets anders gedaan worden dan te verwijzen naar de instructies die reeds in de genoemde geheime brief zijn gegeven. Het bestuur kan van deze maatregelen gebruikmaken als de omstandigheden daartoe dwingen en er geen betere middelen zijn, mits er steeds zo weinig geriskeerd wordt als mogelijk is. De Hoge Regering is het eens met de mening van directeur Louis Taillefert in zijn geheime brief van 16 november 1759 dat, als Surat verlaten moest worden, als uitwijkplaats Broach te verkiezen is boven Bhavnagar. Dit is in een geheime brief naar Surat bericht. Er is daarom tevredenheid getoond over de opneming van het vaarwater van Surat naar Broach. Het getuigd van goed en voorzichtig overleg dat het bestuur in de geheime resolutie van 19 januari 1760 bepaalde dat deserteurs van de Engelsen naar de Compagnie naar Broach zullen worden gebracht om te verhinderen dat een of ander Engels opperhoofd of een kapitein van een oorlogsschip, zoals reeds is gedreigd, Compagnies schepen op deserteurs laat doorzoeken. Tussen eind maart 1759 en eind maart 1760 deserteerden 111 personen van de Compagnie, terwijl er 50 naar haar overliepen. Dit is ondraaglijk en daarom is opgemerkt dat er zo beter in het geheel geen volk te Surat aangehouden kan worden. Er is akkoord mee gegaan dat het bestuur de Raad van Justitie heeft toegestaan om het aanvoeren van overmacht wegens dwang en geweld door vermiste en weer teruggekomen militairen voor bewezen te beschouwen, als zij bij eerste gelegenheid terugkeren, of zo lang niet waren weggeweest dat ze gelegenheid tot terugkeer voorbij lieten gaan. Er kan van de strengheid van de wet worden afgeweken, aangezien de Engelsen van hun overwicht gebruikmaken door ronselaars met geweld Compagnies personeel te laten gijzelen of door list tot desertie aan te zetten.) Dog degeene die over suspicie van desertie voor den regter betrocken sijnde, egter niet genoegdoende in regten geconvinceert konde worden om haar verdiende straffe te erlangen en dus vrijgesproken werden, hebben wij de ministers gelast herwaarts te senden, wanneer er scheepsgelegentheyt zal wesen, in stede van deselve onder cautie of handtasting te ontslaan. Wijl sodanige, so maar eenigsints schuldig sijn geweest, uyt bedugting dat sij te eeniger tijd overtuygt souden konnen werden, altoos de eerste occagie om te chappeeren zullen tragten waar te (Mutaties onder de dienaren: de vertrekkende equipagemeester Jan Warnar Falk mag bij eerste Op de bijgebragte swarigheeden door de ministers wegens het in dienst neemen, of neemen. Sijnde de ministers verder gerecommendeert voortaan beeter wagt te laten houden dat de sodanige die gecondemneert sijn, ter straffe niet komen te ontvlugten, gelijk jongst, door het uytbreeken van een ter dood gecondemneerden deserteur uyt het blok van den fiscaal, nadat hem de dood reeds aangesegt was, gebeurd was. Fol. 756v-757r. gelegenheid via Ceylon repatriëren en bij een vacature het commando op een schip voeren, mits hij een dubbele borgtocht over zijn administratie geeft; zijn gagie mag doorlopen, aangezien hij door de late aankomst van de schepen geen overdracht van zijn administratie had kunnen doen en dus te Surat had moeten blijven. Onderkoopman Hendrik Cronenberg, die naar Batavia verlost was, mag op zijn verzoek tot het najaar te Surat blijven met behoud van gage; hij moet voor dienst beschikbaar blijven. De aanstelling van assistent David Taillefert, ter vervanging van de verloste boekhouder Anton Sigfried Gothold Guze, als boekhouder en dispensier, tevens fungerende als negotieoverdrager, is goedgekeurd, alsmede die van onderstuurman Matthijs Klinckaart tot eguipageopzichter in plaats van de verloste Jan Warnar Falk. De directeur en secunde hebben in hun geheime brief van 16 januari 1760 bericht dat de Engelsen te Bombay een kopie van de monsterrollen van Batavia, Ceylon en Cochin van het voorafgaande jaar zouden hebben. Aangezien het onmogelijk is de eerloze dienaren die deze afgaven, op te sporen, is, bij besluit van 25 juli 1760, het opperhoofd van het generaal soldijkantoor te Batavia en de houders van de soldijboeken op de buitenkantoren verboden meer monsterrollen te doen opmaken dan voor de dienst nodig zijn.) bekomen van moorsche zeevarende, mits de sterke wervingen der Engelschen en het geven van hogere zoldijen etc., hebben wij de ministers te kennen gegeven dat wij desniettegenstaande verwagten, dat onse voorjarige ordre om met ieder schip 100 à 125 van de beste moorsche matroosen over te senden, bij eenige mogelijkheyd in 't werk gesteld zal werden, temeer wij om die reeden de door hen geaccordeerde verhoging van derselver gagie van 5 to 6 ropia's ter maand, bij gemeene brief gepasseert hebben. Dan teffens aangemerkt sijnde dat wij de moorsche zeevarende niet konnen ontbeeren, maar bijsonder in deesen tijd absoluut benodigen, so hebben wij raadsaam geoordeelt den gezaghebber en tweeden bij secreete missive te qualificeeren, niet alleen om die besolding van ropia's 6,- verder aan deselve toe te leggen, maar ook daarenboven, so de noodzakelijkheyd het absoluut mogt vereysschen en het benodigde getal anders niet aangenomen soude konnen werden, om die gagie selfs met nog een ropij, en dus tot 7 te verhogen, sijnde soveel als volgens het schrijven der ministers door de Engelschen betaald word. Fol. 758v-759r. aangezien ze dan altijd gegeven moet worden, alleen bij uiterste noodzaak verstrekt worden. Het bestuur had in de brief van 9 april 1760 geopperd of Suratse moslims niet beter uitsluitend voor moord, doodslag en misdaden waarop zij zelf de doodstraf stellen, ter dood veroordeeld konden worden, aangezien een executie van een moslim tandil in 1757 op Java in Surat veel commotie had teweeggebracht. Hoewel het moeilijk is van positieve wetten af te wijken, werd bij besluit van 25 juli 1760 de Raad van Justitie te Batavia om advies gevraagd. Bij resolutie van 30 december 1760 is genoteerd dat deze raad van mening is) ---dat in misdaden die tegen de goddelijke en natuurlijke wetten strijden en onder welke de bedreven misdaad, en daarop g'appliceerde straffe, van den meermelde g'excuteerden moor sorteert, geen tolerantie, mitigatie, remissie, of verzagting van straf plaats kan vinden, en dat de mooren, schoon ook over de misdaden bij haar niet strafbaar mogten sijn, egter bij 't plegen derselve onder de jurisdictie van de Compagnie subject blijven, de wetten van den lande. Waarmeede wij ons voldaan hebben gehouden. KHARG. Ofschoon van alle de nog in 't Persische rijk aanhoudende onlusten bevrijt gebleeven is en overzulx die troubelen in deesen niet aanhaalenswaardig is, is hetselve alegter door de meenigvuldige roverijen van zeekeren roover, genaamt Mir Mahanna, eenigsints ontrust, principaal toen denselven, door 't goed succes sijner progressen g'animeert, verwaander en op Benderriek in getal aangroeyende, der residenten haare bij brieve gevraagde restitutie der (De aangeworvenen mogen geen jongens, maar moeten sterke kerels zijn. De laatste verhoging mag, (Zoals reeds bericht in de missive van 15 oktober 1760 en blijkt uit de ontvangen brief van 30 november goederen, die de inwoonderen in 't gezigt van 't eyland genoomen waren, onbeantwoord heeft gelaten. Dewijl dit stout bestaan en de bedugting voor 't vervolg de bediendens eyndelijk tot besluyt hebben doen treeden omme de admissie dier vaartuygen te interdiceeren en op de in 't gezigt koomende te laten jagt maaken door 's Compagnies vaartuygen. Hetgeene dan ook op den 14e april anno passato van die gewenschte uytwerking is geweest dat een sijner beste gallouets, en een genoomene Bassorase tranquin, voor de droogte van Benderrick sijn verovert. Dat hem vervolgens heeft doen afsien van verdere zeetogten. Fol. 759v-760v. 1759, waren de kooplieden in de Perzische Golf en Golf van Mokka hier zeer erkentelijk voor. In de brief van 10 juni 1760 is deze actie noodzakelijk genoemd en zijn de eruit voortvloeiende maatregelen goedgekeurd, als de voor ƒ 3750 aangehouden gelia maar geen nieuwe lasten met zich brengt. Van de nieuwe vriendschap met Mir Mahanna's buur en vijand Kaya Hedder wordt iets goeds verwacht, zodat het geschenk van ƒ 713 is goedgekeurd. Maar er moet zo zuinig mogelijk met het geven van geschenken omgegaan worden, want als de inlander er één heeft gekregen verwacht hij het ieder jaar. Betreffende de bezwaren van het bestuur tegen de memorie van bezuiniging is slechts het bezwaar tegen het belasten van de rekening van Europeanen met de kosten van het hospitaal gehonoreerd. Onkosten aan schepen, zowel als de verversings- en levensmiddelen worden slechts ingeboekt, als ze niet willekeurig zijn en de uitgaven zijn gelijk getrokken, terwijl overschrijdingen vergoed moeten worden. Volgens de staatrekening 1758/59 bedroegen de uitgaven ƒ 77.911, d.w.z. ƒ 13.144 minder, en de inkomsten ƒ 243.719, d.w.z. ƒ 51.215 meer, dan het voorafgaande jaar. De inkomsten waren derhalve ƒ 165.808 hoger dan de lasten en de verbetering ten opzichte van het voorafgaande jaar is ƒ 64.359. Per eind augustus waren de algemene voorraden ƒ 1.040.991. Sindsdien is met de Middelburg aangevoerd) aan diverse muntspeciën 40.000 lb. oude koperwerken 84101/2 lb. Kirmanse wolle 40 dubb. kassen roosewater en aan vragt voor twee kisten met goud en zilver ropijen Daarenteegen is met de scheepen Middelburg en Mariënbosch weederom derwaarts versonden aan lijwaten ,, en diverse benoodigtheeden Fol. 762r. (Men hoopt meer winst te maken dan onlangs, en dat het restant textiel uit Gamron reeds verkocht zal zijn. Opgedragen is om geen Coromandelse of Bengaalse textiel terug te sturen. Pas als het ondanks alles niet is gelukt om het restant lakenrassen tegen inkoopsprijs te verkopen, mag het naar Batavia worden teruggezonden. Aangezien de kooplieden geen grote partijen wilden afnemen, is een gedeelte van de suiker die het voorafgaande jaar verkocht werd, 10 stuivers per 100 lb in prijs verlaagd. Dit was geheel onnodig, omdat het spoedig weer goed werd afgezet, waarop de prijs weer is verhoogd. Daarom is bevolen de prijs constant te houden, omdat te Batavia suiker schaars is. De lege laadruimte in de Middelburg is met rijst gevuld, die hopelijk een goede markt zal vinden en voor de hoogste prijs verkocht moet worden. In de brief van 15 oktober 1760 is het bestuur bericht dat ter voorkoming van fraude alle canasters met een apart nummer van de leverancier zijn gemerkt en dat bij fraude dit direct aan Batavia dient te worden gerapporteerd. De inkoopsprijs van oud koperwerk is op ƒ 70,- de 100 pond gesteld, maar de Engelsen betalen er vrij veel meer voor. Er is evenwel niet vanaf geweken, maar er mag voor betaald worden wat wordt goed geacht, als het ook weer voor die prijs verkocht wordt. De inkoop van Kirmanse wol is conform de bestelling uit Nederland voor 1762 verboden. Om te tonen dat de klachten van Heren XVII Terwijl schip en lading van het Slot van Capelle vooralsnog dagelijks verwagt werd. 48.107,8, - 194.013,5, 8 7.961,14, 250.082,7, 8 391.950,-, - 32.640,-, - 15.435,-, 8 856, 16, - ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ Somma 1.638,4, 8 442.520,1, - koopmanschappen Somma - over de slechte bediening door de residenten in de Perzische Golf gerechtvaardigd waren, is hun het verlies van 423/8 % daar bericht. Hopelijk dwingt dat het bestuur tot een beter optreden. Bovendien is bevolen het staafgoud, waarvoor ƒ 8,5,- en ook ƒ 9,- muskal was betaald en dat op Coromandel 221/8 % verlies opleverde, voor slechts ƒ 7,- af te nemen. Indien dat ondoenlijk is, moet aan gouden en zilveren ropia’s de voorkeur gegeven worden, want het is de Hoge Regering en Heren XVII bekend dat het ontvangen van muntspecie zonder verlies steeds het belangrijkste doelwit van de Perzische handel is geweest. Er is genoegen geuit over de ontvangst van Armeense kooplieden van 36.000 ropia’s op vracht voor Bengalen tegen 3 %, maar ongenoegen over het late vertrek van de Middelburg wegens storm. Deze reden is ongeldig en er is geschreven dat dit schip beter voor dan na de storm had kunnen vertrekken. Het is aanbevolen om schepen zo spoedig mogelijk te laten vertrekken en, indien de moesson het toelaat, twee schepen Gamron te laten aandoen om vandaar ieder ruim 200.000 lb zuivere zwavelaarde en 130.000 lb bergzout mee te nemen, alsmede het eerste schip ook nog 6100 lb gewassen rode aarde, die daar volgens de overdracht van 18 januari 1759 van resident Gerrit Aansorg c.s. nog over is. Gezien het vertrek uit Gamron, is het bestuur te Kharg bevolen alle middelen aan te wenden om de schuld van ƒ 8978 van gouverneur Mir Ali voor diverse goederen in 1755 en 1758 bij en na het beleg van Kishm ontvangen, afgelost te krijgen in welke vorm dan ook, mits niet minder in waarde dan zijn schuld. Betreffende de schulden van Sjarij Arij te Minab van ƒ 14.267 zou het best denkbare zijn om zijn schepen, of die van zijn onderdanen, die op weg naar Basra volgens geruchten soms Kharg aandoen, in beslag te nemen. Ook is bevolen om, als de gelegenheid zich voordoet, de vroegere wolleverancier te Gamron, de Armeniër Awanes de Kroese, met al zijn bezittingen gevankelijk naar Batavia te zenden, mits hij zijn schuld van ƒ 17.161 aan de Compagnie aflost. Aangezien het wegens de onrust in het Perzische rijk onwaarschijnlijk is dat het debet in de boeken van Gamron van ƒ 1.730.595 is weg te werken, wordt het, om het zichtbaar te houden, Kharg aangerekend en met het slot daarvan in 1758/59 in extract daarheen gezonden om ingeboekt en verantwoord te worden.) makelaars Commitjent, Abtjent en Fachordas, bedragende ƒ 97.972,10,-, teneynde niets onbesogt te laaten, of de tijden zig eens geliefden gunstig te schicken dat van deese voorenstaande importante sommes iets konde werden ingepalmt. U Wel Edele Hoogagtbaare. In welkers verwagting wij dan ook de aanzoeking van den Masquetsen makelaar Djoesi Naroetam omme aldaar ten handel te koomen, bij een aparte brief van den 13e august beleefdelijk hebben gedeclineert en overgeweesen naar Karreek en Cochim, alwaar 't benoodigde naar genoegen is te bekoomen. Fol. 766r. (Verwezen wordt naar de brieven uit Kharg van eind november en 6 december 1759, waarin botsingen tussen de Fransen en Engelsen worden gemeld, en naar de brieven daarheen van 10 juni en 15 oktober 1760. KAAP DE GOEDE HOOP Goederen die in schepen uit Nederland aan de Kaap niet waren uitgeladen, zijn daarheen teruggezonden. Voorts zijn er drie kistjes met secretariepapieren voor de kamers Delft, Rotterdam en Hoorn meegegeven om te verdelen over de twee à drie eerst vertrekkende Ceylonse, Bengaalse of Chinese retourschepen. Gezien de onzekere situatie in het westen van Azië, is de gouverneur in een brief van 27 januari 1760 bevolen, mocht het schip direct naar Bengalen geen militairen aan boord hebben, 150 man uit de schepen uit Nederland te lichten, of zoveel als nodig is om tot 150 te komen. Ze moeten in Nagapattinam aan land gezet worden, of daar waar het bestuur ter plaatse daartoe besluit. Het bestuur is in een brief van 15 oktober 1760 opgedragen om bestellingen vandaar direct in Bengalen en Ceylon te plaatsen en een kopie hiervan naar Batavia te sturen. Tevens is het verboden uit de schepen op de heenreis meer leggers te lichten dan noodzakelijk. De schepen naar Ceylon mogen niet voor eind april vertrekken. De handelwijze met de Naarstigheid en haar lading, die in de Algoa Baai strandde, is in de brief van 28 oktober 1760 goedgekeurd, en tevens het besluit om 35.000 lb koffiebonen en zoveel suiker als mogelijk is, naar Nederland te verzenden, aangezien die niet konden worden verkocht. Voortaan moet slechts besteld worden wat is af te zetten om zo bederf door lange opslag te voorkomen. In de veronderstelling dat het aan de Compagnie voldaan is, is toegestaan de resterende gelden uit de boedel van Verbeek aan de erfgenamen af te geven. De Alle welke schickingen wij indertijd verwagten bekroont te zien met de goedkeuringe van Gelijk ook in dier voegen zal geschieden met de schuld van 's Compagnies geweesene De bestelling van Kaap de Goede Hoop voor 1760 is in januari 1760 met de Nijenborg uitgevoerd. Heeft in dit jaar uytgeleverd rijst groene cadjang witte boonen cattoene garen swarte peper lange dito cubebe of staartpeper cardamom zuyker indigo staatrekening 1758/59 wijst uit dat de uitgaven ƒ 666 minder en de inkomsten ƒ 29.002 meer waren dan het voorafgaande jaar. De bestelling van de Kaap is gedeeltelijk reeds in oktober 1760 met de Sparenrijk uitgevoerd, die zo snel mogelijk, desnoods in ballast, met de voorradige goederen naar Batavia dient terug te komen. Om de bestelling geheel te voldoen moet in januari 1761 nog een schip gestuurd worden.) JAVA’S OOSTKUST lb. 17.524.570 ,, 468.690 ,, 139.400 lasten zout 235 lb. 11.167 ,, 3500 ,, 17.980 6451 ,, 621/2 ,, ,, 1.568.932 4375 ,, 1 scheepje 7 sloepen 1 tanjongpoer 2 scheepsbooten 5 schuiten 7 schouwen 8 Dortsche schouwetjes, behalven nog ƒ 242.883,15,8 aan ingewisselde ropijen, eene grote meenigte houtwerken enz. bedragende het een en ander in gelde ƒ 795.751,12,8. Fol. 769r. 263.384 die tegen wissels te Semarang in de kas van de Compagnie is gestort. Ondanks de sterfte onder de bevolking in enige districten is, vergeleken met wat in 1759 werd geleverd, de verwerving redelijk geslaagd. De gouverneur en het overige bestuur moeten hierom geprezen worden. Bij het huidige gebrek komt de suikerleverantie goed van pas, maar aan de vraag kan op stukken na niet voldaan worden. De regenten leverden zoveel rijst dat er geen schepen genoeg waren om het uit de oosthoek af te halen. Daarom werd bevolen 482 last te Surabaja, 160 te Gresik en wat te Pekalongan boven de 200 last in voorraad mocht zijn, voor 21 of 22 rsd, of zoveel meer als te krijgen is, aan particulieren te verkopen. De staatrekening over 1758/59 geeft ƒ 482.925 aan inkomsten aan en ƒ 365.184 aan uitgaven, zodat het gunstig saldo ƒ 117.741 bedraagt. In vergelijk met 1757/58 zijn de uitgaven met ƒ 5462 afgenomen, en de inkomsten met ƒ 49.945 gegroeid. De in 1759/60 verkochte goederen bedragen ƒ 30.018 bij inkoop, waarop een winst gemaakt werd van ƒ 34.396 of 114 %.17 In een brief van 8 november 1760 is het bestuur gemachtigd de pachten die de regenten als gunst zijn toegestaan, te verlengen en de overige aan de hoogstbiedende te gunnen voor drie jaar. Het voorstel door het bestuur in een brief van 12 september gedaan is goedgekeurd, aangezien de pachtpenningen bij deze methode de afgelopen drie jaar zonder vertraging binnenkwamen.) een afslag voor vier maanden, hunne beede grondende op de vermindering van de vaart naar de Straat Malacca zeedert het invoeren van de ordre, bij resolutie van den 13e april 1758 gesteld, dat alle vaartuigen derwaarts den wil hebbende, te Samarang hunne passen moeten haalen en bij hun retour Batavia ter visitatie aandoen. Door welke bepaaling, en door de thans daarbij in swang gaande zeeroverijen, die vaart weinig liefhebbers vondt. (Naar Java’s Oostkust werd verzonden voor ƒ 459.210, waarvan ƒ 363.101 in contanten, exclusief ƒ De pachters van Samarang, Soerabaja en Grissé hebben weliswaar aanzoek gedaan om 17 Deze berekening is onduidelijk. (De vaart naar Straat Malakka zal daar denkelijk door toenemen, waardoor de inkomsten uit de pacht Doch wij hebben hun versoek van de hand geweesen en niet alleen door het senden van kruisvaarthuigen de roovers trachten te beteugelen, maar ook, om de andere reden van klaagen te beneemen, ter sessie van den 7e october beslooten de resolutie van den 13e april 1758 in soverre te altereeren dat de handelvaartuigen, so Javasche als Cheribonsche, voortaan de hoofdcomptoiren Samarang en Ceribon, ter bekooming van passen, niet zullen behoeven aan te doen, somin als Batavia bij hun retour, maar dat ze direct naar Samarang, Soerabaja, Grissé of Ceribon (en ook naar geene andere havens) kunnen steevenen, om aldaar deselfde visitatie, die anders te Batavia geschied, te ondergaan. Fol. 770v-771v. stijgen. Volgens de lijst hierboven leverde de werf te Rembang een mooi aantal vaartuigen af, waar nog een sloep bijkomt die reeds in het voorjaar naar Ambon is gestuurd, en twee nu klaar voor Makassar. In de brieven van 8 september en 15 oktober 1760 zijn de baas-timmerman instructies gegeven over wijdte, holte etc. van de vaartuigen. Te Japara is op 13 april 1760 een houten pakhuis buiten de loge afgebrand met 489 pikol suiker. De resident is bij brief van 30 april van vergoeding ontheven, aangezien hij onschuldig aan de brand is. Naast de zes Engelse schepen genoemd in de brief van 25 april, zijn er op 5 maart nog vijf andere op terugreis van China op de rede van Sumenep verschenen, namelijk de Essex, Chesterfield, Hector, Edgecumbe en Rhoeten. Nadat ze op bevel van de resident door de Javaanse regent van water en brandhout waren voorzien, hebben ze na vijf dagen hun reis door Straat Bali voortgezet. Het bestuur verzekert dat, nu meer vreemdelingen de oosthoek van Java bezoeken, maatregelen tegen verdachte contacten van hen met de inlander genomen zijn. Mutaties onder het personeel: Ds. Wilhelmus Johannes Swemmelaar werd naar Batavia beroepen; om hem te vervangen is ds. Davied Daniel van Vianen naar Java’s Oostkust gezonden; ds. Hermanus van der Wert, leraar in de Maleise gemeente, bediende daar de sacramenten. Opperkoopman en resident te Surakarta Hendrik Duurvelt, op wie blijkens de brief van 20 juni van Nicolaas Harting de susuhunan terecht zeer verstoord was, is geschorst; hij is, tot genoegen van de vorst, vervangen door de kapitein van de dragonders Jan Christoffel Beuman. De ontvanger van de domeinen, de tweede resident en de dispensier te Semarang zijn overleden en respectievelijk opgevolgd door de onderkooplieden mr. Frans Ewoud van der Dussen, mr. Dirk van der Sluijs en Gerardus Willem van Renesse; onderkoopman Willem Adriaan Palm is in afwachting van werk naar Semarang gestuurd. De kapitein van de dragonders Charles Louis Colman is opgeroepen om te dienen in het garnizoen te Batavia; in zijn plaats is tot kapitein bevorderd de luitenant van de lijfwacht van de generaal Jan Christoffel Klette; een vacante luitenants plaats is aan vaandrig Fredrik Lodewijk van Stralendorf gegeven. De wachtmeester Johannes Steenmuller en de sergeant Adam Lodewijk Bertram zijn tot vaandrig benoemd; de vaandrig Jan Pieter van Keppel is naar Semarang gezonden. De gewone vuurwerker Leenert Gerritsz. van Muiden is wegens goede dienst tot extra-luitenant van de artillerie bevorderd. Verder wordt verwezen naar de gewisselde brieven.) CHERIBON eenigen tijd gewoed heeft. Door deselve sijn in de Preanger landen en in 't district van Indramajoe meer dan zevenentwintigduyzend menschen in 't graf gesleept, behalven nog een veel grooter getal die in de landen der zulthans gestorven, dog waarvan geen naauwkeurige lijsten ingekomen sijn. So eene aanmerkelijke vermindering van inwooners moest ongetwijffeld de inzameling van producten grootelijks achteruitzetten. Het desen jaare aangebragte bestaat echter in 2.251.8121/2 lb. coffijboonen 582.1871/2 200.000 8875 146.000 10.375 33.750 138.600 Ceribon gevoelt ook nog de nadeelige gevolgen van de droevige pestziekte, die daar voor ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, zuiker areek swarte peeper curcuma indigo cattoen garen rijst ,, ruwe zijde (Volgens de toestemming in de brief van 8 november 1760 zullen de tollen en gerechtigheden weer voor De prinsen gedragen zich voor 't overige als getrouwe en ijverige bondgenooten. De Tans geeven wij onse toestemming aan een diergelijk versoek van sultan Seppoe om En dus omtrent eenige artikelen meer dan in 't voorleeden jaar. Het een en ander bedraagt 24 met de houtwerken ƒ 42.858,9,- aan ingewisselde ropia's ƒ 415.044,14,8. Waarteegen derwaarts gesonden is een capitaal van ƒ 239.795,7,- , daaronder ƒ 168.000,- aan contanten, buyten nog ƒ 81.258,8,- die hier op wissel voldaan sijn. Fol. 775r-v. drie jaar aan de meestbiedende verpacht worden, of als gunst afgestaan, naar gelang wat de resident het voordeligste acht voor de Compagnie. In de brief van 28 september meent hij dat met het laatste de vorige prijzen zullen worden gehaald, terwijl bij veiling van de pachten apart de opbrengsten veel minder zullen zijn. De handelaars te Cheribon kregen bij brief van 8 november dezelfde voordelen als de Javase handelaren op Straat Malakka. De resident schreef 24 november dat de pachten hier weinig door zullen toenemen, aangezien er jaarlijks maar twee of drie Cheribonse schepen naar Straat Malakka gaan. Om smokkel tegen te gaan, zijn, op een bericht dat een jonk van Tonkin op weg naar Batavia verder naar het oosten was gevaren, op 4 maart alle kantoren van Java’s Oostkust aangeschreven dat schip in beslag te nemen en naar Batavia te zenden. Aldus gebeurde te Cheribon. Het kwam op 8 april met een brief van de resident te Batavia aan, maar is vrijgegeven, aangezien de schipper kon aantonen dat uitsluitend schrale wind hem oostwaarts had gedreven.) panambahan, of vierde prins, heeft onlangs een testament, waarbij sijn oudste zoon tot opvolger benoemd wierd, ons toegesonden. En wij hebben geen swaarigheyd gevonden om er, evenals bevorens bij missive van den 16e september 1755 omtrent den tegenwoordigen zulthan Ceribon geschied is, onse approbatie aan te geeven. naamelijk sijnen zoon, pangerang radja Satria, indien hij sulthan bij sijne gemaalin de princes ratoe sultan Seppoe geen mannelijk oir komt te verwekken, na sijn dood in de regeering te doen opvolgen. Zullende deesen opvolger intusschen den eernaam van pangerang adepatti Anum voeren. Fol. 776r-v. positieve saldo ƒ 76.443 bedraagt. Het voorafgaande jaar waren de inkomsten ƒ 90.006 en de uitgaven ƒ 22.621, wat ook gunstig is. Vaandrig Matthijs Elling is wegens afloop van zijn dienstverband, verlost en reeds gerepatrieerd. Hij is opgevolgd door sergeant Frederik Bannier die tot vaandrig werd bevorderd. BANTAM en 1125 lb witte peper. Het bestuur zegt dat op een schrale oogst een rijke volgt, zodat een rijke oogst wordt verwacht, als tenminste het district Silebar nog wat oplevert. De brief van 15 december geeft goede hoop. Te Bantam is 150 bahar aangebracht, die door Semangkase vaartuigen te Silebar was ingekocht. Een nog grotere hoeveelheid volgt. De vrees van de inlanders voor de terugkomst van de Engelsen is een hinderpaal. Bovendien berichtte de commandeur in een brief van 27 oktober dat te Silebar enige Mandarese vaartuigen waren verschenen, die beweerden voor de Fransen peper te moeten inkopen. De ingezetenen durfden zich niet tegen hen te verzetten. Deze Mandaresen zouden, ver van Batavia, dicht onder de Lampongse wal naar Benkulen zeilen, waar ze hun goederen tegen opium verruilden en met het doorbreken van de westenwinden terugkeerden. Dit jaar zijn ze, onwetend van het vertrek van de Engelsen, daar met 20 vaartuigen verschenen. Omdat het hen het meest om de opium te doen is, zullen zij, als de Engelsen niet terugkomen, wel wegblijven. Om die handel te beletten liggen er twee gewapende vaartuigen bij het eiland Legoendi dicht onder de Lampongse wal, waar ze gewoonlijk water innemen. Ze zullen daar patrouilleren tot 15 januari, wanneer deze vaartuigen gewoonlijk huiswaarts keren. Kunnen ze geen passen tonen, dan worden ze naar Batavia opgebracht. De koning voegde zich om de actie meer geloofwaardigheid te geven met twee vaartuigen bij de patrouillerende schepen en voorziet ze mede van proviand.) Er is dit jaar slechts 1.948.125 lb peper geleverd, d.w.z. 1.156.500 minder dan het voorafgaande jaar, (De staatrekening 1759/60 vertoont aan inkomsten ƒ 94.416 en aan uitgaven ƒ 17.973, zodat het De pangerang Mandura, die volgens onse voorige van den 25e april het Het lid van de Hoge Regering raad ordinaris Joan Andreas baron van Hohendorf is op 30 november Bantamsche rijk bijna in onrust gebracht had, is met sijn vrouw voor weinige dagen naar Banda, de plaats van sijn bannissement, versonden om daar sijne dagen te eyndigen. Fol. 778v. (Er is dit jaar voor ƒ 272.968 aan peper, metselstenen etc. uit Bantam ontvangen, terwijl voor de gewone uitgaven naar het kantoor ƒ 311.925 is gezonden, exclusief ƒ 13.175 aan diverse benodigdheden en ƒ 15.584 aan wissels. De staatrekening 1759/60 vertoont aan uitgaven ƒ 60.927 en ƒ 7345 aan inkomsten, zodat het negatieve saldo ƒ 53.582 is, hoewel de uitgaven in 1758/59 nog ƒ 25.168 meer en de inkomsten ƒ 1701 minder bedroegen. Om de uitgaven te verminderen is de koopman en resident te Lampong Tulangbawang, Krijn Laven, naar Batavia opgeroepen en is er slechts een schrijver als resident geplaatst met een bezetting van een man of twintig, wat in deze vreedzame tijden genoeg is om in het Lampongse een oogje in het zeil te houden. Mutaties onder het personeel: in plaats van de overleden onderkoopman en secretaris Jacob Pompe van Meerdervoort is de onderkoopman Evert de Gimmer aangesteld. De vacante vaandrigsplaatsen zijn vervuld door sergeant Johan Matthijs Walts en de cadet Meinhard van Nultonkruit. De vaandrig Johan Coenraad Ernst van Boecheimer is tot luitenant bevorderd en naar Bantam gezonden om luitenant Jan Cornelis van Ossenberg, die als kapitein naar Ternate gaat, af te lossen. BATAVIA 1760 overleden. Zoals in de brief van 15 oktober 1760 reeds is vermeld, trad Librecht Hooreman af als president van de Raad van Justitie. In die brief is tevens aangegeven dat er nog uitleg van de Raad van Justitie werd verwacht over het verbreken in 1757 van het zegel van de Weeskamer op de goederen van de overleden cipier Andries Retting. De Raad heeft inmiddels geantwoord dat de gevangenis direct onder hem ressorteert en dat de verzegelde goederen niets met de boedel van Retting van doen hadden. Hij heeft een ijzeren kist en wat aan de cipier door de Raad in bewaring was gegeven opgeëist. De secretaris van de Weeskamer stelde voor om de gecommitteerden gezamenlijk in het sterfhuis te laten komen, maar de Raad wilde de zaak afhandelen en liet de kamer met de goederen ontzegelen en nam deze eruit op grond van bezitsrecht bij feitelijke verwarring met onbetwiste jurisdictie over de gevangenis en de daarin in beslag genomen goederen. De Raad stelde dat ze in zijn recht stond ten opzichte van hetgeene de gecommitteerden en de secretaris van de Weeskamer onbevoegd gedaan hadden. Hoewel dit bericht van de Raad niet geheel overeenkomt met wat weesmeesters bij resolutie van 16 september 1757 aanvoerden, heeft enerzijds de Raad wel wat voorbarig gehandeld, en zijn gecommitteerden weesmeesters en hun secretaris anderzijds niet onschuldig aan het binnendringen van de gevangenis zonder dat de Raad van Justitie daarvan kennis had. Bij resolutie van 30 december 1760 is de Raad gemaand voortaan wat gematigder op te treden en de Weeskamer om haar bevoegdheden niet te overschrijden, zoals zijn secretaris ditmaal toch kennelijk heeft gedaan. In het College van Schepenen zijn benoemd uit de Compagnies dienaren de kooplieden David Julius van Aitsma en Jan Breekhout, de advocaat Hendrik Adriaan Lokman, en uit de burgers de weesmeesters Hendrik Zurmegede, Willem Schol en de boedelmeester Willem Welborn. De drie eersten vervangen opperkooplieden Jan Klein, Marten Huysvoorn en Abraham van Suchtelen, van wie de eerste en derde zijn overleden en Huysvoorn als opperhoofd naar Japan is vertrokken. De drie burgers vervangen de overleden Pieter Spieser en Abraham van Reynoy, en Pieter Bakker die op verzoek werd ontslagen. In de Weeskamer zijn uit de dienaren benoemd koopman Mattheus de Klerk en uit de burgers Noach Bouquet, Jan Kiers, Jacobus Mestezaat en Jan Hendrik Coortsen. Afgetreden is onderkoopman Johan Gerard van Angelbeek, de burgerleden Hendrik Zurmegede en Willem Schol zijn tot schepen bevorderd, Paul Godfried Weis repatrieerde, terwijl Guillaume Tesseire is overleden.) waarvan ƒ 3.293.355,9,- renten winnen, sommeerende de overgeschootene interestpenningen ƒ 3869,6,- en die naar gewoonte in Compagnies kasse overgebragt sijn. Hohendorff, is weder aan den heer extraordinair raad Van Bazel opgedragen, en bedroeg hun capitaal ultimo august 1759 ƒ 129.193,13,-, of ƒ 4260,10,- minder dan 't jaar tevoren. Het capitaal van de weesen bedroeg ultimo augustus jongstleeden ƒ 5.445.438,6,-, Het præsidie van heemraaden, opengevallen door het overlijden van den heer Van De bank, welker capitaal ultimo december 1759 tot ƒ 5.088.592,5,8 geklommen was, (In het College van Commissarissen van Huwelijkse en Kleine Rechtszaken zijn benoemd de burgers heeft tot commissaris in plaats van wijlen Abraham van Reijnoij gekreegen den oud-schepen Jan van Oordt. Fol. 782v-783r. Philip Fredrik Behrends, Hermannus Laurens Disscher en Theodorus Muller en in het College van Boedelmeesters de burgers Michiel Steufas en Frans Cornelis Borstelman. Het kapitaal van niet-christelijke wezen was per augustus 1759 ƒ 261.762. In plaats van de gerepatrieerde Antoni Baars is als burger-officier de vendumeester Pieter Mossel tot kapitein van de oostzijdse compagnie benoemd en als luitenant van de burger- cavalerie is hij opgevolgd door de kornet Jan Frederik Braadfis, die op zijn beurt werd opgevolgd door Jan Jurgen Erbst. De assistent mr. Pieter Moring Smit is tot procureur aangesteld met stilstand van gage. Ds. Simon Boppius is overleden en zijn plaats in de Nederduitse gemeente is vervuld door ds. Willem Wilbers, wiens gage volgens gewoonte is verhoogd tot ƒ 130 per maand. Ds. Wilhelmus Johannes Swemmelaar, die de gemeente op Java’s Oostkust zeven jaar met lof heeft gediend, is als zesde predikant in de Nederduitse gemeente beroepen, aangezien hem door een beroep naar Semarang hoop was gegeven. De gage van ds. Henricus Silvius, Sicco Ittema en Johannes Gabriël Relotius is wegens tien jaar dienstverband op het hoogste bedrag van ƒ 150 gebracht. Buiten beroep zijn ds. Nicolaas Graij en Gerardus Klein; de laatste gaat de sacramenten bedienen te Bantam. Raad extraordinair Adriaan de Nijs is op verzoek als commissaris-politiek ontslagen en raad extraordinair Huijbert Willem van Bazel is als zodanig benoemd. De Nijs was voor een vergadering over ergernis die ds. Silvius had gegeven, niet uitgenodigd; zie de resoluties van 9 en 30 september en 7 oktober 1760. Onder Banda werd reeds vermeld dat de zaak tegen ds. Gerardus Verbeet wegens onhebbelijk gedrag aan de advocaat-fiscaal is overgedragen. Verbeet heeft bij de vergadering van 30 december 1760 een rekest ingediend, waarin hij schuld bekend en verzoekt niet rechterlijk vervolgd en ook weer in zijn ambt hersteld te worden. Op 30 december is evenwel besloten deze lopende justitiële zaak niet door een politiek besluit te doorkruisen en het besluit van 19 december te handhaven. Het kapitaal van de gereformeerde kerken is per eind december 1759 ƒ 30.192 en door meer uitgaven dan inkomsten met ƒ 9506 verminderd. De diaconie is met ƒ 1944 verminderd en het kapitaal was op genoemd moment ƒ 277.462. De inkomsten van het leprozenhuis waren ƒ 558 hoger dan de uitgaven en het kapitaal was per eind juni ƒ 107.562. De middelen van de lutherse kerk waren per eind december 1759 met ƒ 5031 toegenomen. Alle bij de Compagnie voortlopende gelden en waardepapieren bedroegen per eind augustus 1760 ƒ 8.625.472, waarvan ƒ 8.193.036 rente opbracht. Hopelijk kan er het komende jaar een gunstig beeld gegeven worden, want bij besluit van 7 oktober is 12 ton van Compagnies schuld afbetaald.) 9250 lb. extraordinaire witte benzuin 89023/4 lb. Jaccatrasche cattoen garen 11.875 lb. Soeratsche cattoen 1830 pees hartevellen 500 lb. Japansch staafkoper 134.410 lb. Japansch plaatkoper 1168 pees koehuyden 1.326.592 lb. swarte peper 17.640 lb. swarte peper Jaccatrasche 3060 lb. witte peper 33 lb. staartpeper 2468 lb. lange dito 289.971 lb. Bimasch sappanhout 321.659 lb. Siamsch 1.889.732 lb. Bankasch thin 30 kisten Zoeratsche zeep 2.034.462 lb. Jaccatrasche coffijboonen 24.610 lb. Jaccatrasche curcuma 31791/2 lb. Jaccatrasche indigo De inkoop van 't boekjaar 1759/60 bestaat in ,, ,, ,, ,, candijzuyker poederzuyker calliatoerhout ,, De verkoop heeft daarentegen bestaan in (Daaronder was ƒ 60.214 aan uitschot, dat bij Bengaalse resolutie van 23 februari 1760 voor rekening 72.719 lb. Bataviasche dito 914.962 lb. 6.492.709 lb. 3188 lb. 81.1745/8 lb. Japansche campher, bedragende met eenige kleinigheden een somma van ƒ 1.850.242,12,-. 1000 kisten amfioen 14 baalen cattoen garen 1056 baalen canneel 28.125 lb. Japansch staafkoper 6875 lb. plaatkooper 49371/2 lb. nagelen 4371/2 lb. nooten 212.500 lb. swarte peper 961 lb. plat lood 141.3121/2 lb. Bankasch thin 29.584 lb. Poederzuyker, uitmakende met verscheiden beschadigde en onbeschadigde lijwaaten, manufacturen enz. eene somma van ƒ 2.125.986,13,-. Fol. 785v-786r. van directeur Adriaan Bisdom naar Batavia was gezonden en waarop nog ƒ 4912 winst is gemaakt. In plaats van de overleden Joan Andreas baron van Hohendorf is op voordracht van de hoofdparticipanten de raad ordinaris Librecht Hooreman tot directeur van de Opium Sociëteit benoemd. Onder belastingen, in- en afschrijvingen is bij besluit van 1 februari ƒ 61.171 die teveel was uitbetaald aan de van Malabar teruggekeerde inlandse soldaten, de ene helft aan het bestuur van Malabar opgelegd en de andere aan de soldijbeambten te Batavia. De schuld van de gerepatrieerde opperkoopman en gewezen opperhoofd van de loge Jan Cornelis Duquesne van ƒ 9271 kon niet geïnd worden, aangezien er geen geld van hem meer in Batavia te vinden is. Omdat hij het abuis ontdekte, is de boekhouder van de inlandse militairen Anthony Obreen van zijn aandeel van ƒ 2835 ontslagen. Uit de resolutie van 1 juli over de gerepatrieerde insolvent teruggekeerde carga in de handel op Cochin Chine, Christoffel van Cappelle, blijkt hoe vergeefs is geprobeerd ƒ 9894 van hem terug te vorderen. De borgen van de gerepatrieerde medecarga Jan van Oldenzeel zijn hier tevergeefs op aangesproken, aangezien de periode van borgtocht blijkens de resolutie van 23 september verlopen was. Zijn volmachten is evenwel aangezegd enig geld te retourneren. Het besluit van 30 mei gaat over ƒ 5498 die de gouverneur van Ternate Jacob van Schoonderwoerd, als gewezen resident van Gamron, vergoeden moet. Op 12 december is besloten dat de gerepatrieerde commandeur Fredrik van de Wal ƒ 7207 moet betalen als zijn aandeel in wat de dienaren aan Sumatra’s Westkust volgens de brief van 15 april daarheen vergoeden moeten. Vergoedingen wegens te weinig behaalde winsten op textiel aan de dienaren te Coromandel, bij besluit van 8 januari en 5 augustus opgelegd, worden ook vermeld onder Coromandel. Afgeschreven is bij besluit van 29 juli ƒ 3840 die de gewezen Cochin Chine carga’s Fredrik Christiaan Roemer, die is gerepatrieerd, en Jan Bosman, die is overleden, zouden moeten voldoen. Eveneens is bij besluit van 14 november ƒ 27.000 afgeschreven, waarmee de secunde te Surat Jan de Vos belast was. In 1743 was de advocaat- fiscaal mr. Nicolaas Jongsma met inning belast, maar dat is in het vergeetboek geraakt. Beider boedels zijn reeds naar Nederland overgemaakt. Het besluit van 12 september behelst een afschrijving van ƒ 46.263 op de equipagewerf voor vaartuigen, waarvan ƒ 26.015 Malakka wordt aangerekend voor vijf daar in gebruik zijnde vaartuigen. De Bataviase negotieboeken zijn bij besluit van 19 augustus gezuiverd van posten die daarin nutteloos voortliepen. De boekingen bij de halfjaarlijkse inventarisatie van de pakhuizen zijn vermeld bij besluit van 9 mei en 12 december, terwijl bij dat van 9 september de aangevreten en bedorven specerijen die verbrand zijn, worden vermeld. Bij besluit van 5 augustus is het reglement van in- en afschrijvingen zo gewijzigd dat de scheepscommandanten vier in plaats van twee procent onderwicht op de Malabarse peper wordt gegund, daar bij vervoer van Malabar naar Ceylon en van Bantam naar Batavia al twee procent wordt toegestaan. Voor de De zeilaas-ordres sijn nu ook alle op nieuws door eene commissie van zeekundige lieden Waarvan egter in 't tans eyndigende jaar geleverd sijn (Hopelijk wordt de veiligheid van de scheepvaart hiermee bevorderd en des temeer, als de scheepsofficieren zeedienst zijn bij besluit van 5 februari alle orders voor schepen en vaartuigen sinds 1747, en bij besluit van 19 februari alle die voor de retourschepen sinds 1743 waren gegeven, en die door de gouverneur-generaal bijeengebracht waren, goedgekeurd en aan wie het aangaat in druk overhandigd.) nagezien, verbetert, en gedrukt, en bij die gelegentheid goedgevonden langs Chormandel, Mallabaar, te Soeratta, Malacca, langs Java’s Ooskust, te Punto Gale en Trinkenemale nauwkeurige peylingen van de rheeden te doen neemen, en daarenboven van de ministers op de twee eerstgemelde comptoiren berigt te eysschen wegens de nette tijden, waarop de scheepen die kusten verlaten moeten en weder met gerustheyd aan doen kunnen. Gelijk het een en ander uytgedrukt is bij onse besluyten van den 2e september en 14e october. Fol. 789v-790r. de miswijzingen van het kompas nauwkeurig waarnemen. De klippen en riffen op de rede van Batavia zijn opnieuw door de baas-kaartenmaker gepeild en op 30 september is besloten deze informatie te drukken. Op 12 september is besloten om alle vertrekkende schepen, uitgezonderd die voor Java, Cheribon of Bantam, door de bazen en meesterknechts van Onrust en de equipagewerf bijgestaan door zes deskundigen in de zeevaart ten overstaan van de commandeur te doen visiteren en daarvan aan de Hoge Regering verslag te doen. Dit geschiedde vroeger, maar de rapporten werden al sedert enige jaren alleen aan de commandeur uitgebracht. Onder Ceylon werd de tegenspoed van de Walcheren bij de uitreis gemeld, vermoedelijk veroorzaakt door te vroeg van Kaap de Goede Hoop te vertrekken. Er is daarheen opdracht gegeven schepen niet voor eind april naar Ceylon te laten vertrekken om de moeilijkheden waarin de Walcheren, welk schip 12 juni Ceylon al in zicht kreeg, te vermijden. Heren XVII wordt verzocht op de schepen voor Ceylon een stuurman te plaatsen die al eerder op dat land gevaren heeft, zodat hij zich niet vergissen zal bij het aanlopen van de wal. De consumptierekeningen van de uitkomende schepen zijn in orde bevonden. De scheepsoverheden van de Sparenrijk, Barbara Theodora, Snoek, Torenvliet, Gouverneur-Generaal, Pijlswaart en Jerusalem kregen de volle premie van ƒ 1200,- vanwege een spoedige overtocht. De lading van de Drie Heuvelen, die in 1758 op weg van Banda naar Batavia verongelukte, is in de boeken voor 1758/59 voor ƒ 26.453 onder verliezen ter zee afgeschreven. De romp van de afgevaren Krabbendijke is voor ƒ 4680,- verkocht. Dat zal ook nog met verscheidene oude en onbruikbare schepen gaan gebeuren. Bij besluit van 24 juni is het maken van een driehoekig werk tussen de bolwerken Groningen en Zeeburg om de gordijn beter te dekken voor ƒ 6955 aanbesteed. De vernieuwing van de woningen van de timmerlieden en de chirurgijn op Onrust is bij besluit van 8 april voor ƒ 7200,- aangenomen. De kosten van voltooide en nog onderhanden zijnde gebouwen bedroegen in 1759/60 ƒ 26.600. Het gebrek aan bevolking in de Jakatrase bovenlanden benadeelde de inzameling van producten.) 58.781 lb. peeper 3148 indigo ,, cattoen garen 11.242 ,, 16.625 ,, curcuma en 1.398.937 ,, coffiboonen Fol. 792r. (Voor toe- of afname wordt verwezen naar het bijgaande bericht van de gecommitteerde over de inlander. De vierde soort indigo uit de omgeving van Batavia, waarvoor bij besluit van 24 april 1759 12 stuivers het pond werd betaald, kwam in zo grote hoeveelheid binnen dat de winst in Nederland onzeker is. Om de aanvoer wat te beperken, is op 30 december besloten de prijs tot 9 stuivers te verminderen. In het jongste boekjaar zijn de inkomsten van Jakatra gestegen tot ƒ 971.615, d.w.z. ƒ 41.200 meer dan in 1758/59. De gezamenlijke verpachting van de Jakatrase domeinen bracht ƒ 76.320,- per maand, d.w.z. ƒ 915.840,- per jaar op, wat ƒ 82.656,- meer is dan in 1759. Het rendement is ƒ 2544,- meer dan in 1750, toen de pachten maar ƒ 73.776,- per maand opbrachten, wat de hoogst behaalde prijs is geweest. Blijkens het besluit van 7 oktober is ƒ 63.828,- aan achterstallige pachten ontvangen. Volgens het besluit van 12 augustus mogen slechts de pachters van de veeslachterij hun schuld van ƒ 7584,- in drie jaar afbetalen. Bij besluit van 10 juni, 18 juli en 30 september kregen enige ingezetenen toestemming om gepermitteerde goederen om de west te verschepen, mits ze geen textiel Aan boord van `tselve, wanneer van Timor terug quam, bevond zich de gewesen terugbrengen. Bij besluit van 26 februari kreeg een Portugees scheepje toestemming om Chinese waren uit Macao te verhandelen.) gouverneur van Liphao, bij welke gelegentheyd bij notulair besluyt van 8 augustus besloten wierd een contra protest in te richten tegen het protest hetgeene gemelde gouverneur aan ons Timorsch opperhoofd gesonden had. En waarbij hij zig beklaagde alsof de vijanden van sijne Portugeesche majesteit door de onsen bijgestaan en sijne gepretendeerde onderdanen vijandelijk bejegend wierden, gelijk het alles breeder vermeld staat bij aankoomende Timorsche missive van den 17e junij. Doch des gouverneurs verhaast vertrek geen tijd latende om dit contra-protest naar de ordre over te leveren, heeft d' heer gouverneur-generaal hem egter laten te kennen geven dat, bijaldien ons wegens de door de Portugeesen in Timor gepleegde vijandlijkheeden geen voldoening gegeven word en die natie in haar teegenwoordig gedrag voortvaart, men hier voortaan geen Portugeesche vaartuygen die tot dat eyland relatie hebben, tot den handel zal konnen admitteeren, nog deselve met iets anders dan water en brandhout gerijven, gelijk dit nader blijkt bij resolutie van den 19e august. Fol. 793v-794v. (De twee scheepjes van handelaren uit Manilla zijn voorzien van enige ijzeren kanonskogels en lichte ankers, waarvoor zij tweemaal de prijs betaalden, en bij besluit van 8 april van 1056 balen kaneel, 18 pikol kruidnagels, 1 pikol nootmuskaat, 130 pikol peper en 25 pikol tin voor de gewone prijs. Er zijn nog geen duidelijke berichten over het wedervaren van Charles-Henri graaf d’ Estaing en zijn twee schepen. In de bijlagen is het verslag van de gezaghebber van de sloep Goudvink, die op weg van Padang naar Batavia te Benkulen enige tijd door d’ Estaing was vastgehouden. Deze verzocht hem om de sloep te verkopen en in Franse dienst over te gaan. Hieruit, en uit het nauwkeurig onderzoek van de sloep, zou men denken dat d’ Estaing deze zelf wilde gebruiken, maar dat hij daarvan wegens het lekken van de sloep heeft afgezien. De gezaghebber van de Goudvink kon na vijftien dagen vertrekken, nadat hem 65 Engelse krijgsgevangenen waren opgedrongen. D’ Estaing gaf de boodschap voor de gouverneur-generaal mee dat hieruit de 18 mannen genomen konden worden die de Fransen onrechtmatig van Sumatra’s Westkust hadden gelicht en die zij, zoals gemeld in de brief van 15 oktober, hadden beloofd terug te geven. Hierover zal geen oordeel uitgesproken worden, maar de mondelinge boodschap in het rapport van de stuurman is nauwelijks geloofwaardig, daar ze niet overeenkomt met de eer van een man van geboorte en een aanzienlijk krijgsofficier als d’ Estaing. Er is van dit aanbod geen gebruik gemaakt en de krijgsgevangenen mogen per eerste gelegenheid naar Coromandel vertrekken. Op 18 november is besloten om de Engelse compagnies schepen Carnavon en Warwick, die uit Madras kwamen en te Batavia verschenen op weg naar China, van de gebruikelijke zaken te voorzien.) Sij sijn voor weinig dagen vanhier te zeyl gegaan, zullende, so zij seggen, naar dat hun de wind dient cours stellen door de oostersche eylanden. Waarop de heer gouverneur-generaal hun duidelijk heeft te verstaan gegeeven dat onse Maatschappij het recht meent te hebben om hun die doorvaart te betwisten. Maar sij hebben geantwoord nergens eene plaats te zullen aandoen, of volk aan land zetten, en dat zij, door nood gedwongen wordende, op sodaanige plaatzen daar wij etablissementen geformeerd hebben, hunnen behoefte zullen zoeken. Fol. 796v. gezonden. Op 19 februari en 1 augustus is besloten de koning van Palembang in zijn strijd tegen de zeerovers enige lichte stukjes, een snaphaan, buskruit en ammunitie te verstrekken. De samenvatting van de moslim burgerlijke wetten en gewoonten betreffende huwelijk, erfenissen en nalatenschappen, die in 1756 aan wijlen de raad ordinair Pieter van de Velde en de raad extraordinair Reynier de Klerk was opgedragen, is nu, dankzij de ijver van de laatste, voltooid en volgens besluit van 25 maart ter perse gegaan. In de vergadering van 21 november is een reglement betreffende de Chinezen, opgesteld door de gouverneur-generaal, goedgekeurd. Enige maanden eerder was, toen een jonk veel meer Chinezen aanbracht dan opgegeven, het plakkaat van 23 juni 1758 tegen het aanvoeren van nieuwelingen, hernieuwd. Het is niet streng gehandhaafd, maar de schipper van de jonk en de officieren van de Chinezen is een boete van duizend rijksdaalders opgelegd. De laatsten zijn daar driemaal van ontslagen, omdat ze (Bij geheime resolutie van 31 december zijn hierover de nodige instructies naar Ternate en Makassar door de schipper en een trouweloze boomwachter waren misleid. Ze mogen volgens besluit van 23 mei en 21 juni het aantal manschappen op jonken tellen en degenen die heimelijk naar China willen terugkeren, eraf halen. Mutaties onder de politieke dienaren: de gage van opperkoopman Pieter Joan Bangeman is met behoud van rang en kwaliteit afgeschreven; provisioneel boekhouder-generaal Nicolaas Laurens van Engelsdorp is in die functie bevestigd met ƒ 130,- per maand vanaf zijn provisionele aanstelling. De eerste dispensier koopman Anthony Boonen is overleden; hij is opgevolgd door de tweede dispensier Arent Horeman, die op zijn beurt werd opgevolgd door onderkoopman Isaac Reijnst; deze is als tweede in de pakhuizen bezijden de Waterpoort opgevolgd door onderkoopman Jan Louis van Nimwegen. In plaats van Marten Huysvoorn, die als opperhoofd naar Japan vertrok, is de koopman en resident van Lampong Krijn Laven tot kassier van de kostpenningen aangesteld. In plaats van Christiaan Lodewijk Senff, die tot commandeur van Sumatra’s Westkust werd benoemd, is tweede opperkoopman van het kasteel Christiaan Zurhosen tot eerste aangesteld. Bij provisie is de onderkoopman en suppoost op het kantoor van de generale directie Philip Christoffel Elias als tweede opperkoopman aangesteld, aangezien de directeur-generaal geen geschiktere kon vinden onder het hogere personeel; Elias is onlangs bevestigd met ƒ 130,- per maand. Mutaties bij de secretarie: in plaats van onderkoopman Barend Reijke die als secretaris naar Banda vertrok, is boekhouder Johannes Wilhelmus Meurer tot dagregisterhouder aangesteld; hij bleef boekhouder, aangezien Heren XVII een verbod tot het bevorderen tot onderkoopman had uitgevaardigd, hoewel dit verbod wel eens niet van toepassing zou kunnen zijn op dienaren bij de secretarie en de handel, omdat ze naast deze bevordering weinig voordelen genieten. In plaats van de gerepatrieerde opperkoopman Christiaan Elsevier is de opperkoopman en hoofdadministrateur van Malabar Nicolaas de Keizer tot sjahbandar van de niet-christenen benoemd. Koopman Georg August van Koningsfeld, die lange tijd sjahbandar van de christenen was, is toen naar gewoonte tot opperkoopman bevorderd, daar er toen op 9 september geen opperkooplieden zonder functie waren, behalve de gewezen resident van Kharg, Tido Frederik van Kniphausen, die toen, zoals met een schip van de eerste bezending is geschied, van plan was te repatrieren. In plaats van de gerepatrieerde koopman Jacobus Mersen is de koopman Michiel Westpalm tot eerste administrateur in de grote winkel aangesteld. In plaats van Johan Philip Rich, die tot secunde van Makassar werd benoemd, is onderkoopman Reinier van Vlissingen tot negotieboekhouder aangesteld met naar gebruik bevordering tot koopman, terwijl deze als negotieoverdrager werd opgevolgd door boekhouder Nicolaas Stellingwerff met, naar gebruik, de rang van koopman. Van de kooplieden Jan Scharken, Philippus Jacobus Dormieux, en de onderkooplieden Jan Calkoen van Limburg en Bernardus Brouwer, van wie de gage enige tijd stilstond, is deze weer hervat, waarvan de redenen zijn vermeld in de besluiten van 4 november, 14 augustus, 20 juni en 16 september. Mutatie onder de ambachtslieden: Johannes Vos en Klaas Aarse zijn respectievelijk benoemd tot baas-smid en baas-timmerman op de werf; tot baas-smid in het ambachtskwartier is Henrik Loets aangesteld en tot baas- koperslager George Lodewijk Thrijl. De borgtochten voor repatriërenden zijn bij aanvulling van 19 september op het besluit van 10 juli 1750 als volgt vastgesteld: een opperhoofd uit Japan rsd 5000, een groot-winkelier rsd 2000, een baas uit het ambachtskwartier eveneens rsd 2000, zoals bij het repatriëren van het opperhoofd te Japan Herbert Vermeulen, de groot-winkelier Jacobus Mersen en de baas-smid Hendrik Warwelman is geschied. Mutaties onder de militairen: de kolonel en hoofd van de militie Gerardus Beylanus de Wendt is in de vergadering van 21 november, zoals in de memorie van bezuiniging bepaald en door Heren XVII in de brief van 13 oktober 1757 goedgekeurd, bevorderd tot brigadier. Tot kolonel van de infanterie is de majoor van de lijfwacht van de gouverneur-generaal Jean Baptist Roussel benoemd en diens plaats is ingenomen door de ritmeester Matthijs Warnar Bleeker. In genoemde lijfwacht van de gouverneur-generaal is de onderluitenant Jan van Wesel tot kapitein-luitenant bevorderd, tot luitenant de onderluitenant Johannes Gosseling, tot onderluitenants de vaandrig Pieter Robbertzon en de kornet Fredrik Willem van Maderode, en tot kornet de cadetten Luc Pagano en Pieter Ellinkhuijsen. Bij de infanterie zijn de vaandrigs Matthijs Pietersz., Andries Haane, Gerrit Swarts, Matthijs Gargon en Johan Anthon Knorre tot luitenant bevorderd en tot vaandrig de adjudanten Johannes Franciscus van der Schuur en Martinus Sickel en de sergeanten Jacob Bruderli, Hermannus Monsier, Johannes van Gilst en Jan Philip Hofman. Bij de genie is de luitenant en eerste landmeter Claudus Antoni van Luepken wegens goede talenten en ter aanmoediging bevorderd tot kapitein-ingenieur, terwijl tot vaandrig-ingenieur Martin Koeter en Charles Guilliaume Sechehaije zijn aangesteld, van wie de laatste naar Amboina is vertrokken om toezicht te houden op de fortificatiewerken. (Burgervrijdom is verleend aan vaandrig Johannes Theodorus Schilling, assistent Jan Goebeek, Mutaties bij de zeevarenden: onderequipagemeester Hendrik Swart is bij besluit van 19 februari naar gebruik bevorderd tot kapitein-ter-zee. De opperstuurlieden Jan Berkman, Jan Lodewijk de Ruijter, Gerrit Glissenberg, Cornelis Pietersz., Pieter Boot, Nicolaas van der Dussen, Jan du Pré, Christiaan Cornelis Testrop en luitenant- ter-zee Assuerus van den Berg zijn tot schipper bevorderd. Na 34 jaar trouwe dienst is aan schipper Cornelis de Haan wegens zwakke gezondheid toegestaan om met behoud van kwaliteit en gage te Batavia te blijven; naar het voorbeeld van het besluit van 7 december 1751 is aan schipper Pieter Hogendorp, die wegens een pijnlijke kwaal geen dienst meer kan doen, toegestaan om met behoud van gage en bagage als tweede schipper te repatriëren. Bij besluit van 20 juni is een gedeserteerde moslimmatroos veroordeeld tot verbanning voor één of meer jaren naar de lijnbaan op het eiland Edam.) Terwijl de drossers, of die zich enkel voor eenige dagen geabsenteerd hebben, met eene laarssing, of andere domestieke correctie, zullen afgestraft worden. En zulks in aanmerking dat diergelijke lieden, waaromtrent men om meer als eene reeden eenige inschikkelijkheid moet gebruiken, niet wel aan de gewoone straffen bij den artiekelbrief gestatueerd kunnen gereekend worden onderheevig te sijn, als sijnde daarvan onkundig. Om welke reeden ook bij besluyt van den 21e februarij 1738 het doodvonnis van een gedeserteerden en op Padang gevonnisden moor in een bannissement naar Edam veranderd wierd. Fol. 804r. opperstuurman Pieter Martensz., onderstuurman Barend Pietersz. en aan de chirurgijns Cornelis de Leeuw en Jan Zachariasz. De thans vertrekkende retourschepen zijn de Jerusalem voor de kamer Amsterdam, Oosthuizen voor de kamer Hoorn, die voor de eerste bezending was bedoeld, maar bij gebrek aan lading moest achterblijven, en de Pijlswaart voor de kamer Enkhuizen. In april volgt een naschip. De Pijlswaart en de Jerusalem zijn gestuurd wegens de late aankomst van de Deunisveld en het wegblijven van de Overnes. De Jerusalem is slechts 140 voet, maar er was geen geschikt schip van 150 voet, en voor een januarischip was geen bekwame bemanning voorhanden. Daarom is bij besluit van 12 december een vermindering op de lading, zoals die op 29 augustus was vastgesteld, aangebracht. Voor de kamer Amsterdam is achtergehouden 60.908 lb nootmuskaat, 4800 lb foelie, 100.000 lb suiker en 75.000 lb koffiebonen, welke ruimte nu voor de textiel, die de voorkeur verdient, beschikbaar komt. De verminderde onderzwaarte in de Jerusalem is aangevuld met 40.000 lb tin boven de bestelling. In het vervolg zal er onder de retouren voor Nederland gomlak en zaadlak uit Bimlipatam zijn; wat niet van de vereiste kwaliteit is, zal voor rekening van de inzamelaars gezonden worden. Veertien pakken gewone guinees gebleekt tweede soort uit Bimlipatam hadden niet de vereiste lengte en breedte en zullen te Batavia publiekelijk verkocht worden. Wegens het geringe aantal retourschepen zijn de bestelkasjes op ieder voor de kleinere kamers terugkerend schip verhoogd van 20 tot 30. Het reglement op de toegestane bagage van 9 september 1750, aangevuld op 14 september 1756, is bij besluit van 7 oktober veranderd. Aan repatriërende burgerschepenen is bagage van een opperkoopman toegekend, terwijl burgers die weesmeester, heemraad of commissaris van de bank zijn geweest, bagage van een koopman mogen meenemen. Dit is ook gepermitteerd aan ouderlingen van de gereformeerde gemeente. Bagage van een onderkoopman is toegestaan aan commissarissen van huwelijkse zaken, boedelmeesters en diakenen. Dit komt overeen met de rang die deze personen uit hoofde van hun ambt bezitten. Dienaren van de Compagnie die in een burgercollege een hogere rang bekleden dan hun positie bij de compagnie, krijgen toestemming dezelfde bagage mee te nemen als de overige burgers uit hetzelfde college. Er wordt verzocht deze aanvullingen goed te keuren, omdat anders Compagnies dienaren niet hetzelfde als aan hen gelijkstandige burgers zouden worden behandeld. Aangezien het reglement daarin niet voorziet, is aan het repatriërende opperhoofd van Japan Herbert Vermeulen de bagage van een visitateur-generaal of sjahbandar toegekend. De bevelen vervat in de brief van 2 april 1760 zijn ter stipte uitvoering doorgegeven aan wie het aangaat. Zo heeft sekwester Jacob van der Sleijden een staat van de onder hem berustende insolvente boedels ingediend, waarvan een afschrift meegaat. Hij verklaart alle boedels vanaf de ontvangst van de brief van 17 oktober 1754 te hebben verantwoord en dat er nu drie van gering belang onder hem rusten. De curator ad lites Thomas Fredrik Wannemaker heeft over de nalatenschap van schipper Wanijon op grond van een extract uit het kasboek over 1755/56 van de overleden curator Jan François de Ravallet aangetoond dat de boedel groot rsd 5350,- tussen houders van obligaties en bodemerijbrieven ten laste van Wanijon tot rsd 9490 is verdeeld. Hij vraagt hoe hij de onder crediteuren verdeelde penningen weer kan invorderen. Hem is bevolen de onder cautie de restituendo uitbetaalde rsd 5350,- weer in te vorderen, waarbij onwilligen daartoe in ƒ 4 ƒ 6 ƒ 472.439,12, 8, 4 - 669.169,4, 14 19.207.395, 9.035.183, 10.172.211, 3.596.124, 2.926.954, 1, 16, -, 13, 6, Dus Batavia te vooren geraakt is ƒ 8 ƒ 10 of ƒ 14 ---de voordeelen deeser hoofdplaatse in 't boekjaar 1759/60 bevonden ( Uit de besluiten van 1 juli, 15, 19, 26 en 30 september blijken verschillende fouten die naar voren rechten gedwongen moeten worden. De gelden zullen dan naar Nederland gestuurd worden. Het stuk en het bijgevoegde kasboek gaan hierbij. De raad extraordinair Adriaan de Nijs is van mening dat alles wat de curator ad lites deed op grond van zijn octrooi van Hunne Hoogmogenden als zodanig moet worden aanvaard. De brief van de commissarissen van de insolvente boedelkamer van 1 april, die met de Luxemburg aangekomen is, is in kopie aan de sekwester en de curator ad lites doorgegeven. Bij het sluiten van de Bataviase negotieboeken per eind augustus) sijn groot te weesen en de lasten of ƒ 16.059,19,10 meer dan 't jaar tevoren. De restanten van contanten, koopmansz. enz. bleeven ter selfder tijd groot de crediteuren minder dan de restanten. Fol. 808v. kwamen bij de controle van alle negotieboeken door het kantoor van de generale visite. De vergoedingen zijn aan de schuldigen opgelegd. Hoewel de boeken van Malakka, Bandjarmasin en Coromandel nog niet binnen waren, is op 19 december besloten om de boekhouder-generaal toch te laten voortgaan met het sluiten van de boeken over 1758/59.) geheel Indië bedraagen hebben de voordeelen Doch door 't meerder bedraagen der voorjarige nadeelige partijen boven de voordeelige sijnde Fol. 809r. Hoop wordt overgemaakt, net zoals voor een overmaking van een kantoor naar Batavia, 4 % zal bedragen. Bij de eerste bezending is aan assignaties ƒ 2.825.682 naar Nederland overgemaakt. De nu afgaande assignaties bedragen ƒ 1.216.996. Hierop wordt bij uitbetaling een korting van 79/13 % toegepast. De volgende dienaren verzoeken bevordering tot onderkoopman: de dagregisterhouder op de generale secretarie Johannes Wilhelmus Meurer, de eerste suppoost op het kantoor van de directeur-generaal Jan Hamman, de hoofd journaal- extendeerder op het negotiekantoor Jan Christoffel Reijsig, de negotieoverdrager Nicolaas Stellingwerff, de negotieoverdrager te Colombo Jacob Oostman, de essayeur te Nagapattinam Jacob van Tessel. Al deze ambten leiden van oudsher tot de rang van onderkoopman. Assignaties uitgegeven per 15 oktober 1760: door opperkoopman en oud-opperhoofd van Japan Herbert Vermeulen aan zichzelf te Rotterdam, drie assignaties samen ƒ 92.307; door opperkoopman en sjahbandar Christiaan Elsevier aan zichzelf twee assignaties samen ƒ 48.000. Door de burgers Willem Schol en Willem Welborn aan Gerrard Verboom, koopman te Rotterdam, aan Albert Nak te Amsterdam, aan mejuffrouw Francina Weijmars te Middelburg, weduwe van de schipper Pieter Ruijs, aan mejuffrouw de weduwe Steven Dissel te Amsterdam, aan Cornelis Tellinger, Jan en Carel Hasselgreen te Amsterdam voor rekening van Emanuel En blijkt bij de door hem ingediende staatreekening dat de lasten van dat boekjaar door 15, (Bij besluit van 16 september is bepaald dat het rabat op geld dat bij assignatie naar Kaap de Goede Dus soude Indiën bevoordeeld sijn 742.560,17, 270.121,4, 12 7.108.592, 7.581.032, is er eigenlijk verachterd ƒ 12 ƒ - ƒ ƒ ƒ Hendrik Kantzou, aan Frans Adam Carelzon en Jan Christoffel Risch voor rekening van Willem Beens te Amsterdam, aan Johannes Stephanus Reub te Dordrecht diverse assignaties samen ƒ 38.317. Door oud- weesmeester Adriaan Jubbels, de oud-schepen Jan van Oordt en onderkoopman Jacobus François Somers tezamen als executeurs-testamentair van opperkoopman en schepen te Batavia Jan Kleijn aan Agatha Kleijn te Amsterdam of wettige afstammelingen, aan Jacob Kleijn te Alphen of wettige afstammelingen, aan Hillegonda en Maria Brinkman te Alphen samen, of aan de langstlevende en bij hun overlijden aan Jacob en Agatha Kleijn of wettige afstammelingen, diverse assignaties samen ƒ 105.230. Door de repatriërende burger, vice-preses van weesmeesters te Batavia Paul Godfried Weis aan zichzelf te Middelburg, of aan erven, twee assignaties samen ƒ 50.000. Door de opperkoopman en secretaris van schepenen te Batavia Pieter Haksteen en onderkoopman Abraham Scheltus, als executeurs-testamentair van opperkoopman en oud-opperhoofd te Japan en schepen te Batavia Abraham van Suchtelen, aan François van Suchtelen te Hees onder Nijmegen, of bij zijn overlijden aan Gerard Abraham en Pieter ter Borch, of ieder apart, aan Gerard ter Borch, koopman te Amsterdam, aan Abraham ter Borch te Amsterdam, aan Pieter ter Borch te Amsterdam diverse assignaties samen ƒ 72.000. Door de repatriërende onderkoopman Fredrik Benedictus Brand aan zichzelf te Amsterdam twee assignaties samen ƒ 70.000. Door burgers Anthonij Hendrik Ullis en Jan de Ruijter aan Samuel en Isaak Vinkenra te Amsterdam ƒ 26.114. Door boekhouder Anton Sigfried Gothold Guze aan zichzelf te Amsterdam twee assignaties samen ƒ 36.000. Door de commissarissen van de bank courant en van lening aan Seneca Ingerssen te ’s-Gravenhage drie assignaties samen ƒ 88.615. Door burger Willem Schol aan mr. Cornelis van der Helm, schepen en raad te Middelburg, aan Jacobus de Windt te Middelburg, aan Bernardus Jonffermans en Albert Nak te Amsterdam, aan Jan Bruijns te Amsterdam en aan Floris Bontekoning te Amsterdam samen ƒ 30.087. Door de majoor van de burgerij Simon Joseph aan Frederik Schouten, oud-kapitein-ter-zee te Amsterdam, aan Jan Koning, koopman te Enkhuizen, aan Marcus Hartingh te ’s-Gravenhage en Frans de Wilde, boekhouder op het Oost-Indische bij de kamer Amsterdam, aan Hendrik Soet, Jan Bruijns en Arij Hendriksz. Hanegrift kooplieden te Amsterdam, aan mr. Carel Godin te Utrecht, aan juffrouw Francina van Driesen, huisvrouw van meester-kleermaker Jan Herman, en Josina van Driesen alle te Middelburg, aan Johannes Hoving, koopman in wijnen te Amsterdam, als gemachtigde van de gerepatrieerde onderkoopman Gustaaf Lodewijk van Liebeherr, diverse assignaties samen ƒ 53.457. Door de majoor van de burgerij Simon Joseph en onderkoopman Hendrik Coenraad Sander aan de volgende personen te Amsterdam: Abraham graaf Maar, koopman, Rigina Krul, weduwe van opperstuurman Hendrik de Beer, Jan Christoffel Risch koopman, Jan Gefken en zoon, kooplieden in wijnen, Maria van Ceulen, weduwe van Gijsbert Brasom, diverse assignaties samen ƒ 27.041. Door de repatriërende burger Adriaan van Groenenberg aan zichzelf te Middelburg twee assignaties samen ƒ 37.661. Door de oud-gouverneur van Makassar Roelof Blok, de oud-eerste secretaris van de Hoge Regering en baljuw te Batavia Michiel Romp, de oud- schepen Jan Harris, de oud-weesmeester Adriaan Jubbels en de ritmeester van de burgercavalerie Melchior Blockert, als executeurs-testamentair en redderaars van de boedel van raad ordinair Pieter van de Velde, aan heren weesmeesters te Delft diverse assignaties samen ƒ 360.000. Door de oud-gouverneur van Makassar Roelof Blok, de oud-secretaris van de Hoge Regering en baljuw te Batavia Michiel Romp, oud-schepen Jan Harris, de oud-weesmeester Adriaan Jubbels en de ritmeester van de burgercavalerie Melchior Blockert, als executeurs- testamentair en redderaars van de boedel van raad-ordinair Pieter van de Velde, aan Aletta van der Lingen, weduwe van Bartholomus van de Velde, benevens mr. Gerrad van Voorst en Laurens Grothe, eveneens Frans Adam Carelzon en Paulus van den Bogaart, als testamentaire voogdes en voogden over de minderjarige kinderen van wijlen de raad ordinair Pieter van de Velde, t.w. Bartholomus Gerrard en Zara Jacoba van de Velde gezamenlijk of afzonderlijk, een assignatie ƒ 36.000. Door de eerste koopman van het kasteel Christiaan Zurhosen aan de heren Van Eck en Lokhorst, kooplieden te Rotterdam, aan Bernardus Dronrijp en Jacob van den Bogaart te Amsterdam, aan Lambertus van Andel, burgemeester te Woudrichem, aan Andries Crasser, koopman te Rotterdam, diverse assignaties samen ƒ 37.351. Door Balthazarina Johanna Pasques de Chavonnes, weduwe van koopman en schepen te Batavia Hendrik van der Hellen, aan mr. Jan Jacob Hartzink, mr. Jacob Vorsten en IJsbrandus Faber te Amsterdam, aan mr. Maurits Cornelis Pasques de Chavonnes te Leiden en mr. Bruno van der Hellen, minister van de koning van Pruisen te ’s-Gravenhage, assignaties samen ƒ 88.158. Door opperkoopman en eerste gezworen klerk ter secretarie Jacobus Johannes Craan en de koopman Johannes Vos, als executeurs-testamentair van de schepen te Batavia Gerard van der Does, aan Catharina de Grande, weduwe van mr. Adriaan van der Does, eertijds raad en vroedschap van Gouda en hoogheemraad van Schieland, aan Adriaan van der Does te Gouda, kapitein-ter-zee bij de Admiraliteit van Amsterdam, aan Matthijs van der Does te ’s- Gravenhage, ritmeester in het regiment van de vorst van Birkenfeld, en aan Catharina Maria van der Does te Gouda diverse assignaties samen ƒ 109.496. Door de repatriërende burger-kapitein Antoni Baars aan zichzelf te Amsterdam een assignatie ƒ 25.000. Door de oud-majoor van de burgerij Jan Hendrik Coortsen en burger- weesmeester te Batavia Guillaume Tesseire, als curatoren in de boedel van Elzo Sterrenberg, aan Jan Hendrik van Homoet, schepen te Hoorn, ƒ 27.315. Door raad extraordinair Reynier de Klerk, koopman Johannes Vos en oud-weesmeester te Batavia Adriaan Jubbels, als executeurs-testamentair in de boedel van raad extraordinair mr. Dithard van Rheede, aan Everhard Brouwer en zoon en de weduwe Armenault en zoon te Amsterdam, aan Bruno van Rheede, koopman te Bremen, aan Anna van Rheede, weduwe van Diderik Beekman raadsheer te Emden, aan Susanna van Rheede te Bremen, diverse assignaties samen ƒ 33.213. Door de repatriërende boekhouder en gezworen scriba van Cheribon Pieter Herstad aan zichzelf te Middelburg ƒ 33.230. Het totaal aan assignaties is ƒ 2.608.322. Assignaties januari 1761: door opperkoopman Pieter Joan Bangeman, voor rekening van ritmeester van de Semarangse burgercavalerie Hans Jurgen Christoffels, aan Elie Blacquiere, koopman te Amsterdam, ƒ 26.445. Door opperkoopman en fabriek Johannes Hartkop en de majoor van de burgerij te Batavia Simon Joseph aan Joan Gideon Loten te Utrecht twee assignaties samen ƒ 39.876. Door de oud-gouverneur van Makassar Roelof Blok, de oud-eerste secretaris van de Hoge Regering en baljuw te Batavia Michiel Romp, de oud-schepen Jan Harris, de oud-weesmeester Adriaan Jubbels en de ritmeester van de burgercavalerie Melchior Blockert, als executeurs-testamentair en redderaars van de boedel van raad ordinaris Pieter van de Velde, aan weesmeesters te Delft twee assignaties samen ƒ 58.032. Door de oud-eerste secretaris van de Hoge Regering en baljuw te Batavia Michiel Romp, de commandeur en opperequipagemeester Hendrik Booms, de majoor van de burgerij Simon Joseph en de opperkoopman en secretaris van schepenen te Batavia Pieter Haksteen, aan de gerepatrieerde commandeur en opperequipagemeester Koert Rozeboom en Jan Gefken en zoon te Amsterdam twee assignaties samen ƒ 44.640. Door de burger-schepen te Batavia Willem Schol en de chirurgijn-majoor Gustavus Christoffel Nass aan David, Dirk en Adriaan Schippers, kooplieden te Middelburg, ƒ 25.587. Door de opperkoopman Hugo Pieter Fauré en schepen te Batavia David de Cordua aan Matthijs Ooster en Anthonij de Bordes te Amsterdam ƒ 36.000. Door de majoor van de burgerij Simon Joseph en onderkoopman Hendrik Coenraad Sander aan mr. Anthony Westhoven, schepen te Alkmaar, aan Jan Koning, koopman, en Geertje de Boer, weduwe van Pieter Mossel, te Enkhuizen, aan Nicolaas Obrenan, brouwer in de brouwerij De Drie Roskammen te Amsterdam, aan Daniel Harvart, koopman te Rotterdam, aan Daniel Oldenzeel, koopman te Amsterdam, aan Jan Christoffel Risch, koopman te Amsterdam, aan Nicolaas Allebe, koopman te Amsterdam, aan Hendrik Soet en Jacobus Swaart, kooplieden te Amsterdam, aan Willem ’t Hoen, koopman te Amsterdam, aan David van den Bosch en compagnon in de brouwerij Den Gekroonden Valk te Amsterdam, aan Anna van Beeren, weduwe van Willem Decker in de brouwerij ’t Lam te Amsterdam, diverse assignaties samen ƒ 45.393. Door de majoor van de burgerij Simon Joseph aan Hendrik Soet en Cornelis van Harthals, kooplieden te Amsterdam, aan Frans Adam Carelzon, koopman te Amsterdam, aan James Cuninghame, koopman te Amsterdam, aan Frederik Schouten, oud-kapitein-ter-zee te Amsterdam, aan Hermanus Ruijter, koopman te Amsterdam, aan Jan Hendrik Foch, koopman te Amsterdam, aan Francois Lentfrink, koopman te Amsterdam, aan Marcus Hartingh te ’s- Gravenhage en Frans de Wilde, boekhouder bij het Oostindisch Huis van de kamer Amsterdam, aan de heren Lodewijk Horij en Hendrik Lups Jansz. te Amsterdam, diverse assignaties samen ƒ 43.769. Door commissarissen van de Bank Courant en de Bank van Lening aan Seneca Ingerssen, heer van Gelting in Sleeswijk-Holstein, aan Jan van Herseelen te Zwolle, aan mr. Jan Henrik van Panhuys te Utrecht, heer van Hockum en Vliet, diverse assignaties ƒ 186.282. Door weesmeesters te Batavia aan weesmeesters te Amsterdam vijf assignaties samen ƒ 162.035. Door weesmeesters te Batavia aan weesmeesters te Delft twee assignaties samen ƒ 45.070. De totale waarde van verleende assignaties per januari 1761 is ƒ 1.123.385.) (Deze brief wordt eind april verzonden met het naschip Vredestein. Uit Palembang is met de vaartuigen van de koning 11.846 pikol tin, maar slechts 1329 pikol peper Om echter den zultan in een goeden luim te houden en teffens de Palembangers van de (Van resident Ajax Fredrik van Solms, die met twee sloepen naar de rivier van Djambi werd gezonden, is Er zijn vijf sloepen naar Bandjarmasin gezonden om met peper terug te keren. Ze kregen ƒ 214.625,- mee XLII. JACOB MOSSEL, JACOB VAN DER WAEYEN, PETRUS ALBERTUS VAN DER PARRA, JURGEN VAN DER SPAR, ADRIAAN DE NIJS, HUIJBERT WILLEM VAN BAZEL, LIBRECHT HOOREMAN, JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, REYNIER DE KLERK en JAN ELIAS VAN MIJLENDONK, BATAVIA 29 april 1761. Kol. Arch. 2866, VOC 2974, fol. 1355-1373. BANDJARMASIN en bouwmaterialen voor de nieuwe loge. De Huis te Manpad haalde het nodige houtwerk van Java. PALEMBANG aangevoerd. De residenten vrezen dat er van het laatste product weinig zal binnenkomen.) smokkelarijen naar China, die volgens het bericht van onse carga’s grof en groot in zwang gaan, te doen afzien, hebben wij beslooten met de volle afbetaaling van het thin voort te vaaren, schoon de quantiteyt peper al wat minder mogt weesen. Fol. 1356r. DJAMBI slechts bekend dat hij begin januari uit Palembang is vertrokken. CHINA worden. Wat van het meegegeven kapitaal over is, namelijk ƒ 298.118,-, werd met een verbeterde rekening terugontvangen. De rekening uit Kanton van 7 januari 1761 was foutief. Voor het aanstaande jaar werd 4500 taël, of mark 68540/41, voor een prijs van 117 taël zilver voor 10 taël goud, wat uitkomt op ruim ƒ 373,2,5 het mark fijn, aanbesteed. Er is een voorschot van ƒ 238.758 gegeven. Wegens het strenge toezicht op de uitvoer kon geen zijde of zijden stoffen, noch goud bemachtigd worden. Daarom zou er enige pikol zijde van wat de jonken te Batavia aanbrachten, ingekocht kunnen worden. Op 10 maart kreeg de directeur-generaal daarvoor vergunning, maar op 24 maart is er wegens in verhouding tot de kwaliteit hoge prijs vanaf gezien. Ook is op 10 maart besloten om bij particulieren tegen de huidige koers van rsd 20 het reaal fijn goud in te kopen, wat op ƒ 432,- uitkomt, of ƒ 32,- duurder dan normaal. Daarvoor kon echter nauwelijks voor ƒ 10.000 worden ingekocht. Er wordt gevraagd aan de bestelling van het voorafgaande najaar van vier ton baar goud nog vier ton toe te voegen, maar om ƒ 400.000 van de verzochte dukaten af te trekken, omdat er anders bij een slechte verwerving van goud moeilijk aan de bestellingen door de kantoren die textiel leveren, voldaan kan worden. MALAKKA brieven van 26 december 1760 en 6 maart 1761.) waardoor de zaaken so een voordeeliger keer genomen hebben, dat er hoop is om de rust aan dien kant eerlang hersteld te zien. Radja Alam, Mahomets halfbroeder, was, na het sluiten van een voor de Compagnie voordeelig contract, met sijne inlandsche macht en vijf onser barken en sloepen naar de rivier van Siak, den zetel van ’t roofgespuis, vertrokken, alwaar de overblijfsels van Mahomets Volgens het rapport van 4 februari kon er in China wegens de uitzonderlijk hoge prijs geen goud ingekocht Met de sloep de Haak en het schip de Spaarzaamheid kwamen in het begin van het jaar uit Malakka Met de tijding van ’t overlijden van den hoofdroover en Siacs vorst Radja Mahomet, (Naast enig masthout en kleinigheden is vandaar 455.631 lb tin aangevoerd. aanhang so naauw ingeslooten sijn, dat de ministers hen eerlang meenen te zullen onderbrengen. Bij welke gelegenheid de afgeloopen post te Poelo Gontong weder hersteld en met een goed garnizoen voorsien is. Fol. 1358r-v. SUMATRA’S WESTKUST De radicale beschrijving van Sumatra’s Westkust door Huijbert Willem van Bazel wordt hierbij aangeboden. De Bronstee, die in oktober 1760 naar Sumatra’s Westkust vertrok, wordt binnenkort terug verwacht. Met de sloepen de Roos en Nagapatnam is voor ƒ106.900 aan goud en een partij benzoë aangevoerd. De gezaghebber van het tweede schip bracht een verslag mee van zijn wedervaren in Benkulen, waaruit blijkt dat de dienst die de Fransen werd bewezen, slecht beantwoord is. Ook is een brief van Charles-Henri graaf d’ Estaing aan de dienaren te Padang ontvangen, waarin deze beweerde dat de vorige, nu overleden, gezaghebber van de sloep Nagapatnam het bevel van de graaf aan de commandant van Benkulen de vervoerde achttien soldaten weer uit te leveren, niet schriftelijk maar slechts mondeling had overgebracht. Zijn officieren hadden er daarom, en omdat ze wisten dat het volk dat te Batavia van zijn schepen was gedeserteerd, niet, zoals beloofd was, was teruggezonden, niet aan voldaan.. Er wordt niet langer stilgestaan bij de onjuistheid van dit voorwendsel. De graaf beweert dat hij veel geld besteed heeft om enige van de Engelse krijgsgevangenen en van zijn Duitse soldaten tot dienst aan de Compagnie te bewegen. Hij zegt wel tien, maar het waren eigenlijk maar zes Engelsen die zeiden niet vrijwillig, maar door de graaf gedwongen, te zijn overgekomen. Hun werd toegestaan naar hun landgenoten te vertrekken. Volgens een rapport van een particulier vaartuig zijn de Fransen, na de vestingwerken te Benkulen te hebben laten springen, vandaar vertrokken. Een schip is in een storm van de andere afgedwaald en kwam zwaar beschadigd te Batavia aan met slechts zes Fransen, vier kaffers en honderd inlanders en Chinese vrouwen, van wie de graaf de mannen had meegenomen. De gezaghebber mocht hier zijn schip herstellen en ravitailleren, met uitdrukkelijk verbod iets van zijn lading, bestaande uit wat ijzer, peper en suiker, te verkopen. BENGALEN waaronder 293 kisten opium. Aangezien de inlandse koopman die 1200 kisten zou leveren, zei niet aan zijn contract te kunnen voldoen, verwacht het bestuur dat de Zeelelie, die achter bleef, niet meer dan 100 kisten zal meebrengen.) Also de papavertuinen door ’t geduurig over en weder trekken van oorlogsvolk grootelijks bedorven en de inzameling in ’t algemeen daardoor zeer slecht uytgevallen was. Daarenboven komt die waar tans op ƒ 371,10,- ofwel ƒ 66,10,- duurder dan in ’t voorleeden jaar te staan. adviesen kunnen ontwaaren en hoe de Engelschen (aan welke de ministers hunnen eysch van 75.428 ropia’s tot reparatie van de hun bij de noodlottige expeditie van 1759 toegebragte schade, hebben moeten voldoen) zich in hun verkreegen meesterschap blijven handhaaven. Sodanig selfs dat sij den nabab, door hun zelven op den zetel geholpen, genoodzaakt hebben daarvan afstand te doen, stellende sijnen schoonzoon in de plaats, die gezegd word voor die gunst dertig millioenen ropijen beloofd en de provinciën van Berduaan en Bierboom, daar de grove lijwaten vallen, tot onderpand afgestaan te hebben. En schoon men daarbij voegt dat de ragia’s dier landstreeken volstrekt weigerden zich aan ’t Engelsche gezach te onderwerpen, zullen z’ echter, van macht ontbloot, buyten twijffel wel genoodzaakt weesen voor de Engelsche wapenen, die het alles met schrik vervuld hebben, te bukken. bondgenooten nog wat werks gaf, heeft ook al, volgens de met Osdorp bekoomene tijdingen, de partij gekoosen van zich met onse mededingers te verdraagen en was in hunne logie te Pattena met veel staatsie ter visite geweest. De Dillijsche prins of pretense mogol, die in de provincie Behaar den Engelschen en hunne De Huis te Manpad, Lekkerland en Osdorp kwamen met een lading van ƒ 560.000,- uit Bengalen, Den beklaaglijken staat onser zaaken in die directie zullen Uw Ed. Hoogagtb. uit de directe (Louis Taillefert schrijft in zijn brief van 4 december 1760 dat de reputatie van de Compagnie nu zeer gering Teffens zal Uw Ed. Hoogagtb. uyt ’t schrijven der bedienden gebleeken sijn dat de afgezette nabab, op een gesocht voorwendzel dat wij volk worven en andere krijgstoerustingen maakten, onse logie te Cassembazaar niet alleen berend en den tweede van dat comptoir, op eene voor de Compagnie zeer hoonende wijze, verscheiden dagen opgeslooten gehouden heeft, maar dat hij daarenboven, na alle onse bezittingen met eene totaale verwoesting bedreigd te hebben, tot boeting van de opgetijgde misdaaden eenen onbeschaamden eysch van 1.500.000 ropijen heeft gedaan, welken de bedienden met 400.000 afgemaakt hebben, behalven nog verscheiden andere geschenken en ongelden, die de geheele afperssing tot bijna zeven en een halve ton schats doen klimmen. Bij deese smertelijke omstandigheeden hebben zich de Engelschen, schoon sij er ongetwijffeld wakker onder geroeid hebben, als onse beste vrienden aangesteld en hunne mediatie aangebooden, om, so zij zeiden, den ons van den nabab gedreigden slag af te keeren. Men heeft, om kort te gaan, met hun (hoewel het den naam had dat we met den nabab handelden) een voor den Nederlandschen naam allesins smaadelijk verdrag moeten sluyten, waarbij onse vrijheden in schijn wel eenigerrmaate verzekerd werden, maar ‘tgeene ons inderdaad volslaagen afhangelingen onser mededingeren maakt. Uyt alle deese omstandigheeden valt ligt te besluiten dat het voor de Compagnie op dien voet niet langer zal gaande te houden sijn, ‘tgeene ook inderdaad het zoeken van de Engelschen is. Want of men al bij het gezegde contract beloofd heeft ons voor verdere ongewoone afperssingen (de dubbelzinnigheid der uytdrukkingen maakt de zuiverheid hunner intentiën al terstond verdacht) of men, zeggen wij, al beloofd heeft ons daarvoor te zullen vrijwaaren, kan echter de nieuwe nabab, welken men nog daarenboven zegt grootelijks om geld verlegen te sijn, ons so maklijk als de voorige de eene of andere misdaad op den hals werpen, om langs dien weg gelegenheid te krijgen tot het vergen eener nieuwe contributie. Fol. 1360v-1363r. is en dat er uitsluitend nog enige steun van het Britse hof is te verwachten, daar de bewindslieden van de Engelse compagnie, overmoedig door hun voorspoed, geheel onhandelbaar zijn. De handel gaat ook slecht. De Osdorp voerde slechts gunizakken aan, de aanvoer van opium zal, zoals gezegd, schraal zijn. De Engelsen, die meester van de salpeter zijn, staan slechts een matige partij toe en maken zich, als de machtigste, meester van de meest gewilde textiel. De inlandse kooplieden ondervinden zoveel schade van de oorlogen en afpersingen door de regenten, dat er met hen, evenals het voorafgaande jaar, geen contracten te sluiten zijn zonder dat de vooruitbetaalde gelden in gevaar zijn door bankroeten. De ongehoorde diefstallen van ten eerste ruim 22.000 en ten andere 170.000 sicca ropia’s worden in de stukken toegelicht. De assistenten Willem Beens en Emanuel Hendrik Kantzou die repatrieerden, maar van wie Beens onlangs weer uitkwam, wisten dit lang zeer handig te verbergen. Beens is gearresteerd en zijn goederen zijn in beslag genomen. De advocaat-fiscaal is bevolen actie te ondernemen. Er wordt verzocht om alle gelden van de in 1759 gerepatrieerde onderkoopman en kassier Michiel Bastiaanse, die aan deze fraude meewerkte in plaats ze te voorkomen, en die van Kantzou voorzover nog niet uitbetaald, in beslag te nemen. De volmachten van de laatste, Willem Schol en Willem Welborn hebben nog rsd 4982 in kas gestort voor de kooplieden Cornelis Tellinger en Jan en Carel Hasselgreen te Amsterdam. Nadere informatie is te vinden in de papieren. Aangezien de Compagnie zo toch nog schade lijdt, zijn er ten aanzien van de goederen van directeur Adriaan Bisdom maatregelen genomen zoals vervat in de besluiten van 31 maart, 3 en 7 april, en liet het bestuur te Hooghly hem juridische zekerheid stellen dat hij geen goederen zal vervreemden voordat de Compagnie voor deze diefstallen schadevergoeding heeft verkregen. COROMANDEL luimen van de Engelsen, die, nu zij Pondicherry in januari overmeesterden, weinig van de Fransen te vrezen hebben en hun handel zeker ten koste van de Compagnie zullen trachten uit te breiden. De afzet van handelswaren in 1759/60 was evenwel redelijk. Volgens de brief van 30 december 1760 waren de inkomsten ƒ 670.568,-, d.w.z. ƒ 285.654,- meer dan in het voorafgaande jaar. Zoals over Ceylon bericht, was de verwerving van textiel ruimer uitgevallen. De Coromandel is, hoewel de zaken daar wat beter zijn dan in Bengalen, blootgesteld aan de goede of kwade (Bij deze netelige omstandigheden is het moeilijk maatregelen te nemen. De geheime besluiten van 10 maart en Prinses van Oranje is 17 april met enige tonnen aan goud en zilver naar Coromandel vertrokken en gouverneur Lubbert Jan van Eck is bevolen in het noorden van Coromandel salpeter te verwerven, om te voorkomen dat daaraan bij de geringste onwelwillendheid van de Engelsen een tekort ontstaat. CEYLON De gevaarlijke situatie daar bleek uit de geheime Ceylonse brief van 25 januari. Dat er niets ten goede is gekeerd, blijkt uit de brief van 1 februari, die met de Duinenburg meekwam. Het is duidelijk) aanlegger is, van den onlangs daar uytgeborsten opstand. De ministers schrijven dat de communicatie over ’s konings land met de noordelijke plaatsen, als Jaffenapatnam, Manaar en Calpetti t’ eenemaal afgesneeden en dit tusschen Negombo en Hangwelle met Colombo niet sonder grote moeyte nog opengehouden wierd. Tusschen Gale en Mature hadden de muytelingen ook al post gevat, en dus de communicatie tusschen die twee plaatsen gestopt. En is men niet sonder sorge over de behoudenis van ons fort te Mature, ‘twelk aan de landzijde maar zoberlijk versterkt is en aan den zeekant geheel open legt, waardoor de daar sijnde militie zig ook al vrij moedeloos aanstelde. Gale zelfs was, volgens ‘tgeene de bedienden vandaar naar Colombo schreven, niet buyten gevaar van vijandelijke bestooking, also men daar door de uytgesonden detachementen genoegsaam geen Europeërs had en de burgers wijnig te betrouwen waaren. En melden de Galsche bediendens ons vier dagen later dat er gerugten liepen, van de overgave van Cattoene (een fortje te landwaard boven Mature leggende) aan die rebellen. Fol. 1366r-1367r. 10 april bevatten de nodige informatie. Hoewel jarenlang op de noodzaak van een speciale zending van volk is gewezen, is er een groot gebrek aan Europese manschappen. Aan dringende verzoeken daarom werd geen gevolg gegeven. In het voorafgaande jaar waren de schepen zelfs met minder volk dan gebruikelijk bemand en in de uitreding voor 1759/60 misten vier Amsterdamse en twee Zeeuwse schepen. Zo konden er geen Europese hulptroepen gestuurd worden en moesten de wat talrijkere garnizoenen van Coromandel en Malabar bijspringen. Reikhalzend wordt naar de uitkomende schepen uitgezien in het vertrouwen dat daarmee het volk, dat in de geheime brief van 31 december 1759 werd gevraagd, gezonden is. Wat aan volk te missen is, zal met de schepen die via Ceylon naar Nederland terugkeren, Vlietlust, Keukenhof en Ruiteveld, en met de Bosschenhove, die naar Batavia terug gaat, gezonden worden. De Zuiderburg en de bark de Mossel, en eerdaags de bark de Rijder, zullen terstond met 80 Europese en 200 inlandse soldaten, waaronder 100 mardijkers, en nog 80 goede Compagnies slaven, vertrekken. Een deel van de inlanders moest tot dienst geprest worden. Hopelijk kan de gouverneur van Java’s Oostkust, Nicolaas Harting, overeenkomstig het geheime besluit van 10 maart, een noemenswaardig aantal inlanders zenden. Er zijn er al 88, die te Tegal in dienst traden, te Batavia aangekomen. Ceylon wordt naar uiterste vermogen van oorlogsvoorraden voorzien. Van de gevraagde 1600 last rijst, is met de Zuiderburg en Mossel al 378 last vervoerd. Het schip dat deze brief brengt, zal tot het eind van de maand in Ceylon blijven om de laatste berichten aan Heren XVII over te brengen. MALABAR Perzië van Malabar 500.000 lb peper mee. Verzocht wordt daarheen via Ceylon jaarlijks 200 of 250.000 lb staafijzer te zenden, aangezien er toch een schip via Ceylon naar Cochin gaat om peper op te halen. SURAT gesloten. Op de lading van de Duinenburg t.w.v. ƒ 160.926,- is ƒ 312.357,- binnengekomen. Wegens dit gunstige resultaat, wordt er ook op de ladingen van de Torenvliet en Lapienenburg, die nog verwacht worden, een voordelige afzet Volgens de laatste brief van 8 februari 1761 is Malabar in vrede. De Slot Capelle bracht op terugreis uit De Prinses van Oranje moet zo spoedig mogelijk naar Batavia terugkeren om nieuws over Ceylon te brengen. ---dat het hoff van Candij wel deegelijk de hand heeft in de troubelen en misschien wel de De Engelsen zijn vriendelijk; er is met hen een overeenkomst voor wederzijdse uitlevering van deserteurs Naar aanleiding van de komst van de Manillase handelaren stelde de gouverneur-generaal in de vergadering Maar gemerkt de prijz van 130 stuyvers hooger is dan immers bevoorens, ten andere de prijz (Naar Kharg, dat floreert en in volle rust is, werd onlangs met de Slot Capelle t.w.v. ƒ 123.217 aan suiker verwacht. De bestelling voor dit jaar is 12.000 canaster poedersuiker, 95.000 lb kruidnagels, 250.000 lb staafkoper etc. Met de Duinenburg, die de retouren uit Surat voor Ceylon meenam, is te Batavia 200.000 ropia’s ontvangen. KHARG Vandaar kwam met de Slot Capelle en Middelburg t.w.v. ƒ 504.624,- aan goud en zilver en wat Kirmanse wol en zwavelaarde.) GAMRON Te Gamron was het alles in rep en roer en onse verlaten logie door ’t volk van den kan, of gouverneur, uyt vreese dat sijne vijanden erin nestelen souden, bezet, met belofte egter van die sodra de rust weder hersteld was, te zullen ontruymen en alle schade vergoeden. Fol. 1369v. en andere goederen gezonden. BATAVIA van 14 april 1761 voor om, wegens de verwachting dat door de onrust op Ceylon geen of weinig kaneel naar Nederland gezonden kon worden, de verkoopsprijs te verhogen tot 130 stuivers het pond, dan wel om de voorraad te Batavia naar Nederland te zenden.) in Nederland bij de verkooping van april 1760 zelfs tot 90 stuyvers ’t lb. gedaald was, en eindelijk omdat het weigeren van de caneel, waarom die van Manilha voornaamelijk hier koomen, aan deese handelaars zeer hard soude vallen en hen geheel en al van de vaart op Batavia, waarbij de Compagnie, sowel als de colonie so grootelijks geïnteresseerd is, doen afzien. Waarentegen de cas, bij het verkoopen van caneel van eene aanzienlijke somme in Spaansche matten, waarvan Uw Ed. Hoogagtb. zelven schreiven dat er in Nederland schaarsheid was, soude voorsien raaken. Also gemelde kooplieden, schoon eerst bij hunne komst alhier verneemende de nieuwe verhooging van 10 stuyvers per lb., zich echter geneegen hadden getoond den gestipuleerden prijz daarvoor te betaalen, so is om deese redenen goedgevonden van de in voorraad sijnde 506 baalen, en soveel er nog tijdig van Ceylon mogt aangebragt worden, soveel als sij begeeren zullen aan hun af te staan, na aftrek van eenige baalen voor de consumtie. Fol. 1370v-1371r. (Het voorstel van de gouverneur-generaal om wegens de verwachte schaarste aan kaneel op Malabar en Sumatra’s Westkust een partij wilde kaneel van de beste soort in te kopen, is bij meerderheid van stemmen niet aangenomen. Bijzonderheden zijn te vinden in de geheime resolutie van 14 april 1761. Er wordt een voorlopige opgave van de retouren voor 1760/61 meegezonden. Het retour uit China wordt bekend verondersteld en is berekend op 15 ton. De totale waarde is ƒ 6.936.777, inclusief de lading van de Vredestein, die deze brief brengt, t.w.v. ƒ 110.578. De volgende retourvloot zal rijker zijn en inclusief de Chinese, Bengaalse en Ceylonse schepen, wel 30 bodems omvatten, als er maar genoeg manschappen uit Nederland worden gezonden om deze schepen te bemannen. Naast de drie Ceylonse retourschepen zullen via Bengalen de ’s-Gravezande voor de kamer Amsterdam en de Deunisveld voor Enkhuizen gezonden worden. Als er geschikte schepen zijn, zullen daar nog twee bijkomen in de verwachting dat er daar genoeg lading voor deze vier schepen is. Daartoe dient tevens de peper die uit Batavia wordt meegegeven. Per assignatie wordt ƒ 116.656 overgemaakt.1 Het is billijk te klagen over de geringe zorg ter vervulling van de bestellingen. Er is tekort aan boter, waardoor de rantsoenen in olie voldaan moeten worden. Wat er is bestaat uit sterke en onbruikbare boter, waarmee vanaf de gouverneur-generaal tot de dienaar toe het maar moeten doen. Particulier aangevoerde boter kost wel ƒ 70 à ƒ 80 het achtendeel. Er wordt dringend verzocht een zending te laten komen. Om dit schip zo snel mogelijk te laten voortgaan is de gezagvoerder op straffe van drie maanden gage bevolen de Kaap de Goede Hoop voorbij te varen, aangezien dat in deze tijd van het jaar veel tijd neemt. Hem is toegestaan om op St. Helena te verversen. Hopelijk komt de Vredestein voor de herfststormen in Nederland aan.) 1 In de lijst komen geen posten boven ƒ 25.000 voor. BIJLAGE LADINGLIJST VAN TWAALF RETOURSCHEPEN VERTROKKEN OP 15 EN 30 OKTOBER, 6 NOVEMBER 1760, 19 JANUARI EN 25 APRIL 1761, BATAVIA 25 april 1761. Kol. Arch. 2866, VOC 2974, fol. 1382-1385. Cormandelse lijwaaten pro patria aangebragt Swaar geld in 6 pakk. in 10 pakk. in 10 pakk. in 4 pakk. in 6 pakk. in 1 pakk. in 6 pakk. in 10 pakk. 480 pees baftas bruyn blauw 500 pees bethilles supra fijne 100 pees bethilles extra fijne 600 pees bethilles fijne breede gebleekt 1000 pees bethilles fijne smalle gebleekt 400 pees bethilles grove breede gebleekt 600 pees bethilles grove smalle gebleekt 1000 pees bethilles ijle gebleekt Indiase zoort 700 pees bethilles sestergantijn 700 pees bethilles olizaals gebleekt 1000 pees bethilles Ternatanes 600 pees bethilles Madrapasse 498 pees bethilles calleawaphoe 200 pees bethilles allegiassen 1600 pees bethilles neusdoeken 200 pees chelassen geruyte gingam 300 pees chelassen geruyte diverse monsters 400 pees pattamaraphoe 5184 pees guinees fijn gebleekt 14.020 pees guinees gemeen gebleekt in 352 pakk. in 132 pakk. in 6 pakk. in 4 pakk. in 2 pakk. in 5 pakk. in 7 pakk. in 10 pakk. in 1 kist in 2 pakk. in 2 pakk. in 2 pakk. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 3.086, 16, 17.920, 18, 1.509, 2, 7.317, 3, 6.243, 12, 3.494, 11, 2.427, 14, 5.797, 15, 5.451, 11, 5.057, 16, 8.772, -, 8.124, 5, 4.537, 4, 1.762, 8, 3.107, 1, 1.622, 2, 2.038, 2, 1.089, 1, 91.746, 1, 134.217, 16, 8 8 8 8 8 - - 8 8 8 - 8 8 - - - - - 8 8 in 1 pakk. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ in 2 pakk. in 1 pakk. in 7 pakk. in 83 pakk. in 67 pakk. in 61 pakk. in 21 pakk. in zoort ter preuve in 3 pakk. 2418 pees guinees gemeen ruw 3320 pees guinees bruyn blauw 40 pees guinees bleek blauw ƒ 2652 pees guinees Engelse off Comp. oude zoort ƒ 200 pees gingam onderbroex gestreepte 100 pees gingam onderbroex geruyte 700 stukke roemaals off neusdoeken 900 stukke roemaals off neusdoeken 4850 stukke roemaals geruyte 1350 stukke roemaals d’esta 1950 stukke roemaals sestergantij 500 pees moerissen fijne witte 300 pees moerissen fijne witte Engelse zoort 2100 pees salempoerissen fijne gebleekt 4469 pees salempoeris gemeen gebleekt 1000 pees salempoeris gebleekt ter preuve 80 pees salempoeris gemeen ruuw 80 pees salempoeris bruyn blauw de Cormandelse lijwaaten pro patria aangebragt bedraagen te zaamen in 10 pakk. in 56 pakk. in 21 pakk. in 5 pakk. in 8 pakk. in 5 pakk. in 1 pakk. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ in 1 pakk. in 3 kiste 23.255, 3, 47.709, 16, 512, 3, 8 35.446, 14, 2.079, 15, 1.156, 10, 10.742, 16, 7.552, 2, 29.231, 7, 9.496, 1, 14.498, 8, 3.983, 10, 5.194, 1, 14.066, 4, 19.607, 5, 6.265, 19, 357, 12, 8 - 8 8 - - - - 8 8 - - - - 8 - ƒ 481,15,8 ƒ 546.960, 9, - in 49 packen 1960 pees guinees fijn gebleekt 1120 pees guinees gebleekt Engelse off de Cormandelse lijwaten uyt den `s Comp. oude zoort in 28 packen Uyt den Indiasen voorraad ƒ ƒ 28.670, 5, 16.069, 5, 8 - Indiasen voorraad bedraagen de gezamentlijke Cormandelse lijwaaten monteeren ƒ 44.739, ƒ 19, 10, 8 591.699, 8 Bengaalse lijwaaten voor reekening van den oud Bengaals directeur Adriaan Bisdom versonden in 7 pakk. in 2 pakk. 280 pees adenthays in 2 pakk. 95 pees coepees peza in 1 pakk. 450 pees hamans 200 pees saanen groove 702 pees thansjeebs Engelse zoort in 8 pakk. 255 pees mallemollen in 3 pakk. 3010 pees cassas 395 pees douriassen 700 stukken neusdoeken in 7 pakk. 4820 stukken roemaals in 49 pakk. de Bengaalse lijwaten bedraagen te samen in 35 pakk. in 5 pakk. ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 2.333, 4, 8 496, 10, - 4.258, 17, 8 994, 13, 8 7.677, 9, 2.869, 1, 40.428, 10, 5.690, 2, 7.131, 5, 22.703, 14, - - 8 - - 8 ƒ 8 94.583, 7, Souratse lijwaaten pro patria aangebragt Bataviase versameling 100 pees diverse Engelse monsters ter preuve in 1 pak ƒ ƒ in 1632 zockels 100.000 lb. garioffelnagulen 539.092 lb. nootenmuschaten in zoort 195.840 lb. foelij off macis in zoort ƒ 2.652.110 lb. peeper swarte geharpte Bantamse ƒ 144.000 lb. peeper witte 6000 lb. peeper lange 45621/2 lb. cubebe of staartpeeper 1.725.000 lb. coffijboonen Jaccatrase in 1236 baaltjes in 48 baaltjes in 28 baaltjes ƒ ƒ ƒ 41.600, -, 112.131, 3, 122.204, 3, 379.251, 16, 33.413, 19, 699, 12, - 519, 5, - ƒ 496, 3, - - - - - - in 2806 schuytjes aan inktkokers in 6273 canasters in 3 balen in 63 balen in 76 kassen in 6 kassen in 5 kassen in 6900 balen in 6400 balen in 503 balijs in 40 kassen 1.600.000 lb. coffijboonen Cheribonse 140.011 lb. thin Banca’s 49.990 lb. thin Mallax 65.000 lb. sappanhout Siams 580.842 lb. sappanhout Bima’s 2.130.041 lb. zuykerpoeder 50.3071/4 lb. camphur Japanse 5000 lb. benzuin extraordinaire witte 100.000 lb. curcuma Javaas in 400 baaltjes 15.170 lb. gomlak Siams op stokjes 1500 lb. gomlak cust sonder stokjes 1937 lb. gom gutte 100 leggers aracq dubbelde 21.500 lb. cattoene garens Cheribonse in zoort; waarvan 8250 lb. cattoene garens Jaccatrase in zoort; als 2750 lb. cattoene garens Tagals in zoort; waarvan 14.625 lb. vierde zoort Lra D 7875 lb. vierde zoort Lra D 1625 lb. vierde zoort Lra D 250 lb. tweede zoort Lra B 250 lb. tweede zoort Lra B 6500 lb. derde zoort Lra C 125 lb. eerste zoort Lra A 875 lb. derde zoort Lra C in 2 balen in 7 balen in 13 balen in 1 baal in 2 baal in 52 baal in 117 baal 375 lb. derde zoort Lra C ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ - - 8 8 8 - - - 8 8 - - 221.848, 16, 200.248, 5, 47.323, 14, 16.896, 12, 3042, -, - 17.560, 11, 191.396, 18, 31.343, 5, 3.466, 19, 11.776, 19, 8.822, 1, 678, 6, - 2.137, 11, -, 14.202, 91, 2, - 127, 6, - 2.356, 5, 3.942, 12, - 8 184, 10, - 2.931, 5, 8 158, 12, - 375, 5, - 564, 8, 8 in 2 balen in 6 balen in 16 balen in 1 baaltje in 34 aamen in 21 potten in 30 potten in 1 baal in 10 baal in 6 baal 765 lb. derde zoort Lra C 125 lb. derde zoort Lra C 256 lb. tweede zoort Lra B 1250 lb. vierde zoort Lra D 2021 lb. vierde zoort Lra D 3042 lb. cattoene garens Grissees in zoort; als 1375 lb. cattoene garens Samarangs in zoort; als 750 lb. cattoene garen Japara’s derde zoort 621/8 lb. cardamom Javaas 12.988 lb. gember geconfijte 5631/2 lb. moernagulen geconfijte 3000 pees nootenmuschaten geconfijte 10.375 lb. indigo Cheribons in zoort; waarvan 10341/4 lb. indigo Jaccatrase in zoort; als 1125 lb. indigo Japarase eerste zoort 375 lb. indigo Joanase eerste zoort 875 lb. indigo Tagalse eerste zoort 2000 lb. indigo Paccalonganse eerste zoort 2875 lb. tweede zoort in 23 kisten 500 lb. derde zoort 7000 lb. eerste zoort in 56 kisten 220 lb. eerste zoort in 2 kisten in 9 kisten in 3 kisten in 7 kisten 1611/2 lb. tweede zoort 6523/4 lb. derde zoort in 2 kisten in 6 kisten in 4 kisten in 16 kisten ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 163, 9, - 396, 16, 8 733, 6, 8 56, 14, 8 451, 9, - 339, 3, 8 14, 19, 8 5.320, 14, - 543, 12, 8 421, 4, - 11.124, 8, 3.671, 19, - - 482, 12, - 353, 4, - 211, 11,- 640, 19, 8 1.834, 15, 8 599, 18, 8 1.422, 10, 3.199, 8, 8 8 ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 216, -, - 219, 8, - 100, 10, - 105, 12, 8 64.067, 1, 294, 10, 8 2.271, 6, 356, 16, - 57, 12, - - 8 12, - 3.832, 1, in 636 kisten in 2 kistjes in 6 kassen in 1 kist in 1 kist in 2 kisten in 4 kisten 100 lb. indigo Jaggernaykpoeramse eerste zoort 100 lb. indigo Palicols eerste zoort 40 lb. indigo Mallabaars tot monster 58 lb. indigo Timorees tot monster 97.295 lb. indigo Bataviase vierde zoort 36 lb. ruuwe zeyde Cheribonse, ter preuve 50 pees Japance zijde rocken 10 kelders zooya Japance 3 pees handrottingen met goude knoppen in waxdoek benaayt 1821/4 caraten ruuwe diamanten in een doosje met een touwtje over ’t kruys omwonden, en met ’s Compagnies zegul versegelt, namentlijk 91 carraat aan gruys ƒ 201/8 carraat aan 60 pees 19 carraat aan 77 pees 20 carraat aan 102 pees 153/4 carraat aan 30 pees 163/8 carraat aan 21 pees de Bataviase versameling bedraagt no. 1 à ƒ 17,12,- ’t carraat no. 2 à ƒ 22,8,- ’t carraat no. 4 à ƒ 19,4,- ’t carraat no. 6 à ƒ 22,8,- ’t pees ƒ 470, 8, - voor 5 percento provisie ƒ 182, 9, 8 ƒ no. 5 à ƒ 24,-,- ’t carraat ƒ 378, -, - no. 3 à ƒ 19,4,- ’t carraat ƒ 364, 16, - 1.601, ƒ 450, 16, - ƒ 384, -, - 150.000 lb. calleatourhout 84101/2 lb. Kirmanse woll in 92 balen Cormandels pondgoed Persiaans pondgoed 8 ƒ 17, ƒ 8 ƒ 8 1.574.798, 8 4.830, 9, 15.435, -, Mallabaars pondgoed ƒ 10, 104.934, - in 1 kasje ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ weegen 300 lb. weegen 37.437 lb. weegen 56.729 lb. 465.656 lb. peeper swarte Nog is in deese rethourboodems tot ballast afgescheept en, als tot het rethour niet gehorende, werd hetselve hier eenelijk binnen linies bekent gesteldt, namentlijk Van de equipagiewerff 24 pees onbequame ankers 34 pees dito schagten van dreggen weegen 4706 lb. 17 pees dito pijlcompassen Uyt de arthillerije 55 pees onbequame ijsere canons aan onbequam rond scherp weegen 5000 lb. 2 pees onbequame ijsere bassen 1 pees dito ijsere instrument stukje met 2 schijven 1 pees dito dito handmortier, Van de wapenkamer 26 pees gespronge snaphaansloopen in 3 kassen ƒ 300 pees loopen en slooten tot musquetten in 3 kassen Uyt de Waterpoort 12 pees onbequame ijsere ballancen 4 pees essay ballancen in een pakje in goenij benaayt, versegult en gemerkt VOC Amsterdam Uyt ’t ambagtsquartier 20 pees quartstukken van 1 kruytmolensteen 8 kisten met onbequame snaphaans en pistoolloopen weegen 1800 lb. weegen 1496 lb. weegen 126 lb. weegen 20 lb. lb. ,, ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 40.000, 5.248, , , - -, -, - -, -, - ƒ -, -, - -, -, - -, -, - -, -, - -, -, - ƒ -, -, - -, -, ƒ -, -, - -, -, - ƒ -, -, - -, -, - -, -, - -, -, - -, -ƒ -, -ƒ -, -, -, -, - - -, -, - -, , - -, -, - -, -, - -, - -, -, - -, -, - -, -, - Teldt ƒ 690, -, - ƒ 956, -, - ƒ 3091, -, - ƒ 814, -, - ƒ 75,-,-ƒ -, 176, -, - ƒ 3603, -, - ƒ 1708, -, - ƒ ,, 16 pees oogijsers ,, 36 pees dommekragten ,, 5 pees onbequame aambeelden ,, 18 pees dito bankschroeven ,, 1 pees ijzere ballans 5 pees speerhaken ,, 8 kisten met onbequame deegens ,, 1 pees moolenkruk ,, Voor 2 percento Bataviase ongelden op ƒ 2.382.888,14,- Batavia, in ’t Casteel den 25e april anno 1761 Nu volgt het bedraagen van ijders bodem in lading apart, namentlijk Voor de præsidiale kamer Zeeland 30e dito 19e januarij den 30e october per ’t schip Radermacher ,, ,, ƒ de Barbera Theodora ƒ Jerusalem over Amsterdam ,, ,, ,, ,, ,, ,, ƒ 30e october 30e ,, 19e januarij ,, ,, ,, Voor de kamer Amsterdam ƒ ƒ ƒ Slooten de Eendragt Jerusalem ,, ,, ,, ,, ,, ,, -, -, - ƒ 14, ƒ 47.657, 8 2.434.436, 2, Somma - 184.260, 190.319, 15, 5, 8 8 443, 10, 8 ƒ 11, 261.594, 254.751, 352.311, ƒ 14, 375.023, 8 16, 10, 8, - - 8 868.657, 8 ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, 30e october 19e januarij ,, ,, ,, ,, ,, ,, Voor de kamer Delft Overschie Pijlsweert over Enkhuysen ƒ ƒ 108.097, 4, 8 407, 1, - ƒ 8 108.504, 5, Voor de kamer Rotterdam 15e october 19e januarij 25e april ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, Noordnieuwland Oosthuysen over Hoorn Vreedesteyn ƒ 175.327, 11, ƒ ƒ 407, 1, - 110.578, 14, 8 - 6e november ,, ,, 19e januarij ,, ,, ,, ,, Voor de kamer Hoorn Leekerlust Oosthuysen ƒ ƒ 6e november per ’t schip de 25e april Voor de kamer Enkhuysen 144.159, Vrouwe Petronella ƒ per ‘t schip Vreedesteyn bij factuur van aanreekening, weegens 1 aam gember geconfijte, met eerstgemelde bodem niet aangereekent Dus ’t weesentlijke gelaadene in deesen boodem bedraagt per ’t schip Pijlsweert ƒ 154, 6, - ,, ,, ,, ,, ,, Fol. 1382r-1385r. 19e januarij 286.313, 6, ƒ 8 19, 1, 8 - 414.014, -, 160.115, 253.898, ƒ 8 14, 8 144.314, 237.609, ƒ 8 ƒ -, 3, 8 - 381.923, 3, 2.434.436, 2, ƒ ƒ Somma -